Mijmeringen Mijmeringen
Dirk Stael
Dirk Stael 1
© Dirk Stael, 2019 Herziene versie: 2022 2
Deel 1 – Mijmeringen over kennis Mijmeringen over… 1.
... feiten en ideeën
2.
... realiteit
3.
... zwart, wit en grijs
4.
... assen
5.
... kennis
6.
... tijd en verandering
Deel 2 – Ethische mijmeringen Mijmeringen over… 1.
... dat-wat-juist-is
2.
... complexiteit
3.
... consequent zijn
4.
... jou en mij
5.
... het goede leven
6.
… gematigd rationeel zijn
3
Dit is wat een goed filosofieboek zou moeten doen: • • • •
Geen antwoorden maar vragen aanreiken Je stimuleren je eigen ideeën te vormen Nieuwe inzichten in je losweken waar je iets aan hebt in je dagelijkse leven Aanzetten tot actie... tot verandering...
Hopelijk doen deze mijmeringen dat ook voor jou. Veel lees- en denkplezier.
4
1. Epistemologische mijmeringen
5
1. Mijmeringen over... ... feiten en ideeën
6
Kijk om je heen. Wat je ziet zijn feiten en ideeën. Ik stel me voor dat jij in een zetel zit terwijl je dit leest. Misschien stel jij je voor dat ik aan een bureau zit terwijl ik dit schrijf. Jij. Ik. De zetel. Het bureau. Allemaal feiten.
Feiten zijn gewoon. Feiten zijn op het eerste zicht niet zo complex. Ze zijn gewoon. De mensen rondom je. Wat ze doen. De dingen die er zich bevinden. Allemaal feiten.
Minder makkelijk vast te stellen feiten, zijn nog steeds gewoon feiten. Meestal twijfelen we er niet aan dat wat we zien en wat zich rondom ons bevindt en afspeelt, er ook effectief is. Het bureau waaraan ik zat toen ik deze zin schreef; dat ik schreef terwijl ik dit schreef; dat jij leest terwijl je dit leest: feiten zijn vaak nogal rechttoe rechtaan. Maar niet altijd.
7
Als ik je vertel dat ik triest ben, licht ik je in over een feit. Maar mijn ‘triestheid’ is al moeilijker feitelijk vast te stellen. Je zal het van me moeten aannemen. Misschien kan je het aan me zien, maar als je me minder goed kent, zou het goed kunnen dat mijn triestheid jou ontgaat. Feitelijk vaststellen hoé triest ik ben, wordt dan weer een heel erg moeilijke opdracht. Ik kan er misschien wel een cijfer op plakken, maar mijn zeven op een schaal van tien is waarschijnlijk niet gelijk aan jouw zeven op tien. Mijn zeven op tien vandaag, is naar alle waarschijnlijkheid niet dezelfde zeven op tien die ik vorige week gaf. Of die ik volgende week misschien geef. Wat helpt, is dat je waarschijnlijk zelf ook al triest bent geweest. Je kan je iets voorstellen bij mijn triestheid, ook al zal je die niet beleven zoals ik die beleef. Maar de kans is wel groot dat je mijn triestheid als feit erkent.
Feiten zijn meer-absoluut. Minder relatief. Feit zijn meer-absoluut. Anders gezegd... feiten staan minder ter discussie. Ze... zijn... gewoon.
Voor even toch. Tot nieuwe feiten de huidige feiten aanvullen of zelfs vervangen. De ‘huidige’ feiten die afgedaan hebben, worden zo geleidelijk aan oude feiten. Stilaan worden de nieuwe feiten dan weer de huidige feiten. Tot ook die weer vervangen worden door nieuwe feiten. En zo gaat het maar door. Zo zijn veel feiten ook een beetje relatief.
8
Feiten zijn lang niet altijd ontegensprekelijk. In ons dagelijks leven zal de discussie over wat feitelijk is veelal beperkt blijven. Anders wordt het wanneer er nieuwe wetenschappelijke feiten worden geponeerd. Vooraleer dergelijke nieuwe feiten aanvaard worden, gaat er heel vaak wel degelijk een heftig debat aan vooraf. Nieuwe feiten kunnen namelijk de al bestaande, algemeen aanvaarde feiten op de helling zetten. En dat maakt nieuwe feiten soms zo onaangenaam. Ze kunnen ons dwingen onze mening te herzien. En dat is niet altijd fijn.
Kijk maar naar het voorbeeld van de opwarming van de aarde. De huidige wetenschappelijke consensus is duidelijk: de aarde warmt op en die opwarming wordt door de mens veroorzaakt. Maar lang niet alle relevante wetenschappers waren het vanaf dag één eens met dit feit. Er is heel veel onderzoek aan vooraf gegaan. En ook vandaag moeten de complexe gegevens nog volop geïnterpreteerd worden en worden de feiten nog steeds bijgesteld. Hoe complexer de materie, hoe moeilijker het is feiten vast te stellen. Wetenschappelijke feiten ontstaan dus. Heel vaak geleidelijk aan. Eensgezindheid over feiten, is lang niet altijd zeker. Maar wanneer 97% van alle betrokken wetenschappers iets onderschrijven, dan kan je ervan op aan dat het feit is.
Over feiten en ideeën. Feit = dat iets is. Idee = wat iets is. 9
Feiten en ideeën zijn met elkaar verbonden. Het is moeilijk feiten te vinden die niet belanden zijn met allerlei ideeën. Dat maakt feiten en ideeën van elkaar onderscheiden soms zo moeilijk. Daardoor houden we ideeën soms voor feiten en feiten soms voor ideeën.
Maar het onderscheid tussen feiten en ideeën is belangrijk. Door duidelijker af te bakenen of iets feit of idee is, wordt erover praten en discussiëren makkelijker. Feiten zijn. Zodra we het erover eens zijn dat iets feit is, is er een gezamenlijk basis waarop verder gebouwd kan worden. Je zou kunnen stellen: als er geen nieuwe feiten opduiken die de huidige feiten in vraag trekken, is discussiëren over feiten wat dwaas. Discussiëren over ideeën daarentegen, is een noodzaak.
Ideeën vertellen ons wat iets is. Ideeën vertellen ons ‘wat iets is’. Ideeën gaan over de aard van iets. Hoe iets is. Ideeën zijn kennis.
Ideeën kunnen veel verschillende vormen aannemen. Soms zijn het vrij abstracte concepten, zoals ‘liefde’, ‘vrijheid’, ‘rechtvaardigheid’ of ‘democratie’.
10
Andere ideeën zijn dan weer heel wat concreter: wat we mooi vinden (en wat niet), of iets goed of fout is...
Ideeën kunnen van alles zijn. Wat niet feit is, is idee. Dat maakt dat ideeën van alles kunnen zijn.
Een complete lijst van alle mogelijke ideeën samenstellen, is waarschijnlijk niet mogelijk. Zo’n lijst is meer dan waarschijnlijk ook niet erg nuttig. Zodra de lijst er ligt, zullen er nieuwe ideeën opduiken waardoor de lijst meteen weer verouderd is. Zelfs als we alle mogelijke ideeën over één iets zouden verzamelen, zou het inzicht over dat ene iets, weer verder evolueren, waardoor onze lijst niet meer volledig is.
Neem iets zo eenvoudigs als het bureau waaraan ik zat toen ik deze zin schreef: we zullen er meer dan waarschijnlijk niet in slagen alle mogelijke ideeën over dat ene bureau helemaal te vatten. Waarvoor het gebruikt wordt en waarvoor het gebruikt zou kunnen worden, zal blijven evolueren en veranderen. Een volgende eigenaar zal het bureau misschien helemaal anders gebruiken. De ideeën over het bureau vandaag worden morgen misschien anders door de veranderende context waarin het bureau zich dan bevindt. En dat is OK. We hebben geen volledige lijst van ideeën nodig om iets te kunnen gebruiken of erover te praten. 11
Ideeën zijn onze bril op de realiteit. Ideeën zijn essentieel: ze vertellen ons wat en hoe iets is.
Ideeën zijn sociaal en cultureel bepaald. Elk van ons maakt gebruik van de ideeën van ons allemaal.
Ideeën worden individueel gekleurd. Elk van ons creëert tegelijk ook een eigen interpretatie van de ideeën die we allemaal gebruiken. Ook al spreken we over eenzelfde idee, dan nog kan onze interpretatie ervan verschillend zijn.
Ideeën zijn vaak flou. Ideeën hebben een meer-vaste kern en een minder-vaste, steeds uitdijende rand.
Datgene waar de meeste mensen het min of meer eens zijn, is de kern. De vele interpretaties die verschillende groepen en individuen erop nahouden, vormen de rand.
12
We gebruiken de hele tijd ideeën, heel vaak onbewust. We plakken continu ideeën op van alles en nog wat en heel vaak zijn we ons daar weinig of niet bewust van. Heel wat ideeën blijven daardoor onder de radar.
Ideeën zijn niet vastomlijnd, ze veranderen continu. Ideeën veranderen zichzelf. De kern van een idee beïnvloedt de vele interpretaties aan de rand. Tegelijk dagen de vele interpretaties aan de rand de kern uit. De verschillende interpretaties van een idee werken voortdurend op elkaar in.
13
Ideeën veranderen elkaar. Een idee staat niet alleen: het is verbonden met een hele reeks andere ideeën. Binnen dit web van ideeën werken ideeën continu op elkaar in.
Wanneer de context verandert, verandert ook het idee. Sommige ideeën zijn in sommige contexten meer aanvaardbaar dan andere. Ideeën zijn tijdsgebonden.
Wat gisteren nog aanvaardbaar was, is dat vandaag misschien niet meer. Wat vandaag aanvaardbaar is, kan dat morgen niet meer zijn.
14
Ideeën zijn plaatsgebonden.
Eenzelfde idee kan op een andere locatie anders worden geïnterpreteerd. Idee A in locatie X wordt idee A’ in locatie Y. Wat aanvaardbaar is in locatie X, is dat misschien niet in locatie Y.
Ideeën zijn tijdelijk. Ze hebben zelden het eeuwig leven. Nieuwe ideeën vermengen zich met huidige ideeën en gooien ze overhoop. Zo vervellen de huidige ideeën stilaan tot oude ideeën en worden de nieuwe ideeën de huidige ideeën. Totdat ook die onder druk van weer andere nieuwe ideeën verworpen worden en vanaf dan als oude ideeën worden weggezet. Enzoverder enzovoort.
Ideeën bouwen voort op elkaar. Er zijn niet zoveel ideeën die plotsklaps uit de lucht vallen. Ideeën bouwen zo goed als altijd voort op voorgaande ideeën. In de confrontatie tussen nieuwe, huidige en oude ideeën, komt vaak een zekere mate van continuïteit aan het licht.
Soms zijn ideeën moeilijker te veranderen. Sommige ideeën zijn hardnekkiger. 15
Ideeën zijn met elkaar verbonden en verweven, wat het veranderen ervan kan bemoeilijken. Een verandering hier, kan namelijk een verandering veroorzaken daar, wat dan weer een bijkomende verandering kan teweegbrengen ginder. Net zoals dominostenen: als er één valt, kan meteen een hele reeks omvallen. Daarom is het soms moeilijk om van idee te veranderen: uit vrees dat er meteen een hele reeks andere ideeën ook zouden veranderen (of omvallen).
Ideeën zijn niet oneindig rekbaar en veranderbaar. Als de kern van een idee te veel wordt aangetast, kan het hele idee desintegreren. Ideeën kunnen vaak slechts een beperkte mate van verandering aan.
Ideeën zijn relatief, ze zijn niet absoluut. Maar sommige ideeën zijn meer-absoluut dan andere. Meer-absolute ideeën zijn de fundamenten waarop we ons wereldbeeld bouwen. Ze zijn de steun onder onze voeten die onze wereld bijeenhouden.
Zonder meer-absolute ideeën zou onze wereld op los zand komen te staan. 16
Zonder meer-absolute ideeën zou alles... zweven.
“... het huis in mijn hoofd... waarin ik woon... is gebouwd op die meerabsolute ideeën. Ze zijn de fundamenten voor mijn wereldbeeld. Niet enkel voor het kijken naar maar ook voor het begrijpen van die wereld Als één van die meer-absolute ideeën wegvalt... valt meteen ook een stuk stabiliteit weg. Het huis in mijn hoofd... gebouwd over zoveel tijd... begint dan te wankelen.” (Bron: “Tijd”, p. 228)
We hebben meer-absolute ideeën nodig. Wanneer onze meer-absolute-ideeën op de helling komen te staan, beginnen we te twijfelen. Datgene waarop we vertrouwen, begint dan te verbrokkelen. Het fundament waarop we stonden en van waaruit we onze realiteit aanschouwden, kan dan uit elkaar beginnen te vallen. Ons zelfbeeld en onze sociale omgangsvormen kunnen beginnen te desintegreren.
Meer-absolute ideeën helpen ons onze realiteit te begrijpen. Zonder meer-absolute ideeën, is niets nog zeker. Zonder zekerheden kunnen we niet leven.
17
Onze meer-absolute ideeën maken de realiteit beter behapbaar en geven zin aan ons leven.
Zonder meer-absolute ideeën verliezen we wat het betekent mens te zijn. Als mensen lijken we altijd al naar meer-absolute ideeën gezocht te hebben. En het ziet er niet meteen naar uit dat dit in de toekomst anders zal zijn.
Wat meer-absoluut is voor de groep, is meerabsoluut. Veel van onze meer-absolute ideeën zijn sociaal bepaald.
Wat meer-absoluut is voor het individu, is meer-absoluut. Onze meer-absolute ideeën zijn individueel gekleurd.
Hoe meer absoluut ze ook aanvoelen, onze meer-absolute ideeën zijn nog steeds ideeën: relatief en niet absoluut. Net zoals gewone ideeën blijven ook onze meer-absolute ideeën veranderen. Alleen lijkt de verandering trager te verlopen. Want al te grote, te bruuske 18
veranderingen aan één of meerdere van onze meer-absolute ideeën, kan ons psychologisch overhoop gooien.
Het is aan elk van ons om te bepalen wat onze meer-absolute ideeën zijn. Dat ene absolute idee bestaat waarschijnlijk niet. Dat ene absolute idee dat alles verklaart, bestaat naar alle waarschijnlijkheid niet. We hebben het in elk geval nog niet gevonden.
Onze realiteit lijkt op een continu evoluerende mengelmoes van verschillende uiteenlopende ideeën die tegelijkertijd tegen elkaar opbotsen en elkaar beïnvloeden. Ideeën komen zo continu in contact met andere ideeën: ze worden uitgedaagd en beïnvloed. Zoals elektronen rond een atoom dansen. Uit die enorme mix van ideeën, komen onze meer-absolute ideeën. Sommige kiezen we zelf. Andere worden ons opgedrongen of zijn met de paplepel ingegeven.
Net zoals ideeën kunnen ook meer-absolute ideeën van alles zijn. Het kan de liefde voor een partner of voor je kinderen zijn. Het belang van ouders, familie of vriendschap. Een job. Een overtuiging. Een geloof. Cultuur. Wat goed en fout is. 19
Wat we (on-)aanvaardbaar vinden. Hoe we omgaan met anderen. Of we duurzaam leven of niet. Morele regels zijn meer-absolute ideeën. Deze mijmeringen zou je kunnen beschouwen als meer-absolute ideeën.
Pluralisme is onze natuurlijke staat van zijn. Verschillende meer-absolute ideeën kunnen perfect naast elkaar staan.
Jouw meer-absolute ideeën kunnen heel erg verschillen van mijn meerabsolute ideeën. En dat is OK.
Ambiguïteit en onduidelijkheid zijn onze natuurlijke staat van zijn. Mensen in evenwicht kunnen omgaan met de confrontatie van verschillende meer-absolute ideeën zonder om te vallen.
Onze eigen meer-absolute ideeën spreken soms zichzelf tegen. En toch blijven we overeind.
Leven in absolute onzekerheid is onmenselijk. 20
Als mensen hebben we meer-absolute ideeën nodig.
Leven in absolute zekerheid is bedrog. Je eigen meer-absolute ideeën als absoluut beschouwen, is zelfbedrog.
Het besef dat ideeën relatief en niet absoluut zijn, bevrijdt ons. Het besef dat mijn eigen meer-absolute ideeën niet absoluut of universeel zijn, kan me helpen om te gaan met de meer-absolute ideeën van anderen.
21
Over absolutisme. Absolute ideeën vertellen ons een eenvoudig, begrijpelijk, overzichtelijk en eenduidig verhaal. Dat maakt absolutisme zo aantrekkelijk: het lijkt alsof we alles vanuit éénzelfde (absoluut) idee kunnen verklaren. Het kan als een warm deken dat bescherming biedt op een koude winteravond aanvoelen. Streven naar meer-absolute ideeën is dan ook begrijpelijk. Streven naar absolutisme is echter idioot. Absolutisme sluit uit. Het sluit je af van andere ideeën. Het sluit mensen met andere ideeën uit. Het reduceert de realiteit tot enkel datgene wat past binnen het eigen absolute idee. Absolutismes ontkennen onze pluralistische realiteit. Absolute ideeën zijn waanideeën. Absolutisme is absurdisme.
Over absolute bewoordingen. Absolute bewoordingen zoals ‘altijd’, ‘nooit’, ‘geen enkele’, ‘alle’... zijn vaak uitingen van meer-absolute ideeën. Meer-absolute bewoordingen zijn verleidelijk om te gebruiken. Ze sluipen onopgemerkt en verbazingwekkend snel onze communicatie binnen. Door ze te gebruiken lijkt dat wat we proberen over te brengen krachtiger te worden. Maar dat is slechts schijn. Eens ontmaskerd, zijn meer-absolute ideeën niet zo heel anders dan gewone ideeën. 22
Soms hoeven we zelfs geen absolute bewoordingen te gebruiken, om toch als meer-absoluut over te komen. Soms bepaalt de context of iets als meer-absoluut wordt ervaren of niet. Het is goed je bewust te zijn dat de meer-absolute bewoordingen die je gebruikt weleens uitingen van je eigen meer-absolute ideeën kunnen zijn. Het kan ook goed zijn er rekening mee te houden dat jouw meerabsolute ideeën niet noodzakelijk meer-absoluut zijn voor een ander. Daarom kan het ook goed zijn de meer-absolute ideeën van de ander met de nodige omzichtigheid te benaderen. Uiteindelijk lijken de meesten onder ons vast te willen houden aan de eigen meer-absolute ideeën. We zweren onze meer-absolute ideeën niet graag af.
