educatieve uitgaven
Spelling 6 KIJKER 1 en 2 Handleiding
Algemeen overzicht leerinhouden Kijker 1
2
3
4
5
6
7
8
Hoorwoorden Woorden op d en t Woorden met voor- en achtervoegsels Woorden met open en gesloten lettergrepen Woorden met g, ch, gt en cht Woorden met ei en ij Woorden met au, ou, auw en ouw Meervouden Verkleinwoorden Hoofdletters en leestekens Alfabet Werkwoordspelling Focussen
Vergeet-mij-nietjes 1
Woorden als banaan
2
Woorden op b
3
Woorden op sie, tie en zie
4
Woorden met th
5
Woorden op ik, is, or en um
6
Woorden met wr
7
Woorden met allerlei twee- en meertekenklanken
8
Woorden met q, x en y
9
Woorden met c
10
Woorden met ch, sh en sj
11
Woorden als bagage
12
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
13
Woorden met i als ie
14
Moeilijke woorden
15
Engelse leenwoorden
16
Franse leenwoorden
Spelling 6  Algemeen overzicht Spelling leerinhouden 5 Inleiding
17
18
Spelling Spelling 5 Inleiding 6
Overzicht leerinhouden
KIJKER 1
Les Focus 1
Hoorwoorden
2
Hoorwoorden en alfabet
3
Onthoudwoorden en alfabet
4
Woorden op d en t
5 6
Woorden met g, ch, gt en cht
7 8 9
Werkwoordspelling
10 11 12 13
KIJKER 2
14
Woorden met open en gesloten lettergrepen
Vergeet-mij-nietjes
15
Woorden op d en t
16
Vergeet-mij-nietjes
17 18 19
Woorden met ei en ij
20 21 22 23
Vergeet-mij-nietjes
24
Spelling 6  Overzicht Spelling leerinhouden 5 Inleiding
19
20
Spelling Spelling 5 Inleiding 6
Spelling 6 Overzicht overkoepelende Spelling 5 Inleiding lesdoelen
21
De kinderen kunnen omgaan met de spellingstrategieën.
De kinderen hebben inzicht in de opbouw van een woord.
De kinderen hebben inzicht in de etymologie van een woord.
De kinderen hebben inzicht in hun spellingvaardigheden.
De kinderen ontwikkelen een spellinggeweten.
De kinderen zoeken het woord op indien ze twijfelen aan de schrijfwijze.
2
3
4
5
6
7
De kinderen kunnen de schema’s van open en gesloten lettergrepen en werkwoordspelling interpreteren en toepassen.
9
De kinderen kunnen zelfstandig werken.
De kinderen kunnen samenwerken.
De kinderen kunnen werken in niveaugroepen.
De kinderen kunnen zichzelf corrigeren.
De kinderen kunnen anderen corrigeren.
11
12
13
14
15
De kinderen kennen de kleurcodes in het werkkatern. Blauw is tempodifferentiatie en geel is de plaats om te corrigeren.
De kinderen kennen de pictogrammen in het werkkatern (Loepje, overschrijfkaartje en scheurblok).
De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het Loepje.
De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het scheurblok.
De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het overschrijfboekje.
De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met de woordenhamster.
16
17
18
19
20
21
Materiaal
De kinderen kunnen omgaan met individuele verschillen.
10
Spelling-overstijgend
De kinderen kunnen het moeilijke stukje in een woord identificeren.
8
–– digitaal (online woordenboek of autocorrectie in WORD)
–– een woordenboek (ruime lijst)
–– het Loepje (beperkte lijst)
De kinderen kennen en begrijpen de pictogrammen in Verrekijker.
1
Spelling-eigen
Overzicht overkoepelende lesdoelen
22
Spelling Spelling 5 Inleiding 6 Kijker 1
6
KIJKER 1 Focus Hoorwoorden Lesdoelen 1 De kinderen kunnen met losse letters woorden maken. 2 De kinderen hebben inzicht in de opbouw van woorden. 3 De kinderen kunnen hoorwoorden schrijven. 4 De kinderen kunnen horen of er vooraan of achteraan in een woord één of twee medeklinkers staan. 5 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters vooraan: spr, str, sch, schr … 6 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters achteraan. 7 De kinderen kunnen woorden schrijven op a, o, u en ee. 8 De kinderen weten dat de tweetekenklanken ng en nk nooit uit meer dan twee tekens of letters bestaan. 9 De kinderen kunnen woorden schrijven met ng en nk. 10 De kinderen weten dat de meertekenklanken nooit veranderen. 11 De kinderen kunnen woorden met meertekenklanken schrijven. 12 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling. 13 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud. 14 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van hoorwoorden. 15 De kinderen kennen het stappenplan om samenstellingen correct te schrijven. 16 De kinderen kunnen nadenken over de afzonderlijke woorden in een samenstelling en andere focussen toepassen. 17 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van hoorwoorden. 18 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven met een dubbele medeklinker. 19 De kinderen kunnen samenstellingen met een koppelteken schrijven. 20 De kinderen kunnen het pictogram van samenstellingen herkennen en interpreteren.
Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden
23
6
KIJKER 1
Lesdoelen 2-6, 12, 13, 15-18, 20
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 5, 6, 10-12, 14, 16-18, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 1 Oefening 1 en 2
Loepje
Extra materiaal
Pagina 3, 4 en 67
Pictogram hoor-, afspraak- en onthoudstrategie Pictogram samenstellingen
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Oefening 1
1
Woordenhamster /
Woordenlijsten 1
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
Wat volgt?
24
Kinderen ontdekken de opbouw van (hoor)woorden van bij de start van Verrekijker. Zeker het schrijven van samenstellingen verliep volgens een vast stappenplan. ‘Ik hoor een samenstelling, ik verdeel de samenstelling en ik denk na over de woorden. Ik kleef de woorden weer aan elkaar.’ In de volgende lessen worden de hoorwoorden herhaald, onder andere woorden met twee- en meertekenklanken.
Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden
6
KIJKER 1 Les 1 Lesplan
1
Laat de kinderen hun Loepje van het zesde leerjaar erbij halen. De kinderen kennen dit boekje ondertussen. Herhaal de betekenis van de naam en de kaft. Sta hier langer bij stil als je nieuwe kinderen in de klas hebt.
Loepje p. 3, 4 en 67
Een loep gebruik je om op verkenning te gaan, om nieuwe dingen te zoeken, te ontdekken en te leren. Zoals je in de natuur met een loep naar een insect of plant kijkt om alles goed te bestuderen, gaan we in spelling het woord goed bestuderen. Hoe spreek je dat woord uit? Is er een afspraakstukje of een onthoudstukje? Wat vinden jullie achteraan in het boekje? Laat ze bladeren. In deze woordenlijst staan alle onthoudwoorden van het zesde leerjaar. Bespreek de manier waarop de woorden zijn gerangschikt (alfabetisch). Wie leest graag? Welke boeken of strips lezen jullie graag? Laat een kind het gedicht op pagina 3 hardop lezen. Bespreek de opbouw van het verhaal. We gaan van letters naar klanken. Van klanken naar woorden, zo naar samenstellingen, zinnen en ten slotte verhalen. Het schema op pagina 4 omvat alle letters die we gebruiken in een woord. De letters kun je verdelen in twee groepen, namelijk? Klinkers en medeklinkers. Laat de kinderen het woord ‘bureauchef’ bestuderen. Schrijf de samenstelling op het bord en duid de vreemde klanken aan: ‘eau’ en ‘ch’. Ga door naar het stappenplan om een samenstelling te schrijven. Laat een kind het stappenplan in eigen woorden vertellen. Herinner hen aan het pictogram dat overal zal opduiken. Als ze een schaar en een lijmstift zien, weten de kinderen dat het over samenstellingen gaat. Ga iets dieper in op deze samenstellingen: bureauchef
–– theatervoorstelling Het opsplitsen van de samenstelling maakt theatervoorstelling het schrijven ervan zoveel gemakkelijker. virusscanner We leren dit jaar woorden met t/h schrijven. Wie weet waar het berenstukje zit? Wie weet waar het kattenstukje zit? Onderstreep die. –– virusscanner Door het splitsen vergeet je niet tweemaal de letter s te schrijven. Ik hoor in scanner een ‘k’, maar ik schrijf een c, zoals in circus. Het allerbelangrijkste wat je moet kunnen bij spelling is het herkennen van een afspraakstukje of een onthoudstukje. Daarom moet je je afspraken en je onthoudwoorden goed kennen! Alweer een grote uitdaging om dit schooljaar hard te werken. Haal de pictogrammen van de spellingstrategieën erbij en laat vier kinderen elk een pictogram toelichten. Maak vooral duidelijk dat in één woord zowel een afspraak- als een onthoudstukje kan zitten. We moeten dus heel goed opletten en goed nadenken! De belangrijkste afspraak die we kennen is die van de katten en de beren. Herhaal die afspraak. Herhaal wat korte en lange klanken zijn. Bespreek het schema van het Loepje stapsgewijs. Laat kinderen ter illustratie woorden met een katten- of berenstukje op het bord schrijven.
Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden
25
6
KIJKER 1 Les 1 Instructie
2 WK p. 1 oef. 1
2
Deze oefening start met tien zinnen. In de zinnen staat telkens één woord onderstreept. Wat voor woord is dat? Een samenstelling. Jullie gaan op zoek naar de aparte woorden. Hoe doen we dat? Door de samenstelling te verdelen. Per woord kijk je wat voor woord het is. –– Is het een woord zonder spellingmoeilijkheid en kunnen we schrijven wat we horen? Dan is het een hoorwoord. –– Is het een woord waarbij we voor een bepaald stukje een afspraak nodig hebben om het correct te kunnen schrijven? Dan kijken we over welk stukje het gaat: is het een stukje zoals katten, met een korte klinker en een dubbele medeklinker, of is het een stukje zoals beren, met een lange, enkele klinker en één medeklinker? –– Is het een woord waarbij we niet kunnen schrijven wat we horen, maar ook geen afspraak kunnen gebruiken? Is het een moeilijk woord? Dan gaat het om een onthoudstukje, zoals ei van trein of c/h. De kinderen mogen voor deze oefening samenwerken.
Correctie Verbeter klassikaal aan de hand van een bordschema. Laat de kinderen corrigeren met een groene balpen. Laat je dan nog fouten staan, corrigeer ik met rood. Als je zelf flink verbetert, zal er dus weinig rood in je werkkatern staan! De gele zone wordt voorzien om fout geschreven woorden opnieuw te schrijven. Bij gebrek aan een gele zone (of als er te weinig plaats is), haal je er de schrijvertjes bij. Bespreek met de kinderen waar de schrijvertjes liggen en waarvoor ze dienen. De kinderen gebruiken schrijvertjes om een dictee te oefenen (al dan niet met een klasgenoot), om fout geschreven woorden opnieuw te schrijven (als er geen gele zone is), om mee te nemen naar huis en extra te oefenen, om de woorden van de woordenhamster te noteren ...
