NATUURWETENSCHAPPEN WE RKMAP AARDRIJKSKUNDE NATUURWETENSCHAPPEN
5TB KENMERKEN VAN HET LEVEN
INHOUD
HOOFDSTUK KENMERKEN VAN HET LEVEN
1 Voortplanting
A. Geslachtskenmerken en voortplantingsorganen
B. De hormonale regulatie van de vruchtbaarheid
B1. Bij de vrouw (menstruatiecyclus)
B2. Bij de man (spermatogenese of zaadcelvorming)
C. De bevruchting en innesteling 14
D. Zwangerschap 16
E. De bevalling 18
F. De invloed van externe factoren op de ontwikkeling van embryo en foetus 22
G. Hoe kan de mens zijn voortplanting regelen ? 24
G.1. Ingrepen bij verminderde vruchtbaarheid 24
G.2. Afremmen van de vruchtbaarheid 27
2. Erfelijkheid
A. De wetten van Mendel 37
B. Moderne genetica en de wetten van Mendel 38
B.1 Begrippen 38
B.2 Monohybride kruising met dominante en recessieve allelen 40
C. Monohybride kruising met intermediaire overerving 42
D Monohybride kruising met codominante overerving 44
E. Familieonderzoek: stambomen 45
F. Geslachtsbepaling en geslachtsgebonden kenmerken 48
G. Kunnen erfelijke eigenschappen veranderen ? 52
DOELSTELLINGEN
D 1. Het onderscheid tussen primaire, secundaire en tertiaire geslachtskenmerken beschrijven
D 2. Aan de hand van een gegeven figuur de bouw en de functie van de voortplantingsorganen bij vrouw en man duiden
D 3. De hormonale regeling van de zaadcelvorming bij man en eicelvorming en menstruele cyclus bij de vrouw toelichten.
D 4. De invloed van externe factoren op de ontwikkeling van embryo en foetus bespreken
D 5. Methoden om vruchtbaarheid te stimuleren, toelichten.
D 6 . Enkele methoden voor beperking van de vruchtbaarheid bespreken, hun betrouwbaarheid vergelijken en enkele methoden beschrijven om SOA ’s te vermijden.
D 7. Aan de hand van concrete voorbeelden, verwoorden dat de genetische informatie, opgeslagen in het DNA, tot uitdrukking komt in kenmerken.
D 8. Aan de hand van eenvoudige kruisingsschema's en stambomen de overerving van kenmerken bij de mens toelichten
D 9. Aan de hand van voorbeelden, illustreren dat variatie tussen organismen ontstaat door het samenspel van genetisch materiaal en omgevingsinvloeden.
KENMERKEN VAN HET LEVEN
1. Voortplanting
1.A. Geslachtskenmerken en voortplantingsorganen
Als we naar onze klasgenoten kijken, kunnen we heel goed de jongens van de meisjes onderscheiden. Jongens verschillen van meisjes, mannen van vrouwen. Als we op babybezoek gaan, is het geslacht heel wat moeilijker te bepalen. Enkel bij het verschonen, kan je dit duidelijk zien. De geslachtskenmerken, die al van bij de geboorte aanwezig zijn, noemen we primaire geslachtskenmerken
Enkele voorbeelden:
onze
voorbeelden:
Meisje of jongen?
Onder invloed van
Geslachtskenmerken:
primaire: kenmerken die aanwezig zijn van bij de geboorte secundaire: kenmerken die tijdens de puberteit ontstaan onder invloed van hormonen tertiaire: kenmerken die voornamelijk bepaald worden door cultuur, maatschappelijke waarden en normen, de leefwereld, de tijdsgeest, …
Duidelijk verschillend tussen man en vrouw zijn de voortplantingsorganen of geslachtsorganen. Dit is uitwendig zichtbaar. Maar ook inwendig, in de buikholte, zijn de voortplantingsorganen van mannen anders dan deze van vrouwen.
Opdracht:
Duid op de illustraties van de mannelijke en de vrouwelijke voortplantingsorganen (met hun omliggende lichaamsdelen) de volgende begrippen aan met hun nummer. Een beetje hulp nodig ?
op http://www.bioplek.org/animaties/voortplanting/mn.html http://www.bioplek.org/animaties/voortplanting/vrgeslachtsorg.html
urineblaas (man, vrouw)
urinebuis (man vrouw)
urineleider (man, vrouw)
anus (man, vrouw)
endeldarm (man, vrouw)
prostaatklier
zaadblaasje
teelbal
bijbal
zwellichaam
eikel
zaadleider
baarmoeder
eierstok
clitoris
eileider
vagina
kleine schaamlip
penis 20 grote schaamlip
baarmoederhals
man
vrouw
Opdracht:
Als je tijdens het maken van de vorige opdracht de webpagina’s: http://www.bioplek.org/animaties/voortplanting/mn.html en http://www.bioplek.org/animaties/voortplanting/vrgeslachtsorg.html hebt geraadpleegd, dan heb je ongetwijfeld al wat geleerd over de functie van de verschillende voortplantingsorganen. Plaats nu het nummer van het voortplantingsorgaan bij de juiste omschrijving.
man
de
voortplantingsorgaan nr. omschrijving
1. penis
2. zwellichamen
3. eikel
4. teelballen
5. bijballen
6. balzak
7. zaadleiders
8. prostaatklier
9. zaadblaasjes
10.
de kop van de penis en het meest gevoelige onderdeel van de geslachtsorganen, vaak geheel of gedeeltelijk bedekt door de voorhuid
hier worden de zaadcellen en het mannelijk hormoon, testosteron, gevormd
scheiden het voorvocht af dat eventueel achtergebleven urine in de urinebuis neutraliseert
In erectie maakt dit geslachtsorgaan tijdens de geslachtsgemeenschap een vaginale penetratie mogelijk
leiden de zaadcellen vanuit elke bijbal naar de prostaat
produceert 30% van het zaadvocht dat samen met zaadcellen het sperma vormt, dit deel van het zaadvocht voedt de zaadcellen
produceren 70% van het zaadvocht dat samen met zaadcellen het sperma vormt, dit deel van het zaadvocht regelt de pH van het sperma
sponsachtig weefsel dat volgepompt kan worden met bloed, zo ontstaat dan een erectie
hier worden de zaadcellen die gevormd zijn in de teelballen opgeslagen
zorgt ervoor dat de teelballen “buiten” het lichaam hangen en de temperatuur er zo lager is dan de lichaamstemperatuur
Kenmerken van het leven
1. eierstokken
2. eitrechters
3. eileiders
4. baarmoeder
5. baarmoederhals
twee huidplooien die de buitenkant van de geslachtsorganen vormen, ze zijn behaard als de vrouw geslachtsrijp is
het uitwendige deel van de vrouwelijke geslachtsorganen, hiertoe behoren de schaamlippen, de clitoris, de uitgang van de urinebuis en de opening van de vagina
de buis waar tijdens de geslachtsgemeenschap de penis in erectie in gebracht wordt, langs hier komt ook het kind tijdens de geboorte naar buiten
een smaller, buisvormig gedeelte van de baarmoeder dat aan één kant in de vagina eindigt en aan de andere kant overgaat in het “baarmoederlichaam”
lopen van de eierstokken naar de baarmoeder, via trilharen vervoeren ze een eicel, hier vindt ook de mogelijke bevruchting plaats
6. vagina
7. kleine schaamlippen
hier zitten al vanaf de geboorte ongeveer 200000 jonge eicellen klaar, er wordt ook oestrogeen gevormd; in vorm, grootte en functie vergelijkbaar met de teelballen van een man
hier kan het ongeboren kind een tijd groeien, de binnenwand is bekleed met een sterk doorbloede slijmlaag die iedere maand afgestoten wordt als er geen bevruchting plaatsvond
8. grote schaamlippen
het meest gevoelige onderdeel van de vrouwelijke geslachtsorganen, vergelijkbaar met de penis van een man
9. clitoris
10.vulva
11. borstklieren
trechtervormige verbredingen van de eileiders die zich over de eierstokken buigen, ze vangen de eicellen vanuit de eierstokken op
twee huidplooien die de ingang van de vagina bedekken, bij veel vrouwen zijn ze groter dan de grote schaamlippen
FUNCTIE VAN DE MANNELIJKE GESLACHTSORGANEN
Penis: het uitwendig geslachtsorgaan. Hij bestaat uit de urinebuis die omgeven is door zwellichamen en daarover een verschuifbare huid (voorhuid). Het uiteinde van de penis is de eikel.
Zwellichamen: deze bestaan uit sponsachtig weefsel. Wanneer de man seksueel opgewonden is, vult dit weefsel zich met bloed en ontstaat er een erectie.
Eikel: het bredere uiteinde van de penis. Net als de clitoris bij de vrouw is de eikel zeer gevoelig. De verschuifbare huid rond de eikel noemt men de voorhuid.
Teelbal: hier worden de zaadcellen en het hormoon testosteron, dat onder andere zorgt voor de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken, gevormd.
Bijbal: een orgaantje achter de teelbal. Hier worden gevormde zaadcellen (spermatozoa) 4 à 6 weken opgeslagen (tot een volgende zaadlozing).
Balzak: beschermt de twee teelballen en bijballen en zorgt ervoor dat deze buiten het lichaam hangen. Dankzij de balzak is de temperatuur van de teelballen en bijballen ook lager dan de lichaamstemperatuur. Dit is nodig voor een goede zaadcelvorming.
: vertrekt vanuit de bijbal en brengt de zaadcellen naar de prostaat waar het zaadvocht wordt toegevoegd. Dan pas spreekt men over sperma. Urine en sperma worden beide verder via de urinebuis afgevoerd, maar nooit tegelijkertijd.
Prostaatklier: een klier aan het begin van de urinebuis die door de urinebuis en de twee zaadleiders doorboord wordt. Prostaatproblemen bemoeilijken dan ook de zaadlozing en het urineren. De prostaat produceert ook het deel van het zaadvocht dat de typische geur van sperma veroorzaakt en de zaadcellen zou voeden.
