Verrekijkerbieb 5 - oranje

Page 1

Verrekijker 5 Kijker 4

Mijn broer Victor doet raar de laatste tijd. Ik betrap hem op uitstapjes naar camping Heideroos. Daar woont Albert, een geheimzinnige man die een geheim met zich meedraagt. Maar wat voor geheim?

Het geheim van camping Heideroos Kristien Dieltiens

BIEB

Het geheim van camping Heideroos

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 5. ISBN 978 90 486 2536 9 Bestelnummer 60 1021 497 KB D/2016/0147/105 NUR 191 Illustraties: Vera Smeulders Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge

9 789048 625369

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Kijker educatieve uitgaven

educatieve uitgaven

Verrekijker 5

4



Het geheim van camping Heideroos

1


Ik zat aan tafel en probeerde mijn spruiten op te eten. Wat niet eenvoudig is als je spruiten haat. Later, dacht ik, zal ik dit vieze spul nooit meer eten. Later, als ik iets ben geworden waar iedereen ontzag voor heeft. Ik wist nog steeds niet wat ik later wilde worden. Mijn oudere broer, Victor, wist het wel. Hij had altijd uitstekende punten en hij zou zeker naar de universiteit gaan om daar iets heel moeilijks te studeren om dan later veel geld te verdienen. ‘Ik wil later iets heel belangrijks worden,’ zei ik opeens en ik kreeg er onmiddellijk spijt van dat ik het hardop had gezegd. ‘Oh ja?’ antwoordde Victor spottend. ‘Wil je nog altijd astronaut worden? Of was het ontdekkingsreiziger? Oh nee, laat me nadenken … Jij wil vast en zeker uitvinder zijn en schatrijk worden met een uitvinding die de wereld zal redden van de hongersnood.’ Hij lachte. ‘Victor, plaag Lou toch niet steeds.’ Mijn moeder was te laat, het kwaad was al geschied. Ik voelde me weer de minkukel zoals altijd. ‘Jij denkt dat je de beste en de slimste bent, hé?’ beet ik van me af. ‘Ik zal je bewijzen dat ik meer waard ben dan jij! Domkop! Wacht maar tot ik mijn kans krijg! Ik zal jullie verstomd laten staan!’ ‘Nu is het genoeg, Lou!’ sprak mijn moeder. ‘Ik ben jullie gekibbel meer dan moe.’ Ze stond op en begon de tafel af te ruimen. ‘En jullie doen samen de vaat!’ Ze meende het. ‘En de vaatwasmachine dan?’ vroeg Victor.

2


‘Die heeft er even geen zin in, net als ik,’ sprak mama. ‘Jullie doen het samen en als ik nog een keer hoor dat jullie weer staan te kibbelen, zwaait er wat!’

‘Hij is begonnen want hij …’ zei ik zachtjes maar Victor smoorde mijn mond door de handdoek naar me toe te gooien. ‘Wacht maar, broertje,’ siste ik naar hem. ‘Je zult nog van me verschieten!’ ‘Ja, ja, als je voor de honderdste keer weer eens in je bed plast, zeker!’ Daar had hij me. Ik kreeg geen woord meer over mijn lippen. Ik voelde me nog minder dan een minkukel. Zelfs mijn kleine zusje Matilde plaste niet meer in bed. Mijn boosheid groeide en toen ontstond er een zacht plan in mijn hoofd. Ik moest iets groots doen. Een soort van heldendaad verrichten. Maar hoe? Je kunt niet zomaar eventjes iemand redden uit een brandend huis. De brandweer zal dat wel voor je doen. Of je kunt ook niet zomaar iemand uit het water halen die op het punt staat te verdrinken. 3


Zo iemand weegt meestal zwaarder dan jij, je kunt hoogstens de hulpdiensten opbellen en daar zit dan nog een probleem. Ik heb geen smartphone of een gsm. ‘Mag niet,’ zegt vader. ‘Je hebt het voor niets nodig,’ zegt moeder. ‘Als je twaalf bent, mag je er een,’ zeiden ze alle twee. Dat is nog een heel jaar wachten. Ik was de enige in mijn klas die nog geen gsm had. Ik was waarschijnlijke ook de enige in mijn klas die – heel af en toe – plaste in zijn bed. Als ik eraan dacht, kwam het schaamrood op mijn wangen te staan. Alleen al door dat probleem durfde ik niet mee op schoolreis - je zult het zien, juist die nacht zal mijn bed ondergeplast zijn - ik bleef nooit bij een vriend slapen en zelfs bij opa en oma bracht ik niet meer de nacht door omdat ze er iets over hadden gezegd aan mijn ouders. Hoe word ik een held? De vraag bleef me bezighouden. Na de vaat verdween Victor naar zijn kamer om te studeren. Het was krokusvakantie, maar zijn examens zouden de volgende maand al beginnen. Victor deed de laatste tijd vreemd, vond ik. Sinds enkele weken deed hij altijd zijn kamerdeur op slot. Deze ochtend had ik hem betrapt met een brief die hij haastig wegfrommelde. Na schooltijd fietste hij niet meer onmiddellijk naar huis. En hij zong onder de douche vreselijke liedjes en daarbij klonk het nog kattenvals ook. Een ding was zeker. Victor had een geheim. Ik had niets om handen, werkelijk niets, zelfs geen geheim had ik. En dat zag mijn moeder ook.

