(G)een liefdesverhaal



een / geen liefdesverhaal
Wat hij dacht toen hij haar voor het eerst zag? Hij vond haar wel knap. Jong nog. Het viel hem op dat veel nieuwe collega’s zo jong waren waardoor het hem steeds vaker opviel dat hijzelf ouder werd Zijn leeftijd verstoppen lukte niet meer.
X: ‘Meneer Maertens, bent u er nog?
Patrick:‘Ja, natuurlijk. Sorry, mijn gedachten gingen even met me op de loop.’
X: ‘Dat zagen we en is niet ongebruikelijk. Nogmaals, wat dacht u toen u haar voor het eerst ontmoette?’
Patrick:‘Ik vond haar knap en jong. Ik denk dat ik niet veel meer dacht dan dat. Ik zat met mijn hoofd vooral bij het werk.’
X: ‘Toch legden jullie contact. Wie initieerde dat?’
Patrick:‘Dat was ik. Maar... zijn al deze vragen echt nodig... ik zie niet goed in hoe dit relevant kan zijn voor het onderzoek...’
X: ‘Laat uhet onderzoeken het verloopervanmaar aan ons, meneer Maertens.Waaroverhebbenjulliegepraattijdensdieeersteontmoeting?’
Patrick Maertens zuchtte. Zijn advocaat had aangeraden zo goed mogelijk mee te werken. Het zou snel duidelijk worden dat hij niets verkeerds had gedaan en dan zou hij ook snel van het hele gedoe af zijn.
Zou Sofia nu ook ondervraagd worden, vroeg hij zich af? Hij hoopte dat ze een goede advocaat had kunnen strikken.
Of zou de firma er ook voor haar een ter beschikking hebben gesteld? Indien wel, dan vermoedelijk niet van hetzelfde kaliber als voor hem. Het bedrijf was nogal elitair als het op dat soort zaken aankwam.
X: ‘Meneer Maertens. Jullie eerste ontmoeting, waarover hebben jullie gepraat?’
Zo ging het nog even door. Hoofdinspecteur Katrien Fonck luisterde vanuit een aanpalende kamer mee bij de ondervraging van Patrick Maertens. Haar collega, inspecteur Joost Dewulf, volgde via monitoren alles wat Sofia Libert te vertellen had Vier mensen die elk in een aparte ruimte in het imposante overheidsgebouw met elkaar verbonden waren. o
‘Dit gaat nog een eeuwigheid duren.’ Dewulf wandelde naast Fonck de trappen af.
‘Die dingen vragen tijd, Dewulf. Het hallucinogeen helpt om dieper verborgen herinneringen boven te halen en haalt enkele remmingen weg. Daardoor wordt het makkelijker te achterhalen wat de subjecten zich herinneren van wat er is gebeurd. Het nadeel is dat de meesten er ook slaperigvanwordenwaardoorjezegeregeldbij delesmoet roepen.Geef het tijd, Dewulf. Goed onderzoek heeft tijd nodig. Hoe was het met mevrouw Libert?’
‘Net zoals bij jou, vermoed ik: een opeenstapeling van algemeenheden. Waarom slaan we niet enkele stappen over en gaan we meteen naar de kern van de zaak. We verliezen enorm veel tijd zo.’
‘Ik snap je ongeduld, Dewulf, maar als we stappen overslaan, zullen er puzzelstukken zijn die ons ontgaan. En ik weet niet of je ooit al een puzzel met ontbrekende stukken hebt gemaakt? Je krijgt nooit het volledige plaatje te zien. En in deze is net dat uiterst belangrijk.’
Dewulf wist dat Fonck gelijk had: hij had dit tijdens zijn opleiding zelf ook allemaal gezien. Wat hij daar niet had geleerd was geduld en net dat zou nu goed van pas komen. o
Patrick: ‘Sofia. Dat is lang geleden.’
Sofia: ‘Zo’n vijf jaar, denk ik.’
Ze omhelsden elkaar.
Patrick:‘Wat een absurde situatie, niet?’
Sofia: ‘Ja. Ik snap nog altijd niet wat ze trachten te achterhalen.’
Patrick: ‘Ik ook niet. Vroegen ze jou ook hoe we elkaar hebben ontmoet?’
Sofia: ‘Yep. Gek genoeg leek het alsof ik terug in de tijd werd gekatapulteerd. Alsof het allemaal nog maar gisteren was gebeurd. Heel bevreemdend.’
Patrick:‘Net zo bij mij. Hé, je hebt toch een advocaat, hoop ik?’
Sofia: ‘Het bedrijf heeft er een ter beschikking gesteld. Ook vreemd, na zoveel jaar. Maar wel een geluk dat ze het deden: ik denk niet dat ik er me anders een zou kunnen veroorloven.’
Patrick:‘Hoe gaat het nu met jou? Je was plots weg en... wel, sindsdien heb ik je niet meer gezien.’
Sofia: ‘Ik moest er weg. Er was teveel gebeurd en ik moest alles eerst opnieuw op orde zetten. Een soort van reboot, denk ik. En dat is gelukt. Het gaat goed nu. Ik heb ondertussen een dochter.’
Patrick:‘Echt? Wauw, fantastisch. Gefeliciteerd. Je bent er toch voor gegaan?’
Sofia: ‘Yep.’
Plots was ook de pijnlijke stilte terug die er vroeger vaak was geweest. Wat zeg je nog tegen elkaar vijf jaar later als er in tussentijd al zoveel is gebeurd? Als de wegen zich gescheiden hebben en je elk een ander pad hebt gekozen?
Sofia: ‘Sorrymaarik moet er vandoor. Deopvangop school loopt bijna af.’
Patrick: ‘Ja, tuurlijk. Het is heel fijn je opnieuw te zien.’
Sofia: ‘Ja… ik denk het ook.’
Patrick glimlachte. Sofia had nog niets van scherpte verloren: ze kon hem nog steeds met één zin vloeren.
Patrick:‘Misschien tot volgende week? Tenminste... als jij dan ook moet terugkomen?’
Sofia: ‘Dat hebben ze inderdaad gevraagd, dus ja, misschien tot volgende week.’
Ze stak haar hand uit en hij schudde die. De ongemakkelijkheid die er ook was bij hun allereerste afscheid was plots helemaal terug. Alsof de ontmoetingen erna nooit hadden plaats gevonden.
Patrick: ‘Misschien kunnen we dan achteraf een koffie drinken?’
Sofia: ‘Misschien.’
Sofia draaide zich om en wandelde naar de ingang van de metro verderop in de straat. Patrick keek haar na tot ze onder de grond was verdwenen en maakte zich de bedenking dat hij haar te vaak zag wegwandelen. o
Vijf jaar terug, terwijl zijn collega John ging dineren met de bazen van het bedrijf dat ze misschien zouden overnemen, moest Patrick alle paperassen voor de meeting de dag erop voorbereiden en in tienvoud afprinten. Een rotklusje ver beneden zijn niveau.
Daarenboven was het al een lange dag geweest en Patrick zag ertegenop zo laat nog aan de slag te zijn. Maar…
‘Niemand anders kan het doen, Patrick. We willen toch niet dat de overnamegesprekken vroegtijdig uitlekken. Stel je voor hoe de aandeelhouders en de beurs zouden reageren! Wat een onvoorstelbare ramp dat zou zijn.’
En dus wandelde hij op een dinsdagavond om achttien uur de kopieerruimte op het zevende binnen omdat je hier alles voorhanden had om in te binden en wat nog allemaal.
‘Wat een debiel taakje.’
Anderzijds waren deze dinsdagavonden toch meestal verloren avonden. Patricks vrouw Clara ging sporten en daarna nog iets drinken met vriendinnen. Elena, hun twintigjarige dochter, kwam pas tegen het weekend terug van de universiteit. Enkel Emma, hun dochter van zeventien, was nog thuis maar die zat op haar kamer wist-hij-veel-watte-doen.
Patrick vulde die dinsdagavonden meestal met doelloos van het ene naar het andere scherm verspringen in de hoop iets te vinden dat toch enkele minuten zou kunnen boeien. Dat lukte steeds minder goed Het leek alsof alles al eens eerder was gedaan. Het was allemaal zo... leeg.
Hij dronk die avonden ook meer dan anders. Gewoon om de verveling te doden. Hij was nochtans nooit een echt grote drinker geweest. Minder dan Clara in ieder geval.
Hij wist niet waarom maar voelde toch de nood om een gesprek aan te knopen met de enige andere persoon die hier op het zevende was. Was het omdat hij vond dat ze het aan zichzelf en de mensheid verplicht waren? Omdat ze de enige twee mensen in deze steriele ruimte, misschien zelfs de enige twee mensen op deze verdieping waren. Het leek plots belangrijk om iets menselijks te doen in deze onpersoonlijke en kille ruimte vol machines. Ze konden zich toch niet laten degenereren tot domme automatons, niet heel anders dan de verdomde printers die allerlei papieren uitspuwden.
Patrick: ‘Sorry, ik ben Patrick.’
Sofia: ‘Sofia.’
Patrick: ‘Aangenaam.
En? Nog veel werk?’
Sofia: ‘Ik vrees van wel, ja.’
Patrick: ‘Ik ook.’
Het bleef even stil.
Patrick: ‘Ik dacht dat ik alleen zou zijn.’
Sofia: ‘Ik ook.’
Het bleef opnieuw stil. Net iets te lang. Patrick gebaarde dat hij opnieuw aan de slag ging en beklaagde zich zijn daad van menselijkheid al. o
‘Oh boy, dit wordt een lange avond,’ dacht Sofia. Overwerken was niet fijn en nu liep er ook nog eens een ‘suit’ rond.
Sofia en haar collega’s noemden hen ‘suits’: mannen - ja, het waren bijna allemaal mannen - in kostuum en das. Als je er een zag, waren er meestal nog. Beetje zoals duiven in de stad. Je herkende ze snel want ze zagen er allemaal hetzelfde uit. Ze liepen overal tussen en meestal in de weg, je had geen flauw idee wat ze deden maar ze scheten wel alles onder.
Sofia vond het vreemd om slechts één ‘suit’ te zien. ‘Deze heeft vast de zwerm uit het oog verloren,’ dacht ze.
Dat werd dus niet luidkeels meezingen met haar favoriete speellijst. Maar misschien kon ze luidop neuriën en hem zo op de zenuwen werken. Kijken hoe lang hij zou wachten alvorens er iets over te zeggen.
Sofia’s manager was ook een ‘suit’. Uiteraard. Een kwal eersteklas. Hij was het die haar vanavond deed overwerken. ‘Je kan het later deze week wel recupereren.’ Dat had ze al eerder gehoord.
Sofia vroeg zich af waarom er geen beter systeem voor overwerken werd bedacht? Bijvoorbeeld: voor elke 10 minuten die je moet overwerken, mag je jouw ‘suit’ een trap in de ballen geven. En voor die paar vrouwelijke managers la même chose exclusief glockenspiel. Het aantal aanvragen voor overwerk door managers zou meteen pijlsnel kelderen terwijl het aantal kandidaten dat bereid is om over te werken pijlsnel de hoogte in zou schieten. Een win-win dus
Sofia maakte een mentale nota dat ze dit idee maar eens aan HR moest voorstellen. Dat zou weer lachen worden. o
Patrick: ‘Shit.’
Sofia: ‘Probleem?’
Patrick: ‘Het papier is vastgelopen. Er moet een of andere klep open maar...’
Patrick probeerde verwoed iets open te klappen maar de printer gaf niet thuis.
Sofia: ‘Wacht even.’
Sofia wandelde tot bij hem, klapte de achterflap in een vlotte beweging los en viste een totaal verkreukeld blad uit de machine.
Sofia: ‘Dat doen ze wel vaker. Ik verdenk de makers ervan dat ze het zo instellen, zoals voorgeprogrammeerde slijtage. Elk duizendste blad wordt door de machine vakkundig verknoeid. Om ons scherp te houden. Meestalvolstaathetdeachterflapteopenenomhetpapierteverwijderen. Je zal dit wel opnieuw moeten afdrukken.’
Patrick: ‘Bedankt. Ik ben niet zo handig met die dingen.’
Sofia: ‘Danhebjegeluk.Datwil zeggendatjeditniet vaakmoet doen.’
Patrick glimlachte. Dit soort zelfspot kon hij wel smaken al kwam hij er nog maar weinig mee in contact. Alle managers die hij kende, namen zichzelf en wat ze deden heel serieus terwijl al wie lager op de hiërarchische ladder stond en naar boven rapporteerde, zichzelf altijd zo voorbeeldig mogelijk presenteerde. In de middens waar hij vertoefde kwam je met andere woorden nog maar weinig zelfspot tegen.
Patrick: ‘Ik werk bij M&A trouwens, Mergers and Acquisitions.’
Sofia: ‘Training. Onderdeel van HR.’
Patrick: ‘Super. Mensen helpen beter te worden in wat ze doen. Dat is een nobel doel.’
Sofia: ‘Dat zou het inderdaad moeten zijn.’
Patrick: ‘Je lijkt niet overtuigd?’
Sofia: ‘Wel… laat ons de proef op de som nemen. Wat was de laatste training die jij hebt gevolgd?’
Patrick: ‘Hmm... ‘Hoe burn-out herkennen bij medewerkers’. Zo’n half jaar geleden, denk ik.’
Sofia: ‘Cool. Wat herinner je je nog?’
Patrick: ‘Dat je moet opletten op mogelijke symptomen zoals prikkelbaarheidenvermoeidheidenvervolgensbestzosnelmogelijkeen gesprek opstart.’
Sofia: ‘Interessant. En? Heb je al burn-outs kunnen voorkomen in je team of is er in tussentijd toch nog een collega uitgeblust geraakt?’
Dat vond Patrick een klotevraag. Eva, de persoonlijke assistente van John en hemzelf, zat ondertussen zo’n twee maanden thuis. Burn-out. Ondanks de cursus hadden hij en John niets opgemerkt. Onder meer door haar ziekteverlof was hij nu aan het knoeien met die verdomde paperassen.
Patrick: ‘Er is in tussentijd inderdaad wel nog iemand uitgevallen.’
Sofia: ‘Case in point.’
Patrick: ‘Ho maar, wacht even. Dat we dit ondanks de opleiding niet hebben kunnen vermijden, wil daarom nog niet zeggen dat de cursus niet gewerkt heeft.’
Sofia: ‘Oh, dat zeg ik ook niet. Ik wil enkel maar duidelijk maken dat een groot deel van het opleidingsbudget niet de resultaten voortbrengt die je ervan zou mogen verwachten. Alle goede bedoelingen ten spijt. ‘Mensen helpen beter te worden via training’ moet je in de praktijk met een serieuze korrel zout nemen.’
Zoveel eerlijkheid was Patrick niet gewend. Als manager kreeg hij hoe dan ook zelden oprechte feedback.
Patrick: ‘Wat een vreselijk ontnuchterend antwoord. Je klinkt bijna... gedesillusioneerd. Zonder een oordeel te willen vellen over je leeftijd maar... ben je daar niet te jong voor?’
Dat vond Sofia dan weer supergrappig.
Sofia: ‘Ik ben te jong om gedesillusioneerd te zijn? Wat een fantastische opmerking. Wil je zeggen dat dat meer iets is voor mensen van... jouw leeftijd?’
Patrick: ‘Euh... nee. Wauw. Het is niet makkelijk praten met jou. Ik bedoel… ik vind het gewoon jammer en... vreemd... dat jij er nu al zo tegenaan kijkt.’
Sofia: ‘Tsja.’
Sofia zei het schouderophalend. En glimlachte meteen erna. Ze vond het wel fijn om mensen een ongemakkelijk gevoel te bezorgen. Ze had het nog maar zelden met een ‘suit’ gedaan. Maar deze leek wel een heel erg makkelijk slachtoffer.
Patrick wist opnieuw niet wat verder nog te zeggen en boog zich terug over het printwerk. Hij moest nog uitzoeken welke pagina’s herdrukt moesten worden.
Het was inmiddels knap laat geworden en zijn maag knorde.
Patrick: ‘Hey, ik weet niet hoe het met jou zit maar ik krijg honger. Ik kan pizza laten komen. Zin om mee te eten?’
Sofia: ‘Is goed.’
Sofia kwam naast Patrick staan terwijl die zijn telefoon bovenhaalde.
Sofia: ‘Doe mij de vegetarische pizza maar.’
Patrick: ‘Ben jij vegetariër?’
Sofia: ‘Uiteraard. Jij niet misschien?’
Patrick:‘Euh, nee.’
Sofia: ‘Oh. OK. Vreemd.’
Patrick: ‘Hoezo vreemd? Ik ken meer mensen die wel dan geen vlees eten hoor.’
Sofia: ‘Echt. Wauw. Dat is zo... old school.’
Patrick vond het verwarrend dat deze jonge collegavermoedelijk maar een paar jaar ouder dan zijn oudste dochter - hem zo snel zo ongemakkelijk kon laten voelen Dat was hij niet gewend. Hij hield zijn hart vast om straks samen te eten.
Twintig minuten later waren de pizza’s er. Patrick pikte ze op - de receptiedesk was ondertussen verlaten - en onderweg naar boven vroeg hij zich af hoeveel mensen er nog zo gek waren als zij tweeën om zo laat nog aan de slag te zijn.
De pizza’s waren niet bepaald warm meer maar ze hadden ondertussen allebei zo’n honger dat ze al blij waren dat ze iets achter de kiezen konden steken.
Sofia: ‘De stad ziet er mooi uit van hier.’
Ze hadden zich aan de rand van de kopieerruimte gepositioneerd, dicht tegen de grote vensters.
Patrick: ‘Inderdaad. Woon jij in de stad?’
Sofia: ‘Yep. In de wijk rechts van die woontorens daar. En jij?’
Patrick: ‘Zo’n dertig kilometer buiten de stad.’
Sofia: ‘Uiteraard.’
Patrick: ‘Hoezo, uiteraard?’
Sofia: ‘Gewoon. Oh, laat me raden: je komt met de wagen naar het werk?’
Patrick:‘Ja. Wat is daar zo vreemd aan?’
Sofia: ‘Helemaal niets, dat is er net zo vreemd aan.’
Patrick:‘Je bent soms moeilijk te volgen, weet je dat?
Sofia: ‘Kijk: van alle mensen die ik ken die in de stad wonen, heeft zo goed als niemand een wagen. Je bent ook niets met dat ding hier: je kan nergens door en parkeren is ofwel onmogelijk ofwel pokkeduur. Maar tegelijk zijn er keiveel mensen zoals jij die elke dag de stad inrijden en onze lucht verontreinigen om dan ’s avonds opnieuw naar huis te tuffen en lekker in het groen te zitten terwijl de rest in de stad achterblijft, omgevendoor degassendiegevangenzittentussendegebouwen.Auto’s zijn echt niet meer van deze tijd.’
Patrick: ‘Wauw, jij hebt echt over alles een mening, hé.’
Sofia: ‘Toch over veel, ja.’
Patrick:‘Ben je altijd zo?’
Sofia: ‘Best vermoeiend, hé?’
Patrick: ‘Amai niet!’
Ze lachten. Voor het eerst waren ze het over iets eens.
Patrick:‘De plek die je daarnet aanduidde is nog een eind van hier. Kom je met de metro naar het werk?’
Sofia: ‘Meestal wel. Tijdens het weekend en ’s avonds probeer ik zoveel mogelijk tefietsen.Dan zijn de meeste wagenstoch weg en wordt de stad weer wat leefbaarder. Maar om naar het werk te komen en terug te gaan is de metro de snelste en makkelijkste manier.’
Patrick:‘Ik gebruik haast nooit het openbaar vervoer. Het vliegtuig valt daar niet onder vermoed ik?’
Sofia: ‘Jij bent echt erg.’
Patrick:‘Ik denk dat ik vaker het vliegtuig neem dan de trein, de metro of de bus tezamen.’
Sofia: ‘En dan moeten we verbaasd zijn dat de aarde opwarmt. Je zou jouw ecologische voetafdruk eens moeten berekenen. Ik vermoed dat jij alleen al meer CO2 uitstoot dan vier gezinnen in de stad.’
Patrick:‘Ik zou niet weten hoe ik mijn werk zou kunnen doen zonder het vliegtuig of de wagen.’
Sofia: ‘Is dat niet wat makkelijk? Heb je dan nooit last van vliegschaamte?’
Patrick:‘Nooit.’
Sofia: ‘Ben je dan niet bezorgd om wat er met de planeet aan het gebeuren is?’
Patrick:‘Toch wel maar ik zie niet in hoe ik een verschil kan maken. Voor mijn job moet ik me nu eenmaal vaak verplaatsen. Als de job dat niet zou vereisen, zou ik het minder doen maar... die luxe heb ik niet.’
Sofia: ‘Is ook dat niet te makkelijk? Zou het echt zoveel meer moeite kosten om het werk milieuvriendelijker in te vullen?’
Patrick:‘Geen idee. Ik heb zelfs de tijd niet om me er mee bezig te houden.’
Sofia: ‘Misschien zou je daar wel eens tijd voor moeten vrijmaken.’
Patrick:‘Hm. Misschien wel.’ ----- o
Patrick:‘Je werkt in het trainingsdepartement. Heeft dat iets te maken met je studies?’
Sofia: ‘Nee, absoluut niet. Deze job was toevallig beschikbaar op het moment dat ik er eentje nodig had. En voor wat ik heb gestudeerd, literatuur, zijn er niet echt jobs. Toch geen jobs die betalen.’
Patrick:‘Je hebt literatuur gestudeerd? Dat lijkt me superboeiend.’
Sofia: ‘Nou… Je moet vooral veel lezen. En veel papers schrijven. Maar professioneel ben je er niet zoveel mee.’
Patrick:‘Ooit geprobeerd om zelf iets te schrijven?’
Sofia: ‘Geprobeerd wel maar ik leek er nooit in te slagen dat ene idee te vatten... Dat ene idee dat je achtervolgt en niet meer loslaat en waarrond je een volledige wereld kan construeren. Ik heb wel enkele pogingen ondernomen maar in het licht van zoveel fantastische wereldliteratuur kwam wat ik deed erg zwak en overbodig over. Die periode ligt al even achter me en zin om opnieuw te beginnen is er niet. Ik denk niet dat schrijven het juiste pad is voor mij.’
Sofia vond het wel spijtig dat schrijven haar ding niet bleek te zijn. Ze had er ook de discipline niet voor. Ze kwam snel en vlot uit haar woorden wanneer ze in gesprek was met mensen maar eens dat witte blad voor haar verscheen, leek ze te verstijven en klonk wat ze neerpende zo stroef.
Ze had verschillende stijlen uitgeprobeerd maar geen enkele leek te werken. Bij de ideeën die ze probeerde uit te werken reed ze zichzelf telkens opnieuw vast of kwam ze op iets uit wat al vele malen eerder was gedaan. Of ze verloor de interesse in haar eigen verhaallijn. Geen goede eigenschap voor een wannabe schrijver. Het leek haar een afgesloten hoofdstuk en daar had ze vrede mee.
Patrick: ‘Lees je nog veel?’
Sofia: ‘Oh, dat wel. Ik vind lezen nog steeds zalig. Een nieuw boek openslaan en die eerste pagina lezen is haast een ritueel. Je bent benieuwd welke wonderlijke wereld er tussen die voor- en achterflap verborgenzit.Alshet goedis,wordje ermeteeninmeegesleurd. Enzelfs als het dat niet doet, weet je uit ervaring dat het soms toch de moeite loont nog even door te zetten. Sommige boeken kruipen pas na enkele pagina’s onder je huid. De hardnekkigste pas na enkele hoofdstukken. Maar eens je erin zit, lijkt het of jouw geest wordt getransporteerd naar een andere tijd, een ander continent, een fantasiewereld zo wonderbaarlijk of een dystopische realiteit zo afgrijselijk... Lezen is fantastisch. Lees jij?’
Patrick:‘Nugajemenogmindersympathiekvinden...ikleesheelweinig en als ik al iets lees, is het een businessboek.’
Sofia: ‘Jij bent echt verschrikkelijk. Die dingen zijn toch niet fijn om lezen?’
Patrick: ‘Eerlijk? Nee. Ik vond het vroeger wel belangrijk, noodzakelijk bijna, als je hogerop wilde geraken. Maar wat erin staat is vaak nogal opgeklopt. De hype van het moment. Een wetenschappelijke onderbouwing is meestal helemaal zoek. En voor de mooie prozastijl hoef je het ook niet te doen. Misschien moet ik er maar mee stoppen.’
Sofia: ‘Een wijs besluit.’
Patrick:‘Wat lees jij zoal?’
Sofia: ‘Echt van alles. Vooral romans, maar net zo goed biografieën en historische werken.’
Patrick:‘Heb je een favoriet boek?’
Sofia: ‘Da’seenonmogelijkevraag.Ikdenkdat het iszoalsmet muziek: een favoriet nummer of boek hangt af van je stemming op dat moment.’
Patrick:‘Welk boek zou je mij aanraden?’
Sofia: ‘Hm, voor iemand met jouw profiel zou ik zeggen... iets redelijk saai, niet te spannend, zeker geen seks!’
Patrick:‘Hé.’
Sofia: ‘Misschien is... Grand Hotel Europa van Pfeijffer wel iets voor jou.’
Patrick:‘Waarom?’
Sofia: ‘Wel het is saai, niet te spannend, geen seks!’
Patrick:‘Hé.’
Patrick gaf Sofia een por. Het was lang geleden dat iemand zo met hem had gespot en nog langer dat hij er zo makkelijk inliep. Het deed hem heel even terugdenken aan toen hij en Clara pas verkeerden. Al leek hem dat vandaag niet meer dan een verre echo uit een periode die al een half leven achter hen lag.
Patrick:‘Waarover gaat het dan, grapjas?’
Sofia: ‘Over een schrijver die voor onbepaalde tijd in een oud hotel trekt, het Grand Hotel Europa dus, op zoek naar... ja, naar wat eigenlijk? Doet er niet toe. Hij vindt er in elk geval van alles. Ontmoet er vreemde figuren. Hij komt er ook zichzelf tegen terwijl heden en verleden er met elkaar in de clinch lijken te gaan. Voor de zakelijke reiziger die jij waarschijnlijk bent, kan er heel wat herkenning in zitten. Misschien kan het helpen om op je volgende trip je hotel niet te zien als het zoveelste uit een oneindige reeks maar eerder als een verzameldoos van steeds weer wisselende verhalen onuitgesproken door steeds weer wisselende gasten.’
Patrick:‘Mooi gezegd.’
Sofia: ‘En voor iemand die zakelijke literatuur gewoon is, is het waarschijnlijk een zachte binnenkomer om weer een echt boek te lezen. En geen zorgen, het is geschreven door een man, dus uiteraard komt er seks in voor.’
Patrick glimlachte. Het was duidelijk dat Sofia geen kans onbenut zou laten een steek onder water te geven.
Patrick:’Grand Hotel Europa?’
Sofia: ‘Yep. Je kan het niet missen. Er staat zo’n typische bellboy in rood kostuum op de cover. Inclusief grappig hoedje.’
Patrick:‘OK. Ik probeer het te onthouden. Wil je geen tip voor een zakelijk boek van mij?’
Sofia: ‘Absoluut niet!’
Patrick:‘Indien je toch van gedacht zou veranderen: Stephen Covey’s ‘De zeven eigenschappen van effectief leiderschap’. Als je ooit maar één zakelijk boek leest, laat het dan dat zijn.’
Sofia: ‘Ik beloof je plechtig het nooit te zullen lezen.’ ----- o -----
Sofia: ‘Wat heb jij gestudeerd? Laat me raden… Ik vermoed iets saais zoals... rechten of... economie?’
Patrick:‘Bingo. Economische wetenschappen.’
Sofia: ‘Dat vind ik zo’n rare richting. Ik denk dat er niet veel wetenschappelijks is aan economie.’
Patrick:‘Daar is iets voor te zeggen.’
Sofia: ‘Ben je blij dat je dat hebt gestudeerd?’
Patrick:‘Ja hoor. Je kan er verschillende richtingen mee uit en het heeft me een goede basis gegeven waar ik doorheen mijn carrière iets aan heb gehad. Dus ja, ik zou het opnieuw kiezen als ik de kans zou krijgen. En jij?’
Sofia: ‘Ik ook. Ik zou zo opnieuw literatuur kiezen.’ o
Sofia: ‘Jij was zo’n clichéstudent, zeker?’
Patrick:‘Wat wil je daar mee zeggen?’
Sofia: ‘Je weet wel: lid van een studentenvereniging, alle feestjes afschuimend...’
Patrick:‘Wat is daar nu weer mis mee? Je bent maar één keer jong.’
Sofia: ‘Daar is gewoon alles mis mee. Voelde je dan niet de drang om je eigen pad te volgen in plaats van de hele tijd mee te lopen in nietszeggende, studentikoze rituelen? Te moeten voldoen aan al die platte sociale verwachtingen?’
Patrick:‘Oh. Is intellectueel hoogdravend doen in de koffiebar over deze of gene schrijver dan zoveel authentieker en origineler? Dat is evenzeer cliché, hoor. Anders maar wel nog steeds cliché.’
Sofia: ‘Ha. Misschien wel. Maar die studentenverenigingen werden toch voornamelijk bevolkt door idioten, niet? Dat zou je toch moeten kunnen toegeven.’
Patrick: ‘Ik wist niet dat je zo bevooroordeeld uit de hoek kon komen. Dat valt me nu tegen van je. Ik had je verlichter ingeschat.’
Sofia: ‘Oh!’
Nu gaf Sofia Patrick een por. Hij had eindelijk een eerste steek onder water terug kunnen geven. Ze had al schrik dat ze de hele avond van dat zwak managersgewauwel te horen zou krijgen. Maar blijkbaar zat er toch nog iets menselijks onder dat saaie blauwe pak. De student van weleer was blijkbaar nog niet helemaal versmacht door de zakenman van vandaag. Er was nog hoop voor de mensheid, bedacht Sofia.
Het was ondertussen bijna negen uur en de pizza’s waren al even op.
Patrick: ‘Misschien moeten we nog maar even verder doen.’
Sofia knikte. Ze wandelde terug naar de tafel waar haar papieren gestapeld lagen maar leek te twijfelen
Sofia: ‘Hé, kan ik je anders wat helpen?’
Patrick:‘Moet je jouw taken niet afwerken?’
Sofia: ‘Het leeuwendeel is gedaan en de rest kan ik morgenvroeg nog wel doen. Wat moet er gebeuren? Inringen?’
Patrick:‘Ja. Die twee stapels horen bij elkaar. Die zijn apart.’
Patrick was blij met het extra paar handen. Hij had de inringmachine zelf nog nooit gebruikt maar Sofia kon er zonder probleem mee overweg
Even schoot door zijn hoofd dat zo het risico ontstond dat er iets over de deal zou kunnen uitlekken maar het aanbod
van hulp was te aanlokkelijk om te weigeren.
Minder dan een half uurtje later was alles correct gebundeld Ze brachten alles naar boven waar Patrick het in een kast stapelde die hij daarna zorgvuldig afsloot. Ze namen samen de lift terug naar beneden.
Patrick:‘Enorm bedankt om te helpen.’
Sofia: ‘Geen probleem. Het was eraan te zien dat je wel wat hulp kon gebruiken.’
Patrick:‘Bedankt ook voor de boekentip. Én de fijne babbel. De lauwe pizza smaakte daardoor al iets minder klef.’
Sofia: ‘Graag gedaan. Gek genoeg was dit nog best aangenaam.’
Patrick:‘Euh, bedankt, denk ik?’
De lift stopte op het gelijkvloers en Sofia stapte uit Patrick moest naar de garage een verdieping lager.
Sofia stond tussen de liftdeuren en stak haar hand uit. Het leek een wat vreemde manier om afscheid te nemen: afstandelijker dan wat bij het verloop van de avond paste. Maar tegelijk ook weer niet: ze waren nog steeds op het werk.
Patrick schudde haar hand.
Sofia: ‘Fijne avond nog.’
Patrick:‘Jij ook.’
Hij hield de liftdeuren open tot ze voorbij de uitgang was ‘
Dat was eens geen doordeweekse dinsdagavond’, dacht hij terwijl hij naar zijn wagen liep. Hij kon zich niet herinneren wanneer hij laatst zo openlijk en vrijelijk met iemand op het werk had gesproken. Zo... kwetsbaar misschien ook. Zeker was dat hij nooit eerder zo vaak door een collega was uitgedaagd die dan ook nog... wel... enkele treden lager op de hiërarchische ladder stond. Al dacht hij van zichzelf dat hij zelden echt rekening hield met iemands positie op het organigram.
Professioneel was Patrick gepokt en gemazeld in het politieke steekspel tussen managers. Hij werd er sinds zijn allereerste promotie met geconfronteerd en was er al doende mee vertrouwd geraakt. Hij wist en aanvaardde dat
de weg naar boven niet voor doetjes was. Hoe hogerop je kwam, hoe ijler de lucht werd. De krijtlijnen waarbinnen je kon manoeuvreren kwamen alsmaar dichter bij elkaar te liggen en wie niet binnen dat keurslijf paste, werd eruit gerangeerd. Er was geen plaats voor veel Steve Jobs’en of Elon Musk’en in de bedrijfswereld. Hier en daar werd er eentje getolereerd maar zelfs zij werden omringd door grijze muizen in kostuums. Patrick had er vrede mee. Ook met de plaats die hij nu bekleedde. Al begreep hij dat hij op een zijweg was beland en niet langer op de hoofdas die naar verder boven leidde zat.
Het was verfrissend om eens op een heel andere manier met een collega te praten. Zonder de hele tijd op je hoede te moeten zijn. Zonder te moeten vrezen dat iemand de poten onder je stoel probeerde weg te zagen. Wat telde vanavond was de fun van het tackelen, niet het doelgericht onderuithalen. Het verbale steekspel tussen hen was niet kwaadwillig.
Patrick vroeg zich af waaraan dat zou liggen? Kwam het door haar?
Of zou het late uur er voor iets hebben tussen gezeten?
Hij sloeg de ringweg op die zo goed als verlaten was. Nog een voordeel van dit late uur: geen files. Stilaan gleden zijn gedachten weg naar de vergadering van morgen. Als ze de deal konden sluiten, hing er meer dan waarschijnlijk een behoorlijke bonus in de lucht. Al leek dat na vanavond ietsjes minder belangrijk dan ervoor.
Patrick zette de cruise control aan en geeuwde.
Net als de vorige keer kreeg Sofia een drankje aan het begin van de sessie. Het smaakte naar sinaasappelsap en moest helpen om het geheugen op te frissen.
Het viel haar binnen dat het gek was dat ze altijd op dinsdagavond afspraken. Ze vermoedde dat het Patrick goed uitkwam: zo kon hij de noodzaak om een excuus te bedenken vermijden. Of zou hij zijn vrouw in dat geval gewoon verteld hebben dat ze die dinsdagavonden samen doorbrachten. Ze dacht van niet.
Sofia was er niet zeker van dat ze het zelf zou willen weten indien ze in haar schoenen zou staan.
X: ‘Jullie gingen naar De Koffieboon. Waarom daar?
Sofia vond de vragen tijdens deze tweede sessie al even stom als bij de eerste sessie. Er was haar bij aanvang duidelijk gemaakt dat ze alle informatie die ze zich kon herinneren zoveel mogelijk moest delen, hoe onbelangrijk die ook leek. Maar hoe de keuze voor deze of gene koffiebar een deel van de sleutel kon zijn, leek haar hoe dan ook absurd.
Sofia: ‘Gewoon. Het was dicht genoeg om te voet naartoe te gaan maar tegelijk ver genoeg van het werk verwijderd zodat de kans dat we toevallig andere collega’s zouden tegenkomen erg klein was.’
En vooral, ze hadden er erg goede koffie. ‘Beetje de essentie van een koffiebar, niet?’
Sofia had verschillende dergelijke adresjes in de stad. Plekjes waar ze alleen naartoe ging wanneer ze geen vrienden of collega’s of andere gekende gezichten wou zien. De Koffieboon was zo’n adres. Ze vond er ‘kwalitijd’: ‘quality time’ met zichzelf. Voor die momenten waarop ze even alleen wilde zijn. Om te lezen. Om na te denken. Of gewoon om naar de wereld te kijken. Zonder gestoord te worden.
Zonder verwachtingen. Patrick was de enige die ze ooit naar daar had meegenomen
X: ‘Waar hadden jullie het over?
Sofia: ‘Van alles, vermoed ik. Het werk. Wat er die week zoal gebeurd was.’
X: ‘U lijkt de vraag te ontwijken. Probeert u zich alstublieft harder te herinneren waarover jullie het hadden.’
Sofia haatte deze avatars. Ze deden zich voor als mensen maar tijdens een gesprek had je binnen de minuut al door dat het een of ander algoritme was dat een aantal zinnen uit een database aaneen breide. Het klonk redelijk zinnig maar tegelijk ook weer totaal onmenselijk. Er was altijd wel iets dat niet helemaal juist zat. Al moest ze toegeven dat ze de laatste tijd wel heel erg goed waren geworden.
Ze had ooit ergens een artikel gelezen dat AI-programma’s toegang hadden tot enorme databases van opgenomen gesprekken tussen echte mensen. De programma’s analyseren autonoom hoe mensen taal gebruiken zodat gesprekken optimaal worden nagebootst
Er hing een gerucht in de lucht dat zowat alle opgenomen gesprekken waar ook ter wereld ter beschikking stonden maar dat konden de journalisten die het onderzoek hadden gevoerd niet bevestigd krijgen. Er zouden gigantische databases bestaan met honderden miljarden gesprekken: niet enkel van telefoongesprekken, zowat elk geconnecteerd toestel kon ondertussen gesprekken opvangen. Je smartphone, je horloge, je auto, je computer. Als je een slimme frigo had, zelfs die. Een gewoon gesprek in je keuken - of jullie die avond zouden koken of toch uit eten zouden gaan - zou ook gecapteerd en gebruikt worden. Sofia vond het idee dat enkel de onuitgesproken gedachten in je hoofd nog privé waren beangstigend. Maar niemand leek die vrees te delen. Wanneer ze er met vrienden over praatte, deden die het hele gedoe als een broodjeaapverhaal af. Of ze trokken hun schouders en zeiden ‘wat dan nog’.
Je kwam ook steeds vaker avatars tegen. Had je contact met een of andere helpdesk, dan kreeg je er gegarandeerd eentje aan de lijn. Je probleem moest al echt gigantisch zijn alvorens je nog een heus specimen van de homo sapiens te pakken kreeg.
Sofia: ‘We vroegen ons allebei af waarom we opnieuw naar het zevende waren gekomen om elkaar te zien ook al hadden we niet afgesproken.’
Zonder al te veel in detail te treden herhaalde Sofia de voornaamste redenen die ze allebei hadden aangehaald. Het drankje of waarheidsserum of wat het dan ook was zorgde er niet enkel voor dat het makkelijker werd dingen
te herinneren, het zorgde er ook voor dat je herinneringen opnieuw intens kon beleven.
Na de sessie de week ervoor was ze pas na drieën ‘s nachts in slaap gevallen. Niet enkel vanwege het drankje, meer nog vanwege de emoties die ze opnieuw had beleefd.
Ze had geen zin in nog zo’n nacht en probeerde zo goed als dat ging zichzelf te censureren. o
Hoofdinspecteur Fonck en inspecteur Dewulf volgden het gesprek door het spiegelglas vanuit het lokaal ernaast al was er niet veel te zien. Sofia zat half recht, half liggend in wat leek op een tandartszetel, zij het dan zonder akelige boren en overmaatse lamp. Ze had een hoofdtelefoon op en voor haar hing een scherm waarop X te zien was. Wanneer Sofia antwoordde leek het alsof X aantekeningen maakte, maar dat was slechts schijn: X was een avatar samengesteld uit een hele reeks van bestaande mensen, zo opgebouwd om bij de persoon die ondervraagd werd zo veel mogelijk vertrouwen op te wekken. Afhankelijk van wie je was, kreeg je eenverschillendeXtezien.Hetuitzichtenhoedevragengesteldwerden, verschilden, maar het was uiteindelijk één en hetzelfde programma.
Alles wat er in de kamer gebeurde werd opgenomen en gedigitaliseerd. De analysesystemen erachter verwerkten instant alle data zodat X kon inspelen op wat er gezegd werd en gebeurde. Voor de rest was de ondervragingskamer vrij kaal ingericht. Niet al te klinisch want dat verontrustte de personen die ondervraagd werden te veel. Er waren menselijke accenten gelegd, maar opnieuw leken die niet helemaal te kloppen. Alsof ook de kamer was samengesteld door een computerprogrammadatopbasisvaneenanalysetotdejuistebalanswas gekomen voor de grootst mogelijke groep van burgers. Maar een mens van vlees en bloed zou het zonder twijfel anders aanpakken.
De kamer ernaast was volgestouwd met schermen voor wie wou meevolgen. Fonck en Dewulf deden dat geregeld, systematisch bijna, maar ze waren uitzonderingen. De meeste van hun collega’s lazen gewoon de rapporten en analyses achteraf. Er was iets voor te zeggen: de slaagpercentages bij het oplossen van misdaden werd voor zevenennegentig procent bepaald door de analyses. De menselijke inbreng was haast verwaarloosbaar geworden, wat continu druk zette op het HRbudget van elke politiedienst.Gekgenoegleekniemandzichveel vragen te stellen bij het feit dat ook de slaagcijfers door hetzelfde analysesysteem werden geproduceerd.
Eén van de schermen toonde een close-up van de ondervraagde, bedoeld om de emoties in het gezicht nauwgezet te volgen. De pads op de slapen en de handen lazen meteen af hoe zenuwachtig iemand was aan de hand van het hartritme, de transpiratie en hersenactiviteit. Liegen of zaken achterhouden was quasi onmogelijk geworden: schommelingen in het stressniveau die met het blote oog niet waar te nemen waren, werden door de apparatuur meteen opgemerkt. ‘Al is er aan de buitenkant niets te zien, de binnenkant liegt niet.’ Dewulf had het keer op keer te horen gekregen op de academie, maar hij was er de man niet naar om zomaar iets aan te nemen. Zelfs niet nadat hij zelf de proef op de som had genomen en de analyses hadden aangetoond dat zijn lichaam al te duidelijke leugentjes niet kon verbergen.
Dewulf en Fonck konden maar weinig opmaken van de schermen die allerlei grafieken en extrapolaties toonden terwijl er her en der af en toe iets oplichtte.. Meestal keken ze gewoon door het spiegelglas of naar het scherm met de close-up van de ondervraagde.
‘Heb je het verslag en de datavisualisatie van X over de gesprekken van vorige week gezien?’ vroeg Dewulf aan Fonck.
‘Yep.’
‘Is jou niets opgevallen?’
‘Niet echt, nee. Waarom?’
‘Er is je niets opgevallen, chef, omdat er verdorie niets nuttigs in staat. Het is de weergave van een nog niet eens echt boeiende ontmoeting tussen twee mensen die op hetzelfde kantoor werken aangevuld met een reeks charts en grafieken waar niemand wijzer van wordt. Wat een verspilling van tijd en geld!’
Inspecteur Dewulf was minder gebeten door de technologiemicrobe dan de meeste van zijn tijdgenoten. Net dat vond hoofdinspecteur Fonck zo verfrissendaanhem:ondankszijnjongeleeftijdencontinueblootstelling aan technologie, stond hij nog steeds erg sceptisch tegenover alles wat met computers te maken had. Het leek bij momenten meer op een persoonlijke vendetta en Fonck had nog niet kunnen uitdokteren waarom dat was.
‘Wat had je nu gedacht. Het is een eerste, voorlopige analyse op basis van een eerste gesprek. De tweede ondervraging is nu nog maar bezig en er zijn er nog gesprekken gepland. Als je deze gesprekken samentelt met wat er over deze twee te vinden is gedurende de voorbije vijf jaar, met wie ze in contact zijn geweest, waar ze zich ophielden, dan zijn er nu al miljoenen datapunten te onderzoeken. En dat niet enkel voor hen, er zijn wereldwijd duizenden soortgelijke gevallen opgedoken. Volgens de laatsteextrapolatievanXzouhetweleensover bijnaeenmiljoenmensen kunnen gaan. Dat is enorm. Denk je echt dat zo’n wijdverspreid fenomeen op een week uitgeklaard zou kunnen worden? Ik vrees dat je verwachtingen weinig realistisch zijn.’
Dewulf vloekte binnensmonds. Dat wist hij allemaal wel maar hij was het beu te moeten wachten op verwerkte data en rapporten. Hij zou maar wat graag eens goed ouderwets detectivewerk willen doen, zoals in de films en boeken die hij na zijn shiften bekeek en las. Mensen op de rooster leggen en de waarheid desnoods met zachte dwang uit hen halen. Meteen in actie schieten en niet zoals nu weken wachten tot alle interviews waren afgerond, X de data had doorgespit en met een conclusie was gekomen om dan, misschien, iemand in verdenking te stellen.
Fonck maakte zich minder zorgen. Zij kwam uit een tijd toen ze nog niet over al die processing power beschikten. Toen zij en haar collega’s uren aan een stuk videobeelden met de meest afschuwelijke daden moesten bekijken om te trachten slachtoffers en daders te identificeren. Zij vond heteenzegenengeenvloekdatzoveelondertussengeautomatiseerdwas. In vergelijking met vroeger sliep ze een stuk vaster. De job was uiteraard heel erg veranderd de laatste tien jaar maar ze beschermden nog steeds burgers tegen boeven. Alleen hielp de technologie hen nu de juiste boef sneller te vatten en was de job zelf een heel pak veiliger geworden.
‘Er viel me ook niets op toen ze vorige week van elkaar afscheid namen.’ Dat kon Fonck alleen maar bevestigen. Ook zij had op meer gehoopt. Ze waren na de eerste ondervragingen het gebouw uitgewandeld om vanaf de overkant van de straat toe te kijken hoe subject één en twee op elkaar zouden reageren en of ze daar wijzer van zouden worden. Maar het leek een normaal afscheid na een normale babbel tussen… hoe omschreef X het ook weer in het eerste rapport... ‘twee platonische geliefden to be’.
Daar had Dewulf zich nog het meest over opgewonden: ‘Alsof dat idiote programma ooit kan weten wat platonische verliefdheid is.’ Toen Fonck plagend opmerkte dat X misschien een gevoelige snaar bij hem had geraakt, had Dewulf zich heel even onzeker gevoeld, maar hij herpakte zich snel door een lange reeks scheldwoorden uit te storten. De hoofdinspecteur vond het best grappig: ze was al bijna dertig jaar in dienst, een dinosaurus uit de tijd van‘het goede ouderwetse politiewerk’, en net nu de job volledig door technologie werd overheerst, was haar partner een jonge, mannelijke collega die a-technologisch en even opvliegend als die oude garde was.