Instructie
3 WK p. 1 oef. 2 Overschrijfkaartje 1
2
Hier maken we samenstellingen van hoorwoorden en afspraakwoorden. Je begint met het woord bovenaan in de linkerkolom. Welke samenstelling kun je maken met het woord ‘kruis’? De samenstelling past in de zin ‘De … weven een web.’ Wie weet het antwoord? Geef uitleg bij de blauwe zone, die dient om te differentiëren in tempo. Iedereen maakt de opgaven met een witte achtergrond. Zij die klaar zijn, starten aan de opgaven met een blauwe achtergrond. Bij deze oefening hoort een overschrijfkaartje. Dat overschrijfkaartje bevat de oplossing van de oefening en dient twee doelen: –– Als compenserend middel. De zwakke spellers gebruiken dit boekje om de oplossingen over te schrijven of om te kijken wanneer ze twijfelen. –– Als evaluatiemiddel. Alle kinderen van de klas corrigeren zelfstandig met een groene balpen. Laat hen aandacht besteden aan het pictogram in het werkkatern en leer ze zelfstandig het boekje erbij nemen en het juiste overschrijfkaartje terugvinden.
Correctie Terwijl de kinderen de oefening afwerken, schrijf jij de woorden op het bord. Schrijf de samenstellingen telkens in twee verschillende kleuren. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. De fout geschreven samenstellingen laat je als huistaak opnieuw kruisspinnen schrijven op de gele zone.
26
Spelling 6 Kijker 1 – Les 1 Hoorwoorden
Spelling 6p Kijker 1 – Les 1pHoorwoorden
27
De gele zone dient om fout geschreven woorden opnieuw te schrijven. Te weinig plaats? Laat het kind een schrijvertje nemen.
Alle kinderen maken de opgaven met een witte achtergrond. Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.
Deze oefening komt regelmatig terug, dus bespreek op de werkwijze.
Bespreek de eerste twee samenstellingen samen.
De kinderen werken samen.
KIJKER 1 Les 1
1
1
5
flauwte geheim verontreiniging _____________________ bouw _____________________ bedrijf _____________________
1 De ______________________________________ weven een web.
kruisspinnen 2 ____________________________________ hebben we een toets. Morgenochtend 3 Wie wint er de _________________________________________? wielerwedstrijd 4 De juf durft soms _________________________________ stellen. strikvragen 5 Op de autoweg zijn er veel _______________________________. verkeersongelukken 6 We klauteren over de ____________________________________. rotsblokken 7 In kleine dorpen gaan kinderen naar ________________________. dorpsscholen 8 We leggen vers stro in de ________________________________. koeienstallen 9 Die vrouw heeft ___________________________________ lippen. vuurrode 10 Rond de weide staat er __________________________________. schrikdraad
rode
wedstrijd
vragen
stallen
draad
scholen
ongelukken
blokken
spinnen
ochtend
_____________________
_____________________
Focus Hoorwoorden
1
_______________________________________________________________________________
Fout? __________________________________________________________________________
schrik
koeien
verkeer+s
dorp+s
strik
vuur
rots
morgen
wieler
kruis
Ik maak samenstellingen die in de zinnen passen.
_______________
_______________
dagen teken bomen _______________ fotograaf _______________ bodem _______________
_______________
________________
koppel appel dennen _______________ namiddag _______________ voorstelling _______________ _______________
________________
herfst nieuws beroeps ________________ brul ________________ kikvors ________________
Dokters hebben een beroepsgeheim. Dat is een brulkikvors. We gaan naar de namiddagvoorstelling. Mazout zorgde voor bodemverontreiniging. Mijn oom werkt voor een bouwbedrijf.
beren
6 7 8 9 10
katten
Na de zomer komen de herfstdagen. de apostrof en het koppelteken Je krijgt toch geen appelflauwte? In ons bos staan veel dennenbomen. Papa is nieuwsfotograaf.
O e f e ni n g 2
1 2 3 4 5
Ik verdeel de samenstellingen en ik schrijf de woorden in de vakken.
O e f e n i ng 1
Naam _____________________________________________________________________________________________ Klas _________
6 abc
Besteed veel aandacht aan de correctie. Herhaal je strategie om de woorden in te delen.
abc
28
Spelling 6p Kijker 1
6
KIJKER 1 Focus Alfabet Lesdoelen 1p De kinderen weten wat het alfabet is en dat het gebruikt wordt om woorden of andere gegevens te rangschikken. 2p De kinderen kunnen zelfstandig het alfabet opzeggen. 3p De kinderen kennen de prenten, de kleuren en het versje als geheugensteuntje voor het alfabet. 4p De kinderen weten wat een woordenboek is. 5p De kinderen weten waarvoor een woordenboek dient. 6p De kinderen kunnen woorden opzoeken in een alfabetische woordenlijst of een woordenboek. 7p De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de eerste letter. 8p De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de tweede letter. 9p De kinderen kunnen woorden alfabetisch rangschikken, rekening houdend met de derde, vierde ‌ letter.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 2-3pAlfabet
29
6
KIJKER 1p Les 2
Lesdoelen Hoorwoorden (p. 23): 3, 8-14 Alfabet (p. 29): 1-3, 7, 8
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 10, 11, 14-18
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 2 Oefening 3 en 4
Loepje
Extra materiaal
Pagina 10 en 13
Pictogram hoorstrategie Affiche alfabet
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 2
/
Woordenhamster /
Woordenlijsten 1
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
Wat volgt?
30
Spelling 6p Kijker 1 – Les 2-3pAlfabet
Gedurende de vorige leerjaren werd regelmatig geoefend op het alfabetisch rangschikken van woorden. Het kennen van het alfabet is een voorwaarde om vlot de opzoekstrategie te kunnen toepassen. Het alfabet wordt geoefend aan de hand van een versje, prenten en kleuren. Na deze les zijn de twee- en meertekenklanken opgefrist. In alle kijkers wordt er sporadisch geoefend op het opzoeken en alfabetisch schikken van woorden.
6
KIJKER 1p Les 2 Lesplan
1 Loepje p. 10 en 13
2 WK p. 2 oef. 3
Vraag naar de prenten die de kinderen helpen om het alfabet te onthouden, zoals de aap en de beer op de canapé. Hang de prenten op het bord of schrijf alle kernwoorden die ze noemen op. Duid in dat geval de letters aan. Laat erna enkele kinderen om de beurt het alfabet opzeggen. Laat de kinderen het Loepje erbij nemen op pagina 13. De meertekenklanken aai, ooi, oei, eeuw en ieuw en tweetekenklanken uw, ng en nk vind je er terug. Herhaal de uitspraken ‘die veranderen nooit’ en ‘nooit meer dan twee’.
Instructie Wie kan me vertellen in welke vorm de woorden links staan? De kinderen moeten de termen ‘grondwoord’, ‘meertekenklank’ en ‘tweetekenklank’ vermelden. Schrijf de correcte afleidingen van de grondwoorden die vooraan staan. Dit kan een meervoud of de passende vorm van een bijvoeglijk naamwoord zijn.
Correctie Je laat enkele kinderen de woorden op het bord schrijven. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. De foutief geschreven woorden worden in de gele zone opnieuw geschreven.
3 WK p. 2 oef. 4
Instructie De woorden van oefening 3 gaan jullie nu alfabetisch rangschikken.
Correctie Laat de kinderen elkaars oefening controleren. Jij leest de woorden genummerd voor. De kinderen plaatsen nummers naast de woorden. Achteraf doe je een tweede correctie. Aan de hand van de nummers weet je wie juist geordend heeft.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 2-3pAlfabet
31
Maak de eerste twee opgaven samen. Beklemtoon de termen grondwoord en afleiding.
Wie nog twijfelt aan het alfabet, kijkt in zijn Loepje. 10
KIJKER 1 Les 2 Oef eni ng 3
Hij is de ____________________________ van de groep.
flinkste
Hij heeft gespannen _____________________________.
Ik kocht ______________________________________________ schoenen. nieuwe Papa kijkt graag naar een voetbal__________________________________. toernooi Je moet niet zo ________________________________________________. schreeuwen Dat was een _______________________________________________ film. enge Onder onze voederplank pikken twee ______________________________. vinken De advocaat houdt boeiende _____________________________________. pleidooien Mijn broer is nog een klein _______________________________________. jongetje In de zoo vind je kleurrijke ________________________________________. papegaaien Die honden moeten niet zo _______________________________________. janken Vossen zijn _______________________________ dieren. schuwe Vissen ademen door _____________________________. kieuwen Het was een ________________________________ reis. vermoeiende Ik ontvang graag veel ____________________________. geschenken zenuwen
Ik schrijf de passende vorm van de woorden. nieuw toernooi schreeuw eng vink pleidooi jongen papegaai jank schuw kieuw vermoeiend geschenk zenuw flink
Fout? _________________________________________________________________________
schuw ______________________ toernooi ______________________ vermoeiend ______________________ vink ______________________ zenuw ______________________
2
_______________________________________________________________________________
Oef eni ng 4
kieuw ______________________ nieuw ______________________ papegaai ______________________ pleidooi ______________________ schreeuw ______________________
Ik schik de woorden van oefening 3 alfabetisch.
eng ______________________ flink ______________________ geschenk ______________________ jank ______________________ jongen ______________________
Focus Hoorwoorden en alfabet
6
2
abc
abc
Deze oefening zou vlot moeten verlopen bij iedereen.
De gele zone dient om foutief geschreven woorden opnieuw te schrijven.
De correctie gebeurt mondeling. De kinderen plaatsen getallen terwijl jij de woorden genummerd voorleest.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 2-3pAlfabet
32
6
KIJKER 1p Les 3 Lesdoelen 1-9
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
10-12, 14, 16-19
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 3 Oefening 5 en 6
Loepje
Extra materiaal
Pagina 10 en 67
/
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 4
/
Woordenhamster /
Woordenlijsten 1
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
Gedurende de vorige leerjaren werd regelmatig geoefend op het alfabetisch rangschikken van woorden. Het alfabet wordt geoefend aan de hand van een versje, prenten en kleuren. In les 2 werden hoorwoorden alfabetisch gerangschikt op basis van de eerste letter.
Wat volgt?
In elke Kijker wordt het opzoeken en alfabetisch schikken van woorden sporadisch geoefend.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 2-3pAlfabet
33
6
KIJKER 1p Les 3
Lesplan Je deelt het scheurblok uit. Voor de meeste kinderen is dit niet nieuw. Ze werken er al mee sinds het tweede leerjaar. Je geeft uitleg over de figuurtjes speurder en spion. Je vertelt dat niet iedereen even snel kan lopen, kan zwemmen, kan rekenen … Hoe meer je oefent, hoe beter iets gaat. Je hoeft niet steeds de moeilijkste of de gemakkelijkste oefeningen te maken. Soms zal ik zeggen welke oefeningen je moet maken, soms mag je kiezen. Soms begin je met een oefening van de speurder en werk je achteraf aan een oefening van de spion die iets moeilijker is.
1
De kinderen kunnen vanaf nu werken in hun scheurblok: –p wanneer ze tijd over hebben; –p als huistaak; –p tijdens de differentiatieweek. Ze werken tot een bepaalde oefening en niet verder. Het nummer van die oefening staat steeds onderaan op de pagina van het werkkatern vermeld. De kinderen weten zo tot waar ze kunnen werken. Maak de eerste oefening van de speurder samen. Geef de nodige instructies. Vertel dat het altijd toegelaten is om woorden op te zoeken in de woordenlijst van het Loepje en om een schrijvertje te nemen om enkele woorden of zinnen in het klad te noteren.
Instructie
2 WK p. 3 oef. 5 Loepje p. 67
2
Bespreek samen met de kinderen de opdracht. Welke woordenlijst wordt bedoeld? Die in het Loepje. Laat een kind het juiste paginanummer noemen. Dat is te vinden in het Loepje, afgebeeld naast de oefening in het werkkatern. Laat de kinderen per twee het Loepje nemen op de juiste pagina. Ze werken samen.