4


‘Lou, wil jij even naar de bakker gaan? Breng een groot volkorenbrood mee en een klein krentenbrood. Allebei gesneden.’ Ik voelde me te suf om te protesteren. Ik floot naar mijn hond. Keutel kwam lui uit zijn mand gekropen. Met het geld in mijn zakken slenterde ik naar de bakker en dacht aan mijn komende verjaardag. Elf zou ik worden. Mama had aan tafel gevraagd wat ik graag als geschenk wilde en ik had mijn hoofd geschud. ‘Wat ik wil, zal ik toch nooit krijgen. Ik wil een pony.’ ‘Tja, Lou, nu vraag je wel veel,’ antwoordde papa. ‘Een pony kost heel veel.’ De discussie was afgesloten. Waarschijnlijk zou ik een boek krijgen. Over pony’s. Of een gezelschapsspel. Toen ik naar de gang ging om mijn jas te halen, zag ik de brief van Victor op de grond liggen. Had hij die laten vallen? Wist hij dat zijn brief vermist was? Ik raapte het vodje papier op, want meer was het niet, en moffelde het in mijn zak. Ik kwam bij mijn bestemming aan en bond Keutel aan het paaltje vast. Het was een hele goede bakker en van ver in de streek kocht men zijn heerlijke gebak en taartjes waarvoor hij bekend stond. Binnen stond een lange rij wachtenden. Het was de beurt aan die zonderling. Hij heette Albert, of zoiets. Ja, hij had dezelfde naam als onze vroegere koning maar hij zag er allesbehalve koninklijk uit. Op zijn wangen groeiden zwarte en grijze stoppels.

5


Zijn gezicht was vreselijk verminkt. Alsof de ene kant van zijn gezicht was weggesmolten. Zijn linkeroog was dichtgekleefd, of zo leek het toch, en ook de linkerhoek van zijn mond was samen met een litteken naar beneden getrokken. Albert had ook een stijf been, alsof het van hout was. Bij het lopen, sleepte hij het achter zich aan. Nooit sprak hij een woord, ook nu niet. Hij wees een klein broodje aan, betaalde contant en sleepte zich een weg naar buiten, niemand aankijkend met die vreselijk donkere blik in zijn ogen.

Nauwelijks was hij buiten of het geroddel begon. ‘Het is toch een vreemde man,’ sprak de vrouw van de slager. De winkeljuffrouw knikte en dat was het sein voor iedereen om iets over Albert te zeggen. ‘Ik ben een beetje bang van hem.’ ‘Ja, ik zou die engerd niet graag in het donker tegenkomen.’ ‘Woont-ie nog altijd op die verlaten camping?’ 6


‘Ja, het is daar een vreselijke buurt. Hij woont er als enige in zijn caravan. Niemand krijgt hem eruit. En binnenkort gaan ze het terrein vlakmaken, want er worden daar nieuwe huizen gebouwd voor een sociale woonwijk.’ ‘Nu je het zegt. Van die Albert weten we werkelijk niets hé.’ ‘Oh, jawel,’ sprak de vrouw van de burgemeester. Ze trok een voornaam gezicht, zoals alleen de vrouw van een burgemeester een gezicht kan opzetten. ‘Ik weet uit goede bron wat er met Albert is gebeurd.’ Ze zweeg. Iedereen zweeg en wachtte. Niemand hoorde hoe de winkeljuffrouw ‘wie is de volgende’ zei. ‘Albert heeft bloed aan zijn handen,’ fluisterde de vrouw van de burgemeester. ‘Niemand kan het bewijzen, maar men zegt het, en ik weet het van onze poetsvrouw. Haar broer was tuinman bij de pastoor en die had horen zeggen dat Albert werd verdacht van viervoudige moord.’ Daarna bestelde ze: ‘Voor mij graag acht sandwiches en een kriekentaart. Doe er nog maar een chocoladecake bij. Met lekkere dingen moet men niet zuinig zijn.’ Even later stond ik buiten met mijn broden in een plastic zakje, ik moest de hele tijd aan Albert denken en aan wat ik had gehoord. Ik wist van mijn vader dat die camping ging ontruimd worden want hij was de projectontwikkelaar. Dat wil zeggen dat hij verantwoordelijk was voor de aanleg van het terrein en de bouw van de huizen.

7


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.