Wat Dewulf niet besefte, was dat meer dan zeventig procent van de detectives en politieagenten uit ‘die goede oude tijd’ mannen waren en het hele systeem doordrongen was van een toxische machocultuur. Dit laatste decennium pas, met de komst van een pak meer technologie, waren de zaken wat evenwichtiger geworden. Vandaag was zelfs de meerderheid van de nieuwe rekruten vrouwelijk, al was Katrien Fonck door de historische achterstand nog steeds een van de weinige vrouwelijke hoofdinspecteurs.
De gestage toename van jonge vrouwelijke detectives die rapporteerden aan een oudere, mannelijke collega, creëerde ook een ander soort probleem: verschillende collega’s waren weggevallen door ontslag, demotie of overplaatsing naar aanleiding van ongewenst gedrag. De ironieontgingFonck niet:Dewulfsruweonbeholpenheidenongeduldige karakter leek meer aan te sluiten bij die ‘goeie ouwe’ machotijd dan bij de huidige tijdsgeest. Soms leek het alsof ze teruggekatapulteerd werd naar toen ze pas begonnen was en ze als een van de weinige vrouwen omringd was door allemaal haantjes zoals Dewulf. Met dat verschil dat zij nu de leiding had. Tegelijk deed het haar plezier dat ze er nu beter in slaagde op te merken dat er onder die ruwe bolster nog steeds gewoon een kwetsbare mens zat. Dat hielp haar bepaalde situaties uit haar verleden juister te kaderen.
‘Wat denk jij?’ vroeg inspecteur Dewulf.
‘Als ze bewust betrokken zijn bij een misdaad of complot, dan slagen ze er wonderwel in heel onschuldig over te komen. De mogelijkheid dat ze bij iets betrokken zijn waar ze helemaal niets vanaf weten lijkt op dit moment zinniger.’ o
Patrick vroeg zich af of hij door moest gaan. Hij stond er al een half uur en had geen idee of Sofia hoegenaamd op hetzelfde moment als hij uitgenodigd was. En zelfs al waren ze op hetzelfde moment in het gebouw, dan nog kon het zijn dat ze vroeger klaar was en al vertrokken was of misschien een andere uitgang had genomen. Hij was zelf zo’n veertig minuten binnen geweest en had geen idee of het bij haar langer of korter zou duren.
Even sloeg zijn verbeelding op hol: misschien was ze aangeklaagd en ondertussen gearresteerd. Verschillende
scenario’s schoten door zijn hoofd. Net toen hij wou vertrekken zag hij haar buitenkomen.
Sofia: ‘Je bent toch nog niet te lang aan het wachten?’
Patrick loog.
Patrick: ‘Nee hoor. Heb je tijd voor koffie?’
Sofia: ‘Deze keer wel.’
Patrick:‘Super.’
Hij had geprobeerd niet te opgewekt te klinken maar twijfelde of dat gelukt was.
Patrick: ‘Verderop in de straat is een koffiebar.’
Ze wandelden in de richting die hij had aangewezen en niet veel later kozen ze een tafeltje uit.
Sofia: ‘Hoe is het met je dochters? Ik vermoed dat ze ondertussen afgestudeerd zijn?’
Patrick:‘Inderdaad. Emma wou er even tussenuit na het studeren en is momenteel een jaartje aan het reizen. Dat is blijkbaar wat je doet tegenwoordig. En Elena is al enkele jaren aan het werk op de
marketingafdeling van een of ander technologiebedrijf. Ze zijn in elk geval alle twee momenteel het huis uit, wat uitzonderlijk is, als we onze vrienden mogen geloven. Maar Clara en ik vinden het wel fijn zo. Het voelt aan zoals toen we pas samenwoonden en nog geen kids hadden en tegelijk is het toch anders. Hoe zit het met jou? Je vertelde de vorige keer dat je een dochter hebt?’
Sofia: ‘Feline. Ze is ondertussen drie en zit in de kleuterklas. Volgens de meeste mensen trekt ze enorm op mij. Je weet wel: makkelijk in de omgang, altijd vriendelijk en zo.’
Patrick glimlachte. Sofia’s gevoel voor humor was na al die jaren nog steeds intact.
Het deed Patrick denken aan het soort vriendschap waarbij je elkaar jaren uit het oog kan verliezen maar zodra je opnieuw connecteert, lijkt het alsof er niets is veranderd.
Patrick had niet verwacht dat het met Sofia zo zou kunnen zijn. Zij waren... eigenlijk wist hij nog altijd niet wat ze waren geweest.
Of wat ze nu waren.
Misschien bracht vandaag verheldering.
Patrick:‘Ik vermoed dat er de voorbije vijf jaar heel wat is gebeurd?’
Sofia: ‘Ja.’
Sofia dacht na wat ze wel en niet zou vertellen. Het leek haar het beste het neutraal te houden.
Sofia: ‘Kort nadat ik het bedrijf had verlaten -nadat ik met Simon,mijn lief toen, had gebroken - ben ik Jonas tegengekomen. Het klikte meteen. Wat er niet was met Simon was er wel bij hem. Na enkele maanden besloten we samen te wonen en niet veel later, we hadden het niet echt gepland, was plots het goede nieuws er dat Feline op komst was. We zijn nu een hip gezin van drie in de stad.’
Patrick:‘Je ziet er gelukkig uit.’
Sofia: ‘Ik voel me gelukkig. Hoe zit het met jou? Nog steeds aan het werk bij M&A?’
Patrick:‘Ja. Ik heb even getwijfeld om andere horizonten op te zoeken, maar het gras aan de overkant leek telkens toch iets minder groen. Ik vermoed dat ik vastgeroest zat in een gouden kooi. Ondertussen is het bedrijf overgenomen door een andere, nog grotere financiële groep en zijn er heel wat mensen vertrokken. Ook John, mijn vroegere collega. Blijven zitten bleek uiteindelijk de juiste beslissing. Door de overname kwamen er projecten en opportuniteiten die de job opnieuw boeiend hebben gemaakt. Dus, ja, nog steeds aan het werk, in hetzelfde bedrijf en dezelfde afdeling, maar het voelt toch anders en beter aan. Wat doe jij nu?’
Sofia: ‘Ik werk in een boekenwinkel annex koffieshop. Het ene moment geef ik advies over een boek, het volgende sta ik figuurtjes in melkschuim te gieten. En meer dan eens beide tegelijk. Maar het is ronduit zalig om de hele tijd door boeken omringd te zijn. Ik heb de oude job nog geen moment gemist. Heb jij in tussentijd al eens een echt boek opengeslagen?’
Patrick:‘Geloof je me als ik je vertel dat ik er nog geen tijd voor heb gehad?’
Sofia: ‘Absoluut niet!’
Zo ging het nog even door. Ze praatten over wat ze nu deden en wat er in tussentijd zoal was gebeurd - Patrick was nog steeds de onverbeterlijke manager, Sofia de eeuwige zoeker, zij het toch al iets minder dan vroeger.
Sofia: ‘Het is goed om bij te kunnen praten, al zijn de omstandigheden vreemd. Heeft iemand jou al verteld waarover het gaat?’
Patrick:‘Iets over een anomalie in een of ander veiligheidsalgoritme dat bij ons maar net zo goed een hele reeks andere mensen is opgedoken. Al snap ik niet hoe dat aan ons gelinkt kan zijn.’
Sofia: ‘Zoiets kreeg ik ook te horen. Moet jij volgende week ook opnieuw langskomen?’
Patrick:‘Ja. Het zou het laatste gesprek kunnen zijn, zeiden ze. Maar ik ben er zo zeker nog niet van. Ik denk eraan mijn advocaat te vragen het allemaal versneld af te ronden. Boeiend om te ondergaan is het allemaal niet.’
Sofia: ‘Hm. Misschien moet ik dat ook doen.’
Sofia’s telefoon trilde.
Sofia: ‘Ik moet stilaan gaan. Feline bij mijn moeder ophalen.’
Patrick:‘Juist. Het was fijn om bij te praten.’
Sofia: ‘Ja.’
Patrick:‘We zouden nog eens kunnen afspreken. Los van dit alles. Gewoon. Zoals vroeger.’
Sofia glimlachte. Ze had gehoopt dat Patrick niet zou voostellen elkaar opnieuw te zien.
Sofia: ‘Wat als we vroeger laten voor wat het was?’
Patrick:‘Ik vrees dat... als we nu uit elkaar gaan, we elkaar misschien nooit meer zullen zien.’
Sofia: ‘Zou dat zo erg zijn?’
Patrick:‘Ik heb onze gesprekken gemist.’
Sofia: ‘Misschien moeten we gewoon afwachten wat de toekomst biedt en niets proberen te forceren. Als er dan iets gebeurt, is de verrassing en de magie van het moment nog zo groot.’
Net zoals vijf jaar eerder had Patrick het gevoel dat hij nog niet klaar was voor een afscheid. Net zoals toen dacht hij
dat zij dat wel was. Van hen twee had hij altijd gevonden dat zij sterker was.
Sofia stond op en wachtte tot Patrick dat ook deed.
Ze kuste hem op de wang en hij merkte dat ze nog steeds hetzelfde parfum droeg als toen.
Ze glimlachte, zei ‘tot ziens’ en wandelde zonder dralen de koffiebar uit.
Patrick liet zich terug in de bank zakken. Hij voelde zich verdoofd, alsof hij langzaam in slaap werd gebracht voor een operatie. Hij zocht extra steun met zijn handen en probeerde zijn ademhaling onder controle te krijgen. Na enkele minuten begon de lichtheid in zijn hoofd stilaan weg te ebben en plaats te maken voor een drukkend gevoel in
zijn maag. Hij herkende het van toen zijn vader enkele jaren eerder was overleden. Je zou het de pijn van het eeuwige verlies kunnen noemen, al was het deze keer niet voor het heengaan van een dode maar het afscheid van een levende. Hij vroeg zich af wat erger was.
‘Zou dit het dan geweest zijn?’ vroeg hij zich af.
Hij bleef zitten. Weggaan zou betekenen dat het afscheid onherroepelijk was. De herinnering zou stilaan vervagen. Details zouden steeds moeilijker te reconstrueren zijn. Hij zou na verloop van tijd de opeenvolging van evenementen door elkaar beginnen halen. Opnieuw oproepen wat er ooit was geweest, zou steeds verder afdrijven en vervormd geraken. Het verhaal in zijn hoofd zou niet langer weergeven hoe het was geweest. Hij zou niet langer voelen wat hij voelde toen zij er was. Toen ze samen waren. Die enkele keren. o
Sofia besloot de metro niet in te duiken maar te wandelen. Bovengronds zou iets langer duren maar voortbewegen aan dit tragere tempo leek haar noodzakelijk. Zo kon ze haar gedachten en emoties makkelijker de vrije loop laten.
Ze had de droefheid in Patricks ogen gezien. Ze wou hem niet kwetsen maar de bittere pil snel doorslikken leek haar de beste keuze. De toekomst plannen werkte niet voor haar, dat was haar ervaring. De beste dingen waren haar overkomen wanneer ze niets forceerde, wanneer ze haar buikgevoel volgde en de realiteit niet trachtte te boetseren naar een of ander wensbeeld.
De keren dat ze dat net wel probeerde, liep ze vaker een blauwtje op.
Wanneer ze de dingen op hun beloop liet, kon er van alles gebeuren. Was alles een verrassing. Werd alles een geschenk.
Qué será, será.
Jonas was onverwacht gekomen. Feline ook.
Zelfs Patrick was totaal onverwachts opgedoken. Twee keer ondertussen.
Misschien was dat hoe het werkte.
We laten ons meedrijven en zweven op onzichtbare luchtstromen. Geen idee waar die ons heen zullen brengen. Zoals een pluim danst in de wind. Je kan proberen deze of gene windvlaag mee te pikken, maar pas wanneer je dat probeert, merk je hoe moeilijk het is en hoe vaak je mist.
Tijdens het proberen word je alweer meegenomen door een andere windstoot en lijkt veel van de moeite die je voordien deed, verloren. Je bevindt je plots weer ergens anders, omringd door een hele hoop andere mensen die elk op hun manier trachten de wind te vangen. Of net niet trachten te vangen. Het hangt er maar van af hoe je in het leven staat.
Sofia dacht dat je wel kon proberen tegen de wind in te gaan, maar dat was hoe dan ook moeilijk vol te houden. Zeker wanneer je zweeft en er geen vaste grond is om je aan af te stoten.
Elk houvast was tijdelijk gebleken. En zo hoorde het ook. Niets is eeuwig. Mensen niet. Dingen niet. Relaties al zeker niet. Ze veranderen en evolueren. Anyway the wind blows
We drijven soms samen mee op dezelfde windvlaag maar de kans is groot dat op zeker moment iemand achterop blijft of net vooruit wordt gestuwd. Sofia keek zelden achterom. En wanneer er iemand in haar buurt plots vooruit werd gestuwd, was haar eerste reactie altijd eerst te glimlachen en te wuiven.
‘Bon voyage. Geniet van wat komen zal. En weet dat als het minder goed is dan wat er nu is, het slechts een kwestie van tijd is, voor een andere wind je alweer ergens anders heen zal brengen.’
Feline vloog haar om de hals zodra ze het appartement van haar moeder binnenstapte. Ze konden niet lang blijven, Jonas zou die avond koken.
Ze namen de metro.
Het was goed zo, dacht Sofia. ----- o
Patrick:‘Shit. Stom. Ik ben nog iets vergeten. Ik moet terug naar boven, John. Ik zie je morgen?’
John: ‘Morgen.’
John tokkelde verder op zijn smartphone terwijl hij tussen de geparkeerde wagens door naar zijn eigen auto manoeuvreerde. Patrick stuurde de lift terug naar de negende verdieping. Het leek hem te riskant om meteen op zeven te drukken.
Het was dinsdag en hij was al de hele dag zenuwachtig. Een week in hun bedrijf vloog normaal gezien voorbij, maar deze week leek eerder traag voorbij te kruipen.
Hij snapte het zelf niet goed. Wat verwachtte hij nu? En waarom zou ze er hoe dan ook zijn. Ze hadden niet afgesproken en waren elkaar tussendoor ook niet tegengekomen.
Toch moest hij op het zevende langslopen. Hij zou het zichzelf beklagen als hij het niet zou doen
Om geen argwaan te wekken, wandelde hij tot aan zijn bureau, stopte enkele papieren in zijn tas en ging dan pas terug naar de lift, maar niemand keek naar hem om.
‘Wat ben ik toch aan het doen?’ vroeg hij zich af, terwijl hij op zeven duwde.
De kopieerruimte was leeg.
Een vreemde combinatie van opluchting - hoe zou hij zichzelf kunnen verklaren - en spijt - was dat het danoverviel hem.
Wat had hij nu gehoopt? Dat ze opnieuw zou moeten nawerken? Toevallig ook nog eens op hetzelfde moment als vorige week?
Dat ze net zoals hem nog aan hun gesprek zou hebben gedacht? Dat ze ook niets beters te doen zou hebben op een dinsdag?
‘Wat maak je jezelf toch wijs, man?’ dacht hij. Hij ging op een van de hoge krukken voor de grote raam zitten.
De stad zag er nog steeds mooi uit.
Hij wist niet hoe lang hij er al zat maar hij schrok zich rot toen...
Sofia: ‘Hey, stranger.’
Patrick:‘Shit. Ik verschiet me een ongeluk.’
Sofia: ‘Ik zag het. Fantastisch.’
Sofia plofte neer op de kruk naast Patrick.
Sofia: ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je opnieuw moet nawerken?’
Patrick glimlachte wat schaapachtig.
Patrick:‘Euh, nee. Jij?’
Sofia: ‘Gelukkig niet. Gaan we iets drinken?’
Sofia sprong van de kruk en wandelde richting lift nog voor Patrick kon antwoorden.
Sofia: ‘Er is een leuke koffiebar zo’n tien minuten van hier. Goed?’
Hij knikte. Ze zeiden niets in de lift die onderweg naar beneden nog verschillende mensen oppikte. Patrick vroeg zich af of iemand het vreemd zou vinden dat ze hier samen in de lift stonden maar opnieuw keek niemand naar hen om. Zowat iedereen keek naar het schermpje van hun telefoon, velen hadden een koptelefoon op.
Ze stapten de lift en het gebouw uit en Sofia wees aan welke richting ze uit moesten. Ze zette er stevig de tred in. Pas twee straten verderop werd het minder druk op straat en konden ze iets rustiger naast elkaar wandelen.
Patrick:‘Waar gaan we heen?’
Sofia: ‘De Koffieboon. Debeste koffiebarvan destad enbij uitbreiding het heelal. Maar dat is een goed bewaard geheim. Vertel het dus vooral niet verder.’
Hier in de stad was Sofia als een vis in het water. Ze laveerde moeiteloos tussen alle obstakels en loodste hen zo in net geen tien minuten naar wat je een bruine kroeg zou kunnen noemen, ware het niet dat er enkel koffie en thee werd geschonken. Het was er druk maar ze vonden een klein tafeltje in een hoek achteraan en bestelden twee koffies.
De tent was authentiek retro met muren die waren afgezet met donkere houten lambriseringen. Je kon er hun koffie ook in zkjes kopen maar Patrick dacht dat zijn vrouw Clara raar zou opkijken als hij op een doordeweekse dag met een pakje koffie thuis zou komen. ‘Wat ben ik toch aan het doen?’ vroeg hij zich opnieuw af.
Sofia: ‘Hoe is het nog met je belangrijke vergadering verlopen?’
Patrick:‘Welke verga... Oh. Niet goed.’
Sofia: ‘Hoezo?
Patrick had helemaal niet meer aan het werk gedacht en wou er liever niet over praten maar hij kon de vraag niet meer ontwijken.
Patrick:‘Het was een opvolggesprek rond een mogelijke overname maar de eigenaars van het bedrijf stelden zich erg stroef op en vroegen veel te veelgeldvoorwathunbedrijfinonzeogenmaar waardis.Wezijnuiteen gegaan met de belofte elkaars voorstel verder te bekijken maar ik betwijfel of er nog iets van zal komen.’
Sofia: ‘Je hebt dus voor niets gewerkt.’
Patrick:‘Ik vrees van wel. Ik hoop dat de avond voor jou nog productief was?’
Sofia: ‘Hm? Ja hoor.’
Ze dronken hun koffie.
Sofia: ‘Ik was eerlijk gezegd al even klaar, vorige week. Maar ik zag dat je wel wat hulp kon gebruiken dus ben ik maar gebleven. Voor het geval de printer nog eens zou vastlopen.’
Patrick:‘Dat is heel... collegiaal van je. Bedankt.’
Sofia: ‘Wauw, gedraag jij je altijd zo... professioneel?’
Patrick:‘Euh, ja.’
Patrick begreep niet goed wat ze bedoelde. Dat had hij de week ervoor ook geregeld ervaren.
Patrick:‘Ik... hoopte dat je er vandaag zou zijn.’
Sofia: ‘Waarom?’
Patrick:‘Dat weet ik niet goed. Ik ben meestal goed in het analyseren van situaties maar... om een of andere reden krijg ik geen hoogte van je. Is dat raar?’
Sofia: ‘Heel raar!’
Ze lachten.
Sofia: ‘Je kwam dus naar het zevende enkel om mij te zien?’
Patrick:‘Juist, maar... was jij ook niet naar het zevende gekomen ook al hoefde je daar niet zijn?’
Sofia keek Patrick recht aan. Op de achtergrond klonk muziek. Iets elektronisch, met een zachte beat. Even leek alles in slow motion te bewegen.
Sofia: ‘Jij eerst.’
Patrick: ‘Ik eerst... wat?’
Sofia: ‘Vertellen waarom je er was. Dan vertel ik je waarom ik er was. Deal?’
Patrick: ‘Deal.’
Patrick haalde diep adem.
Patrick:‘Eerlijk... ik weet het niet goed.’
Sofia: ‘Zo makkelijk kom je er niet vanaf, hoor.’
Patrick probeerde zich niet van de wijs te laten brengen.
Patrick: ‘Na ons gesprek vorige week was ik... Laat ik het zo zeggen, het was al erg lang geleden dat ik nog eens zo open met iemand heb gesproken. Ik had voor het eerst sinds lang het gevoel dat ik me niet anders moest voordoen maar gewoon mezelf kon zijn. En tegelijk was het ook lang geleden dat ik nog eens verbaal uitgedaagd werd. Klinkt dat logisch?’
Sofia: ‘Verbazingwekkend wel.’
Patrick:‘Zie, nu doe je het opnieuw! Ik probeer oprecht iets te delen en je haalt me ongenadig onderuit.’
Sofia: ‘Het is een gave. Sorry.’
Patrick: ‘Ik kwam terug omdat ikme afvroeg of ons gesprek vorige week eenmalig was of we het ook zouden kunnen verder zetten. Waarom was jij er vanavond?’
Al had Sofia pas die ochtend teruggedacht aan hun ontmoeting de week ervoor, het was wel het enige gesprek van de afgelopen week dat haar was bijgebleven. Er was... iets geweest.
Ze had toen inderdaad Patrick een paar keer onderuit gehaald. Om een of andere reden lukte dat heel makkelijk bij hem en voelde ze zelfs geen schroom om het te doen. Alsof ze allebei automatisch aanvoelden dat het niet slecht bedoeld was. Alsof ze allebei begrepen dat ze elkaar niet echt konden kwetsen. Of althans, nog niet.
Sofia: ‘Heb jij ooit het gevoel dat je in een theaterstuk meespeelt waar maar geen eind aan lijkt te komen? Van de tientallen gesprekken met haast evenveel mensen die ik de afgelopen week heb gevoerd, is dat ene gesprek het enige waardevolle dat boven water is komen drijven. Het
enige dat een indruk heeft nagelaten. En al is dat wel mooi natuurlijk, tegelijk is het erg bedroevend dat zoveel van wat gezegd wordt zo irrelevant blijkt te zijn. Instant vervlogen. Betekenisloos. Vulling. Eén relevant gesprek per week voeren lijkt me het minimum minimorum. Ik vermoed dat ik daarom vandaag langsliep op het zevende: om net zoals jou te kijken of dat ene waardevolle gesprek kon worden verdergezet.’
Patrick:‘Wel... misschien moeten we dat dan eens proberen.’
Sofia: ‘Laten we beginnen met een verse kop koffie!’
Sofia ging twee koffies halen en zette er een voor Patrick.
Sofia: ‘We kennen elkaar nog niet echt, niet? Hoe oud ben jij?’
Patrick:‘Achtenveertig, vrees ik.’
Sofia: ‘Waarom ‘vrees je dat’? Het is toch gewoon je leeftijd?’
Patrick:‘Da’s juist maar vandaag is jong zijn, of althans er jong uitzien, nogalbelangrijk.Eencijferalsachtenveertigliegtniet:datisnietbepaald jong meer.’
Sofia: ‘Het is ook niet echt... oud. Een beetje wel, maar nog niet helemaal. Je bent net voorbij halfweg.’
Patrick:‘Auw. Da’s pas echt pijnlijk.
Sofia: ‘Krijg je dan nu al korting in musea en zo?’
Patrick gaf Sofia een vlammende blik wat haar plezier enkel maar vergrootte.
Patrick: ‘Hoe oud ben jij?’
Sofia: ‘Zesentwintig.’
Patrick:‘Da’s nog steeds pijnlijk voor me. Da’s verdorie tweeëntwintig jaar verschil.’
Sofia: ‘Nou en? We lijken veel belang aan leeftijd te hechten maar het is maar een cijfer. Jij voelt je niet echt oud of wel?’
Patrick:‘Ik voel me rond jonge mensen soms oud. Weet je wat het is: je ziet jezelf niet ouder worden, je ziet vooral de mensen rondom je jonger worden. Zo is het toch voor mij. Zeker op het werk. Vroeger leken de meeste collega’s op mij: het leeuwendeel had min of meer mijn leeftijd. Maar na verloop van tijd begin je te merken dat er telkens jonge mensen bijkomen. Werk wordt zo een maatstaf om je leeftijd aan af te meten. Werk en kinderen.’
Sofia: ‘Kinderen?’
Patrick:‘Ikhebtweedochters,eentjevanzeventienen eentjevantwintig. Je kinderen groot en volwassen zien worden, confronteert je ook keihard met je eigen ouderdom. De ene dag ben je luiers aan het verversen en voor je er erg in hebt, hebben ze een lief en zijn ze aan het studeren...’
Sofia: ‘Je voelt je dus oud omdat er meer jonge mensen rond je opduiken en omdat je eigen kinderen ouder worden? Grappig. Hoe heten ze, je dochters?’
Patrick:‘Emma en Elena. Emma zit in haar laatste jaar humaniora talen. Elena studeert marketing aan de universiteit.’
Patrick haalde zijn telefoon boven en toonde een foto van zijn gezin.
Sofia: ‘Is dat je vrouw?’
Patrick:‘Ja. Clara.’
Sofia: ‘Ze is knap.’
Patrick:‘Vind ik ook.’
Sofia: ‘Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?’
Patrick:‘Op de universiteit. Op een cantus namen onze verenigingen het tegen elkaar op. Ik had het zo geregeld dat ik tegenover haar uitkwam in dezelfde proef. Ik vond haar knap en dacht mijn kansen op een date te vergroten als ik haar liet winnen. Uiteraard zo doorzichtig als wat. Maar ik heb die avond toch haar nummer te pakken gekregen en van het een kwam het ander. Vijf jaar later waren we getrouwd en dat zijn we nog steeds.’
Sofia: ‘Was het liefde op het eerste gezicht?’
Patrick:‘Ik zag haar wel zitten maar ik denk niet dat ik toen al meteen verliefd was. Ik weet niet of ik in liefde op het eerste gezicht geloof. Het lijkt me raar, niet?’
Sofia: ‘Absoluut. Een van de onnozelste ideeën die de romantiek ooit heeft voortgebracht. Dat enhet idee dat de ware bestaat. Vindt ze het niet vreemd dat je zo laat thuis bent?’
Patrick:‘Dinsdagen zijn haar avonden. Ze gaat sporten en daarna uit met vriendinnen. En met twee zo goed als volwassen dochters moet je als vader ook niet meer continu aanwezig zijn.’
Sofia: ‘Dinsdagavonden zijn dus deels ook jouw avonden?’
Patrick:‘Ja. Ik denk dat het goed is om elkaar de ruimte te laten om je eigendingtedoen.Je kan niet allessamenblijvendoenzoalsin het begin: er is gewoon teveel te doen. Het zou ook niet gezond zijn alles samen te blijven doen. Ik denk dat we elkaar minder graag zouden zien als we teveel samen zouden zijn. Hoe zit het bij jou? Wat is jouw relatiestatus?’
Sofia: ‘Eén lief, Simon, geen kinderen.
Patrick: ‘Wil je ooit kinderen?’
Sofia: ‘Dat weet ik nog niet. Nu zeker niet. Ik voel me nog veel te jong. Als ik jonge mama’s met kinderen in de weer zie denk ik nooit ‘hoe schattig’. Eerder ‘yuk, wat een gedoe’. Ik voel me vrij en blij zonder al die verantwoordelijkheid. Het lijkt me echt veel werk, niet?’
Patrick:‘Dat is het ook maar je krijgt er ook veel voor terug.’
Sofia: ‘Aaargh, wat een afschuwelijke dooddoener! Vertel me dan eens wat jij zoal vanje kidshebt teruggekregen. Grijze haren vermoedik. Heb je daarnet niet gezegd dat jij je stokoud voelt door jouw kroost.’
Patrick:‘Ik heb niet ‘stokoud’ gezegd en trouwens, ik dacht dat leeftijd maar een cijfer was?’
Sofia: ‘Pfff.’
Patrick:‘Ophetgevaarafdatookditalseendooddoenerzalklinkenmaar kinderen krijgen verandert een mens. Ik zou niet de persoon zijn die ik nu ben indien we geen kinderen zouden hebben. Akkoord, ik zou iets minder grijs zijn en het zou ook een minder grote aderlating voor onze bankrekening zijn geweest maar tegelijkertijd is het zo allesbepalend in je leven... er is echt een voor en een na. Je persoonlijkheid wordt er door veranderd en tegelijk is hoe je zelf bent ook enorm bepalend voor je kinderen. Alsof er een soort van symbiotische relatie of zoiets ontstaat. Ik zou me niet meer kunnen voorstellen hoe ik in het leven zou staan zonder hen. Het zou best kunnen dat ik in dat geval deels een andere persoon zou zijn geworden. Maar de realiteit is dat je dat op geen enkele manier kan nagaan. Hoeveel alternatieve scenario’s je ook bedenkt, het script dat je hebt geleefd, is het enige echt relevante.’
Sofia: ‘Is dat geen deprimerende gedachte? Het klinkt bijna... fatalistisch. Alsof er geen andere uitkomst mogelijk is. Geef je het streven naar iets anders of beters dan niet op?’
Patrick:‘Het voelt voor mij niet aan als berusten of opgeven. Het voelt... juist en compleet aan. Niet perfect, maar... dat is hoe dan ook nergens te vinden, niet?
Sofia: ‘Vast. Wisten jullie meteen dat jullie kinderen wilden? Of heb je daar toch even over moeten nadenken?’
Patrick:‘Ik denk dat Clara het al vrij snel wist. Ikzelf had er nooit echt bij stilgestaan en ik vermoed dat dat voor veel mannen geldt. Pas na enkele jaren werd het een gespreksonderwerp dat regelmatiger terugkwam en besloten we ervoor te gaan. En eens de kids er waren, rolden we vanzelf in onze nieuwe rol die we zo goed als mogelijk trachtten op te nemen. Wanneer je achteraf eraan terugdenkt, lijkt het allemaal logisch en vanzelfsprekend dat het zo gelopen is. Hoe hebben jij en je vriend elkaar ontmoet?’
Sofia: ‘We woonden allebei in een van de buitenwijken van de stad en zagen elkaar geregeld in het jeugdhuis. We trokken samen op en uiteindelijk zijn we beginnen te verkeren. Da’s ondertussen ook al bijna negen jaar geleden. Jeetje. We waren zeventien toen.’
Patrick:‘Ik vermoed ook geen liefde op het eerste gezicht?’
Sofia: ‘Hell no. Hij heeft serieus moeten aandringen. Wij waren meer een geval van ‘de aanhouder wint’.’
Patrick:‘Dat kan ik me bij jou perfect voorstellen.’
Sofia: ‘Grapjas.’ ----- o -----
Sofia: ‘Geloof jij in eeuwige liefde?’
Patrick:‘Ik wil er in elk geval graag in geloven. Ik bedoel: ik heb toch de intentie om bij mijn vrouw te blijven. En ik denk - en hoop - zij ook bij mij.’
Sofia: ‘Eeuwig is wel erg lang, niet?’
Patrick:‘Eeuwigals mens wil zeggen: tot eenvan detwee sterft.‘Eeuwig’ is dus redelijk relatief.’
Sofia: ‘Hoelang zijn jullie nu al samen?’
Patrick:‘Zo’n... zeventwintig jaar ondertussen. En tweeëntwintig jaar getrouwd.’
Sofia: ‘Ik weet niet of ik dat zou kunnen. Hoe houd je het uit? Jullie zijn nu toch heel anders dantoen jullie elkaar zoveel jaar geleden leerden kennen?’
Patrick:‘Ja, uiteraard. Maar je evolueert en verandert samen. Ik ben niet meer... hoe noemde je me vorige week ook alweer... die clichéstudent van weleer. Maar ook zij is nu heel anders. Zolang je enigszins samen verandert, lukt het wel. Als er een voldoende sterke basis is om op te bouwen,alsjehet mettweeover redelijkwat eensbent,komt het volgens mij wel goed. Tegelijk zijn we ook weer niet zo heel anders. De persoon die ik was toen ik haar leerde kennen zit nog steeds in me. En omgekeerd herken ik heel veel van wie zij was in haar. We zijn anders en ook weer niet.’
Sofia: ‘Anders en toch weer niet. Dat is mooi. Wanneer wisten jullie dat je bij elkaar zou blijven?’
Patrick:‘Dat wisten we niet. We hoopten het allebei wel, denk ik, maar geen idee hoeje zoiets zeker zou kunnen weten. Ik vermoed dat het besef dat dit wel eens voor ‘eeuwig’ zou kunnen zijn, langzaam groeit. Als het na zoveel jaren nog steeds goed aanvoelt, begin je wel eens te denken dat het heel erg vreemd zou zijn niet samen te zijn. Wanneer je probeert te visualiseren hoe je leven er over twintig of veertig jaar uit zou zien en
jullie zijn in dat scenario nog steeds samen, dan lijkt het me evident dat je samen blijft. Niet?’
Sofia: ‘Heb je dan nooit getwijfeld?’
Patrick:‘Nee. Er zijn uiteraard enkele mindere momenten en misschien zelfs mindere periodes geweest maar nooit zo erg dat we van elkaar weg wilden. Verschillende vrienden en kennissen van ons zijn gescheiden, hebben een nieuwe relatie en zijn soms zelfs opnieuw aan kinderen begonnen. Sommigen vormen een nieuw samengesteld gezin. Het lijkt voor de meeste van hen wel te werken, maar ons lijkt het zo verschrikkelijk vermoeiend en een heel gedoe. Dat is misschien niet de sterkste reden om samen te blijven maar als het alternatief niet minstens beter lijkt dan wat er nu is, dan lijkt er niet veel reden te zijn om het na te jagen.’
Sofia: ‘Kijk jij dan nooit eens naar een andere vrouw en denk je dan niet... hmm... lekker ding... Met haar zou ik wel eens willen... de wals dansen.’
Patrick:‘De wals dansen? Noemen jullie dat zo tegenwoordig?’
Patrick barstte in lachen uit en Sofia begon te blozen. Ze had geen idee waarom ze plots klonk alsof ze uit een Victoriaans tijdperk kwam. Het gelach maakte haar boos en ze gaf hem een por.
Patrick:‘Sorry, ik wou niet ... Het was... laat maar. Ik... Tuurlijk draai ik mijn hoofd wel eens wanneer er een knappe vrouw passeert. Maar meer dan dat is het niet. Het is niet omdat je op dieet staat, dat je niet naar de menukaart mag kijken.’
Sofia: ‘Denkjenooiteens...ineenanderleven...opeenandermoment... in een andere situatie...’
Patrick:‘Niet echt. Het kan misschien wel leuk zijn om je iets anders in te beelden, het is tegelijk aangenaam te weten dat wat er is... dat wat echt is... goed is. En dat het er altijd is.’
Sofia: ‘Nooit in de verleiding gekomen?’
Patrick:‘Ik denk niet dat mensen vanzelf in situaties terechtkomen waar de verleiding te groot is om te weerstaan. Ik denk dat je die situaties, die momenten, al actief moet opzoeken om ze tegen te komen. Ik betwijfel of het ooit gewoon gebeurt. Zomaar. En zelfs als je denkt iets dergelijks meetemaken,moet jemettwee zijnomeendergelijkmoment tebeleven. De statisticus in me zegt dan: wat zijn de kansen? Ik heb me in elk geval nog niet in zo’n situatie bevonden. Al kan dat uiteraard aan mij liggen.’
Sofia: ‘Dat ligt zonder twijfel aan jou.’
Sofia’s gespeelde ernst deed hen allebei lachen.
Tegelijk vroegen ze zich af wat dit hier en nu was? Hadden ze nu zelf een situatie opgezocht die misschien nog niet uitgesproken was, ze was in elk geval voor interpretatie vatbaar.
Geen van beide wilde de vraag nu al opwerpen of beantwoorden. Het was te vroeg. Het antwoord zou misschien niet zijn wat ze hadden verwacht of gehoopt.
Ze dronken hun koffie.
Sofia: ‘En wat als je verliefd zou worden op iemand anders?’
Patrick:‘Ikweethetniet.Ikwaseentijdlangecht verliefdopmijnvrouw. Echt zot. En ook al ben ik sindsdien al heel veel mensen tegengekomen, dat gevoel heb ik nooit meer gehad. Misschien kwam dat omdat het nooit de juiste persoon was, of misschien kwam het nooit tot dat stadium
omdat... omdat Clara er al was en er dus geen reden was om het verder uit te zoeken. Verliefdheid en liefde vallen niet uit de lucht. Ze moeten ruimte krijgen om te groeien. Als je die ruimte niet opzoekt of er niet voor openstaat, dan is de kans erg klein dat het je toch overkomt. Daarenboven, opnieuw verliefd worden en zo gek van iemand zijn dat het pijn doet wanneer je niet samen bent, ik weet niet of ik dat terug zou willen.’
Sofia dacht aan Simon, haar lief. Het leek evident dat ze samen waren - ze waren ook wel OK samen - maar verliefdheid had ze nooit echt gevoeld. Genegenheid, ja. Maar verliefdheid, dat niet.
Dat knaagde aan haar. Het scheen haar vreemd toeabsurd bijna - om eeuwig bij iemand te blijven op wie ze nooit verliefd was geweest.
Ze was in het middelbaar, enkele jaren voor ze met Simon was, wel ooit stiekem verliefd geweest. Op Joshua, met wie ze voor sommige vakken in de klas zat. Hij was groot, knap, atletisch, welbespraakt. Bijna te goed om waar te zijn. Helemaal buiten haar bereik ook, vond ze toen.
Ze was altijd al rad van tong geweest maar als hij in de buurt was, vreesde ze dat ze over haar woorden zou struikelen waardoor ze zich op zulke momenten eerder stil hield. Na enkele maanden was het gevoel geleidelijk aan overgegaan. Ze had geen spijt dat ze nooit had geprobeerd hem duidelijk te maken wat ze voor hem voelde. Het leek haar niet gepast
Jaren later had ze hem opnieuw gezien: hij zag er nog steeds knap uit. Het gevoel van verliefdheid die ze jaren voordien had gevoeld was er niet meer. Enkel de vage herinnering eraan was er nog.
Sofia vroeg zich af of je goed voelen bij iemand voldoende is om voor altijd bij elkaar te blijven. Ze begreep wel dat verliefdheid niet kon blijven duren en dat die in het beste geval overging in liefde, wat een erg goede basis was om samen te blijven. Maar als je die eerste verliefdheid nooit hebt gehad of beleefd, is het dan wel een goed idee om verder te gaan? Is liefde zonder verliefdheid wel echt?
Sofia: ‘Is het erg dat ik nooit verliefd ben geweest op mijn lief?’
Patrick:‘Wat een vraag. Ik... heb geen idee.’
Sofia: ‘OK. Hoe zou je dan hierop antwoorden: zou jij ooit kunnen samenblijven, voor eeuwig, bij iemand op wie je nooit verliefd bent geweest?’
Patrick:‘Ik vrees dat die vraag al even hypothetisch is als ‘wat als jullie nooit kinderen zouden hebben gehad’. Ik weet niet of elk koppel dat samen is en samenblijft ooit verliefd is geweest. Als we dat geloven, trappen we dan niet in dezelfde ‘liefde op het eerste gezicht’ val? Doen we dan niet hetzelfde wat je daarnet de romantici verweet?’
Sofia: ‘Kan je antwoorden op de vraag? Alsjeblieft?’
Patrick:‘Ik vermoed… dat ik het moeilijk zou hebben, althans toch moeilijker dan nu, om samen te zijn met iemand op wie ik nooit verliefd ben geweest.’
Sofia: ‘Bedankt.’
Patrick:‘Gaat het?’
Sofia: ‘Sorry dat ik je hiermee overval maar ik zit al een hele tijd met een dubbel gevoel... Moet ik verder met Simon of niet? Maar wat als ik het afblaas ener vervolgensniemandandersopduikt?Wat alser niemand anders is? Wat als wat er nuis het beste is dat ooit zou kunnen zijn? Voor mij? Voor hem? Voor ons? Dan heb ik misschien wel onze enige kans op geluk opgeblazen. Alleen al dat idee werkt zo... verlammend.’
Sofia zag er radeloos uit.
Patrick:‘Dit wil je misschien niet horen maar... ik vrees dat je geen antwoord op die vragen zal vinden tot je een besluit neemt. Het nadeel is: de kans is groot dat die ene keuze - uit elkaar gaan - nogal definitief is. Misschien is een herkansing mogelijk als zou blijken dat er niks anders voor jullie in de wereld is dan jullie twee maar dat lijkt me ook niet makkelijk. Het is een stap in het duister maar ik vrees dat je pas een paar antwoorden zal krijgen, nadat je die hebt genomen. Ook al zal het antwoord misschien niet zijn wat je ervan had gehoopt of verwacht.’
Sofia: ‘Shit. Ik word altijd zo triest als ik eraan denk. Als het niet voor mezelf is, dan wel voor Simon.’ Er rolde een traan over Sofia’s wang. Ze nam snel een servet uit de houder die op hun tafeltje stond.
Patrick:‘Het spijt me dat ik geen beter antwoord voor je heb.’ Sofia glimlachte naar Patrick.
Ze zwegen.
Nu pas merkte Patrick dat de koffiebar bijna leeggelopen was. Er waren nog twee andere tafeltjes bezet, maar voor de rest was iedereen vertrokken. Het liep tegen negen aan.
Ze zaten er al bijna drie uur en het zag er naar uit dat de bar binnenkort zou sluiten en dat ze dus zouden moeten opkrassen. Dat voelde niet OK aan, bedacht hij Alsof de avond dan onaf zou zijn.
Sofia: ‘Misschienmoetenwemaareensgaan.Ikdenkdatzehier stilaan willen afsluiten en ik vrees eerlijk gezegd dat ik na daarnet geen fijn gezelschap meer zal zijn.’
Patrick:‘Oké. Zal het gaan?’
Sofia: ‘Tuurlijk. Een sterke meid zoals ik!’
Sofia gaf hem een por die zo zacht was dat hij het haast niet voelde.
Even later stonden ze buiten. Het was beginnen miezelen. Patrick vroeg zich af of ze hem opnieuw een hand zou geven als afscheid maar ze plantte een kus op zijn kaak voor hij het goed en wel door had.
Sofia: ‘Bedankt. Om te luisteren. Voor het fijne gesprek.’
Patrick:‘Graag gedaan. Ik vond het ook heel fijn. Dus jij ook bedankt.’ Sofia glimlachte, draaide zich zonder dralen om en begon te wandelen, weg van de richting die Patrick uit moest.
Na enkele stappen riep ze hem half over haar schouder toe...
Sofia: ‘Volgende week dinsdag. Zelfde tijd? Zelfde verdieping?’
Patrick:‘Deal!’
Hun gesprek bleef in zijn hoofd nagalmen terwijl hij de andere kant uitging om zijn wagen op te pikken. Hoe zou zijn leven eruit hebben gezien als hij of Clara nooit verliefd op elkaar zouden zijn geworden? Hoeveel van wat er nu was, zou er in dat scenario ook zijn geweest? Zouden ze dan nu nog samen zijn? Zouden ze nog steeds kinderen hebben gehad?
Hij dacht ook aan Sofia die het duidelijk moeilijk had. Meer dan luisteren leek hij niet te kunnen doen maar misschien was dat voldoende. Toen de vriend van zijn oudste dochter het enkele jaren geleden had uitgemaakt - het drama ontspon zich op een dinsdagavond en dus was zijn schouder de enige in huis waarop uitgehuild kon worden - lokten zijn suggesties dat ‘het allemaal wel goed zou komen’ en ‘ zo erg nog niet was’ enkel maar een boos gesnotterd ‘kan jij nu niet gewoon eens luisteren?’ uit.
Clara had hem later die avond uitgelegd dat gewoon er zijn en luisteren soms al voldoende was en dat hij niet altijd moest proberen een oplossing aan te reiken voor elk probleem dat zich voordeed. De oplossingen zouden zich wel aandienen als de tijd er rijp voor was.
Vanavond was hij er alvast geweest voor Sofia. En deze keer hadden ze wel afgesproken elkaar opnieuw te zien
Patrick wist nog steeds niet wat dit was, maar het voelde in elk geval goed genoeg aan om verder te zetten. Een week leek hem plots zelfs lang. ----- o -----
Patrick zat opnieuw in de steriele kamer te wachten tot de monitor boven hem zou aanspringen en vragen zou beginnen te stellen over vijf jaar terug. ‘Wat kan een mens zich nu nog echt herinneren van vijf jaar terug?’ dacht hij. Maar hij wist beter. Er was zoveel over Sofia dat hij zich nog levendig herinnerde. Het meeste ervan wou hij hoegenaamd aan niemand kwijt. Het zou aanvoelen als een vorm van verraad.
Patrick had er geen zin in. Bij de vorige ondervraging had hij nog iets om naar uit te kijken: Sofia opnieuw ontmoeten. Die kans leek vandaag klein, zeker nadat ze duidelijk had gemaakt dat de draad terug opnemen haar niet zinvol leek.
X: ‘Mijnheer Maertens, bedankt om opnieuw langs te komen en mijn excuses voor het wachten.’
Patrick:‘Geen probleem. Laten we er maar snel aan beginnen.’
X: ‘Uiteraard.Uheeftmevrouw Libert vijfjaargeledenintotaalvijf keer ontmoet, telkens op dinsdagavond. Waarom dinsdagavond?’
Patrick verbaasde er zich steeds weer over hoeveel details ze wisten over hem en Sofia. Bij momenten leek het alsof ze – wie die ‘ze’ ook waren – meer wisten over hen beide dan zijzelf. Patrick troostte zich met de gedachte dat ze misschien de feiten wel juist hadden, hoe het echt was geweest, hoe het voelde om samen te zijn en te praten, wat het betekende voor hem, voor haar, voor hen... dat zouden ze nooit kunnen vatten.
Patrick:‘Het kwam gewoon goed uit. We waren allebei vrij op dinsdagavond. Onze eerste ontmoeting was op een dinsdagavond, het kwam niet bij ons op een andere dag te kiezen.’
X: ‘Jullie hebben elkaar één keer daarvoor ontmoet. Ongeveer een half jaar eerder zaten jullie in een grote vergaderzaal met zo’n dertig andere mensen. Iets over een introductiemodule over het trainingsbeleid bij jullie werkgever. Zegt dat u iets?’
Patrick:‘Echt? Ik had geen flauw idee.’
X: ‘Jullie zaten redelijk ver van elkaar en er waren vrij veel mensen in de zaal dus het kan heel goed mogelijk zijn dat jullie elkaar hebben gemist.’
Patrick:‘Hoe doen jullie dat? Jullie halen ontmoetingen en vergaderingen en details erover aan die ik zelf al lang ben vergeten?’
X: ‘Dat is nu eenmaal onze job, mijnheer Maertens: alle beschikbare details samenbrengen en zo trachten de puzzel te vervolledigen. Niets om u zorgen over te maken.’
Hoofdinspecteur Fonck en inspecteur Dewulf in de ruimte ernaast wisten wel beter. Elke digitale kruimel die bewaard was, werd geanalyseerd en naast een hele reeks andere stukjes informatie gelegd. Agendabestanden, verslagen, beeldmateriaal... dat alles en meer werd aangevuld met gegevens verzameld via mobiele telefoons.
De mobiele telefoon was in geen tijd een onuitputtelijke bron van informatie geworden: zo goed als iedereen had er één en wilde op zowat elk moment van de dag niet meer dan een anderhalve meter ervan verwijderd zijn. Gps-locaties werden 24/7 doorgegeven en maakten het mogelijk iemands bewegingen tot op vijftien meter accuraatheid te monitoren. Er was geen reden meer om stiekem nog ergens
afluisterapparatuur te installeren: elke verdachte (en bij uitbreiding zowat elke burger) liep dagdagelijks rond met een uiterst performant afluistertoestel. De ultieme spion: permanent aanwezig, letterlijk onder je neus en tegelijk totaal onzichtbaar.