Correctie Corrigeer achteraf.
3
Instructie Hier krijgen jullie twee reeksen van woorden. De eerste reeks gaat over het grondwoord ‘nieuw’ en zijn afleidingen. De tweede reeks over onthoudwoorden. Jullie schikken eerst de eerste reeks alfabetisch, daarna beginnen jullie aan de tweede reeks.
WK p. 3 oef. 6
Correctie Jij leest de woorden genummerd voor. De kinderen plaatsen nummers naast de woorden. Achteraf doe je een tweede correctie. Aan de hand van de nummers weet je wie juist geordend heeft.
34
Spelling 6p Kijker 1 – Les 2-3pAlfabet
Spelling 6p Kijker 1 – Les 2-3pAlfabet
35
Wie eerst in het klad de woorden op volgorde wil schrijven, kan een schrijvertje nemen.
Wie nog twijfelt aan het alfabet, neemt zijn of haar bladwijzer erbij.
Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.
De kinderen nemen per twee hun Loepje en werken samen.
4
67
6
koud
3
vrouw
zand
professor
concert
applaus
ontbijt
lichaam
vriendschap
wrevel
kauwen
augustus
populair voortdurend kous ______________________ enquete ______________________ Australië ______________________ kazerne ______________________ wriemelen ______________________ vrij ______________________ lid ______________________ ontbijten ______________________ aquarium ______________________ conclusie ______________________ proficiat ______________________ zebra ______________________ vrouwelijk ______________________ ______________________
______________________
nieuws nieuwsgierig ______________________ vernieuwen ______________________ ______________________
______________________
kaal kabaal ______________________ kandidaat ______________________ kapot ______________________ kathedraal ______________________
Focus Onthoudwoorden en alfabet
klei kliniek ______________________ konijn ______________________ kritiek ______________________ kuchen ______________________ ______________________
kandidaat – kapot – klei – kliniek – kabaal – kaal – kuchen – kritiek – konijn – kathedraal
benieuwd nieuw ______________________ nieuwigheid ______________________ ______________________
nieuw – nieuws – benieuwd – nieuwsgierig – vernieuwen – nieuwigheid
Ik schik de woorden alfabetisch.
O e f e n i ng 6
15
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
enkelvoud
voorraad
2 ______________________
4
popcorn
1 ______________________
pony voorkomen kou ______________________ enigszins ______________________ augurk ______________________ kauw ______________________ wreken ______________________ vreedzaam ______________________ liaan ______________________ onrijp ______________________ applaudisseren ______________________ concentreren ______________________ productiviteit ______________________ yoghurt ______________________ vrijheid ______________________
Ik zoek in de woordenlijst het woord dat juist voor en juist na het woord komt. Ik schrijf de woorden op.
O e f e n i ng 5
KIJKER 1 Les 3
3
abc
De correctie gebeurt mondeling. De kinderen plaatsen getallen terwijl jij de woorden genummerd voorleest.
abc
36
Spelling 6p Kijker 1
6
KIJKER 1p Focus Woorden op d en t Lesdoelen p1pDe kinderen kunnen eenlettergrepige woorden op d en t schrijven. p2pDe kinderen kennen de verlengingsafspraak. ‘D of t aan het eind van een woord? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.’ p3pDe kinderen weten bij welke woorden ze de verlengingsafspraak moeten toepassen. p4pDe kinderen kunnen woorden (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord) op d en t langer maken. p5pDe kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud. p6pDe kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling. p7pDe kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden op d en t. p8pDe kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden op d en t. p9pDe kinderen kunnen moeilijke woorden op nd en nt schrijven. 10p De kinderen kunnen moeilijke woorden op d schrijven die niet of moeilijk langer te maken zijn. 11p De kinderen weten wat werkwoorden zijn. 12p De kinderen vinden de persoonsvorm in een zin.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 4p Woorden op d en t
37
6
KIJKER 1p Les 4
Lesdoelen 2, 4, 6, 8
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 10, 11, 14, 16-18, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 4 Oefening 7 en 8
Loepje
Extra materiaal
Pagina 26 en 27
Pictogram afspraakstrategie
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 7
2
Woordenhamster Woorden op d
Woordenlijsten 2
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
Wat ging vooraf?
Wat volgt?
38
De verlengingsafspraak bij woorden op d en t werd aangeleerd in het tweede leerjaar en in het derde, vierde en vijfde leerjaar herhaald bij grondwoorden en afleidingen. De letters d en t worden in het rood aangeduid. De kinderen kennen de analogiewoorden baard en taart en de bijbehorende illustratie. Moeilijke woorden op d, zoals geld en iemand, komen aan bod sinds het derde leerjaar. Dit zijn onthoudwoorden. Een aantal van die woorden werd wel gereduceerd zodra kinderen ook woorden als geld (geldig), verstand (verstandig) ... leerden verlengen. In les 13 komen woorden op d en t opnieuw aan bod. Verder wordt deze focus in Kijker 3 en 4 herhaald, onder meer bij het schrijven van verkleinwoorden.
Spelling 6p Kijker 1 p– Les 4p Woorden op d en t
6
KIJKER 1p Les 4 Lesplan
1 Loepje p. 26 en 27
2
Een herhaling van de verlengingsafspraak volstaat als start van de les. Haal het Loepje erbij en bespreek de volgende punten: –p Eindletter d of t? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het. –p Zowel bij grondwoorden, afleidingen als samenstellingen kan de verlengingsafspraak worden toegepast. We gaan dan steeds op zoek naar het grondwoord. –p Niet alle woorden op d en t zijn langer te maken, bijvoorbeeld iemand en vloed. Deze woorden sluiten aan bij de onthoudstrategie. –p Werkwoordsvormen maken we niet langer, omdat we hierbij moeten denken aan de werkwoordspelling. We volgen het werkwoordschema.
Instructie In de zinnen staat een samenstelling. Die samenstelling bevat woorden op d of t. Deze letters ontbreken. Jullie schrijven de juiste letter. Jullie schrijven de samenstellingen nog niet over.
WK p. 4 oef. 7
Correctie Corrigeer klassikaal met behulp van een bordschema. Schrijf de samenstellingen met verschillende kleuren, zodat de opbouw duidelijk is. De kinderen gebruiken hun groene balpen en corrigeren en/of vullen aan. Daarna schrijven de kinderen de samenstellingen over met een blauwe balpen. Ga later op zoek naar kopieerfouten. De fout geschreven samenstellingen worden opnieuw geschreven op een schrijvertje.
3 WK p. 4 oef. 8 Overschrijfkaartje 2
Instructie In de samenstellingen ontbreken opnieuw de letters d en t. Het is de eindletter van het eerste woord en de beginletter van het tweede woord. Die werden vervangen door hartjes. Jullie schrijven de samenstelling in de zin en vervangen de hartjes door de juiste letters. De zwakke spellers kunnen het overschrijfkaartje gebruiken. Spreek af dat ze dit boekje omgekeerd op de hoek van de bank leggen. Wanneer ze twijfelen, mogen ze een kijkje nemen. Ze plaatsen dan een kruisje bij het woord dat ze overgeschreven hebben.
Correctie De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Ze schrijven de foutief geschreven woorden opnieuw in de gele zone.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 4p Woorden op d en t
39
Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.
Wie twijfelt, neemt een kijkje in het overschrijfboekje en plaatst een kruisje bij het woord in het werkkatern.
KIJKER 1 Les 4 Oef eni ng 7
_____________________________________
aardkorst _________________________________ bloedworst _________________________________ hoofdstraat _________________________________ spotgoedkoop _____________________________________ honderdduizend _____________________________________ broedtijd _____________________________________ grondgebied _____________________________________ tijdschrift _____________________________________ lidgeld _____________________________________ noordoostenwind _____________________________________ kruiswoordraadsel
Ik vul aan met d of t. Ik schrijf de woorden over.
d t 1 Hoe dik is onze aar___kors___? d t 2 We eten vanavond bloe___wors___. d t 3 Ze wonen in de hoof___straa___. t d 4 Dat is wel spo___goe___koop. d d bommen en granaten! 5 Honder___duizen___ d d 6 In mei is het broe___tij___. d d 7 Dat is een uitgestrekt gron___gebie___. d t 8 Benieuwd kijken ze in een tij___schrif___. d d al betaald? 9 Heb je je li___gel___ d d waait. 10 Een koude noor___oostenwin___ d d
11 Bo lost een kruiswoor___raa___sel op.
Oef eni ng 8
De __________________________________________________ staat open.
sportterrein Ze oefenen op het _______________________________________________. bloeddorstig Die kwade hond gromt ___________________________________________. branddeur Die stevige deur is een ___________________________________________. winddicht Dat huis is zeker ________________________________________________. potdeksel Op een confituurpot schroef je een _________________________________. biljarttafels In dat café staan _______________________________________________. hoofddoek Sommige meisjes dragen een _____________________________________. Mijn boterhammen zitten in een ___________________________________. broodtrommel Bij het leger heb je lucht-, zee- en _________________________________. landtroepen Met een ______________________________________ om kun je niets zien. blinddoek kastdeur
Ik schrijf de samenstellingen over en vervang ❤ door d of t. spor❤❤errein bloe❤❤orstig bran❤❤eur win❤❤icht po❤❤eksel biljar❤❤afels hoof❤❤oek broo❤❤rommel lan❤❤roepen blin❤❤oek kas❤❤eur
Fout? _________________________________________________________________________
7
_______________________________________________________________________________
Focus Woorden op d en t
2
26
6
4
abc
abc
De kinderen schrijven de samenstellingen pas over na de correctie.
Spelling 6p Kijker 1 p– Les 4p Woorden op d en t
40
6
KIJKER 1p Focus Woorden met g, ch, gt en cht Lesdoelen p1pDe kinderen kunnen woorden schrijven met g. p2pDe kinderen kennen de ch-woorden van het zesde leerjaar. p3pDe kinderen kunnen woorden schrijven met ch. p4pDe kinderen kunnen woorden schrijven met cht. p5pDe kinderen weten wat een werkwoord en een persoonsvorm is. p6pDe kinderen kunnen een persoonsvorm op gt schrijven. Het is de +t-vorm van werkwoorden met een stam op g. p7pDe kinderen kunnen enkele moeilijke persoonsvormen schrijven: hij ligt, hij legt en hij zegt. p8pDe kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling. p9pDe kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met g, ch en cht. 10p De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met g, ch en cht.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 5-6p Woorden met g, ch, gt en cht
41
6
KIJKER 1p Les 5
Lesdoelen 2-4, 8-10
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 5, 6, 10, 11, 14-18, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 5 Oefening 9 en 10
Loepje
Extra materiaal
Pagina 16 en 17
Pictogram afspraak- en onthoudstrategie
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 8
Woordenhamster
3
Woorden met ch
Woordenlijsten 5
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
Wat ging vooraf?
Wat volgt?
