8 minute read

Veiligheid-bevorderen ............................................................................................................. 74 Veiligheid-bevorderen

VEILIGHEID BEVORDEREN

Veiligheid bevorderen

Wat doe je om een veilige situatie te waarborgen? Welke afspraken zijn er binnen de organisatie gemaakt? Wat doe je om onverwachte of onveilige situaties op te lossen of zelfs te voorkomen?

Zoals je al eerder gelezen hebt, is een goede voorbereiding belangrijk om de veiligheid te bevorderen. Stappenplan om de veiligheid te bevorderen: • Bereid je goed voor. • Controleer de situatie. • Signaleer onveiligheden. • Handel om de situatie veilig te maken of te houden. • Evalueer en rapporteer.

Tijdens de voorbereiding zorg je er niet alleen voor dat je voldoende kennis hebt over veiligheid en onveiligheid. Je probeert je ook voor te stellen welke onveilige situaties zich kunnen voordoen. Je moet daarbij denken aan: • een veilig gevoel • fysieke veiligheid • veilige faciliteiten en materialen • veilige activiteiten.

Ook bereid je je voor op je eigen werkzaamheden. Je vraagt je daarbij het volgende af: • Hoe kun jij als medewerker sport en recreatie de veiligheid bevorderen? • Hoe moet je in bepaalde onveilige situaties handelen?

Ook controleer je de activiteit of de situatie bij zowel de voorbereiding als tijdens de uitvoering. Als de activiteit afgelopen is controleer je nogmaals, zodat je ook een veilige situatie achterlaat. Zo doe je er alles aan om de situatie veilig te maken en te houden.

Zelfs nadat je alles gecontroleerd hebt, kan er nog iets misgaan. Zorg er altijd voor dat je goed weet hoe je moet handelen als er iets gebeurt. Je moet verstand hebben van wat je doet. Hierbij kan het volgende rijtje helpen. 1. Ken de afspraken en regels. 2. Ken de gebruikte materialen. 3. Heb altijd een ‘plan B’ (als je sportieve en recreatieve activiteit niet buiten kunnen, doe dan een activiteit binnen). 4. Weet welke (spel)regels er zijn. 5. Weet wie je gasten zijn. 6. Weet welke dingen er kunnen gebeuren. 7. Weet wat je zelf kan en mag. 8. Maak altijd een voorbereiding op papier, niet alleen in je hoofd.

Controleer de situatie bij de voorbereiding.

Wanneer je onveiligheid signaleert, zorg je ervoor dat de situatie weer veilig wordt. Eventueel vraag je iemand die jou helpt de situatie veilig te maken. Zo nodig informeer je je leidinggevende. Dit is afhankelijk van de situatie. Een klein iets als een schaafwond hoef je niet altijd te melden. Onveilige situaties in de accommodatie, onveilig materiaal en een calamiteit moet je wel melden bij je leidinggevende. Zo kan hij ook handelen, mocht dat (nog) vereist zijn. Wat je wel of niet aan je leidinggevende moet melden, ligt meestal in afspraken of procedures vast. Vaak ligt ook vast welke handelingen je zelf mag verrichten en welke niet.

Controleren en signaleren

Je weet wanneer je accommodatie en materiaal veilig zijn. Je weet welke situaties voor jou, je collega’s en gasten onveilig zijn. Dit weet je, omdat je alles hebt gecontroleerd.

Mo gaat straks lesgeven. Maar eerst loopt Mo door de zaal om de zaal te controleren. Hij kijkt of alle spullen op de goede plaats staan, of alle materialen heel zijn, of de touwen niet loslaten. Mo signaleert dat de kast kapot is, er zit een groot gat in. Mo haalt de kast weg. Hij spreekt af met zijn leidinggevende dat hij de kast wegzet. Zijn leidinggevende belt de fabrikant. De kast moet worden gemaakt.