Het maakte ondervragingen zoals deze eerder pro forma: ze werden gebruikt om de feiten die al uit de data gepuurd waren nog eens te checken tegenover de mensen die erbij waren geweest. De belangrijkste reden was juridisch: een wettelijk kader om al die informatie te verzamelen en te verwerken ontbrak en dus dienden de interviews voornamelijk als dekmantel. Veel nieuwe informatie kwam er niet uit al gaf het de onderzoekers en de software een bijkomende mogelijkheid om in te schatten hoe oprecht iemand was. ‘Elk mens is een open boek’ : met enkele eenvoudige sensoren kon elke schommeling in gemoedstoestand, hoe klein ook, worden waargenomen.
De interviews en ondervragingen waren enkele van de vele stukjes van een complexe puzzel die ineen werd gepast door AllRoundUp, het software programma dat de politie- en veiligheidsdiensten gebruikten. ARU in het kort. Elk ideologisch blok beschikte over een eigen versie. China was eerst geweest en had een serieuze technologische voorsprong opgebouwd. De Westerse landen hadden zich moeten reppen om hen enigszins bij te benen.
Om die inhaalrace te laten slagen, kregen grote technologiebedrijven enorme sommen geld en –belangrijker nog – enorm veel vrijheid om te doen wat nodig was. Vervelende vragen van mensenrechtenorganisaties of bepaalde politieke groeperingen zouden alleen maar tot vertragingen leiden en dus werd veel ervan in het geheim geregeld. Budgetten en begrotingen werden gemanipuleerd om zo weinig mogelijk op te vallen. Er was weliswaar een officieel programma dat als rookgordijn diende, maar in
werkelijkheid ging de technologie vele malen verder dan publiekelijk werd vrijgegeven. Onder het mom dat de deelnemende landen zich tegen cyberaanvallen van vreemde mogendheden dienden te beveiligen, was er een nieuwe, geheime mini-e-NATO ontstaan. Het leeuwendeel van het budget werd door ARU opgesoupeerd: een monitoringsprogramma dat elke burger op elk moment kon volgen in haar of zijn doen en laten door gebruik te maken van alle mogelijke digitale informatie die beschikbaar was. De beveiliging en geheimhouding errond werd verzorgd door een nieuwe transnationale geheime dienst.
X: ‘Ook jullie vijfde en laatste ontmoeting vond plaats op een dinsdagavond. Waarom hebben jullie elkaar daarna niet meer ontmoet?’
Ze zouden elkaar de week erop gewoon opnieuw zien, maar Sofia was nooit komen opdagen. Dat was het echte einde geweest.
Patrick: ‘Ik denk dat we gezegd hadden wat er te zeggen viel. Sofia veranderde van job en verder afspreken leek niet gepast meer.’
X: ‘Hebbenjullie opeenandere manier nogberichtenuitgewisseld?’
Patrick: ‘Afgezien van een kort afscheidsbriefje, nee.’
X: ‘Heeft u haar ooit proberen op te zoeken?’
Patrick: ‘Nee.’
X: ‘Waarom niet?’
Patrick: ‘Het leek me niet opportuun dat te doen.’
Patrick had het makkelijk kunnen doen. Zelfs met enkel haar voornaam en de naam van hun werkgever had hij haar snel kunnen vinden. Toch had hij het nooit gedaan.
Hij had er vaak aan gedacht maar zag er telkens weer vanaf. Nadat er twee à drie jaar overheen waren gegaan, leek het ook raar zoiets nog te doen. Wat ze hadden gehad lag tegen dan zover achter hen dat het opnieuw oprakelen onkies zou hebben aangevoeld. Het leek hem beter niet te proberen iets te forceren. Sofia zou dat ook niet hebben gewild, dacht hij. En dus deed hij niets.
Tegelijk hadden hun laatste ontmoetingen na de eerdere ondervragingen weer heel wat bij hem los gemaakt. Helemaal er overheen was hij nog niet.
X: ‘Mijnheer Maertens, heeft u al ooit gehoord van Mathenge?’
Patrick: ‘Nee. Zou ik dat moeten kennen dan?’
X: ‘Mathenge is een computervirus dat recent op computers en servers is opgedoken. Speurders proberen nu uit te zoeken waar het preciesvandaankomt.Gekgenoeg dookhet ookbij uenmevrouwLibert op.’
Patrick:‘Echt? Vreemd. Ik weet hier helemaal niets van.’
X: ‘Meneer Maertens, maak u geen zorgen. We verdenken u of mevrouw Libert helemaal niet aanstoker of zelfs maar actieve verspreider van het virus te zijn. Op een of andere vreemde manier blijkt het onder meer bij jullie op te duiken. Enig idee hoe dat zou kunnen?”
Patrick:‘Nee. Absoluut niet. Misschien op een verkeerde link geklikt of iets verkeerds gedownload?’
X: ‘Hm.’
X wachtte even. Psychologisch onderzoek van ondervragingstechnieken had aangetoond dat mensen de neiging hebben oncomfortabele stiltes op te vullen. Op zulke momenten verhoogde de kans dat mensen dingen vertelden die ze niet van plan waren te vertellen. Soms gebeurt het dat mensen terug beginnen te spreken en blijven doorratelen zonder zinnige structuur. Maar net daarin lagen vaak details en onderliggende gedachten verscholen die het onderzoek vooruit konden helpen.
Patrick maakte echter geen aanstalten en X hernam het gesprek.
X: ‘Vermoedelijkzijnuwtelefoonofcomputergeïnfecteerdgeraakt zonder dat u of uw antivirussoftware daar iets van gemerkt heeft. Van daaruit heeft het virus zich dan verder verspreid. Hoe en waar zoal naartoeisop dit moment erg moeilijk vast testellen. Dit nieuw type virus kan zich als het ware onzichtbaar maken. Het duikt op en verdwijnt dan weer. En wanneer dat gebeurt, is er niets meer van terug te vinden. Heel vreemd allemaal.’
Patrick:‘Ik snap niet goed wat ik of Sofia... mevrouw Libert hier mee te maken hebben? Worden we van iets verdacht?’
X: ‘Het vermoeden is eerder dat jullie onbewust hierbij betrokken zijn geraakt.’
Patrick:‘Als u ons niet verdenkt, waarom worden we dan ondervraagd?’
X: ‘U begrijpt vast dat we elk spoor moeten onderzoeken. Het virus beschikt over een stealth modus waardoor het plots in lucht lijkt op te gaan. Er is pas een glimp van te zien wanneer twee of meer individuen
die aan elkaar gelinkt zijn, verspreiders worden. Misschien is de kruisbestuiving de oorzaak maar onze veiligheidsspecialisten tasten nog in het duister. De reden waarom we jullie op gesprek uitnodigen is voornamelijk om te achterhalen of er een connectie is die ons een bijkomende verklaring zou kunnen geven. Maar ik vrees dat we die nog niet hebben gevonden. We zullen uiteraard verder blijven zoeken.’
Patrick: ‘En nu?’
X: ‘Het gesprek zit erop. We denken dat we alle informatie die we zochten hebben. U kan beschikken. Namens het ganse departement nogmaals bedankt voor uw tijd.’
Patrick:‘Ik kan gaan?’
X: ‘Inderdaad. Fijne dag nog.’
Patrick:‘Euh... bedankt. U ook.’
Patrick vloekte binnensmonds. Nu had hij toch gedaan wat hij niet van plan was te doen: deze artificieel intelligente bot vermenselijken door het een fijne dag toe te wensen. Dag of nacht maakte voor een softwareprogramma toch helemaal niks uit!
X verdween uit beeld en de monitor ging over op slaapstand. Een jonge vrouw in labjas kwam binnen en hielp hem de patches met elektroden die op zijn slapen en handpalmen kleefden te verwijderen. Ze glimlachte vriendelijk maar zei niets.
Patrick verliet het overheidsgebouw.
‘
Hoe heette dat virus nu weer? Mathange? Mathonge? Mathenge? Dat was het. Mathenge!’ Patrick schreef het snel neer en vroeg zich af of hij er meer over te weten zou kunnen komen. Hij vond het allemaal heel bevreemdend.
Hoofdinspecteur Fonck en inspecteur Dewulf zagen vanop de derde verdieping hoe Patrick talmde maar na enkele minuten dan toch met vaste tred de straat uit liep.
‘En? Wat denk je? Dood spoor?’ vroeg Dewulf aan Fonck. ‘Daar lijkt het toch op.’
Ze hadden allebei het derde en laatste interview nauwlettend gevolgd, maar opnieuw was hen niets abnormaals of uitzonderlijks opgevallen. Toen X ‘Mathenge’ vernoemde, hadden ze gehoopt dat de schermen in de ruimte zouden oplichten, maar er gebeurde niets. Ze zagen het stressniveau lichtjes stijgen maar dat was te verwachten: het zou pas raar zijn als je te horen krijgt dat je betrokken bent bij één of ander vreemd cybervirus en je er doodkalm onder bleef. Maar de piek bleef binnen de verwachtingen. Geen enkele monitor gaf aan dat de verontwaardiging gespeeld zou zijn of dat de persoon aan het liegen was. Fonck en Dewulf snapten niet zo veel van de schermen in de ruimte, maar ze begrepen wel dat er geen alarmsignalen waren afgegaan. Dat wilde zeggen dat de heer Maertens blijkbaar niets te verbergen had dat hen verder zou kunnen helpen.
Hetzelfde scenario had zich eerder op de dag afgespeeld toen Sofia ondervraagd was: verbazing gevolgd door een lichte piek in stressniveau maar ook binnen de verwachtingen.
‘Misschien vindt X nog iets.’
FonckglimlachteomDewulfsnaïviteitmaarzeiniets.Zehadzichenkele weken eerder voorgenomen minder sarcastisch te zijn. Tot dusver hield ze vol maar makkelijk was het niet.
‘Laten we iets gaan drinken. Misschien helpt de alcohol om een nieuw zicht op de zaak te krijgen.’ Daar was inspecteur Dewulf meteen voor te vinden.
Ze doken de metro in en stapten drie haltes verder uit. De bar lag in de wijk waar hoofdinspecteur Katrien Fonck ooit als wijkagent was begonnen. Ze onderhield bepaalde contacten nog. Niet zozeer voor het werk dat ze nu deed - de zaken die ze nu behandelde waren te ver verwijderd van de realiteit van een stadswijk - maar omdat ze het belangrijk vond om zich te blijven herinneren waar ze vandaan kwam en waarhetechtomdraait:zorgendatmensenzichinhunstadveiligvoelen.
Ze besteldenbier. Het kon een langeavondworden - dode sporenhadden tijd nodig om doorgespoeld te worden - en ze wilden dus niet te straf beginnen.
‘Van die twee zullen we niet veel wijzer worden.’
‘Daar lijkt het inderdaad op,’ beaamde Fonck. ‘Ik weet nog niet of ze iets ‘met elkaar’ hebben gehad. Ze lijken in elk geval iets ‘aan elkaar’ gehad te hebben.’
‘Wat is het verschil?’ vroeg Dewulf, die een ‘tomáto – tomàto’ discussie voelde aankomen. Dergelijke discussies hadden hij en Fonck regelmatig en al te vaak moest hij het onderspit delven. Competitief als hij was, kon hij daar de rest van de dag lastig over lopen.
‘Als ze iets ‘met elkaar’ hebben gehad, veronderstellen we een liefdesrelatie en misschien wel seks. Maar met de info die we nu hebben, denkikdathetcorrecteristestellendatzeiets‘aan elkaar’hebbengehad: het lijkt emotioneel betekenisvol te zijn geweest voor hen allebei.’
‘Ik wist niet je zo’n romanticus was, chef.’ grijnsde Dewulf. Fonck reageerde er niet op. Ze had jaren terug bij toeval ontdekt dat haar man Jan haar had bedrogen. Ze had besloten toch bij hem te blijven maar het vertrouwen was geschonden. Sindsdien was er altijd een stem in haar hoofd die haar scherp en alert hield als er een vorm van overspel meespeelde. Maar in deze zaak voelde het toch anders aan. Ook al leek
er bij de beide subjecten een vorm van bedrog te zijn geweest, tegelijk was er ook iets moois tussen hen. Iets warms en menselijks. In deze kille technologische tijden was ze als hoofdinspecteur altijd blij verrast wanneer ze geconfronteerd werd met authentieke gevoelens. Zeker als die iets positiefs teweeg leken te brengen.
Het gevoel van diepe gekwetstheid toen haar man het overspel toegaf, was ook authentiek geweest. Het was een haast fysieke pijn en ze haatte het. Ze haatte hem. Ze haatte zichzelf. Maar tegelijk voelde ze zich op dat moment meer mens dan ze zich in jaren had gevoeld.
Wat ze voelde was echt en het ebde slechts heel traag weg. Pas vele maanden later was het tot zo’n schaal teruggebracht dat ze weer kon glimlachen zonder dat haar gezicht meteen erna terug in een pijnlijke grimas schoot. Dat was jaren geleden en ze kon nu stilaan de pijn juist plaatsen.
Ondanks de pijn was ze blij dat ze had gekozen om bij elkaar te blijven. Hij had er ook onder geleden, hadzegezien.Hij was ook veranderdsinds het voorval. Attenter geworden naar haar toe. Alsof hij dan pas echt begrepen had, hoe waardevol dat wat ze samen hadden was. Ze deden ook opnieuw meer dingen samen: wandelen, uit eten gaan, gewoon naast elkaar in de zetel televisiekijken. Het was alsof ze voordien geruisloos en bijna onopgemerkt uit elkaar waren gegroeid. Ze hadden ooit als twee stoomtreinen de reis samen aangevat maar steeds meer begonnen hun sporen elk een eigen richting uit te gaan. Blijkbaar hadden ze het voorval nodig om dat te beseffen. Nu reden ze opnieuw samen in dezelfde richting. Eerst lagen de sporen nog ver uit elkaar. Pas geleidelijk aan waren ze terug dichter tot elkaar gekomen. Alsof ze opnieuw naar elkaar moesten toegroeien. Ze dacht wel eens dat hun relatie er beter door was geworden, al zou ze hem dat nooit vertellen. Ze haatte dat idee en verdrong het snel telkens het naar boven kwam.
Na bijna een jaar had ze hem toegelaten om terug in hun gezamenlijke bed te slapen: haar moeder kwam langs en dus moesten ze de gastenkamer wel ter beschikking stellen. Na dat weekend slofte hij al terug naar daar toen ze hem vertelde dat ze vond dat dat niet meer nodig
was en ze net zo goed terug samen konden slapen. Enkele weken later vrijden ze opnieuw voor het eerst. Het was intens en pijnlijk tegelijk. Bij momenten wilde ze hem van haar afslaan en de huid volschelden maar tegelijk voelde het ook goed aan. Ze had het gemist. Hij was zachter en voorzichtiger dan ze zich herinnerde. Bij momenten moest ze hem aanzetten er wat harder tegenaan te gaan. Even dacht zedat hij dat zachte misschien van die andere vrouw had opgepikt, maar ook die gedachte verdrong ze even snel als ze kwam.
‘Het spijt me zo vreselijk.’ Hij had het gezegd terwijl ze nog tegen elkaar lagen. ‘Laten we het er niet meer over hebben’, had ze zichzelf horen zeggen. o
‘Aarde aan Fonck. Aarde aan Fonck. Come in, hoofdinspecteur Fonck.’ ‘Hm? Sorry. Mijn gedachten waren aan het afdwalen.’ Dewulf grinnikte. ‘Dat zal nogal een serieus gedacht geweest zijn. Ik bestel er nog eentje. Misschien een koffie voor jou?’ Terwijl ze opstond om naar het toilet te gaan gaf Fonck Dewulf een por en zei dat nog een biertje goed was,.
Er zat niet veel volk in de bar, merkte ze nu. Aan een van de tafeltjes zaten twee agenten waarvan ze er één kende. De herkenning was wederzijds en ze knikten gedag zonder aanstalten tot meer. Ze herkende de scène: blijkbaar waren er nog agenten die een zware dag achter de rug hadden.
‘Ik heb je een pint én een koffie besteld,’ schertste Dewulf toen hij terug naast haar kwam zitten. Fonck kon het gebaar wel appreciëren en zei ‘schol’ terwijl ze een slok van haar koffie nam.
‘Wat denk je dat er nu gaat gebeuren?’ vroeg Dewulf.
‘Wel, dit spoor lijkt dood te lopen. ARU lijkt niet meteen iets te vinden en vandaag of morgen zal dat ook wel in het rapport bevestigd worden. Dan zal naar alle waarschijnlijkheid de hele zaak in slaapmodus worden geplaatst: ARU blijft eventuele bijkomende digitale kruimels die het tegenkomt aan het dossier toevoegen tot er iets substantieels opdaagt, waarna wij of een ander team er terug mee aan de slag gaat. Maar tot dan vrees ik dat dat het zal zijn. Jij noch ik zijn technische master minds die deze code wel eventjes snel kunnen kraken. Onze bijdrage is voorlopig gereduceerd tot domme kracht, vrees ik.’
‘Da’s klote,’ zei Dewulf.
‘Yep. Welkom bij de moderne politie,’ antwoordde Fonck. Het volgende rondje bestelden ze whisky. o
Sofia zat aan het raam op haar telefoon te tokkelen toen Patrick iets na zessen de kopieerruimte binnenwandelde.
Patrick:‘Ik heb je toch nog niet te lang laten wachten?’
Sofia: ‘Nee hoor. Maar laten we snel gaan. Is het OK om gewoon wat te wandelen? Wat verderop is er een park.’
Patrick: ‘OK.’
Zo’n tien minuten later traden ze de kleine oase van natuur binnen. Alsof ze de grijze stad achter zich lieten en een ander miniuniversum verscholen tussen al het beton en lawaai instapten. Het voelde zalig aan. Sofia betreurde het dat ze op zo ’ n mooie dag toch de hele tijd binnen had gezeten. Absurd dat ze zo’n mooie dag aan zich voorbij hadden laten gaan.
Ze gingen zitten op een bank die net vrijkwam. Ze zeiden allebei niets. Gewoon zitten en genieten van de late lentezon was wat ze nodig hadden op dit moment.
Voor hen op het grasveld zaten verschillende groepjes en enkele kinderen speelden er met een bal. Het lawaai van de stad, dat heel even verdwenen leek, begon stilaan terug door te dringen.
Patrick:‘Dit doet me denken aan Central Park in New York City maar dan in het mini.’
Sofia: ‘Ik ben nog nooit in New York geweest.’
Patrick:‘Nee? Moet je zeker doen als de kans zich voortdoet. Het is zo’n eigenzinnige, bevreemdende stad. Groots en druk op elk uur van dag.’
Het gesprek viel opnieuw stil.
Patrick:‘Vraagt jouw vriend zich niet af waar jij op dinsdagavond bent?’
Sofia: ‘Nietecht.Wehebbenallebei deheletijd vanallestedoen.Soms samen maar ook vaak apart. Vaker apart dan samen zelfs.’
Sofia had met haar ogen dicht geantwoord maar keerde zich nu naar Patrick.
Sofia: ‘En ik denk dat ik dat OK vind. Ik ben er niet zeker vanof ik veel meer met Simon zou willen samen zijn. Ik zie hem ook geen aanstalten maken om meer samen te doen. Is dat raar?’
Patrick: ‘Ik weet het niet of het raar is maar... jullie lijken me wel nog jong om al zo naast elkaar te leven, niet?’
Sofia: ‘Geen idee. Als ik in onze vriendenkring rondkijk, lijken we niet zo abnormaal te zijn. De meeste mensen kijken meer naar een scherm dan naar elkaar. Zelfs hier.’
Sofia wees naar de groepjes die verspreid over het gras zaten: hier en daar waren enkele mensen aan het praten maar de meeste zaten aan een scherm gekluisterd. Zelfs in dit plompverloren lapje natuur middenin de stad, alsof iemand stomweg over het hoofd had gezien ook dit nog vol te bouwen.
Sofia: ‘Ik denk wel eens dat we over enkele jaren het leven enkel nog via een scherm zullen beleven. Inkopen doen, maaltijden bestellen, samen nieuwe ervaringen meemaken… het verloopt haast allemaal via een scherm. Binnenkort hebben we helemaal niemand meer nodig.’
Patrick:‘Dat lijkt me een afschuwelijk vooruitzicht. Je kan de zon in je gezicht of de geur van de eerste lentebloesems die langs je heen waait niet via een scherm ervaren.’
Sofia: ‘Maar hoe belangrijk vinden we dat nog als er zoveel anders te doen is? Als er zoveel non-stop afleiding is? We lijken elkaar alsmaar minder vaak nodig te hebben en besteden tegelijk alsmaar meer uit aan technologie en machines. Misschien voeren we binnenkort zelfs dit soort gesprek met een computer.’
Patrick:‘Dat betwijfel ik. Computers mogen nog zo gesofisticeerd zijn, een computer voelt niet wat wij mensen voelen en kan onmogelijk beleven wat wij beleven. Mensen hebben zo’n diverse rijkdom aan ervaringen, gevoelens, emoties, prikkels, dromen... Ik denk niet dat er ooit een computer zal zijn die dat alles kan vervangen of nabootsen.’
Sofia: ‘Misschien niet. Maar wat als de kopie dusdanig goed wordt en het verschil tussen mens en machine dusdanig klein? Wat als meer en meer mensen de moeite niet meer willen doen om nog een echt persoon van vlees en bloed tegen te komen? Ik zie nu al alsmaar minder bereidwilligheid om te investeren in mensen en relaties. Zelfs bij mezelf, hoe erg dat ook klinkt. Wat als het ooit helemaal stokt?’
Patrick:‘Ik denk niet dat we zonder andere mensen kunnen. Echt menselijk contact kan je niet door computers vervangen en ook al schuiven we steeds meer taken door naar machines, er zullen nog altijd duizend en een dingen zijn die we als mensen beter kunnen. We zullen altijd met elkaar blijven omgaan.’
Sofia: ‘Ikweethetniet,hoor.Watalshetvirtuelenogeenheelpakbeter wordt en we erin slagen onze verbeelding zodanig te bedotten dat het
echt lijkt alsof we iets voelen of ergens zijn. Beelden kunnen de realiteit nu al zo goed nabootsen dat we echt van fake haast niet meer kunnen onderscheiden.’
Patrick:‘Maar dat is nog lang niet hetzelfde als iets echt fysiek voelen. Wat doe je dan met vrijen en seks? Het virtuele komt toch nooit in de buurt van het echte werk?’
Sofia: ‘Oh, maar meneer Darcy, wat zegt u nu? U doet een dame blozen.’
Patrick:‘Ha ha. Heel grappig. Laat ik dan maar voor mezelf spreken: in het geval van seks én liefde kan het virtuele de realiteit absoluut niet overtreffen.’
Sofia: ‘Als het goedis niet.Maar hoe vaakis het echt goed? En hoeveel moeite moeten we doen om dat goede te bereiken? Het virtuele daarentegenhebjealtijddirectbijdehand. Pun intended.KijknaarJapan waar het bevolkingsaantal en het aantal huwelijken nu al drastisch terugloopt: heel wat jonge mensen willen er nu al niet meer de moeite opbrengen om iemand nog echt te leren kennen. Emotioneel investeren indeanderwordterstilaanbeschouwdals‘teveelgedoe’omdaterzoveel afleiding en alternatieven zijn. Misschien gaan wij die toer ook op.’
Patrick: ‘Ik mag hopen van niet.’
Sofia: ‘Het zou wel eens minder veraf zijn dan we denken. Als je naar een concert gaat, lijkt een op de drie het belangrijker te vinden te filmen wat er gebeurt dan het moment ten volle te beleven.’
Patrick: ‘Ja, concerten zijn een wat vreemde bedoening geworden.’
Sofia: ‘Net zo enkele weken terug, op een verjaardagsfeestje van een vriendin. Zelfs daar en dan was het feestvarken meer geïnteresseerd in een selfie met taart en zoveel mogelijk vrienden dan echt te genieten van de vriendschap die er op dat moment in die kamer had moeten hangen. Een leuke foto om te posten en te tonen aan zoveel mogelijk andere virtuele “vrienden”, die op hun beurt liken wat ze zien en comments
toevoegenin de hoop zoveel mogelijk extra likes en comments te krijgen, was belangrijker dan het moment zelf samen te beleven. Het enige waar ik aan kon denken – en wou uitschreeuwen – was: “blaas nu toch die fucking kaarsen uit”. Op zulke momenten ben ik ervan overtuigd dat we onze grip op de realiteit compleet aan het verliezen zijn!’
Patrick: ‘Hilarisch.’
Sofia: ‘Als op zo’n moment een van die klojo’s een foto van mij zou nemen, zou het bijhorende commentaar waarschijnlijk “ grumpy young woman” zijn. Maar geen van hen ziet mij want iedereen blijft naar dat schermpje staren. Op zulke momenten begrijp ik jagers: als je evenveel stupiditeit vertoont als konijnen die door een lichtbak zijn gehypnotiseerd, verdien je het om afgeknald te worden.’
Patrick: ‘Uitgeraasd?’
Sofia: ‘Sorry. Ik word er tegelijk kwaad en moedeloos van. We willen ons spiegelen aan een virtueel bestaan dat fake is en tegelijk verwijten wehetechtelevendathetnietspannendgenoegis.Terwijl hetnetminder spannend wordt omdat we continu naar dat scherm zitten te staren. Hoe kan het levenspannend zijnalsweer met slechtseen half oog naar kijken? Hoe meer we ons laten verleiden door dat fake schermpjesbestaan, hoe minder reëel het leven nog zal lijken. Geef het nog een of twee generaties en de kans is groot dat we de gave om een goed gesprek met iemand te voeren verloren zullen zijn. Een deftige zin schrijven lijkt nu al een haast onmogelijke opdracht. Als we niet meer op een normale manier met elkaar kunnen communiceren, komen we pas echt helemaal alleen te staan.’
Patrick: ‘Ik denk dat je het iets te pessimistisch bekijkt en dat het niet zo’n vaart zal lopen. De mensheid heeft altijd nieuwe technologieën uitgevonden en we zijn misschien wel de enige soort op deze planeet die zonder technologie niet meer kan overleven. En met elke nieuwe technologie die de kop opsteekt, komt telkens weer het spookbeeld naar boven dat we zullen ontmenselijken. Maar tot hiertoe is geen enkele technologie er al in geslaagd ons te beletten mens te blijven.’
Sofia: ‘Wat als het ooit wel gebeurt? We zijn nog maar zelden echt samen. Iedereen lijkt op zijn eigen opblaasdonut rond te dobberen over een oneindige, virtuele oceaan, de ogen permanent begraven achter een VR-bril. Het dobberen merken we allang niet meer op en ook het tegen elkaar opbotsen gaat onverstoord aan ons voorbij. Wat op ons netvlies wordt geprojecteerd, geselecteerd door een algoritme dat geen bal om ons geeft, percipiëren we als realiteit. Verzonken in een constante staat van apathie treden we een post-humane wereld binnen.Soms vrees ik dat het minder ver van ons verwijderd is dan we denken. Alsof we stilaan een kantelmoment bereiken. Alsof het nu of nooit is om te beslissen of we naar links of rechts afdraaien. Laten we ons verder in slaap soezen of proberen we toch nog het roer om te gooien? We zouden dat laatste moetendoenmaaralleslijktonseerderinderichtingvandieandereoptie te duwen. Ik vind het soms beangstigend.’
Sofia staarde voor zich uit. Wat ze net had beschreven, speelde zich tegelijk voor hun ogen af: de mensen op het grasperk leken er te drijven in een zee van groen, de ogen gericht op de kleine lichtbak in hun handen. Sofia voelde zich steeds vaker verslagen door een realiteit die steeds minder reëel leek te worden.
Net toen Patrick iets wou zeggen om haar op te monteren zoemde zijn telefoon.
Patrick:‘Shit. Afschuwelijke timing maar ik moét deze nemen. Ik ben zo terug.’
Patrick nam op en wandelde snel enkele meters het pad af. Het leek belangrijk, want hij begon op en neer te wandelen. Sofia vond het een raar schouwspel.
Na enkele minuten rondde Patrick het gesprek af en kwam hij terug naast haar zitten
Patrick:‘Sorry hoor. We proberen een deal te sluiten maar de tegenpartij komt nu opnieuw met bijkomende voorwaarden en garanties af. Dat betekent weer een hele hoop extra papierwerk en advocaten raadplegen.’
Sofia: ‘Vind jij al die verantwoordelijkheden niet beangstigend? Ik denk niet dat ik het zou kunnen.’
Patrick:‘Ik sta er eerlijk gezegd weinig bij stil. Het is wat het is. Zolang je geen al te zotte dingen doet, kan er niet superveel misgaan, denk ik.’
Sofia: ‘Maar voelt het dan nooit benauwend aan? Ik bedoel: er is niet enkel het werk, er zijn zoveel mensen die op je rekenen. Collega’s. Vrienden. Familie. Zoveel verwachtingen om aan te voldoen. Besluipt je dan nooit eens het gevoel: het is genoeg? Denk je af en toe niet: ik wil uitbreken?’
Patrick:‘Nee. Ik heb mijn job nooitals beangstigend ervaren. Ikdoe deze job ook graag, dat helpt. Sommige dingen zijn misschien minder leuk, maar tot hiertoe nog niet in die mate dat ik ergens echt mee wil breken. We kunnen wel wensen dat het altijd en overal leuk moet zijn, maar de realiteit is dat we vaak dingen tegen onze zin moeten doen. Of althans heelwatdingenmoetendoenomdathetnueenmaalzohoort,ookalstaan we er zelf niet helemaal achter.’
Sofia: ‘Is dat niet bedroevend? Als het eind in zicht is en je op je sterfbed de balans opmaakt, dan wil je toch niet vaststellen dat je “voldeed aan de verwachtingen”?’ Sofia trok haar benen op en in kleermakerszit draaide ze zich naar Patrick.
Sofia: ‘Stel je voor: je laatste uur is geslagen. Niet morgen of volgende week, maar veertig jaar van nu. Wat heb je dan gepresteerd waar je trots op kan zijn. Het kan maar één ding zijn. En?’
Patrick hield niet van zulke hypothetische vragen. Er waren geen goede antwoorden voor te verzinnen. Hij vond het dromerij en iets waar hij veel te rationeel voor was.
Patrick: ‘Wat een hatelijke vraag.’
Sofia: ‘Komaan, antwoorden!’
Ze gaf hem een duw om duidelijk te maken dat ze een antwoord verwachtte.
Patrick dacht even na.
Patrick: ‘Veertig jaar van nu, dan ben ik… shit… achtentachtig. Als jij –als zestiger – me die vraag dan zou stellen, hoop ik dat ik dit zou kunnen antwoorden: ik ben goed geweest voor de meeste mensen die ik ontmoet heb en voor wie ik iets betekende. Mijn dochters en vrouw in eerste instantie, uiteraard, maar als ik het breder bekijk, dan hoop ik dat wie me gekend heeft over het algemeen zou kunnen beamen dat het feit dat die persoon me kende, positief was. Dat het goed was dat we elkaar kenden.’
Sofia: ‘OK. Je wil worden herinnerd als eengoedmens voor de mensen rondom je. Wat als dit je laatste uur zou zijn en jij nu al de balans zou opmaken, hoe zou je nu scoren?’
Dat viel tegen. Patrick wist dat hij vaker met zijn zus zou moeten spreken Ze woonde dan wel in het buitenland, maar veel bellen deed hij ook al niet terwijl ze toch een heel goede verstandhouding hadden toen ze allebei jong waren.
Hij had ook meer aanwezig kunnen zijn toen zijn vader sukkelde met zijn gezondheid en uiteindelijk stierf. Tijdens zijn tienerjaren was de verstandhouding tussen hen afstandelijker geworden en dat was nooit meer helemaal goed gekomen. Er was een periode geweest toen hij het belangrijk vond om te proberen een betere relatie met zijn vader uit te bouwen, maar het zoveelste uitstel was een finaal afstel geworden. Zelfs toen zijn vaders eind haast tastbaar werd, viel het Patrick moeilijk tijd vrij te maken om er gewoon te zijn.
En wat met wie hij nu was? Voldeed hij als vader voor zijn dochters? Gaf hij Clara voldoende redenen om hem een goede echtgenoot te beschouwen?
Dat was een bijkomende reden waarom hij dit soort vragen haatte: ze zetten je aan tot nadenken over dingen waar je liever niet over nadenkt.
Patrick:‘Oké. Misschien is die balans nog niet helemaal positief.’
Sofia: ‘Hoog tijd om daar iets aan te doen. De dag is nog niet voorbij.’
Patrick: ‘Misschien moet ik dat inderdaad maar eens doen.’
Sofia glimlachte triomfantelijk.
Patrick: ‘En jij? Waar zou jij graag met trots op willen terugkijken?’
Sofia: ‘Ik hoop dat ik dan kan zeggen dat ik mijn leven in vrijheid heb geleefd.’
Patrick:‘Wat moet ik me daarbij voorstellen?’
Sofia: ‘Gewoon. Dat ik mijn eigen baas ben geweest, mijn eigen pad heb uitgestippeld, een origineel leven heb geleefd. Dat ik deed waar ik zin in had zonder me te laten fnuiken door de verwachtingspatronen van andere mensen. Free as a bird.’
Patrick:‘Voel jij je nu dan niet vrij?’
Sofia: ‘Minder dan ik zou willen. Er zijn zoveel verwachtingen die je continu in een keurslijf duwen maar die voor jezelf geen meerwaarde opleveren. Hoe werk wordt georganiseerd, bijvoorbeeld. Vijf dagen of zo’n veertig uur in de week werken voor een baas die voor de rest geen flauwidee heeft hoejij echtbent alspersoon. Vooreenbedrijf dat weinig rekening houdt met wat je echt zou willen doen of hoe je jouw potentieel ten volle zou kunnen ontwikkelen. Nee, er wordt van je verwacht te doen wat je is opgedragen, wat hoort binnen je functie en je team. Je wordt niet gevraagd te doen wat de meeste meerwaarde zou kunnen opleveren voor jou als individu, zelfs al zou dat ook voor het bedrijf meer kunnen opleveren. En dus draaien we maar mee. Zoals hamsters in een rad zijn we keihard aan het lopen maar geraken we toch niet vooruit. Dat is de definitie van niet-vrij zijn.’
Patrick: ‘Ik wist niet dat het zo erg was op HR.’
Sofia: ‘Grapjas. Maar eerlijk: hoeveel van wat je doet geeft jou echt voldoening? Hoe vaak per dag heb jij het gevoel dat jouw job jou als mens rijker en meer compleet heeft gemaakt?’
Patrick: ‘Zou het kunnen dat je jouw concept van ‘werk’ moet bijstellen. Ik bedoel, als ‘rijker en meer-compleet worden als mens’ jouw verwachtingen van een job zijn, dan vrees ik dat er niet superveel jobs zijn die daaraan tegemoet kunnen komen. Ik denk dat geen enkele job uit alleen maar verrijkende taken bestaat. Zelfs de meest tevreden medewerker zal wel eens saaie administratie moeten afhandelen of
andere zaken moeten doen die minder leuk zijn. Zolang de balans enigszins goed zit, hoeft dat niet slecht te zijn.’
Sofia: ‘Jij zou in de politiek moeten gaan.’
Patrick: ‘Euh?’
Sofia: ‘Zoals jij het antwoord op een eenvoudige vraag kan ontwijken, ongelooflijk.’
Patrick: ‘Wie is nu de grapjas?’
Sofia: ‘Je hebt nog steeds niet mijn vraag beantwoord. Wees eerlijk: hoeveel van wat jij doet geeft je echt bevrediging?’
Patrick:‘Ruim meer dan de helft van wat ik doe.’
Sofia: ’Zie, zo moeilijk was dat nu toch niet?’
Patrick:‘Dat viel inderdaad redelijk goed mee.’
Sofia: ‘Vind je het tegelijkertijd niet wraakroepend dat je bijna de helft van je tijd besteedt aan taken die je niet echt leuk vindt?’
Patrick:‘En wat dan nog! Als je dan alleen maar leuke dingen wil doen, zal je nog lang op je honger blijven zitten. Nogmaals, ik denk dat die job niet bestaat hoor.’
Sofia: ‘Ik zeg niet dat alles leuk moet zijn. Wat ik zeg is dat het absurd is dat zovelen van ons zoveel tijd spenderen aan taken die ons weinig voldoeningschenken.Kunnenwehet minderplezanteooit opnul krijgen? Waarschijnlijk niet. Maar moet het zo hoog zijn? En fijn dat het voor jou minder dan de helft is maar als ik om me heen kijk, zie ik vooral heel veel mensen voor wie het leeuwendeel van de tijd die ze aan werk besteden afstompend en slechts heel af en toe echt bevredigend of stimulerend is. Het meest bevredigend is vaak dan nog de relatie en samenwerking met collega’s, de job zelf scoort op voldoening veelal ondermaats. Mijn logische geest denkt dan dat we nu stilaan toch beter zouden moeten kunnen dan dit, niet?’
Patrick: ‘Ik ben ervan overtuigd dat het meeste van wat we in onze job doen belangrijk en relevant is. Oké, het administratieve gedeelte is niet altijd even leuk, maar zelfs dat is waarschijnlijk nuttig voor iemand.’
Sofia: ‘Je meent het.’
Patrick: ‘In een van mijn vorige jobs was ik als consultant aan de slag en moesten we ingeven hoeveel uren we op toekomstige projecten zouden werken. Dat was een inschatting en dus zaten we er vaak naast. Maar het gaf de planners wel een idee hoeveel tijd er ongeveer beschikbaar was. We moesten dat heel geregeld updaten en dat was inderdaad geen fijne taak, maar het was wel nog steeds nuttig voor iemand. Op basis daarvan kon management inschatten of de budgetten die ze hadden opgemaakt enigszins behaald konden worden en of er voldoende mankracht beschikbaar was om de opdrachten die verkocht waren te realiseren. Die rapportering was misschien niet altijd even fijn maar wel belangrijk.’
Sofia: ‘Maar de cijfers waren niet accuraat?’
Patrick: ‘Het waren inschattingen. Soms gingen projecten sneller of trager vooruit, dus het aantal dagen kon wel eens verschuiven.’
Sofia: ‘En als projecten verschoven, moesten jullie de inschatting dan ook aanpassen?’
Patrick:‘Ja, uiteraard.’
Sofia: ‘Vind je dat nu niet absurd? Jij en je collega’s moesten zich bezighouden inschattingen te maken voor toekomstige projecten waarvan iedereen wist dat ze niet accuraat waren en diedaarenboven ook nog eens geregeld veranderden waardoor je het telkens opnieuw diende te doen. Jullie vervingen niet-accurate cijfers met andere niet-accurate cijfers. Hoe zot is dat? Maar laat me raden: het was iemands job om die cijfers bij te houden en ongetwijfeld werd er ook nog over vergaderd.’
Patrick: ‘We hadden inderdaad een maandelijkse vergadering om die vooruitzichten te bespreken. Die meetings werden door zowat iedereen gehaat, dat is juist.’
Sofia: ‘Als ik het zo hoor, lijkt het me eerder dat de job van die persoon moest worden verantwoord.’
Patrick: ‘Ze deed nog andere taken ook, hoor, maar de planning was wel een belangrijke. Het was iets dat elk departement deed, dus ik vermoed dat als je de inspanningen optelde van iedereen die ermee bezig was, je inderdaad aan heel veel uren kwam. Als je het zo overschouwt klinkt, het inderdaad niet erg hoopgevend. Bevredigend was het voor zo goed als niemand, vermoed ik.’
Sofia: ‘Weet je, ik verdenk bedrijven ervan allerlei nutteloze taken en jobs te verzinnen, gewoon om mensen bezig te houden. Om de illusie te scheppen dat we druk en dus goed bezig zijn.’
Patrick:‘Dat lijkt me sterk. Vergeet niet: als we dat allemaal niet zouden doen, zouden er heel wat minder mensen aan de slag zijn en dat lijkt me ook geen hoopgevend vooruitzicht, niet?’
Sofia: ‘Maar dat is toch absurd! Als we al die nutteloze taken eruit zouden filteren, zou er een zee aan tijd vrij komen. Tijd die we met zijn allen veel nuttiger zouden kunnen besteden. En dan bedoel ik niet aan meer werk, eerder aan andere dingen die ons meer voldoening geven. Steljevoordat jealleswat jijbevredigendvindtaanjouwjobkanblijven doen, zonder al die saaie en nutteloze taakjes: je zou slechts zo’n zestig procent van je tijd aan de slag zijn en toch nog altijd even waardevol zijn voor je werkgever! Die overige veertig procent kan je dan nuttiger besteden aan zaken die er wel toe doen. Bij vrienden langsgaan, koken, lezen, gesprekken voeren zoals deze. Je weet wel, echt nuttige dingen.’
Patrick: ‘Oh, dit is inderdaad uitermate nuttig. En het geeft ook ongelooflijk veel voldoening. Als ik jou zo bezig hoor draait het ganse systeem vierkant.’
Sofia: ‘Uiteraard draait het vierkant! Ben jij overtuigd van het tegendeel? Ik ben er enkel nog niet uit of het een complot is of gewoon hoe de dingen domweg gelopen zijn. Hoe dan ook, performant kan je dit alles niet noemen.’
Patrick: ‘Komaan! De wereld heeft nog nooit zoveel welvaart gekend. We hebben nooit eerder zoveel technologische innovatie tot onze beschikking gehad. Globaal gezien staat de wereld en de mensheid er vandaag beter voor dan ooit tevoren: nooit eerder in onze geschiedenis zijn zo veel mensen uit de armoede gelicht. Nu is absoluut de beste tijd om te leven.’
Sofia: ‘Misschien wel, maar bekruipt jou nooit het gevoel dat het allemaal te ver is doorgedraaid? Ik bedoel: het is zonder twijfel goed dat meer mensen het makkelijker hebben. Maar tegelijk worden we met zijn allen ook mee opgeslokt door dat enorme zwarte gat dat onze moderne, technologische economie is. We worden met zijn allen meer en meer ingepast en ingekapseldin een eenzijdig economisch systeem. Het dringt ons een manier van denken op die het moeilijk maakt nog kritisch te kijken naar hoe we denken en wat we doen. Onderschatten we de neveneffecten niet? Werk slorpt zoveel tijd op omdat we denken dat het zo hoort maar daardoor lopen we zoveel mis. Er zijn nog zoveel andere dingen die we zouden kunnen doen die het leven veel aangenamer en rijker maken. We lijken van elkaar te vervreemden omdat we het continu zo druk, druk, druk hebben. Als we erin zouden slagen de ballast overboord te gooien – het saaie en nutteloze deel van werk – dan zou er een massa aan tijd vrijkomen die we kunnen besteden aan zaken die ons meer plezierenvoldoeningschenken,zoalslezen,onzetalentenbenutten, waarom niet studeren, gewoon samenzijn met vrienden, familie en kinderen... Er zit zoveel meer in ons dat we nu onderbenut laten omwille van een economische logica. Die heeft ons deels bevrijd, da’s juist, maar tegelijkbeknotzeonsookenorm.Alswehetnuttelozeoverboordzouden gooien, denk ik niet dat bedrijven kopje onder zullen gaan. Ik denk dat we perfect een heel pak minder uren kunnen werken zonder dat onze economie ineen stuikt. Die vrijgekomen tijd zou ons allen de mogelijkheid kunnen bieden een voller en rijker leven te leiden.”
Patrick: ‘Ik wist niet dat er zo’n wereldverbeteraar in je zat.’
Sofia: ‘Pfff. Dat benik niet,maar wordt het niet stilaantijd dat we werk en hoe we werken kritisch bevragen en kijken of we het niet over een
andere boeg kunnen gooien? Er is zoveel interessants in het leven waar we nu te weinig tijd voor hebben.’
Patrick:‘Enige ballast overboord gooien is zeker geen slecht idee. Maar gaanwedievrijgekomentijdechtinzettenvoordedingendiejeopsomde? Je zei daarnet nog dat zowat iedereen continu aan een scherm gekluisterd zit. Wat als al die extra vrije tijd helemaal daaraan op gaat, wat hebben we dan bereikt?’
Sofia: ‘Ik denk dat je me zonet mijn nieuwe ultieme nachtmerrie hebt bezorgd: een wereld waar iedereen zeeën van tijd heeft die we met zijn allen meteen in nutteloze schermtijd omzetten.’
Sofia legde een hand op Patricks wang.
Ze voelde de glooiing van zijn kaaklijn. Zijn stoppelbaard die sinds het scheren die ochtend stilaan weer de kop op stak maar nog niet lang genoeg was om echt te prikken. Ze voelde de hoe de lijnen rond zijn mond dieper werden omdat hij begon te glimlachen. De toppen van haar vingers lagen op zijn slaap, de onderkant van haar hand bereikte bijna de onderkant van zijn kaakbeen. ‘Waarom voelen mannen altijd zo warm aan?’ vroeg ze zich af.
Ze glimlachte terug.
Haar hand was zacht en een beetje klam. Patrick rook een vleug van haar parfum. Dit was het eerste echt menselijke contact dat hij die dag voelde. Hij was ‘s ochtends vroeg vertrokken en doorheen de dag had hij wel enkele handen geschud – dat hoorde zo bij het zakelijke toneelstuk waarin ze waren gecast – maar het was allemaal onpersoonlijk en afstandelijk. Dit was het tegenovergestelde van dat Sofia hief haar hand terug op van zijn kaak en legde die in haar schoot.
Patrick: ‘Je hebt gelijk. Het zou absoluut zonde zijn dat te moeten missen.’
Sofia begon te lachen. Ze zat ondertussen voorovergebogen op de bank en draaide haar gezicht een kwartslag naar Patrick, die nu ook begon te lachen. Hij kwam ook naar voren en leunde met zijn ellenbogen op zijn knieën. Zo zaten ze naast elkaar, op de bank, te lachen, schijnbaar om niets, af en toe elkaar aankijkend, wat telkens weer leidde tot een nieuw lachsalvo.
Niemand rondom hen keek op. Ze konden net zo goed alleen in het park geweest zijn.
Terwijl ze zo zaten schoof de laatste streep zon het park uit en niet veel later sprong de straatverlichting aan. Het geroezemoes in de stad begon te veranderen. De drukte overdag die alles overstemde en op een hoge, constante tinnitustoon leek, vertraagde tot een soort diepe bastoon die je haren deden trillen.
Sofia: ‘Misschien moeten we maar eens gaan.’
Patrick:‘Ja.’
Sofia: ‘Ik moet die kant uit.’
Patrick: ‘Ik die kant.’
Sofia: ‘Weet je nog waar die koffiebar is waar we vorige week geweest zijn?’
Patrick:‘Ja.’
Sofia: ‘Spreken we volgende week daar af?’
Patrick: ‘OK. Iets na zessen?’