42
De focus komt reeds in Verrekijker 2 aan bod. De woorden met g horen bij de hoorstrategie. De woorden met ch worden onthouden. Elk jaar komen er enkele woorden bij. In Verrekijker 5 leerden de kinderen er 17, nu zijn dat er 21. Er zijn drie woorden met een oranje bol (uitbreiding). Woorden op gt zijn de +t-vorm van werkwoorden met een stam op g. De letter t wordt dus steeds in het paars weergegeven. Woorden op cht zijn woorden waarbij we na een korte klinker cht schrijven. Er zijn drie moeilijke werkwoorden waartegen veel fouten worden gemaakt, namelijk leggen, liggen en zeggen. Om de vervoeging van deze werkwoorden te memoriseren, gebruiken we de prent van de soldaat. In deze les en in de volgende les worden woorden met g, ch, gt en cht herhaald. Er volgt een evaluatie. De werkwoordsvormen op cht en gt komen nog verder aan bod.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 5-6p Woorden met g, ch, gt en cht
6
KIJKER 1p Les 5 Lesplan
1
Herhaal de afspraak ‘na de klinkers a, e, i, o en u schrijf ik cht’ met behulp van het Loepje. Schrijf daarna de woorden ‘recht’ en ‘licht’ elk zesmaal op het bord. De kinderen bedenken afleidingen en schrijven voor- en achtervoegsels bij de grondwoorden op het bord.
Loepje p. 16
rechtp
licht
rechtep
lichtje
gerechtpverlicht rechtstreekspverlichten rechtspverlichting rechterarmpverlichtingspaal
2
Instructie
WK p. 5 oef. 9
Correctie
Schrijf de grondwoorden op c/h/t op de juiste plaats zodat het een afleiding is dat past in de zin.
Corrigeer klassikaal. Laat een kind een zin lezen. Schrijf de afleidingen op het bord. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. Laat de kinderen de afleidingen op een schrijvertje schrijven. Laat ze het grondwoord onderstrepen zodat ze inzicht krijgen in de opbouw van het woord.
3 Loepje p. 16 en 17
4 WK p. 5 oef. 10 Overschrijfkaartje 3
Welke woorden met c/h kennen jullie? Wie weet nog in welk verhaaltje deze woorden staan? Waarover ging dat verhaaltje? Schrijf de ch-woorden die ze zich herinneren, op het bord. Neem het Loepje er opnieuw bij. Duid een kind aan om het verhaaltje met de chwoorden hardop te lezen. Vul de woorden op het bord aan. Deze woorden moeten we onthouden. Het zijn er eenentwintig die we in de klas en thuis zullen oefenen. In het verhaaltje staan ook ch-woorden met een oranje bol aangeduid. Die mag je ook kennen, maar moet je niet kennen. Ga na of de kinderen de betekenis van elk woord kennen.
Instructie Jullie maken samenstellingen die in de zinnen passen. Het eerste woord van de samenstelling komt uit het linkervakje. Het tweede woord van de samenstelling komt uit het rechtervakje. De zwakke spellers kunnen het overschrijfboekje op de hoek van de bank leggen, zodat ze kunnen kijken bij twijfel.
Correctie De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Ze schrijven de fout geschreven woorden opnieuw, onderaan in de gele zone.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 5-6p Woorden met g, ch, gt en cht
43
Laat de kinderen de woorden die ze gebruiken omcirkelen.
Laat de afleidingen op een schrijvertje schrijven als huistaak.
Wie twijfelt, neemt een kijkje in het overschrijfboekje en plaatst een kruisje bij het woord in het werkkatern.
Je kunt de zinnen vooraf ingevuld lezen, dit ter ondersteuning van de taalzwakkere kinderen.
6 16
3
8
KIJKER 1 Les 5 Oef eni ng 9 Ik schrijf de grondwoorden met cht op de juiste plaats. dacht – acht – vracht – licht – nacht – zicht – tracht – wicht – plicht – bocht – richt – wacht
zicht dacht 1 Hij sluipt voor____________ig en be____________zaam naar de vijand. bocht wegen door het schilder____________ige acht 2 Hij rijdt langs ____________ige landschap. plicht vracht 3 De man is mede____________ig aan de overval op een ____________auto. richt tracht te bereiken. 4 Heb je mijn be____________jes ontvangen? Ik heb je ____________en wicht 5 Hij probeerde zijn even____________ te bewaren. nacht 6 Je kunt de politie niet laten komen omdat de ____________egaal te veel lawaai maakt. wacht licht
7 Door het noodweer is de ver____________ing onver____________ uitgevallen.
Oef eni ng 10
tand – tuin – chemie – hout –
pech – auto – toe – architecten –
bureau – kachel – pech – beweging
technicus – bedrijf – architect –
kunst – gejuicht – vogel –
Ik maak samenstellingen. Ik schrijf ze in de zinnen.
lichaam+s – goochelaars
1 Die ________________________________________________________ heeft veel tegenslag. pechvogel 2 De voetballers worden hardop ___________________________________________________. toegejuicht 3 Syra tekent gebouwen in een ____________________________________________________. architectenbureau 4 Die circusclown is bedreven in de ________________________________________________. goochelaarskunst 5 Iemand die een gebit maakt, is een _______________________________________________. tandtechnicus 6 Mijn tante werkt als laborante in een ______________________________________________. chemiebedrijf 7 Die tuin is ontworpen door een ___________________________________________________. tuinarchitect 8 ’s Winters steekt mama elke avond de __________________________________________ aan. houtkachel 9 Die man gaat te voet, want hij heeft _______________________________________________. autopech lichaamsbeweging 10 Veel jongeren hebben nood aan meer _____________________________________________.
Fout? __________________________________________________________________________
5
_______________________________________________________________________________
Focus Woorden met g, ch, gt en cht
abc
abc
Spelling 6p Kijker 1 – Les 5-6p Woorden met g, ch, gt en cht
44
6
KIJKER 1p Les 6 Lesdoelen 1-7, 9, 10
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 5, 6, 8, 11, 14, 16-18, 20, 21
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 6 Oefening 11 (*), 12 en 13
Loepje
Extra materiaal
Pagina 16 en 17
Pictogram afspraak- en onthoudstrategie Bijlage werkwoorden op gt Afdekkaartje Oefenboekje- of blaadjes woordenhamster
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 9
4
Woordenhamster Woorden met ch
Woordenlijsten 5
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
Wat ging vooraf?
Wat volgt?
De focus komt reeds in Verrekijker 2 aan bod. In de vorige les werd de afspraak ‘na de korte klinker a, e, i, o of u schrijf ik cht’ herhaald in grondwoorden en afleidingen. Ook de woorden met ch werden herhaald en uitgebreid bij het vormen van samenstellingen. In het zesde leerjaar staat de teller van woorden met ch op 21, facultatief uit te breiden met drie woorden met een oranje bol, namelijk bronchitis, catechese en nochtans. De leerstof is gekend. Dit soort woorden wordt verder opgenomen binnen de integratie van spellingmoeilijkheden in de komende focussen: vooral het schrijven van woorden met open en gesloten lettergrepen en werkwoordsvormen.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 5-6p Woorden met g, ch, gt en cht
45
6
KIJKER 1p Les 6
Lesplan
1 Loepje p. 16
Hang de prent van de vermoeide soldaat op het bord. Herkent iemand hem? Laat de kinderen vertellen wat ze zien en wat ze weten over hem. Breng geleidelijk het verhaaltje op het bord. Wat doet de soldaat? Wat doet hij met zijn geweer? Waar legt hij het, rechts of links? Wat doet hij dan? Waar gaat hij liggen? Slaapt hij met het licht aan? Wat gebeurt er dan? Zegt hij nog iets? De kinderen kunnen persoonsvormen van werkwoorden met een stam op g schrijven. De vormen ligt, legt en zegt blijven voor een aantal kinderen moeilijk. Schrijf enkele infinitieven op het bord en duid vier kinderen aan om de tabel te vervolledigen. Ze moeten de stam en de stam+t opschrijven. Ze schrijven een onderwerp naar keuze.
2
infinitief
De soldaat is moe. Hij legt zijn geweer rechts van hem. Hij ligt in bed en doet het licht uit. Hij zegt echt niets meer.
stamp stam+t
leggenp liggen zeggen lachen zuchten
Instructie Jullie doen hetzelfde bij deze oefening. Jullie krijgen de infinitief. Je schrijft de stam en daarna tweemaal de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Dat wil zeggen dat het nu gebeurt.
WK p. 6 oef. 11 (*)
Correctie Dit is een signaaloefening. Corrigeer deze oefening achteraf, zo merk je meteen wie ernstige moeilijkheden heeft. In les 7 starten we namelijk met werkwoordspelling.
3 WK p. 6 oef. 12
Instructie Je deelt de oefenboekjes of –blaadjes van de woordenhamster uit. De woordenhamster bevat alle onthoudwoorden, gegroepeerd per focus. Laat ze de pagina’s met de woorden met ch nemen. Herhaal de werkwijze. –p De overige benodigdheden: een balpen, een groen kleurpotlood, een afdekkaartje en een kladblaadje of schrijvertje. –p Neem jullie afdekkaartje en zorg ervoor dat het eerste vakje van de eerste rij en de overige rijen afgedekt zijn. Lees de zin en schrijf het woord waarover het gaat op het schrijvertje of kladblaadje. Schuif je afdekkaartje één rij naar beneden. Kijk goed naar het woord in het eerste vakje van de eerste rij. Schreef je het woord correct? Kleur dan het eerste vakje van de eerste rij groen. Schreef je het woord fout? Corrigeer dan en ga verder. Zorg er nu voor dat het eerste vakje van de tweede rij en de overige rijen afgedekt zijn. De werkwijze is ook op het afdekkaartje terug te vinden. De blaadjes van de woordenhamster moeten op meerdere momenten, verspreid in tijd, erbij genomen worden. Een onthoudwoord is gekend als er vier vakjes groen gekleurd zijn.
Correctie Ze corrigeren zelfstandig met hun groene balpen.
46
Spelling 6p Kijker 1 – Les 5-6p Woorden met g, ch, gt en cht
6
KIJKER 1p Les 6
4 WK p. 6 oef. 13 Overschrijfkaartje 4
Instructie Nu volgt een klein dictee. Luister goed en volg mee. In de zinnen ontbreken enkele woorden. Jullie vullen ze in. Zwakke spellers kunnen de woorden kopiĂŤren met behulp van het overschrijfkaartje.
Correctie De kinderen corrigeren met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. De fout geschreven woorden worden opnieuw geschreven in de gele zone.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 5-6p Woorden met g, ch, gt en cht
47
Voor deze oefening heb je de oefenblaadjes of het oefenboekje van de woordenhamster nodig.
Zwakke spellers kopiĂŤren vanuit het overschrijfboekje en plaatsen een kruisje bij het woord in het werkkatern.
KIJKER 1 Les 6 Oef eni ng 11 stam ________________ lig ________________ wacht ________________ weeg ________________ leg ________________ zucht ________________ lach zeg ________________
ik ________________
ik ________________ lig _______________ jij? Wacht ik ________________ weeg ik ________________ leg _______________ jij? Zucht ik ________________ lach zeg
Ik schrijf de juiste vorm van de werkwoorden. infinitief liggen wachten wegen leggen zuchten lachen zeggen
Oef eni ng 12
______________________
______________________
______________________
______________________
______________________
______________________
______________________
______________________
______________________
Opa __________________ in de sofa. ligt Mama _________________ op papa. wacht Hoeveel ____________________ hij? weegt Rob _______________ het boek weg. legt Wie ______________________ daar? zucht Jij _____________________ wel veel. lacht zegt
______________________
______________________
______________________
Hij ____________________ niet veel.
______________________
______________________
Ik schrijf hier de woorden van de woordenhamster.
