Verrekijkerbieb 3 - oranje

Page 1

Verrekijker 3

Wolf is het beu Kolet Janssen

Kijker 3

Een meisje met een rood mutsje moet naar haar oma met een mandje wafels. In het bos ontmoet ze een wolf. Maar vanaf dan loopt alles anders dan je denkt ‌

BIEB

Wolf is het beu

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 3. ISBN 978 90 486 2282 5 Bestelnummer 60 1021 297 KB D/2015/0147/338 NUR 191 Illustraties: Aleksandra Krawczycka Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 Š Copyright die Keure, Brugge

9 789048 622825

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Kijker educatieve uitgaven

educatieve uitgaven

Verrekijker 3

3



Wolf is het beu

1 ‘Roodkapje, kom eens hier!’ roept mama. Het meisje loopt naar de keuken. Daar rolt haar mama een stapeltje wafels in een handdoek en stopt ze in een mandje. ‘Breng dit naar je oma,’ zegt mama. ‘Neem het pad door het bos, maar blijf nergens staan. En pas op voor de wilde dieren!’ Het meisje rolt met haar ogen. ‘Eekhoorns lusten geen wafels, hoor!’ lacht ze. ‘In het bos zitten ook gevaarlijke dieren,’ zegt mama. ‘Ik hoop dat je ze niet te zien krijgt, maar je moet op alles voorbereid zijn. Ga nu maar gauw, want je oma ligt ziek in bed.’ ‘Ja, mama,’ zucht het meisje. Ze trekt haar jas aan. ‘En vergeet je rode mutsje niet!’ roept mama haar achterna.

1


Roodkapje steekt stiekem haar tong uit. In dat stomme, rode mutsje heeft ze echt geen zin. Maar ze doet braaf wat haar mama vraagt en trekt het rode kapje over haar oren. Ze neemt zich voor om het in haar zak te proppen, zodra ze in het bos is.

2 Roodkapje trekt het tuinhek achter zich dicht en loopt zo het bos in. De blaadjes aan de bomen zijn nog klein. Tussen het mos groeien witte en gele bloemetjes. Boven haar hoofd fluiten de vogels. Roodkapje wordt er goedgehumeurd van. Ook al heeft ze niet veel zin om helemaal naar oma te stappen. Zo saai, zo’n lange wandeling! Opeens hoort Roodkapje geritsel in de struiken. Een spitse kop komt tevoorschijn. Twee zwarte ogen kijken haar nieuwsgierig aan. Het dier opent zijn muil en lacht zijn tanden bloot.

2


3


‘Goedemorgen, meisje!’ Roodkapje blijft stokstijf staan. Is het een hond? Hij heeft een bruingrijze vacht. Maar hij is zo groot! En zijn kop is zo anders … ‘Wie ben jij?’ vraagt ze argwanend1. ‘Mijn naam is Wibo Wolf. En hoe heet jij, lief meisje?’ Hoe weet dat beest dat ik lief ben, denkt Roodkapje. Maar ze steekt haar neus in de lucht, om niet te laten zien dat ze een beetje bang is. ‘Ik ben Roodkapje!’ Wibo Wolf lacht. Het klinkt alsof er kleine steentjes achter in zijn keel tegen elkaar rammelen. ‘Mag ik een eindje met je meelopen, Roodkapje?’ ‘Mij best,’ schokschoudert2 Roodkapje. ‘Ik moet helemaal naar de andere kant van het bos. Daar woont mijn oma.’ ‘Wat lief dat je op bezoek gaat bij je oma,’ glimlacht Wibo Wolf. ‘Ik moet van mijn moeder,’ geeft Roodkapje toe. ‘Oma is ziek en ik moet haar wafels brengen.’ Wibo Wolf barst in lachten uit. ‘Precies zoals in het sprookje! Daarom heb je natuurlijk ook dat rode mutsje op.’ Roodkapje grist3 snel het rode kapje van haar haren en propt het in de zak van haar jas. ‘Dat moet ik van mijn mama opzetten,’ zegt Roodkapje. ‘Het is veilig, want je ziet mij al van ver met dat mutsje. En ze vindt rood perfect passen bij mijn zwarte haren.

4


Zo lang ik me kan herinneren, maakt ze steeds weer rode mutsjes voor mij. Daarom noemt ze me zelfs Roodkapje. Terwijl ik eigenlijk gewoon Lisa heet. Maar iedereen noemt me intussen Roodkapje.’ Roodkapje kijkt Wibo even aandachtig aan. ‘Jij bent toch geen echte wolf, of wel? Mama zei dat ik moest oppassen voor de dieren in het bos. Maar tot nu toe heb ik hier alleen spechten en eekhoorntjes gezien.’ Wibo Wolf buigt zijn hoofd. ‘Je bent niet alleen lief, je bent ook nog slim,’ zegt hij. ‘Ik moet opbiechten4 dat ik inderdaad een wolf ben.’ Met wijd opengesperde ogen kijkt Roodkapje hem aan. Ze klemt haar handen om het hengsel van het mandje met wafels. Maar eigenlijk is ze eerder bang dat de wolf zijn tanden in haar billen zal zetten.

5


3 ‘Tot ziens dan maar weer,’ zegt Roodkapje flink. ‘Ik loop liever alleen verder.’ ‘Hé toe nou, meisje, doe niet zo ongezellig,’ zegt Wibo Wolf. ‘Ik eet je heus niet op. Ik heb net zo goed mijn buik vol5 van dat stomme sprookje als jij!’ Ze stappen samen verder. Roodkapje weet niet goed wat ze ervan moet denken. Is het toeval dat ze die wolf hier ontmoet? Het lijkt wel alsof ze echt in het sprookje is beland! Dat is toch te gek voor woorden! En ze heeft nog wel zo’n hekel aan dat rare verhaal. ‘Jij hebt tenminste nog een heldenrol in dat sprookje,’ zegt Roodkapje. ‘De wolf eet eerst het meisje en dan ook nog haar oma op!’ ‘Vind je?’ sneert6 Wibo Wolf. ‘Het loopt wel niet zo goed af met die wolf, hoor! De jager schiet hem morsdood, pief poef paf!’ Roodkapje haalt haar schouders op. ‘Nou ja, als die wolf twee mensen heeft vermoord, is het niet meer dan normaal dat hij wordt doodgeschoten.’ Wibo Wolf steekt zijn kop omhoog en lacht huilend. ‘Dat geloof je toch zelf niet? Zie ik eruit alsof ik elk ogenblik een mens kan aanvallen en opeten?’ Roodkapje kijkt hem twijfelend aan.

6


7


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.