Zaadblaasjes: ze vormen een groot gedeelte van het zaadvocht. Dit gedeelte zorgt voor de hoge pH van het sperma en neutraliseert zo de lagere pH in de vagina die slecht is voor de zaadcellen.
Klieren van Cowper: leveren het voorvocht enige tijd voor de echte zaadlozing. Dit voorvocht neutraliseert het urinezuur dat eventueel in de urinebuis achterbleef. Zaadcellen ‘voelen zich niet thuis ’ in een zuur milieu.
FUNCTIE VAN DE VROUWELIJKE GESLACHTSORGANEN
Eierstok (ovarium): hier worden de eicellen en het hormoon oestrogeen , dat onder andere zorgt voor de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken, gevormd.
Eitrechter: het uiteinde van de eileider. De eileider is hier breder en heeft hier vingervormige uitstulpingen die een rijpe eicel, uit één van de eierstokken, kunnen opvangen.
Eileider: vervoert de eicel of het embryo naar de baarmoeder met behulp van trilharen. De eventuele bevruchting van de eicel gebeurt hier.
Baarmoeder (uterus): gespierd, peervormig orgaan waarin een embryo zich kan innestelen. Het embryo ontwikkelt zich hier verder tot foetus. De foetus blijft hier tot de geboorte van de baby.
Baarmoederhals: de smalle overgang van de baarmoeder naar de vagina. In de vagina heeft de baarmoederhals een opening, de baarmoedermond.
Vagina: de ongeveer 10 cm lange verbinding tussen de baarmoeder en de buitenkant van het lichaam. Bij de bevalling is de vagina een deel van het geboortekanaal. Aanvankelijk is de vagina gedeeltelijk afgesloten door het maagdenvlies. Als dit niet eerder is gescheurd door lichaamsbewegingen, zal dat tijdens de eerste geslachtsgemeenschap gebeuren. Kliertjes in de baarmoederhals scheiden een vocht af dat de vagina zuur maakt. Dit zuur milieu beschermt tegen infecties. In de vagina monden eveneens kliertjes uit die een vocht afscheiden bij seksuele opwinding.
Kleine schaamlippen: omgeven de opening van de urinebuis en de vagina. Ze zijn onbehaard en bevatten slijmklieren aan de binnenkant.
Grote schaamlippen: de grote schaamlippen zijn behaard en omsluiten de kleine schaamlippen.
Clitoris: ligt daar waar de kleine schaamlippen vooraan samenkomen. Ze bevat veel zenuwuiteinden en is daardoor zeer gevoelig De clitoris kan net als de penis van een man een erectie krijgen.
Vulva: het uitwendige deel van het vrouwelijke geslachtsorgaan (de schaamlippen, de clitoris, de uitgang van de urinebuis en de opening van de vagina).
Borstklieren: De borsten bestaan doorgaans hoofdzakelijk uit vetweefsel. Het klierweefsel, dat voor een melkproductie zorgt, ontwikkelt zich tijdens een zwangerschap. De afvoerbuisjes van de melkklieren monden uit in de tepel. De donkerder gekleurde zone rond de tepel noemt men de tepelhof
Kenmerken van het leven
1.B. De hormonale regulatie van de vruchtbaarheid
1.B.1. DE VROUW (menstruatiecyclus)
D 3 1
concentratie hypofysehormonen in het bloed concentratie ovariumhormonen in het bloed baarmoederslijmvlies
ovarium
Vanaf de
aan de
treedt bij vrouwen een steeds terugkerende cyclus van + dagen op. Deze cyclus, de menstruatiecyclus, wordt geregeld door verschillende Op de 1ste dag van de cyclus produceert de hypofyse, dit is een aanhangsel van de
follikel stimulerend hormoon of Hierdoor begint een eitje te rijpen in de
Deze rijpende eicel is omringd door follikelcellen die een met vocht gevuld blaasje vormen. Dit blaasje steekt uit het oppervlak van de eierstok als de eicel rijp is en krijgt dan de naam Graafse follikel. Deze follikel produceert een eerste vrouwelijk hormoon: . Dit hormoon doet de klieren van het baarmoederslijmvlies en verdikt het slijm (= de proliferatiefase).
(Oestrogeen doet tijdens de puberteit ook de geslachtskenmerken ontstaan.) of Onder invloed van dit 2de hypofysehormoon gebeurt rond de
de
dag de eisprong. De rijpe
barst open, het vocht vloeit er uit en voert de met zich mee.
De eicel komt nu in de terecht waar ze kan worden gedurende + uren.
Onder invloed van L.H. gaan de overblijvende cellen van de Graafse follikel verder ontwikkelen en naast het oestrogeen nog een 2 de vrouwelijk hormoon produceren: het . Dit hormoon zorgt voor de secretie (=afscheiding) van slijm en glycogeen in de zodat een eventueel bevruchte eicel zich kan en voeden (= de secretiefase).
De cellen van de follikel die achterblijven in de groeien nog, ze stapelen vet op en worden lichtgeel. Men spreekt nu van het lichaam.
Als de eicel niet bevrucht werd, zal het gele lichaam na + dagen afsterven. De productie van de hormonen en stopt; het baarmoederslijmvlies sterft ook af en wordt met bloedverlies uitgestoten. Dit is de die begint op dag van de cyclus.
en
De vrouw verliest bij de menstruatie 50 tot 150 ml bloed. Vermits het progesterongehalte weer erg daalt, kunnen nieuwe follikels tot rijping komen en kan de cyclus herbeginnen.
Als de eicel wel bevrucht is, blijft het gele lichaam nog verder groeien en hormonen produceren tot de placenta of
genoeg ontwikkeld is om de productie over te nemen (na + 16 weken).
De menstruatiecyclus is een continu proces vanaf de puberteit tot aan de menopauze:
L.H.
HYPOFYSE
HYPOF E
F.S.H
Eierstok ovulatie (bij bep. F.S.H./L.H.) vorming geel lichaam
Eierstok rijping follikel oestrogeen progesteron
de baarmoederwand ontwikkelt de melkklieren ontwikkelen
Legende vorming van ... werkt in op en heeft als gevolg: hormoon
oestrogeen
L.H. = luteïniserend hormoon (gonadotrofine B)
F.S.H. = follikelstimulerend hormoon (gonadotrofine A)
Kenmerken van het leven
Functies van oestrogeen:
De ontwikkeling
Het regelen
regelen
maandelijks
Functies van progesteron:
geslachtskenmerken bij de vrouw.
fase van de baarmoederwand.
fase van de baarmoederwand.
aan de baarmoederhals.
Het regelen van de -fase van de baarmoederwand.
De ontwikkeling
1.B.2 . DE MAN (spermatogenese of zaadcelvorming)
stimuleren.
De spermatogenese is een continu proces vanaf de puberteit tot op zeer hoge leeftijd.
F.S.H
YP FYSE
L.H
testosteron
HYPOOFYSE testes zaadcelproductie
Secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen
Legende vorming van ... werkt in op en heeft als gevolg: hormoon
L.H. = luteïniserend hormoon (gonadotrofine B) F.S.H. = follikelstimulerend hormoon (gonadotrofine A)
Onder de invloed van gonadotrofine B (ook wel L.H. genoemd vanwege de functie bij de testosteron. Deze testosteronproductie maakt deel uit van een feedback systeem; bij een bepaalde hoeveelheid testosteron in het bloed stopt de hypofyse met de L.H. productie, waardoor de testosteronproductie stilvalt.
Gonadotrofine A (of F.S.H. genoemd, vanwege de functie bij de vrouw) stimuleert andere cellen in de testes (cellen van Sertoli) tot het produceren van deze bindingseiwitten. Daarna kan testosteron de zaadcelproductie op gang brengen, permanent en tot op hoge leeftijd.
Voor de spermatogenese moet de temperatuur
zijn dan de lichaamstemperatuur. De testes liggen in de buiten het lichaam. Spiertjes in de zorgen voor een optimale temperatuur door de testes dichter of verder van het lichaam te brengen, afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Strakke broeken drukken de testes tegen het lichaam waardoor de temperatuur toeneemt, hierdoor kunnen heel wat misvormde zaadcellen ontstaan. Om dezelfde reden is het ook niet goed om je laptop op je schoot te plaatsen,
Het belang van testosteron
Wist je dat
jongetjes met een mooie zangstem vroeger vaak gecastreerd werden om hun hoge stem te behouden? De beroemde componist Joseph Hayden (1732 1809) is hier in zijn jeugd door een gelukkig toeval op het nippertje aan ontsnapt.
Sommige castraten waren heel succesrijk, zoals de beroemde zanger Farinelli (1705-1782), wiens leven in 1994 door Gérard Corbiau werd verfilmd.
Bron: http://www.vpro.nl/cinema/films/ film~488502~farinelli il castrato~.html
Wist je dat
chemische castratie een medische ingreep is door toediening van stoffen die de ejaculatie en erectie bij de man onmogelijk maakt? Zij is niet definitief zodat de ingreep op elk moment kan worden stopgezet en de man zijn potentievermogen herwint.
In het Belgisch recht kan de rechter de chemische castratie niet als straf opleggen ten aanzien van seksuele delinquenten. De seksuele delinquent kan evenwel zelf de maatregel voorstellen teneinde opschorting, probatievoorwaarden, een lichtere straf of een straf zonder vrijheidsberoving te bekomen. Anderzijds kan zij na gevangenzetting door de seksuele delinquent worden aangewend met oog op vervroegde invrijheidstelling.
Toch dient men zich de vraag te stellen of seksuele castratie de oplossing biedt ter preventie van verder seksueel delinquent gedrag. De chemische castratie stopt de productie van testosteron die een zeer belangrijke factor speelt bij het plegen van (seksuele) misdrijven maar zeker niet de enige factor is.
Bron: http://elfri.be/juridische informatie/chemische castratie
Vanaf de puberteit stijgt bij de man het testosterongehalte in het bloed. Testosteron wordt bij de man gevormd in hoofdzakelijk de teelballen en deels de bijnieren, ongeveer 7 mg/dag. In de teelballen wordt het geproduceerd door gespecialiseerde cellen, de cellen van Leydig.
Functies van testosteron:
Bij de ontwikkeling van het embryo zorgt het voor de ontwikkeling van de mannelijke primaire geslachtskenmerken; zonder testosteron ontwikkelt een embryo zich tot vrouw.
;
Tijdens de puberteit zorgt het voor de ontwikkeling van de mannelijke secundaire geslachtskenmerken (onder andere
Na de puberteit zorgt testosteron voor het in stand houden van het mannelijk voortplantingsapparaat, de mannelijke vormen en de productie van sperma
Bij mannen en vrouwen speelt het een rol bij het libido
Testosteron zorgt ook bij vrouwen voor de groei van schaamhaar tijdens de puberteit.
Testosteron stimuleert de groei van skeletspieren.
Onder invloed van testosteron verandert de talgproductie, een van de oorzaken van
Testosteron speelt een rol bij het verlies van hoofdhaar bij mannen.
Testosteron heeft invloed op de lateralisatie van de hersenen.
Even terug naar de Wist je dat …. ?
Bij castratie worden de teelballen operatief verwijderd. Daardoor stopt de mannelijke hormoonproductie (wat niet gebeurt bij gewone sterilisatie).
Bij jongens die gecastreerd worden voor de puberteit, blijft de volledige geslachtsrijping achterwege: de haar en baardgroei zijn minder duidelijk en de stem blijft hoog. Wordt de castratie uitgevoerd op latere leeftijd (na de geslachtsrijping), dan verliest de man zijn potentie (= vermogen tot geslachtsgemeenschap) en kunnen er ook zware psychologische problemen opduiken.
1.C. De bevruchting en innesteling
Bevruchting gebeurt na geslachtsgemeenschap (coïtus). Dat is het inbrengen van de (in erectie) in de
Bij de zaadlozing komen drie tot vijfhonderd miljoen zaadcellen in de vagina terecht. De meeste glijden met het zaadvocht weer uit de vagina na het vrijen als de vrouw rechtstaat. De andere zaadcellen blijven vier dagen leven in de baarmoeder en de eileiders. Als juist in die periode een eicel vrijkomt, kan bevruchting optreden. Een eicel is slechts één dag levensvatbaar. De bevruchting kan daardoor enkel in het begin van de eileider gebeuren. Een eicel die zich reeds verder in de eileider bevindt, is al afgestorven.
De snelste en sterkste zaadcellen zwemmen op eigen kracht, geholpen door samentrekkingen van de baarmoeder, via de baarmoedermond en de baarmoeder naar de eileiders. Veel zaadcellen kiezen de foute eileider. Vele anderen halen het niet aangezien de tocht zeer zwaar is. De zaadcellen moeten namelijk tegen de trilharen van de eileider in zwemmen. Slechts enkele honderden zullen de te bevruchten eicel bereiken.
De eicel is omringd door een zeer stevige gelatineuze laag, de glashuid , die dankzij enzymenafscheiding van de kop van talrijke zaadcellen doorlaatbaar gemaakt kan worden. De laag wordt echter opnieuw ondoorlaatbaar voor andere zaadcellen zodra één zaadcel de eicel binnendringt. In de eicel bevinden zich nu twee kernen die met elkaar versmelten. Op dat ogenblik is de eicel bevrucht en is er een zygote ontstaan. Terwijl deze zygote verder verplaatst wordt naar de baarmoeder door de trilharen in de eileider, hebben de eerste celdelingen plaats. Er ontstaat een embryo.
Na een viertal dagen komt het ontwikkelende embryo toe in de baarmoeder.
Dankzij de twee vrouwelijke hormonen,
en
het slijmvlies van de baarmoeder sterk verdikt en kan het groeiende embryo zich innestelen.
Hierbij groeien cellen van het baarmoederslijmvlies over het embryo zodat deze volledig wordt afgesloten van de baarmoederholte. De innesteling begint doorgaans 6 dagen na de bevruchting en is na 14 dagen voltooid.
van het
Opdracht: Denk eens even na over de volgende vraag… Hoe lang is een vrouw bevruchtbaar gedurende één menstruatiecyclus?
Vermits zaadcellen ongeveer dagen in leven blijven en een eicel ongeveer
dag, duurt de bevruchtbare periode ongeveer vijf dagen per cyclus. Deze periode situeert zich doorgaans tussen de elfde en de vijftiende dag na het begin van de menstruatie. De duur van de menstruatiecyclus kan wel variëren, waardoor je best een marge van 3 dagen voor en 3 dagen na neemt. En zelfs dan …
D. Zwangerschap
VERANDERINGEN BIJ DE MOEDER
Het uitblijven van de menstruatie is meestal het eerste teken waardoor een vrouw weet dat ze zwanger is. Daarnaast voelt ze het vrij snel aan haar borsten: ze worden groter en steviger doordat er nieuw weefsel wordt aangemaakt. Bovendien verwijden de melkklieren door een grotere bloedtoevoer. Pas na 3 maanden wordt de buiken geleidelijk dikker. Na ongeveer 18 weken kan de moeder haar kind voor het eerst voelen bewegen.
Er zijn nog heel wat andere lichamelijke aanpassingen. De baarmoeder van de vrouw is, buiten een zwangerschap, maar een vuist groot .Tijdens de eerste maanden van de zwangerschap drukt de groter wordende baarmoeder op de blaas waardoor de zwangere vrouw wat vaker moet plassen. Op het einde van de zwangerschap is de baarmoeder net een ballon geworden.
Tijdens de zwangerschap is er ook een grotere aanmaak van hormonen en een toename van het bloedvolume. Het lichaam moet wennen aan deze veranderingen en de behoefte aan slaap neemt toe. Onder meer door de hormoonschommelingen kan de zwangerschap een emotionele periode zijn en kan er misselijkheid optreden.
De kans op een gezonde en sterke baby stijgt enorm door het in acht nemen van de volgende gedragsregels: verstandig en gezond eten; geen medicijnen slikken; niet roken; geen alcohol drinken en geen andere drugs nemen.
Het wonder van de ontwikkeling van nieuw leven in 40 weken.
Opdracht:
De volgende video geeft een mooie voorstelling van wat er zich in het lichaam van de zwangere vrouw afspeelt. Probeer het antwoord op de onderstaande vragen te vinden.
Video: Wat gebeurt er na bevruchting in het lichaam van een vrouw http://www.schooltv.nl/video/zwangerschap-wat-gebeurt-er-na-een-bevruchting-inhet-lichaam-van-een-vrouw/#q=zwangerschap
1.Waar gebeurt de bevruchting?
Wat gebeurt er na de innesteling van de bevruchte eicel?
Tot wat evolueren de cellen van de embryoblast
Tot wat evolueren de cellen van de trofoblast?
Wat is het doel van de navelstreng?
Wat is het doel van de placenta?
DE ONTWIKKELING VAN DE BABY
Niet alleen bij de toekomstige moeder verandert er heel wat. Uiteraard ontwikkelt ook het ongeboren leven tot een miniatuurmensje.
Opdracht: Video: http://www.schooltv.nl/video/ontwikkeling-ongeboren-babyeen-kijkje-in-de-buik-van-een-zwangere-vrouw/#q=zwangerschap
een baby
In de video wordt de ontwikkeling van de ongeboren baby beschreven. Vul onderstaand schema aan.
Maand Grootte Kenmerken
Eerste / Tweede Derde Vierde Vijfde Zesde Zevende Achtste +/- 45 cm Negende +/- 50 cm
De laatste weken bij de foetus ...
1.E. De bevalling
De gemiddelde duur van een zwangerschap is
de
weken, gerekend vanaf de 1ste dag van de laatste Maar hoe weet de toekomstige mama dat haar kindje ter wereld wil komen ? Hierna volgen enkele symptomen die de bevalling aankondigen.:
1. De vrouw voelt steeds terugkerende, regelmatige samentrekkingen of contracties in de onderbuik of laag in de rug. Deze eerste zijn nauwelijks pijnlijk.
2. Tijdens de eerste weeën verliest men wat dik, glazig slijm, vermengd met wat bloed. Dit noemt men het
tekenen”.
Soms breken de
al en loopt er een helder, reukloos vocht
uit de vagina.
Bij een normale bevalling kun je drie fasen onderscheiden: de ontsluiting, de uitdrijving en de nageboorte. Hormonen spelen bij al deze fasen een grote rol. Een verhoogde afscheiding van oestrogeen leidt tot de eerste weeën. Daarna zal de vrijzetting van oxytocine (gevormd in de hypothalamus en tijdelijk opgeslagen in de hypofyseachterkwab, beiden hersenaanhangsels) de bevalling verder laten verlopen. Om de bevalling te versnellen kan oxytocine via een infuus worden toegediend.
indaling weeën
begin ontsluiting Inwendig draaien
uitwendig draaien van hoofdje
hoofdje en schouders buitenpersweeën
Ontsluitingsfase
De bedoeling van de weeën is de baarmoedermond te ontsluiten, d.w.z. dat ze zo wijd wordt dat het van de baby erdoor kan. Als de baar moedermond een diameter heeft van ........ cm spreken we van volledige ontsluiting.
Meestal breken de vruchtvliezen bij een ontsluiting van 8 à 9 cm. Als dit nog niet ge beurd is bij volledige ontsluiting breekt de verloskundige ze.
Uitdrijvingsfase
De schedel van de baby drukt nu op de bekkenbodem en de weeën worden anders van karakter. De vrouw voelt een niet te onderdrukken drang tot persen. Tijdens de ze fase worden de schaamlippen maximaal opgerekt en krijgt de vrouw soms een “knipje”. Dit voorkomt dat er scheurtjes ontstaan van de vagina naar de anus en bo vendien krijgt het hoofdje van de baby meer ruimte zodat het makkelijker kan passeren. Bij een eerste baby duurt de uitdrijvingsfase gemiddeld drie kwartier tot een uur, bij een volgende bevalling gaat het meestal sneller. Normaal wordt eerst het hoofdje geboren, dan de schouders en dan volgt de rest vanzelf.
navelstreng wordt
De reden waarom de geboorte bij de mens in tegenstelling tot andere dieren vaak zo moeilijk verloopt, is dat het hoofdje van de baby in verhouding erg groot is. Bovendien moet de baby zich tijdens de bevalling buigen en draaien om hoofd en schouders door het bekken van de moeder te krijgen.
Het achterhoofd van het kindje gaat het makkelijkst door de opening in het bekken als het gezichtje naar links of naar rechts gericht is.
Om de bekkenuitgang te kunnen passeren, moet het hoofdje een kwartslag draaien, zodat het naar onderen gericht is. We noemen dat de spildraai. Zodra het hoofdje uit het lichaam is, draait het terug.
De geboorte bij de mens is mogelijk door een aantal fysieke aanpassingen bij de vrouw en de baby. Zo bezit de vrouw een breed bekken en een rekbare vagina. Bij de baby zijn de schedelbeenderen nog niet met elkaar vergroeid, zodat de vorm van de schedel zich kan aanpassen. Bovendien zijn de schoudertjes nog erg smal.
In bepaalde gevallen wordt een keizersnede toegepast. Daarbij wordt het kindje via een dwarse snede in de onderbuik ter wereld gebracht.
Wanneer kan een gynaecoloog besluiten een keizersnede uit te voeren ?
Bij een stuitligging: Hier ligt de baby niet met het hoofdje naar beneden, maar met de stuit (onderste deel van de ruggengraat).
voetligging
Volkomen stuitligging
half onvolkomen stuitligging
onvolkomen stuitligging beentjes liggen omhoog
Soms ligt de baby wel met hoofdje naar beneden, maar is het aangezichtje naar achter gericht. Tijdens de bevalling kan het hoofdje niet draaien, waardoor de bevalling erg moeilijk wordt.
Het bekken van de moeder kan te smal zijn, zodat de baby er niet door kan.
Als de bevalling al te lang duurt, kan het kind in zuurstofnood komen doordat de zuurstofvoorziening via de placenta blokkeert.
Kenmerken van het leven
Een keizersnede is een buikoperatie en niet zonder risico. Men doet dit niet zomaar. Eerst probeert men de geboorte te bespoedigen via een vacuümextractor of een verlostang.
Nageboorte
vacuümextractor
verlostang
Als de baby er zo’n 10 à 15 minuten is, komen plots de die veel minder hevig zijn. Hiermee worden de placenta, de rest van de navelstreng en de vruchtvliezen uitgedreven.
Nu pas is de bevalling voorbij.
Moeder en kind
SAMENVATTING:
1.G. Hoe kan de mens zijn voortplanting regelen
zwanger gewenst ongewenstAls zwangerschap uitblijft na minstens één jaar met regelmatige coïtus zonder gebruik van voorbehoedsmiddelen, kan men spreken over onvruchtbaarheid of infertiliteit Ongeveer 10% van de koppels heeft vruchtbaarheidsproblemen. De oorzaken van de vruchtbaarheidsproblemen kunnen bij één of bij beide partners liggen.
Bij een man zijn stoornissen in de zaadcelvorming de grootste oorzaak van verminderde vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid. Bij deze stoornissen komen te weinig, abnormale of helemaal geen zaadcellen tot ontwikkeling. Soms vormt ook de baarmoederhals van de vrouw een niet te overbruggen barrière voor de zaadcellen. Kunstmatige inseminatie (KI) van een concentraat van de zaadcellen via een fijn plastic buisje rechtstreeks in de baarmoeder van de vrouw biedt bij deze verminderde vruchtbaarheid dikwijls een uitweg. Deze techniek staat ook bekend als intra uteriene inseminatie (IUI). Bij steriliteit van de man biedt kunstmatige inseminatie met donorsperma (KID) eveneens de mogelijkheid tot ouderschap. Het sperma van geselecteerde donors kan zelfs ingevroren in spermabanken worden bewaard.
Verminderde vruchtbaarheid en steriliteit bij een vrouw worden hoofdzakelijk veroorzaakt door stoornissen in de menstruele cyclus, afwijkingen aan de baarmoeder
De mate van succes is afhankelijk van de aard van de aandoening. In andere gevallen kunnen hormonale behandelingen dikwijls een oplossing bieden. Zo kan men bij ovulatiestoornissen de hypofyse aanzetten tot productie van gonadotrofe hormonen (het eerder genoemde F.S.H en L.H.). Dit kan gebeuren door medicatie of door toediening van hypofysehormonen die men kan isoleren uit urine van zwangere vrouwen.
Als de eerder vernoemde behandelingen geen resultaat opleveren, dan kan in-vitrofertilisatie (IVF) mogelijk nog een oplossing bieden.
‘Fertilisatie’ betekent ‘bevruchting’. ‘In Vitro’ betekent letterlijk ‘in glas’ of levend organisme’ wordt bedoeld.
Het embryo wordt dan 2 à 3 dagen later weer in het lichaam van de vrouw teruggeplaatst.
Hormonale stimulatie van de eierstokken: op deze manier ontwikkelen zich meerdere (ongeveer 10, soms zelfs meer dan 30) eicellen.
Eicelpunctie of ‘Pick-up’: met een fijne, holle naald worden de eierstokken aangeprikt en de rijpe eicellen verzameld.
Inseminatie: Voor de inseminatie wordt het sperma behandeld waarbij de zaadcellen volledig gescheiden worden van het vloeibare gedeelte van het sperma. De inseminatie, het samenvoegen van de zaadcellen (+ 200.000) en de eicel, gebeurt in een glazen schaaltje.
Bevruchting: Na ongeveer 16 uur wordt gecontroleerd of er bevruchting heeft plaatsgevonden tussen de eicel en een zaadcel. Twee dagen later kan men zien of het embryo zich verder gedeeld heeft. Op dat moment bestaat het embryo uit 2 tot 8 cellen. Het embryo wordt nu ingeplant om een eventuele achterstand ten gevolge van de kweekomstandigheden te verkleinen.
plaatsverder achterstand hormonaal twee
Embryotransfer: In een kunstmatige cyclus wordt de baarmoeder hormonaal ontvankelijk gemaakt voor een embryo. Het beste embryo (soms de twee besten) wordt teruggeplaatst in de baarmoeder via de baarmoederhals met een katheter.
Lukt IVF altijd ?
Wanneer de man heel weinig bewegende zaadcellen per zaadlozing heeft, is de kans dat er een bevruchting optreedt d.m.v. IVF heel klein. In dat geval kan er intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) worden toegepast. Deze techniek lijkt op IVF maar hier wordt elke eicel geïnjecteerd met 1 geselecteerde zaadcel.
Als een vrouw geen of weinig eigen eicellen produceert, of als de eicellen door genetische afwijkingen niet bruikbaar zijn, is eiceldonatie een mogelijkheid om zwanger te worden. De partner levert het sperma, en daarmee worden via ICSI de eicellen van een andere vrouw (de donor) geïnsemineerd.
En soms zijn er problemen van een hele andere aard
■ De vrouw heeft geen baarmoeder meer waardoor een eigen zwangerschap niet mogelijk is.
■ In de familie komen ernstige erfelijke ziektes voor, waardoor een gewone zwangerschap een te groot risico is.
■ Er is een te groot medisch risico voor de moeder om een zwangerschap te doorstaan
■ De vrouw is niet vruchtbaar.
■ Een homoseksueel koppel wil een kind krijgen.
■ …
Men kan dan voor een draagmoeder kiezen. Dit is een vrouw die voor iemand anders een kind draagt en baart. Belangrijk om weten is dat draagmoederschap in België niet wettelijk is geregeld maar het is ook niet verboden. Wat wel verboden is, is dat er geld gegeven wordt aan een draagmoeder. Enkel de gemaakte kosten mogen worden vergoed.
Stof tot nadenken … Is dit alles ethisch verantwoord ?
Opdracht:
Misschien moeten we dit samen toch wat nader bekijken ? Je kan je immers bij dit alles toch wel wat vragen stellen Zoals bijvoorbeeld:
Heeft ieder koppel met vruchtbaarheidsproblemen recht op een IVF behandeling? Mogen dokters patiënten met financiële en/of psychische problemen weigeren?
Mag een vrouw die graag een IVF behandeling wil starten met het ingevroren sperma van haar overleden echtgenoot geholpen worden?
Is het niet zo dat we met ICSI de natuurlijke selectie beïnvloeden? We kunnen stellen dat de snelste zaadcellen, het beste erfelijk materiaal bezitten. Bij ICSI kiest de embryoloog echter een zaadcel uit en injecteert deze in een eicel
Het is een natuurlijke ontwikkeling dat ook de draagmoeder na negen maanden zwangerschap een emotionele band met haar eigen (natuurlijk) kind opbouwt. Is het afstaan van de baby na de geboorte dan geen moeilijke beslissing ?
moeten anderen
Deel je mening met de anderen maar luister ook aandachtig naar wat anderen te vertellen hebben.
In onze samenleving
het mogelijk seksualiteit en voortplanting van elkaar te scheiden. Verschillende methoden van geboortebeperking of contraceptie maken het voor een koppel
Vanuit medisch standpunt
seksuele
men de volgende methoden:
waarbij geen geslachts
een bevruchting wordt voorkomen.
het innestelen van een bevruchte eicel verhinderd wordt.
van de zwangerschap
genoemd.
Bij de eerste drie methoden wordt het ontstaan van een nieuw leven verhinderd. Bij de andere methoden wordt de verdergaande ontwikkeling van de foetus verhinderd.
Opdracht:
Hierna volgen enkele afbeeldingen van contraceptiva. Benoem ze en vermeld de gebruikte methode (hierboven besproken). De nodige informatie kan je vinden op: http://www.sensoa.be , de website van het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid.
Kies uit: de pil, de vaginale ring, het koperspiraaltje, het vrouwencondoom, het condoom voor mannen, natuurlijke anticonceptie zonder hormonen, het pessarium, de minipil, de pleister, sterilisatie, het hormonaal implantaat, de prikpil, borstvoeding (eerste 6 maanden), coïtus interruptus, het hormoonspiraaltje, de noodpil.
Methode:
een contraceptie er best keuze. In samenspraak voor Maar contraceptieve Maar de tegen of seksueel
Als je op zoek bent naar een vorm van contraceptie is er dus best wel een ruime keuze. In samenspraak met de arts kan ieder wel een, voor hem of haar, geschikt middel vinden. Maar waarmee houd je bij je keuze allemaal rekening ? Uiteraard moet een contraceptieve methode betrouwbaar zijn. Maar hoe zit het met de bescherming tegen SOA ’s of seksueel overdraagbare aandoeningen ?
Laat ons de verschillende contraceptiva nog eens nader bekijken.
De pil
De pil is een klein tabletje of pilletje dat je dagelijks op hetzelfde tijdstip inneemt. Wanneer de strip op is, las je een stopweek in. Ze bevat twee kunstmatige hormonen: oestrogeen en progestageen. Deze hormonen zorgen ervoor dat er geen eisprong meer plaatsvindt, dat zaadcellen niet meer door het slijm van de baarmoederhals geraken en dat een bevruchte eicel zich niet in de slijmvliesbekleding van de baarmoeder kan nestelen. Als je ze correct gebruikt, maakt de pil het dus zo goed als onmogelijk om zwanger te worden. In de praktijk blijkt dat ongeveer 9 op 100 vrouwen per jaar zwanger worden terwijl ze de pil gebruiken. Met de pil kan je ook je menstruatie zelf regelen.
De pil biedt wel / geen (doorhalen wat niet past) bescherming tegen SOA’s.
De vaginale ring
De vaginale ring is een ring van buigzaam, doorzichtig plastic die je inbrengt in je vagina. De ingebrachte ring laat je drie weken onafgebroken zitten. Daarna draag je 7 dagen geen ring. In die week krijg je een bloeding. Na die ringvrije week breng je een nieuwe ring in. De ring bevat dezelfde hormonen als de pil. Als je hem correct gebruikt, maakt de ring het zo goed als onmogelijk om zwanger te worden, op dezelfde manier als de pil en de pleister. In de praktijk blijkt dat ongeveer 9 op 100 vrouwen per jaar zwanger worden terwijl ze de ring gebruiken. Met de vaginale ring kan je ook je menstruatie zelf regelen.
De vaginale ring biedt wel / geen bescherming tegen SOA’s.
De minipil
inbrengt
De minipil is een klein pilletje dat 1 kunstmatig hormoon bevat, progestageen. Je neemt de minipil dagelijks in op hetzelfde tijdstip. Je krijgt wel je menstruatie maar tijdens die week neem je je minipil gewoon door. Er is dus geen ‘stopweek’. Het hormoon progestageen zorgt ervoor dat er geen eisprong meer plaatsvindt, zaadcellen niet meer door het slijm van de baarmoederhals geraken en een bevruchte eicel zich niet in de slijmvliesbekleding van de baarmoeder kan nestelen. Als je ze correct gebruikt, maakt de minipil het dus bijna onmogelijk om zwanger te worden. In de praktijk blijkt dat ongeveer 9 op 100 vrouwen per jaar zwanger worden terwijl ze de minipil gebruiken.
De minipil biedt wel / geen bescherming tegen SOA’s.
De prikpil
De prikpil is een injectie met het vrouwelijk geslachtshormoon progestageen. Dat hormoon zorgt ervoor dat je niet zwanger wordt. Eén injectie beschermt je 3 maanden lang tegen zwangerschap. In de praktijk blijkt dat ongeveer 6 op 100 vrouwen per jaar zwanger worden terwijl ze de prikpil gebruiken. De werking van de prikpil is identiek aan deze van de klassieke pil. Je menstruatie kan je wel niet zelf regelen.
biedt door. dat zwanger de deze
De prikpil biedt wel / geen bescherming tegen SOA’s.
De anticonceptiepleister
De anticonceptiepleister is een huidkleurige of doorschijnende pleister. Je plakt de pleister op je lichaam en vervangt hem wekelijks. Dat doe je 3 weken na elkaar op hetzelfde tijdstip. In de 4de week kleef je geen pleister. In die week krijg je je menstruatie en word je ongesteld. Na 7 dagen kleef je terug 3 weken na elkaar elke week een nieuwe pleister. Je kan je menstruatie dus zelf regelen. Daarvoor kleef je bij het begin van week 4 (dag 22) al meteen een nieuwe pleister. Daardoor heb je geen stopweek en dus ook geen echte menstruatiebloeding. In een anticonceptiepleister zitten dezelfde hormonen als in de pil en de vaginale ring. Als je de pleister correct gebruikt, is hij zeer betrouwbaar, op dezelfde manier als de pil en de vaginale ring. In de praktijk blijkt dat ongeveer 9 op 100 vrouwen per jaar zwanger worden terwijl ze de pleister gebruiken.
De anticonceptiepleister biedt wel / geen bescherming tegen SOA
Het hormoonspiraaltje
s.
Het hormoonspiraaltje is een klein T vormig voorwerp van plastic dat je dokter of gynaecoloog in de baarmoeder plaatst. Het geeft een kleine hoeveelheid progestageen af, een kunstmatig vrouwelijk geslachtshormoon dat vergelijkbaar is met progesteron. Dat hormoon zorgt ervoor dat zaadcellen niet meer door het slijm van de baarmoederhals geraken en een bevruchte eicel zich niet in de slijmvliesbekleding van de baarmoeder kan nestelen.
Het hormoonspiraaltje is 3 tot 5 jaar werkzaam. Je kan er je menstruatie wel niet zelf mee regelen.
Het hormoonspiraaltje is zeer betrouwbaar. De kans op zwangerschap is ongeveer 0.2%. Dat wil zeggen dat als 1000 vrouwen gedurende 1 jaar het hormoonspiraal gebruiken, er ongeveer 2 zwanger worden.
Het hormoonspiraaltje biedt wel / geen bescherming tegen SOA’s.
Het hormonaal implantaat
Een hormonaal implantaat (of anticonceptiestaafje) is een staafje zo groot als een lucifer. Het is gemaakt van flexibel plastic dat een dokter onder de huid in je bovenarm plaatst. Daar geeft het 3 jaar lang dagelijks een constante kleine hoeveelheid etonogestrel af, een kunstmatig vrouwelijk geslachtshormoon dat vergelijkbaar is met het natuurlijke hormoon progesteron. Dat zorgt ervoor dat je geen eisprong meer hebt, dat zaadcellen niet meer door het slijm van de baarmoederhals geraken en een bevruchte eicel zich niet in de slijmvliesbekleding van de baarmoeder kan nestelen. Het hormonaal implantaat is zeer betrouwbaar. De kans op zwangerschap is ongeveer 0,05%. Dit wil zeggen dat als 2.000 vrouwen gedurende 1 jaar het hormonaal implantaat gebruiken, er ongeveer 1 vrouw zwanger wordt. Met het hormonaal implantaat kan je je menstruatie niet zelf regelen.
Het hormonaal implantaat biedt wel / geen bescherming tegen SOA’s.
niet-hormonale middelen
Het condoom
Het condoom is een hoesje van dun rubber dat je over de stijve penis afrolt voordat de penis in de vagina gaat. Het condoom vangt het sperma op en zorgt ervoor dat de zaadcellen niet in de vagina en tot bij de eicel geraken. Zo kan er geen bevruchting plaats vinden en kan je dus niet zwanger worden. Bij correct gebruik is het condoom erg veilig. Maar de kans dat er iets misloopt, is behoorlijk groot. En als er iets misloopt, is dat meteen ook een heel groot risico. In de praktijk blijkt dat ongeveer 18 vrouwen op 100 zwanger worden met condoomgebruik. Scheurt het condoom, raakt het afgerold tijdens de seks of is er sperma gemorst in de buurt van de vagina? Gebruik dan noodanticonceptie om een zwangerschap te voorkomen.
Voor het voorkomen van soa's is een condoom …………… heel betrouwbaar.
Het vrouwencondoom
Het vrouwencondoom is een soort 'zakje' dat je inbrengt in de vagina telkens als je seks hebt. In dat zakje wordt het sperma opgevangen. Daardoor kunnen er geen zaadcellen in de vagina komen. En zonder zaadcellen kan een eventueel rijpe eicel niet bevrucht worden. Het vrouwencondoom is minder betrouwbaar voor de bescherming tegen zwangerschap. In de praktijk blijkt dat als 100 vrouwen gedurende 1 jaar het vrouwencondoom gebruiken, er ongeveer 21 zwanger worden. Met het vrouwencondoom kan je je menstruatie niet zelf regelen.
Het vrouwencondoom biedt wel / geen bescherming tegen SOA’s.
Het pessarium
Het pessarium is een siliconen kapje of ring met een flexibele rand dat de baarmoederhals afsluit. Je plaatst het pessarium zelf in je vagina elke keer voordat je seks hebt. Dat doe je telkens samen met een zaaddodende gel (spermicide). Het pessarium houdt de zaadcellen tegen. Het zaaddodend middel doodt de spermacellen die toch voorbij het pessarium geraken. Daardoor kan een rijpe eicel niet bevrucht worden. Als je het pessarium samen met de zaaddodende gel op de juiste manier gebruikt, is het een betrouwbaar voorbehoedsmiddel. De kans op zwangerschap is in de praktijk 16%. Dit wil zeggen dat als 100 vrouwen gedurende 1 jaar het pessarium gebruiken, er ongeveer 16 zwanger worden. Met het pessarium kan je je menstruatie niet zelf regelen.
Een pessarium beschermt niet volledig tegen seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s).
Het beschermt gedeeltelijk, omdat bacteriën de baarmoeder niet binnen kunnen. Ook werkt de zaaddodende gel bacteriedodend. Maar de bescherming is veel minder goed dan bij een condoom: zo beschermt een pessarium niet tegen syfilis.
Het koperspiraaltje
bruik is het condoom erg veilig. Maar de kans dat er iets misloopt, is behoorlijk giftig de
Het koperspiraaltje is een klein plastic voorwerp met koperdraad eromheen dat je dokter of gynaecoloog in de baarmoeder plaatst. Het bevat geen hormonen. Het is het koper dat op 2 manieren een zwangerschap voorkomt: Koper is giftig voor de zaadcellen waardoor ze niet of nauwelijks in staat zijn om een eicel te bevruchten. Koper maakt het slijmvlies van de baarmoeder ook ongeschikt voor innesteling van een bevruchte eicel. Het koperspiraaltje is 5 tot 10 jaar werkzaam. Je kan er je menstruatie wel niet zelf mee regelen.
Het koperspiraal is zeer betrouwbaar. De kans op zwangerschap is ongeveer 0.8%. Dit wil zeggen dat als 1.000 vrouwen gedurende 1 jaar het koperspiraaltje gebruiken, er ongeveer 8 zwanger worden.
Het koperspiraaltje biedt wel / geen bescherming tegen SOA’s.
Natuurlijke anticonceptie zonder hormonen
Niet vrijen als je vruchtbaar bent. Daar komt natuurlijke anticonceptie of anticonceptie zonder hormonen op neer. Er bestaan verschillende methodes om te weten te komen wanneer je vruchtbare periode en je eisprong plaatsvindt. Die methodes baseren zich op je voorgaande cycli of op lichamelijke veranderingen tijdens je menstruatiecyclus
De kalendermethode
Aangezien een eicel
dag vruchtbaar blijft, de dag van de
Als regel neemt men aan dat de ovulatie optreedt omstreeks de
dag vóór het begin van de nieuwe cyclus.
Men weet echter niet vooraf hoelang de rijping zal duren daar dit nogal kan variëren, zodat de dag van de eisprong niet kan worden bepaald. Om met enige zekerheid de kortste en de langste cyclus te kennen, noteert men gedurende een half jaar de duur van de cycli. Zoals je weet begint een cyclus op de eerste dag van de menstruele bloedingen en eindigt de dag vóór de volgende menstruatie. Als de variatie in de duur van de cycli bekend is, kan men de dagen bepalen waarop een ovulatie zou kunnen plaats hebben.
Om een veilige marge te garanderen wordt de volgende algemene regel toegepast. De eerste dag van de vruchtbare periode wordt bepaald door van de kortste cyclus 18 af te trekken; de laatste vruchtbare dag wordt vastgesteld door van de langste cyclus 11 af te trekken.
° De temperatuurmethode
Hier wordt gebruik gemaakt van de lichte temperatuurstijging (0,2 à 0,3 °C) die wordt vastgesteld onmiddellijk na de ovulatie. Indien men gedurende de hele cyclus de basale ochtendtemperatuur bepaalt, kan men de onvruchtbare dagen ná de ovulatie met zekerheid vaststellen. De basale ochtendtemperatuur kan worden vastgesteld door de lichaamstemperatuur te meten, vóór het opstaan, na een normale nachtrust, bij fysische en psychische gezondheid. De kans op bevruchting is zeer klein nadat de ochtendtemperatuur gedurende 3 opeenvolgende dagen is gestegen.
° De urinetest
Je plast 's morgens op een teststaafje dat de hormonen in je urine meet. Een
° De Billingsmethode
De vruchtbaarheid wordt vastgesteld op basis van slijmsymptomen. In de dagen vóór de ovulatie komt in de baarmoederhals een slijmproductie op gang. Dit is noodzakelijk om de zaadcellen in de baarmoeder te laten overleven. Ook na de ovulatie kan slijm worden geproduceerd maar dit is anders van uiterlijk en aard.
Natuurlijke anticonceptiemethoden zijn niet betrouwbaar. De kans op zwangerschap is ongeveer 24%. Dat wil zeggen dat als 100 vrouwen gedurende 1 jaar natuurlijke anticonceptie gebruiken, er ongeveer 24 zwanger worden. Hoe meer manieren je combineert om te bepalen wanneer je vruchtbaar bent, hoe betrouwbaarder het kan zijn. Uiteraard kan je met deze methoden je menstruatie niet zelf regelen. Natuurlijke anticonceptiemethoden bieden wel / geen bescherming tegen SOA’s.
Coïtus interruptus
Bij coïtus interruptus wordt de penis net voor de zaadlozing of ejaculatie uit de vagina gehaald. Maar controle en seks gaan moeilijk samen! Deze methode is dan ook absoluut niet betrouwbaar. Als 100 koppels deze methode toepassen, worden er 27 zwanger. Dit is meer dan 1/4de
interruptus biedt
Borstvoeding
Als je borstvoeding geeft, kan je de eerste drie tot zes maanden na de bevalling in principe niet opnieuw zwanger worden. Maar daar zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden. Je vraagt best je huisarts of gynaecoloog om advies als je borstvoeding wil gebruiken als anticonceptiemiddel. Als 100 vrouwen gedurende een half jaar borstvoeding gebruiken als anticonceptiemiddel dan blijkt in de praktijk dat er ongeveer 2 zwanger worden. Als je niet zwanger wil worden, gebruik je best aanvullende anticonceptie. Borstvoeding biedt wel / geen bescherming tegen SOA
Sterilisatie
Een sterilisatie is een operatie bij man of vrouw die een zwangerschap onmogelijk maakt. Bij mannen onderbreekt de dokter de zaadleiders. Daardoor zitten er geen zaadcellen meer in het sperma. Bij vrouwen onderbreekt de dokter de eileiders. Daardoor geraken zaadcellen niet meer tot bij de rijpe eicel en kunnen eicellen niet meer afdalen tot in de baarmoeder. De ingreep heeft geen invloed op de seksuele beleving en is zeer betrouwbaar. Vooral bij sterilisatie van de man is de kans op een zwangerschap heel klein. De kans op een zwangerschap is nog ongeveer 1 op 2000. Ook sterilisatie van de vrouw is zeer betrouwbaar. Het risico op een zwangerschap is wel iets groter, ongeveer 1 op 200. Sterilisatie biedt wel / geen bescherming tegen SOA’s.
SAMENVATTING
Orden de verschillende contraceptiva die werden besproken van minst naar meest
nodige informatie haal je uiteraard uit de voorgaande
Ondanks al de beschikbare voorbehoedsmiddelen kan het je toch nog overkomen. Je bent ongewenst zwanger. Hoe moet je dan verder ? Waar kan je terecht ? … Laat ons een paar mogelijkheden even op een rijtje zetten:
De noodpil of morning-afterpil
Deze pil moet binnen de 72 tot 120 uur (afhankelijk van de soort) na de geslachtsgemeenschap genomen worden. De klassieke noodpil bevat het hormoon progestageen. De andere noodpil bevat de stof ulipristalacetaat. Beide producten zorgen ervoor dat je eisprong minstens vijf dagen tot een week uitgesteld wordt. Zo kan een zwangerschap eventueel nog vermeden worden. De noodpil heeft wel wat bijwerkingen zoals misselijkheid en braken en het is dus niet de bedoeling om ze elke keer na onbeschermde geslachtsgemeenschap te gebruiken. In plaats van de noodpil kan je ook kiezen voor een koperspiraal (noodspiraal). Dat kan tot 5 dagen na het onbeschermd seksueel contact geplaatst worden. Na inname van de noodpil ben je niet beschermd voor seksuele contacten na het gebruik van de noodpil. Gebruik dus een condoom tot aan je volgende menstruatie.
De abortuspil
Tot en met de zevende week van de zwangerschap bestaat de mogelijkheid om de zwangerschap door medicatie af te breken. Het gaat om verschillende pillen die je met een tussentijd van twee dagen moet innemen. Dat gebeurt onder medische controle in een abortuscentrum en in sommige ziekenhuizen.
Abortus
Ben je méér dan 7 weken zwanger (maar minder dan 14 weken) dan wordt de methode van zuigcurettage toegepast. Daarbij wordt de baarmoeder leeggezogen via een smal buisje. De behandeling duurt ongeveer 15 minuten en gebeurt onder plaatselijke verdoving. De abortuscentra werken op afspraak. De eerste consultatie bestaat uit een gesprek met een psychosociale medewerker en een medisch onderzoek. Daarna volgt een verplichte wachttijd van zes dagen. Twijfel je aan je beslissing? Dan kan een extra gesprek worden ingelast. Ongeveer twee à drie weken na de behandeling is er een controleraadpleging. Die kan in het abortuscentrum gebeuren, maar als je dat wenst, kan dat ook bij je eigen gynaecoloog of huisarts.
Nog meer informatie nodig ? Neem dan zeker eens een kijkje op de website www.sensoa.be
2. Erfelijkheid
Wanneer een baby wordt geboren, wordt wel eens gezegd dat hij helemaal lijkt op de papa of dat hij de oortjes en het neusje heeft van de mama. Dit zijn voorbeelden van erfelijke kenmerken die door ouders aan hun kinderen worden doorgegeven. Het doorgeven van deze kenmerken van de ene generatie naar de andere noemen we overerving. De wetenschap die dit alles bestudeert heet erfelijkheidsleer of genetica
Wist je dat …..
Gregor Mendel (1822 1884
de grondlegger van de genetica of erfelijkheidsleer Gregor Mendel was? Deze monnik met een wetenschappelijke opleiding, voerde talrijke kruisingsexperimenten uit met erwten (Pisum sativum) in de kloostertuin van Brno (Tsjechië). Hij constateerde dat de overerving van eigenschappen via bepaalde wetmatigheden verloopt.
Hij onderzocht alleen duidelijk waarneembare en ondubbelzinnige kenmerken, en bestudeerde grote aantallen nakomelingen, zodat statistische berekeningen mogelijk waren
en zorgvuldig voerde
Erwten zijn doorgaans zelfbestuivers Na langdurig onderzoek en zorgvuldig selecteren, verkreeg Mendel ‘ zaadvast ’ of ‘ raszuiver ’ plantenmateriaal. Hiermee voerde hij ook kruisbestuiving uit, door bij een bepaalde variëteit de meeldraden te verwijderen, en ze daarna met stuifmeel van een tweede variëteit te bevruchten. De nakomelingen noemde hij hybriden Hij slaagde erin uit de talrijke experimenten een aantal wetten af te leiden, de wetten van Mendel.
De bevindingen van Mendel zijn opmerkelijk als je bedenkt dat het nog 10 jaar zou duren voor chromosomen ontdekt werden en pas ongeveer een eeuw later het geheim achter de structuur van DNA ontsluierd werd.
A. De wetten van Mendel
Bekijk enkele
Eigenschappen ouders
(P)
kruisingen
door Mendel werden uitgevoerd:
Eerste generatie nakomelingen (F1)
Tweede generatie nakomelingen (F2)
Ronde zaden x gerimpelde zaden Ronde zaden 5474 rond : 1850 gerimpeld
Gele zaden x groene zaden Gele zaden 6022 geel : 2001 groen
Rode bloemen x witte bloemen Rode bloemen 705 rood : 224 wit
Gladde peulen x ingesnoerde peulen Gladde peulen 882 glad : 299 ingesnoerd
Groene peulen x gele peulen
Groene peulen 428 groen : 152 geel
Losse bloemen 615 los : 207 trosvormig
Lange stengels x korte stengels Lange stengels 787 lang : 277 kort
stel je vast
Een kruising waarbij maar één eigenschap wordt bestudeerd is een monohybride kruising Bekijken we één experiment van Mendel, waarbij hij 2 raszuivere variëteiten aan een kruisbestuiving onderwierp:
plant met gele zaden x plant met groene zaden
gele zaden
% gele
Mendel formuleerde zijn mendelwetten:
De uniformiteitsregel:
Bij kruising van 2 rassen die in één kenmerk van elkaar verschillen zijn alle nakomelingen van de eerste generatie (F1) voor het bestudeerde kenmerk
het kenmerk van één van beide ouders, nl. het dominante kenmerk (hier
Het andere kenmerk (hier
is recessief
De splitsingsregel
De planten van de F2 generatie zijn niet alle gelijk: een gedeelte vertoont het kenmerk van één ouderplant, de anderen vertonen het kenmerk van de andere ouderplant. Deze kenmerken verhouden zich als 3/1. Het
kenmerk komt nu dus 3
B. Moderne genetica en de wetten van Mendel
Lichaamscel = 2n bevat 23 paar chromosomen, 2 aan 2 homoloog
Voortplantingscel = n bevat 23 chromosomen, geen homologen
2.B.1. Begrippen
Homologe chromosomen:
Genen: waarin een gen kan voorkomen, duiden we aan als allelen (enkelvoud: allel).
Homozygoot: identiek zijn.
Heterozygoot: niet identiek zijn.
Genotype : De erfelijke aanleg.
Fenotype: De uiterlijke verschijningsvorm.
Dominant allel: zowel bij een homozygoot als bij een heterozygoot genotype.
Recessief allel: aanwezig is.
voorbeeld: het gen: de kleur van de ogen
gen of locus: bepaalt het kenmerk
chromosoom
mogelijke allelen: b: blauw B: bruin (bruin krijgt de hoofdletter want is dominant)
voorstelling: in elke lichaamscel
ofwel is de persoon homozygoot voor het kenmerk
genotype: vb. fenotype: vb. voorstelling: in de voortplantingscel of gameet
bij de persoon die homozygoot is voor het kenmerk:
ofwel is de persoon heterozygoot voor het kenmerk
is
bij de persoon die heterozygoot is voor het kenmerk:
100% 50%50%
Kenmerken van het leven 39
2.B.2 . Monohybride kruising met dominante en recessieve allelen
kruising van een raszuivere plant met gele zaden met een raszuivere plant met groene zaden :
verklaring ‘genotype’: P:
De planten van de oudergeneratie zijn homozygoot voor het bestudeerde kenmerk. Mogelijke gameten F1: (samensmelting van gameten)
De planten van de eerste generatie zijn heterozygoot voor het bestudeerde kenmerk.
Vereenvoudigde voorstelling genotype: lettervoorstelling: geel (dominant) : G groen (recessief): g
P: GG x gg
Kenmerken van het leven
kwadrant van Punnet mogelijke gameten van
Vul aan: de ene ouder
mogelijke genotypes van F1 mogelijke gameten van de andere ouder
Om een tweede generatie nakomelingen te verkrijgen doen de hybriden van f 1 aan zelfbestuiving.
F1:
Mogelijke gameten:
F F
X
OF OF
F2: (Samensmelting van gameten:)
25% van de nakomelingen van de tweede generatie zijn homozygoot geelzadig, 50% van de nakomelingen van de tweede generatie zijn heterozygoot geelzadig, 25% van de nakomelingen van de tweede generatie zijn homozygoot groenzadig.
Kenmerken van het leven 41
Vereenvoudigde
F1:
vul aan:
van Punnet
van
mogelijke genotypes van F2
andere ouder
C. Monohybride kruising met intermediaire overerving
Uit een aantal kruisingen die na Mendel uitgevoerd werden, bleek dat een zuiver dominant recessief overervingspatroon niet mag veralgemeend worden.
Zo verkrijgt men bij kruising van raszuivere rode en witte leeuwenbekken planten met roze bloemen. Deze roze kleur is een mengvorm, een intermediaire eigenschap, ze is tussen rood en wit gelegen. In de tweede generatie nakomelingen treft men 25% rode, 25% witte en 50% roze bloemen aan.
Fenotype:
P: rood x wit
F1: roze
F2: rood: 25% roze: 50% wit: 25%
Verklaring: genotype:
Omdat geen van beide kleuren wit en rood hier domineert over de andere, gebruiken we voor beide kleuren een andere letter. We stellen ze beide voor door een hoofdletter: Allelen: rood (R) en wit (W).
P: RR
kwadrant van Punnet
WW
Vul aan: mogelijke genotypes van F1
mogelijke gameten van de andere ouder
F1: RW
RW
kwadrant van Punnet
vul aan: mogelijke genotypes van F2 mogelijke gameten van de andere ouder
Opdracht:
met roze bloemen? Werk uit
P:
F1: Verwachte fenotypes:
D. Monohybride kruising met codominante overerving
Soms zijn allelen codominant. De twee varianten van een allelenpaar brengen dan bij een heterozygoot fenotypisch geen mengvorm voort. Elk allel zal afzonderlijk zijn uitwerking fenotypisch tot uiting brengen. Een voorbeeld van codominante overerving zien we bij de Andalusische hoenders. Bij kruising van raszuivere witte en zwarte hoenders verkrijgt men een gespikkeld fenotype met zwarte en witte vlekjes i.p.v. de verwachte grijze zoals we zagen bij de intermediaire overerving. In de tweede generatie nakomelingen treft men 25% witte, 25% zwarte en 50% gespikkelde hoenders aan.
Fenotype:
P: wit x zwart
F1: gespikkeld
F2: wit: 25% gespikkeld: 50%
Verklaring: genotype:
zwart: 25%
Omdat geen van beide kleuren wit en zwart hier domineert over de andere, gebruiken we voor beide kleuren een andere letter. We stellen ze beide voor door een hoofdletter:
Allelen: zwart (Z) en wit (W).
P: WW x ZZ
kwadrant van Punnet
Vul aan:
mogelijke genotypes van F1 mogelijke gameten van de andere ouder
F1: ZW x ZW
kwadrant van Punnet
vul aan:
F F
mogelijke genotypes van F2 mogelijke gameten van de andere ouder
Wie is wie? Vul aan.
E. Familieonderzoek: stambomen man vrouw onbekend
Om de aanwezigheid van een bepaald kenmerk na te gaan in een familie, kan men een stamboom opstellen. Het is in de eerste plaats noodzakelijk de verwantschap tussen individuen op een duidelijke manier voor te stellen. Men gebruikt de volgende symbolen:
plaats
Deze tekens worden uitgezet op een dubbele tijdschaal:
Van boven naar beneden: opeenvolgende generaties
Van links naar rechts: volgorde van de geboorten
De ouders worden door een horizontale lijn verbonden, broers en zussen staan naast elkaar, door een verticale lijn verbonden met de ouders.
een
Als men de aanwezigheid van een bepaald kenmerk in een familie nagaat, wordt het vakje bij wie het kenmerk tot uiting komt, zwart gemaakt. In bovenstaand voorbeeld heeft de vader het kenmerk, evenals zijn jongste zoon en diens vrouw.
Oefeningen
1. Bij de mens komt brachydactylie voor. Het is een dominante erfelijke afwijking, waarbij de vingers of tenen abnormaal kort zijn. Stel het kruisingsschema op waarbij de ene partner normale vingers heeft en de andere heterozygoot brachydactyl is.
de Stel
Gegeven: brachydatylie: normale vingers en tenen:
Verwachte fenotypes:
een kind
2. Mucoviscidose (slijmziekte) is een erfelijke aandoening. Twee gezonde ouders krijgen een kind met mucoviscidose. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind gezond zal zijn?
Gegeven: Mucoviscidose: gezond:
fenotypes:
Albinisme
gevolg van
recessieve erffactor.
zijn ouders eveneens. Eén van zijn grootouders
dat een persoon normaal
geen enkele andere grootouder het allel voor albinisme
persoon het allel voor albi nisme
Gegeven:
kans
Het al of niet kunnen oprollen van de tong is erfelijk. Tracht in volgende stamboom de waarschijnlijke genotypes
de verschillende individuen weer te geven.
Gegeven: tongrollen:
tongrollen:
fenotype
ongekend
F. Geslachtsbepaling en geslachtsgebonden kenmerken
Uit de voorgaande oefeningen leren we dat zowel vader als moeder het genotype en dus ook het fenotype van hun kind zullen bepalen. Hiervoor is het enkel belangrijk wie van hen het dominante allel voor een kenmerk doorgeeft. Maar hoe zit het met het geslacht van het kind ? Wie van de ouders bepaalt of het een zoontje of een dochtertje wordt ? Laat ons dit eens wat nader bekijken
eicellen:
of
Een eicel bevat dus steeds een X chromosoom, maar een zaadcel kan een X chromosoom of een Y chromosoom dragen. Het geslacht is dus afhankelijk van het type zaadcel dat de eicel bevrucht. In theorie heeft een koppel dus 50% kans op het krijgen van een zoontje en 50% kans op het krijgen van een dochtertje.
Op de geslachtschromosomen liggen niet alleen geslachtsbepalende genen. Andere genen die op de geslachtschromosomen gelegen zijn, zijn geslachtsgebonden genen.
Bekende voorbeelden hiervan zijn hemofilie (aandoening waarbij het bloed niet stolt ten gevolge van het ontbreken van één van de stollingsfactoren) en daltonisme (rood groenkleurenblind). Beide kenmerken zijn recessieve aandoeningen, gelegen op het Xchromosoom
van
X
Voorbeeld:
Bij een man die op het X chromosoom
allel voor hemofilie heeft, komt het automatisch tot uiting; hij kan immers geen dominant allel hebben om dit te domineren.
Symbolisch:
XN: stelt het chromosoom voor met het allel voor de stollingsfactor (normaal)
Vul aan:
: man
stelt het chromosoom voor met het allel voor hemofilie
Bij de vrouw zijn er nu volgende mogelijkheden: Genotype fenotype
Bij de man zijn er slechts 2 mogelijkheden: Genotype fenotype
Voorbeeld:
Een man zonder hemofilie en een vrouw die draagster is voor hemofilie krijgen een kind. Hoeveel kans is er dat dit kind hemofilie heeft?
Vul aan: Genotype
man: XNY
vrouw: XNXn
Antwoord:
Wist je dat
hemofilie bekend staat als de koninklijke ziekte omdat zoveel van de afstammelingen van de Engelse koningin Victoria (1819 1901) en haar man prins Albert van Saksen Coburg Gotha (1819 1861) er aan leden ?
Victoria had een X chromosoom met het onvolwaardig hemofilie gen. Zij heeft dat doorgegeven aan haar zoon Leopold en aan twee van haar dochters: Alice en Beatrice. Alice droeg het gen via haar dochter Alexandra, de latere tsarina van Rusland, over aan haar kleinzoon de tsarevitch Aleksej. Via Beatrice kwam de ziekte in het Spaanse koningshuis terecht.
HEMOFILIE nakomelingen koningin Victoria van Engeland
Koningin Victoria (1819-1901)
Prins Albert van Saksen-Coburg-Gotha (1819-1861)
Prinses Alice Leopold hertog van Albany Prinses Beatrice (1843 1878) (1853 1884) (1857 1944)
Lodewijk IV Helena van Waldeck Prins Hendrik van groothertog van Hessen Pyrmont Battenberg
Irene van Frederik Alix van Princes Alic Victoria Eugenie Leopold Maurice van Hessen van Hessen Hessen van Albany van Battenberg Mounbatten Battenberg (1866 1953) (1870 1873) (1872 1918) (1883 1981) (1887 1969) (1889 1922) (1891 1914)
Prins Hendrik tsaar Alexander Alfonso XIII van Pruisen Nicolaas II Hertog van Athione van Spanje
Waldemar Hendrik van Tsarevich
Rupert Prins Alfonso Gonzalo van Pruisen Pruisen Alexei Cambridge van Asturias van Spanje (1889 1945) (1900 1904) (1904 1918) (1907 1928) (1907 1938) (1914 1934)
Als eerste werd Leopold ziek. Hij bloedde in 1884 op 31-jarige leeftijd dood aan een knieblessure. Drie mannelijke kleinkinderen ondergingen hetzelfde lot op de leeftijden van 2, 23 en 32 jaar. Meisjes werden niet ziek, wel waren sommigen draagster van de erfelijke afwijkingen.
De meest bekende koninklijke hemofiliepatiënt is de Russische troonopvolger Alexei Romanov (tsarevitch Aleksej), zoon van Nicolaas II en Alexandra Feodorovna en achterkleinkind van koningin Victoria. In zijn vroege kinderjaren vertoonde hij een verhoogde neiging tot bloeden, wat volgens sommige historici de loop van de geschiedenis heeft beïnvloed. Om zijn aandoening te genezen vroeg zijn moeder namelijk advies aan gebedsgenezer Grigori Raspoetin. Raspoetin begon zich in staatsaangelegenheden te mengen nadat de tsaar zich in augustus 1915 naar het front begaf als opperbevelhebber. Daardoor groeide de verontwaardiging onder het Russische volk over de invloed van de koninklijke familie, wat als medeoorzaak van de Russische revolutie wordt gezien. Alexei stierf niet aan zijn ziekte, hij werd in 1918 samen met de rest van zijn familie door de bolsjewieken geëxecuteerd in Jekaterinenburg.
Waar of niet waar:
hemofilie erft over van vader
zoon
dochter.
uit.
Een vrouw met hemofilie krijgt een ééneiige tweeling. De vader is gezond. Lijden deze kinderen aan hemofilie?
Gegeven:
3. Volgende stamboom geeft de overerving weer van een bepaalde afwijking. Erft de afwijking dominant over? Motiveer.
het allel voor het afwijkend kenmerk gelegen zijn op het X-chromosoom?
G. Kunnen erfelijke eigenschappen veranderen?
Is het fenotype altijd een weerspiegeling van het genotype ? Waarom kunnen er plotseling nieuwe eigenschappen opduiken ? Kunnen erfelijke eigenschappen veranderen?
Beschouwen we volgend voorbeeld:
Op de Franse en Zuid Engelse rotskusten komt de schaalhoorn (Patella sp.) veel voor. De schelpen van deze slak hebben een heel ander uiterlijk (fenotype) wanneer ze op een onbeschutte kust voorkomen dan wanneer ze leven op een beschutte plaats. Ze zijn dan hoger, puntiger en hebben een dikkere wand. Is dit andere fenotype een gevolg van wijzigingen in het erfelijk materiaal (genotype)?
Na het verplaatsen van de slakken van de onbeschutte kust naar een beschutte kust, bleek dat de schelpgroei een knik vertoonde. De schelpgroei van deze slakken veranderde onder invloed van het milieu. Nakomelingen van deze verplaatste slakken, die al heel jong teruggeplaatst werden op een onbeschutte kust, vertoonden opnieuw een puntige, hoge schelp.
zonder dat het genotype verandert . Deze veranderingen van het fenotype onder invloed van het milieu noemen we modificaties. Ze zijn niet erfelijk
schaalhoren van een onbeschutte kust schaalhoren van een beschutte kust
geknikte schelpgroei na overplaatsing naar beschutte kust
Kenmerken van het leven
In 1791 werd in de Verenigde staten een lam geboren met korte pootjes. Door verder te kweken met dit dier ontstond een hele kudde met dit gewijzigd uiterlijk: het Anconras. Deze nieuwe eigenschap het hebben van korte pootjes kan enkel verklaard worden door een verandering in het genotype.
Schaap van het Anconras
Dergelijke plotse wijziging in het erfelijk materiaal is een mutatie. Het genotype is veranderd. Het fenotype verandert enkel als het om een dominante mutatie gaat.
Enkel de mutaties die zich voordoen in de geslachtscellen zijn erfelijk. Bij de mens dragen 10 tot 40% van de geslachtscellen per generatie een gemuteerd gen.
: een niet erfelijke wijziging in het fenotype als gevolg van invloeden van het milieu.
Mutatie: een wijziging in het genotype, door een wijziging in het DNA, die erfelijk kan zijn.
kaneelmutatie
groene parkiet
Hoe ontstaan mutaties?
Van de meeste mutaties is de oorzaak niet bekend. Het zijn spontane mutaties door fouten die vanzelf ontstaan in de samenstelling van het DNA. Men heeft echter vastgesteld dat de mutatiefrequentie toeneemt onder invloed van bepaalde milieufactoren. Men spreekt dan over geïnduceerde mutaties. Chemische stoffen (bv. tabaksrook) en stralingen (radioactieve straling, röntgenstraling en ultraviolette straling) zijn de belangrijkste van deze milieufactoren die men ook mutagene factoren of mutagenen noemt.
Mutaties
Opdracht:
Mutaties kunnen voorkomen bij alle organismen en dus ook bij de mens. Ze komen meer voor dan je denkt. Ken je bijvoorbeeld de onderstaande mutaties ?
Plaats het nummer van de mutatie bij de juiste omschrijving.
Sikkelcelanemie
Syndroom van Down
De naam van het syndroom verwijst naar het kenmerkende gehuil van baby's die aan de aandoening lijden. Verder zijn er afwijkingen aan inwendige organen en beperkte geestelijke vermogens.
Taai slijm blokkeert de ademhaling en spijsvertering.
Kanker
Cri du chatsyndroom
Een aandoening die bepaalde delen van de hersenen aantast. Zij uit zich onder andere in onwillekeurige (choreatische) bewegingen die langzaam verergeren, verstandelijke achteruitgang en een verscheidenheid aan psychische symptomen
De medische benaming voor mongolisme. De aandoening uit zich in een verstandelijke beperking, typerende uitwendige kenmerken en bepaalde medische problemen.
Mucoviscidose
Gezonde rode bloedcellen zijn schijfvormig. Bij deze aandoening krijgen ze de vorm van een sikkel. Het gevolg is dat deze bloedcellen niet doen wat ze horen te doen en kleine bloedpropjes vormen. Deze propjes veroorzaken een zuurstoftekort in weefsels en terugkerende pijnaanvallen.
Syndroom van Turner
Een aandoening bij de man waarbij er een X chromosoom te veel voorkomt. Er is altijd sprake van ernstige vruchtbaarheidsproblemen.
Klinefelter-syndroom
X chromosomen. Dit leidt tot afwijkingen in de gezondheid, seksuele ontwikkeling, onvruchtbaarheid, psychosociale problemen,