Sofia: ‘Iets na zessen.’
Sofia kuste hem op de wang. Haar hand die daarnet nog op zijn gezicht lag, hield nu zijn bovenarm vast. Voor Patrick het goed en wel doorhad had ze zich al omgedraaid.
Sofia: ‘Rij voorzichtig!’
Patrick: ‘Altijd.’
Het was de dag nadat ze het dood spoor in hun onderzoek hadden proberen te verdrinken en Dewulf was met een enorme kater opgestaan. Drie aspirines brachten geen beterschap. Dewulf kon niet op medelijden van hoofdinspecteur Fonckrekenen en dus sleepte hij zich naar het werk. Fonck was al volop in de weer met het opstarten van alweer een nieuwe zaak. Hoe ze na zo’n nachtje doorzakken aan de slag kon gaan alsof er niets aan de hand was, was een mysterie voor Dewulf.
Op de een of andere manier was hij de dag doorgekomen, ondanks de aanhoudende druk in zijn hoofd. Nu hij weer thuis was, wou hij enkel nog slapen ook al was het nog maar iets na negen ‘s avonds.
Net toen zoemde zijn telefoon: bericht dat hij en de hoofdinspecteur morgenvroeg om acht uur bij de commissaris werden verwacht. Waarschijnlijk om hen in te lichten dat de dode-spoor-zaak geklasseerd zou worden.
Dewulf vloekte. Niet vanwege het klasseren, omwille van het ontiegelijk vroege uur. Wie kwam toch op het idee om vergaderingen zo vroeg op de dag te beleggen?
Hijgooidezijnkleren overde stoel endeeddemoeite niet om zijntanden te poetsen. Ook al duurdehet nogmeer dan een uurvooraleerhij deslaap kon vatten, liggend in zijn bed was de wereld rondom hem alvast gestopt met draaien. o
Vijf na acht stormde hij het bureau van de commissaris binnen. ‘Sorry, commissaris. De metro. U weet hoe het is.’
Fonck – die er uiteraard al was – wierp hem een boze blik toe. Nu pas zag Dewulf dat er nog twee mensen aanwezig waren. Aan hun kledij en houding te zien waren het geen gewone agenten.
‘Zoals ik net kwam te zeggen zullen jullie niet meer op het onderzoek werken. Er is echter meer aan de hand en dat is ook de reden waarom agenten Jacobs en Yildiz van de transnationale veiligheidsdienst erbij zijn. Zij zullen het dossier verder opvolgen dat ondertussen... wel... een onvoorziene wending heeft genomen. Agenten?’
Speciaal agent Yildiz sprak eerst.
‘
Jullie zijn uiteraard vertrouwd met ARU. Waar jullie misschien minder bewust van zijn, is dat ARU ook ordehandhavers monitort. Bijvoorbeeld door op te volgen wanneer bepaalde onfrisse figuren zich in de nabijheid van bepaalde overheidsbeambten bevinden op een tijdstip en een locatie die we zouden kunnen omschrijven als ‘verdacht’. ARU helpt ons zo om de veiligheid van agenten te garanderen.’
De nog jonge en ambitieuze agente Yildiz was vanwege haar gemengde achtergrond aangetrokken om de speciale eenheid te vervoegen die was opgezet om ARU te beschermen. Dat Turks haar tweede taal was, kwam goed van pas bij het uitwisselen van informatie tussen de veiligheidsdiensten van de betrokken NATO-landen.
‘
Als agenten worden wij dus actief bespioneerd?’
Hoofdinspecteur Fonck had zich doorheen de jaren de gewoonte eigen gemaakt tegenover iedereen de dingen onverbloemd uit te spreken, ongeacht van welke dienst iemand was of welke hiërarchische positie die ook bekleedde. Een eigenschap die tijdens gesprekken met oversten wel eens voor vuurwerk zorgde. De commissaris probeerde een glimlach te onderdrukken.
Speciaal agent Yildiz monsterde Fonck maar besloot niet te veel tegenwerk te bieden. Ze begreep dat dat weinig zinvol zou zijn.
‘Zo kan u het stellen, ja. In ieder geval, gisteren gingen enkele alarmsignalen af. Het Mathenge virus is in jullie digitale profiel opgedoken. Vermoedelijk omdat jullie op deze zaak rond…’ agent Yildiz keek even op haar tablet, ‘de heer Maertens en mevrouw Libert werken. Niets om jullie zorgen over te maken, niemand verdenkt jullie van enig kwaad opzet in deze, maar u begrijpt uiteraard dat we hier niet licht over kunnengaanendat het onzetaakis dit bijkomendoptevolgen.’
‘Wil je zeggen dat we “digitaal geïnfecteerd” zijn gewoon omdat we bezig zijn met deze zaak?’ Dewulf vond dat geen fijne gedachte.
‘Daarlijkthetinderdaadop.Vooralleduidelijkheid:jullie“waren”bezig met de zaak en nu dus niet meer. Maar nogmaals, op zich is er voorlopig niet veel om ongerust over te zijn.’
Dat was speciaal agent Jacobs, duidelijk de hiërarchische hogere. Toen Dewulf net in dienst was, had hij zich erover verwonderd hoe snel je leerde inschatten wat iemands rang was.
‘OpditmomentisnognietduidelijkwathetMathengeviruspreciesdoet. Sterker nog: op dit moment lijkt het helemaal niets te doen. Het dook ongeveer één jaar geleden voor het eerst op. Het patroon is steeds hetzelfde: het virus duikt opindemassavandata gelinkt aan een persoon om dan even snel weer te verdwijnen. Zelfs onze beste datawetenschappers vinden niets terug. We weten wel dat het aantal “verschijningen” toeneemt en dat het virus zich met andere woorden aan het verspreiden is. De weinige momenten waarop het waarneembaar is, is wanneer twee personen die met elkaar geconnecteerd zijn digitaal geïnfecteerd geraken. Alsof het virus aftast of de andere persoon al besmet is of niet. Indien wel ontstaat er een kleine piek in activiteit en dat is het moment waarop het eventjes boven water komt om dan opnieuw te verdwijnen. Waarom het dat doet, weten we nog niet. En dat niet weten verontrust ons.’
‘Wat we wel weten, is dat er tot op heden geen concrete impact lijkt te zijn bij wie het Mathenge virus is opgedoken. Behalve de kleine blip die wordt waargenomen, is er verder niets van terug te vinden en lijkt er ook
in de data niets te zijn veranderd. Er is nergens een spoor te bekennen dat er iets gestolen of gewijzigd zou zijn. Er lijkt niets gebeurd te zijn. In dat opzicht hoeven jullie zich dus ook niet persoonlijk ongerust te maken.’
‘Weten we iets van de oorsprong?’
Dat was Fonck. Ze verwachtte niet dat de speciale agenten nog veel zoudenprijsgeven, uiteindelijk warenzij en Dewulf van dezaakgehaald, maar nuzehier toch waren,wou ze wel proberenmeerte wetentekomen. Zeker aangezien ze nu zelf persoonlijk getroffen waren. Fonck wist ook dat de scheidingslijn tussen “getroffen” en “betrokken” vaak flinterdun en het opstapje naar meer dan eens “verdacht” heel laag was. Vooral ARU had het moeilijk met dit soort nuances. ARU discrimineerde niet. Dat had Fonck enkele jaren eerder al ondervonden.
Ze dacht terug aan de zaak van een jongeman slechts zijdelings bij een klein misdrijf betrokken was geweest - hij had zelf geen concrete daden gesteld - maar omdat hij het label verdacht opgeplakt kreeg, werd hij opgepakt, ondervraagd en extra nauw gemonitord. Het groepje nozems waarin hij zich ophield, kon dat maar matig appreciëren. Ze kwamen daardoor ook teveel in het spotlicht te staan. Op een uitgaansavond werd hij hardhandig door hen aangepakt waarna het nooit meer helemaal goed met hem was gekomen. Fonck had de jongeman nog eenmaal in het ziekenhuis bezocht en had het een droevig zicht gevonden: een jongen aan de buisjes vanwege iets waar hij zelf weinig uitstaans mee had. Een agent van vlees en bloed met de nodige ervaring zou veel omzichtiger met de situatie zijn omgesprongen, had ze steeds gedacht. Zeker in dat deel van de stad. Maar ARU legde enkel maar de bits en bytes naast elkaar en stuurde op basis daarvan een verslag en een opdracht uit. ARU discrimineerde niet en Fonck wist dat het dat ook niet zou doen naar haar of Dewulf.
Speciaal agente Yildiz leek niet geneigd te antwoorden op de vraag naar de oorsprong van Mathenge maar na een korte knik van agent Jacobs liet ze toch iets los.
‘We vermoeden dat de oorsprong van het virus hier ergens in onze hoofdstad te vinden is. Mathenge is over de ganse wereld opgedoken, maar om een of andere reden net minder en pas later hier bij ons. Dat zou toeval kunnen zijn, maar het zou er net op kunnen wijzen dat diegenen die erachter zitten van hieruit opereerden. Misschien wilden ze de aandacht zo weinig mogelijk op zichzelf leggen en ontzagen ze daarom de eigen stad en streek. Dat is een bijkomende reden waarom we elke mogelijke aanwijzing die we hier vaststellen met meer aandacht opvolgen. De beste kansen om dit mysterie op te lossen zouden wel eens hier te vinden kunnen zijn.’
‘Ik vermoed dat jullie onderzocht hebben wat anders zou kunnenzijnaan deze plek in vergelijking met andere steden?’ Dat was Dewulf en Fonck vond het een supergoede vraag. Hij had dus toch iets opgestoken van haar.
Agente Yildiz twijfelde - het teken voor Fonck en Dewulf dat er wel degelijk iets moest zijn - maar Jacobs kwam tussen.
‘Ik vrees dat we het hierbij moeten laten. Meer informatie verstrekken zou het verdere onderzoek kunnen schaden en dat wil uiteraard niemand. Nogmaals bedankt voor jullie tijd. Succes met jullie andere zaken. Oh ja, het spreekt voor zich maar dit gesprek is uiteraard uiterst confidentieel. En we vertrouwen erop dat jullie dit niet verder onderzoeken.’
De commissaris zei dat ze daar vanop aan konden en begeleiddehen naar de deur.
Fonck en Dewulf gingen terug naar hun bureau, vastbesloten het daar niet bij te laten.
‘We zien iets over het hoofd. De vraag is wat.’ Fonck staarde voor zich uit terwijl ze die woorden uitsprak. Ze waren diezelfde middag naar een bar niet ver van het kantoor getrokken en hielden het bij koffie en water op dit moment van de dag. Daar was Dewulf niet rouwig om: de barstende hoofdpijn na hun laatste bezoek lag nog te vers in zijn geheugen.
‘Denk je dat het nog veel zal uitmaken? Ik bedoel: ons spoor liep dood, extra informatie zullen we uit die twee niet krijgen, als we ze al ooit terugzien. Wat denk je te kunnen vinden als de ganse machinerie van de transnationale niets vindt?’ vroeg Dewulf.
‘Wij zijnklein grutin deogen van ARU en detransnationale,’ zei Fonck, ‘da’s juist, maar net dat kan ons een voordeel geven. Vroeger hadden we al die technologie niet en losten we toch heel wat misdaden op. De goede oude werkmethodes zouden nu wel eens van pas kunnen komen.’
‘Je beseft toch dat het oplossen van misdaden met de komst van ARU is gestegen van vijftig tot bijna vijfennegentig procent?’ voegde Dewulf met het nodig sarcasme toe. ‘Je wil dus het mysterie rond een computervirus dat verschijnt en verdwijnt oplossen - iets wat zelfs de slimste koppen van de transnationale blijkbaar niet snappen - met zo goed als geen aanknopingspunten en nog minder technologische ondersteuning. Vat dat het zowat samen?’ ‘Helemaal,’ zei Fonck. ‘En? Doe je mee?’ ‘Uiteraard,’ zuchtte Dewulf, die nu stilaan wel naar iets straffers begon te verlangen.
‘Jij hebt toch ook gezien hoe agent Yildiz bij de laatste vraag twijfelde. Er is iets anders aan deze stad in vergelijking met andere steden. Daar ligt een stuk van de sleutel,’ zei Fonck.
‘OK, maar hoe vergelijk je steden met elkaar? Hoe begin je zo’n zoektocht als je niet eens weet wat je zoekt?’ vroeg Dewulf.
‘We kunnen inderdaad niet eender waar zoeken en steden vergelijken is ook niet evident. Maar we kunnen wel een aantal anomalieën en voorvallen die eruit springen proberen te identificeren. Zo kunnen het aantal spelden in de hooiberg reduceren. We zullen niet alles kunnen opsnorren maar zolang we voldoende aanknopingspunten hebben om verder te zoeken, hoeft dat misschien ook niet. Hoe vaak tijdens een onderzoek struikelen we wel niet over iets waar we misschien niet meteen naar op zoek waren maar wat ons toch vooruit helpt. Ik heb het gevoel dat dit hier ook wel eens zou kunnen gebeuren.’
‘Je meent het. De transnationale en de commissaris zullen niet blij zijn als ze te weten komen dat we dit verder onderzoeken.’ zei Dewulf nog. ‘Laten we er dan maar voor zorgen dat we zo lang mogelijk onder de radar blijven,’ glimlachte Fonck. ----- o -----
De dagen erop maakten ze lijstjes van wat ze zoal zouden moeten ondernemen om hun persoonlijke onderzoek gedurende middagpauzes en vrije avonden te voeren. Het vooruitzicht zelf naar aanwijzingen te zoekenin plaatsvan ze doorARU op een dienblad aangebodente krijgen gaf hen energie. Dit was nog eens echt politiewerk. o
Patrick was er al en zat op een hoge kruk aan de toog toen Sofia de koffiebar binnenwandelde.
Sofia: ‘Jeetje, wat een drukte.’
Zonder dralen diepte Sofia haar vaste koffiebeker uit haar tas. Ze bestelde een cappuccino om mee te nemen, goot Patricks koffie over in een meeneembeker die ze van achter de toog griste en trok hem mee naar buiten.
Sofia: ‘Kom, we trekken erop uit.’
Het was warmer dan de week ervoor maar daar zouden ze niet veel van merken Sofia dook meteen de metro in
Sofia: ‘Links of rechts?’
Patrick:‘Sorry?’
Sofia: ‘Links of rechts?’
Patrick:‘Euh... links.’
Ze liepen de linkergang in en nog voor hij iets kon zeggen of vragen - de waarschuwing dat de deuren zouden sluiten weerklonk al - stapten ze op.
Patrick:‘Waar gaan we naartoe?’
Sofia: ‘Geen idee.’
Sofia had de woorden luid en opgewekt uitgesproken. Ze vond de vertwijfeling in Patricks gezicht over de ongekende bestemming amusant en glimlachte.
Patrick - die in normale omstandigheden altijd naar een doel toe werkte - liet zijn rug tegen de harde zetel in het metrostel steunen. ‘Oké dan.’ was het enige wat hij kon uitbrengen waarna hij een slok van zijn ondertussen al half afgekoelde koffie nam.
Sofia: ‘De metro is een van de beste dingen ooit uitgevonden.’
Patrick: ‘Serieus? Wat is hier zo fantastisch aan? Je zit in het donker, het stinkt er, het is er meestal te druk.’
Sofia: ‘Omdat, knorpot, je zoals een mol onder de grond kan duiken en aan de andere kant van de stad weer naar boven kan komen. Het is reizen in cadeauverpakking: wie weet waar je terecht zal komen.’
Patrick: ‘Neem jij niet elke dag dezelfde metro van en naar het werk? Waar is de verrassing dan?’
Sofia: ‘Op de metro zie je de ganse stad en bij uitbreiding de ganse wereld passeren. En bij elk van de personages die deze set op- en afwandelen kan je een verhaal verzinnen. Zoals die zakenman daar die op jou lijkt. Vermoedelijk heeft hij vandaag aan een of ander zogenaamd uiterst belangrijk maar dóódsaai project gewerkt in een vensterloze kantoorruimte samen met een hele reeks andere klonen en is hij nu op weg naar huis. Ik zeg dan wel “huis” maar het is eerder een opslagruimte
waar jullie allemaal naartoe trekken om opgeladen te worden en de nodige software updates geïnstalleerd te krijgen. Ik vermoed dat jullie daarna in slaapmodus gaan tot jullie digitaal gewekt worden waarna alle klonen op een lange loopband de stoomkamer worden ingeschoven om gefatsoeneerd te worden. Aan de andere kant komen jullie er dan helemaal netjes uit en zijn er robotarmen die jullie haren goed leggen en de laatste pluisjes van jullie pakken wegvegen. Zo zijn jullie klaar voor een nieuwe dag onder de echte mensen van vlees en bloed.’
Patrick: ‘Serieus? Je vergelijkt mij en die voor de rest volledig normaal uitziende zakenman daar met een robot?’
Sofia: ‘Zie jij iets anders dan?’
Patrick: ‘Ik zie een geheim agent die zonet de wereld van de ondergang heeft gered en nu terug naar huis en vrouw en kinderen rijdt. Zij weten helemaal niets van zijn spannende bestaan af. Zijn zogenaamde zakenreizen zijn in werkelijkheid geheime missies in verre, exotische landen. De natuurlijke habitat waarin hij excelleert is er een van internationale wapendealers en drugsbaronnen. Op dit moment zit hij zich af te vragen welk verhaal hij zal gebruiken om de vrienden van zijn vrouw die vanavond komen dineren te entertainen. Had hij dat verhaal al verteld over die collega die op de metro verhalen verzon bij de mensen die op- en afstapten en erop stond haar absurde verzinsels te delen met alle collega’s op kantoor?’
Sofia: ‘Haha. Niet slecht, 007. Is dat hoe jij jezelf ziet? Jeetje, wat heb ik je verkeerd ingeschat! Kom mee!’
Ze reden een volgend metrostation en zodra de deuren open gingen wandelde Sofia met snelle pas door enkele gangen tot ze plots stopte en opnieuw ‘links of rechts’ vroeg.
Patrick:‘Rechts dan maar deze keer.’
Sofia: ‘Goede keus.’
Het volgende station was zo goed als leeg - de volgende metro zou volgens de signalisatie pas over vijf minuten aankomen - en ze lieten zich op een vrijstaande bank zakken.
Sofia: ‘Wat zie je daar?’
Sofia wees een Aziatisch meisje aan met een kleurrijke rugzak en oortjes in.
Patrick:‘Euh. Gewoon een tiener die van school komt?’
Sofia: ‘Ben je gek? Ik zie een alien vermomd als tienermeisje, naar hier gestuurd om ons in de gaten te houden en de alien-invasie voor te bereiden. Die zou wel eens ieder moment kunnen beginnen. Zodra dat gebeurt, zal ze haar menselijke gedaante afgooien en krijgen we haar echte aard te zien: een inktvisachtig, rozig slijmwezen dat er voor ons extreem belachelijk uitziet. Telkens we er eentje zien, barsten we in lachen uit. Daar worden de aliens iedere keer zo kwaad van dat ze alle lachers proberen te neutraliseren met hun protonschietgeweren.’
Er kwamen nog twee tienermeisjes de roltrap afgewandeld. Zodra ze elkaar zagen begonnen ze opgewonden te praten en te giechelen.
Sofia: ‘Zo te zien had ik gelijk.’
Patrick: ‘Echt? Ik zie gewoon drie tieners hoor.’
Sofia: ‘Denk je? Hm, misschien heb je gelijk. Gelukkig maar. Het had het einde van de wereld kunnen zijn. En helemaal zeker zijn we nog niet zijn:dieanderetwee zoudennetzogoedmeeinhetbuitenaardsecomplot kunnen zitten.’
De metro reed hun station binnen en ze stapten op. Ze zaten op een uitloper van de paarse lijn.
Ze stapten twee haltes verder in het eindstation uit. Eenmaal terug bovengronds stonden ze in een kleurloze wijk aan de rand van de stad.
Sofia: ‘Kom, we gaan op verkenning.’
Patrick twijfelde of dit wel een goed idee was. Hij had gehoord dat er wijken in de stad waren die je maar beter kon vermijden en hij had er geen idee of dit er zo een was. Maar Sofia was alweer aan het stappen en dus volgde hij snel.
Sofia: ‘Ik ben in dit deel van de stad nog nooit geweest. Jij?’
Patrick:‘Nee. Begrijpelijk ook. Er is hier niets te zien of te doen.’
Sofia: ‘Het is niet omdat we nog niets spannends of interessants zijn tegengekomen, dat het er niet is. Er zijn overal interessante mensen te vinden. Wel… in ons bedrijf misschien ietsjes minder maar zelfs als je die van het negende hard genoeg pookt, komt er af en toe iets boeiends uit. Komaan.’
Ze wandelden de wijk door tot ze op een pleintje uitkwamen Er stonden drie mistroostige bomen, het enige groen in de hele buurt leek het wel, er was een buurtwinkel die al gesloten was en een café. Aan de deuren die openstonden stonden verschillende mensen te roken. Patrick vond het er groezelig uitzien maar Sofia leek het niet op te merken.
Sofia: ‘Kom, daar kunne we vast iets drinken.’
Het rijhuiscafé was groter dan verwacht en liep door naar achteren waar zich een speelhal bevond met daarachter nog een terras. Geen twee tafels of stoelen waren hetzelfde. Hier en daar zaten er mensen te eten. Zoals overal elders tegenwoordig zaten de meeste mensen er naar een of ander scherm te staren.
Het deed Patrick denken aan een van de dorpscafés waar ze woonden, al kwam hij er haast nooit. Vroeger wel eens, wanneer de kermis in het dorp was. Zijn dochters wilden er per se naar toe toen ze nog jong waren. Eens de dertien voorbij gingen ze liever alleen en liepen hij en zijn vrouw Clara toch maar in de weg. Patrick herinnerde zich dat hij dat eerst niet helemaal vertrouwde maar tegelijk was hij blij dat hij er zelf niet meer heen moest.
Clara sprak er wel eens met vriendinnen uit het dorp af maar Patricks vrienden waren verspreid in en rond de hoofdstad, sommigen zelfs verder, zodat hijzelf weinig reden zag de lokale etablissementen te bezoeken.
Sofia plofte zich in een van de bankzetels tegen de muur en Patrick ging tegenover haar op een van de stoelen zitten Het ding kraakte vervaarlijk.
Sofia: ‘Misschienmoetenweookietsbestellenomteknabbelen.Ikheb honger.’
Een dienster nam hun bestelling op en enkele minuten later stonden er twee koffies, een zakje chips en een schoteltje met kaasblokjes voor hun neus.
Aan het andere uiteinde van de bar was een groepje jongeren een of ander caféspel aan het spelen. Het ging er luidruchtig aan toe maar dat leek niemand op te merken.
Sofia: ‘Dit is gezellig.’
Patrick: ‘Je meent het!
Sofia merkte Patricks sarcasme niet eens op. Ze voelde zich in een opgewekte bui en op zulke momenten leek ze minder goed op te merken hoe andere mensen rondom haar zich voelden.
Sofia: ‘Droom jij er wel eens van om alles achter te laten? Ergens te gaan waar niemand je kent en je helemaal opnieuw kan beginnen?
Patrick: ‘Zoals naar hier?’
Sofia: ‘Hier of eender waar elders.’
Patrick: ‘Nee. Eerlijk gezegd niet. Ik betwijfel trouwens of je ooit alles kan achterlaten. Waar je ook heen zou gaan, je zal nog steeds zijn wie je bent. Indien je alles zou herdoen vanaf het begin, vermoed en vrees ik dat je wel eens heel veel dingen net zo zou overdoen. Resetten zou wel eens een maat voor niets kunnen zijn.’
Sofia: ‘Als dat waar is, wil dat zeggen dat het allemaal niet uitmaakt wat je doet omdat je toch gewoon weer dezelfde goede en slechte keuzes zou maken. Ik denk het niet hoor.’
Patrick: ‘Misschien zal je hier en daar wel een andere richting kiezen maar je karakter is je karakter. Wat je leuk vindt of net niet zal niet zo veel verschillen. Zelfs wanneer je andere keuzes zou maken, maak ik me sterk dat waar je uiteindelijk terecht zal komen niet zo veel zal verschillen van waar je je nu bevindt.’
Sofia: ‘Dat klinkt vreselijk deterministisch. Alsof alles al vastligt en er geen uitweg mogelijk is. Jouw pad ligt voor je uitgestippeld. Het enige wat je nog kan doen, is het afwandelen. Dat is pas een deprimerende gedachte. Je bent wie je bent en dus zal je hoe dan ook terecht komen waar je terecht komt? Zo fatalistisch!’
Patrick: ‘Je kan er ook anders naar kijken: het kan je helpen om je doelen in het leven realistischer in te schatten. En het kan de stress van het eeuwig najagen van iets beters helpen verjagen. Naar het schijnt hebben nogal wat mensen daar vandaag last van.’
Sofia: ‘Oké. Stel je voor dat je pad hier begint.’
Sofia had een servet van het tafeltje naast hen genomen en diepte een stylo uit haar tas op.
Sofia: ‘Deze korte eerste lijn is het eerste deel van jouw pad, laten we zeggen, de eerste vijftien jaar van je leven. Je karakter en je
persoonlijkheid krijgen er al vorm, maar bewust keuzes maken is nog beperkt. Juist?’
Patrick: ‘Ik ben mee.’
Sofia tekende een mannetje naast de korte lijn.
Sofia: ‘Dit ben jij. Je bent vijftien en moet een eerste belangrijke keuze maken: welke studierichting kies je. Er zijn ouders en leerkrachten die je daarbij helpen, maar jij moet wel beslissen. Stel, je hebt twee opties.’
Sofia tekende twee extra lijnen. Op de servet stond nu een gekantelde Y getekend
Sofia: ‘Twee jaar later moet je opnieuw kiezen: studeer je verder of begin je te werken? Je besluit verder te studeren en hebt opnieuw twee opties. Drie jaar later ben je klaar met je studies en sta je voor een volgende keuze: of je studeert nog één jaartje verder of je begint te werken. Oké?’
Patrick: ‘Nog steeds helemaal mee.’
Sofia: ‘Na nog een jaartje studeren moet je nu echt op zoek naar een job. Je bent uiteraard een zegen voor deze arbeidsmarkt: gegeerd door velen, bedrijven staan voor je in de lijn, wat een talent! Je hebt opnieuw twee keuzes: kies je voor bedrijf X in sector A of toch eerder voor bedrijf Y in sector B. Je kiest voor X in A, hebt een leuke job en leert veel bij, maar na drie jaar krijg je zin om nieuwe horizonten op te zoeken. Je vraagt je af of het gras aan de andere kant toch niet groener is. Je begint wat rond te kijken, gaat hier en daar al eens op gesprek en na enkele
maanden kanje opnieuw kiezen: je bent in de running bij twee mogelijke nieuwe werkgevers. Je kiest opnieuw.’
Patrick: ‘Oké.’
Sofia: ‘Zie je wat er gebeurt? Op tien jaar tijd heb je al zes keer een belangrijke, misschien wel levensbepalende keuze moeten maken. En jij beweert dat de persoon die hier bovenaan staat, dezelfde persoon als diegene hier onderaan? Dat ongeacht alle keuzes die je hebt gemaakt, je bovenaan niet zo heel anders zou zijn als onderaan? En dan hebben we het enkel nog maar over studies en werk en hebben we alle andere mogelijke keuzes die je in tussentijd ook hebt genomen buiten beschouwing gelaten.
De servet was ondertussen helemaal vol gekliederd met lijnen en notities.
Patrick: ‘Ik zie waar je naar toe wilt maar denk je niet dat veel van wie enhoeikben,zowelbovenaanalsonderaannogsteedsheel erggelijkend zal zijn? Ook al zal mijn persoonlijke situatie in het ene of het andere scenario heel verschillend zijn, wat een essentieel onderdeel uitmaakt van wie en hoe ik ben, zal nog steeds heel erg gelijkend zijn ongeacht het scenario. Als ik introvert ben, zal ik dat in beide scenario’s zijn. Als ik extravert bent, zal ik dat zowel hierboven als hieronder zijn. Misschien worden veel van mijn keuzes zelfs bepaald door hoe ik ben als persoon. Hoe open je bent naar anderen of nieuwe ervaringen toe, hoe nauwgezet je bent, hoe zorgzaam je bent... Als ik van katten houd, zal ik meer dan waarschijnlijk in beide gevallen van katten houden. Niet? Of ik nu veel of weinig gestudeerd heb of deze of gene job wel of niet heb gekozen, ik zal voor het grootste deel nog steeds dezelfde persoon zijn.’
Sofia: ‘Misschien zullen sommige persoonlijkheidskenmerken in elk scenariovrij gelijkblijvenmaarhoedietotuitingkomenofvormworden
gegeven, zal wel nog steeds heel verschillend zijn. Als je introvert bent, zal dat anders tot uiting komen omdat elke keuze nu eenmaal andere kansen en opportuniteiten biedt. Als je van katten houdt, zal je als rijke stinkerd bovenaan misschien eerder een pokkedure naaktkat hebben terwijl je onderaan misschien eerder enkele straatkatten zal hebben die jemetveelliefdeverzorgt.Sommigeeigenschappenzaljeongeachtjouw keuzes met je meedragen, maar hoe je die invult en vormgeeft, zal toch heel anders zijn. De keuzes die we maken vormen ons. Elke keuze zal je beïnvloeden en dus zijn de keuzes die je maakt, enorm belangrijk en bepalend voor hoe je bent.’
Patrick: ‘Misschien. Maar er zijn zoveel keuzes die je maakt doorheen een mensenleven. Welke keuzes hebben nu meer of minder invloed? De keuzes die ik maak, zullen mijn situatie vermoedelijk wel beïnvloeden en omgekeerd zullen situaties veel van mijn keuzes beïnvloeden. Hoe veel of hoe weinig zal deze of gene keuze uiteindelijk doorwegen? De keuze voor een job is een belangrijke, zonder twijfel, maar tegelijk zijn er nogzoveel andereeveneens belangrijkekeuzes: blijfik bij die persoon of niet, trouwen we of niet, nemen we kinderen of niet, probeer ik gezonder te leven en te sporten of niet... Uit dat enorme kluwen wordt het erg moeilijk, misschien zelfs onmogelijk, om vast te stellen welke keuze nu welke invloed heeft gehad. Er zal misschien wel een verband zijn maar zouden we ook oorzakelijk kunnen vaststellen welke keuze meer of minder woog? Misschien zorgt de overdaad aan keuzes die we maken er net voor dat de uitkomst toch weinig anders zal zijn dan wat het is geworden. Op het risico af weer deterministisch te klinken maar misschien zijn de keuzes die we maken wel minder bepalend voor wie we zijn. Misschien is wie we zijn meer in ons verankerd dan we willen toegeven en worden de keuzes die we nemen meer vanuit onze kern dan eender wat anders bepaald.’
Sofia: ‘Wat als jij jouw vrouw niet het hof had gemaakt toen jullie nog studenten waren? Of wat als jullie hadden beslist geen kinderen te hebben? Wat als jullie na enkele jaren hadden besloten niet bij elkaar te blijven? Zou jij nu dan geen ander persoon zijn? Wat als je na je scheiding een andere relatie was begonnen en je met die vrouw kinderen
had gekregen, zou je dan dezelfde echtgenoot en vader zijn die je nu bent?’
Patrick: ‘Misschien niet, maar een groot deel van wie ik nu ben, zou ik in dat andere scenario wel nog steeds zijn. Misschien zou ik een aantal zaken wel anders invullen, maar onderliggend zou ik nog steeds mezelf zijn. Vergeet niet, we denken dat we meestal heel bewust kiezen maar de meeste beslissingen nemen we op automatische piloot, zonder er veel bij na te denken. En heel vaak laten we ons meeslepen door wat anderen rondom ons beslissen en deinen we gewoon mee op de stroom die zovele anderen al heeft meegevoerd. Ik vermoed dat we vaker niet dan wel bewust keuzes maken. En ik denk dat dat oké is.’
Sofia: ‘En wat als de keuzes die je niet maakt, zodanig bepalend zijn, dat het je wel verandert?’
Sofia’s stem stokte. Ze had niet verwacht dat ze emotioneel zou worden.
Patrick schrok. Had hij te hard geprobeerd de discussie te winnen?
Sofia wreef een traan weg.
Sofia: ‘Weet je wat het nog erger maakt? Welke keuze ik ook maak, op het vlak van relaties zal ik waarschijnlijk de emotionele kip blijven die ik nu ben en dan zou je verdorie nog gelijk krijgen ook.’
Patrick: ‘Misschien is dat net positief. Het maakt jou jou, welk scenario je ook schrijft. Het zou juist erg jammer zijn, als je dat niet zou meedragen. Die absurde combinatie van eigenschappen die elk van ons is, maakt van ons wie we zijn. Als we dat niet zouden hebben, zouden we allemaal verschrikkelijk veel op elkaar lijken. En dat zou vreselijk saai zijn, niet?’
Sofia: ‘Je bent een slechte trooster. En een nog slechtere verliezer.’
Sofia: ‘Zijn er dan geen dingen die je liever anders zou willen? Had je niet liever hier en daar andere keuzes gemaakt?’
Patrick:‘Ik weet het niet. Ik zou sommige zaken als vader wel anders hebben willen doen maar ik weet niet of het gelukt zou zijn. Ik had minder voor mijn carrière kunnen gaan en meer aanwezig kunnen zijn voormijndochterstoenzejonger waren,misschien ookvoormijn vrouw. Ik zou een groter deel van de opvoeding op mij genomen kunnen hebben maar daarvoor lijkt het me nu wat laat. Mijn dochters zouden nogal raar opkijken als ik me plots heel erg in hen zou interesseren en ik denk niet datzehetals heelpositiefzoudenervaren.Trouwens,veelvandiedingen bepaal je ook niet alleen. Er is maar weinig dat je helemaal alleen kan bepalen of realiseren en zodra je samen met anderen aan de slag gaat, kan je maar beter ook rekening houden met wat zij willen en hoe zij zijn. Daarom dat ik denk dat ik bepaalde zaken misschien wel anders had kunnen proberen doen maar ik niet weet of het echt gelukt zou zijn.’
Sofia: ‘Misschien waren je dochters anders geweest naar jou toe als jij er meer was geweest voor hen toen ze jonger waren. Misschien zouden ze daardoor ook nu meer en makkelijker naar jou toe komen waardoor ook jij weer anders zou zijn. Misschien heb je niet bewust gekozen om als vader zus of zo te zijn, maar hoe je was, heeft wel invloed gehad op jou en hen. Doordat jij meer ‘zus’ was, kwamen ze misschien niet naar jou toe voor de ‘zo-zaken’. Zou je meer ‘zo’ zijn geweest, dan kwamen ze misschien niet voor de ‘zus-zaken’. Misschien heb je hierin geen bewuste keuze gemaakt, maar het ‘niet-kiezen’ heeft wel impact gehad en beïnvloedt ook hoe en wie je bent. Misschien ben je in beide gevallen nog steeds introvert of extravert, maar hoe je als introverte of extraverte vader er bent voor je dochters, heeft wel een grote impact op hen. Hoe jij
bent,bepaaltmeehoezijstaantegenoverjou.Hoejulliezijntegenelkaar, wordt zo misschien nog versterkt. Zo wordt het na een tijdje wel erg moeilijk om je nog voor te stellen hoe het anders zou kunnen zijn.’
Patrick: ‘Dat kan goed zijn maar het probleem is dat er geen manier is om uit te zoeken hoe de zaken anders hadden kunnen uitdraaien indien we zus of zo hadden gekozen. We kunnen niet terugreizen in de tijd en de dingen herdoen. Wat we nu hebben, daarmee zullen we het moeten doen.’
Sofia: ‘Je zou kunnen proberen sommige zaken te veranderen?’
Patrick: ‘Vast. Maar ik denk niet dat je zomaar alles kan veranderen.’
Sofia: ‘Iser nietswaarvanjedenkt: datzouiknueensechtliever anders aangepakt hebben?’
Patrick: ‘Hebikgroteteleurstellingen?Nee.Ikbenbesttevredenmet hoe de zaken tot nu toe zijn gelopen. Sommige dingen hadden vast beter gekund maar ik ben er lang niet zeker van dat de dingen nu anders proberen te doen, goed zou uitdraaien of zoveel beter zou zijn. Ik voel me best oké in het leven dat ik nu leid. En als ik kijk naar de mensen om me heen die me nauw aan het hart liggen, lijken ook zij het redelijk goed te doen.’
Sofia: ‘Heb je nooit gedroomd over hoe je leven eruit zou hebben gezien als je met je voorlaatste lief was samengebleven?’
Patrick: ‘Good heavens, nee. Die was knetter. Letterlijk. Dat heeft gelukkig ook maar enkele weken geduurd. Dat was echt een hele slechte keuze. Maar mijn lief daarvoor was wel heel speciaal. We waren nog jong.Netvoorwenaar hetlaatstemiddelbaar zoudengaan,iszeverhuisd. Haar moeder was diplomate en kreeg een nieuwe opdracht aan de andere kant van de wereld. Het was meteen ook het einde van de relatie. Juliezo heette ze - zou haar studies daar verderzetten. Ik moet bekennen dat ik er nooit bij heb stilgestaan hoe het geweest zou zijn als we samen warengebleven.ZewasheelandersdanClara.Heellosenvrijgevochten. Een halve hippie. Dju, nu doe jij me denken.’
Sofia: ‘Ha. Denk er maar eens goed over na. Met haar aan je zij was je misschien helemaal geen suit geworden!’
Patrick:‘Een suit?’
Sofia: ‘Je weet wel: een stijve hark in kostuum. Een manager.’
Patrick:‘Fijn. En ik maar denken dat ik 007 had kunnen zijn.’
Het café was drukker en luidruchtiger geworden. De tafeltjes naast hen waren ondertussen ook bezet en ze moesten hun stem verheffen om elkaar nog te kunnen horen.
Het viel Sofia op hoe vaak hun gesprekken afgebroken werden door de omstandigheden en de mensen rondom hen. Alsof ze telkens opnieuw een bubbel bliezen waarbinnen ze openlijk en eerlijk tegen elkaar konden praten en hoe die na een tijdje telkens opnieuw doorprikt werd door de werkelijkheid om hen heen. Alsof het nooit helemaal volmaakt kon of mocht zijn.
Het liep tegen half tien aan en ze moesten nog terug naar het centrum.
Patrick: ‘Misschien moeten we maar eens gaan?’
Patrick overwoog even om voor te stellen een taxi of Uber te boeken maar Sofia was op haar smartphone al aan het zoeken naar het dichtste metrostation.
Enkele minuten later doken ze de ondergrondse in. Zodra ze aan het rijden waren hernam Sofia haar ‘verzin-eenseen-achtergrondverhaal’ spelletje.
Sofia: ‘Een spion.’
Patrick: ‘Een kickbokser.’
Sofia: ‘Een zanger die zijn stem is verloren en zich nu omschoolt tot beatboxer.’
Patrick: ‘Een miljonaire die zich voordoet als normale sterveling maar nu terug naar haar penthouse reist waar een persoonlijke butler haar op haar wenken bedient.’
Sofia: ‘Een geniale hacker die net de digitale roof van de eeuw heeft gerealiseerd en zich afvraagt hoeveel geld hij aan goede doelen zou schenken, hoeveel hij aan vrienden en familie zou geven en hoeveel hij voor zichzelf zal houden.’
Patrick: ‘Een driesterrenchef die blij is met zijn eerste hamburger met frietjes in drie jaar.’
Sofia: ‘Een engel die vermomd als oud vrouwtje door de metro doolt. Iedereen die vriendelijk tegen haar is, schenkt ze een wens die ook uitkomt.’
De oude vrouw die schuin tegenover hen zat, keek hen uitdrukkingsloos aan. Sofia haalde haar vriendelijkste glimlach boven en kreeg een warme glimlach terug.
Sofia: ‘Ha. Mijn wens is binnen.’
Patrick: ‘Wat heb je gewenst?’
Sofia: ‘Sorry maar als ik het je vertel, komt ze niet uit. En ik wil dat deze echt wel uitkomt.’
Sofia glimlachte. Patrick drong niet aan maar hoopte dat hij ergens in de wens voorkwam.
Na twintig minuten en een overstap later waren ze terug in de buurt van waar ze vertrokken waren.
Sofia: ‘Spreken we volgende week af aan de bank in het park waar we de vorige keer zaten? Misschien is het daar ietsjes rustiger. Vandaag leek het overal erg druk te zijn.’
Patrick:‘Volgende week in het park? Deal.’
Sofia: ‘Top. Tot dan.’
Patrick: ‘Tot dan.’ o
Verdachte overlijdens, diefstallen die niet verklaard konden worden, witteboordencriminaliteit... Dewulf en Fonck zochten naar aanwijzingen tussen de “vreemde” en “uitzonderlijke” zaken die ze de voorbije jaren waren tegengekomen. Ze gingen zo’n vijf jaar terug in de tijd en identificeerden in totaal enkele tientallen zaken die hen vreemd toeschenen en die ze verder wilden uitspitten. Relevante details hielden ze bij in kleine notitieboekjes. Het deed Dewulf aan oude detectivefilms denken.
Voor het analyseren van dedata over hun stad hadden ze de hulpvan hun collega Karen nodig. Overdag werkte Karen in het bewijzendepot maar ’s avonds ontwikkelde ze statistische modellen rond historische gebeurtenissen. Gewoon voor haar plezier. Waarom Fonck en Dewulf wilden weten wat er voor hun stad anders was de laatste vijf jaar vergeleken met de vijf jaar ervoor interesseerde haar niet echt. Ze vermoedde wel dat het met een of andere zaak te maken had maar ze vroegniet door: deopdracht leek haarinteressant en uitdagend.‘Geef me enkele weken en ik bezorg jullie de meest opvallende trends.’ Dewulf vond het een vreemde hobby maar zowel hij als Fonck waren maar wat blij dat ze niet zelf door de data moesten ploegen op zoek naar anomalieën en verbanden. Ze wisten dat ze er allebei niet veel van zouden bakken.
Anderhalve maand na hun gesprek bij de commissaris konden ze samenleggen wat ze hadden gevonden. Jan, de man van hoofdinspecteur Fonck, was dat weekend weg met vrienden en dus konden ze Foncks appartement gebruiken om te zoekennaar linkentussende veletientallen puzzelstukjes. Ze begonnen met veel goesting aan hun tweedaagse ook
al wisten ze goed genoeg dat ze van een kale reis konden thuiskomen. Maar eerst zouden ze naar Karen luisteren.
‘Wat ik heb gedaan, is kijken naar alle beschikbare open data over de stad voor een periode van tien jaar. Ik heb de data van tien tot vijf jaar terug vergeleken met de periode van vijf jaar terug tot nu. Door verschillende analyses erop los te laten, komen de statistisch relevante elementen vanzelf naar boven. Ik zal ze overlopen en dan moeten jullie maar bepalen of het iets is om rekening mee te houden of niet.’
Dewulf kende Karens reputatie: tijdens lunchpauzes en werkfeestjes kon ze wel eens doordraven zonder op te merken dat de mensen rondom haar één voor één afhaakten. Hij zette zich schrap en probeerde zich mentaal voor te bereiden op een vergelijkbare situatie, zonder de mogelijkheid stiekem weg te kunnen sluipen.
Karen begon aan haar lijst: de immobiliënprijzen waren een heel pak gestegen, files en vertragingen waren enorm toegenomen (geen verrassingen daar), het aandeel kantoorruimte dat leeg stond bleef fluctueren, de beurskoersen waren blijven stijgen afgezien van een korte dip zo’n zes jaar geleden (economische experten hadden het een ‘minicrisisje’ genoemd), de misdaadcijfers waren drastisch gedaald (voornamelijk dankzij het uitbreiden van ARU), het aantal opgeloste politiezaken was de hoogte ingeschoten (nog steeds dankzij ARU), het aantal asielaanvragen was blijven stijgen (vooral vanwege het toenemend aandeel klimaatvluchtelingen) en zo ging ze nog een hele tijd door.
Wat afgehandeld was, legden ze op een van drie stapels: niet interessant, twijfelgeval enheelinteressant.Deeerstestapel groeidesnel aan.Daarna leek het even of de middelste twijfelgevalstapel een inhaalbeweging zou maken, maar de niet-interessante stapel nam snel weer de overhand.
Ze hielden drie echt interessante resultaten over en zo’n tiental twijfelgevallen. Het leeuwendeel van de onderzochte statistieken was waarschijnlijk irrelevant voor het onderzoek. Meer kon Karen voor hen
niet doen. Fonck en Dewulf bedankten haar en zodra ze het appartement had verlaten, overliepen ze de interessante gevallen opnieuw.
Wat ze hadden: het aantal inwijkelingen met een werkvergunning was drastisch toegenomen (vooral IT-profielen piekten), er was een sterke toename in het aantal agenten van buitenlandse diensten die een accreditatie hadden gekregen en het aandeel dataverkeer voor de hoofdstad was haast vervijfvoudigd (vergelijkbare steden hadden niet zo’n exponentiële groei gekend).
Op zich was het te weinig om al een doorbraak op te leveren. Het overlopen van de vreemde en uitzonderlijke zaken van de voorbije jaren kon hen misschien wijzer maken.
Het liep ondertussen tegen de middag aan en Dewulfs maag gromde. Ze bestelden een afhaalmaaltijd en dronken in afwachting een biertje op Foncks terras. Het was weeral eens te warm voor de tijd van het jaar. Ze zeiden niets tot de delivery girl aanbelde. Dewulf betaalde en ze aten in stilte.
Eén van de grootste uitdagingen aan het begin van een onderzoek was vermijden een oordeel te vellen over wat je al wist. “Don’t jump to conclusions!” werd er bij elke inspecteur in opleiding ingedramd. In een te vroeg stadium conclusies trekken, was alsof je bepaalde deuren sloot en andere dan weer wagenwijd openzette zonder al echt goed te weten in welke kamers van het huis je zou kunnen vinden wat je zocht. Onvermijdelijk begin je dan aanwijzingen te zien die je eerdere vermoedens lijken te bevestigen terwijl er tegelijkertijd een zekere blindheid optreedt voor alles wat niet binnen je kraam past. Te vroeg een bepaaldpadinslaaninplaatsvanzoveelmogelijkpistesopenhouden,kan een onderzoek volledig kelderen en onschuldige – of althans minderschuldige – mensen in een lastig parket brengen. Als je hard genoeg zoekt, kan je altijd wel iets vinden.
ARUhadgeenlast vandatsoortblindheidmaartegelijkhadhetookgeen buikgevoel.
Daarin volgde Fonck Dewulf wel; de balans was doorgeslagen en menselijke expertise werd teveel buitenspel gezet. Fonck was niet tegen al die innovatie maar ze vond wel dat je de technologie niet de overhand mocht geven in iets wat nog steeds heel erg menselijk was. Ze betreurde dat de job stilaan teveel was ontmenselijkt.
Dewulf haalde Fonck uit haar mijmering: ‘Zullen we eens kijken of we wijzer worden uit de uitzonderlijke zaken van de voorbije jaren?’
