Verrekijker Spelling 3 - Kijker 1 en 2 - Handleiding

Page 1

Algemeen overzicht leerinhouden

Hoorwoorden

Focussen

Woorden met ng en nk Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw Woorden op d en t Woorden met voor- en achtervoegsels Woorden met open en gesloten lettergrepen Woorden met g, ch, gt en cht Woorden met ei en ij Woorden met au, ou, auw en ouw Moeilijke woorden Woorden als banaan Meervouden Verkleinwoorden

Samenstellingen Hoofdletters en leestekens Alfabet Werkwoorden

17 Spelling 3 Algemeen overzicht leerinhouden
7 8
Kijker 1 2 3 4 5 6
18 Spelling 3

Overzicht leerinhouden

Les Focus

14

16

Woorden met g, ch, gt en cht

Alfabet

Hoorwoorden 2 3 4 Samenstellingen 5 6 Hoorwoorden 7 Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw 8 9 Woorden met ng en nk 10 11 12 Hoofdletters en leestekens KIJKER 2

Alfabet en moeilijke woorden 21

Moeilijke woorden

Woorden op d en t 24

19 Spelling 3 Overzicht leerinhouden
KIJKER 1 1
13
15
17 18 19
20
22
23
20 Spelling 3

Overzicht overkoepelende lesdoelen

Spelling-eigen 1

De kinderen kennen en begrijpen de pictogrammen in Verrekijker. 2

De kinderen kunnen omgaan met de spellingstrategieën. 3

De kinderen hebben inzicht in de opbouw van een woord. 4

De kinderen hebben inzicht in de etymologie van een woord. 5

De kinderen hebben inzicht in hun spellingvaardigheden. 6

De kinderen ontwikkelen een spellinggeweten. 7

De kinderen zoeken het woord op indien ze twijfelen aan de schrijfwijze. –het Loepje (beperkte lijst) –een woordenboek (ruime lijst) –digitaal (online woordenboek of autocorrectie in WORD) 8

De kinderen kunnen de schema’s van open en gesloten lettergrepen en werkwoordspelling interpreteren en toepassen.

De kinderen kunnen het moeilijke stukje in een woord identificeren. 9

Spelling-overstijgend 10

De kinderen kunnen omgaan met individuele verschillen. 11

De kinderen kunnen zelfstandig werken. 12

De kinderen kunnen werken in niveaugroepen.

De kinderen kunnen samenwerken. 13

De kinderen kunnen anderen corrigeren.

14

De kinderen kunnen zichzelf corrigeren. 15

Materiaal 16

De kinderen kennen de kleurcodes in het werkkatern. Blauw is tempodifferentiatie en geel is de plaats om te corrigeren. 17

De kinderen kennen de pictogrammen in het werkkatern (Loepje, overschrijfkaartje en scheurblok).

De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het Loepje. 19

18

De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het scheurblok. 20

De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het overschrijfboekje. 21

De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met de woordenhamster.

21 Spelling 3 Overzicht overkoepelende lesdoelen
22 Spelling 3 Kijker 1

Focus

Hoorwoorden

1

De kinderen weten dat letters klanken vormen.

Lesdoelen

2 De kinderen weten dat klanken woorden vormen.

3 De kinderen kunnen de juiste klank-letterkoppeling maken.

4 De kinderen weten dat er medeklinkers en klinkers zijn.

5 De kinderen kennen de codes M (medeklinker) en K (klinker).

6 De kinderen kunnen een letter(groep) als medeklinker of klinker benoemen.

7 De kinderen kunnen horen of er vooraan of achteraan in een woord één, twee of drie medeklinkers staan.

8 De kinderen kunnen met losse letters woorden maken.

9 De kinderen hebben inzicht in de opbouw van woorden.

10 De kinderen kunnen hoorwoorden tot MMKMM schrijven.

11 De kinderen weten wat werkwoorden zijn.

12 De kinderen ontdekken de structuur van werkwoorden: de +t-vorm.

13 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters vooraan: spr, str, sch, schr …

14 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters achteraan.

15

De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met complexe medeklinkerclusters.

16 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met complexe medeklinkerclusters.

17 De kinderen kunnen woorden schrijven op a, o en u.

18 De kinderen kunnen hoorwoorden op ee schrijven.

19 De kinderen weten dat woorden op a, o en u afspraakwoorden zijn. Ze horen aa, oo of uu, maar schrijven de klinker enkel.

20 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden op a, o, u en ee.

21 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden op a, o, u en ee.

22 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

23 Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden 3 KIJKER 1

Lesdoelen

Lesdoelen 1-6, 10

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 8, 11, 14, 16, 17

Leermiddelen

Basisaanbod

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

De kinderen weten dat klanken uit één of meerdere letters bestaan. Ze begrijpen dat letters woorden vormen. Ze kennen de hoorstrategie.

De volgende twee lessen behandelen we hoorwoorden tot medeklinkerclusters vooraan of achteraan. De kinderen zullen ook opnieuw kennismaken met werkwoorden (de +t-vorm).

24 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden
KIJKER 1
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 1 Oefening 1 en 2 Pagina 3 en 41 Pictogram hoorstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
Tot en met oefening 2 / / 1 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan 1

Loepje p. 3 en 41

Ook dit jaar gebruiken we een boekje waarin alles staat wat je moet weten om correct te schrijven.

Neem een Loepje en steek het boekje in de lucht.

Wat zien jullie op de kaft van dit boekje? Waarvoor gebruiken we een Loepje?

Zoals je in de natuur met een loep naar een bloempje kijkt om alles van dichtbij te bestuderen, gaan we in spelling ook op die manier naar de tekst, de woorden en de letters kijken.

Doorblader het Loepje en toon de woordenlijst achteraan.

Lees daarna het versje op de eerste bladzijde.

Wat merken jullie op?

Waarom zouden er zoveel kleurtjes en prenten zijn?

Er zijn kleuren en prenten om ons te helpen. Kleuren wijzen op wat in een woord belangrijk en moeilijk is.

Schrijf een woord op het bord.

Bv. sneeuw, hark, pauw, haan, ijsje … Duid de moeilijkheden aan met een kleurtje, zoals het Loepje dat zou doen.

Nu spitsen we allemaal onze oren, nemen we ons Loepje en kijken we naar het woord.

Laat de kinderen letterlijk een onzichtbare grote loep nemen en richting het bord houden.

sneeuw hark pauw 6 letters 4 letters 4 letters 2 medeklinkers 3 medeklinkers 1 medeklinker 1 meertekenklank 1 klinker 1 meertekenklank MKMM

Ik schrijf Ik schrijf Ik onthoud wat ik hoor. wat ik hoor. een stukje.

Doe dat zelf ook en knijp één oog dicht. Herhaal enkele keren heel traag en duidelijk het woord. We schrijven wat we horen.

Een woord bestaat uit letters en letters zijn de bouwstenen van klanken. Analyseer samen met de kinderen het woord en let erop dat ze de volgende termen gebruiken: letters, klinkers, medeklinkers, klanken … Vermeld de strategieën die van toepassing zijn. Bestaan klanken steeds uit één letter? Nee, er zijn ook tweetekenklanken en meertekenklanken. Dat wil zeggen dat één klank, zoals eu, ui, ieuw en ooi neergeschreven wordt met twee of meer dan twee tekens. Schrijf extra voorbeelden op het bord indien nodig.

Instructie

2

WK p. 1 oef. 1

We maken deze oefening samen. We lezen de zin en denken na over de ontbrekende tweetekenklank. We schrijven de klank in de hokjes en daarna in het woord.

Correctie

Er is geen correctie nodig aangezien de oefening geleid is verlopen.

Instructie

Lees het woord en bekijk de klinker. Is het een klinker dat uit één teken bestaat, twee tekens of meer dan twee tekens? Schrijf de woorden over in het juiste vakje.

Correctie

3WK p. 1 oef. 2

Teken drie kolommen op het bord en bespreek klassikaal de woorden. Schrijf ze op de juiste plaats op het bord. De kinderen corrigeren met een groene balpen. We corrigeren samen. Volg mee op het bord en neem je groene balpen om je oefening te corrigeren. Als je een woord in het verkeerde vak schreef, doorstreep je het en schrijf je het op de juiste plaats. Wanneer je een woord verkeerd geschreven hebt, onderstreep je het. Na de correctie schrijf je dan alle fout geschreven woorden opnieuw in de gele zone.

25 KIJKER 1 Les 1 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden

klank en een meertekenklank.

eigen woorden vertellen wat het

Laat de kinderen meermaals met

kun je je niet meer vergissen.

met deze tekens geschreven worden,

Eenmaal je weet dat de klanken

‘die veranderen nooit’?

Herinneren jullie zich de regel

je kinderen.

Oefening 1 maak je samen met

1

14:09

Fout ?

i e u w ieuw DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd

schrik streep strooien

pen bui kieuwen 29/05/15

De klinker is maar

één teken . De klinker is een

twee teken klank . De klinker is een

p e n –b ui –k ieuw en –schr i k –str ee p –str ooi en

Mijn fi ets is nog n .

meer teken klank .

opnieuw te schrijven.

foutief geschreven woorden

De gele zone dient om

Die bloemen zijn m

o o i ooi

a a i aai

Een h is een grote vis met scherpe tanden.

e e u w eeuw

De l is een wild beest.

o e i oei

a –o –e –i –u –w Als ik stout ben, zegt papa: ‘F !’

Ik schrijf de meertekenklank in het woord.

Ik maak met de letters meertekenklanken .

o e oe

Die man heeft een h d op zijn hoofd.

i j ij

Ik ben jarig! Wat ben ik bl !

u i ui

De poes loopt achter de m s.

e u eu

4 2 e i ei

Tussen je ogen staat je n s.

e –i –u –o –j Je bent niet groot. Je bent kl n.

Ik schrijf de tweetekenklank in het woord.

Ik maak met de letters tweetekenklanken .

Oefening 1

tweeof meertekenklank.

de klanken benoemen. De eu van neus

Laat de kinderen achteraf

26
KIJKER 1
3 a b c a b c
Naam Klas 1
Les 1
Focus Hoorwoorden
Oefening 2
Ik schrijf de woorden in het juiste vak.
Vraag naar andere
woorden met dezelfde
verschil is tussen een tweetekenSpelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden

Lesdoelen

Leermiddelen

Situering

Wat ging vooraf?

Basisaanbod

Extra aanbod

De kinderen kennen de begrippen klinker, medeklinker, klank, tweetekenklank, meertekenklank, de codes MKM, MMKM, MKMM … en kunnen van elk een voorbeeld geven. De hoorstrategie is gekend.

Wat volgt? In de volgende les komen werkwoorden met de code MKMM en MMKMM aan bod (+t-vorm).

Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden

27 3
Lesdoelen 1-6, 13, 14, 17 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 12, 14-17, 20
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Pagina
Pictogram
Werkkatern 1 Pagina 2 Oefening 3 en 4
14 en 16
hoorstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot
met
3 1 / 1 Multimedia
extra
en
oefening
Bekijk het
oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Les 2

Lesplan

Hang het pictogram van de hoorstrategie aan het bord.

Wie kan me vertellen wat deze prent betekent? Kom tot de conclusie dat het belangrijk is om correct te schrijven.

1Loepje p. 14 en 16

2

WK p. 2 oef. 3

Om dit te kunnen doen, moet je goed kunnen luisteren. Heel veel woorden schrijven we correct als we schrijven wat we horen. Die noemen we hoorwoorden. Geef enkele voorbeelden, zoals helm, straks, zee, melk, kast en fles.

Bekijk op pagina 14 enkele rubriekjes. Heel veel informatie kun je gebruiken om later te differentiëren.

Op pagina 16 wijs je op de woorden met code MMKMM. Schrijf codes op het bord en laat de kinderen in het Loepje op zoek gaan naar woorden. Schrijf ze per categorie.

MK MMK KM KMM MKM MMKM MKMM MMKMM zee drie eet iets beer bloem kaars broers twee kat gras kerk klomp

Instructie

Ik ben ervan overtuigd dat jullie deze oefening allemaal alleen kunnen oplossen. Kijk goed naar de codes en ga op zoek naar de woorden die passen bij de code.

Correctie

Ga hier relatief vlug door. Duid per code een kind aan om de woorden die hij/zij gevonden heeft, hardop te lezen. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.

Instructie

Net als in de vorige oefening gaan we, naargelang de code, op zoek naar het juiste woord. We kennen de beginletter(s) en het aantal letters. Hiervoor tel je de hokjes. De kinderen mogen voor deze opgave samenwerken.

3WK p. 2 oef. 4

Overschrijfkaartje 1 2

Correctie

Je introduceert het overschrijfboekje. In dit boekje staan ingevulde oefeningen. We kunnen dit ook gebruiken om onze oefening te verbeteren. De kinderen gebruiken het overschrijfkaartje en hun groene balpen om de oefening te corrigeren.

Jij doet een tweede correctie achteraf. De kinderen schrijven de woorden over als huistaak.

28 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden
KIJKER 1 Les 2

Herhaal dat M en K afkomstig zijn van de eerste letters van de woorden ‘klinker’ en ‘medeklinker’.

Dit zijn hoorwoorden.

Herhaal de woorden met medeklinkerclusters vooraan of achteraan. Benoem ‘sch’ en ‘schr’ als een vaste lettergroep. Schrijf deze samenstelling op het bord in twee verschillende kleuren. herfst + storm = he rfst st orm Duid de zes medeklinkers aan.

edeklinker K = K linker

Oefening 3 Ik schrijf de woorden in het juiste vak. nu –kam –stam –prins –drie –kast –in –ons –zo –krom –huis –twee –melk –als –trots –of M K

MM K

drie

K M

in

ons zo

twee

of

K MM M K M

M K MM

MM K M

als kam

kast

krom 29/05/15 14:10

MM K MM Fout ?

stam

melk

trots s c h i p h e l m s c h e r m f r u i t s p i n s t r i p h e k s f i e t s w o r m w a r m a r m herfststorm schip, helm, scherm, fruit, spin, strip, heks, fiets, worm, warm, arm

Oefening 4 Ik vul de woorden in. MMM K M

een boot of een sch… M K MM

een h… op mijn hoofd MMM K MM het sch… van de televisie MM K M

een appel, een peer, een banaan: fr… MM K M

een sp… en zijn web MMM K M

een verhaal met prentjes: een str… M K MM

een h… op een bezem M K MM

met mijn f... naar school rijden M K MM

een w... in de grond M K MM

een been en een … Deze samenstelling staat in het gekleurde vak. ______________________________ Ik schrijf alle woorden nog eens over. 1

prins huis DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 2

niet koud, maar w... K MM

De kinderen werken samen.

Deze oefening zou normaal gezien vlot moeten verlopen. Geef dit mee als huistaak.

29 Spelling 3
1 – Les 1-3 Hoorwoorden 2 KIJKER
3
b
b c 3 Focus Hoorwoorden
Kijker
1 Les 2
a
c a
M = M
nu

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De kinderen kwamen al in aanraking met werkwoorden (ik-vorm en +t-vorm) in het tweede leerjaar. De ik-vorm schrijven we in het rood en de uitgang t in het paars.

De +t-vorm van het werkwoord komt in verschillende focussen aan bod: meertekenklanken, ngt/nkt, gt/cht … en uiteraard later in de werkwoordspelling. De voorbereidende werkwoordspelling komt vooral in Kijker 7 en 8 aan bod.

30 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden
Lesdoelen Lesdoelen 1, 2, 8-12 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14, 16
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Pagina
/
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot
/ / 1 Multimedia Bekijk
extra
Leermiddelen Basisaanbod
Werkkatern 1 Pagina 3 Oefening 5 en 6
16
Extra aanbod
en met oefening 5
het
oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Les 3

Lesplan

Geef, zonder de term ‘werkwoord’ te vermelden, enkele voorbeelden van werkwoorden. Ik schrijf op het bord, ik stap door de klas, ik raak je aan, ik praat, ik spring, ik verbeter …

Wat doen jullie in de klas? Start met ‘ik …’ Vraag erna wat ze op de speelplaats en thuis doen.

1Loepje p. 16

We hebben nu werkwoorden opgesomd. Dat zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet. Wanneer ‘ik werk’ spreken we van de ik-vorm. Schrijf dit op het bord.