Soms weet je al wat iemand gaat doen voordat hij iets doet. Je herkent bepaald gedrag. Dit heb je namelijk al eerder meegemaakt. Je weet nu ook hoe je moet handelen. Dit kan heel prettig gedrag zijn. De sfeer is goed. Er gebeuren positieve dingen. Als medewerker sport en recreatie kun je dit gedrag belonen. Een duim omhoog steken, lachen naar de gast, samen plezier maken en nog meer. Laat merken dat dit gedrag gewenst is.

Ook herken je ongewenst gedrag. Ook daar ben je op voorbereid en je weet hoe je moet handelen. Zo voorkom je een onprettige of onveilige situatie. Gedrag doorzien is best moeilijk; hier moet je veel ervaring mee hebben. Je maakt op basis van jouw kennis een inschatting van het gedrag van gasten.

Een calamiteit

Je kent alle veiligheidsregels. Je bent goed voorbereid. Al je spullen zijn in orde. Toch is er altijd een kans dat er iets gebeurt. Je werkt tenslotte met mensen. Zelfs met je collega’s kan er wat gebeuren. Maar niet alleen mensen kunnen voor gevaar zorgen. Ook omstandigheden kunnen tot een gevaarlijke situatie leiden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het weer.

Ivan is met een groep kinderen een lange wandeling aan het maken. De dag start met een lekker zonnetje. Het is wel erg warm. Ivan had al tegen de kinderen gezegd dat zij een rugzakje met eten en vooral drinken mee moesten nemen. De warmte slaat ineens om in een enorme regenbui en onweer. Er schieten zelfs bliksemflitsen door de lucht. Gelukkig weet Ivan wat hij nu met de groep kinderen moet doen. Er zijn binnen het bedrijf namelijk afspraken gemaakt hoe te handelen in dit soort situaties.

Op school en op het werk kan een situatie ontstaan die direct gevaar oplevert voor iedereen. Dat is een calamiteit. Bijvoorbeeld extreem weer, een brand, stroomstoring, overstroming of een milieuramp.

Als medewerker sport en recreatie doe je er alles aan om alle risico’s zo klein mogelijk te houden. Toch kan er onverwachts een noodsituatie ontstaan. In zulke panieksituaties moet je weten wat je moet doen. Hoe moet je handelen om jezelf, je collega’s, je gasten en het bedrijf in veiligheid te brengen. Kortom, hoe moet je handelen en reageren bij een calamiteit. Dit staat in het calamiteitenplan.

Lees meer in Verdiepingsstof - Het calamiteitenplan.

Verdiepingsstof - Het calamiteitenplan

Bedrijfsontruiming

In het geval van een calamiteit zal vaak iedereen het gebouw moeten verlaten. De brandweer en de organisatie waar je werkt, hebben samen een ontruimingsplan opgesteld. In het ontruimingsplan staat in hoofdlijnen: • de vluchtroute en verzamelplaats • het signaal dat aangeeft dat je moet ontruimen • wie wat doet tijdens de ontruiming • hoe je moet bijhouden of iedereen er is.

Bij een ontruiming heeft een bedrijfshulpverlener (bhv’er) de leiding. Als de brandweer of politie er is, moet je hun instructie altijd opvolgen. Om ervoor te zorgen dat iedereen weet wat hij moet doen, zijn er af en toe ontruimingsoefeningen.

Bij een ontruiming heeft de bhv’er de leiding.

Handelen bij onveilige situaties

Als je een onveilige situatie herkent, wat moet je dan doen? Kun je het gemakkelijk zelf oplossen? Dan moet je dat doen. Als je bijvoorbeeld ziet dat iemand onveilig werkt, spreek diegene er dan op aan. Weet je niet wat je moet doen bij een onveilige situatie? Vraag dan hulp van een collega of leidinggevende. In ernstige gevallen sla je alarm. Dit doe je bijvoorbeeld als een collega niet meer reageert na een val. In dat geval moet er een EHBO’er komen.