Ze maakten nieuwe stapeltjes: verdachte of uitzonderlijke overlijdens, bizarre diefstallen, witteboordencriminaliteit en cybercriminaliteit. Fonck nam die laatste twee onder haar hoede, Dewulf boog zich over de eerste twee. Af en toe wierp de een of de ander iets op, maar er sprong niets echt uit. Het doorploegen van de dossiers duurde uren enze schoten maar traag op in het ondertussen steeds warmer wordende appartement. Ondanks de pogingen van de huisbaas om het onvermijdelijke zo lang mogelijkuittestellen warendehuurdersinFoncksgebouwhet pleit voor de installatie van airco’s stilaan aan het winnen. Maar voorlopigmoesten ze het nog even zonder uitzingen.
‘Dit is vreemd.’
‘Wat?’ vroeg Fonck, die hoopte dat Dewulf eindelijk iets had gevonden. Zelf had ze nog niets kunnen naar boven spitten dat ergens heen leek te gaan. ‘Twee zelfmoorden, eentje in een gevangenis, en eentje zonder gespecifieerde locatie van overlijden. Maar beide slachtoffers dragen dezelfde achternaam. Verstuyft. Jonah en Maarten Verstuyft. Broers misschien? Kijk naar de data: slechts enkele maanden verschil. Toeval?’
‘Enkel slechte agenten geloven in toeval. Wat weten we over hen?’
Dewulf haalde de eerste naam door de politiedatabank. ‘Maarten Verstuyft, meerdere keren opgepakt voor allerlei kleine feiten en vorig jaar veroordeeld voor inbraak en heling. Zo te zien is ARU daarna zijn verleden grondiger beginnen uitspitten. Terwijl hij zijn straf uitzat zijn er nieuwe feiten naarbovengekomen enaan hem gelinkt. Blijkbaar werd er werk gemaakt van een nieuw dossier en een nieuw proces. Als ik zie
wat daaronder zoal zat, vermoed ik dat er hem makkelijk tien of meer jaar extra boven het hoofd hing. Enkele dagen nadat zijn advocaat hem daarvan op de hoogte bracht, heeft Maarten Verstuyft zich verhangen in zijn cel.’
‘Hoe zit met die tweede persoon?’ vroeg Fonck.
‘Jonah Verstuyft. Eveneens zelfmoord door verhanging. Zo’n vijf maanden na zijn broer. Dat zullen ook geen fijne familiereünies zijn. Er is verder niet veel over hem in onze database te vinden. Geen veroordelingen of zo.’
‘Vreemd dat er geen locatie van overlijden is vermeld in het dossier ook al is het zelfmoord,’ zei Fonck, die ondertussen op het scherm meekeek.
‘Ja.Wehebbeneenadresvandemoeder.Aandeanderekant vandestad. Eens gaan luisteren?’ vroeg Dewulf.
‘Hm. Weten we iets meer?’
‘Hij zou als IT’er aan de slag zijn geweest voor een of ander consultancybedrijf. Misschien hebben hij of dat bedrijf iets met het virus te maken?’
‘Misschien. Hoe laat is het ondertussen?’
Het was negen uur geworden. Ze waren ondertussen zo’n twaalf uur bezig.
‘Da’s wat laat om nog aan te kloppen. Laten we het voor vandaag maar voor bekeken houden. Beter alles eerst even laten bezinken. Een goede nachtrust en een stevig ontbijt geven misschien nieuwe inzichten.’
Zoals vroeger zo vaak gebeurde kon hoofinspecteur Katrien Fonck de slaap niet vatten wanneer er een zaak was waar ze haar hoofd niet omheen kreeg. Het was lang geleden dat ze dit nog had ervaren. ARU maakte het te gemakkelijk. De rapporten die ze toegespeeld kregen, waren zo gedetailleerd dat er niet veel recherchewerk nog aan te pas kwam.Tevaakhadzehetgevoeldatzijenhaarcollega’servooral waren als excuus, een lapmiddel om te verhullen dat de volledige inbeschuldigingstelling door een computerprogramma was opgemaakt.
Ze werden als rechercheurs doorheen het onderzoeksproces verweven om de schijn hoog te houden dat het nog steeds een menselijk gestuurd proces was. Maar ze wist ondertussen wel beter.
Ze had zich wel eens afgevraagd of ze niet iets anders zou moeten doen maarzehadnooitdedaadbijhetwoordgevoegd.Alleswat zeoverwoog, leek haar minder te boeien dan wat ze nu deed. Ook al dacht ze de laatste tijd met iets meer nostalgie terug aan vroeger, ze vreesde dat, indien ze de job helemaal zou opgeven, veel van haar herinneringen zouden vervagen en daarmee een groot deel van hoe ze zichzelf zag: een verdomd goede rechercheur.
Dat weerhield haar er niet van geregeld te vloeken op de verregaande computerisering van het hele justitiesysteem. Het wegnemen van de menselijkecomponent werdvoorgesteldalshetidealemiddel om typisch menselijke vooroordelen uit het proces tefilteren. Daarwas wel iets voor te zeggen. Mensen met kleur of mensen die het minder breed hadden, waren in het verleden harder aangepakt louter omdat rechercheurs, openbare aanklagers en rechters er niet in slaagden voorbij hun eigen vooroordelen te kijken. In vergelijking daarmee leek ARU niet te discrimineren, al waren er zeker in de beginfase heel wat ‘biases’ in het systeem geslopen. Die waren pas na enige tijd naar boven gekomen en konden pas na heel veel moeite door de techneuten worden gecorrigeerd. Dat was althans de officiële verklaring. Fonck vertrouwde het niet helemaal. Ze vroeg zich wel eens af hoe je een artificieel intelligent systeem dat zichzelf reproduceert en steeds nieuwe dingen leert nog kon controleren en evalueren? Was er nog wel iemand die met kennis van zaken over de kwaliteit waakte?
Mensen reduceren tot louter bits en bytes had Fonck altijd al een rare gedachte gevonden. Mensen waren niet eendimensionaal. Waren ze nooit geweest en Fonck was ervan overtuigd dat ze het ook nooit zouden worden. Ergens hoopte ze dat wie aan de touwtjes trok in het justitiële apparaat zou begrijpen dat de recherche speurders zoals haar nog nodig zou blijven hebben. Speurders die nog echt politiewerk hadden gedaan en criminelen van allerlei slag nog recht in de ogen had gekeken en voor het gerecht hadden gebracht. Ze vond het belangrijk om in ere te houden en niet te vergeten hoe het er vroeger aan toe ging, met al zijn mankementen maar ook met zijn menselijke kanten. Met rechters die af en toe begrip opbrachten voor de persoonlijke situatie en geschiedenis van daders en die geregeld tweede kansen boden. En ook al liep dat lang niet altijd goed af, wanneer het dat wel deed, voelde het aan als een enorme overwinning. Voor haarzelf. Voor de samenleving. Voor de mensheid.
Fonck vond het belangrijk dat mee te geven aan de nieuwe generaties van rechercheurs. Zij die nooit een wereld zonder ARU hadden gekend, die nooit de handen zelf hadden vuilgemaakt, criminelen door donkere stegen hadden achtervolgd of uit louche drugspanden hadden geplukt. Zij die nooit autopsieën van dichtbij hadden meegemaakt waar de geur van dood je neus prikkelde. Een stank die je dagenlang bleef achtervolgen hoe vaak je ook douchte. ----- o -----
Ze draaide en woelde en schopte de dekens weer van zich af. Het was nog steedste warm. Ondertussen bleven de vele dossiers door haarhoofd spoken. Ze hadden nog steeds bitter weinig om verder op te bouwen. Misschien moesten ze inderdaad maar eens die Verstuyft aanwijzing opvolgen. Al te veel hoop op een doorbraak gaf het haar niet maar wegens gebrek aan beters zou het voorlopig moeten volstaan.
Dat gaf enige rust in haar hoofd en uiteindelijk viel ze in slaap. ----- o -----
Sofia kwam snel aangewandeld.
Sofia: ‘Sorry voor het wachten. Mijnmanager vertrekt met verlof en hij had nog van alles door te geven. Ik heb hem wel drie keer gezegd dat ik een afspraak had en er vandoor moest maar het leek gewoon niet tot hem door te dringen. Hij bleef maar doorratelen. De eikel.’
Patrick:‘Geen erg.’
Sofia: ‘Vind je het goed als we enkele straten verderop langsgaan op het appartement van een vriendin? Ze zit als expat enkele maanden in het buitenland en heeft me gevraagd om de planten water te geven. De ene week komt haarmoeder,deandere weekdoeikhet. Vind je het niet erg?’
Patrick: ‘Nee, tuurlijk niet.’
Sofia gaf aan welke richting ze uit moesten.
Sofia: ‘Jij bent ook manager, niet? Ben jij ook zo irritant naar je medewerkers toe als je bijna op vakantie vertrekt?’
Patrick: ‘Ik denk het niet maar ik ben dan ook een speciaal geval: manager zonder personeel of team. Manager in titel alleen. Ik deel een personal assistant met John, maar dat is het. Er rapporteren geen mensen aanmeduskanikookniemandterroriseren,alshetdatiswatjebedoelt?’
Sofia: ‘Is exact wat ik bedoel. In het trainingsdepartement zitten we geregeld samen met managers van allerlei afdelingen en als ik de optelsom maakiséén opdedrieeenlompe,zelfingenomeneikel. Als één van hen per ongeluk onder een bus zou lopen, zou je het gevoel hebben dat de wereld ietsjes beter is geworden.’
Patrick: ‘Ik ben vroeger wel managervan een team geweest maar ik denk niet dat ik zo erg was als wat jij nu beschrijft. Al begin ik te twijfelen als ik je zo bezig hoor.’
Sofia: ‘Er zitten ook managers tussen die het goed menen maar je komt ze minder vaak tegen dan je zou verwachten. Om één of andere reden lijken psychopaten vaker te promoveren. Dat is trouwens wetenschappelijk bewezen: één op vijf CEO’s is psychopaat, in de normale bevolking is dat maar één op honderd. Weet je welke andere groep zoveel psychopaten onder haar leden telt? Gevangenissen. Ik zeg maar...’
Patrick: ‘Wauw. Ik hoop dat we nooit vijanden worden: zoals jij een groep mensen de grond in kan boren. Ik zou haast zeggen dat het een... psychopathisch trekje is?’
Patrick sprong niet snel genoeg weg en Sofia’s harde por raakte hem vol op de bovenarm.
Patrick: ‘Ben je nu niet aan het bevestigen wat ik net...’
Hij moest het op een kleine draf zetten om uit het bereik van haar bijkomende porren te blijven.
Sofia: ‘Sorry. Ik ben helemaal opgedraaid van daarnet. Mijn slechte bui waait zo meteen wel over. We zijn er bijna, de volgende rechts en dan nummer vijftien.’
Even later stonden ze voor een statig appartementsblok uit een periode toen architecten hun gebouwen nog zagen als iets dat niet enkel functioneel maar ook mooi diende te zijn. De inkomhal was breed en uitbundig met marmer aangekleed, inclusief decoratieve zuilen.
Ze namen de lift naar de achtste van in totaal tien verdiepingen.
Sofia: ‘Het zal niet lang duren.’
Patrick: ‘Ik heb geen haast.’
Het appartement was zoals Patrick het zich had voorgesteld op basis van zijn eerste indrukken van de inkomhal en de buurt: modern ingericht binnen een klassieke structuur. Het leek perfect te passen bij het gebouw. Hij en Clara hadden een tijdlang nagedacht of ze naar de stad zouden verhuizen eens hun dochters het huis uit waren. Iets zoals dit zou goed bij hen passen, dacht hij. Enkele van hun vrienden woonden ook zo en ze vonden het wel iets hebben. Maar na enige tijd hadden ze het idee laten varen. De continue drukte, het niet aflatende lawaai... Het voelde juister aan gewoon de tuin in te kunnen wandelen en vogels te horen zingen dan zich bloot te stellen aan de sirenes, het getoeter en het eeuwige gezoem dat in de stad nooit leek te gaan liggen.
Het deed Patrick denken aan een citaat van Sartre dat hem uit zijn studententijd was bijgebleven: “L'enfer, c'est les autres” . Misschien is de hel vooral een nooit eindigende stroom van heel veel anderen.
Met ouder worden, waren hij en Clara nog meer van de rust gaan houden. Het plan om naar de stad te trekken leek
opgeborgen en Patrick betwijfelde of het ooit nog opgerakeld zou worden. Hij zat er althans niet op te wachten of te hopen.
Sofia: ‘Ga gerust zitten. Ik moet even op zoek naar de gieter. Haar moeder heeft die vast weer op een andere plek gezet.’
De gieter bleek in de badkamer te staan.
Patrick: ‘Woont je vriendin hier alleen?’
Sofia: ‘Yep. Ze is twee jaar geleden gescheiden. Haar man vond het niet meer kunnen dat ze telkens voor weken, soms maanden in het buitenland zat. Hij verlangde naar een rustiger leven en een kind maar dat zag Andrea - zo heet ze - niet zitten. Ze vertelde me dat ze op zeker moment voor de keuze gesteld werd: ze moest kiezen voor haar job of hun huwelijk. Je kan raden wat ze koos.’
Patrick: ‘Wauw. Da’s een harde tante.’
Sofia stopte met gieten.
Sofia: ‘Zou je dat ook zeggen als Andrea een man was?’
Patrick: ‘Sorry?’
Sofia: ‘Als een vrouw kiest voor haar carrière in plaats van het gezin, is ze een “harde tante”. Maar als mannen die keuze maken – en die lijken dat veel vaker te doen dan vrouwen – wordt daar heel anders naar
gekeken. “Hij maakt carrière” klinkt om een of andere bizarre reden positief en anders dan “zij maakt carrière”.
Patrick: ‘Ik vermoed dat dat klopt.’
Sofia: ‘Ik mag hopen dat je erkent dat dat totaal fout is!’
Patrick: ‘Ja. Tuurlijk.’
Sofia: ‘Als jouw vrouw carrière had willen maken, zou jij dan een minder drukke of een halftijdse job hebben overwogen? Zou jij bereid zijn geweest het leeuwendeel van de opvoeding op jou te nemen?’
Patrick:‘Hm. Ik doe mijn job echt wel graag hoor. En zo leuk zijn die dochters van me nu ook weer niet hoor.’
Sofia stak haar hand in de gieter en spatte hem nat.
Sofia: ‘Typisch een mannenantwoord.’
Patrick: ‘Ik wou dat ik je met het hand op het hart kon zeggen dat ik dat meteen zou willen doen, maar eerlijk, ik denk niet dat het iets voor mij zou zijn.’
Sofia: ‘Zou je vrouw er voor open hebben gestaan om de rollen om te draaien en jou het leeuwendeel van de opvoeding van de kinderen op te laten nemen?’
Patrick: ‘We hebben het er nooit over gehad maar mijn buikgevoel zegt me dat ze dat niet okézou hebben gevonden. Nog ietswaarin we overeen komen.’
Sofia plofte naast Patrick in de zetel. De gieter had ze op een magazine dat op de salontafel lag gezet.
Sofia: ‘Is het niet vreemd dat die traditionele rolverdeling zo moeilijk opzij te schuiven is? We zijn ondertussen een heel eind in de eenentwintigste eeuw en toch lijken de zaken maar heel traag te veranderen als het op gender aankomt.’
Patrick: ‘Misschien zijn sommige dingen vaster in ons verankerd dan we bereid zijn te erkennen. Gelijkheid ongeacht geslacht lijkt me nog steeds lovenswaardig maar in de uitvoering blijven we zoekende en blijkt een juist evenwicht moeilijk te vinden.’
Sofia: ‘Misschien moeten we gewoon wat harder ons best doen?’
Patrick: ‘Waarschijnlijk maar soms doet het me denken aan de deals en onderhandelingen op het werk: als het er niet in zit, kan het er ook niet uitkomen. Soms zijn de verschillen zo groot en liggen de standpunten van de betrokken partijen zover uit elkaar, wat je dan ook probeert, niets lijkt te lukken. Dan toch iets forceren breekt je achteraf meestal zuur op. Soms is het beter tijdig de handdoek in de ring te gooien. Maar begrijp me niet verkeerd, ik bedoel niet dat we dat moeten doen als het erop aan komt om elkaar als gelijken te behandelen. Daar moeten we verder en harder aan blijven werken.’
Sofia: ‘Misschienstellenweonzedoelenverkeerd.Wehebbenelkonze verschillen maar als we kijken naar jobs die meer aanzien hebben, dan blijken die voornamelijk door mannen gedomineerd te worden. Als vrouwen diezelfde status willen bereiken, moeten ze zich spiegelen aan hoe mannen er invulling aan geven. Ik denk wel eens dat we als vrouwen onszelf en ons vrouw-zijn te vaak moeten wegcijferen om erbij te horen. En veel vrouwen hebben daar geen zin meer in. We zijn goed zoals we zijn. Waarom zouden we veranderen? In plaats van te streven naar meer vrouwen in mannenjobs zouden we beter wat we als “hoog” en “beter” aanzien anders invullen. Zou het niet logischer zijn jobs als leerkracht en verpleegster - die vaker door vrouwen worden ingevuld - hoger te waarderen en beter te betalen en andere jobs, zoals die van managers of
consultants, wat lager in te schalen? Wordt het niet stilaan tijd de dingen ondersteboven te keren?’
Patrick: ‘Leerkrachten en zorgverleners hoger waarderen lijkt me heel zinnig. Maar jobs die nu hoog aangeschreven staan downgraden zal niet makkelijk zijn. Ik denk niet dat managers zichzelf spontaan minder hoog gaaninschatten en zezullenal helemaalniet uit eigen beweginghunloon naar beneden bijstellen.’
Sofia: ‘Zijn we onszelf dan niet aan het voorliegen? Ik bedoel: managers krijgen een hoger loon, allerlei extralegale voordelen, meer aanzien... Maar hoeveel goeds doet een manager? Een leerkracht leidt jonge mensen op, verruimt geesten, vormt toekomstige generaties. Een zorgverlener helpt mensen genezen en terug gezond te worden. Geestelijk groeien en een goede gezondheid lijken me de belangrijkste zaken in deze wereld en toch schrijven we die jobs niet hoog aan? Waarom? Omdat ze vooral door vrouwen worden gedaan?’
Patrick: ‘Hm. Er is misschien wel een correlatie, de causaliteit bepalen lijkt me moeilijker. Hoe dan ook lijkt het me erg moeilijk je denkoefening te realiseren, niet? Denken niet veel mensen in onze meritocratische maatschappij dat ze op zeker moment zelf zouden kunnen opklimmen en manager zouden kunnen worden? Waarom zelfs jij niet?’
Sofia: ‘Ik? Manager? Wat een afgrijselijke gedachte! Als het ooit zover komt, mag je me neerschieten. Yuk! Eerlijk gezegd vraag ik me af of er nog veel mensen zo denken. Zeker onder jonge mensen lijkt het me een minderheid te zijn die “manager worden” als een nobel streefdoel zien. En degene die wel zo denken, zijn meestal absolute idioten.’
Patrick: ‘Echt? Ik ben wat ouder dan jou...’
Sofia: ‘Véééél ouder!’
Patrick:‘Ik bedoel, die enkele jaren verschil...’
Sofia: ‘Je bent bijna een hele mij ouder dan mij!’
Patrick:‘Wat ik dus wil zeggen, er is een zeker leeftijdsverschil tussen jouw en mijn generatie en ik heb wel een idee hoe mijn generatie hier in grote lijnen naar kijkt...’
Sofia: ‘Lippendienst bewijzen maar ondertussen verder doen zoals voorheen?’
Patrick:‘Eerder... we hebben enig besef van de scheefgetrokken verhoudingen en er is een zekere wil om de zaken anders en gelijkwaardiger aan te pakken, maar zonder twijfel schieten we tekort in de uitvoering en is er nog veel dat beter kan. Maar denken jullie echt zoveel anders dan wij of zouden die verschillen toch kleiner zijn dan op het eerste zicht misschien lijkt?’
Sofia: ‘Ik vrees dat het erg dubbel is. Heel wat jonge mensen vinden gelijkheid belangrijk maar tegelijkertijd zie ik ook nog heel veel traditioneel gedrag. We lijken meer open te staan voor verschillende levenshoudingen maar tegelijk is er ook een toename van traditionalisme. Soms voelt het nogal schizofreen aan. Wat vroeger vast stond is er nog wel enis hier endaar ook nog stevig verankerdmaar steeds vaker hangen de dingen los en worden we om de oren geslagen met nieuwe inzichten, realiteiten, tendensen en meningen. Soms lijkt het alsof wat vroeger voor absoluut waar werd gehouden, vandaag minder absoluut en meer interpretatief is geworden waardoor er net weer meer mensen lijken te verlangen naar meer absolute ideeën. In die knotsgekke mengelmoes proberen recht te blijven staan en een plaatsje voor jezelf vinden is niet makkelijk. Misschien komt het omdat er zoveel los is komen te zitten dat er net terug weer meer wordt verlangd naar een vaste voet. Alleen vrees ik dat die nieuwe vaste voet er maar moeilijk kan komen in deze absurde tijden. Als we als mensen verder uit elkaar blijven groeien, hoe kunnen we dan iets nieuws vorm geven dat ons terug meer samenbrengt en verbindt?’
Patrick:‘Wauw, jouw generatie is echt fucked up.’
Sofia gaf hem een por.
Ze trok haar benen onder zich. Dat vond ze makkelijker zitten. Het gaf haar meer gronding en denken ging makkelijker zo.
Sofia: ‘Jij hebt makkelijk spreken. De wereld waarin jij opgroeide zag er anders uit dan de onze nu. Er was geen constante stroom van updates, nieuwtjes, commentaren enpolariserende berichten. Je werd niet continu geconfronteerd met de levens van andere mensen en hoe fantastisch en wonderbaarlijk hun belevenissen wel niet zijn. Je kon jezelf en wat je had niet de hele tijd vergelijken met de rest van de wereld. Televisie en kranten waren jullie voornaamste venster op de wereld. Jullie waren nog deels afgeschermd van de hectiek die er toen vast ook wel al was maar nog niet zo totaal ontspoord zoals ze nu wel lijkt te zijn.’
Patrick:‘Ik weet niet of het echt zo anders was. Mensen werden en worden nog steeds verliefd, zoeken nog steeds voldoening in een leuke job, krijgen kinderen en proberen die zo goed mogelijk op te voeden. Wat er allemaal rond gebeurt, is misschien wel veranderd maar wat het leven echt de moeite maakt, is niet zo heel anders.’
Sofia: ‘Wat als de omgeving waarin we leven en alles wat errond gebeurt verder blijft veranderen in de richting die ze nu uitgaat? Wat als datgene wat echt de moeite waard is nog verder onder druk komt te staan? Wat als ook dat stilaan vervaagt of uiteindelijk verdwijnt? Wat blijft er dan nog over van ons, mensen?’
Patrick:‘Een groot deel ervan zal nooit verdwijnen. Hoe we zijn zit ingebakken in ons, verstrengeld in ons DNA. Hoezeer de wereld verder ook verandert, meer technologie en meer media krijgen zelfs dat niet ontward.’
Sofia: ‘Da’s nog zo’n absurd idee: het niet aflatende optimisme over technologie. Een steeds groter deel van ons leven wordtdoortechnologie overheerst en ik ben niet zeker dat dit altijd tot iets beters leidt.’
Patrick:‘Ik dacht dat jonge mensen die digitale wereld net omarmden en niet meer zonder zou kunnen?’
Sofia: ‘Het zal vast wel van levensbelang zijn voor veel van mijn leeftijdsgenoten maar niet voor mij. Ik zou perfect zonder kunnen. Al ben ik vermoedelijk een uitzondering.’
Ze staarden voor zich uit.
Patrick:‘Ik had ooit een collega die absoluut geen kinderwens had. Ik heb hem verteld dat hij me net uitermate geschikt leek om wel kinderen te hebben: hij stond heel bewust in het leven, was redelijk, fair, oprecht... Allemaal goede eigenschappen voor een ouder. Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat hij een betere vader zou zijn dan veel van de jonge vaders die ik toen kende. Waarschijnlijk beter dan mezelf. Op eenzelfde manier denk ik dat het jammer zou zijn als jij zelfs niet zou overwegen manager te worden.’
Sofia: ‘Jij bent echt zot! Nee, integendeel. Ik denk steeds vaker dat het als vrouw helemaal geen goed idee is om een typische mannenjob na te streven. Misschien zijn er zo weinig vrouwen in dergelijke jobs omdat ze zich er gewoonweg niet goed voelen! Er zijn zonder twijfel discriminerende factoren die meespelen maar wat als die niet de hoofdreden zijn voor het onevenwicht? Waarom zou jeiets nastreven dat je ongelukkig maakt en ontkent wie en hoe je bent, als je net zo goed kan kiezen uit een hele reeks andere opportuniteiten die beter bij je passen?’
Patrick:‘Wauw. Is dat niet heel erg antifeministisch?’
Sofia: ‘Wat als “meer vrouwen in leidinggevende functies” net een nieuwe vorm van vrouwenonderdrukking is? Onder het mom van ‘gelijkheid’ wordt van vrouwen verwacht mee te draaien in een mannelijke carrousel die henzelf en de rest van de wereld gek maakt. Als we meer vrouwen in bepaalde rollen willen, moeten we misschien eerst
werk maken van het herschrijven van die rollen. Waarom zou je als vrouw ergens aan de slag gaan als dat wil zeggen dat je jezelf en je eigenheid voor eengroot deel moet wegcijferen enjejeop zekermoment nog moet afvragen hoeveel vrouw je nog bent?Waarom zou je als vrouw een leidinggevende functie nastreven als dat enkel maar wil zeggen dat je je eigen kinderen haast niet meer ziet opgroeien? Wil je meer vrouwelijke managers? Verander dan de functie van manager naar iets op mensenmaat. Dat zou trouwens de situatie voor mannen ook verbeteren. Misschien moeten we bepaalde rollen pas terug opnemen wanneer vrouwen er helemaal zichzelf kunnen zijn want gewoon verder doenenonsaanpassenaandezeabsurdemannelijke mallemolenistegek voor woorden! We zijn zot als we die draaiende blijven houden. Op de schop ermee. Soms denk ik dat we alles eens zouden moetenresetten. De harde schijf leeg maken en van vooraf aan herbeginnen. Benieuwd of we dan opnieuw in de situatie waarin we nu zitten terecht zouden komen. Of zouden we toch ergens helemaal anders landen? Ik kan me moeilijk voorstellen dat we er opnieuw eenzelfde boeltje van zouden maken. Beter dan dit zou toch moeten kunnen?’
Patrick glimlachte. Hij vond Sofia’s enthousiasme aanstekelijk, al voelde hij zich tegelijkertijd ook wat aangevallen.
Patrick:‘Het pleit ons niet vrij maar je mag ook niet vergeten dat we van ver komen. De werkplek vandaag is enorm anders in vergelijking met vroeger. Er is heel wat veranderd en verbeterd voor heel veel mensen. Misschien is dit op dit moment het beste dat we kunnen.’
Sofia: ‘Da’s pas een deprimerende gedachte.’
Patrick:‘Laat me het zo stellen: er is zonder twijfel nog veel ruimte voor verbetering.’
Sofia: ‘Misschien moeten we beginnen met hoe we met elkaar omgaan. Dat hebben we tenminste nog zelf in de hand.’
Patrick:‘Zoals wij met elkaar omgaan?’
Sofia: ‘Misschien wel.’
Het gesprek viel stil. Sofia en Patrick staarden voor zich uit terwijl ze naast elkaar op de canapé zaten in het appartement van iemand anders. Niks zeggend.
De zon ging achter hen onder en er verscheen een rode gloed die hun silhouet aftekende op de muur waar de TV en allerlei foto’s hingen. Geleidelijk aan werden ze groter en tegelijk flouer. Alsof hun schaduwmoleculen dusdanig uitgerekt werden tot ze oplosten in het schemerduister.
Sofia stond op en deed enkele van de tafellampen aan die her en der op kasten en tafeltjes stonden. De lichtaccenten gaven het appartement iets sprookjesachtig.
Misschien is dit leven in de stad toch zo slecht nog niet, dacht Patrick.
Dewulf kon best veel verdragen als het op koffie aankwam, maar wat Fonck die zondagochtend had gezet, zou hij eerder klasseren onder klein gevaarlijk chemisch afval. Zelfs aangelengd met warm water en melk bleefhet eenergbitterepilomdoorteslikken. Fonckmoest eromlachen. Los van de te straffe koffie was het een gezellig begin van de dag: er waren gekookte eitjes en Dewulf had onderweg croissants opgepikt. Ze talmden. Deze stilte voor de storm was best aangenaam al wisten ze allebei dat die niet lang zou duren. De spanning die het niet-weten met zich meebracht welde in hen op en zou hen zo meteen ertoe aanzetten de beerput van zaken terug open te gooien op zoek naar nieuwe aanwijzingen.
Minder dan een kwartier later waren ze aan het werk. Ze gaven de interessantste dossiers van de dag ervoor aan elkaar door. Een extra paar ogen hielp om iets nieuws te ontdekken al viel dat deze morgen tegen. Bij geen van beide borrelden er nieuwe inzichten op die konden helpen bij hun onderzoek naar Mathenge of de rol van hun stad in de hele zaak.
Vlak voor de middag besloten Fonck en Dewulf dan maar te gaan praten met de nabestaanden van de twee overleden broers. Of ze er veel wijzer van zouden worden, wisten ze nog niet, maar het was het meest tastbare wat ze tot hiertoe naar boven hadden gespit.
Iets na één reden ze een buitenwijk van de stad in. Je zag dat er heel wat welgestelde gezinnen woonden al oogde het geheel enigszins op z’n retour.
‘Vreemde omgeving om op het slechte pad terecht te komen,’ merkte Dewulf op. ‘Tsja.’ Fonck was minder verbaasd. Criminaliteit kwam je in alle lagen van de bevolking tegen. Wat vooral verschilde was hoe we als samenleving er naar keken en hoe problematisch we het vonden. In een chiquere wijk als deze kwam je vaker witteboordencriminaliteit zoals fraude en witwassen tegen, wat over het algemeen minder zwaar werd
ingeschaald.Inarmerewijkenbetrofhet veelal geweld,diefstalenmoord: feiten die zwaarder geboekstaafd stonden. Huiselijk geweld was universeel en kwam je overal tegen. Net zo met drugscriminaliteit. Alleen verschilden de drugs die werden gebruikt en de criminele activiteiten die ermee gepaard gingen per sociale klasse. Bij ‘lagere’ sociale klassen werd het sneller problematisch, ‘hogere’ klassen konden het vaak iets langer verborgen houden en hun sociale leven er iets beter van afschermen. Tot ook daar de schulden te hoog opliepen en de persoon - en vaak hele families - enkele treden naar omlaag donderden.
Huisnummer vijftien - een vrijstaande villa - was niet het grootste huis in de straat, maar had toch nog een zekere grandeur ook al kwam er wat sleet op. De tuin lag er onverzorgd bij en hier en daar begon er verf van de luiken af te bladderen. De eigenaars zouden best niet te lang wachten met opkalefateren als ze de waarde van het huis wilden vrijwaren, bedacht Fonck.
Het duurde even voor de deur werd geopend.
‘Mevrouw Verstuyft?’
‘Ja.’
‘Mevrouw Georgina Verstuyft?’
‘Dat is mijn moeder. Ik ben Eline Verstuyft. Waarover gaat het?’
‘Ik ben inspecteur Dewulf en dit is hoofdinspecteur Fonck. In het kader van een onderzoek hebben we enkele vragen over Maarten en Jonah Verstuyft. Mogen we even binnenkomen?’
FonckenDewulftoondenhunbadgemaardejongevrouwwasnietonder de indruk.
‘Ik denk niet dat dat een goed idee is. Daarenboven hebben we alles al verteld aan jullie collega’s. Ik zou niet weten wat we nog zouden kunnen vertellen dat jullie niet al weten.’
‘De zaak die wij onderzoeken staat waarschijnlijk los van eerdere onderzoeken. Net daarom zou de informatie die uw moeder enmisschien ook u kan delen, ons vooruit kunnen helpen.’
‘Waarom zouden we jullie nog helpen? Zowel Maarten als Jonah zijn in de gevangenis omgekomen. Jullie hebben hen niet alleen van hun vrijheid maar ook van hun leven beroofd. En als wij om informatie vragen, krijgen we het deksel op onze neus!’
Nog voor de jonge vrouw haar laatste zin had afgerond, rolden er tranen over haar wangen. Ze wilde de deur dichtgooien maar met een snelle beweging kon Fonck verhinderen dat die in het slot viel.
‘Juffrouw Verstuyft, we vinden het spijtig wat er met uw broers is gebeurd maar zelfs nu al heeft u ons nieuwe informatie bezorgd. Informatie die niet in het dossier van uw broer Jonah te vinden is. Dit zou van belang kunnen zijn. En ik beloof u: zolang het ons onderzoek niet in het gedrang brengt, mag u ervan op aan dat u van ons alle informatie zal krijgen die we kunnen delen.’
De jonge vrouw die voor hen stond toen de deur traag terug opendraaide, was ineen geschrompeld tot een hoopje ellende. Haar rechte schouders waren naar voren gezakt. De ogen die hen eerst nog combattief hadden aangekeken, leken wel in hun kassen teruggezakt. Fonck zag een gebroken jonge vrouw voor zich en hield haar hart vast voor moeder Verstuyft die nog steeds niet was verschenen.
‘Gaat dit dan nooit eindigen?’ verzuchtte de jonge vrouw, terwijl ze zich omdraaide en het huis in slofte. Fonck en Dewulf volgden haar naar binnen. Naast de inkomhal lag een statig salon dat ze door liepen om vervolgens in een vrij kleine keuken terecht te komen. Moeder Verstuyft zat er in een zetel naar de grond te staren. Even keek ze op toen haar dochter met Fonck en Dewulf binnenwandelde maar haast meteen erna sloeg ze de ogen terug neer.
Haar dochter legde kort uit wie Fonck en Dewulf waren en waarom ze langskwamenmaardeenigereactiediekwamwaseenonderdruktezucht.
Dochter Verstuyft had het zwaar maar moeder Verstuyft leek totaal gebroken.
‘Excuses voor de rommel. We waren net klaar met eten en zouden beginnen afwassen. De koffie loopt al. Ik kan jullie over enkele minuten een tas aanbieden.’
De jonge vrouw ruimde de ronde tafel inde kleine keuken af en gebaarde dat Fonck en Dewulf konden zitten. Ze schoof zelf ook aan. Moeder Verstuyft bleef onbewogen in haar zetel zitten. Apathisch, lethargisch bijna. Fonck begreep dat als er informatie te winnen zou zijn, dat vooral van de jonge vrouw zou moeten komen.
‘U zei daarnet dat uw broerJonahookindegevangenisisgestorven.Gek genoeg vinden we daar niets van terug in het politiedossier. Kan u dat toelichten? Hoe is Jonah in de gevangenis verzeild geraakt?’
‘Hij werd beschuldigd van spionage. Op en dag stonden er agenten voor de deur. Ze hebben het hele huis overhoop gehaald en ons de pieren uit de neus gevraagd over zijn jeugd, met wie hij zoal optrok, of hij ooit iets had gezegd dat ons verdacht leek, wat hij over zijn werk had verteld. Maar we konden hen zo goed als niets zeggen. Jonah is op zijn achttien uit huis gegaan. Hij was al zijn ganse jeugd bezig met computers. Op school aardde hij niet goed. Hij kwam vaak in de problemen met leerkrachten. Zijn punten waren altijd net goed genoeg om door te stromen maar niet meer dan dat. Hij was best slim maar studeren vond hij onzinnig. Mama had hem gesmeekt om hogere studies aan te vatten maar dat vond hij zelf niet nodig. Hij was wel eens naar een introductiedag informatica op de universiteit gegaan maar toen hij terug thuiskwam zei hij dat ze hem daar niets konden leren. Hij beweerde verder te staan dan de mensen die er werkten. Daarenboven kreeg hij toen al opdrachten van verschillende bedrijven. We weten niet hoe hij het klaarspeelde maar bedrijven betaalden hem om te proberen in te breken in hun systemen. Daar was goed geld mee te verdienen want zodra hij de middelbare school had afgerond huurde hij een appartementje in de stad dat hij een jaar later al inruilde voor iets groters.
Hij leek gelijk te hebben: blijkbaar had hij geen formele opleiding nodig om het te maken.’
‘Hij was dus een hacker. Weet u of hij ooit bepaalde hacks heeft uitgevoerduit eigenbeweging. Nietinopdracht vaneenofander bedrijf?’
‘Geen idee. De andere agenten vroegen ons dat ook, maar sinds hij hier was weggetrokken, zagen we Jonah almaar minder. Hij was altijd druk bezig. Pas toenMaartenstierfen alleshierinchaos was,kwam hijenkele dagen terug naar huis. Maar meteen na de begrafenis vertrok hij weer. Daarna was het haast onmogelijk hem nog te bereiken. Ik heb ettelijke berichten op zijn antwoordapparaat ingesproken. Eén keer heeft hij teruggebeld. En zelfs dan duurde het gesprek maar enkele minuten. Hij zei dat alles goed ging maar dat het erg druk was op het werk. Toen ik aandrong dat werk onmogelijk zo druk kon zijn dat hij zelfs geen tijd vond om af en toe eens te bellen met zijn moeder of zus, zei hij dat hij ook nog met een zijprojectje bezig was. “Iets voor Maarten.” Dat leek me heel vreemd maar hij wou er verder niet over uitweiden. Integendeel. Hij werd meteen erg kortaf en bits, alsof hij iets had gezegd dat hij niet wilde zeggen. De agenten die enkele weken later het huis kwamen doorzoeken en ons ondervroegen, vroegen er ook naar. Maar we konden hen niet meer vertellen dan wat ik jullie nu vertel.’
‘Heeft u een naam van zijn laatste werkgever?’
‘We hebben na zijn overlijden enkele dozen met spullen gekregen. Misschien zit daarin nog iets dat kan helpen. Ik haal die even uit de garage.’
Fonck en Dewulf bleven alleen met moeder Verstuyft in de keuken achter. De oude vrouw had nog steeds niets gezegd. Het was duidelijk dat de last van het hele huishouden op de frêle schouders van dochter Verstuyft steunde.
‘Hoe gaat het met u, mevrouw Verstuyft?’ vroeg Fonck zo meelevend mogelijk.
De oude vrouw sloeg haar ogen op en heel even leek het dat ze iets zou zeggen, maar dan zakte haar blik weg en staarde ze terug naar de vloer. Haar handen bleven de hele tijd bewegingsloos in haar schoot liggen. Fonck maakte een mentale notitie dat ze absoluut zouden moeten vermijden het leven van de twee vrouwen nog zwaarder te maken dan het al was.
‘Hier zit misschien iets in dat jullie kan verder helpen.’ Eline Verstuyft zette een kartonnen verhuisdoos in het midden van de tafel. Het was een rommeltje van papieren en prullaria met helemaal onderaan enkele geopende brieven die Dewulfs aandacht trokken. Het waren salarisbrieven waarop vermeld stond wie de werkgever was: Nexxius. Dewulf noch Fonck hadden er ooit van gehoord, maar ze hadden alvast een nieuwe aanwijzing om verder te onderzoeken.
‘Melk of suiker?’ De koffie was doorgelopen. Ze namen hun koffie allebei zwart en Dewulf was maar wat blij dat het zwarte goedje binnen de normen van ‘aanvaardbaar’ en ‘drinkbaar’ viel en geen gaten in zijn maag brandde zoals Foncks koffie die ochtend.
‘U sprak dat de beschuldiging spionage was. Spionage van wat?’
‘Dat hebben ze ons nooit verteld. Ze stelden heel veel vragen maar vertelden zelf zo goed als niets.’
‘Hebben jullie Jonah nog gezien of kunnen spreken tussen het moment van die huiszoeking en zijnoverlijden?’ Dewulf had devraag gericht aan zoweldochteralsmoederVerstuyftineennieuwepogingomhetgesprek open te breken maar dat was ook nu weer een maat voor niets.
‘Nee. Enkele dagen nadat ze hier het hele huis overhoop hadden gehaald enonsondervraagdhebben,kwamenzeterugenzeidenzedat Jonahzich verhangen had in zijn cel. Net zoals Maarten. We kregen documenten in de handen geduwd waarmee de begrafenis geregeld kon worden. Sindsdien hebben we niets meer over het onderzoek vernomen. We waren zelf ook teveel aangedaan om er nog actief achteraan te gaan.’
Juffrouw Verstuyft zette de doodsprentjes van haar beide broers op de tafel.
Fonck en Dewulf zagen een jonge en knappe Jonah guitig en zelfverzekerd in de camera kijken en een iets serieuzere, oudere en ruwere Maarten half naast de lens kijken. Vijf maanden lagen er tussen hun dood in. Op minder dan een half jaar tijd waren de levens van deze twee vrouwen compleet gebroken.
Inspecteur Dewulf nam foto’s van beide prentjes.
‘We hebben een uitgebreider dossier over Maarten. Hoe was hij?’
‘Moeder zei vaak dat hij een goede jongen was die zijn kop zot had laten maken door met de verkeerde vrienden op te trekken. Dat klopte wel maar ik denk dat Maarten zichzelf ook meer als een vrijbuiter zag en in het normale leven nooit echt geaard zou hebben. Hij was als kind al een deugniet die van alles uitstak. Als tiener en daarna als volwassene is hij dat stadium nooit helemaal ontgroeid. Hij heeft nooit een job kunnen aanhouden. Tijdens vakantiejobs kwam hij in geen tijd in conflict met leidinggevenden en werd hem al snel gevraagd om niet meer te komen. Hij hing liever rond op straat en op café en smeedde dan allerlei plannetjes. Hij is een eerste keer door de politie naar huis gebracht toen hij vijftien was. Samen met een vriend had hij ingebroken in een café. Niet om geld te stelen of zo maar om een feestje te bouwen. Dat soort fratsen. Tegen dat hij de schoolbanken verliet, was duidelijk dat een normaal bestaan niet aan hem was besteed.’
‘Voor zijn dood zat hij een gevangenisstraf voor inbraak uit toen er blijkbaar bijkomende zaken aanhangig werden gemaakt. Hoe keek hij daar tegenaan?’
‘Dat was de doodsteek. Maarten was een stoere jongen, altijd geweest, maar hij kwijnde weg in de gevangenis. Hij kon er niet tegen en werd er gek. Dat zei hij ook letterlijk wanneer we hem bezochten. Toen zijn advocaat hem op de hoogte bracht dat er bijkomende feiten waren opgedoken en dat er nieuwe aanklachten in voorbereiding waren die
waarschijnlijk zouden uitmonden in een nieuw proces en een extra veroordeling, ging bij Maarten het licht uit. Hij was vanaf dag één in de gevangenis de dagen aan het aftellen waarop hij zou vrijkomen maar dat viel plots allemaal in het water. Zijn vooruitzicht op vrijheid was weg. We probeerden hem moed in te spreken, dat hij mits goed gedrag wel vroeger vrij zou kunnen komen maar hij deed dat af als praatjes. Hij had niet helemaal ongelijk. Zijn advocaat had ons in vertrouwen verteld dat de kans op enigevorm vanclementie zo goed alsonbestaande was omdat hij al meerdere keren veroordeeld was. Zijn verblijf achter de tralies zou voor minstens nog eens tien jaar worden verlengd. Enkele dagen nadat hij dat had vernomen, heeft hij zichzelf van het leven beroofd. Het enige wat hij achterliet was een kort briefje waarop stond: “Sorry voor alles maar het is beter zo.” Dat was het niet. Niet voor ons.’
‘Hoe close waren Maarten en Jonah?’
‘Jonah keek enorm op naar zijn oudere broer. Als kind trokken ze altijd aan hetzelfde zeel. Ik was de outsider. De zus. Het meisje dat niet paste in hun jongenskliek. Vanaf hun tienerjaren begonnen hun interesses uit elkaar te groeien: Maarten ging stappen en Jonah zat de godganse dag op zijn computer. Maar wanneer ze samen waren, leek het alsof er niets was veranderd. Dat Maarten op het slechte pad terecht kwam, deerde Jonah niet. Anderzijds wilde Maarten Jonah ervoor behoeden eenzelfde weg op te gaan. Hij hoefde zich geen zorgen te maken: Jonah was te slim om zich te laten verleiden tot het stompzinnige gedrag van Maarten en zijn maten. Als broers hingen ze erg aan elkaar maar tegelijk waren ze heel verschillend. Toen Maarten was gestorven, was Jonah verdrietig maar meer nog heel erg boos. Razend bijna. De dagen die hij hier doorbracht - toen we de begrafenis aan het voorbereiden waren - was hij vaak binnensmonds aan het vloeken en tegen zichzelf aan het razen. Ik vroeg hem verschillende keren of hij iets tegen ons zei maar het was telkens alsof ik hem uit zijn gedachtegang had gehaald. Hij verzonk zo goed als meteen weer in zijn eigen wereldje en mompelde verder. Dagen aan een stuk. Hij hielp waar hij kon maar hij was er met zijn gedachten nooit echt helemaal bij. De ochtend na de begrafenis is hij terug naar de stad vertrokken. Dat was de laatste keer dat we hem zagen.’
Fonck voelde aan dat ze stilaan moesten afronden. Juffrouw Verstuyft kreeg het duidelijk weer zwaar.
‘Bedankt voor de informatie. We hebben al veel tijd van jullie opgeëist. Hiermee kunnen we verder aan de slag. Hebben jullie nog vragen voor ons?’ Fonck had zich uit beleefdheid tot beide vrouwen gericht, maar moeder Verstuyft zat nog even bewegingsloos naar degrond te staren als voorheen. Het was opnieuw juffrouw Verstuyft die sprak.
‘Wat met Maarten is gebeurd, de aanhouding, het proces, het vonnis, de gevangenis, dat zat eraan te komen. Ik denk dat we op de een of andere manier daarop wel waren voorbereid. Maar wat Jonah is overkomen, dat kunnen we nog steeds niet vatten. Als u ons daarover iets meer zou kunnen vertellen, dan zouden we dit alles een plaats kunnen geven om het dan misschien… achter ons te laten.’ Juffrouw Verstuyft keek naar haar moeder, maar ook nu kwam er geen reactie.
‘Ik vrees dat we jullie nog niet veel nieuws kunnen vertellen. Ons onderzoek is pas gestart en op dit moment zijn we verschillende aanwijzingen aan het toetsen in de hoop zo te weten te komen in welke richting we verder moeten zoeken. We zijn bij jullie terecht gekomen omdat het overlijden van twee broers zo kort na elkaar op zo’n manier, erg uitzonderlijk is. Hoe het allemaal ineen past weten we nog niet, jammer genoeg. Maar de informatie over Jonah die u ons heeft gegeven, lijkt alvast… beloftevol. Excuses voor de woordkeuze.’
‘Wat onderzoeken jullie dan precies? Ik snap nog niet hoe Jonah’s dood een rol speelt? Heeft het met die spionage te maken?’