De ik-vorm noemen we later ook de stam van het werkwoord. En er is de hij-vorm of de stam+t-vorm. We voegen een letter t toe.

Probeer consequent te zijn wanneer je werkwoordsvormen op het bord schrijft. De uitgang schrijf je steeds in het paars.

werkwoorden ik-vorm +t-vorm ik werk hij werkt ik speel hij speelt ik zing hij zingt

Herhaal dit nog eens aan de hand van de werkwoorden in het Loepje.

Voeg aan je bordschema een derde kolom toe (links).

2WK p. 3 oef. 5

Naast de ik-vorm en de +t-vorm kennen we een wij-vorm. Die vorm eindigt meestal op en.

Instructie

3WK p. 3 oef. 6

werkwoorden wij-vorm ik-vorm +t-vorm wij werken ik werk hij werkt wij spelen ik speel hij speelt wij zingen ik zing hij zingt

Jullie zien net zoals op het bord drie kolommen in je werkkatern. In de eerste kolom staat het werkwoord in de wij-vorm. Het woordje ‘wij’ kun je voor elk werkwoord in die kolom plaatsen. Wij klimmen, wij vliegen, wij sparen … In welke vorm van het werkwoord staat de tweede kolom? … En in welke vorm van het werkwoord moeten we de woorden in de zin schrijven? … Dat heet de +t-vorm omdat we aan de ik-vorm een t kleven.

Iedereen maakt de opgaven met een witte achtergrond. Als je klaar bent, begin je aan de opgaven met een blauwe achtergrond.

Correctie

Laat de kinderen de zinnetjes lezen. Herhaal eerst het in te vullen woord en daarna alle vormen van het werkwoord. Laat de werkwoordsvormen steeds in dezelfde volgorde aan bod komen. Vermeld het onderwerp en de persoonsvorm samen. Articuleer duidelijk zodat ze meerdere malen horen dat er een t wordt toegevoegd aan de stam. De kinderen gebruiken hun groene balpen. Fout geschreven woorden worden opnieuw geschreven in de gele zone, in de klas of als huistaak.

Instructie

In deze oefening krijgen jullie klinkers en medeklinkers. De klinkers bestaan uit één teken of twee tekens. Jullie moeten zoveel mogelijk bestaande woorden vormen. Schrijf ze allemaal op.

Correctie

Hier zijn heel wat mogelijkheden. Verbeter dit achteraf. De kinderen schrijven de foutief geschreven woorden opnieuw in de gele zone.

31 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden KIJKER 1 Les 3

4Je vertelt dat niet iedereen even snel kan lopen, zwemmen, rekenen, spellen … Hoe meer je oefent, hoe beter iets gaat. Als speurder en spion zullen we heel aandachtig en nieuwsgierig op zoek gaan naar klanken en nieuwe woorden. Sommige kinderen gaan als speurder te werk om woorden van dichterbij te bekijken, andere kinderen gaan als spion te werk en zetten hun ontdekkingstocht verder, op zoek naar uitdagingen. Vertel dat iemand zowel een keertje speurder kan zijn, als een keertje spion.

Je hoeft ook niet steeds de moeilijkste oefeningen te maken … Soms zal ik zeggen welke oefeningen je moet maken, soms mag je kiezen. Je weet welke kinderen zwakke spellers zijn op grond van het curriculum van het kind. De kinderen kunnen vanaf nu werken in hun scheurblok wanneer ze tijd over hebben, als huistaak of tijdens de differentiatieweek van elke Kijker.

32 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden KIJKER 1 Les 3

Andere onderwerpen dan ‘hij’ zijn mogelijk. Daarom spreken we van de +t-vorm i.p.v. de hij-vorm.

Herhaal bij de correctie steeds de drie vormen van het werkwoord: wij klimmen, ik klim, Tom klimt.

De gele zone dient om foutief geschreven woorden opnieuw te schrijven.

Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet, wat gebeurt. ik-vorm

Oefening 5 Ik schrijf de + t -vorm van de werkwoorden . Het is een M K MMof een MM K MM-woord.

+ t -vorm werken

ik werk

papa werkt klimmen

klimt vliegtspaartblaast slaaptroeptplaagtkruipt kleur, kleuren, kleurt, deur, deuren, kleuter uil, uilen, buil, builen, luid, luide, luiden koe, vloek, vloeken, koest, koer, koeren, vloer, vloeren, koel, koelen, koelst, stoel, stoelen klei, kleien, klein, kleine, kleiner, zei, zeil, zeilen, zeiler, zeilers, zeis, zeisen 29/05/15 14:10

ik klim

Tom ____________________ in een boom. vliegen

ik vlieg

Luna ____________________ naar Spanje. sparen

ik spaar

Anika __________________ voor een fi ets. blazen

ik blaas

De poes ________________ naar de hond. slapen

ik slaap

Mama

Pedro ___________________________ al. roepen

ik roep

Fien

naar mij. plagen

ik plaag

mij. kruipen

De slak ___________________ heel traag. Fout ?

ik kruip

De kinderen zien voor het eerst deze kleur. Jullie moeten alle opgaven maken met een witte achtergrond. Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met blauwe achtergrond. Geef als tip om de zin nog eens te lezen nadat ze het woord ingevuld hebben. Maak de eerste opgave samen.

33 Spelling 3 Kijker 1 – Les 1-3 Hoorwoorden 3 3 a b c a b c 5 Focus Hoorwoorden
KIJKER 1 Les 3
Oefening 6 Ik gebruik de woordstukjes om zoveel mogelijk woorden te maken. eu kl r en t d ui l b en d oe k vl r st l en ei kl n e z l r s Fout ? 16 DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 3
34 Spelling 3 Kijker 1

Focus

Samenstellingen

Lesdoelen

1 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

2 De kinderen weten dat woorden samenstellingen vormen.

3 De kinderen kennen het stappenplan om samenstellingen correct te schrijven.

4 De kinderen kunnen nadenken over de afzonderlijke woorden in een samenstelling en andere focussen toepassen.

5 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven.

6 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven met een dubbele medeklinker.

7 De kinderen kunnen samenstellingen met een koppelteken schrijven.

8 De kinderen kunnen het pictogram van samenstellingen herkennen en interpreteren.

35 3 KIJKER 1
Spelling 3 Kijker 1 – Les 4-5 Samenstellingen

Lesdoelen

Situering Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

De kinderen kwamen in aanraking met samenstellingen in het tweede leerjaar. Om de opbouw van de samenstelling duidelijk te maken, proberen we zoveel als mogelijk de kleuren oranje, groen en paars te gebruiken.

Er wordt steeds hetzelfde stappenplan toegepast. De pictogram met de schaar en de lijmstift is ook terug te vinden in de marge van het werkkatern.

Samenstellingen komen erg veel aan bod in tal van focussen als toepassing van de basisleerstof.

36 3
Lesdoelen 1-3, 5, 6, 8 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 16, 17, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 4 Oefening 7 en 8 (*) Pagina 6 Pictogram samenstellingen
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
2 / 13
Tot en met oefening 6
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Les 4 Spelling 3 Kijker 1 – Les 4-5 Samenstellingen

1Loepje p. 6

Herinneren jullie je nog ‘herfststorm’, het woord dat we eerder samen vormden? Schrijf het woord op het bord. Dat woord bestond uit twee woorden die samengesteld of aan elkaar gekleefd werden. Dit noemen we een samenstelling.

herfststorm herfst + storm

Dit is een samenstelling. speel + plaats = speelplaats school + poort = schoolpoort voor + lees + boek = voorleesboek

Bekijk de samenstellingen in het Loepje. Laat de kinderen op zoek gaan naar samenstellingen. Geef enkele woorden zoals speel, plaats, school, poort, lees en boek. Een kind geeft een woord. Kunnen we er een woord aan kleven zodat we een samenstelling vormen?

Samenstellingen schrijven is niet zo moeilijk. Kun je de aparte woorden schrijven? Dan kun je ook de samenstelling schrijven.

Herhaal het stappenplan bij het schrijven van samenstellingen.

– Ik hoor een samenstelling.

– Ik verdeel de samenstelling en beluister elk woord. – Ik kleef de woorden weer aan elkaar.

Instructie

Lees de samenstelling. Verdeel de samenstelling en schrijf twee woorden op. Kleef daarna de woorden opnieuw aan elkaar.

Correctie

2WK p. 4 oef. 7

Laat de kinderen de ik-vorm en het stappenplan gebruiken. Ik hoor kleurdoos, ik verdeel kleurdoos in kleur en doos en ik kleef de woorden weer aan elkaar.

Corrigeer achteraf op kopieerfouten.

Instructie

Nu gaan we elk op zoek naar zoveel mogelijk samenstellingen. Let op, want het moeten bestaande woorden zijn!

Correctie

3WK p. 4 oef. 8 (*)

Overschrijfkaartje 2

Verbeter dit achteraf of laat hen het overschrijfkaartje erbij nemen.

Je kunt wel vragen stellen over hun strategie.

Dit is een signaaloefening. Deze oefening vertelt je iets over de vaardigheden van de kinderen m.b.t. het vormen en aan elkaar schrijven van samenstellingen.

– Zijn het bestaande woorden?

– Zijn de woorden met een dubbele medeklinker (brooddoos, melkkan) correct geschreven?

De foutief geschreven woorden worden door de kinderen opnieuw geschreven in de gele zone.

37 3
Lesplan
KIJKER 1 Les 4
Spelling 3 Kijker 1 – Les 4-5 Samenstellingen

Focus

Geef een voorbeeld.

bier Fout ?

ook de opgaven met blauwe

achtergrond. Wie tijd heeft, maakt

opgaven maken met een witte

Jullie moeten zeker alle

achtergrond Maak de eerste opgave samen.

6 2

brood lees vlees taart kaas kleur melk doos zak boek kan kruimel mes fl es

brooddoos broodzak broodkruimel broodmes leesboek vleesmes taartdoos taartkruimel taartmes kaasmes kleurdoos kleurboek melkkan melkfles bierkan bierfles

Ik maak zoveel mogelijk samenstellingen met woorden uit beide kolommen.

Fout ? Oefening 8

brooddoos = + =

vuurrood = + =

weggaan = + =

schuilplaats = + =

zwembroek = + =

kampvuur = + =

tuinhuis = + =

kleurdoos = + =

kleur tuin kamp zwem schuil weg vuur brood doos huis vuur broek plaats gaan rood doos kleurdoos tuinhuis kampvuur zwembroek schuilplaats weggaan vuurrood brooddoos

de woorden weer aan elkaar.

Ik verdeel de samenstelling en ik kleef

Oefening 7

Samenstellingen KIJKER 1 Les 4

Vraag hoe ze te werk zijn gegaan.

fouten schrijven.

belangrijk. We willen geen

Daarom is het stappenplan

een dubbele medeklinker.

de samenstellingen met

Besteed aandacht aan

ik verdeel en ik kleef.

het stappenplan: ik hoor,

woorden aan elkaar te kleven.

Samenstellingen schrijven door

Herhaal bij de correctie steeds

38 Spelling 3 Kijker 1 – Les 4-5 Samenstellingen
3
c 6
4
a b c a b
DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 4 29/05/15 14:10
SIGNAAL oefening

Lesdoelen

Lesdoelen 1-6, 8 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10-12, 14, 16, 17

Situering

Extra aanbod

Wat ging vooraf? Hoorwoorden met complexe medeklinkerclusters kwamen in het tweede leerjaar aan bod en in de eerste focus van deze Kijker.

Wat volgt? We schrijven in les 5 en 6 woorden met complexe medeklinkerclusters en samenstellingen. Spelling

39 3 KIJKER 1 Les 5
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 5 Oefening 9 en 10 Pagina 16 Pictogram hoorstrategie en samenstellingen
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
/ / 13
Tot en met oefening 7
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
4-5
3 Kijker 1
Les
Samenstellingen

Loepje p. 16

Woorden bevatten klinkers en medeklinkers. In sommige woorden staan enkele medeklinkers samen, zoals schrik, sproet en straat. Als je de woorden heel traag uitspreekt en schrijft wat je hoort, kun je bijna geen fouten maken. Dit zijn hoorwoorden.

Herhaal de leerstof in het Loepje.

Instructie

WK p. 5 oef. 9 2

sprint MMMKMM sproet MMMKM straat MMMKM

Voor deze oefening kunnen jullie per twee samenwerken. Vorm woorden met de lettergroepjes in de ballonnen.

Correctie

De woorden schrijf je op het bord. Laat de kinderen aanvullen met hun blauwe balpen. Maak duidelijk dat er meerdere oplossingen zijn. Indien er fouten werden geschreven, corrigeren ze met een groene balpen.

Ik hoor … melkkan ruitjesschrift Ik verdeel … melk + kan ruitjes + schrift Ik kleef … melkkan ruitjesschrift

Instructie

Lees de zinnen en schrijf de samenstelling op. Kijk goed naar de woorden die aan elkaar gekleefd worden.

Correctie

3Je hangt het pictogram van de samenstellingen op het bord. Je herhaalt dat je ook hier heel goed moet luisteren. Als je schrijft wat je hoort, kun je bijna geen fouten maken. Een samenstelling bestaat uit twee of zelfs drie woorden. Ze worden aan elkaar gekleefd en vormen een nieuw woord. Geef het voorbeeld van melkkan. Dat is een belangrijke reden waarom we een stappenplan hebben voor het schrijven van samenstellingen: om de dubbele k niet te vergeten. Ik hoor …, ik verdeel … en ik kleef. Spreek ‘ruitjesschrift’ traag en duidelijk uit. Volg klassikaal het stappenplan en schrijf het op bord. 4 WK

Laat de kinderen de ik-vorm gebruiken om het stappenplan te herhalen. Ik hoor stripboek, ik verdeel stripboek in strip en boek en ik kleef de woorden weer aan elkaar. De kinderen nemen hun groene balpen. Foutief geschreven woorden worden in de gele zone geschreven. Onvoldoende plaats? Laat hen een schrijvertje nemen.

Tijd over? Laat hen een oefening maken uit het scheurblok.

40 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 4-5 Samenstellingen
Lesplan 1
2
KIJKER 1 Les 5

Vraag hoe ze te werk zijn gegaan.

schr sch m oo

oe m

eindsprint basisschool ruitjesschrift hefschroefvliegtuig dansschool Er zijn meerdereantwoordmogelijkheden.

a

spr str aa ee

Oefening 9 Ik maak woorden met de lettergroepjes in de ballonnen. De woorden beginnen met spr , str , sch of schr t

We lezen in een

i s

f Fout ?

k

. sch oen + smeer

maak ik me zwart. eind + spr int

Met

Dat was een spannende basis + sch ool

. ruitjes + schr ift

De gemeente opent een

We rekenen in een hef + schr oef + vliegtuig Een helikopter heet ook een

. dans + sch ool

Ik ga naar de Fout ? 16

stripboek schoensmeer DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd

5 29/05/15 14:10

Geef als tip om steeds de zin te lezen ter controle. De kinderen die klaar zijn, kunnen nog een oefening maken in hun scheurblok. Geef een voorbeeld.

Spelling 3 Kijker 1 – Les 4-5 Samenstellingen

41 5 KIJKER 1 Les 5 3 a b c a b c 7
Focus
Hoorwoorden en samenstellingen
Oefening 10 Ik maak samenstellingen . str ip + boek
Herhaal bij de correctie steeds het stappenplan: ik hoor, ik verdeel en denk na, en ik kleef.
Jullie moeten zeker alle opgaven maken met een witte achtergrond. Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met blauwe achtergrond.

Lesdoelen

Lesdoelen Hoorwoorden (p. 23): 7, 9, 11-16

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14-17, 20

Leermiddelen

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

We herhaalden woorden met complexe medeklinkerclusters eerder in de vorige lessen van deze Kijker. De kinderen weten wat werkwoorden zijn. Ze oefenden reeds het schrijven van de +t-vorm van werkwoorden.

De +t-vorm van het werkwoord komt in verschillende focussen aan bod: meertekenklanken, ngt/nkt, gt/cht … en uiteraard later in de werkwoordspelling.