Over meer-absolute ideeën. Meer-absolute ideeën zijn sterk wanneer ze overeind blijven staan in de realiteit van alledag. Wanneer ze rechtop blijven staan in de wisselwerking met andere meer-absolute ideeën; zelfs wanneer die er diametraal tegenover staan. Pluralisme is dan ook een ideaal speelveld om meer-absolute ideeën te testen. Extreme en uitzonderlijke situaties zijn daarentegen een heel slechte testgrond voor meer-absolute ideeën. Wat een meer-absoluut idee waard is, is namelijk erg moeilijk te meten in crisissituaties. Crisissen leiden tot uitvergrotingen van de zwart-wit tegenstellingen. In crisissen vallen enkel nog de verschillen op, niet meer de gelijkenissen. Crisissen verhinderen de dialoog. Ze vervormen meer-absolute ideeën in negatieve zin.
23
De kracht van een meer-absoluut idee zit in de confrontatie met het alledaagse. We worden dagelijks geconfronteerd met meer-absolute ideeën die onze eigen meer-absolute ideeën in vraag stellen. Uit die confrontatie kunnen onze eigen ideeën zowel versterkt als verzwakt komen. De kans is hoe dan ook groot dat onze eigen meer-absolute ideeën in de confrontatie met andere ideeën veranderen. Niet substantieel of zo: de verandering is vaak subtiel en incrementeel. Slechts een zeldzame keer zal de verandering fundamenteel of disruptief zijn.
Meer-absolute ideeën die wegvallen, vervangen we door andere meer-absolute ideeën. Meer-absolute ideeën die worden weggeslagen, vervangen we het liefst zo snel mogelijk door andere meer-absolute ideeën. Maar een dergelijke verandering valt ons hoe dan ook moeilijk. We willen namelijk consequent en consistent overkomen als teken dat we ‘bij zinnen zijn’. Dat we ‘betrouwenswaardig’ zijn, iemand waarop je kan bouwen.
Onze meer-absolute ideeën blijven veranderen. Ook onze meer-absolute ideeën blijven veranderen en evolueren, al zal die verandering en evolutie waarschijnlijk eerder beperkt blijven en 24
veelal trager verlopen. Daar is een goede reden voor: als mensen kunnen we maar een bepaalde mate van onzekerheid aan. Wanneer de balans tussen mijn meer-absolute ideeën en de realiteit zoek is, kunnen we uit evenwicht geraken. Wanneer de grond waarop onze ideeën en denkbeelden – onze meer absolute-ideeën – gebouwd zijn, onstabiel wordt, kunnen ook onze levens beginnen te wankelen. De confrontatie met andere meer-absolute ideeën – met onzekerheid – is nu eenmaal niet altijd fijn. We veranderen nu eenmaal niet graag en verdragen verandering beter in kleine stapjes. We zijn van nature evolutionair, niet revolutionair. .
25
2.
Mijmeringen over... ... realiteit
26
Wat zich in onze wereld bevindt, delen we op in categorieën. Mensen, dieren, planten, dingen... Feiten, ideeën, meer-absolute ideeën... Dankzij die categorieën kunnen we iets aanduiden of bespreekbaar maken. Onze realiteit is categorisch.
We leven in een categorische realiteit. Categorieën maken onze realiteit begrijpelijk. Zonder categorieën wordt onze wereld betekenisloos.
We gebruiken taal om categorieën aan te duiden. Taal en categorieën hebben elkaar nodig. Ze ondersteunen en versterken elkaar. Ze bestaan dankzij elkaar.
Zonder taal zouden onze mogelijkheden om categorieën aan te duiden heel erg beperkt worden. Zonder categorieën zou onze taal niet-veel-zeggend en onze communicatie heel erg schraal worden. Categorieën en taal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
27
Onze categorische realiteit is talig. Taal en communicatie breiden continu uit. Wanneer onze taal uitbreidt, breidt de categorische realiteit uit. Wanneer de categorische realiteit uitbreidt, wordt communicatie (en de manieren waarop we communiceren) meer divers.
Onze categorische realiteit breidt continu uit. In onze drang om meer van onze wereld te begrijpen, creëren we continu meer categorieën. Zo wordt meer van wat zich in onze wereld bevindt, aanduidbaar en bespreekbaar. Want...
Wat niet gecategoriseerd is, is onzichtbaar. Onbespreekbaar. Door het bestaan van een categorie te erkennen, wordt die categorie bespreekbaar. Door het bestaan ervan te ontkennen, wordt een categorie monddood gemaakt. De keuze om iets te categoriseren – iets wel of niet als categorie te erkennen – is vaak een ideologische keuze.
Het is moeilijk discussiëren met iemand die jouw categorie niet erkent.
28
De categorische realiteit verandert continu. Onze categorische realiteit is niet vastomlijnd. Niet absoluut. Ze deint continu verder uit. En met elke nieuwe categorie die erbij komt, wordt onze realiteit telkens een beetje complexer.
Categorieën blijven evolueren. Nieuwe categorieën die erbij komen, beïnvloeden huidige categorieën. Nieuwe en huidige categorieën beïnvloeden op hun beurt oude categorieën.
Wanneer de context verandert, verandert de categorie. Categorieën die hier en nu relevant zijn, kunnen elders of op een ander tijdstip irrelevant zijn.
We hebben een natuurlijke aanleg voor categorische vaagheid. Ook al evolueren en veranderen categorieën continu; ook al is onze interpretatie van een categorie als groep anders dan de interpretatie van andere groepen; ook al is mijn eigen interpretatie deels anders dan de jouwe, toch slagen we erin met elkaar te communiceren. 29
Al ontstaat er geregeld spraakverwarring...
Miscommunicatie ontstaat vaak vanuit categorische verwarring. Categorische verwarring = ook al gebruiken we dezelfde categorieën, we verstaan elk iets anders.
De categorieën waarover we het eens zijn, maken communicatie mogelijk. Categorieën waarover overeenstemming bestaat, maken het functioneren tussen mensen mogelijk.
Wanneer we het over bepaalde categorieën oneens zijn, kan het goed zijn eerst te proberen de verschillen te duiden. Wanneer we erin slagen een deel van de categorische verwarring uit te klaren, kan er terug een gemeenschappelijke basis ontstaan van waaruit de dialoog hernomen kan worden. Al zal dat niet altijd mogelijk zijn. De categorische verwarring uitklaren is ook niet altijd nodig want...
Categorieën moeten niet per se verklaard worden. 30
Onze natuurlijke manier van omgaan met categorieën is ze talig te gebruiken zonder ze toe te lichten.
Het is niet mogelijk elke categorie die we gebruiken toe te lichten. Dat proberen te doen, zou communicatie onmogelijk maken. Het zou de dialoog onmogelijk maken. We hoeven het leeuwendeel van de categorieën die we gebruiken ook niet toelichten, want...
Categorieën moeten niet absoluut gedefinieerd worden om ermee aan de slag te kunnen gaan.
Als mensen weten we wat een mens is. We moeten niet elk element van wat het betekent mens te zijn snappen om te weten wat een mens is.
Het is waarschijnlijk niet mogelijk een categorie absoluut te omvatten. Een categorie is zoals een verzameling: een collectie van verschillende elementen die samen horen. Een categorie absoluut kunnen omvatten zou willen zeggen dat we een beschrijving hebben die alle elementen binnen de collectie omvat. De kans dat we daar ooit in slagen is heel gering. Uiteindelijk blijven categorieën evolueren. Wat we vandaag als categorie A omschrijven, kan morgen categorie A’ worden. En de dag erna A’’. En de dag erna A’’’. Enzoverder enzovoort.
31
Categorieën blijven evolueren door hun continue onderlinge wisselwerking. Een omschrijving van een categorie is dan ook niet meer dan een momentopname. Een categorische omschrijving stelt ons in staat communicatie op te zetten en een categorie te gebruiken binnen een context. Maar wanneer de context verandert, zal ook de categorie veranderen. Categorische communicatie functioneert omdat we binnen een context afspraken maken (stilzwijgend meestal) over een algemene, gemeenschappelijke basis van ‘wat we verstaan onder deze categorie’. Zodra er voldoende gemeenschappelijke elementen zijn, zal de communicatie vlot verlopen. Worden de afwijkingen echter te groot, dan zal de communicatie bemoeilijkt worden.
Het is waarschijnlijk niet mogelijk iets absoluut te categoriseren. Iets absoluut kunnen categoriseren zou willen zeggen dat we 100% van de categorische realiteit van iets kunnen omvatten. Zelfs voor zoiets eenvoudigs als een bureau lijkt dat weinig waarschijnlijk. Uiteindelijk kunnen we morgen nieuwe categorieën tegenkomen, die onze kennis over dat ene ‘iets’ weer verder uitbreiden. Of kan een wijziging van de context ertoe leiden dat we datzelfde ‘iets’ in een heel ander daglicht zien waardoor we net een hele reeks andere categorieën zouden kunnen gebruiken.
Vaag omschreven categorieën kunnen zonder probleem overeind blijven staan. Ook zonder absolute omschrijving blijven categorieën werkbaar.
32
We gaan van nature goed om met categorische vaagheid en onzekerheid.
We schipperen voortdurend tussen onware zekerheden en zekere vaagheden.
Het is waarschijnlijk niet mogelijk de categorische realiteit absoluut te omvatten. Wat we morgen weten, kan meer (of minder) zijn dan wat we gisteren wisten. Wat we gisteren wisten, kan minder (of meer) zijn dan wat we morgen zullen weten. Het omvatten van de volledige categorische waarschijnlijk buiten ons bereik.
realiteit
ligt
Onze categorische realiteit is onvolledig. Categorieën zijn veralgemeningen. Simplificaties. Nuances worden afgevlakt. Wat complex is, wordt gereduceerd; herleid tot iets eenvoudigs; iets bruikbaars.
Hoe noodzakelijk de categorische realiteit ook is voor onze communicatie, ze is niet compleet. Ze doet de waarheid geweld aan.
33
Als ze al niet fout is, dan is ze op zijn minst onvolledig.
Ondanks al onze taligheid en een schier oneindig pallet aan mogelijke categorieën, reiken taal en onze categorieën maar zover.
Categorieën duiden verschillen aan. Categoriseren is het benoemen van een ‘anders-zijn’: deze categorie is anders dan die categorie, ‘dit’ is anders dan ‘dat’.
Categorieën zijn verbonden met een hele reeks andere categorieën. Een categorie staat niet op zichzelf: ze is automatisch verbonden aan een hele reeks andere categorieën.
Wanneer we categorie A onderscheiden van de categorieën B, C, D en E, benadrukken we niet alleen het verschil tussen deze ene categorie en de vele andere categorieën waarvan het zich onderscheidt, we leggen tegelijkertijd ook een link tussen al deze categorieën. Wanneer we aanduiden dat iets niet zus maar zo is, ontstaat er tegelijk ook een connectie tussen dat-wat-zus-is en dat-wat-zo is. Ook al willen we geen appels met peren vergelijken, toch zien we meteen een hele reeks verbanden tussen beide.
34
Categoriseren valt ons makkelijk. We plakken continu categorieën op zowat alles. Mensen, dieren, planten, dingen... Feiten, ideeën, meer-absolute ideeën...
“... heel wat labels krijgen we nillens willens opgeplakt. Wanneer anderen vinden dat we behoren tot een bepaalde groep, krijgen we dat label hoe dan ook opgeplakt. Of we het er mee eens zijn of niet, maakt dan niet zoveel uit. Vrouw of man, stads- of plattelandsmus, sociaal of introvert, zus of zo. Waarschijnlijk dragen we zelfs meer niet- dan welzelf-gekozen labels. Eens een label aan je kleeft, geraak je er maar erg moeilijk vanaf. Labels zijn niet altijd fijn.” (Bron: Tijd, p. 141)
Categoriseren is niet zonder risico’s. Door te categoriseren sluiten we iets in en een hele hoop andere zaken uit. Door te categoriseren duiden we een in- en een uit-groep aan: wij die erbij horen versus zij die erbuiten staan.
Iets is zus en niet zo. Er is geen wij zonder zij. Geen ons zonder hen.
35
Categorieën zijn beladen met waardeoordelen. Waardeoordelen zijn ideeën: sommige zijn meer-absoluut, maar uiteindelijk zijn ze allemaal relatief.
Het is moeilijk om objectieve categorieën te vinden. Zelfs categorische omschrijvingen die we als objectief percipiëren, omvatten vaak waardeoordelen.
We zien categorieën maar heel even als losstaande categorieën. Categorieën zoals bijvoorbeeld ‘man’, ‘vrouw’, ‘cultuur’, ‘natuur’, ‘feit’, ‘idee’, worden heel snel: ‘man – niet vrouw’, ‘vrouw – niet man’, ‘cultuur – niet natuur’, ‘natuur – niet cultuur’, ‘feit – niet idee’ ‘idee – niet feit’. Heel snel (vaak zelfs meteen) verbinden we categorieën aan andere categorieën. En elke categorie draagt een hele reeks waardeoordelen met zich mee die worden afgewogen tegenover de waardeoordelen van de andere categorie. “Waarom delen we anders-zijn toch altijd weer hiërarchisch in? Waarom wordt elk label meteen ook een kwaliteitslabel? Ons waardeoordeel ligt al klaar nog voor we de ander leren kennen.” (Bron: Tijd, p. 137)
Wanneer we erin slagen onze waardeoordelen even uit te stellen, kunnen we een glimp van de complexe realiteit te zien krijgen. Wanneer we erin slagen te categoriseren zonder meteen een waardeoordeel te vellen, kunnen we een glimp van de complexe realiteit te zien krijgen. 36
Het bewust trachten uit te stellen van een waardeoordeel – zelfs al is het maar voor even – verschaft ons de mogelijkheid zicht te krijgen op een bredere categorische realiteit. Misschien kunnen we zelfs een glimp opvangen van de onderliggende complexe realiteit. Maar niet oordelen of zonder waardeoordeel door het leven gaan, valt ons erg moeilijk.
We leven in een complexe realiteit. Naast de categorische realiteit is er ook een complexe realiteit.
Die complexe realiteit omvat alles wat is. Alle gekende en niet-gekende feiten en ideeën.
De complexe realiteit is groots en gelaagd.
De complexe realiteit is niet volledig, absoluut of finaal. Ook de complexe realiteit blijft continu evolueren, uitbreiden en uitdeinen.
De kans is heel reëel dat we de absolute complexe realiteit nooit helemaal zullen kunnen vatten of kennen.
Hoe hard we ook proberen de complexe realiteit absoluut te begrijpen en te omvatten, de kans daar ooit in te slagen lijkt quasi onbestaand. Telkens we een extra stukje van de complexe realiteit onthullen, wordt duidelijk dat er nog oneindig veel meer verscholen ligt. 37
We lijken de grootsheid van de complexe realiteit niet te kunnen omvatten. En dat is OK. Want zelfs al zouden we er op één of andere manier toch in slagen de complexe realiteit absoluut te capteren, dan zouden we er waarschijnlijk niet veel mee zijn. Een kopie of replica of transcriptie van de absolute complexe realiteit zou ons niet veel verder brengen. Absolute kennis over alles wat is zou ons enkel tonen wat er is, maar vertelt ons niet veel over waar we vervolgens naartoe kunnen gaan. Waar we heen zouden kunnen gaan, zal uiteindelijk vooral door onze (meer-absolute) ideeën worden gestuurd.
Dat maakt dat de complexe realiteit gewoon is. Ze wordt niet bewust gestuurd en volgt geen uitgestippeld pad. Er is geen groots plan. Er is alleen maar wat er is.
De complexe realiteit helpt ons onze categorische realiteit uit te breiden. Via de wetenschappen kunnen voorheen niet-zichtbare elementen uit de complexe realiteit naar boven worden gehaald. Die elementen kunnen vervolgens nieuwe categorieën worden. Zo voegen we continu nieuwe elementen uit de complexe realiteit aan de categorische realiteit toe. Zo breidt ook onze categorische realiteit continu verder uit.
De confrontatie met de complexe realiteit kan onze categorische realiteit zowel versterken als verzwakken.
38
Dergelijke confrontaties kunnen ons veranderen. Het kunnen bepalende momenten worden in ons leven. Momenten worden waarop onze overtuigingen en (meer-absolute) ideeën worden getest. Het is goed en soms noodzakelijk om de confrontatie met de complexe realiteit op te zoeken en de eigen overtuigingen en (meer-absolute) ideeën te onderzoeken. Zo evolueren we als individuen en als samenlevingen. Maar...
We zien de complexe realiteit alleen maar onrechtstreeks. We kijken door een categorische bril naar de complexe realiteit waardoor onze kijk op de complexe realiteit categorisch wordt gekleurd.
Hoe meer categorieën we creëren, hoe dichter we bij de complexe realiteit lijken te komen. Maar dat is slechts schijn, want...
Onze categorische beperkingen houden de complexe realiteit buiten ons bereik. We kunnen ons niet echt voorstellen hoe we objectief naar de complexe realiteit zouden kunnen kijken. Een objectief wereldbeeld ligt waarschijnlijk buiten ons bereik.
39
We hebben de categorische en de complexe realiteit nodig. De categorische realiteit maakt het ons mogelijk te functioneren, ook al is ze onvolledig. De complexe realiteit is de wereld zoals die is, maar is voor ons mensen onwerkbaar.
We leven in twee realiteiten tegelijkertijd. Een categorische en een complexe realiteit.
40
3.
Mijmeringen over... ... zwart, wit en grijs
41
We plaatsen categorieën zwart-wit tegenover elkaar. In onze categorische realiteit maken we de hele tijd gebruik van allerlei categorieën en vaak plaatsen we die zwart-wit tegenover elkaar. Dat is niet onlogisch: zwart-wit tegenstellingen hebben het voordeel dat ze duidelijk zijn. Een categorie krijgt zo een tegencategorie: de categorie is wit, de tegencategorie zwart. De categorie ‘mens’ komt zo tegenover de tegencategorie ‘dier’ te staan. Natuur tegenover cultuur. Emotie tegenover ratio. Het individu tegenover de groep. Man tegenover vrouw. En zo gaat het maar door. Soms lijkt het wel dat we niet om onze zwart-wit tegenstellingen heen kunnen. Maar…
Zwart-wit tegenstellingen zijn niet zonder gevaar. Door categorieën zwart-wit voor te stellen, gaat er heel veel nuance verloren. Het kan dan snel lijken dat er enkel nog zwart of wit is, met niets ertussenin. Alsof we enkel nog voor zwart of wit kunnen kiezen en er geen middenweg meer mogelijk is. Maar dat is slechts schijn. In de zwart-wit tegenstelling lichten we slechts twee categorieën uit, maar dat wil niet zeggen dat de vele andere die nog in de schaduw staan, verdwenen zijn. Het is niet omdat we die andere categorieën tijdelijk minder goed of niet meer zien, dat ze er niet meer zijn.
42
Categorieën lijken eindeloos verweven met elkaar. Wanneer we de categorische realiteit wat meer proberen te doorgronden, blijkt telkens opnieuw hoe verweven categorieën zijn. Categorieën zijn zowat altijd gelinkt aan een hele reeks andere categorieën die dan weer doorlinken naar nog andere categorieën. Enzoverder enzovoort. Hoe meer we dat categorische kluwen trachten te doorgronden, hoe minder zwart-wit de realiteit wordt en hoe meer grijsnuances we beginnen te ontdekken. De zwart-wit verschillen tussen categorieën lijken geleidelijk aan te verwateren totdat het onderscheid tussen de één of de andere nog maar moeizaam vast te stellen is. Alsof al die grijstinten stilaan bijna onmerkbaar in elkaar over lijken te gaan. Misschien benaderen we net daar de complexe realiteit het dichtst.
Vaak echter, bevinden we ons bovenaan, aan de oppervlakte. Daar waar de zwart-wittegenstellingen regeren. Want ook al is dat zwartwit denken erg oppervlakkig, het maakt communiceren over de wereld wel een pak makkelijker.
We hebben tegengestelde categorieën nodig. Zonder polarisatie is het moeilijk iets aan te duiden. Zonder ‘wij’ is het moeilijk een ‘zij’ aan te duiden. Er is geen ‘ik’ zonder ‘jij’.
43
Daarom worden nieuwe categorieën heel vaak zwart-wit voorgesteld. Door nieuwe categorieën (zowel feiten als ideeën) als ‘revolutionair’ naar voor te schuiven, vallen ze beter op tussen het overaanbod van huidige en oude categorieën. Onze aandacht gaat nu eenmaal meer en sneller naar iets wat groots, vernieuwend en ‘o zo anders’ is. Maar…
Nieuwe categorieën ontstaan niet zomaar uit het niets. Nieuwe categorieën (zowel feiten als ideeën) bouwen verder op eerdere categorieën en bevatten vaak ook meer gelijkenissen dan verschillen met die voorgaande categorieën. Veel van wat als ‘nieuw’ en ‘groots’ wordt voorgesteld, is – eens je het van wat dichterbij bekijkt – een logisch vervolg op wat er al eerder was.
Veel van wat als zwart-wit wordt voorgesteld, is eerder grijs. Misschien is een categorie pas echt nieuw als er daardoor een nieuwe grijstint ontstaat.
Dus ook al plaatsen we twee categorieën tegenover elkaar op een as... Bijvoorbeeld… Zwart <-----------------------------------------------------------> Wit
44
... in werkelijkheid bevindt er zich tussen het zwart en wit een compleet spectrum aan grijs.
Alsof elk zwart en wit omringt worden door een hele reeks grijstinten die geleidelijk aan in elkaar overgaan tot uiteindelijk twee concentrische cirkels met eenzelfde grijswaarde elkaar beginnen te overlappen.
Daar, in het midden op de as, waar een schier oneindige reeks grijswaarden in elkaar overvloeien, zijn rijkere, meer diverse en meer complete inzichten te vinden dan in de zwart-wit tegenstelling. Dat grijs in het midden is meer gematigd; het lijkt dichter bij de complexe realiteit aan te sluiten. De antwoorden die we er vinden lijken vaak ‘meer-volledig’, ‘meer-waar’.
45
In de dialoog sluiten we een groot deel van de complexere grijsschakeringen uit. Vaak kunnen we moeilijk anders: indien we dat niet zouden doen, zouden we de hele tijd categorieën, hun tegencategorieën en de gebruikte assen moeten proberen toe te lichten. Een schier onmogelijke opdracht. Niet alleen omdat elke zin meerdere categorieën bevat, de interpretatie van die categorieën (en hun tegencategorieën en de assen waarop ze geplaatst zijn) zijn ook nog eens individueel gekleurd. Uiteindelijk kan wat voor jou donkergrijs is, voor mij lichtgrijs zijn. Wat jij als zwart-wit beschouwt, zie ik misschien eerder als twee meer gematigde grijswaarden.
Wat zwart, wit en grijs is en hoe we dit op assen plaatsen, is verschillend voor elk van ons. In de dialoog sluiten we gemakshalve en automatisch bepaalde categorieën en heel veel grijswaarden uit. Onze verhaallijn zou anders te complex worden. We kunnen onze dialogen niet continu onderbreken om te verduidelijken wat we bedoelen. Dat zou de flow van de dialoog onderbreken. De dialoog zou onmogelijk gemaakt worden. We kunnen haast niet anders dan een dergelijke vorm van zelfcensuur toe te passen.
Een dialoog zonder onduidelijkheid en onuitgesprokenheden is waarschijnlijk niet mogelijk. 46
Communicatie is dan ook heel vaak onvolledig. We horen niet het volledige verhaal, we horen vooral datgene wat het beste aansluit bij onze eigen kijk op wat zwart, wit en grijs is en welke assen er gebruikt worden.
Het is goed af en toe te proberen een deel van de complexiteit achter de dialoog uit te klaren. Door uit te zoeken welke categorieën en welke assen er worden gebruikt, kunnen dialogen inzichtelijker gemaakt worden. Er kan een kader aangereikt worden waarin de verschillende grijswaarden en de posities die elkeen inneemt duidelijker worden. Dat kan ons helpen in onze besluitvorming. We kunnen ons bewuster worden van de eigen keuzes en die van anderen. Onze keuzes kunnen er meer weloverwogen door worden. Zelfs al zullen we er meer dan waarschijnlijk niet in slagen alles te duiden of juist te benoemen, door sommige zaken breder te plaatsen, kan onze kijk worden verrijkt. De categorische realiteit waarbinnen de dialoog zich afspeelt, wordt ruimer. We krijgen iets meer te zien van de complexe realiteit die eronder verborgen zit. Want…
Ook al denken we heel vaak in zwart-wit, we leven uiteindelijk in een grijze realiteit.
47
4. Mijmeringen over... ... assen
48
Assen maken het verschil tussen categorieën duidelijk. In de dialoog nemen we posities in. De ene keer neigen we meer naar wit, de andere keer meer naar zwart. Dat is het nut van assen: ze maken het onderscheid tussen categorieën duidelijk waardoor we makkelijker kunnen zien waar op de as we onszelf bevinden of plaatsen.
Afhankelijk van de context, kunnen ook onze posities op de as veranderen. Nieuwe inzichten of een veranderende context kunnen ons zo naar een heel andere plaats op de as katapulteren.
Onze meer-absolute ideeën bepalen voor een groot deel onze positie op een as. Wanneer we onszelf regelmatig in de buurt van eerdere posities op een as terugvinden, komt dat waarschijnlijk door onze meer-absolute ideeën. Toch zullen we ons slechts zelden op identiek dezelfde plaats op de as bevinden als voorgaande keren.
Iemand die zichzelf toch steeds op eenzelfde plaats op een as plaatst, lijkt de eigen meer-absolute ideeën als ‘absolute ideeën’ te beschouwen. Maar mensen die er absolute ideeën op nahouden, zijn vooral absolute idioten.
49
Door te aanvaarden dat ideeën ‘meer-absoluut’ kunnen zijn maar niet ‘absoluut’, krijgen we meer bewegingsruimte. Dat kan ons helpen flexibeler met de realiteit om te gaan. Zo’n houding kan ons beter in staat stellen mee te deinen met de bewegingen die de categorische realiteit maakt op de golven van de daaronder liggende complexe realiteit.
50
5.
Mijmeringen over... ... kennis
51
We zijn steeds op zoek naar meer kennis. We zijn lerende wezens. Onze zucht naar meer en nieuwe inzichten lijkt oneindig.
Leren stopt nooit.
Maar kennis ligt niet voor het rapen. Ze moet ontgonnen worden. Kennis moet ontgonnen worden. Ze vereist inspanning.
Soms lijkt het alsof kennis ondergronds – in grotten en spelonken – verscholen ligt. Net zoals speleologen dalen we steeds dieper af op zoek naar meer kennis. Elk nieuw inzicht, elke nieuwe ondergrondse gang die we ontdekken, wordt in kaart gebracht. Zo wordt het makkelijker voor de generaties na ons om de al eerder ontgonnen inzichten terug te vinden.
We vinden steeds nieuwe categorieën uit. Wanneer we nieuwe inzichten ‘ontdekken’, plakken we er een categorie op.
We hebben nieuwe categorieën nodig om te blijven evolueren. 52
Zonder nieuwe categorieën, geen evolutie.
We zijn evolutionaire, geen revolutionaire wezens.
Inzichten die bij elkaar passen bundelen we. Inzichten die tot eenzelfde familie behoren en een logisch geheel lijken te vormen, bundelen we. Een dergelijke bundeling kan vervolgens ook een eigen categorie opgeplakt krijgen. Op die manier creëren we disciplines en stromingen.
Binnen de wetenschappen spreken we van een discipline zoals bv. ‘psychologie’ (de studie van het menselijk innerlijk leven en gedrag), die vervolgens weer wordt onderverdeeld in een hele reeks sub-disciplines, zoals biologische psychologie, klinische psychologie, sociale psychologie, enzovoorts. Op ideologisch vlak spreken we eerder over stromingen en substromingen: het liberalisme is zo’n ideologische stroming die verder onverdeeld kan worden in sub-stromingen zoals klassiek liberalisme, sociaalliberalisme, neoliberalisme enzovoorts.
Binnen een categorie dijen inzichten continu verder uit. Nieuwe inzichten die binnen een categorie breed aanvaard worden, kunnen huidige inzichten worden.
53
Huidige inzichten die verdrongen worden door nieuwe inzichten worden oude inzichten. Oude inzichten die gefalsifieerd worden, worden verouderde inzichten.
Ook al zijn ze verschillend – wetenschap is meer-feitelijk, ideologie steunt op ideeën – toch blijven beide continu evolueren. De wetenschappen worden voortgestuwd door onderzoek. Ideologieën evolueren vanuit een eigen interne logica in wisselwerking met allerlei maatschappelijke dynamieken.
Kennis bevindt zich op een as tussen wetenschap en ideologie. We kunnen de categorieën wetenschap en ideologie op een as tegenover elkaar plaatsen: Wetenschap <---------------------------------------------------------> Ideologie
Sommige zaken zijn meer wetenschappelijk, andere meer ideologisch. Ideologische ideeën worden weleens als wetenschappelijk voorgesteld. Net zoals we ideeën wel eens voor feiten kunnen verwarren, durven we ook ideologische ideeën weleens als wetenschappelijk voorstellen. 54
Zowel wetenschappelijke als ideologische ideeën kunnen meer-absoluut aanvoelen. Wanneer we verschillende wetenschappelijke disciplines en ideologische stromingen op een as plaatsen, kunnen we zicht krijgen op het meer wetenschappelijke of meer ideologische karakter van elk. De exacte wetenschappen benaderen het wetenschapsideaal waarschijnlijk het meest. Religie en politiek lijken het ideologisch ideaal het beste te benaderen.
Maar ook al plaatsen we wetenschap en ideologie op een as tegenover elkaar, tussen beide bevinden er zich toch heel wat grijswaarden. Een absolute wetenschap – een wetenschap zonder ideologische inmenging – ligt meer dan waarschijnlijk buiten ons bereik. Net zoals de absolute ideologie – een ideologie zonder enige wetenschappelijke invloed – eveneens erg onwaarschijnlijk is. Uiteindelijk beïnvloeden de wetenschappen ook onze sociale dynamieken die op hun beurt onze ideeën beïnvloeden.
We hebben zowel wetenschappelijke als ideologische kennis nodig. 55
Zonder wetenschap stopt onze vooruitgang. Zonder ideologie worden we besluiteloos.
De wetenschappen geven ons nieuwe inzichten en helpen ons verschillende opties te verduidelijken. Zo kunnen we meer vat krijgen op de complexiteit van onze categorische realiteit. Maar uiteindelijk zullen we moeten kiezen. En keuzes worden voornamelijk ingegeven door onze meer-absolute ideeën.
Onze beslissingen zijn eerder ideologisch dan wetenschappelijk. Veel van wat we besluiten is niet wetenschappelijk onderbouwd.
Een puur wetenschappelijke besluitvorming is waarschijnlijk niet mogelijk. Wetenschappelijke feiten beschrijven wat is, maar ze vertellen ons niet hoe we best handelen. Wetenschappelijk onderzoek kan ons een lijst van verklaringen en mogelijke opties aanreiken waaruit we zouden kunnen kiezen om de grote uitdagingen waar we voor staan aan te pakken. Maar uiteindelijk zijn het voornamelijk onze ideologische ideeën die onze keuzes en beslissingen zullen bepalen.
Kennis wordt ontgonnen – de allegorie van de grot.
56
Kennis bevindt zich ondergronds. Om haar te ontginnen, moeten we afdalen in grotten, spelonken en mijngangen.
----- o -----
Niet alle kennis is moeilijk te ontginnen. Onze algemene kennis bevindt zich aan de oppervlakte, aan de ingang van een grot. Dergelijke kennis is makkelijk zichtbaar en begrijpelijk voor de meesten onder ons. Het is kennis die we ons vrij snel eigen maken. Deze kennis gidst ons door het dagdagelijkse leven.
----- o -----
Meer-werkbare kennis bevindt zich aan de ingang van de grot. Daar vinden we de ideeën en categorieën die algemeen aanvaard zijn en algemeen begrepen worden door een brede groep mensen. Aan de ingang van de grot kunnen we algemeen verstaanbare conversaties voeren. Hoe dieper we afdalen, hoe moeilijker dat wordt.
----- o -----
Specialistische kennis bevindt zich dieper in de grot en vereist meer inspanning om te ontginnen.
Via de speleologie van de kennis, dalen we steeds dieper af op zoek naar steeds nieuwe inzichten. Hoe dieper we in een grot afdalen, hoe specialistischer de kennis en specifieker het taalgebruik wordt. Dieper in de grot communiceren enkel nog experts met elkaar. Dieper in de 57
grot wordt de taal die gebruikt wordt, onbegrijpelijk voor wie niet vertrouwd is met de specifieke context.
----- o -----
De meeste inzichten die diep in een grot ontgonnen worden, blijven daar meestal ook verzonken en verscholen zitten. Maar af en toe breken bepaalde inzichten uit de (semi-)diepte door tot de mainstream. Vanuit de spelonken van de grot worden ze naar de oppervlakte gebracht. Soms heel langzaam, soms eerder bruusk. Maar wanneer ze lang genoeg aan de ingang van de grot belicht blijven, ontstaat de kans dat ze gemeengoed worden. Dergelijke inzichten kunnen dan onderdeel worden van het zichtbare, begrijpelijke deel aan de ingang van de grot.
----- o -----
Zo kunnen inzichten onderdeel worden van onze gedeelde, algemene kennis. Zo breidt onze categorische realiteit continu uit.
----- o -----
Gedeelde kennis is vaak erg moeilijk bij te sturen of te corrigeren. Zelfs als het inzicht achteraf als verouderd wordt beschouwd door de experten vanwege nieuwe, accuratere inzichten, dan nog kunnen de ideeën die deel zijn gaan uitmaken van onze gedeelde kennis aan de oppervlakte erg moeilijk te wijzigen of bij te sturen zijn. Ideeën die onderdeel worden van onze gedeelde kennis zijn hardnekkig. Ze zijn verankerd in ons collectieve geheugen. 58
----- o -----
Meer accurate inzichten ligt vaak verscholen in de diepten van de grot. Die inzichten ontginnen vereist inspanning: leeswerk, studie, onderzoek. Daarin ligt het belang van de expert. Maar de expert lijdt vaak aan tunnelvisie: een te enge kijk binnen een complexere realiteit. Een te nauwe kijk vanuit het eigen expertisedomein, kan ertoe leiden dat andere, relevante elementen onderbelicht worden of over het hoofd worden gezien. De complexe realiteit wordt te vaak onvoldoende herkend en erkend. Tegelijk zijn de ogen van de expert, door het vele werk ondergronds, niet zo goed meer getraind om zuiver te zien hoe het bovenaan is, aan de ingang van de grot. Laat staan dat het erg duidelijk is, wat er aan de ingang (en zeker in de diepte) van andere grotten gebeurd.
----- o -----
Soms lijkt het alsof we met zijn allen rondlopen op een kennisplaneet. Alle kennis ter wereld bevindt zich onder onze voeten, onder het aardoppervlak. Om meer kennis te vergaren, gaan we op zoek naar grotten en spelonken waarlangs we kunnen afdalen. Op zoek naar antwoorden graven we alsmaar dieper. Maar ondanks al dat gezoek, weten we nog steeds niet hoe groot onze kennisplaneet eigenlijk is. Hoe meer we onderzoeken en hoe dieper we afdalen, hoe groter onze kennisplaneet lijkt te worden. Alsof we nooit de kern zullen bereiken. Alsof we nooit alle mogelijke grotten, spelonken en gangen in kaart zullen kunnen brengen.
59
Hoe meer grotten en gangen we ontdekken, hoe moeilijker het ook wordt alles met elkaar te verbinden. Specialismes te over. Maar alle tot nu gekende specialismes samenbrengen in één zinnig verhaal... daar zijn we nog niet in geslaagd. De kans is reëel dat we daar ook nooit in zullen slagen.
We blijven streven naar absolute kennis maar stranden ergens onderweg. Soms lijken we weer een heel eind verder opgeschoven te zijn. Een andere keer lijkt het alsof we nog maar één steen hebben omgedraaid en er nog een hele wereld eronder verder te exploreren is. Maar verder wroeten blijven we hoe dan ook doen.
60
Kennis is niet standvastig. Kennis evolueert en beweegt.
Wat aanvankelijk aan de ingang van de grot lag, kan stilaan naar de achtergrond verdwijnen. Wat aanvankelijk dieper ondergronds lag, kan geleidelijk aan naar boven komen.
Kennis breidt continu uit. Semi-diepe' kennis kan stilaan zichtbaar worden aan de ingang van de grot. Inzichten die voorheen enkel voor specialisten zichtbaar waren, worden zo ook zichtbaar voor een bredere groep mensen. Inzichten die voldoende lang aan de ingang van de grot zichtbaar blijven – en voldoende lang en uitgebreid belicht worden – kunnen onderdeel worden van onze algemene kennis. Degelijke inzichten worden dan gedeeld met niet-specialisten en door hen geadopteerd.
Zo breidt ook onze gezamenlijke taal continu uit.
Volledig nieuwe kennis ontginnen is moeilijk. Er is al zoveel ontgonnen dat nieuwe gangen vinden erg moeilijk is geworden. Veel is ooit al weleens geschreven, bedacht of ontdekt.
61
Het duurt lang en vereist heel veel inspanning om de diepe ondergrondse ruimtes en gangen te bereiken. Je kan namelijk pas dieper in een grot afdalen nadat je jezelf de gangen die ernaartoe leiden eigen hebt gemaakt. Zonder voorkennis is er geen dieptekennis. Maar hoe dieper we afdalen, hoe moelijker we kunnen manoeuvreren. Het zicht en het werken wordt er alsmaar meer bemoeilijkt. Vooruitgang in sommige domeinen of disciplines lijkt daardoor vandaag moeizamer te verlopen. Net dat maakt het ontdekken van nieuwe inzichten zo wonderbaarlijk. Alsof alles in die kleine ondergrondse ruimte plots even oplicht. Alsof de zon plots door de wolken breekt en alles helder maakt wat voordien in schaduwen verborgen leek.
Kennis die onderdeel wordt van de algemene kennis, verwordt uiteindelijk gedeelde kennis. Gedeelde kennis wordt door de meerderheid vaak ervaren als meer-absoluut. Gedeelde kennis is vaak hardnekkig en moeilijker te veranderen. Gedeelde kennis is vaak ideologisch gekleurd en soms wetenschappelijk ronduit fout.
We hebben gedeelde kennis nodig om elkaar te verstaan. Gedeelde kennis is belangrijk voor een harmonieuze samenleving. Een samenleving zonder gedeelde kennis ontbeert samenhang. Ze desintegreert en valt uiteen. 62
We hebben zowel gedeelde als specialistische kennis nodig. Gedeelde kennis stelt ons in staat samen te leven.
Zonder gedeelde kennis kunnen we niet functioneren.
Specialistische kennis hebben we nodig om te blijven evolueren.
Zonder specialistische kennis stoppen we met evolueren.
Huidige kennis stuurt ons denken. Huidige kennis stuurt ons denken maar belemmert ons tegelijk om out of the box te denken.
Huidige kennis leidt ons vaak opnieuw naar dezelfde huidige oplossingen. Na verloop van tijd kunnen we zodanig vaak op een bepaalde manier naar de wereld hebben gekeken, dat we diezelfde wereld enkel nog door diezelfde bril kunnen zien. Dat kan ons belemmeren nieuwe inzichten te ontdekken. Door een roze bril ziet alles roze en andere kleuren onderscheiden kan dan erg moeilijk worden. Na verloop van tijd kan die roze bril afnemen zelfs een haast onmogelijke opdracht lijken.
63
Nieuwe kennis kan ons nieuwe wegen opsturen. Nieuwe kennis kan ons helpen paden te ontdekken die we voorheen niet gezien hadden.
We blijven steeds nieuwe inzichten ontginnen. Hoe moeilijk het ook is nieuwe inzichten te blijven ontginnen, het zit het in onze natuur om verder te blijven zoeken. Als de huidige oplossingen niet meer volstaan, is het beter nieuwe inzichten te ontwikkelen die ons kunnen helpen nieuwe oplossingen te bedenken. Soms moeten we onszelf dwingen buiten de bestaande paden te treden. Nieuwe inzichten kunnen op onverwachte plaatsen opduiken. Achter een minuscule spleet in een rots kan een volledig nieuwe wereld liggen. Maar net zo goed kan uit een combinatie van verschillende bestaande disciplines een nieuw inzicht opborrelen.
Het is waarschijnlijk niet mogelijk alles te weten over iets. Absolute kennis, zelfs binnen één discipline, is waarschijnlijk niet mogelijk. Kennis breidt dagelijks zoveel uit dat geen mens het allemaal ooit nog kan bevatten.
Kennis is nooit compleet en afgerond. Kennis over eender wat is meer dan waarschijnlijk nooit absoluut. 64
Het is waarschijnlijk niet langer mogelijk iets te weten over alles. De verscheidenheid aan disciplines en stromingen is dusdanig groot geworden dat het waarschijnlijk niet langer mogelijk is iets te weten over alles.
Ook al is je kennis nog zo groot, er zullen altijd meer zaken zijn waar je weinig tot niets van afweet dan er zaken zijn waar je iets of veel van afweet.
De homo universalis is dood.
Tegelijk is ook de homo generalis een mythisch wezen geworden. Al zijn we tegelijk – op een manier – allemaal generalisten.
Absolute kennis is waarschijnlijk niet bereikbaar. Wanneer we alle kennis uit alle mogelijke domeinen samen zouden brengen, zouden we de totale categorische realiteit het best benaderen. Maar zelfs dan zullen we er niet in slagen haar helemaal capteren.
65
6.
Mijmeringen over... ... tijd en verandering
66
Tijd staat niet stil. Ze blijft maar doorgaan.
Pas wanneer de realiteiten die we kennen, ophouden te bestaan, zal de tijd stoppen. Categorische tijd zal ophouden te bestaan wanneer wij mensen ophouden te bestaan. Complexe tijd zal ophouden te bestaan wanneer de complexe realiteit ophoudt te bestaan.
Wat we beleven is vluchtig. We kunnen niet terugkeren naar een moment dat voorbij is, hoe hard we dat soms ook zouden willen.
Een herinnering is een reconstructie van een heden dat verleden is geworden. Maar een verleden kan niet opnieuw heden worden want...
Wat was, komt niet terug. We kunnen enkel proberen het verleden te reproduceren met de middelen van het heden. En die zijn anders dan toen.
De beleving in het moment is wat telt.
67
Onze realiteiten zijn tijdelijk. Kennis, ideeën, feiten... blijven evolueren. Categorieën zijn tijdelijk. De toekomst ligt open. Verandering is altijd mogelijk.
Wat ‘waar’ is vandaag, kan morgen achterhaald zijn. Wat zo overtuigend waar leek gisteren, kan ons vandaag vreemd toeschijnen. Hoeveel verschillende mogelijke toekomsten we ons ook inbeelden, wat de toekomst uiteindelijk zal brengen, is niet te voorspellen.
Waarschijnlijk verandert alles doorheen de tijd. Waarschijnlijk blijft niets zoals het is.
Onze categorische en complexe realiteiten zijn tijdelijk.
Veel veranderingen initiëren we zelf. Veranderingen die we zelf initiëren, ontstaan uit onbehagen met dat-wat-is. 68
Wanneer de huidige wetenschappelijke theorieën niet meer afdoende verklaren wat er gebeurt, gaan wetenschappers op zoek naar nieuwe theorieën. Wanneer de huidige ideeën niet meer volstaan om zin te geven aan dat wat is, gaan we op zoek naar nieuwe ideeën.
We zoeken van nature naar vernieuwing en verandering. Wanneer dat-wat-is niet meer voldoet, is het tijd voor iets anders.
Wanneer de status quo niet meer volstaat, beginnen we uit te kijken naar iets anders.
Het zit in ons om te blijven innoveren. Steeds opnieuw te zoeken naar iets nieuws, iets anders, iets beters.
Sommige veranderingen lijken snel te gaan. Andere kruipen haast onopgemerkt vooruit. Een verandering lijkt een eigen dynamiek te volgen die lang niet altijd duidelijk is voor ons.
69
We hebben er vaak geen flauw idee van waar we zullen terecht komen eens we een verandering inzetten.
We kunnen niet de hele tijd alles veranderen. Hoe innovatief we ook willen zijn, we kunnen niet de hele tijd alles veranderen. We hebben nog altijd een min of meer vaste basis nodig waarop we kunnen terugvallen; van waaruit we verder kunnen bouwen. We hebben meer-absolute ideeën nodig. En ook al veranderen ook die doorheen de tijd, ze doen dat meestal minder snel en minder vaak. Ondanks al ons innoverend vermogen en onze continue zucht naar vernieuwing en verandering, botsen we tegelijk ook tegen onze eigen limieten aan. Wij mensen zijn uiterst complexe, interagerende en geconnecteerde wezens, die continu beïnvloeden en worden beïnvloed, en dus continu veranderen. We zijn complexe entiteiten die we te vaak, te snel, te makkelijk categorisch beschrijven, maar die we nooit echt helemaal lijken te kunnen vatten. We zijn ons eigen mysterie.
We gaan niet allemaal even makkelijk om met verandering. Hoeveel verandering we aankunnen en hoe goed we ermee omgaan, verschilt van persoon tot persoon. Sommigen onder ons houden meer vast aan meer-absolute ideeën. Anderen onder ons hebben minder nood aan meer-absolute ideeën en gaan makkelijker om met meer verschillende naast elkaar staande ideeën.
70
Maar hoe we ook tegenover verandering en verschillen staan, om te kunnen blijven rechtstaan in een steeds veranderende wereld hebben we allemaal wel nog steeds enkele meer-absolute ideeën nodig.
Verandering ontstaat vaak vanuit één idee bij één persoon. Eén idee bij één persoon is vaak al voldoende om iets in beweging te zetten.
In de actie wordt verandering gerealiseerd. Ideeën worden pas echt waardevol wanneer we ze in concrete actie omzetten.
Jouw hoofd kan vol nieuwe ideeën zitten, maar als je ze voor jezelf houdt – ze niet deelt met anderen of ze niet probeert te realiseren – zal er in de wereld niet veel veranderen.
Wat anders is, onderscheidt zich. ‘Dat-wat-anders-is’ onderscheidt zich van ‘dat-wat-is’.
Zoeken naar verandering is zoeken naar iets wat onderscheidend is.
71
Onderscheid zal er waarschijnlijk altijd zijn. Wat ons onderscheidt, bepaalt mee wie jij en ik zijn.
Ik word wie ik ben door niet te zijn zoals jij. Jij wordt wie jij bent door niet te zijn zoals mij. Hoe dicht we ook naar elkaar toegroeien, toch zullen we heel verschillende personen blijven.
Elk van ons is uniek. Wanneer het onderscheid tussen individuen vervaagt, verliezen we wat het betekent mens te zijn.
Indien het onderscheid tussen mensen op één of andere manier zou kunnen verdwijnen, indien iedereen gelijk en hetzelfde zou kunnen worden, dan zouden we ophouden menselijk te zijn.
We zijn van nature verschillend. Waar het om draait, is hoe we met deze verschillen omgaan. Omgaan met verschil is een continue evenwichtsoefening. Een oefening in het erkennen van verschil zonder daar meteen een waardeoordeel aan te koppelen.
72
Het uitstellen van dat waardeoordeel helpt om de persoon tegenover ons meer volledig te zien. Het stelt je in staat meer verschillende facetten van de persoon te (h)erkennen. Zo kan je iets meer van de tip van de sluier oplichten waaronder de onderliggende complexe realiteit die elk van ons meedraagt, verborgen ligt. Dat waardeoordeel zal uiteindelijk toch wel komen.
Hoe we omgaan met verschil, is deels cultureel bepaald.
Maar dat pleit ons niet vrij: we kleuren dit verschil nog steeds individueel in. Welke kleuren we daarvoor gebruiken, hebben we deels zelf in de hand en kunnen deels zelf bepalen.
Wanneer er onvoldoende verschil is, creëren we dat zelf. Wanneer categorieën en tegencategorieën niet duidelijk genoeg omlijnd zijn, brengen we zelf extra scheidingslijnen aan. Zo kan wat flou is verduidelijkt worden. Een ‘wij’ kan zo vastomlijnder tegenover een ‘zij’ komen te staan.
In elk verschil ligt een kiem van conflict. ‘Dat-wat-is’ verschilt van ‘dat-wat-anders-is’. Uit het spanningsveld tussen beide kan een conflict ontstaan. Een conflict dat pas oplost
73
wanneer beide samenvloeien tot een nieuw ‘dat-wat-is’. Tot ook dat weer uitgedaagd wordt door een nieuw ‘dat-wat-anders-is’. Deze tegenstelling en bijhorende resolutie wordt ook wel eens these (‘dat-wat-is’), antithese (‘dat-wat-anders-is’) en oplossende synthese genoemd (een nieuw ‘dat-wat-is’). De synthese staat niet alleen. Ze bevat elementen uit zowel these (categorie) als antithese (tegencategorie). Ze omvat beide tegelijk. Ze is tegelijk iets bestaand en iets nieuws. Die synthese (een nieuw ‘dat-wat-is’) vervelt vervolgens weer tot these (een huidig ‘dat-wat-is’) die ook opnieuw geconfronteerd wordt met een nieuwe antithese (‘dat-wat-anders-is’) totdat er opnieuw een oplossende synthese (een nieuw ‘dat-wat-is’) bereikt wordt...
En zo gaat het maar door. Zoals cellen zich blijven delen.
Zo ontstaan dialectische opposities.
Sommige creëren we. Andere ontstaan vanzelf.
Verandering is een proces. Verandering is de overgang van een huidig naar een nieuw ‘dat-wat-is’. Verandering is een wordingsproces.
In het anders-worden gaat ‘dat-wat-anders-is’ op in ‘dat-wat-is’.
74
Geleidelijk aan smelten het huidige ‘dat-wat-is’ en het nieuwe ‘dat-watanders-is’ samen. De twee van elkaar onderscheiden wordt steeds moeilijker. Ze worden samen een nieuw ‘dat-wat-is’.
‘Dat-wat-is’ blijft veranderen. ‘Dat-wat-is’ is tijdelijk. Een momentopname die zo meteen weer voorbij kan zijn. ‘Dat-wat-is’ kan uitgedaagd worden door ‘dat-wat-anders-is’. ‘Dat-wat-anders-is’ draagt in zich de belofte van ‘dat-wat-zou-kunnenzijn’: de belofte, soms hoop, op iets anders, iets beters. Wanneer ‘dat-wat-is’ en ‘dat-wat-anders-is’ tegenover elkaar op een as worden geplaatst, kan er een conflict ontstaan. Dat conflict vindt een oplossing wanneer ‘dat-wat-is’ en ‘dat-watanders-is’ in elkaar opgaan en een nieuw ‘dat-wat-is’ vormen
Na verloop van tijd zal dat nieuw ‘dat-wat-is’ geleidelijk aan vervellen tot een huidig ‘dat-wat-is’.
75
Dat huidig ‘dat-wat-is’ kan vervolgens opnieuw gecontesteerd worden door alweer een nieuw ‘dat-wat-anders-is’, waardoor er ook weer een nieuw ‘dat-wat-is’ kan ontstaan. Enzoverder enzovoort.
Het ’anders-worden’ stopt vermoedelijk nooit echt helemaal. Ook al lijkt een ‘anders-worden’ op zeker moment volbracht te zijn, vermoedelijk is niets ooit echt helemaal af. Een ‘finale, absolute eindvorm’ bestaat waarschijnlijk niet. Er bestaan waarschijnlijk alleen maar tijdelijke, contextuele vormen. Vermoedelijk is niets echt absoluut.
Wat vandaag is, kan morgen anders zijn. Alles blijft veranderen. En wat verandert, is niet absoluut. 76
Dialectiek kent geen eindpunt. Dialectiek gaat maar door. Ze stopt niet.
De categorische en complexe realiteit functioneren en evolueren binnen dit dialectische proces. In de dialectiek verandert alles en zijn onderscheid en verschil niet te vermijden. Het is meer dan waarschijnlijk niet mogelijk om elke vorm van conflict uit te bannen. Waar het om draait is hoe we met conflicten omgaan.
Hoe we denken en redeneren is dialectisch. Wat we weten en kennen valt binnen de grenzen van de dialectiek. Zolang de categorische en complexe realiteiten blijven bestaan, zal ook de dialectiek blijven doorgaan.
Onze realiteiten zijn dialectisch. Onze realiteiten zijn ontstaan uit een dialectisch proces.
77
We kunnen de dialectiek niet ontwijken.
We zijn dialectische wezens van nature.
78
2. Ethische mijmeringen
79
1.
Mijmeringen over... ... dat-wat-juist-is
80
Juist handelen zit in ons. Juist handelen gaat ons makkelijk af.
Het zit van nature in ons. We doen het elke dag.
We handelen bijna de hele tijd juist. Als je het nieuws erop naslaat, zou je de indruk krijgen dat het tegenovergestelde waar is. Maar als je de optelsom maakt, blijken we met zijn allen zowat de hele tijd juist te handelen. Bijna alles wat we doen, doen we om juist te doen. En veel moeite hoeven we daar niet voor te doen.
Juist handelen doen we samen. Ik kan wel juist handelen als individu, maar juist doen is vooral sociaal. Uiteindelijk zal veel van wat ik doe (of net niet doe) jou of iemand anders aanbelangen. Zo wordt het juiste doen sociaal.
Dat-wat-juist-is bepalen we samen. Wat wel en wat niet juist is bepalen we samen, als groep.
81
We zijn niet helemaal vrij om te bepalen wat juist is. Ergens bij willen horen wil zeggen je conformeren aan wat de groep als juist heeft bepaald. Wie dat niet doet, plaatst zichzelf buiten de groep. Groepsdruk kan ervoor zorgen dat we meegaan in dat-wat-juist-is voor de groep, ook al zijn we als individu het er niet helemaal mee eens.
Dat-wat-juist-is interpreteren we elk verschillend. We bepalen als groep gezamenlijk dat-wat-juist-is, maar als individuen interpreteren we dat-wat-juist-is telkens opnieuw.
Zelfs al horen jij en ik tot dezelfde sociale groep, toch zal ik dat-watjuist-is anders interpreteren dan jou. Al die verschillende interpretaties maken van dat-wat-juist-is iets dynamisch.
Dat-wat-juist-is is niet statisch. Dat-wat-juist-is is dynamisch, flexibel en verandert continu.
Vaak zal de verandering minuscuul en onbeduidend lijken. Maar ze is er wel.
82
Dat-wat-juist-is is niet-absoluut. Zodra we deel uitmaken van een groep, kunnen we mee wegen op hoe dat-wat-juist-is evolueert. Zo evolueert dat-wat-juist-is meer of minder, sneller of trager.
Dat-wat-juist-is hoeft niet per se verklaard te worden. We hoeven niet per se dat-wat-juist-is te verklaren: veelal voelen we zelf automatisch aan wat juist is en wat niet. We hebben geen absolute principes nodig om dat-wat-juist-is te verklaren.
Dat-wat-juist-is ontstaat niet in het luchtledige. Het vloeit voort uit dat-wat-ervoor-kwam. Het bouwt verder op dat-wat-vroeger-juist-was. Uiteindelijk kan dat-wat-vandaag-juist-is morgen minder juist zijn en overmorgen misschien wel helemaal fout zijn.
Dat-wat-juist-is is niet eeuwigdurend.
Dat-wat-juist-is heeft niet het eeuwige leven.
Dat-wat-juist-is staat niet alleen. Er is niet één groot dat-wat-juist-is. 83
Er staan net heel wat juistheden naast elkaar die continu op elkaar inwerken en elkaar beïnvloeden. Daardoor is dat-wat-juist-is haast altijd een combinatie van verschillende juistheden.
Afhankelijk van de situatie en de context zullen sommige juistheden meer doorwegen dan andere. Maar verander de context en ook de wisselwerking verandert en daardoor ook de uitkomst van dat-watjuist-is.
Verschillende juistheden spreken elkaar geregeld tegen. Verschillende juistheden komen geregeld tegenover elkaar te staan. Wanneer verschillende juistheden elkaar tegenspreken, kunnen we gedwongen worden te kiezen.
In de keuze voor dat-wat-juist-is kan je sommige ideeën meer of minder laten doorwegen. Je kan ook vanuit verschillende contexten naar een situatie proberen te kijken. Door de zaken te herframen kan je ook iets meer van de onderliggende complexiteit belichten, wat de keuze van dat-wat-juist-is verder kan beïnvloeden.