Fonck twijfelde. Te veel informatie te vroeg vrijgeven, zeker aan de verkeerde mensen, kon het onderzoek kelderen. Tegelijk begreep ze dat deze twee vrouwen al genoeg hadden afgezien en recht hadden op meer informatieookalwarenzenognietzekerdatzeophetgoedespoorzaten.
‘Er gaat momenteel een nieuw computervirus rond waarvan niemand lijkt te weten wat het precies doet. We waren een stukje van de puzzel aan het onderzoeken maar dat spoor liep dood. Gebruikelijk in dergelijke
gevallen is dat je dan van het dossier wordt gehaald en met andere zaken aan de slag gaat. Het vreemde nu is dit: het digitale virus dook plots ook bij ons op.’ Fonck wees naar Dewulf en zichzelf. ‘Die boodschap kregen we van agenten van een transnationale veiligheidsdienst. Uit dat gesprek kwamen enkele elementen naar boven die onze nieuwsgierigheid nog meer prikkelden. En… wel… ik vrees dat we te goede agenten zijn om een dergelijke zaak zomaar los te laten. Er was wel niet veel om op te bouwen. We zijn dan data van de afgelopen jaren beginnen vergelijken op zoek naar anomalieën die ons vooruit zouden kunnen helpen.’
‘Waren Maarten en Jonah zo’n… “anomalie”?’
‘Jammer genoeg wel. Dit virus is niet zoals andere virussen. Er zijn een hele hoop mensen en diensten erg ongerust over. We vermoeden niet dat Maarten er iets mee te maken heeft maar misschien Jonah wel, gezien zijnachtergrond.Alsdathetgevalis,zoudebeschuldigingvan‘spionage’ begrijpelijk zijn.’
‘Waarom?’
‘Spionage is een heel ernstig misdrijf en afhankelijk van de aard en de interpretatie ervan, kan een dergelijke zaak voor een militaire in plaats van een burgerlijke rechtbank worden gebracht. Bij eenburgerlijk proces moet alle informatie aan alle betrokken partijen ter beschikking worden gesteld. Advocaten van alle partijen krijgen toegang tot dezelfde informatie om hun zaak te maken. Maar in een militaire rechtbank, gebeurt alles meer achter gesloten deuren en is inzage krijgen of info publiekelijk maken erg moeilijk. Zelfs voor de verdediging of familieleden van een verdachte. Er wordt veel meer afgeschermd. Weet u of Jonah een advocaat had?’
‘Geen idee. We hebben Jonah niet meer kunnen spreken en de agenten die hier kwamen hebben er ook niets over gezegd.’
‘Inonsdossier overJonahstaatenkel devermeldingzelfmoord.Normaal gezien zou er meer informatie moeten opgenomen zijn, zoals de plaats van overlijden. Zeker als hij - zoals u zegt - in een gevangenis is
overleden. Die informatie is er niet. We weten niet waar Jonah overleden is. En dat is heel vreemd. We hebben Jonah’s naam door onze databases gehaald,maarhij kwam ingeenvandegebruikelijkelocaties naarboven. Als hij in een gevangenis zat, zat hij in elk geval niet in een van de officiële gevangenissen die ons land telt. En dat is bijkomend onrustwekkend. Het zou kunnen wijzen op een militaire betrokkenheid, maar… zoals gezegd… het is nog vroeg...’
‘Jezus. Wat een kluwen… Arme Jonah…’
Juffrouw Verstuyft begon terug te huilen.
‘Veel meer hebben we momenteel niet, het spijt me.’
‘U gaat dit verder onderzoeken?’
‘Dat zijn we inderdaad van plan, ja.’
‘U moet ons op de hoogte houden!’
‘Beloofd.’
Dewulf vond Foncks resolute antwoord opmerkelijk. Zeker in dit stadium van hun onderzoek. Al voelde het tegelijk ook juist aan. Deze hele zaak zat scheef. Mensen zo in het ongewisse gelaten was gruwelijk bijna. Hen op de hoogte houden leek op dit moment het minste wat ze moesten proberen. Het systeem was vaak te hard voor velen en deze mensen waren verpletterd door wat er was gebeurd. Dat het systeem hen daarenboven nog in de kou liet, maakte het des te wranger.
‘Maar hou er alstublieft rekening mee dat we net zo goed niks zouden kunnen vinden. Zoals gezegd, het is nog vroeg, er zijn nog veel pistes te onderzoeken. Hier zijn onze kaartjes. Als jullie nog op iets zouden komendat kan helpen, laathet ons gerust weten. Euh…het zou ook goed zijn indien jullie niets over dit gesprek doorspelen aan iemand anders. In elk geval nu nog niet. Ons onderzoek verloopt nogal… onder de radar en dat willen we graag zolang mogelijk zo houden. Anders zou het wel eens vroegtijdig kunnen stranden.’
‘Uiteraard.’
‘Oh, heeft een van de agenten die hier eerder kwam een kaartje achtergelaten?’ vroeg Dewulf net voor ze de deur uitgingen.
‘Ja, wacht, ik haal het even.’ Juffrouw Verstuyft liep de keuken terug in en uit en overhandigde hen een kaartje. ‘Ik heb deze persoon tientallen keren gebeld maar nooit te pakken gekregen. In het begin ging het nog over op voicemail, maar na poging tien of zo, zelfs dat niet meer. De telefoon bleef maar overgaan zonder dat er iets gebeurde. Ik werd er gek van. Na enkele weken heb ik het opgegeven.’
Speciaal agent Jacobs stond erop te lezen. o
Sofia: ‘Hey. Jij bent vroeg thuis vandaag?’
In het webbureau waar Simon - de vriend van Sofia - werkte, liep het vol met jonge mensen die er niet tegen op zagen om laat te werken. Na een lange dag gingen ze dan ook nog eens geregeld iets drinken of eten. Dat hoorde er allemaal bij. Sofia had er nooit wat van gezegd. Ze was er nog niet uit of meer tijd samen doorbrengen juist voor haar zou zijn. Die woensdagavond was hij in elk geval onverwachts vroeg thuis.
Simon: ‘Ik dacht, ik stop eens wat vroeger voor de verandering.’
Sofia: ‘Oh. OK.’
Simon: ‘Zeg, vraagje: waar was je gisterenavond?’
Sofia: ‘Hm? Sorry? Wat? Gewoon. Uit.’
Simon: ‘Met wie?’
Sofia: ‘Een collega. Is er iets?’
Simon: ‘Dat ben ik me zowat de ganse namiddag aan het afvragen. Francis zag je gisterenavond. Jij hebt hem niet gezien. Hij moest iets afleveren aan de anderekant vande stad.Terwijl hij aanhet wachten was, zag hij je een appartementsgebouw binnengaan. Met een man. Dus vroeg ik me af of er iets is dat ik zou moeten weten.’
Sofia: ‘Ah.’
Zou dit de confrontatie worden die Sofia al zo lang voor zich had uitgeschoven?
Ze had hét gesprek met Simon al ettelijke keren in haar hoofd gevoerd maar nu het eindelijk zover leek te zijn, wou ze niets liever dan het uit de weg gaan, al vreesde ze dat dit niet zou lukken. Simon kwam resoluter en daadkrachtiger over dan anders
Sofia: ‘Gewoon. Ik had afgesproken met een collega om iets te drinken na het werk. Maar omdat ik de bloemen op Andrea’s appartement nog water moest geven en we toch in de buurt waren, zijn we langs daar gegaan.’
Simon: ‘Ah. En er is niets gebeurd?’
Sofia: ‘Nee.’
Het klonk minder overtuigend dan ze wou en Simon herhaalde zijn vraag, ietsjes luider deze keer.
Simon: ‘Er is dus niets gebeurd?’
Sofia: ‘Nee. Tuurlijk niet.’
Simon: ‘Ik vraag het omdat Francis er zeker een half uur heeft gestaan maar jou noch die andere man naar buiten zag komen. Daar moeten dan wel veel planten staan.’
Sofia: ‘Misschien heeft hij ons gewoon gemist. Ik heb er niet op gelet hoe lang we binnen zijn geweest. Ik heb de planten water gegeven. We hebben nog even gepraat en zijn dan door gegaan. Wat wil je dat ik zeg?’
Simon: ‘Heb je een relatie?’
Sofia schrok van de vraag. Vooral van het laatste woord. Ze wist nog niet wat de voorbije dinsdagavonden was geweest. Spreken van een relatie leek haar niet correct. Dat klonk zo officieel en formeel. Ze hadden het nooit zo uitgesproken en Sofia maakte zich de bedenking dat ze niet wist hoe Patrick ertegenaan keek. Zou hij het als een ‘relatie’ beschouwen? Dat leek haar sterk.
Simon: ‘Shit. Als je er zolang moet over nadenken, moet je zelfs al niet meer antwoorden.’
Sofia: ‘Sorry, ik… ik weet het niet.’
Simon: ‘Wat een rotantwoord is dat nu? Je weet toch of je iets met iemand hebt of niet. Ik zal het simpel houden: heb je me bedrogen?’
De hardheid van zijn uitval schudde Sofia wakker. Het was nu wel duidelijk dat ‘het gesprek’ niet meer te vermijden was. Al had ze er geen zin in, ze voelde dat ze ook niet meer de kracht kon opbrengen er zich nog langer tegen te verzetten. Dit zou het dan worden.
‘Vooruit dan maar.’
Sofia: ‘Ja.’
Sofia wist niet goed waarom het antwoord zo vlot kwam.
Simon: ‘Nee...’
De krachtdadigheid waarmee Simon de discussie was begonnen verdween plotsklaps en in de plaats kwam een mengeling van ongeloof en onbeholpenheid. Blijkbaar had hij alles behalve dat antwoord verwacht.
Hij liet zich neerzakken in een van de stoelen rond hun kleine eettafel die half tussen de keuken en het salon was gepropt.
Sofia schoof aan de andere kant aan.
Sofia: ‘Het spijt me.’
Simon: ‘Hoe kan je zoiets doen?’
Sofia: ‘Ik weet het niet. Ik heb het niet opgezocht of zo. Het is gewoon… gebeurd.’
Simon: ‘Zoiets gebeurt toch niet gewoon? Je valt toch niet stoemelings in elkaars armen. Hoe kan je nu…’
Simon geraakte niet meer uit zijn woorden. Dat was Sofia niet van hem gewend. Meestal voerde hij het hoge woord in zowat elk gezelschap. Blijkbaar was het dit wat er nodig was om hem vocaal te vloeren.
Sofia: ‘Ik kan het niet anders omschrijven. Geen van ons heeft het opgezocht. Ik weet zelfs nog niet eens wat het precies is dat we… hebben.’
Simon: ‘Hebben jullie gevrijd?’
De woorden deden Sofia pijn. Alsof wat ze met Patrick had, werd gereduceerd tot iets platvloers. Terwijl het haar eerder teder en… menselijk toescheen. Die voorbije dinsdagavonden voelde ze zich meer zichzelf dan ze in jaren had gevoeld. En ze was er zeker van dat dat voor Patrick ook gold. Ze wist misschien nog niet wat het was, ze wist wel wat het niet was: iets banaals.
Sofia werd kwaad. Ze herkende de signalen: het haar op haar armen ging rechtstaan alsof ze het koud kreeg terwijl ze zich van binnen net warm voelde worden. Ze kende niemand bij wie het ook op die manier verliep maar zo ging het bij haar.
Zo sterk had ze het niet meer gevoeld sinds die keer toen ze als tiener met haar moeder in discussie ging over hoe laat ze op een zaterdagavond uit mocht gaan.
Ze probeerde het tegen te houden. Nog meer emotie zou geen van hen vooruit helpen.
En tegelijk verraste ze zichzelf met haar volgende antwoord.
Sofia: ‘Eén keer.’
Simon: ‘Oh jezus.’
Sofia wist niet waarom ze loog. En nog minder waarom ze er een cijfer op plakte. Alsof ‘slechts één keer’ het minder erg zou maken. Het was een kromme redenering die ze in
een andere context best grappig zou hebben gevonden. Ze duwde die gedachte snel weg.
Simon leek nog meer ineen te zakken. Ze kreeg haast medelijden met hem.
Simon: ‘Hoe kan je me zoiets aandoen? Ben ik niet goed voor je geweest?’
Een nieuwe vlaag van boosheid welde in haar op.
Ze had het hem niet aangedaan, het was haar en ‘hen’ overkomen en de enige reden die ze kon bedenken waarom het was gebeurd, was omdat wat zij twee hadden, niet meer voldeed. En daar hadden ze beiden schuld aan. Voor zover je al van schuld kon spreken.
Waarom lopen de dingen zoals ze lopen? Door een enorm verwarrende en onontwarbare samenloop van omstandigheden en toevalligheden die je nooit helemaal begrijpt maar die allemaal bijdragen aan wat er is gebeurd.
Dit was niet haar of zijn of Patricks schuld.
Het was wat het was - wat het ook was - omdat het nu eenmaal zo was gelopen. Het had in oneindig veel andere richtingen kunnen verlopen, maar dat het liep zoals het verliep, daar voelde ze zich niet schuldig over. Daar had geen van hun drieën schuld aan.
De gedachten raasden door Sofia’s hoofd. Het was teveel om te benoemen, teveel om uit te spreken. Teveel voor haar. En voor hem.
Ze wilde weg. Ze wilde dat het stopte. Dit had geen zin meer.
Maar ze kon niet zomaar weg. Ze moesten erdoor nu. Zeker nadat ze zichzelf had verbaasd met haar antwoorden die ze enkel kon verklaren als haar geest die haar dwong een eind aan wat ze samen hadden te maken. Hoezeer ze er ook tegen opzag, ze wist dat ze toch zou moeten proberen te landen. Dat was ze Simon verschuldigd.
Sofia: ‘Het ligt niet aan jou. Of mij. Het ligt aan ons. We zijn uit elkaar gegroeid. We doen zo goed als niets meer samen. We leven meer naast dan met elkaar.’
Simon: ‘Dat kan veranderen. We kunnen terug meer tijd voor elkaar vrij maken.’
Sofia: ‘Ik denk niet of ik dat nog wil, Simon.’
Sofia sprak zijn naam haast nooit uit. Het klonk vreemd. Als koppel spreek je elkaar met van alles behalve de naam aan.
Dat ze het net nu wel deed, voelde aan alsof de afstand die tussen hen was ontstaan onoverbrugbaar was geworden.
Sofia: ‘We zijn veranderd. We zijn niet meer de tieners die we waren. De dingen die we willen verschillen te veel. De raakvlakken van vroeger zijn vage herinneringen geworden en ik denk niet dat die sterk genoeg zijn om ons weersamentebrengen. Ik denkdat we allebei verdermoeten, maar dan apart.’
Simon: ‘Dit is echt een schop tussen de benen.’
Sofia had zich altijd al geërgerd aan Simons soms botte macho-uitspraken. ‘Het gaat helemaal niet om het verlies
van jouw mannelijkheid maar om het verlies van menselijkheid van ons beide. Dat je dat niet kan snappen, jij stomme kuteikel!’ schoot het door haar hoofd. Ze probeerde zichzelf weer te kalmeren.
Simon: ‘Ga je bij hem intrekken?’
Sofia voelde een glimp van aanvaarding bij Simon. Het was niet langer ‘redden wat er te redden valt’ maar ‘spartelen om zo snel mogelijk uit dit woelige water te ontsnappen’. Het onvermijdelijke was niet langer onvermijdelijk.
Even plots als het gesprek was ontspoord, kantelde het nu.
Sofia: ‘Nee. Ik denk niet dat ik hem nog zal zien.’
Sofia wist opnieuw niet waar dit antwoord vandaan kwam maar het leek haar wel te kloppen. Deze puinhoop bood een kans om schoon schip te maken en opnieuw te beginnen en dat wilde zeggen achterlaten wat er tot hiertoe was geweest. Waarom nog bagage naar een volgende bestemming meesleuren als je nog niet weet waar je naartoe zal gaan? Misschien heb je die daar helemaal niet nodig…
Enkele jaren terug was Sofia zonder veel bagage uit het ouderlijk huis naar hier getrokken. Het leek haar correct ook nu weer niet teveel mee te zeulen.
Simon: ‘Ik ben je altijd trouw gebleven.’
Sofia: ‘Dat weet ik.’
Simon: ‘Ik heb soms weerwerk moeten geven hoor. Het is niet dat er niemand in me geïnteresseerd was. Of is.’
‘Oh boy.’
Simon: ‘Wat nu?’
Sofia antwoordde op automatische piloot maar op de een of andere manier klonk het alsof ze dit scenario al ettelijke keren in haar hoofd had geoefend en het nu uit haar rolde zonder er bewust bij stil te staan.
Sofia: ‘Ik slaap vannacht wel in de zetel. Morgen kijk ik dan of ik tijdelijk ergens anders terecht kan. Desnoods ga ik voor even terug bij mijn ouders. Als jij het appartement wil behouden, geen probleem voor mij. Ik zal het zo snel mogelijk vrij maken en mijn spullen meenemen. Echt veel is het niet.’
Simon: ‘Nee, ik ga vanavond wel ergens crashen. We zien morgen dan wel verder.’
Simon stopte enkele kleren en andere spullen in een rugzak.
Simon: ‘Dit is vreselijk.’
Sofia: ‘Ik weet het. Sorry.’
Simon: ‘Ik zie je morgen.’
Sofia: ‘Morgen.’
Simon leek even te twijfelen of een knuffel als afscheid nog gepast was maar besloot van niet en wandelde zonder om te kijken hun kleine appartement uit.
Sofia kroop in de zetel en rolde zich in een bolletje. Ze voelde zich leeg en verward en opgelucht tegelijkertijd. De adrenaline raasde door haar lichaam en het duurde nog een hele tijd tot de wirwar aan gedachten stilaan begon te vertragen. Ze viel in de zetel in slaap. Hun bed bleef die nacht onbeslapen.
De klok boven de toog in koffiebar De Koffieboon gaf zes uur vijftien aan. Sofia was laat. Patrick was zelf te vroeg op de afspraak en zat er al drie kwartier.
‘Wat als ze niet komt?’ schoot plots door zijn hoofd.
Hij probeerde die gedachten weg te wuiven maar dat werd moeilijker met elk minuut die verstreek.
----- o -----
Tegen zevenen liep de bar helemaal vol.
Zou hij de week ervoor iets verkeerds hebben gezegd? Misschien was er in tussentijd iets gebeurd?
Ze hadden nooit nummers of andere gegevens uitgewisseld en waren online niet geconnecteerd. Alsof ze de technologie hadden willen buitenhouden. Toevallige omstandigheden hadden tot hun eerste ontmoeting geleid en nadien hadden ze van week tot week afgesproken, zonder vooropgezet plan. Gewoon afwachtend wat komen zou.
----- o -----
Iemand vroeg of de laatste stoel aan zijn tafeltje nog vrij was Patrick twijfelde nog even maar knikte dan dat het oké was om die mee te nemen.
Was dit het dan?
Hij zou natuurlijk kunnen proberen haar op het werk op te zoeken Of online contact zoeken Of volgende week gewoon hier terug opdagen en hopen dat ook zij dat zou doen.
Wat het ook zou worden, nu moest hij weg. Zijn tafeltje en stoel werden meteen ingepikt. o
Kan dat, sterk staan in je job maar zwak zijn daarbuiten?
Op het werk stippelde hij de plannen uit, privé liet hij zich leiden. Op het ene speelveld was hij aanvoerder maar zodra hij er vanaf stapte was het net alsof hij continu verloren liep en begeleiding nodig had. In privézaken hadden anderenmeestal de vrouwen in zijn leven - meer zeggingskracht. Altijd al gehad.
o
Patrick wandelde via het park terug naar zijn wagen, al was het een omweg en verwachtte hij niet om Sofia daar te zien, het leek hem belangrijk zeker te zijn.
Hij passeerde langs de bank waar ze voorheen hadden gezeten en hij twijfelde of hij zich even zou neerzetten maar hij deed het niet en wandelde verder.
Even later reed hij de parking uit en de ringweg op.
Patrick had er geen idee van hoe lang hij al reed of waar exact hij zich bevond op zijn traject naar huis toen er plots een traan over zijn wang rolde.
En nog een.
Een vrachtwagen stak hem toeterend voorbij. Patrick bleef op automatische piloot achter de tientonner rijden tot aan zijn afslag.
Het was iets na acht op een dinsdagavond en hij was terug thuis. Terug alleen. ----- o -----
Zonder al te hoge verwachtingen waren Fonck en Dewulf die zondagmiddag naar de familie Verstuyft gereden maar eens terug in de wagen was de spanning voelbaar.
‘Heb je die loonbrief van Jonah Verstuyft gezien? Die gast verdiende bijna drie keer zoveel als mij.’
‘Als het een troost voor je kan zijn, mijn eigen loon komt na al die jaren dienst nog lang niet in de buurt van wat hijmaandelijkskreeg,’ zei Fonck. ‘Ik ben benieuwd waar die werkgever zoal mee bezig is als ze dergelijke salarissen kunnen uitbetalen.’
De rest van de terugweg zeiden ze niets meer maar er maalden verschillende pistes door hun hoofd. Ze zouden zo meteen op het white board alle gegevens en eigenaardigheden die ze nu hadden ontdekt, noteren. Dit voelde alvast niet meer als een dood spoor aan ook al was de protagonist heel erg dood. Maar ze wisten allebei: hoe complexer de misdaad,hoekleiner dekansdat diedoor éénpersoonalleenwasopgezet. En een virus op de wereld loslaten waar zelfs de experten van de transnationale niet wijs uit raakten, was een wel heel complexe activiteit.
Tegelijkertijd probeerden ze hun verwachtingen te temperen. Jonah Verstuyft leek aan heel wat criteria te voldoen om op één of andere manier betrokken te zijn bij Mathenge maar iemand die schuldig lijkt, is dat niet noodzakelijk. Ze hadden directe bewijzen van betrokkenheid nodig.
Die zouden ze trouwens zelf moeten vinden. Op de commissaris of ARU konden ze geen beroep doen. Fonck vond het al vreemd dat hun zoekactiviteiten in de verschillende politie- en justitiedatabases tot nog toe onopgemerkt was gebleven. Of zouden ze in de gaten worden gehouden zonder dat ze er zelf weet van hadden? Fonck nam alvast haar smartphone niet meer zo makkelijk overal mee naartoe. Ze vermoedde wel dat ze als agenten digitaal gemonitord werden maar de confirmatie
ervan enkele weken terug deed haar toch nadenken over wat ze nu wel en niet kwijtwilde aan… tsja… aan wie eigenlijk? o
Terug op Foncks appartement ging Dewulf meteen op zoek naar meer informatie over Nexxius. Het bedrijf was de voorbije jaren drastisch gegroeid. De omzet was op drie jaar tijd meer dan verdubbeld. De website maakte gewag van allerlei IT-opdrachten op consultancybasis voor verschillende bedrijven maar referenties van klanten waren er niet te vinden. Het verder doorspitten van de jaarrekeningen gecombineerd met informatie uit andere databases gaf aan dat het leeuwendeel van de omzet van de voorbije drie jaar aan één klant gelinkt kon worden. De naam van dat bedrijf klonk Fonck en Dewulf maar al te bekend in de oren: MayerBantu, de ontwikkelaar van ARU. Onderaan elk ARUrapport dat ze doorgespeeld kregen, stond de vermelding ‘Technology provided by MayerBantu’.De aanwijzing die zeinitieel zonder al tehoge verwachtingen hadden gevolgd en die nog vele kanten uit kon gaan, was zonet van lauw naar roodgloeiend heet gegaan.
Jonah Verstuyft had aan ARU gewerkt, het programma dat verantwoordelijk was voorde eerste veroordeling van zijn broer Maarten. Door dieper te spitten in de verschillende databases lag ARU ook aan de basis van de bijkomende beschuldigingen die Maarten Verstuyft boven het hoofd hingen die hem waarschijnlijk tot zijn zelfmoord hebben gedreven. Het besef dat Jonah zo mee aan de oorzaak lag van zijn broers zelfmoord moet quasi ondraaglijk geweest zijn. Het gaf hem in elk geval een overtuigend motief. Had dat er misschien toe bijgedragen dat hij uiteindelijk ook zelf uit het leven stapte? Als boetedoening? Om te vermijden dat zijn plan zou uitlekken? En wat zou dat plan dan kunnen zijn?
Fonck en Dewulf konden Jonah Verstuyft nog niet rechtstreeks linken aan het Mathenge virus al waren er wel bijkomende elementen die hun vermoeden van betrokkenheid voedden. Speciaal agent Jacobs van de transnationale, bijvoorbeeld. Wanneer iemand die zo hoog op de hiërarchische ladder staat zich met een zaak bemoeide, kon je er van op aan dat er op zijn minst een heel sterk vermoeden was dat er iets belangrijks gaande was. Had de transnationale veiligheidsdienst weinig belang aan Jonah’s zaak gehecht, dan hadden ze het onderzoek wel aan iemand lager in de pikorde gelaten.
Jonahbeschikteookoverhetjuisteprofiel ombijzoietsbetrokkentezijn. Een einzelgänger, betweter, heel getalenteerd maar tegelijk ook iemand dienietsnelofmakkelijkindepasloopt,steedszijneigenweguitstippelt, zelfgenoegzaam, onthecht en niet bepaald een warm persoon (althans toch niet naar zijn zus en moeder toe).
Bijkomende verzwarende elementen? Er was onlinehaast niets over hem te vinden. Geen sociale media accounts, zo goed als geen foto’s, nergens een comment... Voor iemand die jarenlang in IT actief was een toch wel opmerkelijke vaststelling. Het leek haast alsof er veel moeite was gestokenin het wegwerkenvan zoveel mogelijk sporendie nog naar hem zouden kunnen leiden. Misschien had Jonah dat zelf gedaan om onder de radar te blijven maar dat leek weinig waarschijnlijk: iemand die online zo goed als niet terug te vinden was, was juist uiterst verdacht. Een logischere optie was dat de transnationale erachter zat om te vermijden dat overijverige inspecteurs zoals zijzelf of – erger nog – journalisten al te gemakkelijk in het verleden zouden kunnen graven.
Terwijl Fonck naarstig enkele trefwoorden en mogelijke pistes op het white board schreef, zocht Dewulf online verder. MayerBantu had een kantoorindehoofdstad.Meerzelfs,hetbleekeenvanhunhoofdkantoren wereldwijd te zijn. Ze zochten het adres op maar elke streetview foto waarop het gebouw stond, was wazig gemaakt. Het bedrijf wilde duidelijk geen pottenkijkers. Ze vonden wel enkele oudere foto’s van het gebouw en domein. Voordien was er een bank en verzekeraar gevestigd. Fonck was er vroeger geregeld gepasseerd. Ze had ooit een zaak niet ver er vandaan onderzocht. Het was een beetje een vreemd zicht: een best
wel hoog kantoorgebouw te midden van een park dat volledig omheind was. Vanaf het metrostation dat zo’n achthonderd meter verderop een halte had, liep er zelfs een lange ondergrondse gang tot vlak onder het kantoorgebouw. Fonck en Dewulf besloten dat ze de dag erop in de late namiddag zouden langsgaan om polshoogte te nemen.
Ze liepen eerst nog eens door de stapel ‘interessante gevallen’ die ze de dag ervoor met hulp van Karen hadden samengesteld: meer werkvergunningen, meer accreditaties en meer dataverkeer. Vooral de toename in accreditaties voor buitenlandse agenten voor hun stad zou kunnen worden verklaard door de aanwezigheid van MayerBantu. ARU was een gezamenlijk initiatief van de NAVO-landen die veel geld veil hadden voor de geheimhouding en veiligheid ervan. De oprichting van de transnationale veiligheidsdienst, samengesteld uit agenten van alle betrokken landen, was cruciaal voor het bewaren van het broze, complexe, geopolitieke evenwicht. Het gaf elke betrokken natie een aandeel in het bewaren en bewaken van hun gezamenlijke veiligheid.
Fonck en Dewulf bespraken welke mogelijkheden ze hadden om hun vermoedens concreter te maken. Ze konden niet naar de nationale veiligheidsdienst stappen: hun geheime onderzoek ging in tegen de eerdere afspraak en dat kenbaar maken zou zich snel tegen hen keren. Ook de commissaris zou niet lichtzinnig over hun verdoken activiteiten gaan. Ze zouden kunnen proberen enkele collega’s van Jonah te identificeren, maar het risico was erg groot dat een ondervraging intern gemeld werd en ze zo tegen de lamp zouden lopen. Misschien konden ze op zoek gaan naar oud-medewerkers van MayerBantu of een van de vele onderaannemers die voor hen werkten. Die zouden vast ook nog wel in de gaten worden gehouden maar mogelijks was de surveillance bij hen iets minder draconisch omdat ze als oud-medewerkers minder directe schade konden berokkenen. Ze zouden dan wel Karen opnieuw nodig hebben om gegevens uit verschillende databases te kruisen om zo de juiste subjecten te identificeren. Ze besloten haar de volgende ochtend erop aan te spreken. Meer ideeën en opties zagen ze niet meteen.
Het wasondertussenavondgewordenenzeslotendedag enhet weekend af met een biertje op het terras. Het was onverwacht toch een erg productieve zondag geworden.
‘Wat denk je? Zitten we goed of zijn we paranoia aan het worden en beelden we ons dingen in die er niet zijn?’ vroeg Dewulf aan Fonck.
‘Het zijn teveel aanwijzingen om niets te zijn maar dat wil nog niet zeggen dat we juist zitten,’ antwoordde Fonck. ‘Hm. Misschien is ARU ons al de hele tijd voor en is dit een maat voor niets.’
‘Misschien maar ik denk het niet. Als ARU dit pad ook zou volgen, zouden onze activiteiten al snel zijn opgevallen. Dan hadden we vast al eenbezoekje vanspeciaal agent Jacobsgekregen. Aangezien dat nogniet is gebeurd, is de kans reëel dat we nog steeds onder de radar aan het vliegen zijn. Hopelijk kunnen we dat nog even zo houden.’
‘Zou Jonah Verstuyft echt zoiets in gang zetten om wraak te nemen op wat er met zijn broer is gebeurd? Het lijkt me een enorm omslachtige manier om wraak te nemen, niet?’
‘Dat is het zeker. En we weten nog steeds niet wat dat gekke virus dat niemand kan opsnorren doet. Maar ik kan me voorstellen dat zoiets bedenken en loslaten op de wereld zowat de natte droom van elke hacker is. Misschien was de zelfmoord van zijn broer de druppel maar speelde er al meer in de aanloop er naartoe.’
‘Het is wel fijn om eens echt recherchewerk te doen. De handen zelf vuil maken geeft meer voldoening dan zomaar afwachten wat ARU ons toewerpt. Als het voorbij is, zal het lastig zijn om dit niet meer te kunnen doen.’
Fonck glimlachte. ‘Laat onseerst maar proberendeze noot te kraken. We hebben nog maar net ontdekt dat er een noot is. We weten nog niet wat ze doet, hoe ze smaakt, laat staan dat we zeker zijn dat we de juist noot te pakken hebben. Er dient nog heel wat te gebeuren. We zijn er nog lang
niet. Maar wat we dit weekend gerealiseerd hebben voelt inderdaad goed aan.’
Ze klonken hun flesjes tegen elkaar.
De zongingonder maar dezwoelewarmte bleef nog een heletijd hangen in de stad. Na een laatste biertje ging Dewulf door. Morgen zaten ze alweer samen op een andere zaak, ook al wisten ze dat vooral dit door hun hoofd zou blijven spoken.
Dit was waarom ze rechercheurs waren geworden. o
Fonckgingdevolgendeochtendmeteennaar Karentoeom hunnieuwste verzoek toe te lichten: het samenstellen van een lijst van oudmedewerkers van MayerBantu of onderaannemers die voor het bedrijf aan de slag waren. Tegen de middag zou ze wel iets kunnen opsnorren, zei ze, maar de hoofdinspecteur zag dat de opdracht haar ongemakkelijk maakte. Iedereen binnen politie en justitie wist dat ARU in vraag stellen een riskante onderneming was. Het programma had de criminaliteitscijfers dusdanig laten dalen dat het systeem binnen justitie op handen werd gedragen. Het bedrijf onderzoeken dat ARU ontwikkelde binnen een onderzoek dat zelf verdoken was… het was niet bepaald een referentie waarmee je een promotie onderbouwde. Of zelfs maar je tewerkstelling veilig stelde.
Tijdens de lunchpauze schoof Karen zo onopvallend mogelijk een vel papier met zo’n tiental namen erop onder Foncks neus. Tussen de tanden uitgesproken voegde ze er de mededeling aan toe dat het de laatste keer was ze hen bij dit onderzoek te hulp kon schieten omdat het te gevaarlijk werd en ze hoopte dat Fonck en Dewulf dat ook wisten. Fonck knikte begrijpend maar ze wisten allebei dat dat hen niet zou tegenhouden.
Toen Fonck en Dewulf even later de lijst overliepen begrepen ze dat iedereen ondervragen te veel alarmlichten zou laten afgaan. Ze moesten gerichter te werk gaan en proberen te achterhalen of er iemand op de lijst rechtstreeksmetJonahhadgewerktofincontactwasgeweest.Maareerst zouden ze een kijkje nemen bij het MayerBantu gebouw. ----- o -----
Wanneer je er vanop afstand langs liep of reed, viel er aan het statige gebouw middenin het park niet zoveel op. Het was chique, dat wel, en groot, maar veel meer kon je van buitenaf niet ontwarren. De spiegelruiten maakten het onmogelijk om iets van de binnenkant waar te nemen.
Vooraan leek het op een enorm glasblok dat middenin het park was gedroptmaarinwerkelijkheidhadhetgebouweenU-vorm.Deopenkant was naar achteren georiënteerd, waar het park zich uitstrekte en hoge bomenrijen elke vorm van inkijk belemmerde. De voorkant lag het dichtst tegen de straatkant en was voorzien van een brede oprijlaan. Wanneer je wat aandachtiger keek, viel het op dat dit gebouw serieus beveiligd was.
Er waren niet alleen de bewakers en de slagbomen aan de ingang, langs de heleoprijlaan stondeenstevigeafrasteringmet pylonen in blauwsteen die door een zware metalen ketting waren verbonden zodat afwijken van het pad met een voertuig onmogelijk was. De oprijlaan zelf was op twee punten onderbroken: vermoedelijk konden daar metalen platen naar omhoog worden gebracht om eveneens te vermijden dat ongewenste voertuigen tot bij het gebouw zouden kunnen geraken. De omheining rondom het volledige terrein was drie meter hoog en bovenaan afgezet met prikkeldraad. Er hingen zoveel camera’s dat er gewoonweg nergens een dode hoek kon ontstaan. Dit was geen doorsnee kantoorgebouw,
zoveel was duidelijk. En wat er binnenin gebeurde, was waarschijnlijk ook niet doorsnee.
Fonck en Dewulf hadden aan de overkant van de straat iets hogerop op de treden van een ander gebouw post gevat. Ze zagen dat het park en de omheining perfect waren onderhouden. Het leek bijna zonde dat er zo goed als niemand in het park rondliep. De weinige mensen die ze er zagen struinen, liepen telkens per twee en hadden oortjes in. Die waren duidelijk aan het patrouilleren.
Ze besloten naar het metrostation te wandelen. Door het spitsuur was de metro in een mierennest vol werkmieren veranderd die langs elkaar heen liepen, perfect wetend hoe ze doorheen de wirwar van gangen zo snel mogelijk op hun volgende bestemming konden geraken. In een iets minderdrukgedeeltevondenzededoorgangnaarhetgebouw:eenbrede, ronde en met witte tegels afgezette gang waarvan de ingang zelf was afgesloten met een ijzeren hek. Hier geen bewaker (dat zou vast te veel aandacht trekken) maar de lange gang was wel fel verlicht en elke dertig meter hing er een camera. Je kon het hek enkel openen met een badge en eens daar voorbij, moest je ook nog eens door van die poortjes die luchthavens ook gebruiken om te controleren of je niks illegaals op het vliegtuig meeneemt. Na zo’n honderd meter maakte de gang een draai en werd wat zich daarachter bevond aan het oog onttrokken.
Ze zagen twee jonge mannen de hoek omkomen en zich naar de uitgang bewegen. Na het badgen opende het hek elektronisch en eens ze de gang uit waren sloot het weer automatisch. De camera’s die er hingen gebruikten vast ook gezichtsherkenning om zeker te zijn dat iemand die daar niet hoorde te zijn niet mee naar binnen of buiten kon glippen. De twee waren druk aan het praten en merkten niet op dat Fonck en Dewulf hen in de gaten hielden. Erviel weinig aan ze op: twee jonge IT’ers zoals je zo vaak zag. Ze wandelden een volgende gang in en verdwenen uit het zicht.
‘Wauw, de beveiliging is hier haast strikter dan aan de Amerikaanse ambassade,’ merkte Dewulf op. ‘Yep,’ zei Fonck. ‘Laten we snel gaan, voordat onze aanwezigheid al te veel aandacht trekt.’
Het werd avond toen ze terug reden naar Foncks appartement waar Jan, de echtgenoot van Fonck, aan het koken was. De tafel was gedekt voor drie en Dewulf vermoedde dus dat ze er van uit gingen dat hij bleef eten. Fonck stelde hen kort aan elkaar voor en duwde Dewulf vervolgens snel het bureau in om verder aan de zaak te werken. Ze lieten hun telefoons in een andere kamer achter.
Dewulf haalde Karens lijst uit zijn jaszak en voerde de namen een voor een in de politiedatabases. Geen van de mensen op de lijst had een serieuze veroordeling opgelopen: snelheidsovertredingen en openbare dronkenschap waren de zwaarste feiten die naar boven kwamen. Uit de tien namen op de lijst sprong er eentje uit – Sander VanLaar. Niet zozeer vanwege de naam of wat uit de achtergrondcheck naar boven kwam, wel omdat de jongeman pas enkele maanden geleden aan kanker was gestorven. Doden hadden per definitie niet de neiging om nog veel te vertellen. Misschien konden ze nog iets opsnorren door de digitale kruimels terug te volgen.
Ze overliepen de sociale media profielen en andere online pagina’s van iedereen op de lijst maar ook dat leverde geen nieuwe aanwijzingen op.
‘We zouden de gezichtsherkenningssoftware erop los kunnen laten,’ stelde Dewulf voor. ‘Er staan een pak meer foto’s online. Veel te veel om zelf te bekijken maar de software kan het werk voor ons doen. Het nadeel: elke opdracht die wordt ingegeven, wordt ook bijgehouden. Aangezien al deze personen iets met de ontwikkeling van ARU te maken hebben,zou dat de aandacht op ons kunnenvestigen. Dekans bestaat dus dat ons onderzoek zo aan het licht komt.’
Fonck voelde instinctief aan dat ze een versnelling hoger dienden te schakelen. Als ze nog iets wilden bereiken, dan zou het snel moeten gebeuren. Veel langer dan dat hadden ze waarschijnlijk niet meer. Het risico dat ze tegen de lamp liepen nam met de dag toe. Ze schurkten te dicht aan tegen zaken die het daglicht schuwden. Het was stilaan nu of nooit.
Laten we het er maar op wagen. Tot hiertoe is er nog niet erg veel dat ze ons kunnen aansmeren.’
Dewulf opende de gezichtsherkenningssoftware en gaf de parameters in waarop gezocht moest worden: de tien namen op hun de lijst aangevuld met Jonah Verstuyft. De opdracht: zoeken naar foto’s van al deze subjecten met prioriteit voor foto’s waar meerdere subjecten samen op stondenenmet alsvoornaamste target ‘JonahV.’.Dewulfkeeknogeven naar Fonck ter confirmatie en klikte dan op ‘Search’. Een draaiend tandwiel op het computerscherm gaf aan dat de zoektocht liep. ‘We zijn vertrokken. Nu is het wachten op wat er boven komt.’
Niet veel later meldde Jan dat ze konden eten. Het appartement dat Dewulf tot dantoemeer als een soort van werkhol had ervaren, was plots huiselijk geworden. En de maaltijd was meer dan behoorlijk. ‘Jan is de keukenprins,’ zei Fonck met een knipoog. ‘Aan mij heeft hij niet veel.’
Tijdens het diner werd over van alles behalve politiewerk gepraat, iets waar Fonck en Dewulf wel even nood aan hadden. De avond schoof gezapig verder.
Dewulf twijfelde toen hij na het diner een kop koffie kreeg aangeboden maar Jan stelde hem gerust: ‘Maak je geen zorgen, in die van mij blijft je lepel niet vanzelf rechtop staan.’ Dewulf beaamde het met zichtbare opluchting nadat hij van de tas had genipt. Fonck mompelde enkele verwensingen maar dat waren Jan en Dewulf al gewoon. Ze ruimden met drieën de tafel af waarna Fonck en Dewulf zich in het bureau terugtrokken.
‘Benieuwd of er al iets naar boven is gekomen,’ zei Dewulf.
‘Als speciaal agent Jacobs binnen het uur aan de deur staat, weten we alvast dat weindegoederichting aan het zoekenzijn,’ glimlachte Fonck. Het programma had enkele duizenden foto’s opgesnord. Nog steeds veel te veel om één voor één te bekijken maar gelukkig gaf de software een beperkterereeks foto’saanwaaropverschillendesubjectensamentezien
waren. Zo was er een reeks niet altijd scherpe foto’s getrokken in één of andere bar, zo’n anderhalf jaar geleden. Duidelijk een afterwork feestje. Opsommigefoto’sleekheter vrijonstuimigaantoetegaan.Zelfzouden ze er waarschijnlijk over hebben gekeken maar de software gaf met tachtig procent zekerheid aan dat de twee wazige figuren in de achtergrond, half in de schaduw, Jonah Verstuyft en Sander Van Laar waren. Dewulf zoomde zoveel als mogelijk in - de foto stond scherp gesteld op enkele brallende IT’ers op de voorgrond - maar dan nog vonden ze het heel moeilijk te bepalen of dit nu echt Jonah V. en Sander V. L. waren.
Fonck tuurde naar het scherm. ‘Het zou kunnen maar… ik zie het niet.’ ‘Ik denk dat we in deze kunnen vertrouwen op de software.’ zei Dewulf. ‘Het systeem neemt heel wat extra parameters mee in overweging, zoals lichaamshoogte en -bouw, en alles wordt abstract afgemeten rekening houdend met de context van de ruimte. Ik denk dat we daar wel degelijk Jonah Verstuyft en Sander Van Laar samen zien.’
Fonck vroeg of er nog andere foto’s waren maar Dewulf gaf aan dat dit de enige was waarop Jonah V. te zien was samen met iemand die op hun lijst stond.
‘Shit. Hoe gaan we in hemelsnaam een dode ondervragen?’
Dewulf bracht het dossier van Sander Van Laar op het scherm en somde de belangrijkste feiten op: zo’n jaar geleden had hij MayerBantu verlaten. Wegens ziekte had hij ontslag genomen. Hersentumor. Zo’n half jaar geleden gestorven. Gecremeerd en bijgezet. Laatste adres was een appartement in een van de chiquere stadswijken. Nabestaanden en familie woonden allemaal aan de andere kant van het land. Te ver om zomaar even langs te gaan. Ze zouden de volgende dag enkele van die contacten kunnen bellen om te proberen nog iets nuttigs te weten te komen maar erg hoopvol waren ze niet.
Ze namen afscheid. Zowel Fonck als Dewulf sliepen slecht die nacht.
Over de middag hadden Fonck en Dewulf de contacten gelinkt aan Sander Van Laar gebeld, maar er was niets nuttigs uit gekomen. ‘Laten we naar zijn laatste verblijfplaats gaan. De kans dat we er iets vinden is klein, maar op dit moment prefereer ik dat boven niets doen.’
Dewulf knikte. Ook hij wilde de handdoek nog niet in de ring gooien.
Het liep tegen vijven aan toen ze het appartementsblok bereikten. De kansdatiemandhenovereenintercombinnenlietopbasisvanditverhaal was gering en dus wachtten ze tot een van de residenten naar buiten kwam om binnen te glippen.
Een jonge vrouw met een peuter op de arm opende de deur van het appartement dat zich op de vijfde verdieping bevond. Ze vond de vraag wat vreemdmaarnaeenkorteaarzelingliet ze detweedetectives binnen. Ze zei dat ze samen met haar vriend en hun dochtertje zo’n vijf maanden geleden in het appartement waren getrokken. De vorige huurder hadden ze nooit gezien maar ze had wel van het immobiliënkantoor gehoord dat het een jongeman was die gestorven was aan kanker.
Het appartement was ruim en mooi herschilderd en heringericht volgens de smaak van het jonge gezin. Het leek in niets nog op een stek voor een jonge IT’er alleen.
‘Toen u erin trok, heeft u nog iets gezien dat u vreemd leek of hier niet hoorde?’ De jonge vrouw zei van niet. ‘Het was instapklaar. De familie van de jongeman had alles eruit gehaald. Dat bureaumeubel was het enige dat hier nog stond toen we erin trokken. Misschien vonden ze het te groot om te verhuizen. We vonden het wel mooi dus lieten we het staan.’
Het bureau stond in een nis van het appartement. Een klassiek, houten bureau. Net iets te groot en te statig om in het moderne appartement te passen maar ook te mooi om zomaar van de hand te doen.
‘Mogen we?’ ‘Doe gerust.’
Dewulf en Fonck bekeken en onderzochten het bureau langs alle kanten. Aanvankelijk viel er hen niets op tot Dewulf op zijn knieën zakte om de linkerkant iets beter te bekijken. Op de onderste linkerlade stond een minuscule hoofdletter A gekerfd met een pijltje dat naar rechts wees. Op ongeveer dezelfde hoogte op de onderste rechterlade leek hij een R te kunnen onderscheiden, waarvan de rechte lijn doorliep en overging in een pijltje dat naar boven wees. Op de middelste schuif stond - haast onmerkbaar - de letter U. ARU. Dewulf opende de middelste schuif, maar er lagen enkel papieren en wat schrijfgerief in. ‘Paperassen en betaalde facturen,’ zei de jonge vrouw.
‘Check de bodem!’ Dewulf ging op de grond liggen en verdween half onder de schuif. Na wat gepruts stak hij triomfantelijk een ouderwetse lockersleutel omhoog.
Fonck vond het vreemd. Lockers werden ondertussen allemaal digitaal geopend en gesloten, ook hun eigen locker op het commissariaat. Ze bekeken de sleutel: er stond een code op maar niets over een mogelijke locatie van de locker. Ze onderzochten het ganse bureau nogmaals van boven tot onderen maar vonden niks anders dat bruikbaar zou kunnen zijn. Ze bedankten de jonge vrouw en holden zowat het appartement uit. Op het bureau zouden ze de sleutel kunnen analyseren en trachten te achterhalen waar dergelijke lockers nog te vinden waren. Fonck vermoedde dat het geen sinecure zou worden. De stad telde zonder twijfel vele duizenden lockers verspreid over trein- en metrostations, de luchthaven, scholen en gyms, bedrijven en wat nog zoal. Als de locker zooudwasalsdesleutel deedvermoeden,waser daarenbovenmisschien niet veel meer over terug te vinden.
Iets voor zevenen zaten ze achter een computer op het commissariaat en Dewulf gaf snel de code die op de sleutel stond in, samen met een foto vandesleutel.Dezekeerhaddenzegeluk.Naenkelesecondenalspuwde de database informatie over de sleutel, het type locker, de producent enzovoorts uit, samen met een vijftal locaties waar dat dit type locker in hun stad stond. Twee ervan bevonden zich in bedrijven zonder een link met hun zaak. Die schoven ze voorlopig opzij. Eentje was in een gym in een buitenwijk en leek dus ook minder voor de hand te liggen. De twee overige locaties waren een trein- en een metrostation.
‘In welk ziekenhuis werd Sander Van Laar verzorgd?’ ‘Het AZ in de Noordwijk.’ ‘Metrostation Montgomery ligt daar vlak tegen. Laten we daar naartoe gaan.’
Ze wandelden snel de gang in richting lift toen er plots commotie in de burelen ontstond. Nog voor Dewulf aan een collega kon vragen wat er aan de hand was, trok Fonck hem bruusk mee. ‘We moeten nù door.’ Aan het andere eind van de gang waren speciaal agent Jacobs en nog twee andere agenten net uit de lift gestapt. Jacobs gebaarde dat ze moesten blijven staan maar Fonck en Dewulf wachtten niet af en liepen snel naar de nooduitgang die hen via een trap tot in de parking bracht. Terwijl ze de garage uitreden zagen ze de drie agenten nog net in de achteruitkijkspiegel.
‘Dat was nipt.’
‘Yep. Het goede nieuws? Als die gasten opduiken, zouden we wel eens op het juistespoor kunnen zitten. Het minder goede nieuws? Er staan ons minstens enkele onaangename gesprekken met de commissaris en speciaal agent Jacobs te wachten. En misschien wordt het disciplinaire vervolg nog erger. Maar laten we eerst proberen de locker te vinden. Benieuwd of er iets in ligt. En indien wel, wat zoal.’
Dewulf reed zo snel als toegelaten was. Ze wisten niet of de speciale agenten achter hen aan zouden gaan. Indien wel, dan hadden ze waarschijnlijk maar enkele minuten voorsprong. Ondanks hun haast viel hen een raar tafereel op dat zich her en der in de stad voordeed: groepjes mensen troepten op de stoep samen en keken of wezen naar de schermpjes van hun telefoon.
Het was twintig over zeven toen ze de dienstwagen vlak bij de ingang vanhetmetrostationonreglementairachterlietenennaarbenedenholden. De metromedewerker die ze vastgrepen om te vragen waar de lockerruimte was, keek enigszins verdwaasd van zijn smartphone op. Hij leek moeite te hebben om zijn gedachten bijeen te rapen maar wees toen een gang aan. Fonck en Dewulf zetten het opnieuw op een lopen. Normaal gezien zou het er op dit uur van dag superdruk en hectisch moeten zijn maar er was opmerkelijk weinig volk. Net zoals bovengronds troepten de mensen samen terwijl ze naar elkaars scherm wezen en in gesprek gingen. Fonck vond het bevreemdend: wildvreemden spraken elkaar niet aan in de stad. Maar eerst wilde ze het sleutelmysterie oplossen.
Ze bereikten een grotere ondergrondse ruimte waar enkele honderden lockers bijeen stonden. ‘Wat is het nummer?’ ‘197. ’
Ze holden tussen de rijen door. ‘Het moet meer naar achteren zijn! De cijfers tellen af.’
In de voorlaatste rij vonden ze locker 197. De sleutel paste. Fonck opende het deurtje maar… de locker leek helemaal leeg te zijn. Even zakte de moed hen in de schoenen. Zaten ze nu opnieuw op een dood spoor? De ruimte was slecht verlicht en Fonck stak haar hand in de locker om zeker te zijn dat ze niets over het hoofd zagen. Zo vond ze de grote bruine enveloppe die op de bodem van de locker lag. Haastig haalde ze de inhoud eruit: enkele met de hand geschreven vellen papier.
Op haar hoede dat de speciaal agenten ieder moment konden opdagen, stopte ze de papieren terug in de enveloppe en zei tegen Dewulf: ‘Laten we een rustig plaatsje zoeken waar we de inhoud kunnen bekijken.’
Via een andere uitgang verlieten ze het metrostation. ‘Misschien moeten we eerst onze smartphone uitschakelen, anders komt de transnationale ons zo weer op het spoor.’ zei Dewulf zodra ze bovengekomen waren. Meteen gevolgd door: ‘Hé, dat is raar…’ o
‘
Heb je het al gehoord van Sofia?’
‘Ze is hals over kop vertrokken?’
‘We vermoeden dat ze een relatie had met iemand op het werk. ’ ‘No way!?’ ‘Way!
Twee dagen na hun ontmoeting die niet had plaatsgevonden hoorde Patrick Sofia’s naam voor het eerst opnieuw. In een koffiehoek op de verdieping waar HR zat, hadden twee vrouwelijke collega’s het over haar. Patrick hield zich in een verre uithoek zo onopvallend mogelijk op, alsof hij wachtte op iemand. Ver genoeg om niet verdacht te lijken maar net dicht genoeg om te kunnen opvangen wat ze zeiden.
‘
Haar vriend kwam het te weten en er is een grote ruzie of zo geweest tussen hen. Ze zijn diezelfde avond nog uit elkaar gegaan en de dag erna heeftzemeteenhaar ontslagingediend.Zeiszelfsniet meer naarkantoor teruggekomen. Alice heeft nog wat spullen van haar bureau samengeraapt en aan haar bezorgd maar sindsdien heeft ze haar ook niet meer gezien of gehoord. Ze zou zelfs haar telefoonnummer veranderd hebben.’
‘Wauw. Hoe mysterieus.’
‘Niet!?’
Maar belangrijker nog… wie zou de geheime minnaar kunnen zijn?’
‘Niemand die het weet maar uiteraard is iedereen volop aan het speculeren. Alice beweert dat ze het zelf ook niet weet maar ik betwijfel of dat waar is.’
‘Zou het iemand uit ons team kunnen zijn?’
‘Da’s weinig waarschijnlijk: er zijn maar een drietal mannen in onze afdeling en geen van hen zie ik in staat iemand als Sofia aan de haak te slaan.’ ‘Da’s juist. Wat mannen betreft zijn we niet goed voorzien.’
‘Waarover hebben jullie het?’
‘We hebben het over Sofia, haar vertrek en wie de derde betrokken partij hier op het werk zou kunnen zijn. En we vermoeden dat jij meer weet, Alice.’
‘Ik weet niets meer. En zelf al zou ik iets weten, jullie roddeltantes zouden wel de laatsten zijn aan wie ik het zou vertellen.’
‘Pff. Ik kan me nochtans goed herinneren dat jij de geruchtenmolen meer dan eens goed hebt aangezwengeld.’
‘Ik heb niets te zeggen.’ ‘Heb je haar nog gehoord?’ ‘Nee.’
Het gesprek ging verder terwijl de drie collega’s de koffiecorner uitwandelden. Geen van hen leek Patrick op te merken of te denken dat hij wel eens de persoon zou kunnen zijn waar ze naar visten. Het gevoel lichtjes gekwetst te zijn omdat ze hem zelfs niet eens overwogen wuifde hij snel weg. Sofia had blijkbaar de daad bij het woord gevoegd en haar vrijheid opgeëist.
Een gevoel van opluchting en tegelijk droefheid welde in hem op. Patrick was blij iets meer te weten zijn gekomen maar vermoedelijk wilde dit ook zeggen dat ze elkaar niet meer zouden zien. Wat ze hadden gehad, zou waarschijnlijk niet meer zijn. Wat het ook was geweest.
Hij wachtte nog enkele minuten en ging vervolgens terug naar het zevende. De rest van de dag kon hij aan niets anders meer denken. ----- o -----
Toen hij de twee weken later bericht kreeg dat er post voor hem was, was hij verbaasd een kleine, handgeschreven envelop met “Patrick (van M&A)” erop terug te vinden. Meestal kreeg hij enkel reclame of officiële, aangetekende documenten toegestuurd.
Beste Patrick,
Het spijt me dat ik er niet was enkele weken geleden.
Ik moest alles eerst op een rijtje zetten.
Het was tijd om de reset knop in te duwen.
Terug naar de fabrieksinstellingen.
Ik ben weg bij Simon
En ik heb ontslag genomen.
Ik moet nu eerst mijn vleugels uitslaan. Free as a bird de wereld ervaren en tegemoet treden
Als ik later trots wil kunnen terugkijken op het leven dat ik heb geleid, is wat ik nu doe (en niet meer doe) noodzakelijk.
Ik hoop dat je dat kan begrijpen.
Ik ben haast zeker van wel.
Ik vond wat we hadden heel fijn.
Zonder had ik deze stap misschien niet gezet
Het ga je goed, Sofia
Kon hij het begrijpen? Patrick dacht van wel. Al vond hij het jammer dat hij deel uitmaakte van een verleden dat ze nu afsloot en er geen plaats meer voor hem was in haar nieuwe leven. Maar hij begreep dat je moeilijk tabula rasa
kon maken zonder het bord eerst volledig schoon te vegen. Het stak dat hij mee was uitgeveegd.
Patrick wandelde een lege vergaderzaal in. Hij was meer van zijn melk dan hij had gedacht. Hij had wel vermoed dat het pijn zou doen maar had niet verwacht dat het zo diep zou snijden.
Leunend tegen een van de stoelen rond de vergadertafel tuurde hij over de stad.
Hun gesprekken leken plots ver weg en lang geleden. Was hij nu al mentaal afscheid van haar aan het nemen?
Hij sloot de ogen en probeerde zich haar voor te stellen. Haar lach. De porren die hij geregeld kreeg. Het ongemakkelijke gevoel dat ze hem meer dan eens gaf. Haar geur. Bloemig met iets fruitigs erdoorheen gevlochten. Haar warme hand.
Patricks telefoon ging over maar hij nam niet op.
Het voelde aan zoals een afscheid bij een sterfgeval: alsof je zelf van binnen een beetje sterft wanneer het tot je doordringt dat je nooit meer samen met iemand door eenzelfde deur zal lopen. Je nooit meer aan dezelfde tafel of op eenzelfde bank zal zitten.
Zou Sofia zich ook zo voelen? Of zou ze zich net bevrijd voelen?
Zijn telefoon ging opnieuw over. Patrick keek zelfs niet naar het schermpje om te zien wie het was. Wie hij hoopte dat het zou zijn, kon het niet zijn. En al de rest leek hem op dit moment niet relevant. o
Het begon overal op hetzelfde moment: op een doodgewone dinsdagavond, negentien uur, onze tijd. Net zoals ARU discrimineerde ook Mathenge niet: het trok zich niets aan van tijdverschillen.
Binnen enkele minuten verscheen dezelfde boodschap op de schermen van computers, smartphones, televisieschermen en zowat alles dat digitaal verbonden was en een user interface had.
The countdown has begun.
24 hours from now, Mathenge will launch.
What is Mathenge? It’s a virus that will reset all digital code and delete digital files everywhere.
Computers, smartphones, every device and every piece of software connected to the internet will be impacted.
This is a reset of our world.
You wonder why? Because we’ve let digitization go too far. It’s gone haywire. It’s out of control. It has taken over our lives and is diminishing us instead of making us better. It’s become an element of dehumanization.
Digitization is also used against us. Big corporations use it to distort our desires. Governments worldwide use it to monitor our every move and imprison anyone who gets in their way.
NO MORE.
Mathenge will give back our privacy. Mathenge will restore time. It will enable us to rediscover what it means to be human and help us restore what’s left of our humanity.
By deleting digital code everywhere.
WARNING: 24 hours from the start of this message, Mathenge will begin its deletion process and it will not stop until all of it is gone. Make sure you’re safe when it begins. Don’t get on airplanes. Make sure you’re somewhere secure and solid (we strongly advice you not to travel in any form or shape when it happens).
Stay safe. This is a new beginning. Let’s make the most of it together.
Enjoy the analogue life!
Het eerste waar de meeste mensen aan dachten toen de boodschap verscheen, was dat het een slechte grap betrof. Het zoveelste virus dat opgeblazen werd maar ook deze keer wel zonder al te veel erg zou overwaaien. Wel vreemd was dat deze boodschap wereldwijd op hetzelfde moment op zowat elk met het internet verbonden toestel
verscheen. Als wie erachter zat dit kon doen, zouden ze dan ook het dreigement in de boodschap hard kunnen maken?
Screen shots van de boodschap doken op allerlei sociale media op. Mathenge werd trending. Er verschenen memes en zowat iedereen leek erover te praten. De ironie dat in minder dan vierentwintig uur al die posts als sneeuw voor de zon zouden verdwijnen, leek de meeste mensen te ontgaan.
Nieuwsmedia overal ter wereld bombardeerden Mathenge tot nieuwtje vandedagenexperten allerhande kwamenaandravenom het dreigement toe te lichten. De meningen waren redelijk unaniem: er werd weinig tot geen geloof aan gehecht en iedereen kon op beide oren blijven slapen.
JOURNALIST: ‘En wat met de waarschuwing dat we maar beter niet vliegen op het moment dat het virus losbarst, zo’n zestien uur van nu?’
EXPERT: ‘Ach, denkt u nu echt dat hackers vliegtuigen kunnen laten crashen? Als het zou kunnen, dan hadden bepaalde groepen dat waarschijnlijk al lang gedaan. Nee, het is een hoax, bedrog. Heb je een vlucht? Ik zou zeggen: neem die gerust en bon voyage.’
De veiligheidsdiensten daarentegen namen de dreigende boodschap wel vanaf het eerste moment ernstig. Bij hen stond het Mathenge virus al langer op de radar en dat dit nu op deze manier verscheen en werd verspreid deed alle alarmsignalen afgaan. Inderhaast werd elke mogelijke bron en aanwijzing opnieuw tegen het licht gehouden. Ook ARU draaide op volle toeren maar de tsunami aan sociale media posts en andere berichtenover het virus smoltensamentot een vreemdewoordenen beeldenbrij waaruit onmogelijk nog iets substantieels viel te puren.
Meteen na de verschijning van de boodschap waren IT-experten en statistici van de geheime diensten begonnen met het uitwerken van mogelijke scenario’s. Aan de hand van de nog summiere, beschikbare informatie werd snel duidelijk dat te veel scenario’s nefast eindigden. Daarop werden beleidsmakers overal ingelicht en waarnodig uit hun bed gebeld. Binnen de zes uur na de eerste verschijning hadden de meeste landen hun kerncentrales op standby modus geplaatst, ook al dreigden er daardoor stroomtekorten te ontstaan.
Overal kwamen regeringen bijeen om mogelijke maatregelen te bespreken maar het eerste, grote obstakel waar ze tegenaan liepen, was ongeloof en scepsis binnen de eigen rangen. De meeste ministers hadden tot dan toe nog niets over Mathenge gehoord. Het scheen hen heel vreemd toe dat ze nu hals over kop een resem maatregelen dienden uit te dokteren vanwege een ‘ zeer ernstige bedreiging’ waar ze tot enkele uren geleden nog niets van afwisten en waarvan niemand goed leek te weten hoe reëel het gevaar was, wat er echt stond te gebeuren of hoe groot de impact zou zijn.
In eigen land moest de minister van gezondheidszorg met haar kabinet uitdokteren wat er diende te gebeuren in ziekenhuizen en andere medische centra om ervoor te zorgen dat cruciale apparaten bleven draaien. De minister van buitenlandse zaken gaf elke ambassadeur de opdracht zoveel mogelijk digitalebestandenaf teprinten zodat zo weinig mogelijk belangrijke informatie verloren zou gaan. De minister van justitie was enigszins opgelucht dat de digitalisering van justitie al vele jaren een compleet zootje was waardoor er nog niet al teveel verloren dreigde te gaan. Elk ministerie toog aan het werk om zo snel mogelijk geprinte back-ups van belangrijke digitale bestanden te maken.
Niet elke natie was even proactief. Rusland – dat door sommige andere landen ervan werd verdacht achter het virus te zitten – maakte zich sterk dat er geen gevaar dreigde en riep zijn burgers op om gewoon verder te doen zoals normaal. China daarentegen had als een van de meest gedigitaliseerde landen meteen massaal actie ondernomen om zoveel mogelijk data veilig te stellen. Een van hun eerste bezorgdheden was zorgen voor schriftelijk bewijs van het schuldpapier dat ze over de ganse
wereld hadden opgekocht. Het was een van de belangrijkste hefbomen om hun invloed op het internationale toneel te laten gelden en het land wou die troef niet zomaar uit handen geven. De Chinese bevolking kreeg instructies om het meest essentiële veilig te stellen. Terwijl sommige landen nog aan het discussiëren waren over hoe reëel de dreiging was, waren meer dan een miljard Chinezen volop bezig essentiële digitale informatie zo goed als mogelijk op een analoge drager op te slaan.
Zo’n tien uur voor het verstrijken van de deadline sloeg de sfeer wereldwijd om. Ministers en hier en daar zelfs een regeringsleider verschenen op het scherm met de dringende boodschap om voorzorgen te nemen: reizen te vermijden, eventuele belangrijke bestanden toch op een aparte drager op te slaan, toestellen uit te zetten en los te koppelen van het internet, zoveel mogelijk thuis en binnen te blijven...
Dat zorgde meteen voor een nieuwe stortvloed aan berichten op sociale media. Ongeloof, boosheid en angst voerden de boventoon. Overal verschenen aftellende digitale ‘doomsday’ klokken. Nog zes uur, vierenveertig minuten en dertien, twaalf, elf seconden...
De media hadden het enkel nog over de mogelijke digitale apocalyps. Geruchten dat regeringen alles in het werk zetten om bestanden te backuppen of af te printen, voedde de paniekstemming. Heel wat mensen probeerden nog grote sommen geld van hun bankrekening te halen maar de meeste regeringen hadden het opnemen van geld tijdelijk opgeschort of beperkt om een massale run-on-the-bank te vermijden.
Bedrijven begonnen nog voor de deadline was verstreken stil te vallen omdat mensen op veilig wilden spelen en bij geliefden en familie wilden zijn wanneer hét zou gebeuren, ook al wist niemand exact wat er zou gebeuren,.
Een uur voor de deadline verstreek keek zowat de ganse wereld met het ene oog naar de televisie en het andere naar één van de andere digitale
schermen in huis. Iedereen leek wel op hetzelfde moment naar eindejaar af te tellen, alleen was het helemaal geen 31 december. Het was midden juli. In heel wat regio’s was het weer vandaag veel te mooi om het einde van de wereld in te luiden.
Met elke minuut die wegtikte, verhoogde de spanning. Mensen zochten koortsachtig naar bijkomende manieren om stukjes van hun digitale realiteit te redden. Voor de meesten was het de eerste keer dat ze zich bewust werden hoeveel er gedigitaliseerd was en hoezeer dat hun leven beheerste. Het leek absoluut onvoorstelbaar dat het allemaal zou kunnen verdwijnen.
10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1, … De deadline verstreek en… er gebeurde helemaal niets. Mensen switchten koortsachtig tussen sites en apps maar allesleek nogsteeds naar behorentewerken. Alles wasnog steeds online. Gezichten van televisieankers fleurden op. Er werd afgekondigd dat de verwachte digitale meltdown op een sisser leek af te lopen. Nieuwsredacties grepen naar voorbereide stukjes met speculaties over wie erin geslaagd was de ganse wereld beet te nemen met deze Y2K bug in het kwadraat. Er werd heen en weer geschakeld tussen verslaggevers die op strategisch belangrijke plaatsen zoals de ambtswoning van de premier en de hoofdkwartieren van belangrijke telecom- en technologiebedrijven reacties trachten vast te krijgen. De chaos in de verslaggeving leek compleet maar werd bovenal gekenmerkt door een algemeen gevoel van opluchting.
Voor heel even toch.
Toen kwamen de eerste meldingen binnen en sloeg de stemming om. Bij verschillende mensen begonnen de tellers van volgers en vrienden op sociale media te dalen. Het waren geen uitschrijvingen of ontvolgingen, de accounts leken in rook opgegaan. Wanneer je zo’n in lucht opgegane
account trachtte te bereiken, leverde dat enkel een 404 boodschap op: ‘pagina niet gevonden’.
Wat aanvankelijk slechts enkele meldingen wereldwijd waren, breidde geleidelijkaanuit.Mensenmeteen gemiddeldaantal vriendenofvolgers leken het eerst te worden getroffen maar zo’n half uur na het verstrijken vandedeadlinebegonnenookaccountsvanverschillende beroemdheden en influencers – sommige met vele miljoenen volgers – te verdwijnen.
De ongerustheid zwolaan.Mensen zagen berichten envriendeneen voor een verdwijnen. Nog voor alles en iedereen gewist was begon Facebook te haperen en enkele ogenblikken later viel het ganse ding uit. Wie de app of site nog trachtte te bereiken, kreeg een ‘504 Gateway Timeout’ boodschap die enkele minuten later al veranderde naar ‘503 Service Unavailable’.
Zo verging het alle grote websites en sociale platformen. YouTube video’s begonnen te haperen. Je zag de pixels voor je ogen opgevreten worden waarna die typische beeldruis verscheen tot ook die bevroor en ten slotte helemaal verdween. De anders zo kleurrijke overzichtspagina begon meer en meer zwarte gaten te vertonen en toen was ook deze site weg.
Niemand leek het te kunnen geloven. Muziekstreamingsdiensten vielen uit. Apps allerhande blokkeerden en werden totaal onbruikbaar. Geleidelijk aan werden al die miljarden smartphoneslegedozen.Anderhalfuurnahetverstrijkenvandedeadline was zowat elk mobiel toestel dood.
Computers vielen uit. Haperende programma’s werden gevolgd door een blue screen dat geleidelijk aan kleur leek te verliezen tot het scherm helemaal zwart werd. Opnieuw opstarten lukte niet meer.
Televisietoestellen leken het ietsjes langer uit te houden al ging de beeldkwaliteit zienderogen achteruit. Nieuwsdiensten probeerden zo lang mogelijk informatie te verschaffen maar nog voor de camera’s in de studio de geest hadden gegeven, waren de meeste televisietoestellen van de kijkers al gestopt met functioneren.
In steden en op snelwegen vielen auto’s stil. Treinen stopten met rijden. Metro’shieldenhalthalverwegehuntraject.Enkelevliegtuigencrashten.
De lijst van dingen die niet meer werkten leek eindeloos: smartwatches, zendmasten, printers, thermostaten, tablets, routers...
Achter de schermen was de ravage zo mogelijk nog groter: satellieten raakten op drift en botsten tegen het vele ruimteafval dat rond de aarde vloog. Er werden recordaantallen vallende sterren opgemerkt maar wat in de atmosfeer opbrandde was van menselijke makelij en niet een of ander stukje ruimterots. De miljoenen servers die alles wat digitaal was en in de cloud zat draaiende hielden, begonnen aan een steeds sneller tempo uit te vallen. De gigantische serverparken die nooit stopten met zoemen werden akelig stil. De computers die er stonden waren na afloop niet veel meer waard meer dan de kartonnen dozen waarin ze ooit waren verscheept.
Alleen toestellen die niet aan het net verbonden waren, bleven werken: wasmachines, droogkasten, microgolfovens, frigo’s, airco’s...
Twee uur na het verlopen van de deadline waren wereldwijd meer dan een miljard werknemers technisch werkloos: kantoormedewerkers konden niets meer doen en ook heel wat computergestuurde machines in productiebedrijven vielen stil.
Kassasystemen blokkeerden en betalen via bankkaart was onmogelijk geworden. Sommige winkels aanvaardden nog eventjes cash betalingen, maar stopten daar al snel mee toen de eerste klanten zonder te betalen
naar buiten wandelden. Nadat ook de diefstalpreventiesystemen en camerabewakingwarenuitgevallenwasernietveelmeerdatmensenkon tegenhouden. Drie uur nadat het was begonnen, was zowat elke winkel wereldwijd gesloten.
Geld afhalen was onmogelijk geworden: bankautomaten waren in geen tijd leeg en zowat alle banken hadden nog voor de deadline verstreken was preventief de deuren gesloten. Binnenin zagen medewerkers hoe computers het één voor één begaven waardoor controleren wie hoeveel geld nog op de rekening had staan onmogelijk was geworden.
Op strategisch belangrijke plaatsen in grote steden doken militairen op terwijl politiewagens die het nog deden rondreden en iedereen opriepen naar huis te gaan. Er werden in allerijl bussen ingelegd voor wie niet thuis geraakte omdat metro’s, treinen en heel wat auto’s het niet meer deden. Op verschillende punten verspreid over steden konden mensen op één van die bussen stappen die over en weer bleven rijden om mensen naar huis te brengen.
Vierentwintig uur na het verstrijken van de deadline was in zowat elk land de noodtoestand afgekondigd en werden in snel tempo noodmaatregelen genomen die via militaire communicatiesystemen werden verspreid. Er werd uitgevaardigd dat hotels – tenzij ze helemaal volzet waren – geen gasten mochten weigeren ook al konden die op geen enkele manier betalen voor hun verblijf. De civiele bescherming zette verdeelpunten voor water en basisvoedingsmiddelen op om de eerste noden te lichten. De gaarkeukens die normaal enkel door daklozen werden bezocht, werden opengesteld voor iedereen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken voerde “IOU’s” (I owe you) in, zodat basisvoorzieningen konden blijven doorlopen.
Warenhuizen waren in geen tijd helemaal leeg en rekken werden slechts sporadisch aangevuld aangezien ook de bevoorrading erg onregelmatig verliep omdat veel productiebedrijven waren stilgevallen. De meeste sloten de deuren. Er was simpelweg te weinig cash geld in omloop om enigszins normaal te kunnen functioneren. Het systeem van IOU’s werkte voor noodzakelijke levensmiddelen maar niet voor de aankoop van eender wat anders. Na minder dan 48 uur was zowat de ganse wereldwijde economie tot stilstand gekomen.
Hetcashgelddat noginomloopwas,wasonvoldoendeomalleaankopen te coveren en het systeem van IOU’s ging ook al snel op de schop: je kon er onmogelijk eentje voor elke koffie en elk brood uitschrijven. Na enkele dagen hadden heel wat winkels en restaurants er al een kast vol van zonder veel hoop er ooit nog iets van te kunnen recupereren. ----- o -----
Het financiële systeem implodeerde volledig. Enkel de gebouwen en de mensen die er werkten bleven staan. Alle data en info leken opgeslorpt door een niets ontziend digitaal zwart gat.
Op de beurs stuikten de aandelen van technologiebedrijven ineen zodra duidelijk werd dat hun belangrijkste bron van inkomsten - data - in rook opging. Maar veel maakte het niet uit: enkele minuten nadat de online handel was stilgevallen vielen ook de schermen en tickers op de beursvloer uit. Traders keken onbeholpen om zich heen. In vergelijking hiermee waren de beurscrashes van 1929 en 2008 klein bier.
Rekeningnummers. Aandelenportfolio’s. Spaartegoeden. Schuldsaldo’s. Openstaande leningen. Het werd onmogelijk om nog na te gaan wie hoeveel had en wie hoeveel aan wie moest.
Redacties van kranten probeerden op allerlei manieren de verspreiding van nieuws te reorganiseren. Journalisten liepen af en aan met handgeschreven verslagen. Oude typemachines werden bovengehaald om verslagen uit te typen. Drukkerijen die nog werkende persen hadden, werden aangezocht om op elk beschikbaar papierformaat alternatieve kranten te drukken die gratis werden verspreid op straathoeken en eender waar veelmensensamenkwamen. Erwerdvolopgediscussieerdover wat er was gebeurd en wat er nu zou moeten gebeuren. Het vreemde tafereel vangrootstadsmensendie opstraatmet elkaar ingesprekgingen hadveel weg van een postmodern Jheronimus Bosch schilderij. o
Cafés, koffieshops en restaurants zaten continu afgeladen vol al konden velen niet veel meer dan kraantjeswater serveren. Overal kwamen mensensamenomdat zenietsanderstedoenhadden. Erwerdweervolop met elkaar gepraat. Buren die al jaren in hetzelfde appartementsgebouw woonden, spraken elkaar nu voor het eerst aan.
Er konden geen lonen meer worden uitbetaald en veel werknemers bleven ook gewoon thuis. Zonder computers kon het leeuwendeel van hen toch niets doen. Heel wat mensen zochten andere manieren om zich nuttig te maken. De bibliotheken zaten afgeladen vol. Velen boden spontaan aan om te helpen bij bedrijven die wel nog konden werken,
meestal in noodzakelijke voorzieningen: voedselproductie en -verdeling, rusthuizen, scholen... Wat kon je anders doen?
Er ontstond een vorm van solidariteit die je wel vaker zag meteen na een ramp of tragedie: mensen die spontaan andere mensen uit de nood hielpen, zonder de verwachting ervoor betaald te worden of iets terug te krijgen. Meestal bleef dat geografisch beperkt en duurde het maar tot de eerste en ergste noden geledigd waren en de hulp ter plaatse was gekomen.Eenshet normalelevenenigszinsopnieuwopgang kwam,was het meestal snel over en uitmet diesolidariteit.Werd het een herinnering die velen koesterden ook al kon het enkel maar tot stand komen in erg moeilijke omstandigheden. Maar dit was anders. Er heerste complete onzekerheid over hoe lang de situatie zou duren en wat er nadien zou komen.Alwasdealgemeneteneurweldathetnooitopnieuwzoukunnen zijn zoals het voordien was. ----- o -----
Demensheidhaddecenniaterugeenvirtueleafslaggenomenwaaruit een ongelooflijk rijke en gevarieerde leefwereld was ontstaan die zich over zowat elk domein van het menszijn had verspreid. Maar nu bleek dit een doodlopende straat te zijn.
We waren op het ‘keer-terug-naar-start’ vak op het bordspel beland en werden met zijn allen naar een tijd en een realiteit terug gekatapulteerd die weinigen zich nog voor de geest konden halen. Eens daar aangekomen bleek bovendien dat het spel en de spelregels compleet uitgewist waren en we met zijn allen alles opnieuw dienden te bedenken. We moesten opnieuw ontdekken en definiëren wie en wat we waren.
Mensen stelden tot hun verbazing vast dat de kern van het menszijn niet fundamenteel anders was geworden. Wat voordien van tel was, was dat nog steeds.
Ook al ervaarden velen het als een ‘terugwerpen naar een ver vervlogen verleden’, het had meer weg van een reset. Die lange reeks updates van de voorbije decennia waren nu niet meer relevant.
De mensheid werd gedwongen zichzelf heruit te vinden ook al was ze in de kern niet echt veranderd. Het was de wereld die ze voor zichzelf had geconstrueerd die anders was geworden. Alsof de digitale mist die geleidelijk aan alles had bedekt door het plotse doorbreken van de zon werd opgelost. Wat eronder verscholen zat, was er altijd geweest. Mensen hadden er gewoon anders naar gekeken. Veel ervan was simpelweg aan het zicht onttrokken zonder dat het ooit echt weg was geweest.
In sommige opzichten was het een terugkeer naar de mens als ijkpunt maar tegelijk was dit ook heel anders. Het traject dat we als mensheid intussen hadden afgelegd, droegen we nog steeds met ons mee. Wij mensen konden niet ontweten wat we wisten.
Maar ondertussen rolden de dobbelstenen al opnieuw ook al wisten we nog niet welk spelletje we nu aan het spelen waren. Dat zouden we al spelend moeten ontdekken.
‘Beste, Bedankt om mijn brief te vinden. Hopelijk heb ik de zoektocht niet te moeilijk gemaakt? Het leek me niet opportuun gewoon te verdwijnen zonder meer. Enige uitleg over het wat en hoe leek me wel het minste wat ik nog kon doen.
In het licht van wat we initieel van plan waren heb ik gekozen voor een handgeschreven brief, hoe moeilijk het schrijven me ook valt. Een digitale versie zou van heel veel cynisme hebben getuigd.
Ik heb deze velletjes over verschillende maanden neergepend. Het bovenste dat je nu vasthebt, is het laatste.
Ik vermoeddat je ondertussen doorhebt dat iker niet meerben. Geenerg. Een agressieve kanker. Ik had gewoon pech. De artsen hebben mijn levensdraad nog even kunnen rekken maar nu is het eind nabij. En ik ben er niet rouwig om: ik ben nog maar een schim van wie ik ooit was. Voedsel binnenhouden, lezen, het lukt allemaal niet meer. Dit laatste vel schrijven vergt enorm veel energie. Mijn handen beven, alles doet zeer, slapen is gedegenereerd tot een soort van half-bij-bewustzijn-halfcomateuze-toestand. Ik ben steeds weer verbaasd en verdwaasd wanneer mijn ogen opengaan en ik nog lijk te leven.
Zo meteen verlaat ik dit ziekenhuis voor de laatste keer. Daar kijk ik naar uit. Nog één tussenstop om deze brief te deponeren en dan eindelijk rusten. Station terminus.
Het idee dat ik over enkele dagen word wat ik een half jaar geleden al had moeten zijn - dood - geeft me moed. o -
Ik denk de laatste weken geregeld aan Blub, de eenzame goudvis in het vijvertje achter ons huis. Op een dag - ik was zeven of acht - had de
rotkat van de buren Blub eruit gevist en half opengereten. Op de een of andere manier had de goudvis zich kunnen loswurmen en was die terug in het water beland. Het beest zwom er dagenlang rond terwijl de lappen schubben en vlees langs zijn zijkanten bengelden tot mijn moeder het niet meer kon aanzien en ze mijn vader de opdracht gaf het beest te doden. Hij verdween in de vuilniscontainer. De vis, niet mijn vader. Op dit moment voel ik me zoals Blub: zo goed als volledig uitgeteerd maar toch nog niet kunnen sterven. Met wat hulp zal het vast wel lukken. o
Ik heb nooit bezwaar tegen euthanasie gehad maar ik geef toe dat het vreemd aanvoelt je eigen doodvonnis te ondertekenen. Als alles correct verloopt, zal ik niet zoals Blub eindigen in de container maar word ik gecremeerd en uitgestrooid. Het lijkt me passend dat ikhelemaal weg zal zijn. Niet?
Ach, genoeg over mij. Ik vermoed dat jullie daarvoor niet zijn gekomen. o
Mathenge. Wat een mooie naam voor zoiets lelijks. Tijdens mijn studietijd stuitte ik per toeval op een artikel over een invasieve woekerplant diehelegebieden in Keniaterroriseerde.Niet ietswat je van een plant verwacht.
Het land had de plant met de beste bedoelingen binnengehaald: ze kon gure weersomstandigheden aan en zou de oprukkende woestijn helpen tegenhouden. Goed plan, zou je denken, maar het verhaal heeft een angel en dat mag je in deze letterlijk nemen! De stekers van de plant
veroorzaken wonden die - als ze niet snel en correct worden verzorgdzodanig ontsteken dat ledematen geamputeerd moeten worden. Niet bepaald iets wat je in je tuin wil dus. Zelfs als die tuin moeite heeft om het zand tegen te houden.
Kortzichtig denken, het lijkt wel the story of our lives. We creëren oplossingen die vervolgens ontsporen op manieren die we helemaal niet hadden voorzien en vaak slagen we er niet meer in tijdig een effectieve oplossing voor het nieuwe probleem te bedenken. Probleem A wordt vervangen door probleem B. Geen idee of B minder erg is dan A, maar oplossingen die nieuwe problemen veroorzaken, lijken me niet bepaald goede oplossingen.
De ironie? Toen we ons programma dat uiteindelijk Mathenge zou worden ineen staken, dachten we ook niet na over de nieuwe problemen die zouden kunnen ontstaan.
Anyway, het artikel bleef me bij en de analogie kwam van pas toen ik en Jonah the game ontwikkelden, wat vervolgens Mathenge werd. Maar ik loop te ver vooruit. Misschien moet ik eerst de achtergrond schetsen. o
Tot enkele maanden geleden werkte ik als programmeur voor een dochteronderneming van MayerBantu. Die naam zegt je misschien niet veel maar het bedrijf was opgezet met slechts één doel: het surveillanceprogramma AllRoundUp verder uitbouwen en verbeteren. ARU, voor de ingewijden.
Aanvankelijk wisten we niet dat we daaraan werkten. Samen met mijn collega’s kregen we allerlei opdrachten en uitdagingen voorgeschoteld waardoor het leek dat onze werkgever als onderaannemer werd ingeschakeld om allerhande IT-projecten voor verschillende bedrijven te realiseren. Een heel gebruikelijke praktijk in onze branche dus daar
keken we niet van op. Maar het was slechts schijn, de voorbereiding op het echte werk.
Toen ons team op een dag de boodschap kreeg dat we zouden meedingen op het ARU-project, steeg de spanning bij de teamleiders. Dit was duidelijk geen alledaags project. CV’s, prestatieoverzichten en recente evaluaties werden nauwgezet onder de loep genomen en niet iedereen raakte door de selectie. Ik was bij ‘de gelukkigen’.
Het werk zelf was echt cool, zeker in het begin. We kregen immense databestanden ter beschikking die we via artificiële intelligentie mijnden en klaarmaakten om verder te worden verwerkt. Blijkbaar leverden we goed werk af want we werden ingeschakeld voor alsmaar complexere opdrachten. Zo schoven we geleidelijk aan dichter naar het hart van het systeem op.
Op een dag werd aan iedereen in het team gevraagd een extra NDA te ondertekenen. Zonder konden we niet aan een volgende opdracht beginnen. Het was vrijblijvend maar wie het niet deed werd onmiddellijk van het project gehaald. Uiteraard tekende iedereen. Je zou wel gek zijn. De week erop verkasten we naar een ander gebouw waar de beveiligingsmaatregelen een heel pak strenger waren.Het werd duidelijk menens.
Aanvankelijk verschilde het werk niet zo veel met daarvoor. Dat veranderde pas na enkele weken. We kregen nieuwe datasets en deze keer was niets geanonimiseerd. De data zelf was nog vrij onschuldig: we kregen namenen IP-adressen te zienen een helereeks social media posts. Tegelijk kregen we de boodschap dat een ander team van een ander bedrijf met dezelfde dataset aan de slag ging. We kregen enkele dagen de tijd om zoveel mogelijk relevante patronen uit de data te halen: wie was met wie geconnecteerd, in de hoeveelste graad, wie hield er welke overtuigingen op na, wie had wat met wie gemeen en meer. Elk bijkomend inzicht zou een bonuspunt opleveren. Het team dat het beste resultaat behaalde, won een prijs en zou één van de leukere volgende uitdagingen toegespeeld krijgen. Op de vraag of dit reële data van echte mensen waren kwam het ontwijkende antwoord dat het allemaal niet
zoveel uitmaakte. Wat telde was ons resultaat als team. Ik vond dat wat vreemd maar stond alleen, geen van mijn collega’s leek zich zorgen te maken. De meeste wilden vooral die prijs binnenhalen. Pas later begon ik te vermoeden dat het wedstrijdelement bedoeld was om ons te overtuigen maximaal voor de opdracht te gaan en zo weinig mogelijk vragen te stellen. Voor de meesten leek dat ook te lukken. Uiteraard wonnen we ook al kregen we nooit het resultaat van het andere team te zien. Voor hetzelfde geld was er helemaal geen ander team. Wat we wel kregen was een volgende dataset, deze keer van veroordeelde misdadigers die terug op vrije voeten waren en waarvan we via algoritmes moesten trachten te achterhalen of ze opnieuw op het slechte pad zouden belanden. Er werd een gerechtspsycholoog aan ons team toegewezendiemoesthelpenbijhetbegrijpenvanhetsoortmensenwaar we mee te maken hadden.
Weer kwamen we tegen een ander team uit en opnieuw leek het competitie-element voor de meeste van mijn collega’s belangrijker dan deethischevraagofdit welnogOKwas.Alswealssamenlevingmensen een tweede kans willen geven, houdt dat dan ook niet in dat ze de mogelijkheid moeten hebben in alle privacy een nieuw leven uit te bouwen? Maar dergelijke vragen werden niet gesteld.
De opdrachten volgden elkaar in snel tempo op zodat er geen tijd was om stil te staan bij wat we aan het doen waren. Toen ik een half jaar later met een van de collega’s in een bar tijdens alweer een feestje de opdrachten besprak waaraan we hadden gewerkt, begonnen de puzzelstukkenstilaanineentepassen. Alleswerdnogeenpakduidelijker toen we enkele opdrachten later naar een nog hoger veiligheidsniveau werden getild (wat opnieuw als een overwinning werd gevierd in het team) en we software van andere teams ter beschikking kregen om te kijken hoe we die optimaal konden laten werken met de artificiële intelligente bots die wij hadden geprogrammeerd.
Dit is waaraan we hadden gewerkt: een allesomvattend spionagesysteem dat de bewegingen van elke burger kon volgen op eender welk moment van de dag. Met de hacking software van een ander team kon elk digitaal
programma geïnfiltreerd en gescand worden. Nog een ander team had gewerkt aan een nieuw type van opslag waardoor zowat alle beschikbare digitale data die er op dat moment bestond, als een soort van virtuele copy opgeslagen kon worden op slechts een fractie van de server capaciteit die daar in de normale wereld voor nodig was. Dat was pas echt een technologische revolutie, eentje die nog steeds niet tot het publieke domein is doorgedrongen, trouwens! Nog een ander team had een soort van semantische laag gebouwd die bovenop de beschikbare datawerdgelegdwaardoordieleesbaar en verstaanbaar werd voor zowel machine als mens. Daar werd dan onze artificieel intelligente software op losgelaten: er werd gezocht naar verbanden tussen mensen en organisaties en anomalieën werden automatisch gemarkeerd. Afhankelijk van het potentiële risico werd dit al dan niet verder geëscaleerd, wat wilde zeggen dat alle activiteiten van de betrokken partijen tot op het fijnste detailniveau werden geanalyseerd volgens nog strengere criteria. De uitkomst bepaalde of er een rapport werd opgesteld dat dan naar ‘het grote zwarte gat’ ging. We noemden het zo, omdat het alles leek op te slokken en niets er ooit uit leek te ontsnappen . Nog voor iemand van ons er nog maar een blik op had kunnen werpen, verdween zo elk rapport. Niemand wist wat er daarna gebeurde. o
Ondertussen waren we alweer verhuisd naar nog een ander gebouw. Een prachtige locatie en omgeving, te midden van een park in een van de deelgemeenten van de hoofdstad. Het was er ingericht zoals een Googlecampus met veel licht en overal kleurrijke accenten. Er was een binnenkoer waar we konden lunchen en relaxen. Open werkruimtes. Overal zithoekjes met zitzakken en ander maf meubilair. Het had veel weg van een kosmopolitische mini-stad zoals je die in sciencefiction
films wel eens zag. Al bij al een enorm stimulerende omgeving bevolkt door erg slimme ontwikkelaars van over de ganse wereld.
Niet alleen het werk en de werkplek waren enorm stimulerend. Na de eerste maand in de nieuwe omgeving, toen duidelijk werd wie zijn plaats had gevonden, werd ons simpelweg meegedeeld dat de lonen werden verdubbeld. Van de ene op de andere dag werd ons loon letterlijk tweemaal zo hoog als in andere bedrijven gebruikelijk was terwijl we al in een van de best betalende industrieën actief waren. Als reden werd opgegeven dat ons werk dusdanig belangrijk was dat we extra goed werden betaald. Ik vond het een bullshit redenering die nergens op sloeg maar de rest leek het wonderwel te slikken zonder zich verder vragen te stellen. o
Hetdaagdemedatweineengoudenkooivastzaten.Eenwonderbaarlijke bubbeldievandebuitenwereldwasafgeschermd.Wanneerjejebliknaar binnen richtte, zag je een fantastische en uitdagende plek om als ontwikkelaar te werken. Wanneer je naar buiten keek, kreeg je steeds meer het gevoel dat wat daar was niet goed genoeg was.Alsof derealiteit binnenste buiten werd gedraaid. Wat voordien reëel was – echte mensen met echte jobs die een normaal loon betaald kregen voor wat ze deden –werd stilaan als te min beschouwd. “Wat wij creëren is uniek en uitzonderlijk en dat zijn wijzelf ook” kregen we continu te horen. Tegelijk groeide het gevoel dat we beter waren dan het domme klootjesvolk daarbuiten dat geen idee had waar wij mee bezig waren ook al deden we het allemaal zogezegd voor hen. “Wat we bouwen houd de rest van de mensheid veilig.” We kregen het dwingende advies vooral niet te proberen uit te leggen of te vertellen aan die buitenwereld wat we deden:zezouden het waarschijnlijktochnietverstaan.Het deedme meer dan eens denken aan de indoctrinatietactieken die sektes toepassen.
De veiligheidsvoorzorgen aan de perimeter van de bubbel – we waren het stilaan zelf zo beginnen noemen – waren draconisch. Voor je erin kwam, passeerde je een half bataljon gewapende veiligheidsagenten. Je kreegeenfullbodyscan,nietenkelomerintekomen,ookomnaarbuiten te gaan. Wanneer je iets bij je had dat als verdacht beschouwd kon worden - zoals een USB-stick - kon je maar beter een goede verklaring klaar hebben. Men was er extreem op de hoede voor mogelijke spionage. o
Elke dag opnieuw stapten we de bubbel binnen waar je alles wat je maar nodig had bij de hand had en je je veilig en geborgen voelde, omringd met mensen net zoals jij.
Toch voelde ik me er steeds minder op mijn plaats.
Ik ben nooit een volger geweest. Ook geen voorloper of tafelspringer maar meegaan in iets zonder het kritisch te overdenken ligt niet in mijn aard. Dat heb ik meegekregen van mijn moeder, denk ik. Ze was altijd op haar hoede voor de verborgen agenda’s die andere mensen erop na konden houden. Een reflex die zo was gegroeid, vertelde ze me ooit, nadat ze van mijn vader was gescheiden. Ik was toen tien. Ik vermoed dat ze nadien nooit nog iemand echt heeft vertrouwd. Behalve mij en mijn zussen dan. Ik vond dat ik kritisch moest blijven ongeacht de situatie, zoals ook zij dat was. o
Wat we deden was niet onschuldig en had implicaties in de reële wereld. Dat werd me duidelijk toen ik tussen de data een naam zag passeren die ik herkende. Eline V. Het buurmeisje waar ik vroeger stiekem verliefd op was. De datagegevens in alle details kregen we ondertussen nog maar zelden te zien maar die keer was er een probleem opgedoken en moesten we door de data waden omte onderzoeken waar het systeem zichzelf had vastgereden. En plots was ze daar. Niet alleen haar naam, haar hele digitale geschiedenis kwam tevoorschijn. Waar ze de avond ervoor gaan eten was, met wie, waar en wanneer ze met vakantie was geweest, met wie ze zoal in contact kwam, al haar foto’s, kledingmaten, aankopen die ze ooit had gedaan, zowel online als in winkels, bankgegevens...