______________________
Oef eni ng 13 Ik luister goed en schrijf de woorden op. 1
2 3
4
Mijn _____________ vriend ___________ ligt onder een _________________. lichtje Hij leest een _______________________ over _________________. handboek techniek Het ______________ hondje snuffelt aan de _________________________. koeienvlaaien Mama _______________ weg, ________________ sproeit het ______________________ badschuim droogt het ______________ en ____________ kindje af, geeft hem een _____________________ nachtzoen legt hem in zijn _______________. bedje De ____________________ _______________. sneeuwwind beukt tegen het ___________________ zinkende bootje angst wacht Met ______________ ______________ de bemanning op hulp.
Fout? _________________________________________________________________________
9
_______________________________________________________________________________
Focus Woorden met g, ch, gt en cht
4
6
6
abc
oefening
SIGNAAL
abc
Spelling 6p Kijker 1 – Les 5-6p Woorden met g, ch, gt en cht
48
6
KIJKER 1 Focus Werkwoordspelling Lesdoelen p1pDe kinderen weten wat een werkwoord is. p2pDe kinderen vinden de werkwoorden in een zin. p3pDe kinderen weten wat een onderwerp en persoonsvorm is. p4pDe kinderen vinden het onderwerp en de persoonsvorm in een zin. p5pDe kinderen kunnen de ja-neevraag gebruiken om het onderwerp en de persoonsvorm in een zin te vinden. p6pDe kinderen weten dat het onderwerp en de persoonsvorm samen horen. p7pDe kinderen weten dat een persoonsvorm verschillende vormen heeft, afhankelijk van het getal en de persoon van het onderwerp. p8pDe kinderen weten wat een infinitief, stam en uitgang is. p9pDe kinderen kunnen de stam van een werkwoord schrijven. 10p De kinderen weten dat de stam de persoonsvorm is in een bevelende zin. 11p De kinderen kunnen de +t-vorm van een werkwoord schrijven. 12p De kinderen weten dat een zin in de tegenwoordige of verleden tijd kan staan. 13p De kinderen herkennen de tijd van een zin: tegenwoordige of verleden tijd. 14p De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de tegenwoordige tijd. 15p De kinderen weten wat klankverandering betekent. 16p De kinderen kunnen nagaan of het een werkwoord met of zonder klankverandering is. 17p De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de verleden tijd van werkwoorden met klankverandering. 18p De kinderen kunnen de persoonsvorm schrijven in de verleden tijd van werkwoorden zonder klankverandering. 19p De kinderen kunnen werkwoorden schrijven die geen persoonsvorm zijn. 20p De kinderen kunnen de ‘ik heb’- of ‘ik ben’-vorm van werkwoorden schrijven. 21p De kinderen kunnen nagaan of de ‘ik heb’- of ‘ik ben’-vorm eindigt op d of t. 22p De kinderen kunnen werkwoordsvormen gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. 23p De kinderen kennen de begrippen enkelvoud, meervoud, persoon, onderwerp, persoonsvorm, werkwoord, infinitief, stam, +t-vorm, wij-vorm, uitgang en klankverandering. 24p De kinderen weten dat het werkwoordschema een hulpmiddel is bij werkwoordspelling. 25p De kinderen kunnen het werkwoordschema interpreteren en gebruiken.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
49
6
KIJKER 1p Les 7
Lesdoelen 1-7
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 10, 11, 14, 16-18
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 7 Oefening 14, 15 en 16
Loepje
Extra materiaal
Pagina 28 e.v.
/
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 10
/
Woordenhamster /
Woordenlijsten 11
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
50
Wat ging vooraf?
Het schrijven van werkwoorden werd voorbereid. In het tweede leerjaar oefenden ze het zoeken van werkwoorden en het schrijven van de ik-vorm en de +t-vorm. Dezelfde kleuren werden steeds gehanteerd: rood voor de stam, paars voor de uitgang. In het derde leerjaar werden de begrippen ‘stam’, ‘stam+t-vorm’ en‘infinitief’ geïntroduceerd. Vanaf het vierde leerjaar werkt Verrekijker systematisch aan werkwoordspelling. We gebruiken daarvoor voornamelijk het werkwoordschema. Er wordt in het zesde leerjaar een klemtoon gelegd op de verleden tijd en op werkwoorden die geen persoonsvorm zijn.
Wat volgt?
Gedurende het volledige jaar gaan we verder met werkwoordspelling. In Kijker 3 en 4 komt de verleden tijd aan bod. In Kijker 5 tot 8 komen alle werkwoordsvormen aan bod.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
6
KIJKER 1p Les 7 Lesplan
1 Loepje p. 28
Je bespreekt klassikaal de theorie omtrent werkwoordspelling in het Loepje en je illustreert met tal van voorbeelden. De oefeningen in het werkkatern kennen eenzelfde opbouw als de theorie in het Loepje. We frissen eerst de definitie van werkwoorden op. Laat iemand de definitie voorlezen in het werkkatern. Vraag naar voorbeelden.
2
Instructie
WK p. 7 oef. 14
Correctie
We lezen de zin. Over welk werkwoord gaat het? We vullen het juiste werkwoord in. Doe deze oefening geleid. Je schrijft de woorden op het bord.
Corrigeer achteraf op kopieerfouten.
3 WK p. 7 oef. 15
Instructie Wie weet van waar dit stukje tekst afkomstig is? Laat ze de bron hardop lezen. Dus wie schreef dit verhaaltje? Inge Misschaert. Wie kan me vertellen waarover het verhaaltje zal gaan? Bespreek de illustratie. Misschien heeft een kind in jouw klas al kennisgemaakt met een ziekenwagen? Duid een kind aan om het verhaal hardop te lezen. Stel enkele vragen die peilen naar het leesbegrip. Jullie lezen nogmaals het verhaaltje in stilte. Jullie gaan op zoek naar alle werkwoorden. Onderstreep ze.
Correctie De kinderen nemen hun groene balpen en corrigeren en/of vullen aan. Je laat elk kind om de beurt een werkwoord opnoemen (in volgorde van voorkomen).
4 WK p. 7 oef. 16
Instructie Nu we weten dat niet elk werkwoord een persoonsvorm is en dat er meerdere werkwoorden in één zin kunnen staan, maken we een oefening op het schrijven van de juiste persoonsvorm. Als je een persoonsvorm moet schrijven, wat is dan het eerste waaraan je moet denken? De kinderen gaan op zoek naar het onderwerp en bepalen welk getal en welke persoon het is. Laat ze ervaren dat als het onderwerp van getal verandert, de persoonsvorm ook verandert. Het begrip getal betekent enkelvoud of meervoud.
Correctie Laat vijf kinderen naar het bord komen om het onderwerp en de persoonsvorm op te schrijven. De kinderen corrigeren met een groene balpen. Als er veel fouten werden gemaakt, schrijven de kinderen het onderwerp en de persoonsvorm op een schrijvertje (huistaak).
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
51
6
KIJKER 1p Les 7
5
Herhaal nogmaals de definitie van een persoonsvorm. Wanneer het onderwerp van getal verandert, verandert ook de persoonsvorm. Daarom zeggen we dat het onderwerp en de persoonsvorm de beste maatjes zijn. Wanneer een zin van persoon verandert, dan verandert de persoonsvorm niet altijd. Maak dit duidelijk aan de hand van de eerste twee zinnen op het bordschema.
Ik test de batterijen. Mama test de batterijen. Oma en opa testen de batterijen.
rijdenp
Ik rijd met de fiets.
p
Stan rijdt naar de scouts.
Het is toch belangrijk om de persoon van het onderwerp te kennen. Je schrijft namelijk niet altijd wat je hoort. Het getal is enkelvoud, het onderwerp in de eerste zin is eerste persoon en het onderwerp in de tweede zin is derde persoon. Eerste persoon betekent dat we de stam schrijven. Derde persoon betekent dat we de +t-vorm schrijven. Je hoort tweemaal ‘rijd’, maar je schrijft iets anders.
52
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
53
Laat de kinderen het getal geven van de zinnen: enkelvoud of meervoud. Laat ze ervaren dat de persoonsvorm verandert wanneer het onderwerp van getal verandert.
Probeer om steeds het onderwerp en de persoonsvorm samen te vermelden.
Bespreek de illustratie voor je een kind de tekst hardop laat lezen.
Niet elk werkwoord is een persoonsvorm.
Deze oefening wordt geleid gemaakt.
Vertel dat dit pictogram betekent dat het om werkwoorden gaat.
10
28
6 Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet (een handeling), of wat iets of iemand overkomt of ondergaat (een toestand).
Focus Werkwoordspelling
____________________________ jullie met me spelen?
Komen Ik ____________________________________ in de tuin. werk De kinderen ________________________ om ter vlugst. lopen Ik _____________ op de grond. Hij _____________ ook. viel viel
Wij ______________________________________ ziek.
zijn
7
onderwerp verandert van getal, dan verandert ook de persoonsvorm.
De persoonsvorm en het onderwerp zijn beste maatjes. Als het
De hagelbol viel door het glas.
De atleet loopt op de piste.
Papa werkt in de tuin.
Kom je met me spelen?
Ik ben ziek.
Ik vul de juiste persoonsvorm in.
O e f e n i ng 1 6
me een klapje op mijn schouder dat ik uren later nog voelde.
Toen kwam ze dichter bij mij staan. ‘Ik ben blij dat jij haar vriendin bent, Louise. Echt blij.’ Ze gaf
met ons ook. Maar meer dan één, dan klapt ze dicht, onze Anna. Net een oester.’
ziekenwagen duwden. ‘Al van toen ze heel klein was. Met één vriendinnetje ging het nog wel en
‘Zo verlegen’, zuchtte Anna’s moeder wat moedeloos toen de ambulanciers de draagberrie in de
elkaar te knopen en uit te zoeken wat er precies is gebeurd.
tegen, vrees ik. Ik probeer hier en daar de losse eindjes aan
bleke gezicht op dat witte hoofdkussen. Ik kan er niet goed
Nu ligt Anna in het ziekenhuis. Buisjes en slangetjes en haar
uit ‘Het fluistermeisje’ van Inge Misschaert (Kameleonbieb)
Ik onderstreep alle werkwoorden.
O e f e n i ng 1 5
1 Als je honger hebt, moet je ____________________________.
eten 2 Als je dorst hebt, moet je ______________________________. drinken 3 Tijdens de rekenles gaan we ___________________________. rekenen 4 Een roman ______________________________________ we. lezen 5 Naar muziek _____________________________________ we. luisteren 6 Als er regenwolken aankomen, kan het _________________________________. regenen 7 Maar als het vriest, dan zal het niet regenen, maar _______________________. sneeuwen 8 Als de wekker afloopt, moet ik ________________________________________. opstaan
Ik vul aan met werkwoorden.
O e f e n i ng 1 4
KIJKER 1 Les 7 abc
Herhaal regelmatig deze afspraak. Het getal betekent enkelvoud of meervoud
Let op voor de samengestelde werkwoorden die scheidbaar zijn, zoals uitzoeken en dichtklappen.
abc
6
KIJKER 1p Les 8
Lesdoelen 3-7, 12, 13
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1, 2, 10-12, 14, 16-18
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 8 Oefening 17, 18 en 19
Loepje
Extra materiaal
Pagina 28 e.v.
/
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 12
/
Woordenhamster /
Woordenlijsten 11
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
54
Wat ging vooraf?
Het schrijven van werkwoorden werd voorbereid. In het tweede leerjaar oefenden ze het zoeken van werkwoorden, het schrijven van de ik-vorm en de +t-vorm. Dezelfde kleuren werden steeds gehanteerd: rood voor de stam, paars voor de uitgang. In het derde leerjaar werden de begrippen ‘stam’ en ‘infinitief’ geïntroduceerd. Vanaf het vierde leerjaar werkt Verrekijker systematisch aan werkwoordspelling. We gebruiken daarvoor voornamelijk het werkwoordschema. Er wordt in het zesde leerjaar een klemtoon gelegd op de verleden tijd en op werkwoorden die geen persoonsvorm zijn.
Wat volgt?
Gedurende het volledige jaar gaan we verder met werkwoordspelling. In Kijker 3 en 4 komt de verleden tijd aan bod. In Kijker 5 tot 8 komen alle werkwoordsvormen aan bod.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
6
KIJKER 1p Les 8 Lesplan Herhaal de ja-neevraag met behulp van het Loepje. Laat een kind in eigen woorden vertellen hoe je van een zin een ja-neevraag maakt aan de hand van een voorbeeld (Eergisteren vertelde Erika haar zus een enorm spannend verhaal.) en hoe je op die manier het onderwerp en de persoonsvorm kunt vinden.
1 Loepje p. 29
Instructie
2 WK p. 8 oef. 17
Duid een kind aan om het verhaal hardop te lezen. Vraag aan de kinderen wat een dagboek is en wie dat heeft of had. Stel enkele bijkomende vragen die peilen naar het leesbegrip. Jullie nemen jullie lat en potlood en lezen het verhaaltje nog eens in stilte. Per zin denk je aan de ja-neevraag. Het onderwerp onderlijnen jullie één keer, de persoonsvorm twee keer.
Correctie Je leest een zin. Je vraagt aan een kind om het onderwerp en de persoonsvorm te zeggen. De kinderen corrigeren en/of vullen aan met hun groene balpen.
Instructie
3 WK p. 8 oef. 18
2
De tekst van deze oefening wordt niet eerst hardop gelezen. De kinderen gaan meteen aan de slag. Jullie lezen het verhaal een eerste keer in stilte. Duid het onderwerp en de persoonsvorm aan op dezelfde manier als daarjuist: het onderwerp eenmaal onderlijnen en de persoonsvorm tweemaal onderlijnen. Als je hiermee klaar bent, zoom je eens in op het onderwerp en de persoonsvorm. Je moet jezelf de vraag stellen: gebeurt het nu of gebeurde het vroeger? Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd? Schrijf t.t. of v.t. tussen de haakjes.
Correctie Bespreek de oefening mondeling en klassikaal. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.
Instructie
4
In elke zin zoeken jullie het onderwerp. Jullie onderlijnen het onderwerp eenmaal. Jullie schrijven tussen haakjes welke persoon dit is: 1e, 2e of 3e. Jullie vullen enkel het getal in.
WK p. 8 oef. 19
2
De kinderen mogen samenwerken.
Correctie Je leest een zin. Je vraagt aan een kind om het onderwerp, de persoonsvorm en daarna de persoon te zeggen. De kinderen corrigeren met hun groene balpen.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
55
Zoek klassikaal het onderwerp en de persoonsvorm van de eerste twee zinnen.
Schrijf de vragen ‘Gebeurt het nu?’ en ‘Gebeurde het vroeger?’ op het bord als hulpmiddel.
Vooraleer je aan elke oefening start, bespreek je het debestreffende stukje theorie in het Loepje.
De kinderen mogen samenwerken.
29
30
KIJKER 1 Les 8 Oef eni ng 17 Ik onderstreep het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Als ik twijfel, denk ik aan de ja-neevraag. Ik bladerde daarnet in dit dagboek. Ik las de stukjes opnieuw en ik was boos.
uit ‘Het fluistermeisje’ van Inge Misschaert (Kameleonbieb)
Niet alleen ben ik boos op Dina. Op wat ze Anna heeft aangedaan. Ik ben vooral boos op mezelf. Ik had Anna kunnen helpen. Maar ik zag niets, ik was totaal blind, ik deed niets! Dina wordt vast van school gestuurd. Een klasgenoot sla je niet zomaar in elkaar. Maar ik voel me er niet goed bij. Wij lieten Dina en haar bende gewoon hun gang gaan. Dat was verkeerd. En nu is het te laat.
Oef eni ng 18 Ik onderstreep het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Als ik twijfel, denk ik aan de ja-neevraag. Tussen haakjes schrijf ik t.t. of v.t.
t.t. Een training begint met opwarmen (________). t.t. Sanne is lid van de pingpongclub (________). t.t. Soms vraagt de trainer om te huppelen Je moet rond de pingpongtafels lopen (________). t.t. Vorige week sprongen we als kikkers in het rond (________). v.t. op één been (________). v.t. Ze vielen allebei op de grond (________). v.t. De anderen Sanne botste tegen Berre (________). v.t. We moeten hard werken van onze trainer (________). t.t. Na het lopen doen we lachten (________). t.t. En we eindigen met een spelletje tikkertje (________). t.t. Meestal buikspieroefeningen (________). t.t. gebeurt dat buiten (________).
3
1
3
3
11/09/19 11:23
12
t.t. Dus beginnen we maar onmiddellijk met de echte Maar nu regent het pijpenstelen (________). t.t. De pa van Jade kon ook goed pingpongen (________). v.t. Hij was zelfs pingpongles (________). v.t. v.t.
1
provinciaal kampioen (________). Vroeger kwam hij soms meetrainen (________).
Oef eni ng 19 Ik onderstreep het onderwerp eenmaal. In welke persoon staat het onderwerp: 1, 2 of 3? Ik vul in.
3
1
Sanne speelt als eerste (________). Ik pingpong tegen Arne (________). Hij is een
3
2
geducht tegenspeler (________). Maar ik win deze keer (________). Mijn rivaal is niet
3
tevreden (________). ‘Jij bent toch tevreden?’ (________), vroeg mijn broer (________).
3
‘Het kon beter (________)’, zei ik (________). Ook de trainer zei dat (________). Die is ook niet vlug content (________).
Focus Werkwoordspelling
6
8
Verrekijker_Spelling_6_Werkboek_Kijker_1en2.indd 8
abc
abc
Wie tijd heeft, maakt ook de oefeningen met de blauwe achtergrond.
Laat ze een lat en potlood gebruiken.
Probeer steeds om het onderwerp en de persoonsvorm samen te vermelden.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
56
6
KIJKER 1p Les 9 Lesdoelen 1, 3, 6-9, 11-14, 23-25
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 9-11, 14-18, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 9 Oefening 20 (*) en 21
Loepje
Extra materiaal
Pagina 28 e.v.
Pictogram afspraakstrategie Affiche werkwoordschema Bladwijzer
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 14
5
Woordenhamster /
Woordenlijsten 11
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
In les 7 en 8 werd de betekenis van een werkwoord herhaald, oefenden de kinderen op het zoeken van werkwoorden, persoonsvormen en onderwerpen. De tegenwoordige tijd, verleden tijd en de persoon van het onderwerp werden opgefrist.
Wat volgt?
Gedurende het volledige jaar gaan we verder met werkwoordspelling. In Kijker 3 en 4 komt de verleden tijd aan bod. In Kijker 5 tot 8 komen alle werkwoordsvormen aan bod.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
57
6
KIJKER 1p Les 9
Lesplan
1
Je herhaalt klassikaal de werkwoordsvormen die de kinderen kennen. Je schrijft ze op het bord. Je geeft enkele voorbeelden. Per werkwoordsvorm laat je een kind aan het bord om het in de juiste kolom te schrijven. stam
stam+t-vorm
wij-vormp(infinitief)
Enkele voorbeelden: ik reken, Kobe bezorgt, wij huilen, mama kamt, wij smeren, jij antwoordt, ik rijd, ik speel, wij vlechten, jij zwijgt, test jij … Duid moeilijke stukjes in de werkwoordsvormen aan. Waarom eindigt ‘bezorgt’ op een t? Omdat het een stam+t-vorm is. Waarom eindigt ‘rijd’ op een d? Omdat het een stam op d is. De infinitief is rijden. Hang de affiche van de werkwoordspelling aan bord. Laat de kinderen hun Loepjes erbij nemen. Loepje p. 31
Om werkwoorden correct te schrijven, hebben we een schema nodig. Dat schema bestaat uit vier stappen, waarvan je de eerste twee stappen al kent. De eerste stap is het zoeken naar het onderwerp en de persoonsvorm. Wat doen we als we twijfelen? We stellen in gedachten de ja-neevraag. Het eerste woord is de persoonsvorm, het zinsdeel dat volgt, is het onderwerp. Erna moeten we kijken naar de persoonsvorm. In welke tijd staat die? Gaat het over iets dat nu gebeurt of over iets dat vroeger gebeurde? In deze les gaan we stap 3 herhalen: het stukje over de tegenwoordige tijd. In de tegenwoordige tijd kennen we drie vormen waarin het werkwoord kan voorkomen. Wie kan me vertellen welke vormen? –p enkelvoud: ik-vorm of stam en stam+t-vorm –p meervoud: wij-vorm of de vorm van de infinitief Bespreek de drie stappen aan de hand van een voorbeeld. p
Ik werk in de tuin.p
Hij antwoordt op de vraag.
Stap 1 p p
ik p werkp
hij antwoordt
Stap 2p p
tegenwoordige tijdp Het gebeurt nu.p
tegenwoordige tijd Het gebeurt nu.
Stap 3 p eerste persoon p penkelvoudp
derde persoon enkelvoud
Ik schrijf de stam: werk.p
Ik schrijf de stam+t: antwoordt.
Bij ‘ik werk’ en ‘hij werkt’ schrijf je wat je hoort. Dit is een gemakkelijk werkwoord. Bij ‘ik antwoord’ en ‘hij antwoordt’ schrijf je niet wat je hoort. Dit is een moeilijk werkwoord.
58
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
6
KIJKER 1p Les 9
2 WK p. 9 oef. 20 (*)
Vertel dat het verkorte werkwoordschema op de bladwijzer is terug te vinden. Vertel dat de kinderen dat schema altijd kunnen gebruiken.
Instructie We oefenen nu het schrijven van de infinitief en de stam. Ga dus eerst op zoek naar het werkwoord in de zin: de persoonsvorm.
Correctie Corrigeer klassikaal aan de hand van een bordschema en een groene balpen. Dit is een signaaloefening. Deze oefening vertelt jou: –p of de kinderen de persoonsvorm in een zin kunnen vinden; –p of de kinderen de werkwoordsvormen infinitief en stam kennen en kunnen schrijven.
3 WK p. 9 oef. 21 Overschrijfkaartje 5
Instructie Eerst komt er een reeks gemakkelijke werkwoorden aan bod. Jullie denken goed na, gebruiken het werkwoordschema en vullen de persoonsvormen in. Daarna doen jullie hetzelfde bij de moeilijke werkwoorden. Bij gemakkelijke werkwoorden kun je schrijven wat je hoort. Geef als tip dat, als ze bij de moeilijke werkwoorden het werkwoord vervangen door ‘werken’, ze horen hoe de werkwoordsvorm geschreven wordt. Bij ‘hij antwoordt’ hoor ik enkel een d, zoals die in de infinitief staat. Als ik ‘hij werkt’ zeg, hoor ik een t achteraan. Bij ‘hij antwoordt’ plaats ik ook een t. Het is de stam+t-vorm. Bij ‘vind jij’ hoor ik enkel een d, zoals die in de infinitief staat. Als ik ‘werk jij’ zeg, hoor ik geen t achteraan. Bij ‘vind jij’ plaats ik dus geen t. Het is de stam.
Correctie De kinderen corrigeren zelfstandig met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Laat de kinderen achteraf de fout geschreven woorden in de gele zone opnieuw schrijven. Let erop dat je steeds het onderwerp en de persoonsvorm samen laat schrijven.
Loepje p. 34 e.v.
De kinderen kunnen verder oefenen aan de hand van de oefenwerkwoorden in het Loepje en de schrijvertjes. Probeer dat te stimuleren, zowel bij de ouders als bij de kinderen.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
59
Maak van beide reeksen de eerste opgave klassikaal. Zorg ervoor dat het werkwoordschema correct toegepast wordt.
Kinderen die hiermee moeite hebben, neem je op een ander moment apart om nog eens het werkwoordschema stapsgewijs te doorlopen.
Geef als tip om de werkwoorden te vervangen door werken. Ze horen wanneer het de stam+t-vorm is.
6 30
5
14
KIJKER 1 Les 9 Oef eni ng 2 0 infinitief
ik ______________________
ik ______________________
stam
lig ik ______________________ genees ik ______________________ vind ik ______________________ sport ik ______________________ bloed ik ______________________ zeg ik ______________________ zweet ik ______________________ houd ik ______________________ word amuseer ____________________
liggen ____________________ genezen ____________________ vinden ____________________ sporten ____________________ bloeden ____________________ zeggen ____________________ zweten ____________________ houden ____________________ worden amuseren ____________________
Ik schrijf de infinitief en de stam van de werkwoorden.
1 Hij ligt in bed. 2 Wie geneest mij? 3 Mama vindt het goed. 4 Pa sport veel. 5 Gisteren bloedde ik. 6 Wij zeggen niet veel. 7 Het paard zweette enorm. 8 Hij houdt van Ellen. 9 Ik word 12 jaar. 10 Hij amuseerde zich goed.
Oef eni ng 2 1 Ik schrijf de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Ik schrijf wat ik hoor.
Ik ______________________ naar vakantie. Zij ____________________ veel.
Ik ____________________ de bestemming. Jij __________________ die ook. bereik bereikt De boer _________________ bewerkt de grond. ________________ Bewerk jij dat stuk hout? Je ____________________ toch niet! Nee, ik ______________________ niet. verdrinkt verdrink _________________________ je me? Wij ________________________ haar. Verras verrassen verlang verlangt
werkwoorden als werken, spelen, rusten en lopen bereiken bewerken verdrinken verrassen verlangen
Ik schrijf niet altijd wat ik hoor.
Hij __________________ aan de takken. Ik _________________ met de zeef.
Het ________________ in de schuur. Het dak _______________ brandt brandt helemaal af. Ik ______________. _______________ jij? Hij ______________ bloed Bloed bloedt uit zijn neus. Ik _____________ word ziek. _____________ Word jij koning? Fien ____________ wordt groot. Je ______________ te snel. Ik ______________ rustig. ___________ je mee? rijdt rijd Rijd Let op, je ____________________ me! Hij _____________________ zichzelf. verwondt verwondt schudt schud
werkwoorden als antwoorden en vinden branden bloeden worden rijden verwonden schudden
9
Fout? __________________________________________________________________________ Focus Werkwoordspelling
abc
oefening
SIGNAAL
abc
Probeer om steeds om het onderwerp en de persoonsvorm samen te vermelden.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
60
6
KIJKER 1p Les 10 Lesdoelen 1, 6, 7, 14, 24, 25
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 9, 11, 12, 14, 16, 18
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 10 Oefening 22 (*) en 23
Loepje
Extra materiaal
Pagina 28 e.v.
Pictogram afspraakstrategie Affiche werkwoordschema Bladwijzer
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 15
/
Woordenhamster /
Woordenlijsten 11
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
In les 7, 8 en 9 werd de betekenis van een werkwoord herhaald, oefenden de kinderen op het zoeken van werkwoorden, persoonsvormen en onderwerpen. De tegenwoordige tijd, verleden tijd en de persoon van het onderwerp werden opgefrist.
Wat volgt?
Gedurende het volledige jaar gaan we verder met werkwoordspelling. In Kijker 3 en 4 komt de verleden tijd aan bod. In Kijker 5 tot 8 komen alle werkwoordsvormen aan bod.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
61
6
KIJKER 1p Les 10
Lesplan
1 Loepje p. 34 e.v.
Je vertelt dat er zes soorten werkwoorden bestaan: werkwoorden zoals werken, spelen, rusten, antwoorden, lopen en vinden. Ga in op de verschillen tussen de zes werkwoorden door de werkwoordsvormen te bespreken zoals die in de woordenlijst van het Loepje staan.
werkenp ik werkp spelenp ik speel p rustenp ik rustp antwoordenpik antwoord p lopenp ik loop p vindenp ik vindp p
hij werkt p hij speelt p hij rustp p hij antwoordt p hij loopt p hij vindt p
ik werkte p ik speelde p ik rustte p ik antwoorddep ik liep p ik vond p
gewerkt gespeeld gerust geantwoord gelopen gevonden
Vermeld de volgende bijzonderheden: –p Bij werkwoorden als werken schrijf ik wat ik hoor. –p Bij werkwoorden als spelen schrijf ik wat ik hoor. –p Bij werkwoorden als rusten eindigt de stam op t. Ik denk goed na over de stam en de uitgang. –p Bij werkwoorden als antwoorden eindigt de stam op d. Ik denk goed na over de stam en de uitgang. –p Bij werkwoorden als lopen is er een klankverandering in de verleden tijd. –p Bij werkwoorden als vinden is er een klankverandering in de verleden tijd en soms een vorm op d of t. Ik luister dan naar de wij-vorm in de verleden tijd.
2 WK p. 10 oef. 22 (*)
Instructie Je schrijft op het bord de volgende personen: ik …, jij …, hij … en … jij. Ik dicteer een onderwerp en een persoonsvorm. Ik start met ‘ik’ als onderwerp en met een werkwoord als werken, zoals bakken, als persoonsvorm. Ik doorloop steeds dezelfde volgorde van onderwerpen en dezelfde volgorde van werkwoorden. Ik wissel af. onderwerpp
werkwoorden als …
ik …p werken jij …p spelen hij …p rusten … jijp antwoorden plopen pvinden
Correctie Schrijf de werkwoordsvormen op het bord. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. Dit is een signaaloefening. Deze oefening vertelt jou of de kinderen de werkwoordspelling onder de knie hebben. Je weet welke kinderen je bij oefening 23 apart moet nemen en moet begeleiden bij het doorlopen van het werkwoordschema.
62
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
6
KIJKER 1p Les 10 Instructie
3 WK p. 10 oef. 23 Loepje p. 34 e.v.
2
Nu doen we net hetzelfde, maar werken jullie per twee. De ene speelt voor juf of meester, papa of mama, en de andere voert uit. Ik geef een teken wanneer jullie wisselen van rol. Degene die dicteert, gebruikt de personen in het enkelvoud die op het bord staan. Je wisselt af, dus je gebruikt nooit twee keer na elkaar dezelfde persoon. Je wisselt ook het soort werkwoord af. Je neemt een werkwoord uit de lijst oefenwerkwoorden als werken, daarna een werkwoord uit de lijst oefenwerkwoorden als spelen … tot een werkwoord als vinden. De zwakke spellers neem je apart en bij hen dicteer jij de persoonsvormen. Je begeleidt hen telkens door het schema heen. Herhaal de tip om het werkwoord te vervangen door werken en dan goed te luisteren.
Correctie Laat de kinderen samen hun werk corrigeren. Ze gebruiken een groene balpen. Jij voert achteraf een tweede correctie uit. Je vertelt dat de kinderen dit ook kunnen oefenen thuis, met mama, papa, oma, oom … Als er tijd over is, haal je er het scheurblok bij.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
63
Je oefent werkwoordspelling aan de hand van de oefenwerkwoorden in het Loepje.
Idem oefening 22, maar nu gaan de kinderen per twee aan de slag. Ze nemen hun bladwijzer erbij.
Deze oefeningen gaan enkel over de tegenwoordige tijd.
Bij zwakke spellers dicteer jij de werkwoordsvormen.
Geef als tip om bij moeilijke werkwoorden zoals antwoorden en vinden de persoonsvorm te vervangen door werken. Ze horen wanneer het de stam+t-vorm is.
KIJKER 1 Les 10 Oef eni ng 2 2 ________________________
Ik schrijf het onderwerp en de persoonsvorm. ________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________ ________________________ Er zijn ________________________ meerdere antwoordmogelijkheden.
________________________
________________________
________________________
________________________
Oef eni ng 2 3 ________________________
Ik schrijf het onderwerp en de persoonsvorm. ________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________ ________________________ Er zijn ________________________ meerdere antwoordmogelijkheden.
________________________
Fout? _________________________________________________________________________
15
_______________________________________________________________________________
Focus Werkwoordspelling
6
34
10
abc
oefening
SIGNAAL
abc
Spelling 6p Kijker 1 – Les 7-10pWerkwoordspelling
64
6
KIJKER 1p Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen Lesdoelen p 1pDe kinderen kunnen zeggen of woorden uit ĂŠĂŠn, twee of meer woorddelen of lettergrepen bestaan. p 2pDe kinderen weten wat klinkers en medeklinkers zijn. p 3pDe kinderen kunnen luisteren naar de klinker in het eerste deel van een woord en deze als kort of lang benoemen. p 4pDe kinderen kunnen luisteren naar het aantal medeklinkers dat volgt op een korte of lange klinker in het eerste deel van het woord. p 5pDe kinderen kunnen de kattenafspraak toepassen op woorden met twee delen. p 6pDe kinderen kunnen de berenafspraak toepassen op woorden met twee delen. p7pDe kinderen kennen de begrippen verenkelen en verdubbelen. p8pDe kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud. p 9pDe kinderen kennen de analogiewoorden: katten, honden, beren, paarden en bloemen. 10pDe kinderen kunnen het meervoud schrijven van woorden. 11p De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling. 12pDe kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met een katten- of berenstukje. 13pDe kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met een katten- of berenstukje. 14p De kinderen weten wat leenwoorden zijn. 15pDe kinderen weten dat de verdubbeling niet geldt voor leenwoorden als banaan. 16pDe kinderen kunnen de katten- en berenafspraak toepassen bij het schrijven van het meervoud van leenwoorden. 17pDe kinderen kunnen meerlettergrepige woorden met een katten- of berenstukje schrijven. 18pDe kinderen herkennen de pictogrammen en linken deze met de correcte afspraak.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 11-12p Woorden met open en gesloten lettergrepen
65
6
KIJKER 1p
Lesdoelen 2-10, 17, 18
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1, 2, 5, 6, 9-11, 14-18, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 11 Oefening 24 en 25
Loepje
Extra materiaal
Pagina 40
Pictogram afspraakstrategie Affiche katten en beren
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 17
6
Woordenhamster /
Woordenlijsten 4
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
Wat ging vooraf?
De leerstof met betrekking tot open en gesloten lettergrepen kwam uitgebreid aan bod in de vorige leerjaren. Aan de afspraken ‘ik hoor één medeklinker na de a, e, i, o of u, ik schrijf die dubbel’ en ‘ik hoor één medeklinker na de aa, ee, oo of uu, ik schrijf de klinker enkel’ werden onmiddellijk de analogiewoorden katten en beren toegevoegd (‘katten willen lekker kunnen rollen’ en ‘beren slapen rond grote vuren’). We spreken van het kattenstukje en van het berenstukje en van verdubbelen en verenkelen. We gebruiken steeds dezelfde kleuren. De uitzonderingen, de leenwoorden, kwamen aan bod vanaf het tweede leerjaar. Het zijn woorden als banaan: die ontsnappen aan de afspraak. We verdubbelen niet na een korte klinker. De woorden als banaan maken deel uit van vergeet-mij-nietje 1.
Wat volgt?
66
In les 11 oefenen we de afspraken omtrent open en gesloten lettergrepen in. In Kijker 3 en 4 worden de woorden als banaan herhaald.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 11-12p Woorden met open en gesloten lettergrepen
6
KIJKER 1p Les 11 Lesplan
1 Loepje p. 40
Je herhaalt klassikaal de termen klinker, medeklinker, korte klinker en lange klinker. Je neemt het Loepje erbij en je bespreekt de katten- en berenafspraak. –p Ze zijn van toepassing op erg veel woorden. –p Het is belangrijk dat je het katten- en/of berenstukje kan opsporen in een woord. –p Bij twijfel moeten de kinderen steeds dezelfde weg doorlopen. katten Ik hoor één medeklinker p na de korte klinker a, e, i, o of u.p Ik schrijf de medeklinker dubbel.p
Je wijst de tt aan. Je wijst de korte klinker a aan. Je wijst de dubbele tt aan.
beren Ik hoor één medeklinkerp na de lange klinker aa, ee, oo of uu.p Ik schrijf die klinker enkel.p
Je wijst de r aan. Je wijst de e aan. Je blijft de e aanwijzen.
–p Je vermeldt dat het gaat om een kattenstukje of berenstukje. Je verbindt die stukjes met de termen verdubbelen en verenkelen. –p Alle andere woorden (woorden als honden, paarden en bloemen) komen in één pakket. De kinderen denken dan aan de spellingafspraken. Teken drie kolommen op het bord. Schrijf ‘woorden als katten’, ‘woorden als beren’ en ‘andere woorden’ boven de kolommen. Geef een woord en vraag aan een kind om het woord in de juiste kolom te schrijven. woorden als kattenp
woorden als berenp
andere woorden
vertellenpfotograferenporkaan schommelenpknipogenpbaarden kennissenpgrappenmakerphamburger grappenmakerp p
2 WK p. 11 oef. 24 Overschrijfkaartje 6
3 WK p. 11 oef. 25
Instructie Schrijf het meervoud of de passende vorm.
Correctie De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van hun overschrijfkaartje. De foutief geschreven woorden schrijven ze opnieuw in de gele zone. Ze maken ook een analyse van de fouten. Ze tellen het aantal fouten tegen de kattenwoorden en tegen de berenwoorden. Laat ze samenwerken en bespreek dat ook. Het resultaat kan belangrijk zijn voor de differentiatie. Het maken van een analyse versterkt ook het spellinggeweten.
Instructie De woorden in het roze vak ordenen jullie in twee kolommen. Zijn het woorden met een kattenstukje of een berenstukje?
Correctie Corrigeer klassikaal aan de hand van een bordschema en een groene balpen.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 11-12p Woorden met open en gesloten lettergrepen
67
Dit is een eenvoudige herhalingsoefening.
Besteed aandacht aan het pictogram. De kinderen linken dit aan de katten- en berenafspraak.
Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.
6 40
6
17
KIJKER 1 Les 11 Oef eni ng 2 4 Ik schrijf de woorden in het meervoud of in de juiste vorm. man – zaag – dik – tak – hoog – boom
mannen ________________ zagen de ________________ dikke Die _________________ takken hoge bomen
___________________ van de ________________ ________________. vaar – smal – boot – diep – groot – meer – kanaal – rivier
varen smalle ______________ boten We ______________ met onze _______________ diepe en _____________ grote meren op _____________ ________________, op kanalen rivieren _____________________ en ______________________.
kind – leer – lees – spel – ontdek – ver – land – nieuw – streek
kinderen ______________ leren niet alleen _______________ lezen De __________________ spellen ontdekken ook ____________ verre en ___________________. Ze __________________ landen nieuwe streken ________________ en _________________ _______________.
hond – blaf – kat – blaas
honden blaffen en onze Onze __________________ moeten niet zo ________________ katten blazen __________________ niet zo ___________________.
heb – druk – mens – zeg – praat – klets – zwans
Fout? ________________ ________________ ________________ ________________ ________________ ________________ ________________ ________________ ________________ ________________ ________________ ________________
hebben drukke _______________ mensen op tv toch te Wat __________________ die ______________ zeggen praten kletsen zwanzen
woorden als katten
____ /13
____ /12
__________________________________
11
woorden als beren
________________ over voetbal? Ze __________________, ze __________________ en ze _________________.
Oef eni ng 2 5 Ik schrijf de woorden in het juiste vak.
Brugge – dessert – premie – foto – tarra – bakkeleien – demonstreren – tralie – akkoord – bedelaar – adressen – vaderlands
__________________________________
premie _________________________ foto _________________________ demonstreren _________________________ tralie __________________________________ bedelaar vaderlands __________________________________
Brugge _________________________ dessert _________________________ tarra _________________________ bakkeleien __________________________________ akkoord adressen __________________________________
Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen
abc
abc
De katten- en berenafspraak is ook terug te vinden op de bladwijzer.
Deze analyse versterkt het spellinggeweten en is een vertrekpunt voor differentiatie. De woorden in de blauwe zone werden hier bij geteld. Pas de getallen aan voor de iets tragere kinderen.
Er zijn 9 andere woorden, zoals diepe en rivieren.
Spelling 6p Kijker 1 – Les 11-12p Woorden met open en gesloten lettergrepen
68
6
KIJKER 1p Les 12 Lesdoelen 1-6, 8-10, 12, 13, 17, 18
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1, 2, 9-11, 14, 16-20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 12 Oefening 26 en 27
Loepje
Extra materiaal
Pagina 40
Pictogram afspraakstrategie en katten- en berenafspraak
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 18
7
Woordenhamster /
Woordenlijsten 4
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
Wat ging vooraf?
Wat volgt?
De leerstof met betrekking tot open en gesloten lettergrepen kwam uitgebreid aan bod in de vorige leerjaren. Aan de afspraken ‘ik hoor één medeklinker na de a, e, i, o of u, ik schrijf die dubbel’ en ‘ik hoor één medeklinker na de aa, ee, oo of uu, ik schrijf de klinker enkel’ werden onmiddellijk de analogiewoorden katten en beren toegevoegd (‘katten willen lekker kunnen rollen’ en ‘beren slapen rond grote vuren’). We spreken van het kattenstukje en van het berenstukje en van verdubbelen en verenkelen. We gebruiken steeds dezelfde kleuren. In de vorige les werd de katten- en berenafspraak herhaald. De uitzonderingen, de woorden als banaan, kwamen aan bod vanaf het tweede lerjaar. Het zijn woorden waarbij we niet verdubbelen na de korte klinker. In Kijker 3 en 4 worden de woorden als banaan herhaald. Er wordt later vooral geoefend op moeilijkere woorden.
Spelling 5p Kijker 1 – Les 11-12p Woorden met open en gesloten lettergrepen
69
6
KIJKER 1p Les 12
Lesplan
1 Loepje p. 40
2 WK p. 12 oef. 26 Overschrijfkaartje 7
Hang de prenten van de rollende katten en de slapende beren op het bord. Vraag aan de kinderen om de katten- en berenafspraak in eigen woorden te vertellen. Laat ze elkaar aanvullen. Breng de afspraak verkort aan het bord. Vraag naar voorbeelden en schrijf die ook op. Laat zwakke spellers hun Loepje of bladwijzer erbij halen.
Instructie Bespreek de illustraties en lees klassikaal het versje. Stel enkele vragen die peilen naar het leesbegrip. Jullie gaan in dit versje op zoek naar woorden met een katten- en/of berenstukje. Jullie duiden die aan met een groen of roze kleurpotlood. Laat de zwakke spellers het overschrijfkaartje omgekeerd op de hoek van de bank leggen. De kinderen mogen bij twijfel een kijkje nemen. De afspraak is dat ze in het werkkatern een kruisje plaatsen naast het woord waarbij ze hulp nodig hadden.
Correctie Laat elk kind een zin hardop lezen en de katten- en/of berenwoorden noemen. Je schrijft ze op het bord. De kinderen corrigeren met een groene balpen.
3
Instructie
WK p. 12 oef. 27
Correctie
Vervolledig de zinnen door het meervoud of de juiste vorm van de woorden te schrijven. Let op voor de katten- en berenstukjes.
Bespreek klassikaal en mondeling. De kinderen corrigeren met een groene balpen. De foutief geschreven woorden worden opnieuw geschreven op een schrijvertje. Als er tijd over is, laat je de kinderen een scheurblokoefening maken.
70
Spelling 6p Kijker 1 – Les 11-12p Woorden met open en gesloten lettergrepen
Spelling 6p Kijker 1 – Les 11-12p Woorden met open en gesloten lettergrepen
71
Wie tijd heeft, maakt ook de opgave met de blauwe achtergrond.
Lees het versje voor en bespreek de illustraties. Stel vragen die peilen naar hun leesbegrip.
12
7
uren
pedalen spannen vlugger arriveren kunnen we om zo sneller of ___________________ te ___________________. Zo _______________ regenvlagen op tijd schuilen voor ____________________________. 18
We __________________ hard op de _________________ en __________________ ons in
trappen
trap – pedaal – span – vlug – arriveer – kun – regenvlaag
Op tv _________________ __________________ _________________________ ____________
kunnen slimme bollebozen debatteren vonnissen vellen over ______________________ en ___________________ ________________ de ____________________ in ____________ oorlogen verre ___________________________. werelddelen
kun – slim – bolleboos – uur – debatteer – vonnis – vel – oorlog – ver – werelddeel
In de ______________________ __________________ _________________ we voor
middelbare scholen zitten de verschillende ____________________ in andere ___________________________. vakken klaslokalen
middelbaar – school – zit – vak – klaslokaal
Ik schrijf de woorden in het meervoud of in de juiste vorm.
O e f e ni n g 2 7
Of houden we het liever bij berenstreken?
Moeten we van poezen wel iets opsteken?
die elkaar soms pesten, bevechten of het beste wensen.
Of blijven we toch liever in allerlei kleuren: mensen
tegen de gordijnen en trappen opklimmen.
op tijd brokken in potten en water in kommen,
lekker liggen rollen zonder bijten of blazen,
Of trekken we ons vredevol terug bij onze bazen,
tegen blaffende, grommende, harige en woeste honden.
Of maken katers dan legers en wordt de strijd aangebonden
Met halfopen ogen van lekkere prooien dromen.
liggen slapen op takken van hoge bomen?
en zullen de anderen liever op hun gemakken
Kunnen de ene dan beter mussen pakken
hadden we dan met ons allen snorharen?
Als alle mensen morgen katten waren,
Ik onderstreep de kattenstukjes met roze en de berenstukjes met groen.
Oefening 26
KIJKER 1 Les 12
Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen
6 abc
Je kunt de kinderen de woorden laten schikken op een schrijvertje: woorden met een kattenstukje en woorden met een berenstukje.
Laat de kinderen hun bladwijzer erbij nemen.
abc