Eenzelfde probleem zal zelden eenzelfde oplossing genereren. Onze problemen zijn uniek. 84
Zelfs al worden jij en ik met eenzelfde probleem geconfronteerd, toch zal jouw context anders zijn dan die van mij. En zal ook dat-wat-juistis verschillend zijn voor jou en mij. De kans is namelijk heel groot dat er geen ‘identieke problemen’ bestaan. Elk probleem ontstaat uit een unieke context en daardoor zal ook de keuze van juistheden en hun gewicht in dat-wat-juist-is variëren. Systematisch eenzelfde oplossing aanreiken voor schijnbaar identieke problemen, is kiezen voor een simplistische, gemakzuchtige oplossing die onze pluraliteit en uniciteit ontkent. Het is een laffe keuze.
Dat-wat-juist-is verandert wanneer de context verandert. Dat-wat-juist-is moeten we telkens opnieuw herinterpreteren: verschillende situaties en contexten vragen nu eenmaal om verschillende interpretaties.
Het juiste doen zal zelden twee keer hetzelfde zijn. Als we juist willen handelen, kunnen we daarom maar beter bereid zijn dat-wat-juist-is te toetsen aan wat er daar en dan is gebeurd. En in meer detail nog, zoveel mogelijk van wat er tot daar en tot dan is gebeurd en wat kan meespelen in de keuze van dat-wat-juist-is in deze unieke situatie en context. Juist handelen wil zeggen dat we rekening proberen te houden met zoveel mogelijk actoren en contexten.
Er zijn enkele juistheden die we als ‘universeel’ zouden kunnen beschouwen: de ‘grote ethische principes’ die we terugvinden in verschillende culturen. Deze juistheden zijn eigenlijk vrij rechttoe rechtaan: ze omvatten een reeks regels die ons vertellen wat wel en wat niet OK is. 85
•
•
Het is OK behulpzaam te zijn, iets te geven wanneer je iets hebt gekregen, afspraken na te komen en integer te zijn, anderen respectvol te behandelen, harmonieus samen te leven. Het is niet OK te doden, te stelen, respectloos te handelen, te liegen.
Deze heel algemene juistheden zijn nuttig wanneer we geconfronteerd worden met schijnbaar grote tegenstelingen over dat-wat-juist-is: ze kunnen een verbindende basis aanreiken van waaruit het gesprek over dat-wat-juist-is opnieuw opgebouwd kan worden. Maar veel meer dan dat zijn ze niet. Voor veel situaties zijn ze gewoonweg te evident en te generalistisch om echt nuttig te zijn. Dat-wat-juist-is moeten we nog steeds per situatie interpreteren. En veelal moeten we verschillende juistheden combineren om een meer compleet zicht te krijgen op dat-wat-juist-is in die welbepaalde situatie en context.
Soms moeten we over dat-wat-juist-is harder doordenken. Dat-wat-juist-is is vaak eenvoudig en rechttoe rechtaan.
Daarom gaat het ons vaak zo makkelijk af juist te handelen.
Maar wanneer verschillende juistheden tegenover elkaar komen te staan, … of de situatie of context complexer of gevoeliger is, … of de mogelijke impact van onze keuze van dat-wat-juist-is groter is, is het beter wat harder door te denken. 86
Simpel en rechttoe rechtaan volstaan dan niet.
Doordenken over dat-wat-juist-is kan ons confronteren met de beperkingen van onze huidige ideeën. In het doordenken over dat-wat-juist-is kunnen we geconfronteerd worden met contexten, situaties en andere ideeën die de beperkingen van onze huidige ideeën over dat-wat-juist-is blootleggen. Wanneer onze huidige ideeën over dat-wat-juist-is niet meer volstaan, kan de zoektocht naar nieuwe ideeën beginnen. Zo zouden we meer verschillende juistheden kunnen combineren of stoten we misschien zelfs op totaal nieuwe juistheden waar we voordien niet aan gedacht hadden.
We maken continu keuzes over dat-wat-juist-is. We maken keuzes als individu.
Doe ik dit wel of niet? Doe ik dit zus of zo?
We kiezen als individu voor een ander individu (of niet).
Doe ik dit samen met jou (of niet)?
87
We kiezen als individu voor de groep (of niet).
Doe ik mee met de groep (of niet)?
We kiezen als groep voor een andere groep (of niet).
Doen wij als groep mee met een andere groep of niet?
De keuze voor dat-wat-juist-is verloopt vaak onbewust. De keuze voor dat-wat-juist-is gebeurt vaak automatisch, zonder al te veel nadenken. En dat is OK. We kunnen niet elke keuze overdenken. Dat proberen te doen zou enkel leiden tot besluiteloosheid. Maar enkel op automatische piloot keuzes maken, is eveneens gevaarlijk. Het sluit te veel complexiteit en pluraliteit uit: onze automatische piloot negeert de complexe realiteit te vaak. Wanneer we op automatische piloot rijden, wordt het al te gemakkelijk om wat er rondom ons gebeurt te negeren. Er ontstaat een blindheid voor wat zich afspeelt. We vertrouwen er automatisch op dat we op onze bestemming zullen aankomen waardoor we de weg die we afleggen niet meer opmerken, en al helemaal niet het landschap waar we doorheen razen. Enkel de bestemming lijkt nog te tellen, de weg ernaartoe niet meer.
88
Onze automatische piloot belemmert ons die situaties en contexten te herkennen waarover we harder zouden moeten doordenken.
Situaties en contexten dwingen ons harder na te denken over dat-wat-juist-is. Sommige situaties en contexten dwingen ons tot het maken van meer doordachte keuzes.
De keuze over dat-wat-juist-is balanceert vaak tussen individueel en groepsbelang. Wanneer we het individu en de groep op een as plaatsen...
Individu <------------------------------------------------------------------> Groep
... plaatsen we tegelijk ook eigenbelang en groepsbelang tegenover elkaar.
Eigenbelang <---------------------------------------------------> Groepsbelang
Wanneer we kiezen voor dat-wat-juist-is, plaatsen we onszelf op deze assen: de ene keer meer aan de ene kant, de andere keer meer aan de andere kant.
89
Wanneer we keuzes maken over dat-wat-juist-is, balanceren we heel vaak tussen ‘kies-ik-voor-mezelf’ of ‘kies-ik-voor-de-groep’. De keuze wordt dan een afweging tussen eigenbelang en groepsbelang. We hebben echter steeds beide nodig. Wie nooit voor zichzelf kiest – wie zichzelf continu wegcijfert ten voordele van de groep – verliest wat het betekent mens te zijn. Maar ook de persoon die altijd voor zichzelf en nooit voor de groep kiest, dreigt te verliezen wat het betekent mens te zijn. Wie al te vaak egoïstisch kiest, kan uiteindelijk alleen komen te staan. Als sociale wezens gedijen we minder goed alleen. We hebben elkaar nodig. Zowel emotioneel, rationeel als materieel.
Als sociale wezens willen we ons individueel manifesteren. Als individuen willen we ons sociaal engageren. We hebben zowel individuele manifestatie als sociaal engagement nodig om ons als mens volledig te voelen. Als één van de twee ontbreekt of onvoldoende ontwikkeld is, dreigen we slechts half mens te zijn. We dreigen dan onvolledig te zijn.
Hoe veel een situatie of context ook mag gelijken op een eerdere situatie of context, we zullen onszelf zelden tot nooit op eenzelfde plaats op de assen bevinden.
Het kan lijken alsof de geschiedenis zich herhaalt, maar dat is slechts schijn. Een huidige situatie of context zal enkel maar schijnbaar op een eerdere situatie of context lijken. Uiteindelijk kan ‘dat-wat-is-geweest’ niet meer ‘zijn-wat-nu-is’. De geschiedenis herhaalt zichzelf niet.
90
Het verleden kan niet opnieuw heden worden. Een heden kunnen we in de toekomst niet repliceren.
We kunnen niet anders dan telkens opnieuw te kiezen. Als individu, kies voor de groep. Als groep, kies voor het individu. Als de gouden regel stelt: ‘behandel de ander zoals je zelf behandeld wil worden’, dan zou een zilveren regel kunnen zijn: ‘als individu, kies voor de groep. Als groep, kies voor het individu’. Telkens wanneer we als individuen kiezen voor de groep en als groep kiezen voor het individu vergroten we de kans dat we elkaar ergens in het midden op de as zullen tegenkomen. Daar ergens liggen één of meerdere evenwichtspunten die meer-aanvaardbaar zijn zowel voor het individu als de groep. Daar ergens vinden we waarschijnlijk een grotere mate van harmonie. De keuzes die we maken zullen telkens opnieuw verschillen. Er is geen absoluut principe dat vastlegt hoe dat-wat-juist-is gekozen moet worden. We kunnen niet anders dan telkens opnieuw te kiezen. In onze dialectische categorische realiteit, met al haar complexiteit en pluraliteit, worden we telkens opnieuw gedwongen te kiezen.
Dat-wat-juist-is verschilt heel vaak heel weinig en slechts soms heel veel. 91
Het kan soms lijken het alsof de verschillen tussen ‘onze cultuur’ en ‘hun cultuur’ enorm en bijna onoverbrugbaar zijn. Alsof de meer-absolute ideeën die we er elk op nahouden niet te verzoenen zijn. Wanneer het lijkt alsof dat-wat-juist-is enorm verschilt van cultuur tot cultuur, is de kans groot dat we zwart-wit tegenstellingen aan het vergelijken zijn. Wanneer dat gebeurt, kan het goed zijn wat harder door te denken: 1.
Zwart-wit tegenstellingen zijn uitvergrotingen die de vele grijstinten ertussenin negeren. Door die grijstinten op te zoeken, kunnen we onze discussie breder trekken en meer potentiële raakvlakken identificeren.
2.
Elk van onze meer-absolute ideeën zijn verbonden aan een hele reeks andere meer-absolute ideeën die elkaar beïnvloeden en voeden. Vaak blijven die in de discussie echter achterwege, omdat we er ons niet bewust van zijn of omdat het aanduiden ervan de dialoog onmogelijk zou maken. We zullen waarschijnlijk niet alle geconnecteerde meer-absolute ideeën kunnen benoemen, maar door er enkele aan te stippen, kan er nuance aan het debat toegevoegd worden. Een deel van de onderliggende complexiteit kan dan belicht worden. De pluraliteit die elke cultuur (en elk van ons) zo kenmerkt, kan iets ruimer aan bod komen. De achterliggende dynamieken van onze meer-absolute ideeën worden iets meer zichtbaar, wat ons kan helpen beter te begrijpen waar onze meerabsolute ideeën vandaan komen.
3.
Ten slotte kan het ook goed zijn te kijken naar welke ‘hogerliggende meer-absolute ideeën’ er meespelen. Hierin zitten vaak bepaalde morele principes vervat – de basiselementen van ‘dat-wat-juist-is’ – die over verschillende culturen heen veelal vrij gelijklopend zijn. Denk bijvoorbeeld aan generalistische principes zoals ‘het is niet OK iemand te doden’ of ‘het is goed behulpzaam te zijn’. Terugkoppelen naar een dergelijk hoger liggend, generalistisch meer-absoluut idee kan helpen om opnieuw meer aansluiting te vinden bij elkaar. Een oplossing bereiken lukt beter wanneer we vertrekken 92
vanuit datgene wat we gemeen hebben. Wanneer we dat-watjuist-is trachten te plaatsten binnen de complexiteit die elk van ons omringt, kunnen veel van de verschillen minder uitgesproken en meer flou worden.
Wanneer we ‘dat-wat-juist-is’ tot haar essentie terugbrengen, is de kans groot dat de verschillen van cultuur tot cultuur heel wat minder groot en minder onoverbrugbaar blijken te zijn. De verschillen zitten waarschijnlijk meer in de dieperliggende nuances en de concrete uitvoering van dat-wat-juist-is.
----- o -----
Wanneer we bepaalde aspecten uit verschillende culturen eruit pikken en tegenover elkaar op een as plaatsen, zien we al snel enkel de zwartwit tegenstellingen. Maar zo wordt die grote grijze massa in het midden waar culturen op zoveel vlakken elkaar raken en overlappen, verdoezelt. Het grijs in het midden praat en discussieert inderdaad minder makkelijk dan de eenvoudigere zwart-wit tegenstellingen. Maar een dusdanige vernauwing en verenging van de categorische realiteit ontkent de complexiteit en pluraliteit die elk van ons en elke cultuur zo kenmerken. Door de verschillen op te blazen en uit te vergroten, kunnen we ons inderdaad duidelijker en makkelijker positioneren: wat ons onderscheidt, komt centraal te staan; wat we gemeen hebben, verdwijnt in de achtergrond. Maar een dergelijke houding leidt niet tot een beter begrip van elkaars standpunt. Het duwt elk van ons enkel maar meer met de hakken in het zand. Samen leven en werken wordt er niet makkelijker door. Het is beter te kijken naar wat we gemeenschappelijk hebben: welke raakvlakken kunnen we vinden in dat grijze midden, of bij die andere geconnecteerde meer-absolute ideeën of in de hoger-liggende meer-absolute ideeën.
93
Beter is te proberen ons waardeoordeel voor even uit te stellen en zo te trachten een glimp op te vangen van de onderliggende complexiteit en pluraliteit. In een dergelijke context kan de dialoog de ruimte krijgen die ze verdient. De verschillen die er zijn, zullen blijven: jouw meer-absolute ideeën zullen nog steeds niet mijn meer-absolute ideeën zijn. En dat is OK. En ja, tegelijk zullen er binnen elke samenleving contextuele meerabsolute ideeën zijn waarover niet onderhandeld kan worden. En ook dat is OK. Vanuit dat besef, kunnen we constructieve dialogen initiëren en kunnen we over heel wat zaken tot een vergelijk en een besluit komen die onze complexiteit en pluraliteit zoveel mogelijk in hun waarde laten.
94
2.
Mijmeringen over... ... complexiteit
95
Complexiteit is een natuurlijk onderdeel van onze realiteit. We zijn van nature omringd door complexiteit en heel wat van die complexiteit komt natuurlijk tot stand.
Wij mensen, onze samenlevingen, elk levend organisme, het ecosysteem, onze planeet, het universum... Allemaal complexe systemen die daarenboven ook nog eens met elkaar verbonden zijn in een hele reeks op elkaar inwerkende gehelen.
Complexiteit is overal, we kunnen er niet aan ontkomen. We kunnen complexiteit tegenover simpliciteit plaatsen. Complexiteit <------------------------------------------------------> Simpliciteit
Complexiteit gaat gepaard met pluraliteit. Er zijn gewoon heel veel dingen die verschillend zijn. Dat maakt complexiteit moeilijk
96
Simpliciteit daarentegen houdt de dingen eenvoudig. Wat simpel is, is makkelijk te begrijpen. Een simpel probleem vraagt vaak niet meer dan een eenvoudige zwart of wit oplosing. Wat simpel is, is meestal rechttoe rechtaan.
Complexiteit is grijs. Simpliciteit is zwart-wit. Complexiteit wordt gekenmerkt door een schier eindeloos pallet aan grijswaarden.
Complexiteit wordt gekenmerkt door heel weinig zwart en wit en vooral heel veel verschillende soorten grijs.
Hoe complexer een systeem wordt, hoe minder zwart-wit het wordt. Hoe meer verschillende benaderingen er zijn, hoe moeilijker het wordt een eenduidig zwart-wit antwoord te geven.
De complexe realiteit is voornamelijk grijs.
Complexiteit geeft ons meer ruimte. Complexiteit geeft ons meer mogelijkheden om iets vanuit verschillende invalshoeken te bekijken.
97
Complexiteit maakt het mogelijk om in de schoenen van iemand anders te staan en te proberen een probleem (en haar mogelijke oplossingen) vanuit dat perspectief te beleven.
Complexiteit biedt ons meer mogelijkheden om iets te herframen en vanuit een ander perspectief te bekijken.
In plaats van vast te houden aan eenzelfde kader om naar een complexe situatie te kijken, kunnen we dankbaar gebruik maken van de variatie en pluraliteit om een ander standpunt in te nemen en het complexe probleem vanuit een andere positie te benaderen. Zo kan onze kennis en ons begrip over die specifieke complexiteit uitgebreid worden. Zo kunnen we meer verschillende mogelijke oplossingen (of combinaties van verschillende mogelijke oplossingen) construeren. Een simpel probleem herframen is moeilijker en vaak ook minder nuttig: een simpel zwart-wit probleem vereist vaak niet veel meer dan een simpel zwart-wit antwoord.
Complexiteit geeft ons meer opties om verschillende soorten oplossingen en combinaties van oplossingen te bedenken.
Complexiteit is rijkdom.
Complexe problemen vereisen complexe oplossingen. Complexe problemen kunnen we niet op een simpele manier oplossen.
98
Wanneer we op een simpele manier naar iets complex kijken, sluiten we onze ogen voor de vele grijswaarden die er zijn. Een simpele oplossing aanbrengen voor een complex probleem is eigenlijk ontkennen dat er grijswaarden zijn. Die grijswaarden maken het inderdaad moeilijker om het probleem duidelijk te zien, maar dat is nu eenmaal de aard van een complex probleem zijn. Anders zou het geen complex maar een simpel probleem zijn. Kiezen voor simpele oplossingen is verleidelijk en begrijpelijk: simpele oplossingen zijn eenvoudiger te begrijpen en makkelijker te communiceren. Maar ze veranderen de aard van een complex probleem niet. Simpele oplossingen lijken de complexiteit te doen oplossen, maar dat is slechts schijn. Simpele oplossingen verdoezelen de complexiteit alleen maar. Simpele oplossingen nemen de complexiteit niet weg.
Complexe problemen op een simpele manier proberen op te lossen, kan verreikende gevolgen hebben.
Wanneer we een complex menselijk probleem met simpele oplossingen proberen op te lossen, kan de menselijke schade enorm oplopen. Een complex menselijk probleem simplistisch oplossen leidt zo goed als altijd tot meer menselijke problemen.
Daarom is het goed om, wanneer we geconfronteerd worden met een probleem, even te pauzeren en na te gaan of we te maken hebben met een complex of een simpel probleem. Is het probleem simpel, ga dan voor een simpele oplossing. Is het probleem complex, neem dan extra tijd om een zo goed mogelijke complexe oplossing uit te dokteren samen met anderen.
99
Een goede richtlijn kan zijn: maak complexe problemen niet simpel, maak simpele problemen niet complex. Bij simpele problemen bestaat namelijk het risico dat we het probleem complexer maken dan het is en we op zoek gaan naar een complexe oplossing voor iets simpel. Dat is op zich niet zo handig maar... het is veelal minder schadelijk dan omgekeerd.
Is het probleem complex, ga dan voor een complexe oplossing.
Complexiteit geeft ons meer mogelijkheden om op verschillende manieren naar een complex probleem te kijken – het te herframen – en dus ook meer verschillende (complexe) oplossingen te bedenken. Dat zal vaak nodig zijn om tot een voldoende bevredigende oplossing te kunnen komen.
Wanneer iemand een simpele oplossing aanreikt voor een complex probleem mogen de alarmlichten afgaan. De kans is dan erg groot dat de complexiteit van het probleem wordt genegeerd en de oplossing ontoereikend zal zijn. De kans is dan reëel dat de voorsteller van de simpele oplossing eigenlijk geen echte oplossing wil.
We kunnen best ook opletten voor situaties waarin we worden gedwongen een zwart-wit antwoord te geven op een complexe vraag. We worden dan eigenlijk gedwongen een simplistische, binaire, categorische keuze te maken die de complexiteit negeert. De complexe realiteit wordt daardoor geweld aangedaan. Beter kan zijn te trachten het complexe probleem te herframen om zo duidelijk te maken dat simpliciteit niet volstaat. Het is eervol niet toe te geven aan simplisme wanneer simplisme niet op zijn plaats is.
100
Het is goed te blijven hameren op complexe oplossingen wanneer we geconfronteerd worden met complexe problemen. Het is misschien een minder makkelijk maar wel een eervoller pad om te bewandelen.
Veel complexiteit creëren we zelf. Naast de natuurlijk complexiteit die vanzelf ontstaat, creëren wij, mensen, zelf ook heel veel kunstmatige complexiteit, zowel in ons persoonlijke leven als in onze sociale organisaties.
We nemen als individuen vaak (te) veel hooi op de vork. We willen zoveel mogelijk beleven en hebben moeite met nee zeggen. We stampen onze agenda helemaal vol en leggen onszelf en de mensen rondom ons hoge eisen op. De ‘rollercoaster’ dendert maar voort en eraf willen we niet. We willen namelijk niets missen. Druk druk druk voelt toch zó goed aan. Maar ook sociaal neemt de complexiteit toe. Naarmate bedrijven en andere sociale organisaties groter worden, worden er meer regels, meer processen en meer structuren gecreëerd die alles ‘in goede banen’ moeten leiden. Soms zijn die regels zinnig, al te vaak zijn ze heel onzinnig.
We creëren zowel inclusieve als exclusieve complexiteit. Inclusieve complexiteit is positief: ze betrekt mensen en stelt ons in staat ons lot in eigen handen te nemen. Ze zet aan tot actie. Inclusieve complexiteit stimuleert ons onze mogelijkheden uit te breiden. Wij mensen zijn er leidend voorwerp. 101
Hoe kleiner een organisatie, hoe meer opportuniteiten er zijn voor inclusieve complexiteit.
Exclusieve complexiteit is negatief: ze betrekt mensen niet maar legt ons integendeel iets op. Ze put ons uit en creëert weinig tot geen meerwaarde. Exclusieve complexiteit is passief. We ondergaan het. In exclusieve complexiteit zijn wij mensen lijdend voorwerp.
Hoe groter een organisatie, hoe groter de kans dat er negatieve complexiteit ontstaat. Efficiëntie en effectiviteit verhogende maatregelen en controlemechanismes allerhande leiden veelal tot meer exclusieve complexiteit.
Hoe groter een organisatie, hoe meer negatieve complexiteit.
Hoe complexer een complex systeem wordt, hoe groter de kans dat er meer exclusieve complexiteit ontstaat.
Het is goed te streven naar meer inclusieve, positieve complexiteit. Inclusieve complexiteit zet ons mensen centraal.
102
Het is goed te streven naar minder exclusieve, negatieve complexiteit. Exclusieve complexiteit zet processen in plaats van mensen centraal.
We laten ons al te vaak verleiden tot het creëren van meer exclusieve, negatieve complexiteit. Het is goed je daartegen te verzetten.
Elk van ons kan een bepaalde mate van complexiteit aan. Als individuen kunnen we een bepaalde mate van complexiteit aan en hoeveel dat is, verschilt van persoon tot persoon.
We kunnen nu eenmaal niet allemaal even goed met complexiteit overweg.
Hoeveel complexiteit we aankunnen, evolueert doorheen de tijd.
De mate van complexiteit die we aankunnen, ligt niet vast.
Een juiste balans aan complexiteit moet elk voor zich uitzoeken. 103
Elk van ons moet voor zichzelf de juiste mate van complexiteit trachten te vinden.
Ik kan niet bepalen wat een juiste mate van complexiteit is voor jou. Noch kan jij bepalen wat juist is voor mij. Wat mij complex toeschijnt kan eenvoudig zijn voor jou. Wat voor zich spreekt voor mij, zegt jou misschien niets.
We streven van nature naar een gebalanceerd niveau van complexiteit. Jammer genoeg worden we daarbij al te vaak tegengewerkt door de verschillende sociale en andere contexten waarbinnen onze levens zich afspelen.
Wanneer we een gebrek aan complexiteit ervaren, kan dat ertoe leiden dat we op zoek gaan naar meer complexiteit of zelf meer complexiteit creëren.
Complexiteit is uitdagend. Ze vereist van ons dat we ons inspannen. Ze stretcht onze mogelijkheden.
Wanneer bepaalde contexten ons te weinig uitdagen, is de kans reëel dat we zelf meer complexiteit opzoeken of creëren in andere contexten.
Wanneer we binnen bepaalde contexten onder ons complexiteitsniveau functioneren – wanneer we onvoldoende uitgedaagd worden – kan het zijn dat we op zoek gaan naar bijkomende uitdagingen. De bijkomende complexiteit die we zo creëren, kan zowel inclusief als exclusief zijn. 104
Teveel complexiteit kan schadelijk zijn. Een overdosis complexiteit kan ertoe leiden dat mensen uitgeblust geraken
Wanneer we geconfronteerd worden met meer complexiteit dan we aankunnen, lopen we het risico dat we breken of uitgeblust en afgestompt geraken. Wanneer we gedurende een te lange periode te veel gestretcht worden door complexiteit, kan elke bijkomende stretch ertoe leiden dat we psychologisch breken.
Een overdosis complexiteit kan ertoe leiden dat we ongevoelig worden voor complexiteit. Alsof we verdoofd of afgestompt worden. De complexiteit binnen een bepaalde context raakt ons niet meer. De complexiteit verdwijnt er niet door, wij negeren haar gewoon. Soms ontkennen we haar zelfs als een soort van beschermingsmechanisme.
Een teveel aan complexiteit kan wat-het-betekent-mens-te-zijn ondermijnen.
De confrontatie met complexiteit daagt ons uit. Verschillende situaties en verschillende rollen confronteren ons met een verschillende mate van complexiteit. Uit de confrontatie met complexiteit kunnen we groeien.
105
De confrontatie met complexiteit kan ideeënarmoede blootleggen. De confrontatie met complexiteit kan beperktheden van onze meerabsolute ideeën blootleggen.
Complexiteit kan ons confronteren met onze eigen beperkingen.
We presteren optimaal wanneer complexiteit ons uitdaagt zonder ons boven het hoofd te stijgen. Wanneer we ons moeten stretchen om ons doel te bereiken maar het doel zelf haalbaar is. En wanneer we de manier waarop we dat doel kunnen realiseren voor een groot deel zelf in handen hebben. Wanneer we gestimuleerd worden nieuwe talenten te ontwikkelen, kunnen we ‘in flow’ komen: momenten waarop we de tijd vergeten en helemaal worden ondergedompeld in datgene waarmee we bezig zijn. Momenten waarop de tijd (even) geen vat op ons lijkt te hebben.
Als we vaker in flow zouden zijn, zou het leven een stuk interessanter zijn. Tijdens momenten van flow zijn we meer mens dan ooit.
Een beter begrip van complexiteit kan ons helpen onze wereld beter te begrijpen. Het stelt ons in staat beter te begrijpen hoe positieve (inclusieve) en negatieve (exclusieve) complexiteiten ons beïnvloeden en onze levens regisseren. 106
Het kan ons helpen een beter inzicht te krijgen in welke complexiteiten we zelf opzoeken en welke ons worden opgelegd en welk complexiteiten meer doorwegen dan andere.
Wanneer we zelf de regie in handen hebben, beleven we een vorm van positieve (inclusieve) complexiteit.
Momenten waarop we ons leven niet zelf regisseren, zijn vaak confrontaties met negatieve, exclusieve complexiteit.
Een beter begrip van complexiteit stelt ons in staat op zoek te gaan naar meer positieve (inclusieve) complexiteit. Het stelt ons in staat een betere balans tussen positieve en negatieve complexiteit terug te vinden.
Al te vaak worden we beknot door de exclusieve complexiteit die anderen ons opleggen. Dat zijn veelal goede momenten om in opstand te komen.
Onze complexe wereld zal waarschijnlijk steeds een combinatie van positieve en negatieve complexiteiten zijn.
Negatieve, exclusieve complexiteit helemaal uitsluiten is waarschijnlijk niet mogelijk. Tegelijk is het goed te blijven streven naar meer positieve, inclusieve complexiteit.
Een tekort aan positieve inclusieve complexiteit kan tot bore-out leiden.
107
Een teveel aan negatieve exclusieve complexiteit kan tot burn-out leiden.
Het is goed te streven naar zoveel mogelijk inclusieve complexiteit: zoveel als voor jou haalbaar en aanvaardbaar is.
We maken de verkeerde dingen complex. We creëren te veel negatieve, exclusieve complexiteit.
We maken de verkeerde dingen simpel. We creëren te weinig positieve, inclusieve complexiteit.
108
3.
Mijmeringen over... ... consequent zijn
109
We willen graag consequent zijn of op zijn minst zo overkomen. Omdat we dan als rationeel en geestelijk gezond worden gepercipieerd. We hangen nu eenmaal heel wat positieve eigenschappen aan consequent zijn op.
Maar altijd en overal consequent zijn, is erg moeilijk. Er is de hele tijd te veel variatie, pluraliteit en complexiteit om ons heen... In een wereld met zoveel complexiteit, zoveel individuen en groepen en zoveel verschillende ideeën die elkaar geregeld tegenspreken, is het niet makkelijk consequent te zijn.
Complexiteit kunnen we zelden tot nooit ontvluchten. Voor zowat alles wat we willen realiseren, hebben we anderen nodig. Zelfs wanneer je als individu consequent probeert te zijn, word je continu op de proef gesteld door de mensen om je heen.
Soms lijkt het wel dat, hoe complexer een situatie wordt – hoe meer mensen er betrokken zijn – hoe moeilijker het wordt consequent te zijn.
110
Absoluut consequent zijn ligt waarschijnlijk buiten ons bereik. Misschien is het eerlijker te stellen dat ‘gematigd consequent zijn’ al een hele prestatie zou zijn.
Consequent zijn zou je kunnen interpreteren als ‘jezelf telkens opnieuw op eenzelfde plaats op een as plaatsen.’ Maar mensen die dat doen, lijken eerder de pluraliteit en complexiteit die onze realiteit zo kenmerken te ontkennen. Zo gesteld lijkt consequent zijn haast een vorm van domheid.
Je meer-absolute ideeën als absoluut aanzien is een teken van zwakte. Je meer-absolute ideeën als absoluut aanzien en eraan vasthouden zonder enige flexibiliteit is een teken van persoonlijke zwakte en ideeënzwakte. Het naast je neerleggen van andere meer-absolute ideeën zonder ze te overdenken is een vorm van luiheid. Een gemakkelijkheidsoplossing. Het is net goed je meer-absolute ideeën te overdenken wanneer je geconfronteerd wordt met andere meer-absolute ideeën die de jouwe tegenspreken. Net zo wanneer je eigen meer-absolute ideeën je geen passend antwoord meer lijken te geven in bepaalde situaties of contexten.
Wat geef je te kennen als je de confrontatie met andere meer-absolute ideeën uit de weg gaat? Dat je eigen meer-absolute ideeën te zwak zijn 111
om de confrontatie aan te gaan? Vrees je dat je eigen meer-absolute ideeën – en dus jij – onderuit zullen gaan in de confrontatie met andere meer-absolute ideeën?
Jij en ik kunnen perfect en zonder vrees in discussie treden, ook al houden we er misschien verschillende meer-absolute ideeën op na. Onze meer-absolute ideeën vallen we namelijk zo snel nog niet af. Zo makkelijk zijn we nu ook niet te overtuigen.
We zullen slechts uiterst zelden een meerabsoluut idee afvallen. Al zullen we slechts uiterst zelden een eigen meer-absoluut idee afvallen, wanneer de confrontatie diepgaand is, kan het wel gebeuren. Wanneer dat gebeurt, is er vaak een goede reden voor. Als onze eigen ideeën geen afdoend antwoord meer bieden op nieuwe uitdagingen, kan het goed zijn op zoek te gaan naar nieuwe ideeën. Inspiratie voor dergelijke nieuwe ideeën zou wel eens te vinden kunnen zijn in de meerabsolute ideeën van iemand anders.
Uit de confrontatie met andere meer-absolute ideeën kunnen we heel wat inzichten halen. Onze eigen meer-absolute ideeën kunnen erdoor versterkt worden, ze kunnen verrijkt en aangevuld worden, ze kunnen genuanceerd worden, er kunnen hiaten in aangetoond worden, er kunnen opportuniteiten ontstaan om ze te wijzigen...
112
De idee dat we nu eenmaal inconsequent zijn, is geen excuus om niets te doen of niet door te denken. Je kan niet, wanneer je wordt geconfronteerd met je eigen inconsequentie, telkens zomaar zeggen ‘dit is nu eenmaal wie ik ben’, ‘wij mensen zijn nu eenmaal inconsequent’. Zo werkt het niet. Ook al is het niet makkelijk consequent te zijn en is gematigd consequent zijn best al een uitdaging, onze inconsequenties zijn geen vrijgeleide. Ook al willen of kunnen we de confrontatie met de eigen inconsequenties niet altijd aangaan, ze telkens opnieuw negeren of af te doen als onbelangrijk of ‘zo is het nu eenmaal’, is geen goed idee.
De confrontatie met de eigen inconsequenties geeft ons de kans meer te weten te komen over onszelf en onze meer-absolute ideeën. Dergelijke confrontaties houden ons een spiegel voor en geven ons de mogelijkheid om even stil te staan bij onze meer-absolute ideeën.
Inconsequenties bieden ons opportuniteiten om te groeien. Confrontaties met onze eigen inconsequenties (of die van anderen) geven ons de kans nieuwe inzichten op te doen die we kunnen meenemen in volgende ervaringen. 113
Elke confrontatie met inconsequenties biedt ons de mogelijkheid te leren meer mens te worden.
Het in vraag stellen van je meer-absolute ideeën vereist moed. Als je er dieper op ingaat, kom je uiteindelijk uit op de vraag: “vind ik het nog OK om deze persoon te zijn”.
Nieuwe kennis kan ons haast dwingen tot handelen. Ook al ligt absolute kennis over eender wat waarschijnlijk buiten ons bereik en zullen we op zeker punt een verdere infoverzameling moeten staken, wanneer nieuwe informatie ons bereikt, wil juist handelen zeggen dat we rekening proberen te houden met de nieuwe kennis en er correct naar handelen.
114
4.
Mijmeringen over... ... jou en mij
115
Ik ben een hele reeks ikken. Hoe ik ben bij jou, is anders dan wanneer ik bij iemand anders ben.
Jij bent een hele reeks jijs. Hoe jij bent bij mij, is anders dan wanneer jij bij iemand anders bent.
Samen zijn we een hele reeks wijs. Hoe we zijn bij elkaar, is anders dan wanneer we samen bij anderen zijn.
We passen ons de hele tijd aan verschillende situaties en contexten aan. We meten onszelf verschillende identiteiten aan.
Er zijn verschillende versies van onszelf. De meeste verschillen niet zo heel veel van elkaar, al kunnen er soms wel breuklijnen ontstaan.
“... de rollen die we aanvaarden, beïnvloeden ons. Ze vormen en vervormen ons. Ze maken ons medeplichtig.” (Bron: Tijd, p. 165) 116
Toch blijven we nog steeds gewoon onszelf. Al mijn ikken opgeteld, vormen mij. Al jouw jijs opgeteld, vormen jou. Samen vormen we verschillende wijs. Maar tegelijk blijven we nog steeds gewoon onszelf.
We kijken naar de wereld door onze eigen unieke bril. We zien en horen de dingen zoals enkel jij en ik die kunnen zien en horen.
Ook al kijken we naar hetzelfde, toch zien we elk iets anders. En ook al luisteren we naar hetzelfde verhaal, toch horen we elk iets anders.
“Iemand anders ziet de wereld nooit door mijn bril. Niemand ziet de wereld die ik zie. Niemand ziet wat ik zie.” (Bron: Tijd, p 227)
Weinig zaken zijn zo moeilijk te realiseren als wederzijds begrip over iets. We kijken nu eenmaal naar de wereld door onze eigen unieke bril. Een wereldbeeld dat gevormd is door de ervaringen die we hebben beleefd. En niemand kan beleven wat jij hebt beleefd. Niemand kan de gebeurtenissen en verhalen die jouw leven en jouw kijk op de wereld 117
hebben vormgegeven ooit kennen of verstaan zoals jij die kent of verstaat. Niemand kan jou ooit echt (absoluut) verstaan.
We zijn allemaal uniek. Uniek zijn is banaal.
Uniek zijn is een natuurlijk onderdeel van mens-zijn waar we helemaal geen moeite voor hoeven te doen. Het is een natuurlijk bestanddeel van het complexe geheel dat elk van ons is. Gewoon zijn is voldoende.
De banaliteit van uniek zijn bevrijdt ons. Meer uniek worden is meer mens worden. Wanneer we het eigen uniek zijn cultiveren, omarmen en versterken we de complexiteit en pluraliteit die elk van ons kenmerkt. Het maakt ons meer menselijk. Het is goed te streven naar een authentiek uniek zijn dat anderen in hun uniek zijn laat.
Ik word mezelf in relatie met jou. Jij in relatie met mij. 118
Mijn vele ikken ontstaan in relatie met jou.
Het is moeilijk jezelf te zijn zonder anderen.
De ander confirmeert ons. Ik heb jou nodig om mij te kunnen zijn en jij hebt mij nodig om jou te kunnen zijn.
Ik moet jou opzoeken om me meer mij te voelen. Indien jij zou ontbreken in mijn leven, zou het moeilijker worden mezelf te zijn.
Het ontbreken van de ander brengt de ontkenning van het eigen ik met zich mee.
Jij confirmeert mij en ik confirmeer jou. Ik ben wie ik ben door niet jou te zijn en jij bent wie jij bent door niet mij te zijn. Zo confirmeer jij mij en ik jou. In het verschillend zijn, confirmeren we elkaar.
Maar de ander confirmeert niet alleen...
119
De ander ontkent ons. Wanneer ik bij jou ben, pas ik me tegelijk ook aan. Ik hou rekening met jou (en jij met mij). We conformeren ons aan het wij dat is ontstaan wanneer we samen zijn. We schuiven een deel van ons uniek zijn opzij om het samenzijn mogelijk te maken. Zo word jij deels de ontkenning van mij en ik die van jou. We confirmeren en ontkennen elkaar tegelijkertijd wanneer we samen zijn.
Ik word heen en weer geslingerd tussen jou en mij. Ik zoek jou op om me meer mij te voelen. Maar wanneer ik bij jou ben, schuif ik tegelijk ook een deel van mezelf opzij om ruimte te laten voor jou. En de ene keer zal ik meer voor mezelf kiezen, de andere keer meer voor jou....
Ik <------------------------------------------------------------> Jij
We zijn in de tijd. Jij en ik hebben tijd nodig.
Ik kan meer mij zijn – en jij meer jou – wanneer we de tijd nemen om elkaar beter te leren kennen. 120
In de tijd ontstaat de ruimte waarbinnen jouw ‘complexe jij’ en mijn ‘plurale ik’ beter tot hun recht kunnen komen.
In de tijd hebben we de ruimte om meer van onze verschillende ikken en jijs aan bod te laten komen.
Ons uniek zijn staat onder druk in het wij. We hebben elkaar nodig om te kunnen zijn wie we zijn. Maar tegelijk laten we in het samenzijn telkens ook een aantal van onze ikken achterwege. Die ikken die niet thuishoren in dit wij, ook al bepalen ze mee wie jij en ik zijn.
Hoe groter het wij, hoe kleiner het ik. Hoe groter de groep, hoe minder tijd en ruimte er is voor de vele verschillende ikken en jijs.
We zijn waarschijnlijk nooit al onze ikken tegelijkertijd. Ik ben waarschijnlijk nooit al mijn ikken tegelijkertijd. Jij nooit al jouw jijs.
Een absolute ik bestaat waarschijnlijk niet. 121
Ik word heen en weer geslingerd tussen ons en mij. “Wat een schizofrene situatie. Om onszelf te zijn moeten we onszelf wegcijferen. Om te kunnen worden wie we zijn, moeten we ontkennen wie we zijn.” (Bron: Tijd, p. 123)
We maken de hele tijd afwegingen: kies ik voor ‘het eigen onafhankelijke ik’ of meer voor het ‘horen bij een gezamenlijk wij’. Op de as tussen beide, plaatsen we onszelf de ene keer meer aan de ene en de andere keer meer aan de andere kant.
Wij <------------------------------------------------------------> Ik
Het leven is een continue afwisseling tussen erkenning van het eigen unieke ik en behoren bij een wij.
Sommigen hebben de ander continu nodig. Anderen zijn al meer dan voldaan met slechts een beperkt aantal wijs. Hoe goed we ons bij een wij voelen, verschilt van jou tot mij. Welke kant je vaker kiest, hangt af van hoe jij bent en van de contexten waarin je je bevindt.
122
Toch kunnen we niet de hele tijd enkel voor onszelf kiezen. Wie dat doet, kan na verloop van tijd helemaal alleen komen te staan. Als er niemand is die je confirmeert, wordt het moeilijker te weten wie je bent.
Kiezen voor een wij is tegelijk ook kiezen voor mij. Ik word deels meer mezelf in de keuze voor een wij. Mijn ik wordt diverser en pluraler door deel uit te maken van dit wij. Kiezen voor een wij is niet enkel de confirmatie van dat wij, het is ook een confirmatie van mij.
Wij zijn een hele reeks wijs. Er zijn enorm veel verschillende voornamelijk sociaal en cultureel bepaalde wijs: liefdes wijs, familiale wijs, vriendschappelijke wijs, werk- of hobbygerelateerde wijs en andere contextueel bepaalde wijs (je straat, wijk, stad, regio, land, favoriete ploeg). Deze wijs zijn concreter en minder abstract vergeleken met dat ene grote, biologische wij: onze soort, de homo sapiens.
We functioneren zonder probleem binnen verschillende wijs. We kiezen geregeld tussen verschillende wijs. Het is wonderbaarlijk bijna hoe makkelijk we van het ene naar het andere wij springen zonder om te vallen. 123
Al kunnen de wijs waartoe we onszelf rekenen op sommige momenten wel tegenover elkaar komen te staan. Elk wij heeft namelijk een aantal verwachtingen en functioneert volgens bepaalde meer-absolute ideeën. Wanneer de verwachtingen en meer-absolute ideeën van verschillende wijs met elkaar in conflict komen, kunnen we als individuen gedwongen worden te kiezen voor het ene of het andere wij.
Er is niet veel nodig om een wij te creëren. Jij en ik maken vele wijs.
Zodra jij en ik samenkomen, ontstaat er een wij.
Elk wij onderscheidt zich ten opzichte van een zij. Wij onderscheiden ons van andere wijs door te wijzen op hoe verschillend ‘zij’ zijn: “wij zijn niet hen. Zij zijn niet ons.” Het is moeilijk een wij te zijn zonder een ‘zij’.
Soms lijkt het onderscheid tussen wij en zij minimaal te zijn. Andere keren lijken de verschillen net enorm groot. Wanneer we geconfronteerd worden met dergelijke grote verschillen, kan het goed zijn die eens van naderbij te bekijken. Verschillen worden vaak uitvergroot om het wij waartoe we behoren te confirmeren (we worden meer ‘wij’ door de verschillen met ‘zij’ te benadrukken). Maar dergelijke uitvergrotingen benadrukken vooral de zwart – wit posities
124
die wij en zij bezetten; de vele grijswaarden tussenin worden genegeerd. In de grijswaarden kunnen we de wijs die we wel gemeen hebben benadrukken: “we zijn niet enkel dit en jullie enkel dat, wij en jullie zijn tegelijk ook zus en zo ; we zijn niet enkel inwoners van verschillende buurten, we zijn tegelijk ook ouders / kinderen / …” Door de grijswaarden op te zoeken of te kijken naar een hoger liggend wij kan er ruimte ontstaan waar het onderscheid tussen hen en ons minder uitgesproken is. Want...
We leven en werken van nature vreedzaam samen over verschillende wijs en zijs heen. Onze natuurlijke staat van zijn is er één van wederzijdsheid en wederkerigheid.
125
5.
Mijmeringen over... ... het goede leven
126
We kunnen het goede leven niet absoluut definiëren. Daarvoor is het te divers: het is teveel dingen tegelijk en hoe we het invullen is te verschillend voor elk van ons.
Het goede leven wordt samen met anderen beleefd. Hoe we het invullen, moeten we samen bepalen. Een absolute opsomming van wat het goede leven zou kunnen inhouden, is er niet. Maar we kunnen wel enkele dingen aanstippen...
Het goede leven is gevarieerd en divers. Onze realiteiten zijn nu eenmaal gevarieerd, divers en complex. Hoe divers het uiteindelijk wordt, hebben we gedeeltelijk zelf in handen. We kunnen meer of net minder variatie omarmen. Maar wie diversiteit zoveel mogelijk probeert uit te bannen, dreigt veel van het goede leven te missen.
Het goede leven is gebalanceerd. In het goede leven balanceren we vlot over vele assen heen en plaatsen we onszelf daar waar we denken een aanvaardbare balans te vinden. 127
Waar die balans ligt, is verschillend voor jou en mij. Waar op elk van die assen we ons plaatsen, verschilt telkens opnieuw. Maar plaatsen zullen we ons.
Het goede leven is gematigd. Ook al denken zij zwart en wij wit, in het goede leven begrijpen we dat we waarschijnlijk heel wat raakvlakken zullen vinden in het grijs in het midden. Als we tenminste de moeite en de tijd nemen om die te ontdekken.
Het goede leven is grijs en niet zwart – wit. In het goede leven begrijpen we het onderscheid tussen zwart en wit en kunnen we omgaan met de vele grijswaarden er tussenin.
Het goede leven wordt bewust geleefd. Veel overkomt ons en ondergaan we. Zomaar. Vaak zelfs zonder er echt bewust van te zijn. Maar in het goede leven is er ruimte om af en toe de automatische piloot uit te zetten en stil te staan bij de verschillende rollen die we opnemen. Is dit nog steeds het juiste pad en bewandel ik het samen met de juiste personen? Gaan we samen een richting uit die ons juist lijkt? Het leven bewust bevragen kan ons helpen onze prioriteiten opnieuw helder voor ogen te krijgen en het goede erin (terug) te vinden. In het goede leven kiezen we bewust. 128
Het goede leven wordt in vraag gesteld. In het goede leven stel je jezelf in vraag. Niet de hele tijd – dat zou niet leefbaar zijn – maar wel regelmatig genoeg.
In het goede leven is er ruimte om te groeien. We kunnen groeien door onze talenten aan te scherpen en beter te worden in iets. We kunnen sociaal groeien wanneer we samenzijn. We kunnen emotioneel groeien en zelfs in de beleving van minder aangename emoties, zoals verdriet, lijden, pijn... woede verontwaardiging, angst... kunnen we groeien.
We groeien als individuen in het contact met anderen. We groeien als groep wanneer er meer verschillende individuen aan boord komen. We groeien als samenleving wanneer de individuen binnen de samenleving groeien. In de groei ontdekken, beleven en ontwikkelen we meer verschillende zijden van ons complexe en pluralistische zijn.
Groeien is meer mens worden. We groeien door veel verschillende paden tegelijkertijd te bewandelen.
129
Sommige paden kiezen we bewust zelf. Op sommige andere paden belanden we eerder stoemelings. We worden nu eenmaal continu vanuit verschillende hoeken bepaalde richtingen uitgeduwd. En ook al worden we soms in een richting geduwd die we initieel niet zelf hebben gekozen, toch kan het goed zijn even vol te houden. Het kan lijken dat we op een zijpad beland zijn, maar ook van de zijpaden kunnen we iets nieuws opsteken en groeien. Om de volgende hoek ligt hoe dan ook een ander pad dat ons weer ergens anders heen kan brengen. Een nieuw pad bewandelen is zo goed als altijd mogelijk.
Het goede leven stimuleert ons meer mens te worden. Het goede leven overstijgt ons.
... en toeval regeert het leven.
130
6.
Mijmeringen over... ... gematigd rationeel zijn
131
We zijn gematigd rationeel. Wat we denken, zeggen en doen, beïnvloedt ons. Net zo met wat anderen rondom ons denken, zeggen en doen. Door al die beïnvloeding sturen we wat we denken, zeggen en doen haast continu bij en staat ons ‘consequent-zijn’ onder druk.
Vaak zijn we ons weinig of niet bewust van onze inconsequenties. Wanneer we ze wel opmerken, is onze eerste reflex vaak te proberen ze weg te redeneren. Dan zoeken we bijvoorbeeld argumenten om onze manier van handelen (of net een gebrek aan handelen) te verklaren of te vergoelijken.
Wanneer dat gebeurt kan het goed zijn even stil te staan en bewust te reflecteren over wat we denken, zeggen en doen. Door bewust te denken, bewust te spreken en bewust te handelen kunnen we de invloed die we uitoefenen op onszelf en onze omgeving deels proberen te sturen. Er zijn wel beperkingen hoeveel we kunnen sturen: we zijn niet oneindig rekbaar.
Daarenboven denken, zeggen en doen we niet alleen, we voelen ook.
Zonder emotie zijn we besluiteloos. Onze emoties zorgen ervoor dat we kunnen kiezen. Zonder emoties zouden we besluiteloos zijn. Meer dan waarschijnlijk kunnen we onze emoties nooit echt helemaal uitsluiten. 132
En eerlijk gezegd zouden we dat ook nooit echt moeten willen of proberen.
Ratio en emotie zijn met elkaar verbonden: beide spelen een cruciale rol in het spel tussen feiten, ideeën en meer-absolute ideeën. Onze emoties zijn vaak sterker dan onze meer-absolute ideeën. Emoties zijn misschien wel onze sterkste drijfveer om onze meer-absolute ideeën te toetsen.
We worden meer mens wanneer we de balans tussen emotie en ratio opzoeken. Wanneer we de authenticiteit achter onze emotionele en rationele reacties trachten te achterhalen.
We willen dat-wat-juist-is niet alleen rationeel kunnen verklaren, we willen dat-wat-juist-is ook voelen. Wanneer we ratio en emotie op een as plaatsen...
Ratio <----------------------------------------------------------------------> Emotie
... zullen we onszelf de ene keer meer aan de ene en de volgende keer maar aan andere de andere kant van de as bevinden. 133
Vaak zal emotie het halen van de ratio. Wanneer dat gebeurt, kan het goed zijn te proberen dit te beseffen om vervolgens bewust naar een nieuw evenwichtspunt te zoeken. Want enkel vanuit emotie reageren (zonder ratio) is gevaarlijk, net zoals rationeel reageren zonder emotie dat ook is, want…
Ratio zonder emotie is harteloos. Emotie zonder ratio is dom. Een perfect evenwicht – daar waar individu en groep, ratio en emotie absoluut in balans zijn – zal meer dan waarschijnlijk onbereikbaar zijn. Onze keuzes zullen nu eenmaal meer naar de ene of meer naar de andere kant overhellen afhankelijk van de context.
Er zijn geen absoluut perfecte keuzes. Er zijn alleen zo optimaal mogelijke keuzes op basis van de op dat moment beschikbare kennis en inzichten gevormd door de bril van onze meer-absolute ideeën en gestuurd door onze emoties. Uiteindelijk zal dat wat in evenwicht lijkt voor jou, dat misschien niet zijn voor mij. Wat in evenwicht lijkt voor de groep, is dat niet noodzakelijk voor elk individu.
134
Hoe hard we ook proberen het juiste te doen, toch zullen we geregeld de mist ingaan. Hoe overtuigd we ook zijn van onze meer-absolute ideeën en hoe goed onze intenties ook mogen zijn, toch zullen we geregeld de bal misslaan.
Hoe goed we ons ook trachten in te leven, hoeveel verschillende visies we ook in overweging trachten te nemen, de kans dat we de gehele complexiteit van een situatie of van alle betrokkenen kunnen bevatten, is zo goed als onbestaande.
Perfecte (absolute) informatie is niet beschikbaar. Noch beschikken we over juistheden (meer-absolute ideeën) die altijd en overal (absoluut) juist zijn.
Ook al blijven we streven naar iets wat beter is dan dat wat er nu is, we zullen imperfect blijven. We zullen tegen onze eigen beperkingen blijven aanbotsen. Net dat maakt ons menselijk.
We zijn onze eigen ultieme grens. Imperfectie is onze normale staat van zijn.
135
De beperkingen waar we tegenaan botsen, zitten ingebakken in onze realiteiten. Zelfs al zouden we er ooit in slagen de categorische en complexe realiteiten helemaal te vatten, dan nog zou het ons geen centimeter vooruithelpen: het niet-absolute brengt ons tot het maken van keuzes. Absolute kennis zou ons alleen maar vertellen wat er is. Keuzeloos. Onze (meer-absolute) ideeën zetten ons aan tot het maken van keuzes. Feiten an sich zetten aan tot niets. Het kennen van de complete complexe realiteit is voor ons mensen onwerkbaar, keuzeloos en dus redelijk nutteloos.
We zullen fouten blijven maken. We zullen waarschijnlijk nooit echt absoluut consequent kunnen zijn. We zullen moeten blijven kiezen tussen onszelf en de ander. Tussen zij en wij. Tussen jij en mij. We zullen in de confrontatie met de ander nieuwe inzichten blijven opdoen. Soms zullen die onze eigen-meer absolute ideeën overhoopgooien. 136
Soms zullen ze die bevestigen .
We zullen blijven veranderen en evolueren. Soms zullen we nieuwe inzichten voelen. Woordeloos zien. Intuïtief ‘weten’. Zelfs zonder echt door te denken.
De rationele mens is een mythisch wezen. Gematigd rationeel is het hoogste wat we kunnen bereiken. En dat is OK.
137
138
Inhoud Epistemologische mijmeringen................................................................................................ 5
Mijmeringen over... ....................................................................................................................... 6 ... feiten en ideeën.......................................................................................................................... 6
Kijk om je heen. Wat je ziet zijn feiten en ideeën. .............................................................. 7 Feiten zijn gewoon........................................................................................................................ 7 Minder makkelijk vast te stellen feiten, zijn nog steeds gewoon feiten. .................... 7 Feiten zijn meer-absoluut. Minder relatief........................................................................... 8 Feiten zijn lang niet altijd ontegensprekelijk. ..................................................................... 9 Over feiten en ideeën. .................................................................................................................. 9 Feiten en ideeën zijn met elkaar verbonden...................................................................... 10 Ideeën vertellen ons wat iets is. ............................................................................................. 10 Ideeën kunnen van alles zijn. .................................................................................................. 11 Een complete lijst van alle mogelijke ideeën samenstellen, is waarschijnlijk niet mogelijk. ......................................................................................................................................... 11 Ideeën zijn onze bril op de realiteit. ..................................................................................... 12 Ideeën zijn sociaal en cultureel bepaald. ............................................................................ 12 Ideeën worden individueel gekleurd. .................................................................................. 12 Ideeën zijn vaak flou. ................................................................................................................. 12 We gebruiken de hele tijd ideeën, heel vaak onbewust. ................................................ 13 Ideeën zijn niet vastomlijnd, ze veranderen continu. ..................................................... 13 Ideeën veranderen zichzelf...................................................................................................... 13 Ideeën veranderen elkaar. ....................................................................................................... 14 Wanneer de context verandert, verandert ook het idee. ............................................... 14 Ideeën zijn tijdelijk. Ze hebben zelden het eeuwig leven. ............................................. 15 139
Ideeën bouwen voort op elkaar. ............................................................................................ 15 Soms zijn ideeën moeilijker te veranderen. ....................................................................... 15 Ideeën zijn niet oneindig rekbaar en veranderbaar. ....................................................... 16 Ideeën zijn relatief, ze zijn niet absoluut. Maar sommige ideeën zijn meerabsoluut dan andere. ................................................................................................................. 16 We hebben meer-absolute ideeën nodig............................................................................. 17 Meer-absolute ideeën helpen ons onze realiteit te begrijpen. ..................................... 17 Zonder meer-absolute ideeën verliezen we wat het betekent mens te zijn............ 18 Wat meer-absoluut is voor de groep, is meer-absoluut. ................................................ 18 Wat meer-absoluut is voor het individu, is meer-absoluut. ......................................... 18 Het is aan elk van ons om te bepalen wat onze meer-absolute ideeën zijn. ........... 19 Dat ene absolute idee bestaat waarschijnlijk niet............................................................ 19 Pluralisme is onze natuurlijke staat van zijn. .................................................................... 20 Ambiguïteit en onduidelijkheid zijn onze natuurlijke staat van zijn. ........................ 20 Leven in absolute onzekerheid is onmenselijk. ................................................................ 20 Leven in absolute zekerheid is bedrog. ............................................................................... 21 Het besef dat ideeën relatief en niet absoluut zijn, bevrijdt ons. ................................ 21 De kracht van een meer-absoluut idee zit in de confrontatie met het alledaagse.24 Meer-absolute ideeën die wegvallen, vervangen we door andere meer-absolute ideeën. ............................................................................................................................................. 24 Onze meer-absolute ideeën blijven veranderen............................................................... 24
Mijmeringen over... ..................................................................................................................... 26 ... realiteit ....................................................................................................................................... 26
Wat zich in onze wereld bevindt, delen we op in categorieën. .................................... 27 We leven in een categorische realiteit. ................................................................................ 27 We gebruiken taal om categorieën aan te duiden............................................................ 27 140
Onze categorische realiteit is talig. ....................................................................................... 28 Onze categorische realiteit breidt continu uit. .................................................................. 28 Wat niet gecategoriseerd is, is onzichtbaar. Onbespreekbaar..................................... 28 De categorische realiteit verandert continu. ..................................................................... 29 Categorieën blijven evolueren. ............................................................................................... 29 Wanneer de context verandert, verandert de categorie. ............................................... 29 We hebben een natuurlijke aanleg voor categorische vaagheid. ................................ 29 Miscommunicatie ontstaat vaak vanuit categorische verwarring. ............................ 30 De categorieën waarover we het eens zijn, maken communicatie mogelijk. ......... 30 Categorieën moeten niet per se verklaard worden. ........................................................ 30 Het is waarschijnlijk niet mogelijk een categorie absoluut te omvatten.................. 31 Het is waarschijnlijk niet mogelijk iets absoluut te categoriseren. ............................ 32 Vaag omschreven categorieën kunnen zonder probleem overeind blijven staan. ........................................................................................................................................................... 32 Het is waarschijnlijk niet mogelijk de categorische realiteit absoluut te omvatten. ........................................................................................................................................................... 33 Onze categorische realiteit is onvolledig. ........................................................................... 33 Categorieën duiden verschillen aan. .................................................................................... 34 Categorieën zijn verbonden met een hele reeks andere categorieën. ...................... 34 Categoriseren valt ons makkelijk. ......................................................................................... 35 Categoriseren is niet zonder risico’s. ................................................................................... 35 Categorieën zijn beladen met waardeoordelen. ............................................................... 36 Wanneer we erin slagen onze waardeoordelen even uit te stellen, kunnen we een glimp van de complexe realiteit te zien krijgen. ............................................................... 36 We leven in een complexe realiteit. ...................................................................................... 37 De complexe realiteit helpt ons onze categorische realiteit uit te breiden. ............ 38 We zien de complexe realiteit alleen maar onrechtstreeks. ......................................... 39 Onze categorische beperkingen houden de complexe realiteit buiten ons bereik. ........................................................................................................................................................... 39 141
We hebben de categorische en de complexe realiteit nodig. ....................................... 40 We leven in twee realiteiten tegelijkertijd. Een categorische en een complexe realiteit. .......................................................................................................................................... 40
Mijmeringen over... ..................................................................................................................... 41 ... zwart, wit en grijs.................................................................................................................... 41
We plaatsen categorieën zwart-wit tegenover elkaar.................................................... 42 Zwart-wit tegenstellingen zijn niet zonder gevaar. ......................................................... 42 Categorieën lijken eindeloos verweven met elkaar. ....................................................... 43 We hebben tegengestelde categorieën nodig. ................................................................... 43 Nieuwe categorieën ontstaan niet zomaar uit het niets. ............................................... 44 Veel van wat als zwart-wit wordt voorgesteld, is eerder grijs. ................................... 44 In de dialoog sluiten we een groot deel van de complexere grijsschakeringen uit. ........................................................................................................................................................... 46 Wat zwart, wit en grijs is en hoe we dit op assen plaatsen, is verschillend voor elk van ons. ........................................................................................................................................... 46 Een dialoog zonder onduidelijkheid en onuitgesprokenheden is waarschijnlijk niet mogelijk. ................................................................................................................................ 46 Het is goed af en toe te proberen een deel van de complexiteit achter de dialoog uit te klaren. .................................................................................................................................. 47 Ook al denken we heel vaak in zwart-wit, we leven uiteindelijk in een grijze realiteit. .......................................................................................................................................... 47
Mijmeringen over... ..................................................................................................................... 48 ... assen ............................................................................................................................................ 48
Assen maken het verschil tussen categorieën duidelijk. ............................................... 49 Afhankelijk van de context, kunnen ook onze posities op de as veranderen. ........ 49 142
Onze meer-absolute ideeën bepalen voor een groot deel onze positie op een as. 49 Door te aanvaarden dat ideeën ‘meer-absoluut’ kunnen zijn maar niet ‘absoluut’, krijgen we meer bewegingsruimte. ...................................................................................... 50
Mijmeringen over... ..................................................................................................................... 51 ... kennis .......................................................................................................................................... 51
We zijn steeds op zoek naar meer kennis. .......................................................................... 52 Maar kennis ligt niet voor het rapen. Ze moet ontgonnen worden. ........................... 52 We vinden steeds nieuwe categorieën uit. ......................................................................... 52 We hebben nieuwe categorieën nodig om te blijven evolueren. ................................ 52 Inzichten die bij elkaar passen bundelen we. .................................................................... 53 Binnen een categorie dijen inzichten continu verder uit. ............................................. 53 Kennis bevindt zich op een as tussen wetenschap en ideologie. ................................ 54 Sommige zaken zijn meer wetenschappelijk, andere meer ideologisch. ................. 54 Ideologische ideeën worden weleens als wetenschappelijk voorgesteld................ 54 Zowel wetenschappelijke als ideologische ideeën kunnen meer-absoluut aanvoelen....................................................................................................................................... 55 We hebben zowel wetenschappelijke als ideologische kennis nodig. ...................... 55 Onze beslissingen zijn eerder ideologisch dan wetenschappelijk. ............................. 56 Een puur wetenschappelijke besluitvorming is waarschijnlijk niet mogelijk. ....... 56 Kennis is niet standvastig......................................................................................................... 61 Kennis breidt continu uit.......................................................................................................... 61 Volledig nieuwe kennis ontginnen is moeilijk................................................................... 61 Kennis die onderdeel wordt van de algemene kennis, verwordt uiteindelijk gedeelde kennis. .......................................................................................................................... 62 We hebben gedeelde kennis nodig om elkaar te verstaan. ........................................... 62 We hebben zowel gedeelde als specialistische kennis nodig....................................... 63 143
Huidige kennis stuurt ons denken. ....................................................................................... 63 Nieuwe kennis kan ons nieuwe wegen opsturen. ............................................................ 64 We blijven steeds nieuwe inzichten ontginnen. ............................................................... 64 Het is waarschijnlijk niet mogelijk alles te weten over iets. ......................................... 64 Het is waarschijnlijk niet langer mogelijk iets te weten over alles. ........................... 65 Absolute kennis is waarschijnlijk niet bereikbaar........................................................... 65
Mijmeringen over... ..................................................................................................................... 66 ... tijd en verandering ................................................................................................................. 66
Tijd staat niet stil......................................................................................................................... 67 Wat we beleven is vluchtig. ..................................................................................................... 67 Wat was, komt niet terug. ........................................................................................................ 67 De beleving in het moment is wat telt.................................................................................. 67 Onze realiteiten zijn tijdelijk. .................................................................................................. 68 Waarschijnlijk verandert alles doorheen de tijd. ............................................................. 68 Veel veranderingen initiëren we zelf. .................................................................................. 68 We zoeken van nature naar vernieuwing en verandering. ........................................... 69 Sommige veranderingen lijken snel te gaan. Andere kruipen haast onopgemerkt vooruit. ........................................................................................................................................... 69 We kunnen niet de hele tijd alles veranderen. .................................................................. 70 We gaan niet allemaal even makkelijk om met verandering. ...................................... 70 Verandering ontstaat vaak vanuit één idee bij één persoon. ....................................... 71 In de actie wordt verandering gerealiseerd. ...................................................................... 71 Wat anders is, onderscheidt zich. .......................................................................................... 71 Onderscheid zal er waarschijnlijk altijd zijn. ..................................................................... 72 Elk van ons is uniek. ................................................................................................................... 72
144
We zijn van nature verschillend. Waar het om draait, is hoe we met deze verschillen omgaan. ................................................................................................................... 72 Wanneer er onvoldoende verschil is, creëren we dat zelf. ........................................... 73 In elk verschil ligt een kiem van conflict. ............................................................................ 73 Verandering is een proces........................................................................................................ 74 ‘Dat-wat-is’ blijft veranderen. ................................................................................................. 75 Het ’anders-worden’ stopt vermoedelijk nooit echt helemaal. ................................... 76 Dialectiek kent geen eindpunt. ............................................................................................... 77 Hoe we denken en redeneren is dialectisch....................................................................... 77 Wat we weten en kennen valt binnen de grenzen van de dialectiek. ........................ 77 Onze realiteiten zijn dialectisch. ............................................................................................ 77 We zijn dialectische wezens van nature.............................................................................. 78
Ethische mijmeringen................................................................................................................ 79
Mijmeringen over... ..................................................................................................................... 80 ... dat-wat-juist-is......................................................................................................................... 80
Juist handelen zit in ons. ........................................................................................................... 81 We handelen bijna de hele tijd juist...................................................................................... 81 Juist handelen doen we samen. .............................................................................................. 81 Dat-wat-juist-is bepalen we samen. ...................................................................................... 81 Dat-wat-juist-is interpreteren we elk verschillend.......................................................... 82 Dat-wat-juist-is is niet statisch. .............................................................................................. 82 Dat-wat-juist-is is niet-absoluut. ............................................................................................ 83 Dat-wat-juist-is hoeft niet per se verklaard te worden. ................................................. 83 Dat-wat-juist-is staat niet alleen. ........................................................................................... 83 Verschillende juistheden spreken elkaar geregeld tegen.............................................. 84 145
Eenzelfde probleem zal zelden eenzelfde oplossing genereren.................................. 84 Dat-wat-juist-is verandert wanneer de context verandert. .......................................... 85 Soms moeten we over dat-wat-juist-is harder doordenken. ........................................ 86 Doordenken over dat-wat-juist-is kan ons confronteren met de beperkingen van onze huidige ideeën. .................................................................................................................. 87 We maken continu keuzes over dat-wat-juist-is............................................................... 87 De keuze voor dat-wat-juist-is verloopt vaak onbewust. .............................................. 88 Situaties en contexten dwingen ons harder na te denken over dat-wat-juist-is.... 89 De keuze over dat-wat-juist-is balanceert vaak tussen individueel en groepsbelang. ............................................................................................................................... 89 We kunnen niet anders dan telkens opnieuw te kiezen. ............................................... 91 Als individu, kies voor de groep. Als groep, kies voor het individu. .......................... 91 Dat-wat-juist-is verschilt heel vaak heel weinig en slechts soms heel veel. ........... 91
Mijmeringen over... ..................................................................................................................... 95 ... complexiteit .............................................................................................................................. 95
Complexiteit is een natuurlijk onderdeel van onze realiteit. ....................................... 96 Complexiteit is overal, we kunnen er niet aan ontkomen. ............................................ 96 We kunnen complexiteit tegenover simpliciteit plaatsen. ............................................ 96 Complexiteit gaat gepaard met pluraliteit. ......................................................................... 96 Complexiteit is grijs. Simpliciteit is zwart-wit. ................................................................. 97 Complexiteit geeft ons meer ruimte. .................................................................................... 97 Complexe problemen vereisen complexe oplossingen. ................................................. 98 Veel complexiteit creëren we zelf....................................................................................... 101 We creëren zowel inclusieve als exclusieve complexiteit. ......................................... 101 Het is goed te streven naar meer inclusieve, positieve complexiteit. .................... 102 Het is goed te streven naar minder exclusieve, negatieve complexiteit................ 103 146
Elk van ons kan een bepaalde mate van complexiteit aan. ........................................ 103 Een juiste balans aan complexiteit moet elk voor zich uitzoeken. .......................... 103 Teveel complexiteit kan schadelijk zijn. ........................................................................... 105 De confrontatie met complexiteit daagt ons uit. ........................................................... 105 De confrontatie met complexiteit kan ideeënarmoede blootleggen....................... 106 Een beter begrip van complexiteit kan ons helpen onze wereld beter te begrijpen. ........................................................................................................................................................ 106 We maken de verkeerde dingen complex. ....................................................................... 108 We maken de verkeerde dingen simpel. .......................................................................... 108
Mijmeringen over... .................................................................................................................. 109 ... consequent zijn ..................................................................................................................... 109
We willen graag consequent zijn of op zijn minst zo overkomen. .......................... 110 Maar altijd en overal consequent zijn, is erg moeilijk. ................................................ 110 Complexiteit kunnen we zelden tot nooit ontvluchten. .............................................. 110 Absoluut consequent zijn ligt waarschijnlijk buiten ons bereik. ............................. 111 Je meer-absolute ideeën als absoluut aanzien is een teken van zwakte. .............. 111 We zullen slechts uiterst zelden een meer-absoluut afvallen. .................................. 112 Uit de confrontatie met andere meer-absolute ideeën kunnen we heel wat inzichten halen. ......................................................................................................................... 112 De idee dat we nu eenmaal inconsequent zijn, is geen excuus om niets te doen of niet door te denken. ................................................................................................................ 113 De confrontatie met de eigen inconsequenties geeft ons de kans meer te weten te komen over onszelf en onze meer-absolute ideeën. .................................................... 113 Inconsequenties bieden ons opportuniteiten om te groeien. ................................... 113 Het in vraag stellen van je meer-absolute ideeën vereist moed. ............................. 114 Nieuwe kennis kan ons haast dwingen tot handelen................................................... 114
147
Mijmeringen over... .................................................................................................................. 115 ... jou en mij................................................................................................................................. 115
Ik ben een hele reeks ikken. ................................................................................................. 116 Jij bent een hele reeks jijs. ..................................................................................................... 116 Samen zijn we een hele reeks wijs. .................................................................................... 116 Er zijn verschillende versies van onszelf. ........................................................................ 116 Toch blijven we nog steeds gewoon onszelf. .................................................................. 117 We kijken naar de wereld door onze eigen unieke bril............................................... 117 We zijn allemaal uniek. .......................................................................................................... 118 De banaliteit van uniek zijn bevrijdt ons. ........................................................................ 118 Meer uniek worden is meer mens worden...................................................................... 118 Ik word mezelf in relatie met jou. Jij in relatie met mij. .............................................. 118 De ander confirmeert ons. .................................................................................................... 119 Jij confirmeert mij en ik confirmeer jou. .......................................................................... 119 De ander ontkent ons.............................................................................................................. 120 Ik word heen en weer geslingerd tussen jou en mij. .................................................... 120 We zijn in de tijd. ...................................................................................................................... 120 Ons uniek zijn staat onder druk in het wij....................................................................... 121 Hoe groter het wij, hoe kleiner het ik. ............................................................................... 121 We zijn waarschijnlijk nooit al onze ikken tegelijkertijd............................................ 121 Ik word heen en weer geslingerd tussen ons en mij. ................................................... 122 Kiezen voor een wij is tegelijk ook kiezen voor mij. .................................................... 123 Wij zijn een hele reeks wijs. ................................................................................................. 123 We functioneren zonder probleem binnen verschillende wijs. ............................... 123 Er is niet veel nodig om een wij te creëren. .................................................................... 124 Elk wij onderscheidt zich ten opzichte van een zij. ...................................................... 124
148
We leven en werken van nature vreedzaam samen over verschillende wijs en zijs heen. ............................................................................................................................................. 125 Onze natuurlijke staat van zijn is er één van wederzijdsheid en wederkerigheid. ........................................................................................................................................................ 125
Mijmeringen over... .................................................................................................................. 126 ... het goede leven ..................................................................................................................... 126
We kunnen het goede leven niet absoluut definiëren. ................................................ 127 Het goede leven wordt samen met anderen beleefd.................................................... 127 Het goede leven is gevarieerd en divers........................................................................... 127 Het goede leven is gebalanceerd......................................................................................... 127 Het goede leven is gematigd................................................................................................. 128 Het goede leven is grijs en niet zwart – wit..................................................................... 128 Het goede leven wordt bewust geleefd. ........................................................................... 128 Het goede leven wordt in vraag gesteld. .......................................................................... 129 In het goede leven is er ruimte om te groeien. ............................................................... 129 Groeien is meer mens worden............................................................................................. 129 Het goede leven stimuleert ons meer mens te worden............................................... 130
Mijmeringen over... .................................................................................................................. 131 ... gematigd rationeel zijn....................................................................................................... 131
We zijn gematigd rationeel. .................................................................................................. 132 Zonder emotie zijn we besluiteloos. .................................................................................. 132 We worden meer mens wanneer we de balans tussen emotie en ratio opzoeken. ........................................................................................................................................................ 133
149
We willen dat-wat-juist-is niet alleen rationeel kunnen verklaren, we willen datwat-juist-is ook voelen. .......................................................................................................... 133 Ratio zonder emotie is harteloos. Emotie zonder ratio is dom. ............................... 134 Er zijn geen absoluut perfecte keuzes............................................................................... 134 Hoe hard we ook proberen het juiste te doen, toch zullen we geregeld de mist ingaan........................................................................................................................................... 135 Perfecte (absolute) informatie is niet beschikbaar. ..................................................... 135 We zijn onze eigen ultieme grens. ...................................................................................... 135 Imperfectie is onze normale staat van zijn...................................................................... 135 De beperkingen waar we tegenaan botsen, zitten ingebakken in onze realiteiten. ........................................................................................................................................................ 136 We zullen fouten blijven maken.......................................................................................... 136 We zullen waarschijnlijk nooit echt absoluut consequent kunnen zijn. ............... 136 We zullen moeten blijven kiezen tussen onszelf en de ander................................... 136 We zullen blijven veranderen en evolueren. .................................................................. 137 De rationele mens is een mythisch wezen....................................................................... 137 Gematigd rationeel is het hoogste wat we kunnen bereiken. ................................... 137
150
Afbeelding op p. 16 – achtergrond beeld via Vecteezy.com. Netwerkafbeelding op p. 18 – “Random, scale-free network” van Simon Cockell via Flickr (CC BY 2.0). Cover afbeelding: “Pattern vector created by freepik - www.freepik.com” Foto auteur: Philippe De Vuyst
Dirk Stael woont met zijn gezin in het landelijke Sint-Lievens-Houtem en is naast schrijver actief als veranderingsconsultant en content marketeer. www.dirkstael.com
151
Filosofie zet aan tot denken en geeft ons inzichten die we niet snel elders zullen tegenkomen. Dat maakt filosofie zo boeiend.
Via een reeks mijmeringen wil dit boek... •
Geen antwoorden maar vragen aanreiken
•
Je stimuleren je eigen ideeën te vormen
•
Nieuwe inzichten in je losweken waar je iets aan hebt in je dagelijkse leven
•
Aanzetten tot actie... tot verandering...
Veel denkplezier!
152