Ze kwam naar boven in een kleine, weinig betekenende zaak waar geen rapport over zou worden opgemaakt maar toch was haar ganse digitale historiek daar bijeengebracht. Ik had onvoldoende tijd om te onderzoeken of de digitale broodkruimels uiteindelijk ook naar mij zouden leiden maar ik vermoedde dat het haast niet anders kon.
Dit waren we dus aan het doen: we maakten het mogelijk om de levenswandel van elke burger op eender welk moment op de dissectietafel te leggen en alles wat maar beschikbaar was tot in het kleinste detail te ontleden zonder dat iemand ook maar enig idee had wat er gaande was. Zonder dat iemand ook maar bezwaar kon aantekenen. Zonder dat iemand er ook maar controle over hield.
Het was een shock. Ik had beter moeten weten - alles wat we tot dan hadden gedaan kon haast alleen maar tot zoiets leiden - maar vermoedelijk probeerde ik de realiteit zo lang mogelijk te negeren. Dingen wegredeneren of gewoonweg de ogen sluiten is nu eenmaal makkelijker dan actie te ondernemen.
Ik wist dat ik dit niet kon blijven doen maar zat ondertussen zo diep erin verweven dat ik me moeilijk kon voorstellen hoe het zou zijn om terug buiten de bubbel te leven.
Elke poging om er met collega’s over te praten leidde tot niets: ik stond alleen met mijn twijfels. Stilaan begon ik ook letterlijk alleen te staan. Ik werkte verder maar met steeds minder overtuiging en daadkracht. Mijn eigen acties aan mezelf verantwoorden lukte alsmaar moeilijker. Dit kon niet blijven duren.
Toen benaderde Jonah me. ----- o -----
Jonah zat in één van de hackingsteams. Als teamleader was hij alles wat je van zo iemand kon verwachten: luidruchtig, altijd klaar om zijn mening te geven, goedlachs, knap, extravert als fuck. Een gangmaker die niets liever deed dan mensen op sleeptouw te nemen. Het soort ontwikkelaar waar ik misselijk van werd: te goed om waar te zijn.
We waren allebei op een verjaardagsfeestje van een van de collega’s - ze hadden me gesmeekt om mee te komen - toen hij plots voor me opdook. Ik kon me niet voorstellen waarom hij me opzocht: in de bar die voor de gelegenheid volledig was afgehuurd was hij helemaal in het feestgedruis opgegaan terwijl ik me de hele avond afzijdig had gehouden. Ik verwachtte me aan de zoveelste afgrijselijke peptalk - die kreeg ik tegenwoordig wel vaker - maar tegen alle verwachting in zei hij: ‘Vraag jij je ook soms af of wat we doen wel OK is?’
Ik wist niets uit te brengen. Ik had me stilaan neergelegd bij het idee dat er onder die paar duizend medewerkers in de bubbel niemand was met soortgelijke twijfels - al leek dat statistisch weinig waarschijnlijk - en plots stond hier iemand voor me die net zo dacht, terwijl ik en vermoedelijk zowat iedereen in het bedrijf er rotsvast van overtuigd was dat hij er voor de volle tweehonderd procent voor ging. Jonah zag mijn verwondering, glimlachte en fluisterde in mijn oor: ‘Je bent niet alleen.’
Vervolgens lachte hij luid, zei ‘Ik spreek je nog’ en gaf me met zijn vlakke hand twee tikken op mijn kaak alsof we sportlui waren die elkaar oppepten.
Ik was compleet van mijn melk.
Jonah kroop moeiteloos terug in de rol die hem op het lijf geschreven leek en liet zich door de groep opslokken.
Had ik het goed gehoord? Zou het kunnen dat ik hem verkeerd had begrepen? Onmogelijk. Ik zou zweren...
De hoofdpijn die al de hele avond aan het sluimeren was, brak door het piekeren door. Dat de techno gelijklopend met het vorderen van het feest steeds wat harder werd gezet, hielp uiteraard ook niet. Ik besloot naar huis te gaan. Terwijl ik me een weg naar buiten wurmde, leek Jonah me met zijn ogen te volgen maar zeker wist ik het niet. Ik durfde me niet om te draaien. Ik wist niet wat ik van het voorval moest maken.
De frisse lucht en het wegvallen van de beat brachten een moment van verlichting. Maar het was slechts een kwestie van tijd voor de hoofdpijn alles opnieuw zou overheersen. Op de universiteit waren migraineaanvallen een wekelijks ritueel. Pas erna begonnen ze stilaan weg te ebben. Toen ik de tweede helft van de twintig voorbij was, had ik er nog zelden last van maar de laatste maanden staken ze opnieuw frequenter de kop op. Ik weet het gemakshalve aan de job in de hoop dat het me extra motivatie zou geven om die op te zeggen. Maar ik bleef talmen.
En nu kon ik niet meer weg. Na die avond kon ik toch niet zomaar opstappen. Ik moest op zijn minst dit voorval verder uitpluizen. Als er nog iemand zoals ik twijfels had over wat we deden, zouden we misschiensameniets kunnenondernemen.Ditallesverslindendemonster verslaan leek me weinig waarschijnlijk maar met wat geluk zouden we het enigszinsinzijnopmarskunnenafremmenofdeaardervanonthullen zodat de rest van de wereld een kans kreeg ertegenin te gaan, zich te verzetten en niet langer lijdzaam te ondergaan.
Maar eerst moest ik slapen om van die barstende hoofdpijn af te geraken. ----- o
Ik had Jonah wel eens opgemerkt in de bubbel. Moeilijk was dat niet: hij bewoog zich meestal luid gesticulerend doorheen het gebouw en was als alfamannatje haast altijd omringd door een groepje volgers. Maar ondertussen was er een week gepasseerd en ik had hem nog nergens gezien. Niet in het bedrijfsrestaurant en niet op de binnenkoer. Ik bleef opzettelijk vaker overwerken en rondhangen in de hoop hem tegen te komen en te kunnen aanspreken maar zonder succes. Mijn schijnbaar grotere inzet kon dan weer op de appreciatie van mijn teamleader rekenen zodat ik op zijn minst die week geen peptalk kreeg te verduren.
Ik schrok me dan ook een hoedje toen Jonah plots voor me opdook. Ik kwam uit een van de toiletten toen hij me klem zette in een hoek van een zijgang. Hij gebaarde me niets te zeggen en diepte enkele papiertjes uit zijn broekzak. ‘De muren hebben ogen’ stond er op het eerste handgeschreven briefje en hij wees naar de camera die op de centrale gang gericht stond waardoor wij buiten het bereik ervan stonden. ‘Ze horen alles’ stond op het tweede briefje en hij tikte op mijn smartphone die in mijn broekzak zat. ‘Kom terug naar hier, alleen, zonder telefoon, morgen om 20 u’ las ik op het derde briefje, waarna hij de blaadjes in zijn broekzak propte, zich omdraaide en gezwind de hoofdgang in wandelde. Tegen ik daar was, was Jonah al verdwenen. Ik dacht dat ik gek werd.
Met als excuus dat de batterij bijna plat was, liet ik mijn telefoon aan de lader op mijn bureau liggen terwijl ik zogezegd naar het toilet ging. Iets over achten kwam ook Jonah aangewandeld. Cool en casual zoals altijd. Zodra hij bij me was en we buiten het bereik van de camera’s waren, veranderde zijn gelaatsuitdrukking en voor ik iets kon zeggen haalde hij opnieuw een papiertje boven: ‘Heb je je telefoon bij?’ Ik schudde ontkennend. Hij keek snel nog even achterom en duwde me vervolgens een onderhoudslokaal binnen. Ik had niet eens opgemerkt dat daar een deur was. Pas dan sprak hij me aan.
‘
Zeker dat je geen telefoon bij je hebt?’ ‘Nee.’ ‘Ook geen smartwatch of iets anders digitaals?’ ‘Nee.’ ‘Heeft iemand je hier gezien?’ Ik zei van niet. ‘Goed’, zei hij. Hij leek wat te ontspannen.
‘Je vraagt je misschien af waarom we hier afspreken?’ Ik knikte. ‘Omdat dit een van de weinige ruimtes is die ze niet controleren. En omdat deze setting, indien we toch betrapt zouden worden, ons de kans biedt ons eruit te lullen door te zeggen dat we stiekem wilden kussen op het werk.’ Hij glimlachte maar ik vond het wat ongemakkelijk. ‘Geen zorgen, je bent mijn type niet,’ zei hij, terwijl hij met zijn hoofd dichterbij kwam, glimlachte en zijn beidehanden opmijnschouderslegde. Ik wist niet wat ik van de hele situatie moet denken. Jonah ging in kleermakerszit op de grond zitten en ik volgde hem. Het was er erg ongezellig: geen venster, weinig licht (een van de twee plafondlampen was stuk) en we zaten letterlijk tussen de borstels, zwabbers en kuisproducten.
‘Ik hou je al enkele weken in de gaten. Jij gedraagt je niet zoals de rest. Laat me raden: je hebt twijfels over wat we hier doen niet?’ Ik knikte. ‘Dat komt goed uit, ’ zei Jonah.
‘Waarom zei je ‘je bent niet alleen’, die avond? Trek jij dit alles ook in twijfel?’ vroeg ik hem. Jonah lachte luid en zei dan vastberaden: ‘Ik heb geen enkele twijfel dat wat we hier doen afgrijselijk is en vernietigd zou moeten worden.’
Het was tegelijk vreemd en een enorme opluchting dat er nog iemand was die vond dat wat we hier deden niet oké was. Het was alsof ik
opnieuw kon ademen. Het enige wat ik kon uitbrengen was ‘dankje’. Jonah glimlachte en begon te vertellen. o
Aanvankelijk had Jonah - die in het hacking team zat - zich net zoals de rest laten meeslepen door de praatjes over concurrerende teams en de belangrijkheid van het werk. Ook hij was in het begin verblind geweest door de inspirerende omgeving, de uitdagende opdrachten en het belachelijk hoge loon. Maar dat veranderdetoen zijn broer Maarten werd opgepakt op beschuldiging van inbraak. Zijn broer - die jaren eerder al op het slechte pad was beland - zwoer Jonah dat hij alle mogelijke voorzorgen had genomen om onherkenbaar te blijven in het geval er camera’s zouden hangen. Net omdat hij die inbraak alleen deed, had hij er extra op gelet geen sporen achter te laten. Hij had er ook nooit met iemand over gesproken. Maar op het proces werden details aangehaald waarvan hij zich niet eens bewust van was. Hij werd veroordeeld tot vijf jaar cel, een vrij zware straf voor een dergelijke misdaad. Tijdens het proces begon de reikwijdte van ARU pas echt tot Jonah door te dringen: iedereen kon eender waar gemonitord worden zonder dat iemand iets wist. Privacy was nu helemaal dood.
De ochtend na de uitspraak werd Jonah bij aankomst aan de bubbel door twee interne veiligheidsmensen apart genomen. Ze namen hem apart en ondervroegen hem over zijn broer. Hoe close waren ze? Hoe voelde hij zich bij de nieuwe veroordeling? Hij vertelde hen dat het Maartens eigen domme schuld was en dat hij hun moeder en de ganse familie ongeluk bracht. Na minder dan een uurtje was het verhoor afgelopen en stond hij terug aan zijn bureau alsof er niets was gebeurd. Maar in zijn hoofd was alles andersgeworden. Vanaf diedaghad hij een nieuwdoel inhet leven: iets bedenken dat ARU kon vernietigen.
Al snel begreep Jonah dat zoiets realiseren beter zou lukken van binnenuit dan van buitenaf. Buiten was hij een subject, een nummer, een datapunt dat gemonitord, gecontroleerd en binnenste buiten gekeerd kon worden zonder dat hij er ook maar iets aan zou kunnen doen. Maar binnenin zat hij bij de bron en kon elk bijkomend inzicht over het programmahem helpen het te vernietigen. Heel even dacht hij eraan naar de pers te stappen maar waarschijnlijk zou het programma dan gewoon nog dieper ondergronds gaan. Nee, hij zou onder het alziende oog van ARU de totale ondergang ervan moeten proberen te realiseren. Dat maakte het des te uitdagender en dus al te meer fun.
Maar het programma was ondertussen zo gigantisch groot geworden dat hij die opdracht onmogelijk alleen kon klaarspelen. Zo kreeg hij mij in de gaten, een mogelijke medestander die kon helpen bij de vernietiging van ARU.
Ik voelde me vereerd maar tegelijk ook angstig. Niemand wist precies waar de financiering van ARU vandaan kwam maar het gerucht ging rond dat overheden van verschillende landen via fondsen van hun geheime diensten erachter zaten. We kwamen met andere woorden tegenover enorm machtige vijanden te staan. Dit zou geen David tegen Goliath verhaal worden, dit was David tegen Godzilla.
Jonah maakte zich sterk dat niemand hoefde te weten wat we aan het doen waren als we het slim aanpakten. Ik betwijfelde dat. Ik dacht dat het slechts een kwestie van tijd was vooraleer we tegen de lamp zouden lopen. Misschien zouden we net lang genoeg onder de radar kunnen blijven om ‘iets’ te realiseren. Op veel meer konden we volgens mij niet hopen.
Ik weet nog steeds niet goed waarom maar ik besloot het er op te wagen. Normaal gezien ben ik geen risiconemer. Ik vermoed dat Jonah de reden was. Sommige mensen slagen erin andere mensen dingen te laten doen die ze uit zichzelf nooit zouden overwegen. Ik vermoed dat charisma daarin meespeelt. Jonah was zo iemand. Zijn enthousiasme was aanstekelijk en het hele idee was uiteraard vreselijk spannend.
Hij vertelde me dat hij de technologie die toeliet ongemerkt systemen binnen te dringen had gebruikt voor zijn eigen hackingprogramma. De twist van genialiteit die hij had toegevoegd: hij was erin geslaagd het programma te laten verdwijnen. Eens losgelaten zou het lijken op een anomalie die slechts af en toe naar boven kwam om meteen daarna weer te verdwijnen zonder een spoor achter te laten. Tijdens die zeldzame momenten kon je er een glimp van opvangen. Maar enkel dan. De rest van de tijd leek het alsof er helemaal niets was.
Ik vond het reuze interessant en wou nog honderduit vragen maar Jonah werd onrustig. We zaten al langer dan een half uur in het onderhoudslokaal en hij zei dat onze afwezigheid zou beginnen op te vallen. Hij zou me de volgende keer meer vertellen. Ik kon haast niet wachten. ----- o -----
Na enkele eerste ontmoetingen op kantoor - we hadden er een sport van gemaakt te zoeken naar blinde vlekken in de beveiliging - begonnen we elkaar ook buiten het werk om te zien. We spraken af op locaties waar zo weinig mogelijk surveillance en zoveel mogelijk achtergrondlawaai was: parken, koffieshops en cafés. We konden de smartphone niet iedere keer thuis laten dus stopten we die diep in een tas of we wikkelden er een handdoek omheen zodat eventuele stiekeme opnames niet veel meer dan ruis zouden opleveren. We waanden ons spionnen en als je keek tegen wie we het opnamen, was dat zo gek nog niet.
Jonah’s hacking programma deed me denken aan de onzichtbaarheidsmantel uit Harry Potter en we begonnen dat soort codewoorden steeds meer te gebruiken. We noemden wat we deden ‘the game’: zo konden we het woord ‘virus’ - dat teveel argwaan zou wekken - vermijden. Als iemand onze gesprekken toch zou opvangen, zou het lijken alsof we aan het brainstormen waren over de ontwikkeling van een
nieuwe game. We spraken af dat we dat verhaal zouden vertellen als we opgepakt zouden worden.
o
‘
The game’ kon onzichtbaar opereren, wat geniaal was, maar we dienden nog te bedenken welke logica (of net een gebrek daaraan) we zouden inbouwen om te bepalen in welke richtingen het zich zou kunnen verspreiden. Zelfs met een onzichtbaarheidsmantel zou een te voor de hand liggend patroon er te snel toe leiden dat het programma gelokaliseerd en gestopt zou kunnen worden. We besloten dat een combinatie van tactieken ons de beste kans gaf het zo breed mogelijk te verspreiden: we zouden the game bij een miljoen willekeurige mensen over de ganse wereld onopgemerkt droppen waarna het zich via artificiële intelligentie uit eigen beweging verder kon verspreiden naar andere, occasionele contacten. Wanneer je gelinkt was aan the game, zouden personen die je regelmatig zag en tegenkwam the game via jou niet krijgen. Maar de toevallige ontmoeting in een winkel, café, of waar danook,waswel eenidealeverspreidingsbodem.Eenpatroonontdekken tussentoevalligeontmoetingenisvelemalenmoeilijkeroptesporen.Elk volgende speler diezonderhet te wetenmet the game in aanraking kwam, zou het weer verder verspreiden via andere toevallige ontmoetingen. Zo zou het in sluimerstand opereren totdat een kritisch aantal mensen werd bereikt, waarna het automatisch zou worden geactiveerd. o
Onze moeilijkste discussies gingen over wat the game zou moeten doen. We bedachten allerlei onnozelheden – gekke memes verspreiden,
geboortedata veranderen – maar dat leek allemaal wat te min voor wat we echt wilden realiseren.
We bleven maar discussiëren, misschien ook omdat we wisten dat de kansreëelwasdatdit broederschapzijnbestaansredenzouverliezeneens het plan was uitgevoerd. Misschien waren we daar nog niet klaar voor.
Wat the game uiteindelijk zou worden, werd ingegeven door een dramatische gebeurtenis die buiten ons om lag maar waar we tegelijk medeplichtig aan waren. Jonah’s broer Maarten had zich verhangen in zijn cel. ARU was blijven graven in de data en had nog een hele reeks delicten naar boven gespit die aan hem werden gelinkt. Het zag er naar uit dat zijn straf met wel tien jaar verlengd zou kunnen worden. Dat vooruitzicht kon hij niet aan. o
Ik ging niet naar de begrafenis. Dat zou teveel argwaan hebben gewekt.
We lasten een pauze van twee weken in en toen we elkaar terugzagen, was Jonah eruit: ARU onderuit halen zou niet volstaan, waar we voor dienden te gaan was een totale reset. We zouden de mensheid de mogelijkheid geven opnieuw te beginnen. Zonder digitale historiek. Jonah wilde the game zo structureren dat het alle digitale enen en nullen zoals een bruistablet zou doen oplossen.
Niet enkel ARU zou dan geen data meer hebben om te analyseren, bestanden van bedrijven zouden verdwijnen, apps en websites zouden niet meer werken, toestellen die digitaal werden aangestuurd zouden ophouden te functioneren... Alles wat een digitale component bevatte en geconnecteerd was, zou impact ondervinden. Iedereen die online was –ondertussen zowat de ganse planeet – zou plots zonder internet komen te vallen.
Dat zou pas een game changer zijn!
Ik twijfelde. Het leek me wat ver te gaan maar Jonah wou van geen wijken weten. Ik wilde tegelijk ook niet stoppen met wat we hadden opgebouwd en gaf dus toe. Ik probeerde mijn geweten te sussen met de idee dat onze slaagkansen waarschijnlijk toch erg gering waren. Tegelijk was het onmogelijk te voorspellen wat er exact zou gebeuren eens the game gelanceerdwas.Eenmaallosgelatenzouhet eeneigenlevenleiden. Voor hetzelfde geld verdween het gewoon zelf stilletjes tussen de plooien van het wereldwijde web. o
Dat werd ons nieuwe doel en we gebruikten elk vrij moment om het voor elkaar te krijgen. We creëerden verschillende proefopstellingen om the game uit te testen en na enkele pogingen in een gesloten circuit slaagden we erin een wekkerradio en smartphone compleet onbruikbaar te maken. Sinds de dood van zijn broer was dat de eerste keer dat ik Jonah terug zag glimlachen. Het was ook de laatste keer.
Ik was ondertussen een kei geworden in het onderdrukken van mijn twijfels. Zeker nu we zo dicht bij de finishlijn waren, wilde ik ook niet meer opgeven.
Enkele weken later waren we klaar. The game wist wat het moest doen en hoe. Het enige wat nog restte, was het te lanceren. Dat speciale moment wilde Jonah in stijl doen. We spraken af om de volgende dag alles in gang te duwen. Vanaf dan zou het van the game en een oneindige reeksvariabelenafhangenhoesneleenkritischemassawerdbereikt. Het zou het begin van een nieuwe tijd inluiden.
Jonah was meestal minstens enkele minuten te laat maar hij had nooit eerder een afspraak gemist sinds hij me die allereerste keer had benaderd iets meer dan een half jaar eerder. Maar die dag kwam hij niet opdagen. Onze afgesproken locatie was een leegstaand gebouw op een afgelegen bedrijventerrein dat om een of andere reden nog steeds via een perfect werkende glasvezelkabel verbonden was aan het internet. Ik had alles al opgesteld in afwachting tot hij er was maar tevergeefs. Ik wachtte en wachtte maar hoe langer het duurde, hoe angstiger ik werd. Voor hem. Voor mezelf.
Was hij opgepakt? Zouden ze weten waar we hadden afgesproken? Zouden ze ook achter mij aankomen? Even dacht ik er aan alles in gang te steken zonder hemmaardat leekme niet gepast. Het zou niet hetzelfde zijn zonder hem erbij. We hadden hier samen zo hard aan gewerkt. Dus pakte ik na drie uur wachten alle spullen terug bijeen en ging naar huis. Ik deed die nacht haast geen oog dicht. Ik overliep alle laatste stappen die we hadden gezet.
Zonder twijfel waren we in de koortsachtige drukte om alles klaar te krijgen onvoorzichtiger geworden. We spraken bijna dagelijks af zowel op het werk als erna en veronachtzaamden veel van onze eigen veiligheidsregels. Zeker Jonah. Sinds de dood van zijn broer leek niks hem nog te deren. Hij leek haast te flirten met de idee om opgepakt en als martelaar veroordeeld te worden. Een idee dat me met afschuw vervulde.
Op zeker moment moet ik toch in slaap zijn gesukkeld want toen de volgende ochtend de wekker ging, schoot ik recht. o
Ik probeerde zo normaal als mogelijk te handelen toen ik die dag ging werken maar overal waar ik keek, leek het of iedereen doorhad waar we mee bezig waren. Tegen tienen hield ik het niet meer en ging ik langs op de verdieping waar Jonah en zijn team meestal werkten. Een collega wist me te vertellen dat Jonah zich ziek had gemeld. Gek genoeg was het bericht via HR gekomen, hij had het niet zelf gestuurd.
Het leek me niet koosjer. Ik vroeg me af wat ik moest doen. Wat kon ik doen? Als hij opgepakt was en ik probeerde hem nu te bereiken, maakte ik mezelf verdacht en werd de kans dat ze zouden vinden waar we aan hadden gewerkt groter. Het leek me hoe dan ook vreemd dat hij net nu ziek zou uitvallen. Hij had zo hard naar gisterenavond uitgekeken dat ik vermoedde dat hij zelfs doodziek de verplaatsing nog zou wagen. Er moest iets aan de hand zijn. Het kon haast niet anders. ----- o -----
Ik zag voorlopig geen andere optie dan te blijven handelen zoals ik de voorbije weken en maanden had gedaan, wat niet meeviel, want het betekende dat ik heel wat extra uren spendeerde aan datgene wat we net wilden vernietigen. De vrees over wat er met Jonah gebeurd kon zijn, leek elke gedachte in mijn hoofd te overheersen. Een continue angst kroop onder mijn huid. Als ze erin slagen onze plannen te ontdekken, komen ze ongetwijfeld ook bij mij terecht. Ik beeldde me in dat ik me sterk zou houden en niet zou breken als ze me toch zouden oppakken maar ik wist dat ik nog niet de helft van de wilskracht van Jonah had.
Een week na onze mislukte lancering van the game ontstond er net voor demiddagcommotieopdeverdieping vanJonah’steam. Vanuit hetopen middengedeelte - het ganse bedrijf leek er wel samengetroept te zijnzagenwehoemilitairenposthaddengevataandeliftenentrappenterwijl agenten van de geheime dienst Jonah’s teamleden een voor een naar geblindeerde busjes leidden. Tijdens het gefluister over wat er zich
afspeelde viel Jonah’s naam: hij zou bedrijfsgeheimen hebben doorverkocht aan een vreemde natie. Iedereen in zijn team werd meegenomen voor ondervraging en de komende uren en dagen zouden er waarschijnlijk nog collega’s van andere teams die nauw met hem hadden gewerkt ook worden ondervraagd. In tussentijd moest iedereen gewoon verder werken.
Ik geloofde niets van het spionageverhaal maar vermoedde tegelijk dat het maar een kwestie van tijd was voor ze bij mij zouden uitkomen. Als ik opgepakt en vastgehouden zou worden, zouden we the game helemaal niet meer kunnen lanceren en dan was alles voor niets geweest. Tegelijk wist ik dat ik nu niet weg kon gaan zonder argwaan te wekken. Dus bleef ik waar ik was. Er spookte van alles door mijn hoofd en ik voelde een nieuwe migraineaanval opkomen maar die brak niet door. Misschien vanwege de adrenaline.
Diezelfde dag nog, om half drie in de namiddag, kwam de veiligheidsverantwoordelijke van het gebouw op onze verdieping langs. Hij vroeg naar me bij de teamleader - die me aanwees - en stapte vervolgensopmeaf.Ofikhem wildevolgen.Hij hadenkelevragenvoor me. Toen ik vroeg waarover het ging, was het antwoord dat ik dat zo meteen wel zou horen. Ik probeerde er zo onschuldig mogelijk uit te zien en dacht na over welke antwoorden ik zoal zou kunnen verzinnen op vragen die ze zouden kunnen stellen. Maar alles in mijn hoofd was zo chaotisch dat het enkel de migraine meer voeding leek te geven. Heel even schoot het volgende scenario door mijn hoofd: wat als ik alles opbiecht en zo probeer Jonah vrij te krijgen? Uiteindelijk hadden we nog niks op de wereld losgelaten en waren onze misdaden nog beperkt tot het stelen van wat code en het smeden van plannen. Maar ik begreep meteen datJonahdateenafgrijselijkideeeneenonvoorstelbaredaadvanverraad zou vinden.Ik besloot het verloop van het verhooraf tewachten alvorens een beslissing in welke richting dan ook te nemen.
De lift bracht ons naar de kelderverdieping waar je als gewone medewerker normaal gezien niet kwam. Het liep er vol met militairen en naar ik vermoedde geheime agenten. Het was er een wirwar van gangen maar mijn begeleider wist probleemloos waar we moesten zijn: een kleinekamermetspiegelglas,camera’s,eentafelendriestoelen.Ikkreeg koffie en toen begonnen de vragen. Ze waren met twee, het hoofd van de beveiliging en een vrouwelijke collega. Ik had me op het ergste voorbereid maar de vragen bleven heel oppervlakkig en op geen enkel moment werd er zelfs maar gealludeerd naar the game. Ze vroegen hoe goed ik Jonah kende (‘we kwamen elkaar wel eens tegen in het gebouw en gingen af en toe wel eens iets drinken’), waarom we samen waren gekomen op die en die datum in die specifieke cafés en koffieshops (‘gewoon, we konden het goed met elkaar vinden’), of er een liefdes- of seksuelerelatiewastussenons (‘nee,al dachtiksomswel datJonahmeer leek te willen. Maar misschien is dat mijn verbeelding. Hij heeft nooit iets dergelijks met zoveel woorden gezegd of een handeling gesteld die niet oké was.’),waarover we zoalpraatten(‘games,wedachteneraan om zelf een game te ontwikkelen maar het bleef bij praten en plannen smeden, zonder echt iets uit te voeren’), of ik iets verdachts aan hem had opgemerkt (‘helemaal niet, dat hele spionagegedoe waar iedereen het over heeft, is een complete verrassing!’).
Naarmate het verhoor opschoot, werd me duidelijk dat ze geen bezwarende informatie tegen me leken te hebben. Ik probeerde uit alle macht geen opluchting te laten blijken.
Na zo’n half uur mocht ik gaan. Op mijn vraag wat er nu met Jonah zou gebeuren, kwam een onbevredigend antwoord: dat spionage een heel ernstig vergrijp was en dat eerst het onderzoek afgerond moest worden waarna het aan de onderzoeksrechter was om te besluiten of er een zaak aangespannen zou worden of niet.
De vrouwelijke agente begeleidde me opnieuw tot aan de lift en even later stond ik terug tussen mijn collega’s die me honderduit vroegen over wat er was gebeurd. Ik probeerde zo vaag mogelijk te blijven. Gek
genoeg bleek ook de sluimerende migraine plots verdwenen te zijn. Na al die commotie leek het me wel oké om aan de teamleader te vragen of ik ietsjes vroeger door kon gaan omdat het allemaal wat veel was. Hij zei dat hij daar alle begrip voor had en nog wat later zat ik in de metro op weg naar huis. Het was vrijdag in de late namiddag en ik maakte de bedenkingdatikhet weekendhadomtebesluitenwatermoest gebeuren. Het zou nu of nooit zijn. o
De dag erop, zaterdag tegen elven ‘s avonds, stond ik terug aan het verlaten bedrijventerrein. Ik wist dat het een risico was om naar dezelfde plek terug te keren maar ik stond er nu alleen voor en hoe minder ongekende factoren er konden meespelen, hoe beter.
De kale kantoorruimte in het lege bedrijfsgebouw keek uit op een braakliggend terrein dat overwoekerd was met onkruid en struiken. Hier endaarstonderzelfsal eenboom.Hetleekeentoepasselijkelocatievoor een nieuw begin: een plek die de natuur op de mens aan het heroveren was.
Ik stelde snel het materiaal op, sloot alles aan en checkte de connectie een laatstemaal. Alles werkte zoals het hoorde maar ikweifelde. Jonah’s enthousiasme zorgde ervoor dat ik door ging. Nu hij er niet meer was kwamen de twijfels dubbel zo hard terug. Wat zou ik allemaal teweeg brengen als ik the game op de wereld zou loslaten?
WatJonaheniksamenhaddengebouwd,zouiknualleeningangmoeten duwen omdat hij god-wist-waar was. Ik miste hem. Ik miste zijn grijns, zijn gevatte opmerkingen en soms vreemde innuendo’s. Jonah zou een hoogtepunt van dit historische moment hebben gemaakt. Nu leek het bijna een anticlimax. Het voelde niet juist aan.
Ik opende de fles champagne die ik die ochtend had gekocht - in het originele plan zou Jonah die meebrengen - en schonk wat in een plastic beker uit. ‘Op jou, Jonah,’ toastte ik maar het smaakte me niet.
Even schoot het door mijn hoofd om the game alsnog te lanceren: ik stelde me voor dat het digitale dossier over hem zo zou oplossen in het niets zodat het moeilijk zou zijn hem nog langer vast te houden. ‘Vasthouden voor wat? Er is geen bestand meer!’ Maar dat sloeg natuurlijknergensop:geenvanonswisthoelanghetzoudurenvooraleer zoiets zou gebeuren en of het hoe dan ook al mogelijk zou zijn. Jonah twijfelde zelden aan het eigen kunnen, ik des te meer.
Ik wachtte nog een half uurtje en koppelde vervolgens alles terug los. De wereld zou gespaard blijven van the game. Beneden dumpte ik het materiaal ineen verlaten container (de hardeschijven,de computer, zelfs de fles champagne), goot er brandversneller overheen en stak het aan. In geen tijd stond de container in lichterlaaie. Wat erin lag smolt ineen. Het bewijsmateriaal was vernietigd. Wel, mijn copy althans.
We hadden alles op aparte computers geprogrammeerd die we wel via kabels aan elkaar koppelden maar die we nooit rechtstreeks op het internet aansloten. Zo probeerden we digitale sporen te vermijden. We sloegen alles in tweevoud op een reeks harde schijven op die we allebei op verschillende locaties verstopten.
Ik had geen idee waar Jonah zijn spullen had verstopt en of die waren gevonden of niet. Veel zou het waarschijnlijk niet meer uitmaken. De kans dat we een totale game over hadden kunnen realiseren was ridicuul klein: onze proefopstellingen waren minimaal geweest in vergelijking met het wereldwijde web en de miljarden toestellen die digitaal met elkaar waren verbonden. In theorie had het programma die schaalgrootte moetenaankunnenmaar pasindepraktijkzouhet ultiemebewijs kunnen worden geleverd. Nu zullen we het nooit weten.
Terwijlik over het bedrijventerrein terug wandelde, vroeg ikme af of het dit allemaal waard was? De verdwijning van Jonah. De continue angst. Ik kwam er niet uit. Goede zaken die slachtoffers eisen, zijn misschien niet zo heel erg goed.
Ik was bijna aan de opening in de omheining toen de migraine plots in alle hevigheid opstak. Erger dan ooit. Ik voelde me misselijk worden. Mijn hoofd leek te barsten en ik dacht echt dat ik zou sterven. Ik raakte nog net tot bij de weg toen ik ineen zakte en alles voor mijn ogen zwart werd. o
Twee dagen later werd ik wakker in het ziekenhuis. Een vrachtwagenchauffeurhadmegevondenennaarhetziekenhuisgebracht. Het verdict was een onopereerbare hersentumor. De dokters gaven me nog een enkele maanden, een half jaar max. ----- o -----
Ik lag nog in het ziekenhuis toen enkele collega’s op bezoek kwamen en meverteldendat Jonahzichnetzoalszijnbroer inzijncel hadverhangen. Ik geloofde niets van het verhaal maar liet dat niet blijken.
Ik huilde mezelf inslaap die nacht. Tussen het snikkendoor persteik zijn naam telkens opnieuw verbeten tussen mijn lippen. Ik voelde me ziek maar deze keer van verdriet.
Tegen doktersadvies in ging ik toch naar zijn begrafenis. Ik hield me op de achtergrond. Overal waar ik keek, dacht ik geheime agenten te zien.
Er was erg weinig volk, ik herkende maar een klein aantal andere collega’s. Als spion gebrandmerkt staan wil blijkbaar zeggen dat je ook na je dood persona non grata bent.
De moeder en zus van Jonah leken me ontroostbaar. Ik kon me niet voorstellen hoe het voor hen moest zijn: twee broers en twee zonen op zo’n manier verliezen.
Tegelijkkonikmeonmogelijkvoorstellendatiemandmet zo’ntomeloze energie als Jonah uit het leven zou stappen. Ik was er haast zeker van dat hij vermoord was. Maar ik had de kracht niet meer om te trachten de waarheid te achterhalen. Ik voelde mezelf dag na dag aftakelen. Ik moest me focussen op mijn eigen dood. o
Zodra ik weer te been was en uit het ziekenhuis ontslagen was, diende ik ook op het werk mijn ontslag in. Door mijn terminale toestand werden er geen verdere vragen gesteld. Sindsdien bracht ik mijn tijd door met lezen en behandelingen ondergaan. ----- o -----
Wat een wrede timing. Ik voelde me een menselijke cicade. Na jarenlang ondergronds vegeteren was ik onder impuls van Jonah naar boven gekomen. Maar na slechts enkele dagen sierlijk rondvliegen en genieten van de zon en het leven stuik ik nu uitgeblust neer om even te creperen en vervolgens te sterven. Ik had gedaan waarvoor ik was gemaakt - the
game samen met Jonah creëren - en dus zat mijn taak erop en mocht ik vergaan. Het leek me allemaal zo zinloos. o
We zijn vandaag een half jaar verder. De lange afdaling naar het niets lijkt door de chemo even wat af te zwakken al is dat volgens de dokters maar een tijdelijk uitstel en geen afstel. Mijn hersenen geraken steeds meer in de verdrukking en vanaf een bepaald moment zal ik één voor één een hele reeks capaciteiten beginnen te verliezen. Spreken, mezelf voortbewegen...
De morfine helpt. Die houdt me enigszins recht ook al lig ikmeestal plat. Ik vraag me wel eens af of ik the game alsnog niet had moeten lanceren, al maak ik me sterk zelfs in dat geval mijn dood te vroeg zou komen. Zelfs dan lijkt het me waarschijnlijker dat ik niet meer had kunnen aanschouwen wat we hadden gecreëerd. Heel vreemd allemaal. o
Mijn moeder en zussen zijn haast niet van mijn sterfbed weg te slaan. Letterlijk. Heel wat van deze velletjes heb ik stiekem geschreven. Ik heb me afgevraagd of ik hen zou vertellen over the game en Jonah en het soort werk dat we beiden deden maar ik kon niets positiefs vinden dat eruit zou voortvloeien dus liet ik het maar zo.
Geen idee of iemand deze papieren ooit zal vinden. Geen idee of de waarheid ooit zal worden achterhaald. Op zich maakt het ook niets uit.
Het leek me wel belangrijk het verhaal achter the game van me af te schrijven. Het zonder enig spoor laten verdwijnen leek zo’n zonde. Ook
al omdat me het gevoel bekroop dat Jonah mij en de ganse wereld weleens voor zou kunnen zijn. Ik twijfelde en durfde niet door te zetten maar ik maak me geen illusie over Jonah’s vastberadenheid.
Pas op het laatst (enkele dagen voor Jonah van de aardbodem verdween), hebben we the game Mathenge genoemd en voegden we nog een waarschuwing toe dat zo’n vierentwintig uur later het grote digitale niets zou beginnen. Het was nooit het opzet van Jonah of mezelf dat er gewonden of doden zouden vallen door Mathenge. De hoop was dat de mensheid haar herwonnen analoge toekomst hoopvol tegemoet zou treden. Er is zoveel moois te ontdekken in deze wereld en veelal staat het digitale dat alleen maar in de weg.
Beste mensheid, namens Jonah en mezelf: deconnecteer en pluk de analoge dag! Elke dag opnieuw! Sander. ----- o -----
Fonck en Dewulf hadden de vellen papier met toenemende verbazing gelezen. Ze zaten in een café niet ver van het metrostation en volgden tegelijk de surreële nieuwsberichten op televisie over de dreigende boodschap die wereldwijd was opgedoken. Het was ondertussen iets na negen.
Voor ze naar het commissariaat terugkeerden, maakten ze kopieën van de vellen papier. Een kopij voor elk van hen die ze aan zichzelf adresseerden en op het commissariaat bij de uitgaande post legden en twee voor de commissaris.
Even later stapten ze het kantoor van de commissaris binnen om hun relaas te doen. Van dan af stond de telefoon niet meer stil. ----- o -----
Binnen het half uur stonden de speciale agenten Jakobs en Yildiz terug op het commissariaat met inhun zog een bataljon veiligheidsagenten van de transnationale. Fonck en Dewulf werden door een zwaar misnoegde Jakobs op de rooster gelegd maar de commissaris floot hem telkens kordaat terug. Het was duidelijk dat de transnationale de regie van de crisis niet meer in handen had. Na minder dan een uur droop het hele gevolg af.
De brieven werden onder verschillende veiligheidsdiensten verspreid maar veel haalde dat niet uit. Er stonden geen concrete aanwijzingen in de brief over de code die voor Mathenge was gebruikt. De container met het uitgebrande materiaal werd snel gevonden maar niets ervan was nog bruikbaar. De extra kopij die Jonah ergens had verstopt zou uiteindelijk nooit worden gevonden.
Had Sander gelogen en alsnog Mathenge op de wereld losgelaten? De brief leek authentiek. Was Jonah zijn kompaan voor geweest en had hij los van hun afspraakMathenge verspreid?Mogelijks.Maar tenzij hij iets
tijdens zijn verhoren had gelost, was er geen mogelijkheid om het te achterhalen.
Was er meer tijd geweest, dan hadden de experten van ARU misschien nog iets kunnen realiseren. Maar toen ze na enkele uren zoeken nog steeds geen vooruitgang hadden geboekt, drong het besef dat een catastrofe redelijkerwijze niet meer te vermijden leek door. De hoop dat het allemaal een hoax was, werd enkel in de buitenwereld gekoesterd, niet in veiligheidskringen. ----- o -----
Enkele weken nadat het stof was gaan liggen, werden Fonck en Dewulf gelauwerd voor hun uitstekende politiewerk. Fonck vond het absurd. Ze hadden ongelooflijk veel geluk gehad bij het ineen passen van de puzzelstukken, waarom zou je daarvoor gelauwerd worden? Maar ze liet betijen. Dewulf vond zoveel aandacht best leuk. o
Enkele dagen na de digitale meltdown ging hoofdinspecteur Fonck terug bij de familie Verstuyft langs. Ze vertelde hen over Jonah die had gewerkt aan het softwareprogramma dat verantwoordelijk was voor de eerste veroordeling van zijn broer Maarten. Hoe datzelfde programma ertoe had geleid dat er hem bijkomende veroordelingen boven het hoofd hingen. Hoe Maartens zelfmoord Jonah had aangezet om samen met een kompaan (‘… meer een vriend…’) het Mathenge virus te ontwikkelen maar hoe en wie uiteindelijk op de knop had gedrukt, dat wisten ze niet.
Wel duidelijk was dat zonder Jonah, de meltdown er waarschijnlijk nooit was geweest. Sommigen zouden eerder ‘dankzij hem’ zeggen maar daarover sprak Fonck zich niet uit.
Er waren nog heel wat blinde vlekken. Ze wisten nog niet welke veiligheidsdienst Jonah had vastgehouden of waar hij vast zat toen hij uit het leven stapte. Fonck wikkelde er geen doekjes om: ze achtte de kans klein dat die informatie nog boven zou komen.
Waarom Jonah er een eind aan had gemaakt wist Fonck ook niet. Misschien om zijn kompaan te beschermen? Om het ganse project waar ze samen aan gewerkt hadden niet in het gedrang te laten komen? Als boetedoening naar zijn broer Maarten toe?
Eline Verstuyft had vol ongeloof en met tranen in de ogen naar het relaas geluisterd. Ze omhelsde Fonck bij het weggaan. Moeder Verstuyft had net zoals die eerste keer onbewogen in de zetel gezeten. Pas toen Fonck al aan de voordeur was, schuifelde ze vanuit de keuken naar voren, gaf ze Fonck een hand en keken ze voor het eerst elkaar in de ogen. -----
Politiewerk was sinds Mathenge enorm veranderd. Het was geen terugkeer naar de beginjaren van Foncks carrière, ze werden zelfs nog eenheel eindverder indetijd teruggekatapulteerd.Erwerden niet langer rapporten uitgespuwd die ze enkel pro forma nog dienden op te volgen. Ze moesten terug de straat op. Criminelen en boeven achtervolgen in steegjes allerhande.
Politiewerk werd weer echt en tastbaar. Het was geen afwegen meer van louter bits en bytes maar terug zelf oordelen. Met alle manko’s die daaraan verbonden waren maar ook met menselijkheid en begrip voor de tegenslagen die het leven sommigen toewierp.
Fonck en Dewulf vonden het wel fijn zo. ----- o -----
Patrick was met Clara onderweg naar een diner bij vrienden aan de andere kant van de stad - ze hadden een deelwagen gehuurd omdat ze niet wisten hoe laat het zou worden - toen hij Sofia zag
Het was enkele jarenna demeltdownen de stadzag ernu heel anders uit. Toen hij er nog werkte was er continu drukte. Je stond de hele tijd vast in de file. Het stonk er. Het was luidruchtig. Haast nooit was er een gevoel van rust.
Ze waren een uitzondering nu. Af en toe kruisten ze nog een wagen maar het leeuwendeel van de verplaatsingen in de stad gebeurde per fiets. Straten waren veranderd in fietslanen. Zoveel als mogelijk waren stukken beton weggehaaldom plaats te ruimen voor groen. Zeker in deze wijk van stad die als eerste de omslag had gemaakt.
Ze zaten in hun auto te wachten voor een verkeerslicht toen Patrick Sofia opmerkte. Ze wandelde iets verderop in een van de vele autovrije zijstraten samen met een man. Tussen hen in liepen twee meisjes hand in hand. Ze namen plaats op het terras van een van de vele eethuisjes die er waren. Ze zagen er gelukkig uit.
Clara moest iets opgemerkt hebben want ze vroeg hem waarom hij glimlachte. Patrick wees naar de zijstraat en zei dat het er daar gezellig uitzag. Dat ze er misschien eens iets zouden kunnen gaan eten. Clara uhmde bevestigend maar ging er verder niet op in.
Het licht sprong op groen en Patrick zette de wagen terug in gang.
Heel even dacht hij dat hij misschien moest stoppen, naar Sofia moest toegaan en vragen hoe het met haar was.
Maar hij deed het niet.
Hij reed verder. Ze reden verder.
Wat zeg je tegen elkaar na zoveel tijd? Wat zeg je tegen de mensen die er op dat moment bij zijn maar toch niet betrokken zijn?
Ze waren ondertussen allebei vast helemaal anders dan toen. Ook de wereld was nu helemaal veranderd.
Dat hij haar hier en nu zag, was toeval, net zoals hun allereerste ontmoeting. Maar deze keer was het niet het soort toeval dat een op elkaar afstappen verantwoordde, leek hem.
Grappig, zo klonk hij bijna zoals haar. Dat zou Sofia wel appreciëren, maakte hij zich de bedenking.
Ze zag er gelukkig uit.
En zo voelde hij zich ook. Meer hoefde er nu niet te zijn. ----- o -----
Het was de nacht na de geboorte en Sofia had Marthe net gevoed en afgelegd met hulp van de vroedvrouw toen het haar binnenviel dat het fijn had geweest om aan Patrick te kunnen vertellen dat ze opnieuw mamawasgeworden.Datallesgoedwasverlopen.Datzenuallebeitwee dochters hadden. Dat het leven goed was. Beter dan ooit.
Maar ze bedacht dat ze niet wist wat ze daarna nog zou kunnen vertellen. Ze vermoedde dat het eerste blijde weerzien snel plaats zou maken voor een ongemakkelijkestilte.Misschien wel eentje dielanger zou duren dan toen ze elkaar eerst ontmoetten. Waarschijnlijk zou Patrick proberen die te doorbreken met dooddoeners waarna zij hem opnieuw zou uitlachen omdat hij zo slecht met stiltes om kon en zou ze hem aanraden wat vaker gewoon geruisloos proberen te zijn.
Gek dat ze net nu aan hem dacht. Alsof ze hem er toch bij wou hebben. Al was het dan enkel in gedachten.
Ze wist niet of ze elkaar ooit nog zouden tegenkomen. Veel deed dat er ook niet toe.
Ze hadden elkaar ontmoet wanneer het moment juist was.
Eens het moment voorbij was, was het ook oké om niet meer samen te zijn. ‘Hier gaat alles goed, Patrick. Ik hoop dat met jou ook alles goed gaat.’ o
Sofia en Patrick zien elkaar na 5 jaar terug op een vreemde plaats: het commissariaat.
Heeft het te maken met wat er tussen hen speelde toen ze nog collega’s waren?
Inspecteurs Fonck en Dewulf proberen het uit te zoeken maar geraken zo zelf betrokken bij een complot dat hen allen overstijgt.
Is het een roman? Is het een detectiveverhaal? ‘(G)een liefdesverhaal’ zit ergens daartussenin, al schuurt het toch meer tegen het tweedeaan.
Dirk Stael woont met zijn gezin in het landelijke SintLievens-Houtem en is naast schrijver ook actief als veranderingsconsultant en content marketeer. www.dirkstael.com