42 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 6 Hoorwoorden
Extra
Basisaanbod Werkkatern Loepje
materiaal Werkkatern 1 Pagina 6 Oefening 11 (*) en 12 Pagina 16 Pictogram hoor- en afspraakstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
/
Multimedia
Tot en met oefening 8 3
1
Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Les 6

Lesplan 1

Loepje p. 16

2

WK p. 6 oef. 11 (*)

3

WK p. 6 oef. 12

Overschrijfkaartje 3

Je wijst de kinderen erop dat we in de vorige les oefenden op woorden met veel medeklinkers vooraan en dat we nu zullen oefenen op woorden met veel medeklinkers achteraan. Je brengt enkele voorbeelden aan het bord.

vorst MKMMM poetst MKMMM liefst MKMMM eerst KMMM

Je bekijkt de leerstof in het Loepje. Woorden met veel medeklinkers achteraan zijn soms werkwoorden. Je herhaalt de drie werkwoordsvormen die de kinderen kennen: de ik-vorm, de +t-vorm en de infinitief. Bekijk het stukje in het Loepje.

ik-vorm +t-vorm turnen ik turn Sam turnt werken ik werk Max werkt fietsen ik fiets mama fietst

Instructie

Schrijf de ik-vorm en dan de +t-vorm die past in de zin.

Correctie

Laat de kinderen om de beurt de ik-vorm en de +t-vorm hardop zeggen. Ze vermelden telkens het onderwerp. Jij schrijft de werkwoordsvormen op het bord in twee kolommen. Duid de letter t aan in het paars. De kinderen corrigeren met een groene balpen. Dit is een signaaloefening. Deze oefening is een vertrekpunt van differentiatie.

Instructie

Schrijf de woorden op de juiste plaats in de tekst.

Zwakke spellers kun je het overschrijfkaartje laten gebruiken om te kopiëren of te kijken als er twijfel is. Spreek af dat het boekje omgekeerd op de hoek van de bank ligt. Wanneer een zwakke speller twijfelt, kijkt hij/zij en plaatst hij/zij een kruisje bij het woord. Op die manier weet jij wanneer en hoeveel hulp hij/zij nodig heeft. Bewaar de kostbare motivatie.

Correctie

De kinderen corrigeren elkaars oefening aan de hand van het overschrijfkaartje en hun groene balpen.

Zwakke spellers maken het meest fouten, zeker als ze zelfstandig werken. Zij moeten niet steeds alle fout geschreven woorden overschrijven. Maak in sommige gevallen zelf een keuze of beperk de tijd.

43 3 Spelling 3 Kijker 1 – Les 6 Hoorwoorden
KIJKER 1 Les 6

Verklaar eventuele moeilijke

stripverhaal) en bij Straks.

kinderen. Blijf langer stilstaan bij

opgaven met blauwe achtergrond. Lees de woorden samen met de

Wie tijd heeft, maakt ook de

3

Fout ?

Haar hoofd . Ze dat ze vlug geneest!

een met oefeningen. Maar het gaat niet.

terug naar ? Haar vriendin brengt haar

stripverhaal DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 6 29/05/15 14:10

school bonstschrift wenst

Ze leest een . Wanneer mag ze

dat mag niet. Haar mond is droog. Ze heeft

zich. Ze wil naar enkele kijken op tv. Maar

herfst –

Straks koorts

komt de . Zus verveelt

huisarts

Mijn zus is ziek. Ze heeft de griep. Ze heeft hoge .

dorst –koorts De blaadjes vallen van de bomen. Het is

lms –huisarts –Straks –stripverhaal –bonst –schrift –school –wenst –

Ik schrijf de woorden op de juiste plaats.

Fout ? Oefening 12

fi etsen ik Mats te snel.

morsen ik Hij melk.

poetsen ik Warre zijn tanden.

turnen ik Tamara graag.

wensen ik Opa ons een goede reis.

zorgen ik Tante voor ons.

werpen ik Anna de bal.

werp zorg wens turn poets mors fiets werpt zorgt wenst turnt poetst morst fietst films dorst

werken ik werk Papa werkt in de haven van Antwerpen.

ik-vorm (stam) + t -vorm

Ik schrijf de ik-vorm en + t -vorm van de werkwoorden

Oefening 11

doet of wat gebeurt. herfst

wat iets of iemand

woorden die zeggen

goed te kunnen schrijven.

voorwaarde om de woorden

de samenstellingen (huisarts en Spelling 3 Kijker 1 – Les 6 Hoorwoorden

kunnen uitspreken is een

met gemak de medeklinkerclusters kunnen uitspreken. Het goed

Let erop of alle kinderen

kunnen de letter t aanduiden in het paars.

De kinderen die klaar zijn,

Vandaar de stam+t-vorm.

wel de stam genoemd wordt.

SIGNAAL oefening

44 6 KIJKER
3
b c a b c 8
1 Les 6
a
Focus Hoorwoorden
Werkwoorden zijn
Herhaal vaak dat de ik-vorm ook
woorden zoals griep.

Focus

Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

Lesdoelen

1 De kinderen kennen de meertekenklanken aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en de tweetekenklank uw.

2 De kinderen weten dat de meertekenklanken nooit veranderen.

3 De kinderen kunnen woorden met meertekenklanken schrijven.

4 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

5 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met een meertekenklank.

6 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met een meertekenklank.

7 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

8 De kinderen kunnen woorden schrijven met meertekenklanken, gevolgd door een doffe e.

9 De kinderen kunnen de passende vorm of het meervoud schrijven van woorden met meertekenklanken.

10 De kinderen weten wat een werkwoord en een persoonsvorm is.

11 De kinderen kunnen de +t-vorm schrijven van werkwoorden met een meertekenklank.

7-8 Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

45 3
KIJKER 1
3
1 – Les
Spelling
Kijker

Situering Wat ging vooraf?

Woorden met meertekenklanken, gevolgd door een doffe klinker, kwamen aan bod in het tweede leerjaar. De tweetekenklank uw, gevolgd door een doffe klinker, is nieuwe leerstof. De kinderen kennen het verschil tussen een twee- en meertekenklank. Een tweetekenklank is een klank met twee tekens, zoals ei, oe en uw. Een meertekenklank is een klank met meer dan twee tekens, zoals aai, eeuw en ieuw.

Wat volgt?

In les 8 worden de meertekenklanken gevolgd door een doffe klinker. In les 9 oefenen we woorden met meertekenklanken en woorden met ng of nk en vormen we samenstellingen. In les 10 passen we de focus toe in werkwoordsvormen.

46 3
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Pagina
Pictogram
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot
4 / 3 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Lesdoelen Lesdoelen 1-4, 8 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 5, 10, 11, 14-18, 20 Leermiddelen Basisaanbod
Werkkatern 1 Pagina 7 Oefening 13 en 14
18
hoorstrategie Extra aanbod
en met oefening 11
KIJKER 1 Les 7
Kijker
– Les 7-8 Woorden
Spelling 3
1
met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

Lesplan

Instructie

We starten de les met een kort dictee. Ik wil eens weten hoe correct jullie kunnen schrijven.

1WK p. 7 oef. 13

Overschrijfkaartje 4

Je leest de zin voor, herhaalt het in te vullen woord tweemaal en je leest de zin nogmaals voor. Je geeft voldoende tijd zodat de hele klas kan volgen.

Ken je nu al de erg zwakke spellers van je klas, geef ze dan het overschrijfboekje om te kopiëren of om te kijken bij twijfel.

Correctie

De kinderen corrigeren zelf met behulp van het overschrijfkaartje en hun groene balpen. Corrigeer achteraf nog eens op schrijffouten. De fout geschreven woorden worden in de gele zone opnieuw geschreven.

Je bekijkt de meertekenklanken in het Loepje. Je schrijft ze op het bord. Laat de kinderen het Loepje wegstoppen en vraag naar extra voorbeelden.

2Loepje p. 18

Je herhaalt dat de meertekenklank nooit verandert, in welke vorm het woord ook staat.

1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 aai ooi oei eeuw ieuw uw fraai hooi knoei leeuw nieuw huwen

Mijn fiets is nieuw

Opa heeft een nieuwe bril. Heb je het nieuws al gehoord? Ze gaan ons dak vernieuwen.

Besteed meer tijd aan de tweetekenklank uw, die is namelijk nieuw voor de kinderen. Vertel dat een w aan het eind van het woord niet bestaat, er komt steeds een ‘u’ voor. Let op! Je schrijft niet wat je hoort. Je hoort ‘uuw’ maar je schrijft uw.

Instructie

WK p. 7 oef. 14

We kennen vier meertekenklanken en één tweetekenklank. Dat zijn groepjes van letters die steeds bij elkaar horen. Ze zien er altijd hetzelfde uit, waar ze ook voorkomen. Het zijn klanken met twee of meer dan twee tekens. We schrijven ze eerst enkele keren vlot aan elkaar.

In de tweede opgave lees je het woord en schrijf je het woord over in de zin

Correctie

Deze oefening corrigeer je achteraf. Je kunt de leerlingen, indien nodig, de huistaak geven om de meertekenklank te schrijven. Hoe meer ze de lettergroepjes schrijven, hoe beter ze zullen onthouden worden.

Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw

47 3
3
KIJKER 1 Les 7
Spelling 3 Kijker 1 – Les 7-8
en uw

Herhaal dat het een groepje

tweemaal. Schrijf ze eerst zelf op het bord.

–Herhaal het in te vullen woord

–Dicteer rustig.

–Overdrijf lichtjes.

–Spreek luid en duidelijk.

–Sta vooraan in de klas.

Tips bij het dictee:

10

Focus Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

Fout ?

duwen

d uw en We tegen de deur.

gr oei en Ons hondje moet nog .

g ooi en De kinderen de bal naar elkaar.

n ieuw s Heb je het al gehoord?

meeuwen nieuws gooien groeien DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 7 29/05/15 14:10

als je tijd tekort komt.

tot de volgende les,

Deze oefening kun je uitstellen

m eeuw en Over de zee komen aangevlogen.

Ik schrijf de woorden over.

eeuw _________ __________ ieuw _________ __________

oei uw

4 18 vraagt melk

aai oei eeuw aai oei eeuw ooi uw ieuw ooi uw ieuw

aai _________ __________ ooi _________ __________

Ik schrijf de tweeen meertekenklanken tweemaal mooi over.

de beentjes te tellen.

controle doen door de tekens en

Laat ze bij eeuw, ieuw en uw extra

9 Het is al en mama dat het terug lente is.

8 Emma soms te vlug.

letters is dat nooit verandert. Spelling 3 Kijker 1 – Les 7-8 Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

loopneus krulhaar spreekt herfst wenst

zwaan vliegt

7 Gebeurt het dat een ?

6 Dat kind met heeft een

nieuw voor de kinderen.

5 Heb je een _________________________ __________________ ?

fietspomp mee

Enkel de tweetekenklank uw is

berg warm

4 Boven op de was het erg .

3 Nee, er komen er toch geen !

2 Komen er of ________________ kinderen spelen?

twee drie twaalf

1 Mama of ik wil.

Ik luister goed en schrijf de woorden op. Fout?

Oefening 13

a b c

48
3
7 KIJKER 1 Les 7
a b c
Oefening 14

Lesdoelen

Lesdoelen 1-5, 7-9, 11 Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 11, 14-17, 20

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Extra aanbod

Woorden met meertekenklanken, gevolgd door een doffe e, kwamen aan bod in het tweede leerjaar. De tweetekenklank uw is pas in de vorige les voor het eerst aan bod gekomen.

De kinderen kennen het verschil tussen een twee- en meertekenklank.

In les 9 en 10 herhalen we de meertekenklanken samen met de tweetekenklanken ng en nk, en dat in samenstellingen, werkwoorden en afleidingen.

Spelling 3 Kijker 1 – Les 7-8 Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

49 3 KIJKER 1 Les 8
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Pictogram
Leermiddelen Basisaanbod
Werkkatern 1 Pagina 8 Oefening 15 en 16 Pagina 18
hoorstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot
11 5 / 3 Multimedia
en met oefening
Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

2WK p. 8 oef. 15

1Vraag aan de kinderen om in eigen woorden uit te leggen wat een meertekenklank is. Kom tot de conclusie dat er meerdere meertekenklanken zijn, waarbij ze moeten onthouden dat die nooit veranderen.

Ze zien er steeds hetzelfde uit. Schrijf ze op het bord en tel samen eens het aantal letters. Ondanks dat uw slechts uit twee letters bestaat, laten we ze toch tot deze groep behoren.

Instructie

1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 aai ooi oei eeuw ieuw uw Dit zijn meertekenklanken, behalve uw.

In deze oefening gaat het enkel om woorden met de tweetekenklank uw. Jullie moeten ze op de juiste plaats in de tekst schrijven.

Correctie

Laat de kinderen elkaars werk verbeteren met een groene balpen. Het opnieuw schrijven van de fout geschreven woorden in de gele zone kun je in de klas of thuis laten doen.

We hebben al eens besproken dat de meertekenklanken nooit veranderen, ook niet als het woord waarin het staat, verandert.

3WK p. 8 oef. 16

Overschrijfkaartje 5

een leeuw twee leeuwen mooi de mooiste ruw ruwe handen

Schrijf de woorden leeuw, mooi en ruw op het bord. Deze woorden zijn grondwoorden. Het is de kortste vorm van het woord. Wat is het meervoud van leeuw? Schrijf dit op het bord. Dit is niet langer een grondwoord, want we hebben er een woordstukje aangekleefd om het meervoud te vormen. Eén leeuw, twee leeuwen. Leeuw is het grondwoord, leeuwen is een afleiding. Bespreek op dezelfde manier de grondwoorden mooi en ruw en de afleidingen mooiste en ruwe. Laat de kinderen nu in stilte de tekst in het grijze kadertje in het werkkatern lezen. Zorg ervoor dat iedereen begrijpt dat twee- en meertekenklanken nooit veranderen.

Instructie

In de linkerkolom staan grondwoorden. Schrijf de juiste afleiding. Denk eraan dat de meertekenklank nooit verandert, enkel het woord.

Correctie

De kinderen corrigeren met behulp van een overschrijfkaartje en een groene balpen. De foutief geschreven woorden worden opnieuw geschreven in de gele zone.

Start of ga verder met een oefening in het scheurblok.

50 3
Lesplan
KIJKER 1 Les 8
Spelling 3 Kijker 1 – Les 7-8 Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

Je kunt de kinderen de meertekenklanken achteraf laten aanduiden. Zo wordt er nogmaals benadrukt dat ze nooit veranderen.

Oefening 15 Ik schrijf de woorden op de juiste plaats. huwen –schuw –duwt –ruw Karel en Sofi e houden van elkaar. Morgen

ze. Het sneeuwt. Karel haalt een slee uit de stal. Hij Sofi e vooruit. ‘Pas op’, roept ze, ‘Je bent te

! Je moet een beetje zacht zijn.’ Onze hond loopt weg. Hij is vlug bang. Hij is een beetje Woorden veranderen wel eens van vorm. m ooi

Fout ?

m ooi e huizen n ieuw

n ieuw e planten r uw

r uw e handen de aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw Meer teken klanken en twee teken klanken veranderen nooit!

Maak de eerste twee opgaven samen. Lees de woorden voor of laat ze voorlezen.

huwen duwt ruw schuw mooie

Spelling 3 Kijker 1 – Les

bloemen.

Dat zijn

Fout? l eeuw

. n ieuw

kooien schreeuwen schuwe meeuwen sproeien maait 29/05/15 14:10

In de zoo zijn er drie

schoenen aan? k ooi

Heb jij

Tijgers zitten in grote

. schr eeuw

! sch uw

Je moet niet zo

mensen. m eeuw

Bespreek dit vooraleer je start aan de instructie van oefening 14. Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met blauwe achtergrond.

Dat zijn

pikken naar het brood. spr oei

De

in de tuin met water. m aai

het gras. 18 5

Wij

Papa

Focus Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

leeuwen nieuwe DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 8

51 8 KIJKER 1 Les 8 3 a b c a b c
11
Oefening 16 Ik schrijf de passende vorm van de woorden. m ooi
7-8 Woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw
52 Spelling 3 Kijker 1

Focus

Woorden

met ng en nk

Lesdoelen

1 De kinderen kennen de tweetekenklanken ng en nk.

2 De kinderen weten dat de tweetekenklanken ng en nk nooit uit meer dan twee tekens of letters bestaan.

3 De kinderen kunnen woorden schrijven met ng en nk.

4 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

5 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met ng en nk.

6 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met ng en nk.

7 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

8 De kinderen kunnen woorden schrijven met ng en nk, gevolgd door een doffe e, er, en, el of s.

9 De kinderen kunnen de passende vorm of het meervoud schrijven van woorden met ng en nk.

10 De kinderen weten wat een werkwoord en een persoonsvorm is.

11 De kinderen kunnen de +t-vorm schrijven van werkwoorden met een stam op ng of nk.

53 3
KIJKER 1
Spelling 3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk

Lesdoelen

Lesdoelen 1-6, 8

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 12, 14-17, 20

Leermiddelen

Situering

Wat ging vooraf?

Basisaanbod

Wat volgt?

Extra aanbod

Woorden met de tweetekenklanken ng en nk kwamen aan bod in het tweede leerjaar. Dit is herhaling.

De kinderen kennen de prent van de bange tante op de bank en de analogiewoorden bang en bank.

Ze weten ook dat we nooit meer dan twee tekens schrijven.

In les 9 en 10 oefenen we de tweetekenklanken ng en nk in combinatie met meertekenklanken, werkwoorden, afleidingen en samenstellingen.

54 3 Spelling 3
Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk
Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 9 Oefening 17 en 18 Pagina 19 Pictogram samenstellingen
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
/
Tot en met oefening 12 6
2 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Les 9

Lesplan

In het Loepje herhaal je de tweetekenklanken ng en nk. Benoem ze duidelijk als tweetekenklanken, omdat het klanken zijn die uit twee tekens of letters bestaan. Nooit drie!

1Loepje p. 19

Teken twee kolommen op het bord, laat de kinderen op zoek gaan naar voorbeelden en laat ze in de juiste kolom schrijven. Voorbeelden: honger, klinker, bang, bank, vinger …

Instructie

2WK p. 9 oef. 17 2

3WK p. 9 oef. 18

Overschrijfkaartje 6

bang op een bank ng en nk tweetekenklanken Nooit meer dan twee!

Nu volgt een leuke oefening op deze tweetekenklanken. Jullie werken hiervoor samen. Het eerste woord is bank. De letter a staat in het gele hokje. Het tweede en derde woord begint dus met een a.

Correctie

Verbeter klassikaal aan het bord. De kinderen gebruiken hun groene balpen.

Instructie

Een samenstelling bestaat uit één of twee grondwoorden. Nu zullen we een oefening maken met samenstellingen waarin tweetekenklanken ng en nk en meertekenklanken aai, ooi, oei, eeuw … staan.

Duid het pictogram voor het schrijven van samenstellingen aan. Herinner hen aan het stappenplan.

We lezen de zin. We lezen de grondwoorden. Welke grondwoorden kunnen we aan elkaar kleven om een samenstelling te vormen die past in de zin?

Correctie

De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van het overschrijfkaartje. Ze gebruiken hun groene balpen.

Spelling 3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk

55 3 KIJKER 1 Les 9

DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 9 29/05/15 14:10

12 Focus Woorden met ng en nk

het overschrijfkaartje.

nodig. Wie het woord niet vindt, kijkt op Spelling

Elk woord heb je maar één keer

ze dan als samenstelling.

We nemen woorden,

Fout ?

5 Een kreet van angst is een

4 Mijn broer groeit erg. Hij heeft een .

3 Mama koopt naaigerei in een

2 Dat vroege bloempje is een

19 6 b a n k

1 Mijn fi ets sluit ik met een .

groei –naai –sneeuw –angst –sprong –hang –schreeuw –winkel –slot –klokje

Ik maak samenstellingen .

Oefening 18

15 De a is geen medeklinker, maar een … 15

14 Hoor je de … van de piano? 14

k l i n k e r

13 Je doet stookolie in een … 13

t a n k k l a n k

12 Een nagel uittrekken met een … 12

t a n g

11 We steken onze … uit. 11

10 de breedte en de … 10

l e n g t e t o n g

tekenklanken laten aanduiden.

tweetekenklanken en meer -

Je kunt de kinderen de

3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk

Daarna mogen ze samenwerken.

Maak de eerste opgave samen.

9 9 niet kort, maar …

l a n g

e n g e l l i n k s

8 8 niet rechts, maar …

7 7 geen duivel, maar een …

e n g

6 6 Ik vind het griezelig of …

g e s c h e n k

5 5 Ik krijg een pakje of een …

4 4 We komen binnen langs de …

g a n g

3 3 Ik ben bang. Ik heb …

a n g s t

2 2 Het schip ligt aan een …

a n k e r

1 1 Ik zit op een b…

dezelfde letter. ng en nk Nooit meer dan twee!

Ik zoek woorden met ng en nk . In de gekleurde vakjes staat

Oefening 17

KIJKER 1 Les 9

a b c a b c

56
9 3
hangslot sneeuwklokje naaiwinkel groeisprong angstschreeuw
kleven ze aan elkaar en benoemen

Lesdoelen

Lesdoelen 1-5, 7-11

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 14, 16-18

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 10 Oefening 19 (*) en 20

Situering

Wat ging vooraf?

Pagina 18 en 19 Pictogram samenstellingen

Extra aanbod

Wat volgt?

Woorden met ng en nk kwamen aan bod in het tweede leerjaar en werden in les 9 herhaald. Nu oefenen we deze tweetekenklanken in werkwoorden en afleidingen.

De kinderen weten inmiddels dat de ik-vorm in het rood wordt aangeduid en de uitgang t (bij de +t-vorm) in het paars.

In les 11 oefenen we woorden met ng en nk in combinatie met meertekenklanken, in werkwoorden, afleidingen en samenstellingen. Het is de voorlaatste les over deze focus in deze Kijker.

Spelling 3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk

57 3
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 14 / / 2 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Les 10

Lesplan

Herinneren jullie je nog wat werkwoorden zijn? Dat zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet. De tweetekenklanken komen ook in werkwoorden aan bod, bv. ik spring, ik drink, ik breng, ik zing, ik stink. Welke vorm van het werkwoord is dit? Welk woord staat steeds voorop?

1Loepje p. 19

Vermeld ook de termen stam en grondwoord.

Je herhaalt de reeds geziene vormen van het werkwoord: wij-vorm, ik-vorm en +t-vorm.

wij-vorm ik-vorm +t-vorm wij zingen ik zing hij zingt wij drinken ik drink hij drinkt

Je spreekt de +t-vorm heel traag uit en je laat de kinderen de voorbeelden ook traag en duidelijk uitspreken. Horen ze de klanken? Weten ze welke letters ze aan de klanken moeten koppelen? Goed kunnen luisteren is heel belangrijk bij het correct leren spellen. Overdrijf en herhaal vaak je uitspraak. Vraag naar extra voorbeelden.

Belangrijk om te onthouden is dat tweetekenklanken nooit uit meer dan twee tekens of letters bestaan. Dus als we een t toevoegen omdat het de +t-vorm is, dan veranderen we verder niks.

Herhaal de leerstof in het Loepje.

Instructie

In oefening 19 komen niet alleen tweetekenklanken voor, maar ook meertekenklanken, zoals aai, ooi en oei. Schrijf de ik-vorm en +t-vorm van de werkwoorden.

Correctie

2WK p. 10 oef. 19 (*)

Laat elk kind een stam en een zin hardop lezen. Jij schrijft de werkwoordsvormen op het bord en de kinderen corrigeren met hun groene balpen.

De foutief geschreven werkwoorden worden opnieuw geschreven in de gele zone. Ze worden vergezeld van een onderwerp.

Dit is een signaaloefening voor het schrijven van woorden met tweetekenklanken en meertekenklanken.

Net als werkwoorden, heb je ook naamwoorden. Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet. Naamwoorden zijn woorden die een naam geven aan iets of iemand.

3Loepje p. 19

Geef voorbeelden zoals fles, appel, koffie, papier, balpen, computer en poort. Vraag voorbeelden aan de kinderen. Geef de tip dat je voor een naamwoord steeds de, het of een kunt plaatsen.

Ga verder in op de naamwoorden en bespreek de verschillende begrippen: grondwoord, afleiding, enkelvoud en meervoud. Doe dat aan de hand van een concreet voorbeeld (bank of wang).

De kortste vorm van een naamwoord is het grondwoord. Het grondwoord staat altijd in het enkelvoud: er is er maar één van.

Het naamwoord grondwoord afleiding bank twee banken wang beide wangen hond hondje sleutel sleuteltje

We kunnen iets aan het grondwoord kleven. Dat is dan een woord dat afgeleid is van het grondwoord: een afleiding. Het meervoud of het verkleinwoord van een woord is een afleiding.

58 3 KIJKER 1 Les 10
Spelling 3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk

WK p. 10 oef. 20

Instructie

Naamwoorden kennen verschillende vormen: enkelvoud, je hebt er maar één van, en meervoud, je hebt er meerdere van. Het enkelvoud is steeds het grondwoord. Het meervoud is de afleiding.

Jullie kennen het grondwoord, namelijk het naamwoord in het enkelvoud. Het is aan jullie om de zin te lezen en de afleiding, het meervoud, te zoeken en in te vullen.

Correctie

Verbeter klassikaal de oefening. Schrijf de woorden op het bord.

De kinderen gebruiken hun groene balpen.

De fout geschreven woorden worden in de gele zone opnieuw geschreven.

59 3 4
nk KIJKER 1 Les 10
Spelling 3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en

grondwoord.

aan het grondwoord. We kleven

meervoud, dus we kleven iets

Vestig hun aandacht op

naamwoord.

afleiding, enkelvoud, meervouden,

betekenis vaak: grondwoord,

komen aan bod. Herhaal hun

Heel veel nieuwe begrippen

Focus Woorden met ng en nk

Fout ?

Wie tijd heeft, maakt ook de

samen.

Maak de eerste twee opgaven

jong de van onze poes

wang blozende

plank lange

slang giftige

vonk uit het vuur

ring mooie

tong veel

bank twee

banken tongen ringen vonken plankenslangen wangen jongen

Ik schrijf de naamwoorden in het meervoud .

Oefening 20

Fout?

meervoud er zijn er meer dan één

enkelvoud er is maar één

een naam geven aan iets of iemand.

uit te leggen wat een naamwoord, grondwoord en afleiding is.

Vraag achteraf om in eigen woorden

wenken ik Hij naar oma en opa.

strooien ik Bas kruimeltjes.

tanken ik Papa benzine.

roeien ik Wie het hardst?

zingen ik Onze juf mooi.

duwen ik Tine mij op de slee.

duw zing roei tank strooi wenk vangt drinkt duwt zingt roeit tankt strooit wenkt DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 10 29/05/15 14:10

schrijven ze het onderwerp er steeds bij.

de gele zone schrijven,

Wanneer kinderen werkwoordsvormen in

drinken ik drink Jara een cola.

vangen ik vang Zarah de bal.

ik-vorm stam + t -vorm

wat gebeurt. Naamwoorden zijn woorden die

iets of iemand doet of

Ik schrijf de ik-vorm en de + t -vorm van de werkwoorden .

woorden die zeggen wat

Oefening 19

namelijk en, s of eren aan het SIGNAAL

oefening

1 Les 10

60 Spelling 3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk
KIJKER
3
b
a b c 13
10
a
c
Werkwoorden zijn
de lijmstift. We vormen het
opgaven met blauwe achtergrond.

Lesdoelen

Lesdoelen 1-5, 7-9

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10-12, 14, 16-18

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 11 Oefening 21 en 22

Pagina 4, 18 en 19 /

Extra aanbod

Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 14 6 / 2 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De leerstof werd herhaald en geoefend in les 9 en 10.

De tweetekenklanken en meertekenklanken zijn ondertussen gekend. Ze kennen de klank-letterkoppeling en weten dat de twee- en meertekenklanken nooit veranderen. Deze spellingitems horen bij de hoorstrategie.

De tweetekenklanken en meertekenklanken komen aan bod in andere focussen (werkwoorden, samenstellingen …).

Spelling 3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk

61 3
KIJKER 1 Les 11

Lesplan

Heel belangrijk om te weten bij de tweetekenklanken en meertekenklanken, is dat ze nooit veranderen. Ze zien er steeds hetzelfde uit, ook al verandert het woord waarin ze staan.

1Loepje p. 4

Geef tal van voorbeelden (bank en bankje, nieuw en nieuwste, vang en gevangenis, bang en bangerik …).

Bekijk met de kinderen de opdeling van de klanken in het Loepje. Situeer de tweetekenklanken uw, ng en nk en de meertekenklanken aai, ooi, oei, eeuw en ieuw.

Instructie

2

WK p. 11 oef. 21

2

3

Jullie weten dat woorden uit klanken bestaan en dat we klanken neerschrijven door letters te gebruiken. Jullie zien allemaal keien. Die keien bevatten een letter of lettergroepje. Gebruik de letters en lettergroepjes om zoveel mogelijk woorden te vormen. Schrijf ze allemaal op.

De kinderen mogen samenwerken.

Correctie

Bespreek klassikaal enkele voorbeelden, maar verbeter achteraf.

Naamwoorden zijn woorden die een naam geven aan iets of iemand, weten jullie nog? Geef enkele voorbeelden en laat de kinderen ook voorbeelden bedenken. Schrijf ze op het bord.

Werk verder met de voorbeelden van de kinderen. Hoe kan … zijn? Mooi, lelijk, jong, oud, lief, stout, rood, geel …?

We kunnen andere woorden bij de naamwoorden plaatsen om er iets meer over te vertellen. Maar die woorden moeten we soms wat aanpassen. Van het grondwoord gaan we een afleiding maken.

4

WK p. 11 oef. 22

grondwoorden afleiding mooi mooie bloem nieuw nieuwe fiets rood rode stoel oud oude opa

Geef meerdere voorbeelden zodat opnieuw de begrippen grondwoord en afleiding duidelijk worden.

Instructie

Jullie krijgen de grondwoorden. Die grondwoorden hebben we nodig om iets meer over het naamwoord in de zin te zeggen. We gaan samen op zoek naar de naamwoorden in de zinnen!

Laat de kinderen een potlood en een lat nemen en om de beurt een zin lezen. Zeg meerdere keren dat je op zoek gaat naar het woord waarover iets meer wordt verteld. Dat zijn woorden die een naam geven aan iets of iemand. Onderstreep de naamwoorden. Wat weten we over de koorden? Dat ze lang zijn.

Correctie

Schrijf de oplossing op het bord. Neem de naamwoorden ook over, bv. ‘lange koorden’ De kinderen gebruiken hun groene balpen. De kinderen schrijven de foutief geschreven woorden opnieuw in de gele zone.

62 3
KIJKER 1 Les 11
Spelling 3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en nk

Laat de kinderen samenwerken.

Vraag eventueel om enkele medeklinkers, klinkers, tweetekenklanken … op te sommen die ze zien.

t

en

h

e

uw ieuw

t

e

nk

ng

Sommige woorden staan bij een naamwoord. Zet je het naamwoord in het meervoud, dan verandert soms ook dat woord. een groot huis

grote huizen een slank meisje

s

e

Beklemtoon dat het bestaande woorden moeten zijn, die tweeof meertekenklanken moeten bevatten.

i

dr

n b

a

sn

t

en eeuw

spr Oefening 22 Ik schrijf de passende vorm van de woorden.

en

slanke meisjes la ng

Spelling

Dat zijn

koorden. fl i nk

De juf vindt ons

kinderen. sch uw

Muizen zijn erg

dieren. jo ng

Kijk, twee

hondjes. t aai

De hond kauwt op

stukken vlees. m ooi

Dat zijn echt

duw, duwt, duwen, huw, huwt, huwen, ruw, ruwe nieuw, nieuwe, nieuws bang, bange, bank, banken, drang, drank, dranken, dringt, dringen, drink, drinken, drinkt, bink, binken, tang, tangen, tank, tanken eeuw, eeuwen, sneeuw, sneeuwen, sneeuwt, spreeuw, spreeuwen lange flinke schuwe jonge taaie mooie nieuwe fraaie

rozen. n ieuw

fi ets. fr aai

Focus Woorden met ng en nk

Papa wil een

kleuren? Fout ? 18 29/05/15 14:10

Let op! In de vijfde zin moeten de kinderen twee woorden aanduiden.

Vind je dat geen DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd

11

nk

14

63
KIJKER 1
3 a b c a b c
11
Les 11
Oefening 21 Ik maak zoveel mogelijk woorden met de letters op de stenen. d
r
Duid klassikaal de naamwoorden aan met een potlood en een lat. Maak de eerste opgave samen.
Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met blauwe achtergrond.
3 Kijker 1 – Les 9-11 Woorden met ng en
64 Spelling 3 Kijker 1

Focus

Hoofdletters en leestekens

Lesdoelen

1 De kinderen kennen de begrippen kleine letter en hoofdletter.

2 De kinderen schrijven een hoofdletter bij het eerste woord van een zin, bij namen en adressen, bij talen, bij wat heilig is en bij feestdagen.

3 De kinderen kennen de volgende leestekens op zinsniveau: punt, uitroepteken, vraagteken, komma en dubbele punt.

4 De kinderen weten wanneer ze welk leesteken moeten schrijven in een zin.

Aan hoofdletters en vooral aan leestekens wordt ook aandacht geschonken in de andere taaldomeinen.

65 3
KIJKER 1 Spelling 3 Kijker 1 – Les 12 Hoofdletters en leestekens

Situering

Wat ging vooraf?

Extra aanbod

De leerstof met betrekking tot de leestekens werd aangebracht in het tweede leerjaar. De leerstof met betrekking tot de hoofdletters werd ook aangebracht in het tweede leerjaar, maar nu wordt de leerstof uitgebreid met personen, zaken die als heilig worden beschouwd en feestdagen.

Wat volgt? De leestekens en hoofdletters worden verder herhaald in Kijker 6 en 7.

66 3
Lesdoelen Lesdoelen 1-4 Overkoepelende lesdoelen 1, 10-12, 14, 16, 17, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 12 Oefening 23 en 24 Pagina 24 en 25 Pictogram afspraakstrategie
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
Tot en met oefening 14 7 / 14 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 1 Les 12 Spelling 3 Kijker 1 – Les 12
Hoofdletters en leestekens

Lesplan

Je neemt de tekst in het Loepje door. Wanneer gebruiken we welke leestekens?

Weten jullie nog de afspraken die we maakten?

Wijs naar het pictogram van de afspraakstrategie.

Ik ben ziek Kom je mee? Wat een kabaal!

1Loepje p. 25

2

WK p. 12 oef. 23

3

Loepje p. 24

WK p. 12 oef. 24

Overschrijfkaartje 7 2

Leestekens helpen ons juist te lezen. Aan het eind van een zin staat een punt, een vraagteken of een uitroepteken. Bij een opsomming gebruiken we een dubbele punt en komma’s.

Wij hebben veel dieren: kippen, vogels, een egel en een hond

Vraag naar voorbeelden.

Instructie

Ik lees een kort verhaal en ik vermeld de leestekens. Jij leest mee en je schrijft de leestekens.

Correctie

Corrigeer achteraf, maar vraag toch al even naar hun ervaringen.

Wanneer schrijven we een hoofdletter? Hier bestaan ook afspraken voor.

Wijs naar het pictogram van de afspraakstrategie en bespreek de tekst in het Loepje.

Instructie

Jullie plaatsen in de tekst de leestekens en jullie onderlijnen de letters die hoofdletters moeten worden.

De kinderen kunnen samenwerken.

Correctie

Lees de tekst en vermeld de leestekens en hoofdletters. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. Pas dan schrijven de kinderen de tekst over, met behulp van een overschrijfkaartje.

Dit overschrijven kan eventueel als huistaak gebeuren.

67 3
KIJKER 1 Les 12
Spelling 3 Kijker 1 – Les 12 Hoofdletters en leestekens

De leerstof over de hoofdletters

De kinderen kunnen samenwerken.

25 24 7

Veel mensen komen kijken: de buurvrouw, mijn mama, papa,

Zal ik om hulp roepen? Help!

ahmed Fout ?

de weg. Hij blaft naar mij.

de buurvouw mijn mama papa mijn broer liesje fi en en

help veel mensen komen kijken

zal ik om hulp roepen

hij blaft naar mij

in de schoolstraat in gent staat een hond op de weg

ik ben bang

Ik schrijf de zinnen over, maar met hoofdletters en met leestekens .

Oefening 24

. .

Dat roept oma Het huiswerk zal voor na het eten zijn

, , . ! DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 12 29/05/15 14:10

Dit kan eventueel als huistaak.

moeten zijn. Spelling 3 Kijker 1 – Les 12 Hoofdletters en leestekens

school Ik moet mijn huiswerk nog maken Komen eten

boontjes sla spinazie en zelfs rode biet Morgen is het terug

overschrijven na de correctie.

Laat ze pas de tekst

In de tuin staan allerlei groenten wortelen erwtjes

Ik vind dat niet meer fi jn Stop ermee

. ! : , ,

. .

Ik wil liever spelen De hond Max springt tegen me op

Opa werkt in de tuin Het is mooi weer Zal ik opa helpen

mijn broer, Liesje, Fien en Ahmed. . . ?

Ik luister goed! Ik plaats de leestekens .

Oefening 23

of onderstrepen.

de hoofdletters omcirkelen

Laat de vlugge kinderen

68 12 KIJKER
3 a b c a b c 14 Focus
1 Les 12
Hoofdletters en leestekens
Ik ben bang. In de Schoolstraat in Gent staat een hond op
zou door alle kinderen gekend

Focus

Woorden met g, ch, gt of cht

1 De kinderen kunnen woorden schrijven met g.

Lesdoelen

2 De kinderen kennen de ch-woorden van het derde leerjaar.

3 De kinderen kunnen woorden schrijven met ch.

4 De kinderen kunnen woorden schrijven met cht.

5 De kinderen weten wat een werkwoord en een persoonsvorm is.

6 De kinderen kunnen een persoonsvorm op gt schrijven. Het is de +t-vorm van werkwoorden met een stam op g.

7 De kinderen kunnen enkele moeilijke persoonsvormen schrijven: hij ligt, hij legt en hij zegt.

8 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

9 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met g, ch of cht.

10 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met g, ch of cht.

Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

69 3
KIJKER 2

Lesdoelen

Lesdoelen 2-5, 9

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 14-18, 21

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 13 Oefening 25 en 26

Pagina 22 en 23 Pictogram hoor-, afspraak- en onthoudstrategie Afdekkaartje Bijlage achtergrondinfo woordenhamster Extra aanbod

Tot en met oefening 16 / Woorden met ch 7 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De leerstof omtrent woorden met g en ch werd aangebracht in het tweede leerjaar. De kinderen kennen 5 ch-woorden: zich, pech, lach, ach en toch. In het derde leerjaar worden er 5 nieuwe ch-woorden geïntroduceerd. De tweetekenklank ch duiden we in het rood aan.

De woordenhamster werd in het tweede leerjaar reeds gebruikt om de onthoudwoorden te oefenen. De werkwijze zal de kinderen bekend voorkomen.

In de volgende lessen (tot en met 18) gaan we verder op woorden met g, ch, gt en cht.

3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

70 3
KIJKER
Spelling
2 Les 13
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten

Lesplan

Opmerkelijk aan deze focus is dat de drie spellingstrategieën van toepassing zijn. Soms volstaat het goed te luisteren. Soms spreken we iets af. Soms moet je ook een woordstukje onthouden.

1Loepje p. 22 en 23

Hang de drie pictogrammen aan het bord. Neem het Loepje erbij en bespreek met de kinderen de leerstof. Eerst luisteren! Ik hoor ‘g’ in een woord, ik schrijf g. Je zoekt samen met de kinderen naar enkele woorden. Geef suggestieve zinnen zoals ‘ik lig op mijn r…’, ‘ik vraag de w...’. Schrijf ze bij het hoorpictogram.

Je weet dat er woorden zijn waarbij je ‘g’ hoort, maar c/h schrijft. Je leerde er in het tweede leerjaar vijf. Wie weet nog welke woorden dat zijn? Geef opnieuw suggestieve zinnen. De vijf woorden zijn lach, ach, toch, pech en zich.

Nu moet je niet vijf woorden met c/h onthouden, maar tien.

Laat iemand het verhaaltje in het Loepje hardop lezen. Laat de kinderen om de beurt een zin lezen. Bespreek de betekenis van de woorden met ch die aan bod komen. Op het bord schrijf je elk woord bij het onthoudpictogram.

Instructie

Schrijf de woorden met c/h op de juiste plaats. Als je twijfelt, neem dan gerust je Loepje. Correctie

2WK p. 13 oef. 25 Loepje p. 23

De kinderen verbeteren elkaars oefening met behulp van hun Loepje. Ze gebruiken hun groene balpen. Jij corrigeert achteraf nogmaals.

De kinderen krijgen de huistaak om de ch-woorden over te schrijven. Dit gebeurt na jouw correctie.

Instructie

Sommige woorden met ch zijn werkwoorden. Herhaal de definitie van een werkwoord: woorden die zeggen wat iets of iemand doet. Ga samen met de kinderen op zoek naar de werkwoorden in de zinnen van oefening 25.

3WK p. 13 oef. 26

Werkwoorden hebben, zoals jullie al weten, een +t-vorm. We kleven een t bij de stam of ik-vorm. De werkwoordsvormen in deze zinnen zijn de persoonsvorm. Je vermeldt de term, maar je gaat er niet dieper op in. We schrijven de stam en ik-vorm van werkwoorden met ch.

stam ik-vorm stam+t +t-vorm

lachen ik lach Milan lacht

Correctie

Corrigeer klassikaal aan de hand van een bordschema. De kinderen gebruiken hun groene balpen en schrijven de fout geschreven werkwoordsvormen opnieuw in de gele zone.

3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

71 3 Spelling
KIJKER 2 Les 13

4Woordenhamster

Je toont de kinderen de blaadjes van de woordenhamster. Je legt uit hoe ze kunnen oefenen. Het oefenen zelf gebeurt in een vrij moment, als huistaak en/of tijdens de vierde week van een Kijker.

Onthoudwoorden zijn woorden met een stukje dat je gewoon moet onthouden. Dat is niet zo gemakkelijk. Zo moet je onthouden dat reiger met ei van trein en rijden met ij van ijsje geschreven wordt. We zullen daar heel veel op oefenen met behulp van de woordenhamster. Als een hamster verzamel je woorden die je kunt schrijven. Steeds meer en meer.

Doe klassikaal de eerste zinnen als je daar tijd voor hebt.

72 3 KIJKER 2 Les 13
Spelling
3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

Oefening 25 Ik schrijf de woorden op de juiste plaats.

Woorden met ch moet ik onthouden! a ch –la ch en –ka ch el –to ch –pe ch –zi ch –glimla ch –po ch t –ku ch en –li ch aam , wat heeft Jan

toch

! Hij vergat zijn jas en nu heeft hij het koud. Zijn hele

pech lichaam kuchen lachen kachel

rilt. Hij begint zelfs te Hij kan er niet om

. ‘Kom naar binnen. De

brandt heerlijk!’, zijn vriend. Jan kan

zich pocht glimlach ach, toch, pech, lichaam, kuchen, lachen, kachel, pocht, zich, glimlach

verwarmen, heerlijk. Met een

geniet hij ervan. Ik schrijf de tien woorden met ch nog eens over. Fout ?

Ach

. . ? . . ! : , , , , . . . !

Milan ku ch en

ik

Olivia po ch en

Beklemtoon de opbouw van de +t-vorm. Vertel dat het onderwerp hierbij belangrijk is. Laat hen de letter t aanduiden, als het kan in het paars. Laat de kinderen op zoek gaan naar de werkwoorden. Maak de eerste opgave samen. Zwakke spellers of trage kinderen kun je de woorden laten overschrijven van het Loepje. Laat ze aandacht besteden aan hoofdletters.

Vic Fout ? 23

ik

Bashir glimla ch en ik

lach kuch poch glimlach DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 13

lacht kucht pocht glimlacht 29/05/15 14:10 Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

ik

73
13 3 a b c a b c
KIJKER
16 Focus
Woorden met g, ch, gt en cht
2 Les 13
Oefening 26 Ik schrijf de juiste vorm van de werkwoorden . la ch en

Lesdoelen

Lesdoelen 4, 7, 9, 10

Overkoepelende lesdoelen 1, 2, 10, 11, 14, 16, 17

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 14 Oefening 27

Pagina 22 en 23 Pictogram hoor-, afspraak- en onthoudstrategie

Extra aanbod

Situering

Wat ging vooraf? De leerstof werd aangebracht in het tweede leerjaar. De klinkers worden in het lichtblauw aangeduid en de medeklinkergroep cht in het rood.

Wat volgt? In de volgende lessen (tot en met 18) gaan we verder op woorden met g, ch, gt en cht.

Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

74 3 KIJKER 2 Les 14
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 17 / Woorden met ch 7 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Lesplan

Herhaal dat je bij woorden met een g/ch-klank de drie spellingstrategieën toepast. Soms volstaat het om goed te luisteren. Soms spreken we iets af. Soms moet je ook een woordstukje onthouden.

1Loepje p. 22

Laat de kinderen de ogen sluiten wanneer je een woord zegt. – brug Wat hoor je achteraan? Wijs naar het hoorpictogram. Je hoort een ‘g’, je schrijft een g – zich Dit is één van de tien woorden met c/h die je kent. Wijs naar het onthoudpictogram. – vlucht Wat hoor je achteraan? We kennen de afspraak dat we na de korte klinkers a, e, i, o en u c/h/t schrijven.

Wijs naar het afspraakpictogram.

Lees de zinnen en woorden met cht in het Loepje. Maak ondertussen het bordschema over de afspraak.

Na de a, e, i, o en u schrijf ik cht, zoals in nacht, recht, licht, bocht en zucht.

Instructie

Deze oefening begint met een kort verhaaltje. Heeft iemand een idee waarover het verhaaltje zal gaan? Bespreek samen met de kinderen de prent.

WK p. 14 oef. 27

In dit verhaaltje staan tal van woorden met c/h/t. Aan jullie om ze straks aan te duiden en ze in de juiste kolom te schrijven.

Laat de kinderen de tekst vooraf lezen als huistaak. Laat ze de tekst opnieuw lezen in de klas. Op die manier kunnen de zwakke lezers ook volgen en aan de beurt komen.

Correctie

Teken de kolommen en schrijf de woorden op het bord. Lees het verhaal en pauzeer telkens bij een woord met cht. Laat de kinderen de klinker in het blauw kleuren. De kinderen volgen mee en corrigeren of vullen aan met hun groene balpen.

3Bespreek drie werkwoorden die belangrijk zijn binnen deze focus.

Er zijn drie uitzonderingen, namelijk drie werkwoorden waarbij we na de korte klinker a, e en i niet c/h/t schrijven. Het zijn de werkwoorden leggen, liggen en zeggen.

Schrijf geleidelijk het bordschema op het bord.

Zorg ervoor dat de hele klas kan volgen. Schrijf eerst de infinitieven. Vraag dan naar de ik-vorm of stam. Schrijf deze in het rood. Vraag dan naar de +t-vorm. Schrijf de letter t in het paars.

stam +t-vorm leggen ik leg hij legt liggen ik lig hij ligt zeggen ik zeg hij zegt

We horen na de a, e en i ‘gt’, maar schrijven niet c/h/t. Woorden op g/t zijn +t-vormen van werkwoorden met een stam op g. Herhaal het geheugensteuntje van de vermoeide soldaat.

75 3 KIJKER 2 Les 14
2
Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht
brug zich vlucht

woorden met cht.

lacht wacht achter gracht echt slecht rechtstaan rechts

... e cht ... ... i cht ...

licht bericht bliksemschicht dicht vocht bocht tocht lucht vlucht gerucht zucht

Fout?

... a cht ... ... o cht ... ... u cht ...

We kunnen terug naar buiten.

Hoog boven mij zie ik een riooldeksel. Het is goed dicht. Ik zucht. Daar is een deur.

Als een bliksemschicht gaan de ratten op de vlucht. Van het minste gerucht zijn ze weg.

Rechts van mij, in een gracht zwemt een rat. Mijn gsm rinkelt. Het is een bericht.

Je kunt rechtstaan.

zie ik wezens bewegen. Een stadsriool is hoog.

Achter een bocht voel ik de tocht. In de schemer

in het blauw kleuren.

de woorden met cht

of corrigeren de klinkers van

Laat ze tijdens het lezen

voor en laat de kinderen

Laat ze het verhaaltje thuis lezen

dan pas starten. Zwakke lezers?

Het is ook donker en ik zie slecht.

‘Wacht maar,’ zegt de man, ‘het wordt nog erger!’

een beetje groen. Het is hier echt niet prettig.

Het vocht druipt van de muren. Mijn vriend lacht

Ik schrijf ze in het juiste vak. Het licht brandt in het riool. De lucht ruikt onfris.

Ik onderstreep de woorden met cht .

Oefening 27

Na a , e , i , o of u schrijf ik cht .

Hoe zijn ze te werk gegaan?

strategie verwoorden.

Laat de kinderen hun

als voorbereiding. De kinderen onderstrepen de Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

76
KIJKER 2 Les 14 3 a b c a b c
17
14
Focus Woorden met g, ch, gt en cht
22
DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 14 29/05/15 14:10
Lees eerst het verhaal (samen)

Lesdoelen

Lesdoelen 4, 6, 7, 9, 10

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 12, 14, 16, 17, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern 1 Pagina 15 Oefening 28 en 29

Situering

Wat ging vooraf?

Pagina 22 en 23 Pictogram hoor-, afspraak- en onthoudstrategie

Extra aanbod

De leerstof werd aangebracht in het tweede leerjaar. In de voorbije twee lessen werd de focus herhaald en uitgebreid. De klinkers worden in het lichtblauw aangeduid en de medeklinkergroep cht in het rood.

Wat volgt? In de volgende lessen (tot en met 18) gaan we verder op woorden met g, ch, gt en cht.

77 3 KIJKER 2 Les 15
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 18 8 Woorden met ch 7 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

Lesplan

Herhaal kort de volgende afspraken van de focus:

– Ik hoor ‘gt’ na a, e, i, o of u, dus ik schrijf c/h/t. Woorden zoals nacht, recht, licht, bocht en zucht.

1Loepje p. 22

– Ik let op bij de werkwoorden leggen, liggen en zeggen. Bij de +t-vorm denk ik aan de stam en kleef ik er een t aan.

Laat de kinderen enkele voorbeeld(zinn)en bedenken.

leggen Mama legt haar tas op tafel. liggen De hond ligt in zijn mand. zeggen Tomas zegt dat hij moe is.

2

WK p. 15 oef. 28

Overschrijfkaartje 8

2

Instructie

Hier zie je een tabel gevuld met letters. Letters vormen woorden, jullie gaan op zoek naar woorden met cht. Kijk zowel van boven naar onder als van links naar rechts.

Geef ze tien minuten om zoveel mogelijk woorden te vinden. Jullie gebruiken een schrijvertje om de woorden op te schrijven. Na de correctie zullen we ze in het werkkatern schrijven.

Correctie

WK p. 15 oef. 29

Instructie

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord. Het is de stam en de +t-vorm.

De kinderen corrigeren de woorden van de woordzoeker met behulp van een overschrijfkaartje en groene balpen. Ze schrijven de woorden in het werkkatern. Ze gebruiken hiervoor een blauwe balpen. De fout geschreven woorden worden in de gele zone opnieuw geschreven. 3

Correctie

Corrigeer klassikaal met behulp van een bordschema en een groene balpen.

78 3
KIJKER 2 Les 15 Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18
g, ch, gt en cht
Woorden met

Laat ze zichzelf de vraag stellen of het woord bestaat of niet. Kunnen de kinderen een zin vormen? Staat het woord in het woordenboek?

Oefening 28 Ik zoek in de woordzoeker woorden met cht . 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Zoek samen de woorden op de eerste rij, van links naar rechts: jacht en bericht. Vraag om eerst de rijen te overlopen, dan de kolommen.

12:56

15

ligt legt zegt 15/02/18

De kinderen schrijven de woorden eerst op een schrijvertje.

21 22 23 24 25

gewicht zacht echt bocht vecht

jacht bericht tocht slecht zicht wacht vocht licht lucht trechter gracht acht nacht dochter straatlicht

16 17 18 19 20

De kinderen werken samen.

15

Janne

ik

Victor

neer. leggen

het boek weg. zeggen

ik

Daan

niets. Fout ? 8

Focus Woorden met g, ch, gt en cht 18

zocht vlecht dichter tochten gerucht lig leg zeg Verrekijker_Spelling_3_Werkboek_Kijker_1en2.indd 15

ik

cht

79 Spelling 3

KIJKER 2 Les
3 a b c a b c
15
S J A C H T B E R I C H T T T O C
T D O R G S L E C H T I C A E Z C H Z I C H T A W A C H T V O C H T G T L I C H T E C V T E E L U C H T C H L E N R I H T T R E C H T E R U C T T
H
T
H
C C
G R A C H T A C H T H
N A C H T D O C H T E R T 11 12 13 14
Fout ? Oefening 29 Ik schrijf de juiste vorm van de werkwoorden . liggen
Beklemtoon dat dit de +t-vorm is van werkwoorden met een stam op g.
De kinderen die klaar zijn, kunnen zelfstandig starten aan de correctie met behulp van het overschrijfkaartje.
Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en

Lesdoelen

Lesdoelen 1-3, 5-7

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 10, 14-17, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 16 Oefening 30 en 31

Pagina 22 en 23 Pictogram hoor-, afspraak- en onthoudstrategie

Extra aanbod

Situering

Wat ging vooraf?

Wat vandaag aan bod komt, werd al aangebracht in de vorige lessen. Tot nog toe spraken we over werkwoorden, de stam of de ik-vorm en de +tvorm. De afspraak in Verrekijker is als volgt: we duiden de stam in het rood aan en de uitgang in het paars.

Wat volgt? In les 17 volgt een integratieles waarin alle moeilijkheden g, ch, gt en cht door elkaar en in samenstellingen aan bod komen.

Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

80 3
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
Woorden
Tot en met oefening 19 9
met ch 7 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 2 Les 16

Lesplan

1Loepje p. 22

2WK p. 16 oef. 30

infinitief stam stam+t wij-vorm ik-vorm +t-vorm wij zwemmen ik zwem Yass zwemt

Schrijf de infinitiefvorm, de ik-vorm en de +t-vorm van zwemmen op het bord. Een werkwoord kent verschillende vormen.

– Het woord zwemmen, wat voor woord is dat? Je benoemt het als een werkwoord: het woord vertelt wat iets of iemand doet. Het gaat over een doe-opdracht of een activiteit.

– Zwemmen is de infinitief van het werkwoord. Het is de langste vorm van het werkwoord. Laat de kinderen van enkele werkwoorden de infinitief maken. We vinden die vorm van het werkwoord in een woordenlijst of woordenboek.

– Ik zwem. Welke vorm is dit van het werkwoord? Je benoemt het als de ik-vorm of als de stam.

– Yass zwemt. Welke vorm is dit van het werkwoord? Je benoemt het als de +t-vorm of als stam+t. Leg goed de link tussen de drie vormen die ze al kennen.

Een werkwoord kent dus verschillende vormen. Bij werkwoorden met een stam op g, maken we dus ook de afspraak dat we bij de +t-vorm een t toevoegen. We zullen dat samen oefenen.

Laat twee kinderen aan het bord komen. Schrijf een infinitief. Het ene kind schrijft de ik-vorm en het andere kind schrijft de +t-vorm.

vegen ik veeg hij veegt liegen ik lieg hij liegt buigen ik buig hij buigt zorgen ik zorg hij zorgt vragen ik vraag hij vraagt

Instructie

Jullie krijgen de infinitief. Het zijn werkwoorden met een stam op g. Het is aan jullie om de stam of de ik-vorm te schrijven en daarna de +t-vorm te schrijven in de zin.

Correctie

Schrijf de persoonsvormen op het bord. Laat de kinderen elkaars oefeningen verbeteren met een groene balpen. Daarna schrijven de kinderen de fout geschreven werkwoordsvormen opnieuw in de gele zone.

Ze schrijven zowel het onderwerp als de persoonsvorm op.

81 3 KIJKER 2 Les 16
Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18
g, ch, gt en cht
Woorden met

3Loepje p. 22 WK p. 16 oef. 31

Overschrijfkaartje 9

Voor de ‘g’-klank moeten jullie de strategieën toepassen. Hoor je ‘g’, dan schrijf je g. Tenzij het één van de woorden met c/h is die je moet onthouden. Jullie kennen er nu tien.

Herhaal de leerstof in het Loepje.

Instructie

Bij deze oefening vul je de woorden in de tekst aan met g of c/h.

Correctie

De kinderen corrigeren met behulp van een overschrijfkaartje en een groene balpen. Na de correctie schrijven de kinderen alle woorden over. Als er geen tijd meer is, doen ze dat als huistaak.

82 3 KIJKER 2 Les 16
Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

Geef als tip om de zin achteraf nog eens te lezen.

Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet, wat gebeurt. ik-vorm

Oefening 30 Ik schrijf de ik-vorm en de + t -vorm van de werkwoorden

+ t -vorm dragen

Lucas

Mijn tante

ik

zijn tas. wiegen

Mama

ik

de baby. drogen

Hij

ik

de was. verbergen

De jager

ik

zich achter een boom. jagen

Farah

ik

op konijnen. krijgen

Vic

ik

een fi ets. plagen

Mijn vriend

draag wieg droog verberg jaag krijg plaaglieg

ik

Luna. liegen

niet. Fout ?

ik

Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met een blauwe achtergrond.

ch

19

draagt wiegt droogt verbergt jaagt krijgt plaagtliegt g g g

niet zo goed. Ik eet niet graa en mijn maa

. Dat is pe

g

is lee

. Want mama ko

niet leuk, zelfs geen glimla

. Ik zit in de zetel di

t taart voor mijn verjaarda

ch ch ch ch ch

t bij de ka

el. Papa doet een beetje zot. Mijn broer la

daar maar tegen een kussen. Ik moet ook wat ku

t zich een bult. Maar ik vind het to

kan er af! Ik ze

ch

ch vandaag, graag, maag, leeg, pech, kocht, verjaardag, dicht, kachel, lacht, toch, glimlach, zeg, lig, kuchen, middag, lichaam 29/05/15 14:11

en. Deze midda

g

niet veel. Ik li

komt de dokter. Hij zal mijn li

aam onderzoeken. Ik schrijf alle woorden nog eens over. 22 9

Pas na de correctie schrijven de kinderen de woorden over (eventueel als huistaak). Maak de eerste twee opgaven samen. Zwakke spellers kunnen het overschrijfkaartje gebruiken.

g g g

Focus Woorden met g, ch, gt en cht

ch DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 16

Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

83
KIJKER 2 Les
3 a b c a b c
16
16
Oefening 31 Ik vul aan met g of ch . Ik voel me vandaa

Lesdoelen

Lesdoelen 1-4, 6, 7, 9, 10

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 14, 16, 17, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern 1 Pagina 17 Oefening 32 (*)

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Pagina 22 en 23 Pictogram hoor-, afspraak- en onthoudstrategie

Extra aanbod

In de vorige vier lessen werd de focus herhaald, uitgebreid en ingeoefend. De woorden met g, ch, gt en cht kwamen geïsoleerd aan bod en in de vorige les kwamen woorden met g en ch door elkaar aan bod.

In de volgende les volgt opnieuw een integratieles: woorden met g, ch, gt en cht in samenstellingen en in een dictee.

Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

84 3
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 20 10 Woorden met ch 7 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 2 Les 17

Lesplan

Hang de drie pictogrammen van de spellingstrategieën aan het bord. Je herhaalt nog eens stapsgewijs de vier punten in het Loepje.

1Loepje p. 22

– Ik hoor ‘g’, ik schrijf g. – De woorden met c/h onthoud ik. – Werkwoorden eindigen op g in de ik-vorm en op g/t in de +t-vorm.

– Na de korte a, e, i, o en u schrijf ik c/h/t.

De kinderen zoeken voorbeelden. Breng ze aan het bord onder het juiste pictogram. Suggereer desnoods.

Ik heb een volle m… niet vol, maar l… Over de rivier ligt een br…

Hij wast … tegenslag of pe… hebben de ka… aansteken

Wat krijg ik? hij … Hoeveel weeg ik? hij … Wat zaag jij? hij … Waar lig je? hij … Wat zeg je? hij … Waar leg je dat boek? hij …

De soldaat houdt de w… niet scheef, maar re… Steek het li… maar aan.

Instructie

Je vult de ontbrekende letters in: g, ch, gt of cht. Je schrijft alle woorden meteen over.

Correctie

2WK p. 17 oef. 32 (*)

Overschrijfkaartje 10

De kinderen corrigeren aan de hand van een overschrijfkaartje en hun groene balpen. De fout geschreven woorden worden in de gele zone opnieuw geschreven, na een tweede correctie door de leerkracht.

Dit is een signaaloefening. Op basis van deze oefening kun je evalueren of je al dan niet intensief moet oefenen op g, ch, gt en cht en in welke mate sommige kinderen intensiever moeten worden begeleid tijdens de differentiatieweek (week 4) van Kijker 2.

85 3 KIJKER 2 Les 17
Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18
g, ch, gt en cht
Woorden met

de opgaven met blauwe

Wie tijd heeft, maakt ook

20

Fout ?

Focus Woorden met g, ch, gt en cht

17

Spelling 3

achtergrond. Maak de eerste drie opgaven

samen.

20 Lotte kan lief glimla en.

19 Mijn tante Tamara krij een kindje. zij

gt ch

18 De auto blijft een belangrijk voertui een

17 Halima ze dat ze komt spelen. Halima

gt g DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 17 29/05/15 14:11

16 Je moet niet zo stoefen of po en!

15 Pas op! Een scherpe bo in de weg! een

14 Ken je de zang van de na egaal? de

13 Oei! Ik kom to weer te laat!

12 Kato zui aan een rietje. Kato

gt ch cht cht ch

11 Ik heb voor jou een vraa je. een

10 Heb je mijn beri ontvangen? een

9 Onze juf zu ! zij

8 Harald heeft zi pijn gedaan.

7 Kobe li nog in zijn bed. Kobe

gt ch cht cht g

6 Niemand wil oorlo ! de

5 Mama steekt de ka el aan. de

10 cht

gt ch g

4 Je lie toch niet? je

3 Kom je deze midda spelen? deze

2 Ik zor wel voor de hond. ik

g g

1 Doe jij het li uit? het

Ik vul g , ch , g t of cht in. Ik schrijf de woorden nog eens over.

Oefening 32

a b c

86
3
KIJKER 2 Les 17
a b c
licht zorg middag liegt kachel oorlog ligt zich zucht bericht vraagje zuigt toch nachtegaal bocht pochen zegt voertuig krijgt glimlachen
SIGNAAL oefening
Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

Lesdoelen

Lesdoelen 1-4, 6, 7, 9, 10

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 11, 14, 16, 17, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 18 Oefening 33 en 34 (*)

Pagina 6, 22 en 23 Pictogram hoor-, afspraak-, onthoudstrategie en samenstellingen

Extra aanbod

Situering

Wat ging vooraf? Woorden met g, ch, gt en cht werden in de vorige lessen grondig herhaald.

Wat volgt? In deze les komt de focus aan bod in samenstellingen en volgt er een dictee als signaaloefening. De focus komt terug aan bod in Kijker 6 en 8.

87 3 KIJKER 2 Les 18
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 20 11 Woorden met ch 7 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Spelling
3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

Lesplan

Hang het pictogram van samenstellingen aan het bord. Wie kan me nog eens vertellen wat een samenstelling is? Vraag naar voorbeelden.

We kleven twee woorden samen en vormen een nieuw woord: een samenstelling.

1Loepje p. 6

We kunnen ook samenstellingen maken met woorden met g, ch, gt of cht. Bv. wachtzaal, zichzelf, rechtstaan, nachtdier, dichterbij, pechvogel … Schrijf er enkele op het bord, maar koppel ze meteen aan de juiste strategie.

– We horen … woorden op g.

– We onthouden … woorden op c/h.

– We spreken af … c/h/t na de korte klinker a, e, i, o, u.

rugpijn = rug + pijn pechvogel = pech + vogel wachtkamer = wacht + kamer nachtdier = nacht + dier

Herhaal nog eens de stappen die je moet volgen om een samenstelling correct te schrijven. Ik hoor een samenstelling, ik verdeel de samenstelling en beluister elk woord, ik kleef de woorden weer aan elkaar.

Instructie

2WK p. 18 oef. 33

3WK p. 18 oef. 34 (*)

Overschrijfkaartje 11

Schrijf de woorden aan elkaar zodat je een samenstelling hebt die past in de zin. Let goed op dat je alle letters opschrijft. Wijs op het belang van het volgen van het stappenplan met het voorbeeld ‘achttien’. Je hoort maar één letter t, maar je schrijft er twee. Je luistert naar het woord en je hoort dat het een samenstelling is. Je verdeelt de samenstelling in ‘acht’ en ‘tien’. Dan pas maak je geen fouten. Je kleeft de stukken weer aan elkaar.

Correctie

Corrigeer klassikaal met behulp van een bordschema. De kinderen gebruiken hun groene balpen.

Instructie

acht + tien = achttien

Spits jullie oren, want ik zal zinnetjes voorlezen die jullie moeten opschrijven. Je leest elke zin volledig, daarna stukje voor stukje, elk stukje tweemaal.

Correctie

Dit is een signaaloefening. Doe de correctie achteraf. De woorden die aan bod komen: - 4 woorden met g - 4 woorden met ch - 5 woorden met gt - 3 woorden met cht

Op basis van dit evaluatiedictee kun je per kind bepalen in welke mate nog verder geoefend moet worden. Dit is een richtlijn voor de vierde week van Kijker 2.

88 3
KIJKER 2 Les 18
Spelling 3 Kijker 2 – Les 13-18 Woorden met g, ch, gt en cht

20

Oefening 33 Ik maak samenstellingen . auto + to cht

Ik vond het een heel plezante

We maken een la ch + fi lm

. stop + li cht

.

autotocht lachfilm stoplicht weerbericht pechvogel achttien achterruit achteruit

Je stopt toch altijd aan een

? weer + beri cht

We luisteren naar het pe ch + vogel

Mijn vriend Jasper is vandaag een Ik kleef de woorden aan elkaar. a cht + tien

Negen plus negen is a cht er + ruit

van de auto is stuk. a cht er + uit

De

We rijden

Lars ligt op zijn rug en moet erg lachen. Hij vliegt uit de bocht in de gracht. Pa droogt zich bij de kachel. Hij zegt dat die brug toch hoog is. Ik vecht omdat hij me plaagt.

Oefening 34 Ik luister goed. Ik schrijf de zinnen op. 1 2 3 4 5 Fout ? 22 11

Focus Woorden met g, ch, gt en cht

De zwakke spellers mogen de zinnen overschrijven of kijken bij twijfel. Deze oefening zou bij alle kinderen vlot moeten verlopen.

89
2 Les
3 a b c a b c
18 KIJKER
18
DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 18 29/05/15 14:11
Spelling 3 Kijker 2 – Les
g, ch, gt en cht
SIGNAAL oefening
13-18 Woorden met
90 Spelling 3 Kijker 2

Focus Alfabet

Lesdoelen

1 De kinderen weten wat het alfabet is en dat het gebruikt wordt om woorden of andere gegevens te rangschikken.

2 De kinderen kunnen zelfstandig het alfabet opzeggen.

3 De kinderen kennen de prenten, de kleuren en het versje als geheugensteuntje voor het alfabet.

4 De kinderen weten wat een woordenboek is.

5 De kinderen weten waarvoor een woordenboek dient.

6 De kinderen kunnen woorden opzoeken in een alfabetische woordenlijst of een woordenboek.

7 De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de eerste letter.

91 3 Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22 Alfabet
KIJKER 2

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 3-5

Overkoepelende lesdoelen 1, 11, 12, 14, 17, 18

Leermiddelen

Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 19 Oefening 35

Pagina 10 en 41 Affiche alfabet, enkele woordenboeken, woordenlijst Pictogram opzoekstrategie

Extra aanbod

Tot en met oefening 21 / / / Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

Dit is nieuwe leerstof. Het alfabet wordt gememoriseerd aan de hand van een versje, bijhorende prenten en kleuren.

De kinderen maken voor het eerst uitgebreid kennis met het alfabet. In les 20 zullen de kinderen woorden sorteren volgens de beginletter.

Toepassingen op het alfabet komen ook in de volgende Kijkers voor.

92 3 Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22
Alfabet
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
KIJKER 2 Les 19

Lesplan

Waaruit bestaan zinnen? Uit woorden. Waaruit bestaan woorden? Uit letters. We gebruiken letters om klanken en woorden te maken. Voor sommige klanken hebben we één letter, zoals b en k. Voor sommige klanken hebben we twee letters, zoals ui en oe. Voor sommige klanken hebben we meer dan twee letters, zoals eeuw en oei.

1Loepje p. 10 en 41 Affiche alfabet

Neem het Loepje erbij. Laat de kinderen de letters in het Loepje hardop lezen. Die letters staan in een vaste volgorde. We noemen dat het alfabet.

Waarom hebben we een alfabet nodig? Laat de kinderen zelf het antwoord zoeken. Het opzoeken van de betekenis van een woord, de vertaling van een woord in een andere taal, de correcte schrijfwijze …

Verwijs naar de spellingstrategie ‘Ik twijfel, dus ik zoek het op’. Daarom moet je je alfabet kennen, om makkelijk woorden te vinden in een lijst. Neem een woordenboek om dit aan te tonen.

Ook in het Loepje zit een woordenlijstje met alle onthoudwoorden. Je bekijkt de lijst. Bovenaan staan de letters van het alfabet van de eerste letter A tot de laatste letter Z, allemaal mooi op een rijtje. Dan zie je letters die onderstreept zijn. De woorden die beginnen met deze letter staan op dat blad. We zoeken het woord ‘misschien’. Met welke letter start dit woord? ‘Misschien’ begint met de letter … m. Waar vind je de m? Bij de letter m vind je bijna op het eind van het lijstje het woord ‘misschien’.

Hoe zullen we het alfabet leren? Door het alfabet dikwijls op te zeggen en prentjes of zinnetjes te gebruiken.

Vraag al eens naar de eerste letter(s) van het alfabet.

Je hangt de affiche van het alfabet op het bord. Je neemt een aanwijsstok of lat en je neemt samen met de kinderen het versje door. Zeg het eerst voor en herhaal het dan samen met de klas. Let erop dat je het heel geleidelijk en enthousiast doet. We onthouden vandaag de eerste tien letters: A B C D E F G H I J.

Herhaal die tien letters driemaal klassikaal. Laat de helft van de klas het versje scanderen en de andere helft de letters en dan omgekeerd. Jij wijst aan.

Instructie

In jullie werkkatern zie je hetzelfde versje. Jullie gaan op zoek naar alle letters van het alfabet. Je schrijft ze op de lijnen links.

Correctie

WK p. 19 oef. 35

Doe een klassikale correctie met behulp van de affiche. De kinderen gebruiken hun groene balpen.

Tijd over? Haal het scheurblok erbij.

93 3 Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22 Alfabet
2
KIJKER 2 Les 19

het scheurblok.

Tijd over? Maak een oefening in

uit het hoofd te kennen.

de eerste tien letters

Ze hoeven voorlopig enkel

de kinderen de oefening maken.

Bedek de affiche terwijl

(i.p.v. hoofdletters).

Laat de zwakke kinderen de

J K L M N O P Q R U X S V Y T W Z

XY lofoon …. Z wijg!

R u ST U it V an het W erk

OP Q uad

H I

K a L e M a N

H ondje I s J arig

DE F azant G eeuwt

D E F G DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 19 29/05/15 14:11

10 A B C

A ap B eer C anapé

3 a

de kleuren van de schrijflijntjes.

Bespreek de prenten en

a

94 Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22 Alfabet 19
b c
KIJKER b c 21 Focus Alfabet
2 Les 19
Oefening 35
Ik schrijf de 26 letters van het alfabet .
letters in het klein opschrijven

Focus

Moeilijke woorden

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de moeilijke woorden schrijven uit ‘Een koningin op avontuur’.

2 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

3 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van de moeilijke woorden.

4 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van de moeilijke woorden.

5 De kinderen kunnen reflecteren over de moeilijke woorden en aanduiden wat zij moeilijk vinden.

95 3
KIJKER 2 Spelling 3 Kijker 2 – Les
en moeilijke woorden
19-22 Alfabet

Lesdoelen

Alfabet (p. 91): 1-3 Moeilijke woorden (p. 95): 1, 5 Overkoepelende lesdoelen 1-4, 6, 8, 10, 11, 14, 16-18

Lesdoelen

Leermiddelen

Werkkatern

Werkkatern 1 Pagina 20 Oefening 36 en 37

Basisaanbod

Loepje Extra materiaal

Pagina 10 en 35

Affiche alfabet Afdekkaartje

Extra aanbod

Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 22 / Moeilijke woorden 10 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De kinderen hebben in de vorige les kennisgemaakt met het alfabet. Ze kennen de eerste tien letters uit het hoofd. De kinderen gebruiken als geheugensteuntje een versje en prenten.

In de volgende Kijkers komt het alfabet en het alfabetiseren meermaals aan bod. Tijdens de verdere differentiatie kunnen kinderen onthoudwoorden oefenen aan de hand van de woordenhamster.

96 3
KIJKER 2 Les 20
Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22 Alfabet en moeilijke woorden

Lesplan

Je herhaalt de eerste tien letters met behulp van de affiche. Jij wijst aan. Je herhaalt vier- of vijfmaal dit deel van het alfabet. Daarna bedek je de affiche.

Instructie

1Affiche alfabet WK p. 20 oef. 36 Afdekkaartje

2

Loepje p. 35

Nu volgen er drie opgaven. Eerst mogen jullie uit het hoofd de eerste tien letters proberen op te schrijven. Daarna nemen jullie je afdekkaartje en schrijven jullie ze tweemaal uit het hoofd.

Correctie

Verbeter klassikaal met behulp van de affiche of het Loepje. De kinderen gebruiken hun groene balpen.

Het alfabet kunnen we gebruiken om woorden te rangschikken en te ordenen. Denk maar aan het woordenboek. Wanneer zullen we een woordenboek gebruiken? Wanneer je twijfelt aan de correcte schrijfwijze. Verwijs naar de strategie ‘Als ik twijfel, dan zoek ik het op.’

We leren vandaag 19 woorden met een moeilijk stukje. We onthouden de moeilijke stukjes zodat we de woorden correct kunnen schrijven. Sommige woorden kun je zeker al schrijven, maar toch herhalen we ze even.

Alle woorden staan in een verhaaltje in het Loepje, met als titel ‘Een koningin op avontuur’.

Lees het verhaal samen met de kinderen hardop. Elk kind leest enkele zinnen. Stel tijdens het lezen vragen die peilen naar het leesbegrip.

Laat ze aandachtig kijken naar de woordenrij waarin de moeilijkheden geaccentueerd worden. Bespreek de woorden. Wat moeilijk is, staat in het rood. Dat zijn stukjes waarbij we niet kunnen schrijven wat we horen.

– Bij avontuur en dikwijls horen we een (doffe) e in plaats van de letter o of de tweetekenklank ij.

– Bij bieb en web horen we niet of het de eindletter p of b is.

– De woorden brutaal, konijn, tomaat en toneel schrijven we maar met één medeklinker. In sommige regio’s worden de woorden met een korte klinker uitgesproken, waarbij we de medeklinker niet verdubbelen. In regio’s waar de woorden met een lange klinker uitgesproken worden, kun je deze woorden benoemen als berenwoorden.

– Bij woorden als eekhoorn, erwt en markt moeten we opletten dat we geen medeklinker vergeten.

– Hotel eindigt zoals appel, maar wordt anders uitgesproken.

– De samenstellingen krijgen de kleuren oranje en groen, zoals juffrouw (juf + vrouw), misschien (mis + schien) en telefoon (tele + foon). Let op voor de dubbele medeklinkers!

– Jullie en perron zijn woorden met een kattenstukje.

– De man is een koning en de vrouw is een koningin. Je kleeft er een stukje aan.

– Bij het woord terug hoor je de doffe e niet, maar je schrijft wel een e.

Instructie

In deze oefening mag je alle woorden met een moeilijk stukje, woorden die we moeten onthouden, overschrijven. Lees in stilte het woord en let goed op de schrijfwijze.

Denk ook terug aan het verhaaltje.

WK p. 20 oef. 37

Correctie

Corrigeer achteraf om te kijken of er overschrijffouten gemaakt werden.

Tijd over? Maak een scheurblokoefening.

97 3 KIJKER 2 Les 20
3
Spelling 3 Kijker 2 – Les
19-22 Alfabet en moeilijke woorden

Focus Alfabet en moeilijke woorden

e rwt tomaat hot e l brutaal we b

koning in tele foon

j ull ie juf frouw

de moeilijke stukjes aanduiden.

tien letters uit het hoofd te

Ze hoeven voorlopig de eerste

Herhaal dat het bij twijfel toegelaten

Maak de eerste opgave samen.

kennen. Bedek de affiche.

toneel mis schien

bie b konijn

dikw ij ls eekhoo rn

av o ntuur p err on

D H

A C D F H

is om in het Loepje te kijken. Laat de kinderen die al klaar zijn

A A A B B B C C C D D D E E E F F F

G G

B C E F G J I

E G I J

H H

I I

J J

Ik bedek wat hierboven staat en probeer de ontbrekende letters te schrijven.

10 35 DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 20 29/05/15 14:11

ma rkt te rug G

Ik bedek wat hierboven staat en probeer de letters nog eens te schrijven.

Ik schrijf de eerste tien letters van het alfabet in volgorde.

Oefening 36

2 Les 20

98 Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22
en moeilijke woorden
KIJKER
3
b c
Alfabet
20
a b c a
22
Oefening 37
Ik schrijf de woorden over.
H
I
J
B
A
avontuur dikwijls bieb toneel jullie koningin markt erwt tomaat hotel brutaal web perron eekhoorn konijn misschien juffrouw telefoon terug

Lesdoelen

Alfabet (p. 91): 1-3, 7 Moeilijke woorden (p. 95): 1, 5 Overkoepelende lesdoelen 1, 2, 11, 14, 16, 17

Lesdoelen

Leermiddelen

Werkkatern 1 Pagina 21 Oefening 38 en 39

Basisaanbod

Pagina 10 en 35 /

Extra

aanbod

Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 23 / Moeilijke woorden 7 en 10 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De kinderen hebben in de vorige twee lessen kennisgemaakt met het alfabet. Ze kennen de eerste tien letters uit het hoofd. Een aantal onthoudwoorden werden in de vorige les geïntroduceerd. De onthoudwoorden worden vorm gegeven door het verhaal ‘Een koningin op avontuur’.

In de volgende Kijkers komt het alfabet en het alfabetiseren meermaals aan bod. Tijdens de verdere differentiatie kunnen kinderen onthoudwoorden oefenen aan de hand van de woordenhamster.

Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22 Alfabet en moeilijke woorden

99 3
Werkkatern Loepje Extra materiaal
Scheurblok
KIJKER 2 Les 21

Lesplan

Wie kan me nog eens vertellen waarvoor het alfabet dient? Wie heeft er een goed geheugen en kent nog de tien eerste letters? We gaan samen de eerste tien letters eens opzeggen. Doen jullie mee?

1WK p. 21 oef. 38

Jullie weten dat het alfabet gebruikt wordt om woorden te rangschikken. Je kijkt daarvoor naar de eerste letter van een woord. Een woord dat begint met de letter a komt voor een woord dat begint met de letter b.

Instructie

We schikken deze tien woorden volgens het alfabet. Je ziet bovenaan het volledige alfabet, dus kijk goed. De eerste letter is een a. Je kijkt dus naar de eerste letters van de woorden. Is er een woord dat begint met de letter a? Ja, avontuur. Avontuur komt eerst. De oefening verloopt volledig geleid.

Correctie

Een correctie is niet nodig aangezien de oefening geleid is verlopen.

Instructie

2WK p. 21 oef. 39

In deze oefening ga je op dezelfde manier te werk. Maar kijk eens goed naar de onthoudwoorden? Welke klank hebben ze allemaal? Het zijn woorden met de ‘g’-klank. We kennen tien woorden met c/h die we moeten onthouden. Schik ze alfabetisch. Dit wil zeggen dat je het alfabet gebruikt om de woorden te ordenen. Zoek de eerste twee woorden samen en laat ze dan zelfstandig verder oefenen.

Correctie

Schrijf ze geleidelijk op het bord. De kinderen corrigeren met een groene balpen.

100 3 KIJKER 2 Les 21
Spelling 3 Kijker 2 – Les
19-22 Alfabet en moeilijke woorden

Oefening 38 Ik schik de woorden alfabetisch. A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z Fout? dikw ij ls bie b av o ntuur ju f f rouw koning in mi s s chien e rwt hot e l

15/02/18 12:57

Focus Alfabet en moeilijke woorden

avontuur bieb dikwijls erwt hotel juffrouw koningin misschien ach glimlach kachel lichaam pech toch zich

De oefening verloopt volledig geleid. Schik samen met de klas de eerste twee woorden. Daarna gaan ze zelfstandig aan de slag. Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22 Alfabet en moeilijke woorden

23

Fout? ka ch el a ch pe ch zi ch to ch li ch aam glimla ch 35 22 Verrekijker_Spelling_3_Werkboek_Kijker_1en2.indd 21

101
2
a b c a b c
21 KIJKER
Les 21 3
Oefening 39 Ik schik de woorden met ch alfabetisch.
Geen tijd genoeg? Werk verder in de volgende les. Wijs de kinderen erop dat er niet voor elke letter van het alfabet een woord is.

Lesdoelen

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 22 Oefening 40 (*)

Situering

Wat ging vooraf?

Pagina 35 Affiche alfabet

Extra aanbod

Wat volgt?

De kinderen hebben in de vorige twee lessen het alfabet herhaald. Ze kennen alvast de eerste tien letters uit het hoofd. Een aantal onthoudwoorden werden in de vorige twee lessen geoefend. De onthoudwoorden worden vorm gegeven door het verhaal ‘Een koningin op avontuur’.

In de volgende Kijkers komt het alfabet en het alfabetiseren meermaals aan bod. Tijdens de verdere differentiatie kunnen kinderen onthoudwoorden oefenen aan de hand van de woordenhamster.

102 3 KIJKER 2 Les 22
Lesdoelen 1 Overkoepelende lesdoelen 1, 2, 7, 10, 11, 14, 16, 18
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 23 / Moeilijke woorden 10 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22
woorden
Moeilijke

Lesplan

Hang de affiche van het alfabet aan het bord en vraag iemand om de prenten aan te duiden terwijl de klas het versje scandeert. Scandeer daarna enkel de letters.

1Affiche alfabet

Je kunt gerust experimenteren en variëren in de manier waarop het versje of het alfabet wordt opgezegd.

Wie durft in z’n eentje het alfabet op te zeggen?

Schrijf het woord ‘dikwijls’ op het bord. Vraag een kind om het woord te lezen. Wat is er zo bijzonder aan dit woord?

2WK p. 22 oef. 40 (*)

Loepje p. 35

Je schrijft niet altijd wat je hoort. Je hoort namelijk een doffe e in plaats van de ‘ij’-klank. Onze taal kent heel wat woorden die niet zo gemakkelijk zijn. Omdat deze woorden een moeilijk stukje hebben, moeten we ze onthouden. Er bestaat geen afspraak of regel voor. Dikwijls is dus een onthoudwoord. Duid het moeilijke stukje of het onthoudstukje aan.

Instructie

De onthoudwoorden die jullie kennen, kleven allemaal aan elkaar in deze soeppot. Laat de kinderen enkele woorden opnoemen die ze terugvinden in de soeppot. Het is aan jullie om het spannende verhaaltje te lezen en de woorden op de juiste plaats te schrijven.

Correctie

Je laat de kinderen met behulp van hun Loepje de oefening zelfstandig corrigeren. De kinderen gebruiken hun groene balpen. Jij corrigeert later nogmaals. Daarna schrijven alle kinderen de fout geschreven woorden opnieuw in de gele zone.

Dit is een signaaloefening. Let goed op de schrijfwijze van de woorden.

3Je toont de kinderen de oefenblaadjes van de woordenhamster. Je legt uit hoe ze kunnen oefenen. Het oefenen zelf gebeurt in een vrij moment, als huistaak en/of tijdens de vierde week van een Kijker.

Onthoudwoorden zijn woorden met een stukje die je gewoon moet onthouden. Dat is niet zo gemakkelijk. Zo moet je onthouden dat pech met c/h en bieb met b geschreven wordt. We zullen hier heel veel op oefenen met behulp van de woordenhamster Oefen klassikaal de eerste moeilijke woorden als je daar tijd voor hebt.

103 3 KIJKER 2 Les 22
Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22 Moeilijke woorden
dikwijls

eens te lezen met de ingevulde

Stimuleer ze om de tekst nog

om de woorden op te zoeken.

eventueel hun Loepje gebruiken

woorden. Dit is geen gemakkelijke oefening. Laat de kinderen

Fout ?

als reuzen, over een fee en over een enge heks als een spin in een

Focus Moeilijke woorden Oefening 40

Dat was het begin van het waar koningin Adiba in terecht kwam.

Ga naar het en wacht op mij.’

telefoon Verrekijker_Spelling_3_Werkboek_Kijker_1en2.indd 22 15/02/18 12:57

terug hotel avontuur

Toen kreeg ze een rare . Een stem zei: ‘Stap niet op de trein.

: ‘Vlugger! Of moet ik de zweep gebruiken?’

, zo groot als reuzen. Een was de baas en riep

En wat zag ze? Ze kon haar ogen niet geloven. De trein werd getrokken door zes

te wachten op de trein.

en . Ze stonden op het

tomaten perron eekhoorns brutaal konijn misschien web

Haar meid droeg een mand met

Op een dag kwam ze van de .

noklaaturb i j n t e l e f o ont erughotel

oohkeenorrep r n s mark t jullieweb

markt erwten

land, werd

Juffrouw koningin

moeten het zeker ook zien. Adiba, een prinses uit een ver

netwreot n e e l t omaten

nok gni i n m i s s ch i en

b i e b j u f f r o u w

avont u u r d i wk i j sl

Nu vond ik het verhaal wel eng.

Maar soms ga ik ook naar het

I k lees een boek uit de

35 dikwijls bieb toneel Jullie

Een koningin op avontuur

Ik schrijf de woorden op de juiste plaats.

naar het leesbegrip.

Stel bijkomende vragen die peilen

SIGNAAL oefening Spelling 3 Kijker 2 – Les 19-22 Moeilijke woorden

in les 20 gelezen.

104 22 KIJKER
Les
3 a b c a b c 23
2
22
Het was een verhaal over geesten en spoken, over sprekende dieren en mieren
De kinderen hebben dit verhaaltje

Focus Woorden op d en t

1

Lesdoelen

De kinderen kunnen eenlettergrepige woorden op d en t schrijven.

2 De kinderen kennen de verlengingsafspraak. ‘D of t aan het eind van een woord? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.’

3 De kinderen weten bij welke woorden ze de verlengingsafspraak moeten toepassen.

4 De kinderen kunnen een woord (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord) op d en t langer maken.

5 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud.

6 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling.

7 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden op d en t.

8 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden op d en t.

9 De kinderen kunnen moeilijke woorden op nd en nt schrijven.

10 De kinderen kunnen moeilijke woorden op d schrijven die niet of moeilijk langer te maken zijn.

11 De kinderen weten wat werkwoorden zijn.

12 De kinderen vinden de persoonsvorm in een zin.

105 3
t
Spelling 3 Kijker 2 – Les 23-24 Woorden op d en
KIJKER 2

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 2, 4, 7, 9

Overkoepelende lesdoelen

Leermiddelen

1-3, 10, 11 ,14, 16, 17, 20

Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal

Werkkatern 1 Pagina 23 Oefening 41 en 42

Pagina 32 Pictogram afspraakstrategie

Extra aanbod

Tot en met oefening 24 12 en 13 Woorden op d 4 Multimedia

Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De kinderen kennen deze spellingafspraak van het tweede leerjaar. De kinderen gebruiken ‘baard’ en ‘taart’ als analogiewoorden. De prent van de man met de baard en een stuk taart hoort bij deze focus. De letter d of t wordt in het rood aangeduid.

In de volgende les passen we de afspraak toe bij samenstellingen. In een volgende Kijker oefenen we de afspraak bij afleidingen, bijvoorbeeld verkleinwoorden. We oefenen dan ook woorden op d en t die je niet gemakkelijk langer maakt.

106 3 Spelling 3 Kijker 2 – Les
Woorden op d
t
23-24
en
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten
KIJKER 2 Les 23

Lesplan

Je schrijft twee woorden op het bord waarvan de laatste letter ontbreekt: baar_ en taar_. Baard en taart. Ik hoor aan het eind van deze woorden dezelfde letter: de letter t.

Om te weten welke letter ik moet schrijven, een d of een t, ken ik een afspraak.

Wie kent die afspraak?

1Loepje p. 32

Een d of t? Ik maak het woord langer. Hoe maak ik baard langer?

Hoe maak ik taart langer?

Je vult de woorden aan met d en t in een kleurtje.

Je neemt het Loepje en bespreekt de afspraak. Je laat de kinderen nog enkele woorden zoeken die eindigen op d of t.

Eventueel suggereer je.

Instructie

2

WK p. 23 oef. 41

Overschrijfkaartje 12

3WK p. 23 oef. 42

Overschrijfkaartje 13

baar_? baarden baard taar_? taarten taart d of t?

In deze oefening zie je zinnen waarvan de laatste letter van een woord, de letter d of t, ontbreekt. Jij maakt het woord langer zodat je weet welke letter je moet schrijven. De kinderen maken enkel de woorden langer in de linkerkolom en vullen dan de ontbrekende letter in.

Correctie

De kinderen corrigeren hun oefening met behulp van het overschrijfkaartje. Ze gebruiken hun groene balpen. Ze schrijven daarna alle in te vullen woorden correct over in de rechterkolom. Wie fouten schreef, schrijft die woorden opnieuw onderaan op het blad.

Instructie

Opnieuw ontbreekt de letter d of t. Jullie vullen de juiste letter in.

Correctie

De kinderen corrigeren hun oefening met behulp van het overschrijfkaartje en hun groene balpen. Ze schrijven daarna alle in te vullen woorden correct over.

107 3 KIJKER 2 Les 23
Spelling 3 Kijker 2 – Les 23-24 Woorden op d en t

achtergrond.

de opgaven met een blauwe

Wie tijd heeft, maakt ook

moeizaam lezen de zinnen voor.

Lees bij de kinderen die

met d of t.

en vullen ze de woorden aan

ze het overschrijfboekje dicht

de eerste kolom in. Dan doen

gebruiken. Ze vullen enkel

bij de start het overschrijfkaartje

De zwakke spellers laat je van

13

Fout ?

32 12

6 Hij heeft bloe aan zijn han .

d d

5 Die noo is wel har

d DK_HER_VK3_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 23 29/05/15 14:11

d t t

4 Het be staat naast de kas .

3 Hij heeft pijn aan zijn hoof

2 Het licht staat op roo .

d d d

1 In de winter kan het kou zijn.

Ik vul d of t in. Ik schrijf het woord nog eens over.

Oefening 42

Fout ?

paarden feesten stranden tenten vrienden koorden herten baarden barsten manden

Draag jij die man ?

Er is een bars in de muur.

t d koud rood hoofd bed noot bloed kast hard hand

Hij heeft een lange baar .

Een ree is geen her .

We klimmen op een koor .

Joren is mijn vrien

We slapen in een ten

We gaan naar het stran

Het is fees

t d t d d t d

Hij rijdt op een paar

langer maken d of t ?

Ik schrijf het woord nog eens over.

d

overschrijven

hoor ik het.

Ik maak het woord langer. Dan vul ik d of t in.

een woord? Ik maak het woord langer, dan

Oefening 41

pas over na de correctie.

De kinderen schrijven de woorden

Eindletter d of t aan het eind van

108 Spelling 3 Kijker 2 – Les 23-24 Woorden op d en t
KIJKER
3
b c a b c
23
2 Les 23
a
24 Focus Woorden op d en t
paard feest strand tent vriend koord hert baard barst mand

Lesdoelen

Lesdoelen 1, 2, 4, 8, 9

Overkoepelende lesdoelen 1-3, 6, 8, 10, 11, 14, 16-18, 20

Leermiddelen Basisaanbod

Werkkatern Loepje Extra materiaal Werkkatern 1 Pagina 24 Oefening 43 (*) en 44

Pagina 6 en 32 Pictogram afspraakstrategie en samenstellingen

Extra aanbod

Situering

Wat ging vooraf?

Wat volgt?

De kinderen kennen de spellingafspraak van het tweede leerjaar.

In de vorige les pasten de kinderen de afspraak toe op grondwoorden. De kinderen kennen ‘baard’ en ‘taart’ met bijbehorende prent als analogiewoorden.

In deze les passen we de afspraak toe bij samenstellingen. In de volgende Kijker bij afleidingen, bijvoorbeeld verkleinwoorden. We oefenen dan ook woorden op d en t die je niet gemakkelijk langer maakt. We leren bovendien dat je de afspraak bij een persoonsvorm niet toepast.

Spelling 3 Kijker 2 – Les 23-24 Woorden op d en t

109 3
Scheurblok Overschrijfkaartjes Woordenhamster Woordenlijsten Tot en met oefening 24 14 Woorden op d 4 Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
KIJKER 2 Les 24

Lesplan

Herhaal de verlengingsafspraak met behulp van het Loepje.

Instructie

We zullen eens kijken hoe goed jullie de afspraak kennen door een kort dictee te doen. Schrijf de ontbrekende woorden op d of t.

1Loepje p. 17 WK p. 24 oef. 43 (*)

Overschrijfkaartje 14 2

Je leest de zin voor, herhaalt het in te vullen woord tweemaal en je leest de zin nogmaals voor. Je geeft voldoende tijd zodat de hele klas kan volgen. De zwakke spellers leggen het overschrijfboekje op de hoek van de bank en kijken bij twijfel. Spreek af dat ze een kruisje bij het woord plaatsen.

Correctie

De kinderen corrigeren elkaars oefening aan de hand van het overschrijfkaartje en hun groene balpen. Dit is een signaaloefening. Jij corrigeert nog eens en neemt deze oefening als vertrekpunt voor differentiatie.

Je toont het pictogram van de samenstellingen. Herhaal het stappenplan. Ik hoor een samenstelling, ik verdeel de samenstelling en beluister elk woord en ik kleef de woorden weer aan elkaar. Bespreek de afspraak in het Loepje.

2Loepje p. 6

Werk samen drie voorbeelden uit aan het bord.

Bij samenstellingen is het belangrijk om goed na te denken over de woorden, alvorens we ze samenkleven. De samenstelling wasmand bestaat uit twee woorden. Welk woord moet je langer maken? Het meervoud van mand is manden. Ik hoor de eindletter d. Ik schrijf wasmand aan elkaar.

was + mand = wasmand rood + kapje = roodkapje hand + doek = handdoek

Eindletter d of t? Ik maak het woord langer.

Vestig hun aandacht bij ‘handdoek’ op de dubbele medeklinker.

Instructie

Kijk goed naar het voorbeeld. Welke samenstelling staat daar? Het woord dat je langer moet maken om te weten welke letter (d of t) je moet schrijven, onderstreep je. Je luistert goed, je verdeelt de samenstelling en je kleeft de woorden weer aan elkaar.

3WK p. 24 oef. 44

Correctie

Bespreek de onderstreepte woorden klassikaal. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. De fout geschreven woorden worden opnieuw geschreven in de gele zone.

110 3 KIJKER 2 Les 24
Spelling 3 Kijker 2 – Les 23-24 Woorden op d en t
112 Spelling 3

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.