Opdracht 1 Calamiteit

a. Heb je wel eens een calamiteit meegemaakt? Welke?

b. Wat heb je toen gedaan?

Opdracht 2 Een ontruiming

Bij deze opdracht werk je samen met de hele klas.

Oefen een ontruiming van de ruimte waarin jullie nu zijn. De docent wijst een bhv-ploeg van vier personen aan en benoemt één persoon van deze groep tot ploegleider. De ploegleider stuurt de andere bhv-leden aan. Bij deze oefening horen rolbeschrijvingen. De docent verdeelt de rollen voor de oefening. Twee klasgenoten observeren en maken notities tijdens de oefening.

Voor jullie de ontruimingsoefening gaan doen, ga je eerst de ruimte goed verkennen. a. Waar bevinden zich de vluchtwegen?

b. Meet de ruimte op. Maak met je groepje een schets van deze ruimte. Geef met groen in de tekening aan waar zich de vluchtwegen bevinden. Wil je de tekening digitaal maken, dan kun je bijvoorbeeld gebruikmaken van de gratis website Floorplanner (http://floorplanner.com). Daar vind je ook symbolen voor vluchtwegen en nooduitgangen.

Website Floorplanner

c. Waar moet je in deze ruimte rekening mee houden tijdens een ontruiming?

d. Voer de ontruimingsoefening nu uit. Wijs twee observatoren aan die de oefening observeren.

Hun observatie is gericht op het bhv-team. e. Vul na afloop voor jezelf de tabel in.

Feedback

Protocol voor ontruiming is gevolgd. Poster Wat te doen als het alarm afgaat? is duidelijk. Er is een tekening met vluchtwegen. Lijstje met aandachtspunten tijdens de ontruiming. Deelname aan eindevaluatie.

Tops:

Tips:

f. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent. Geef bij de uitwerking aan welke bijdrage jij aan het resultaat van deze opdracht hebt geleverd.

Opdracht 3 Het ontruimingsprotocol

Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot. a. Welke stappen neem je bij het ontruimen van een gebouw? Verwerk deze gegevens in een stappenplan. Geef bij iedere stap ook aan welke aandachtspunten er zijn.

b. Schrijf voor de ruimte waarin jullie je nu bevinden een ‘protocol ontruiming’. Gebruik bij het schrijven het stappenplan dat je gemaakt hebt. Het protocol geeft aan wat mensen moeten doen als het alarm afgaat. Het protocol is maximaal één A4-pagina. In het protocol neem je op: • Wat te doen als het alarm afgaat? • Waar moeten de mensen zich verzamelen? • Welke vluchtwegen moet je nemen?

c. Verwerk de gegevens van het protocol in een poster op A3-formaat, die je kunt ophangen in de ruimte. De poster laat in beelden en korte zinnen zien wat je moet doen als het alarm afgaat. Gebruik eventueel het stappenplan Poster maken.

Stappenplan Poster maken

d. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent. Geef bij de uitwerking aan welke bijdrage jij aan het resultaat van deze opdracht hebt geleverd.

Opdracht 4 Veiligheid in de school

Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot. a. Maak een rondje door de school. Kijk eens welke maatregelen er zijn genomen op het gebied van veiligheid, ontruiming en brandpreventie. Is er in jullie gebouw een ontruimingsplan aanwezig? Zoek dit uit.

b. Welke maatregelen heb je gevonden? Geef aan wat hun functie is en hoe ze werken. Maak ook foto’s van zaken die met de maatregelen te maken hebben.

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

c. Vergelijk jullie lijst met die van een ander groepje. Hebben jullie dezelfde maatregelen gevonden? Maak een lijstje van maatregelen die jullie hebben gemist.

d. Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent. Geef bij de uitwerking aan welke bijdrage jij aan het resultaat van deze opdracht hebt geleverd.

Omschrijving Functie en werking

This article is from: