Proefmateriaal Keuzedelen -Ondernemend gedrag niveau 3-4

Page 1

In cl LET le us er ie OP om f d : ge igit vin ale g

ONDERNEMEND GEDRAG 4 3 U A NIVE

Ondernemend gedrag niveau 3-4 Dit keuzedeel gaat over ondernemend gedrag. Ondernemend gedrag heeft te maken met kansen zien. Het heeft ook te maken met kansen grijpen, er iets mee doen. Daar hoef je helemaal geen eigen bedrijf voor te hebben. Kansen zien en kansen grijpen is belangrijk voor iedereen. Waar je ook werkt. Om kansen en mogelijkheden te herkennen en er iets mee te doen moet je ook jezelf en je (werk)omgeving goed kennen. Edu’Actief maakt werk van onderwijs Edu’Actief wil studenten helpen zich te ontwikkelen tot echte vakmensen. Om werk te maken van onderwijs, zoeken we de samenwerking met docenten, studenten en het bedrijfsleven. Dankzij dat netwerk kunnen we vernieuwende leermiddelen maken die aansluiten op de behoefte van de beroepspraktijk.

NAAM:

edu actief

9 789037 250183

KEUZEDELEN


ONDERNEMEND GEDRAG Niveau 3-4


COLOFON Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Rick van Midde Titel: Ondernemend gedrag niveau 3-4 ISBN: 978 90 3725 018 3, maakt deel uit van pakket 978 90 3725 042 8 Eerste druk/eerste oplage Edu’Actief b.v. 2019 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.

2


INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

WERKEN MET DIT KEUZEDEEL .............................................................................................................................................. 4 EVEN VOORSTELLEN ................................................................................................................................................................ 6 ONDERNEMEND GEDRAG .................................................................................................................................................... 21 MIJN WERKVELD ...................................................................................................................................................................... 30 KANSEN ZIEN ............................................................................................................................................................................. 49 KANSEN GRIJPEN ..................................................................................................................................................................... 70 UITDAGING ................................................................................................................................................................................. 79

3


1

WERKEN MET DIT KEUZEDEEL

DIGITALE LEEROMGEVING Bij sommige opdrachten heb je hulpmiddelen nodig. Bijvoorbeeld filmpjes, formulieren of een link naar een website. Deze staan allemaal in de digitale leeromgeving. Dit icoontje verwijst naar de digitale leeromgeving. Om hier te komen ga je naar start.24boost.nl. Eerste keer inloggen in de digitale omgeving Voordat je de digitale leeromgeving kunt gebruiken moet je je licentie activeren. • Overleg met je docent welk type account je gebruikt. • Ga naar www.edu-actief.nl/licentie. • Bekijk de instructiefilm of lees het stappenplan. • Volg de stappen. Daarna kun je aan de slag!

ONDERNEMEND GEDRAG Ondernemend gedrag heeft te maken met kansen zien. Het heeft ook te maken met kansen grijpen. Er iets mee doen. Daar hoef je helemaal geen eigen bedrijf voor te hebben. Kansen zien en kansen grijpen is belangrijk voor iedereen. Waar je ook werkt. Om kansen en mogelijkheden te herkennen en er iets mee te doen, moet je ook jezelf en je (werk)omgeving goed kennen.

Bekijk het filmpje. Deze toiletjuffrouw vertoont ondernemend gedrag. Ze ziet kansen en grijpt die kansen. En ... daar wordt ze voor beloond.

LEERDOELEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.

Je bezit basiskennis over gedrag van mensen. Je kent basisbegrippen die horen bij ondernemerschap en ondernemend gedrag. Je kunt jezelf presenteren. Je kunt jezelf beoordelen op ondernemend gedrag. Je bezit kennis over belangrijke (actuele) ontwikkelingen in je werkveld. Je kunt de eigen werksituatie in beeld brengen. Je kunt verbetervoorstellen doen met betrekking tot je eigen werksituatie. Je kunt een verandering aan de hand van een stappenplan uitvoeren. Je kunt omgaan met feedback. Je kunt reflecteren op je eigen gedrag.

Dit keuzedeel bestaat uit: • Theorie, begrippen en opdrachten Hierbij leer je over en oefen je met de praktijk. In sommige opdrachten werk je aan beroepsproducten, deze opdrachten herken je aan . Deze beroepsproducten kun je verzamelen in je portfolio en heb je nodig om de uitdaging aan het einde van het keuzedeel goed af te ronden. De beroepsproducten in dit keuzedeel zijn: – een welkomstwoord over wie jij bent en wat jij belangrijk vindt – een presentatiedia over ondernemerschap en ondernemend gedrag – een introductiefilmpje over ondernemend gedrag en drie vragen aan de kijkers – een verhaal over jouw ondernemend gedrag in je privésituatie

4


WERKEN MET DIT KEUZEDEEL – – – – – –

een foto van jouw ondernemend gedrag op school een strip over jouw ondernemend gedrag op de werkplek een collage over 'trending topics' in jouw branche een oefening over verantwoordelijkheid een oefening over zelfstandigheid film 'Een dag uit het leven van ...', met daarin: – filmopnamen over het hoofddoel van jouw werkplek – filmopnamen over jouw taken op de werkplek – filmopnamen over jouw collega's op de werkplek – een folder over de mogelijkheden tot deskundigheidsbevordering op jouw werkplek – een pitch over een verbetering op jouw werkplek. • Test je kennis Hiermee kun je zelf je kennis van de theorie testen. • Uitdaging Dit is het eindproduct en de afronding van het keuzedeel. Hier werk je gedurende het hele keuzedeel naartoe. En hier word je op beoordeeld. Jij krijgt van je werkplek een training in ondernemend gedrag aangeboden. Die cursus werkt met ‘train de trainer’. Dat betekent dat degenen die de training krijgen en met goed resultaat afsluiten, daarna hun eigen collega’s moeten kunnen trainen. Het is jouw eindopdracht om een basistraining voor nieuwe medewerkers op te stellen. Als je alle opdrachten uitvoert, heb je straks: – een trainingsboek met: – omslag (met een titel, je naam en klas) – inhoudsopgave – voorwoord (inclusief de doelen van de training) – welkomstwoord dat je gaat gebruiken in de training – kennismakingsspel – een introductiefilmpje – een visuele presentatie met het begrippenkader – een oefening over verantwoordelijkheid – een oefening over zelfstandigheid – drie oefeningen naar keuze. – praktijkervaring met het geven van (een deel van) jouw training. • Theorietoets Je docent besluit of je ter afsluiting een theorietoets maakt.

5


2

EVEN VOORSTELLEN

De gemiddelde mens bestaat niet. Elk mens is uniek. Niet iedereen gedraagt zich op dezelfde manier, en mensen hebben zeker niet over alles dezelfde mening. Dat wist je natuurlijk wel. Kijk maar eens om je heen in de klas. Je ziet verschillende kledingstijlen, kapsels, schoenen en brillen. Ieder heeft zijn eigen manier van spreken en gebaren. De één is druk, de ander rustig. De een is ondernemend, de ander (nog) niet. Ondernemendheid start bij het kennen van jezelf! Als je weet wie je bent, wat je kunt en wat je wilt, kun je ook aan de slag met kansen zien en kansen grijpen die zich in je (werk)omgeving voordoen.

AAN HET EIND VAN DIT HOOFDSTUK 1. 2. 3. 4.

bezit je basiskennis over gedrag van mensen ken je basisbegrippen die horen bij ondernemerschap en ondernemend gedrag kun je jezelf presenteren kun je omgaan met feedback.

Wij zijn allemaal uniek.

6


EVEN VOORSTELLEN

OPDRACHT 1 Oriëntatie Even voorstellen Bekijk de leerdoelen: 1. Je bezit basiskennis over gedrag van mensen. 2. Je kent basisbegrippen die horen bij ondernemerschap en ondernemend gedrag. 3. Je kunt jezelf presenteren. 4. Je kunt jezelf beoordelen op ondernemend gedrag. 5. Je bezit kennis over belangrijke (actuele) ontwikkelingen in je werkveld. 6. Je kunt de eigen werksituatie in beeld brengen. 7. Je kunt verbetervoorstellen doen met betrekking tot je eigen werksituatie. 8. Je kunt een verandering aan de hand van een stappenplan uitvoeren. 9. Je kunt omgaan met feedback. 10. Je kunt reflecteren op je eigen gedrag. a. Welk leerdoel lijkt jou uitdagend? Waarom vind je dat? b. Waar zie je tegenop? Leg uit waarom je dat denkt. c. Welke ervaringen heb je al met deze leerdoelen? d. Noteer bij elk leerdoel een idee dat je zou kunnen uitwerken voor je uitdaging (de training).

OPDRACHT 2 Persoonlijke gegevens Ondernemend gedrag ontwikkelen, begint bij jezelf kennen. Een mens is een persoon. Ieder persoon is ergens geboren, naar school geweest en heeft (bij)baantjes gehad. Vul jouw persoonlijke gegevens zo volledig mogelijk in. Vraag dingen die je niet (zeker) weet aan iemand die jou heel goed kent. PERSOONLIJKE GEGEVENS Naam Adres Postcode

Woonplaats

Telefoonnummer vast

Telefoonnummer mobiel

Geboortedatum

Geboorteplaats

Nationaliteit Burgerlijke staat

Ongehuwd

Samenwonend

Gehuwd

Gehuwd geweest

Naam partner Naam kinderen

Leeftijd kinderen

7


EVEN VOORSTELLEN ONDERWIJS (OOK BASISSCHOOL) Van ... tot

Naam school

Diploma ja/nee

WERK (OOK BIJBAAN) Van ... tot

Naam organisatie

Functie

OPDRACHT 3 Hands-on Op school, in je leerbedrijf en later in de organisatie waar je gaat werken zijn ze op zoek naar ondernemende mensen. Voor ondernemend gedrag is in ieder geval een hands-onmentaliteit nodig. Hands-on betekent vrij vertaald dat je ‘van aanpakken weet’. Niet kletsen, maar doen! Dat ga je eerst even oefenen. a. Maak zo snel mogelijk de digitale puzzel op de website. Hoeveel seconden deed je erover?

Tip! Te makkelijk? Aan de linkerkant van de website vind je een menu. Daarin kun je het aantal stukjes instellen (change cut). Je kunt daar ook de stukjes opnieuw schudden (shuffle pieces). Je kunt zelfs proberen de tijd van de computer te verbeteren. Dan klik je eerst op ‘auto solve’ en bekijk je de tijd van de computer. De website bevat nog veel meer puzzels. Wil je er meer maken? Ga je gang!

b. Hoe kan dat sneller? c. Heb jij een hands-onmentaliteit? Zet onder 'Jouw score' een kruisje in de kolom die voor jou klopt. • Kolom 1 = Ik heb deze eigenschap niet. • Kolom 2 = Ik moet er nog flink aan werken, maar er is een begin. • Kolom 3 = Ik heb deze eigenschap, maar enkele verbeteringen zijn nog wel mogelijk. • Kolom 4 = Ik bezit deze eigenschap in ruime mate. EIGENSCHAP

HULPVRAGEN

JOUW SCORE 1

Hands-onmentaliteit

8

Weet ik van aanpakken? Ben ik een doener?

2

3

FEEDBACK 4

1

2

3

4


EVEN VOORSTELLEN In dit keuzedeel krijg je regelmatig een schema zoals dit. Je start dan met een eigenschap die hoort bij ondernemend gedrag (in dit geval ‘hands-onmentaliteit’). Je krijgt daar hulpvragen bij die duidelijk moeten maken wat de eigenschap betekent. Daarna beoordeel jij jezelf. Vaak laat je dit ook nog door anderen doen. Zo krijg je meer inzicht in jouw ondernemend gedrag.

d. Heb je jezelf beoordeeld? Vraag dan iemand die jou goed kent om feedback. Laat die persoon de juiste kolom onder 'Feedback' invullen. Bekijk het filmpje als je moeite hebt met feedback. e. Vraag om een voorbeeld om de feedback te onderbouwen. Onderbouwen betekent 'bewijzen'. Met een voorbeeld maakt iemand duidelijk waarom hij of zij deze mening heeft. Als het kan, ondersteun je dit voorbeeld met een foto.

GEDRAG Gedrag zijn alle activiteiten van een persoon die anderen kunnen waarnemen. Alles wat mensen doen, zou je gedrag kunnen noemen. Voorbeelden van gedrag zijn: lopen, slapen, praten, lachen, huilen.

Iedereen gedraagt zich anders.

9


EVEN VOORSTELLEN Gedrag wordt bepaald door: • erfelijke factoren • leerprocessen.

Erfelijke factoren Een deel van je gedrag heb je bij je geboorte meegekregen. Je hebt het ‘geërfd’. Het zit in je ‘genen’. Ben je verlegen? Heb je aanleg voor sport? Maak je makkelijk vrienden? Ben je intelligent, creatief, vasthoudend?

Leerprocessen Mensen leren van elkaar welk gedrag ze moeten vertonen. In het gezin leren ouders hun kinderen welk gedrag ze verwachten. Op school doen leraren dat. Goed gedrag wordt beloond. Verkeerd gedrag afgekeurd. Ook van vrienden en van de media leer je gedrag. Het aanleren van juist gedrag noem je socialisatie. Daarin speelt het overdragen van waarden en normen een belangrijke rol. Bovendien heeft de cultuur waarin je opgroeit, invloed op je gedrag. Waarden Waarden zijn de dingen die mensen waardevol vinden. De zaken die goed of juist zijn om te doen. Het gaat niet om dingen die je kunt vastpakken, zoals geld of een sportwagen. Het gaat om wat mensen belangrijk vinden om te zijn. Denk dus aan waarden zoals mooi zijn, moedig zijn en eerlijk zijn.

Voorbeeld Kijk eens naar de waarde gezelligheid. Wat is gezelligheid nu eigenlijk? Wat de één gezellig vindt, hoeft een ander nog niet gezellig te vinden. Daarom worden waarden altijd verder ingevuld. Dat doe je door uit te leggen wat ze inhouden. Je weet dan ook welk gedrag er van iemand wordt verwacht.

Normen De invulling van waarden noem je normen. Normen zijn verwachtingen over hoe iemand zich hoort te gedragen. Als je je gedraagt volgens de normen, gedraag je je ‘normaal’. Je gedrag is dan precies zoals anderen verwachten.

Voorbeeld Bij de waarde beleefdheid hoort de norm netjes eten. Maar ook de norm met twee woorden spreken, of ‘u’ zeggen tegen ouderen. Je kunt de norm nog verder invullen: 'Wat bedoelen we met netjes eten?' In Nederland betekent dit bijvoorbeeld meestal dat je met mes en vork eet.

Cultuur In een groep zie je dat veel mensen zich op dezelfde manier gedragen. Zelfs bij landen speelt dat. Kijk maar eens in het buitenland. Neem Japan als voorbeeld. Mensen eten met stokjes, buigen ter begroeting en zijn zeer gezagsgetrouw. Dat heeft te maken met de cultuur waarin ze opgroeien. De cultuur wordt in de opvoeding via normen en waarden van generatie op generatie overgedragen.

10


EVEN VOORSTELLEN OPDRACHT 4 Gedrag Jezelf kennen is de eerste stap van ondernemend gedrag. Je gedrag speelt daarbij uiteraard een grote rol. Alles wat mensen doen, zou je gedrag kunnen noemen: praten, eten, lopen, muziek maken, sporten, gebaren maken, de schouders ophalen, huilen, lachen. Veel van die zaken zouden aangeboren kunnen zijn. a. Bekijk het filmpje. Noem vijf vormen van gedrag van de kassamedewerker. b. Wat vind je van de beroepshouding van de kassamedewerker?

OPDRACHT 5

Aangeboren gedrag

a. Veel van de zaken hierna kunnen aangeboren zijn. Bekijk het schema. De zinnen in het schema vormen tweetallen. Welke zin past het beste bij jou? Kies steeds een van de twee zinnen. Zet een kruisje achter die zin. Ik praat graag met anderen.

Ik luister liever.

Ik ga graag uit.

Ik blijf graag thuis.

Ik ben vriendelijk en open.

Ik ben afwachtend.

Ik vertrouw mensen makkelijk.

Ik vertrouw anderen niet zo makkelijk.

Ik ben netjes.

Ik ben slordig.

Ik kom mijn afspraken na.

Ik vergeet wel eens een afspraak.

Ik ben rustig.

Ik ben fel en driftig.

Ik ben relaxt.

Ik ben vaak zenuwachtig.

Ik doe graag nieuwe dingen.

Ik hou van dingen die ik ken.

Ik zoek naar een oplossing.

Ik zie vooral het probleem.

b. Zet alle zinnen waar je een kruisje achter hebt gezet nu onder elkaar. Geef aan of het volgens jou aangeboren is of niet.

Tip! Jouw persoonlijkheid wordt gevormd door aangeboren en aangeleerde zaken. Wat je al deed toen je heel jong was, zou best weleens aangeboren kunnen zijn. Ga op zoek naar bewijs hiervoor, bijvoorbeeld op foto's. Kom je voorbeelden tegen van kenmerkend gedrag?

c. Vraag aan iemand die jou heel goed kent om twee eigenschappen te kiezen: • een eigenschap die je al heel lang hebt • een eigenschap die jou is aangeleerd. Bewijs beide eigenschappen met een voorbeeld uit jouw jeugd, het liefst met een foto. d. Welke zinnen passen volgens jou het beste bij ondernemend gedrag?

11


EVEN VOORSTELLEN e. Bekijk jouw antwoorden bij deze opdracht. Ben jij dan ondernemend? Leg je antwoord uit.

OPDRACHT 6 Waarden en normen Bepaalde gedragingen zijn aangeboren, maar mensen doen of laten ook veel dingen, omdat ze vinden dat ze zo horen. Dat hebben ze geleerd. Wat goed en slecht is, leer je bijvoorbeeld van vrienden, op school of in het gezin. Waarden en normen worden je geleerd. a. Bekijk het filmpje. Welke twee normen staan hier ter discussie? Zou je daar een waarde bij kunnen benoemen? b. Verzamel vijf illustraties via internet van waarden die jij hebt. Maak een overzicht van deze foto’s en geef iedere foto een titel of een onderschrift. Ruil je collage met iemand anders. Geef feedback op die collage door aan te geven: • of het volgens jou inderdaad waarden zijn • of die waarden volgens jou bij die persoon passen. Lees de feedback die jij hebt gekregen. Ben je het ermee eens? Bekijk het filmpje als je moeite hebt met feedback. c. Ga uit van de waarde ‘goed werknemerschap’. Wat vind jij van de bijbehorende normen? Zet een kruisje in de kolom van jouw keuze. Kan dat of kan dat niet op de werkplek? Leg je antwoord uit. NORMEN Tatoeages in je gezicht

Minirokje dragen

Hoofddoekje dragen

Ongeschoren zijn

Korte broek dragen

Collega’s niet aankijken

Klanten geen hand geven

12

KAN

KAN NIET

UITLEG


EVEN VOORSTELLEN NORMEN

KAN

KAN NIET

UITLEG

Pas iets doen als je baas een opdracht geeft Zelf met een oplossing voor een probleem komen Een probleem bespreken met collega’s Een bedrijfsprobleem op Facebook zetten

IDENTITEIT Persoonlijkheid Ieder mens is uniek. Is enig in zijn soort. Waarom is de een rustig en de ander druk? Is de een ‘open’ en de ander ‘gesloten’? Dat heeft te maken met de persoonlijkheid van mensen. Dat zijn alle eigenschappen die iemand kenmerken. Door je persoonlijkheid verschil je van andere mensen.

Je verschilt van andere mensen.

13


EVEN VOORSTELLEN Identiteit Als je goed naar jezelf kijkt, zie je die persoonlijkheidskenmerken. Hoe ouder je wordt, hoe beter je ze herkent en kunt benoemen. Het geheel aan eigenschappen die iemand als eigen ziet, noem je de identiteit. Je beoordeelt jezelf daarbij altijd ten opzichte van een ander. Het gaat om de waarde die jij ergens aan hecht. Hoe belangrijk zijn bepaalde kenmerken voor je? Bij je identiteit kijk je bijvoorbeeld naar de betekenis van je: • uiterlijk • werk of opleiding • afkomst • levensbeschouwing • bezittingen • cultuur hobby’s • lidmaatschap van groepen. Imago Je identiteit geeft aan hoe jij jezelf ziet. Jouw imago geeft aan hoe anderen je zien.

OPDRACHT 7 Identiteit Ieder persoon heeft een identiteit. Dat kun je zien in je paspoort of rijbewijs. Maar identiteit is meer dan dat. Het gaat om wie je bent en om hoe jij jezelf ziet. Omdat ondernemend gedrag begint met jezelf kennen, ga je je eigen identiteit te beschrijven. a. Wat aan jouw uiterlijk (haar, kleding, schoenen) bepaalt jouw identiteit? b. Wat aan jouw gedrag bepaalt jouw identiteit? c. Op welke manier heeft jouw muziekvoorkeur met identiteit te maken? d. Op welke manier heeft jouw opleiding met identiteit te maken? e. Vind je geld belangrijk voor jouw identiteit? f.

Vind je religie belangrijk voor jouw identiteit?

g. Welke hobby’s heb jij? h. Waarom zijn die hobby's belangrijk voor jouw identiteit? i.

14

Als je jezelf zou vergelijken met een merk (Coca Cola, Apple, Lidl) welk merk zou dat dan zijn? Verklaar je antwoord.


EVEN VOORSTELLEN

OPDRACHT 8 Imago Je identiteit geeft aan hoe jij jezelf ziet. Je imago is hoe anderen je zien. Dat geldt ook voor bedrijven en merken! Ook die hebben een identiteit en een imago. Let op! Stel de vragen hierna aan iemand die jou goed kent. Het gaat nu niet om je eigen antwoord, maar om het antwoord van iemand anders. Maak duidelijk dat het om dingen moet gaan waarvan die persoon denkt dat ze belangrijk zijn voor jou. a. Wat aan jouw uiterlijk (haar, kleding, schoenen) bepaalt jouw identiteit? b. Wat aan jouw gedrag bepaalt jouw identiteit? c. Op welke manier heeft jouw muziekvoorkeur met identiteit te maken? d. Is geld belangrijk voor jouw identiteit? e. Is religie belangrijk voor jouw identiteit? f.

Welke hobby’s heb jij?

g. Waarom zijn die belangrijk voor jouw identiteit? h. Welk merk (Coca Cola, Apple, Lidl) past bij jou? Verklaar het antwoord. i.

Vergelijk de uitkomsten van deze opdracht en de vorige opdracht met elkaar. Wat is het verschil tussen jouw identiteit en jouw imago?

NETWERKEN Jij kent heel veel mensen. Collega’s, leidinggevenden, klanten, leveranciers, externe professionals, familieleden, vrienden, kennissen, clubgenoten, leraren en ga zo maar door. Al die mensen kennen ook weer mensen. Dat heet een netwerk. Netwerken is een werkwoord. Daar is dus actie voor nodig.

15


EVEN VOORSTELLEN

Op een beurs heb je goede mogelijkheden om te netwerken. Bron: Maksym Poriechkin/Shutterstock.com.

Hulp staat centraal Alle mensen in een netwerk kunnen elkaar helpen. Je kunt je voorstellen dat als iemand uit een netwerk op zoek is naar een andere baan of functie, alle anderen in dit netwerk voor hem of haar nuttig kunnen zijn. Het netwerk zorgt voor tips, informatie en nieuwe contacten. Het doel van netwerken is om kennis, informatie en contacten te delen met anderen in het netwerk. Het is van groot belang dat de mensen in het netwerk elkaar kunnen vertrouwen. Stel je eens voor dat je een kennis aan een baan helpt bij jouw organisatie en deze persoon toont onvoldoende inzet. Dit negatieve aspect straalt af op jou. Je netwerkactie keert zich dan tegen je.

Verschillende netwerken In je netwerk zitten mensen die nuttig kunnen zijn. Waarvoor ze nuttig zijn, hangt af van het soort netwerk. Zo heb je netwerken die nuttig zijn voor je carrière, maar ook netwerken die gunstig zijn voor je sociale contacten of die bestaan uit mensen die je van kennis kunnen voorzien. Organisaties beschikken eveneens over netwerken. Je hebt dus verschillende netwerken.

Digitale netwerken Op internet kun je lid worden van digitale netwerken. Er zijn twee belangrijke soorten digitale netwerken: • sociale netwerken zoals Facebook, Google+, Instagram en Pinterest • werkgerelateerde netwerken waarvan LinkedIn de belangrijkste is.

16


EVEN VOORSTELLEN

Sociale en werkgerelateerde netwerken. Bron: easycamera/Shutterstock.com.

Netwerk opbouwen en onderhouden Eigenlijk bouwt iedereen vanaf de geboorte aan zijn of haar netwerk. Je familie ‘krijg’ je. Je gaat naar school, je wordt lid van een vereniging enzovoort. Het uitbouwen van je netwerk met mensen die voor jou nuttig kunnen zijn, vergt meer werk. Je vergroot je netwerk met een bepaald doel. Zorg dus dat je dat doel helder voor ogen hebt. Als je doel duidelijk is, kun je gericht op zoek gaan naar mensen die je graag in je netwerk zou willen opnemen. Veel van die mensen kun je ontmoeten tijdens netwerkbijeenkomsten, trainingen, conferenties of andere grote bijeenkomsten. Behalve het uitbouwen van je netwerk is het onderhouden van je netwerk misschien nog belangrijker. Dat betekent regelmatig contact hebben met mensen in je netwerk, betrouwbaar zijn en als het kan ook iets terugdoen voor anderen.

OPDRACHT 9 Mijn netwerk Ondernemend gedrag begint bij jezelf kennen. Stap 2 is de ander kennen. Jij kent al heel veel anderen. Die mensen kennen ook weer mensen en ga zo maar door. Als je al die verbindingen aan elkaar koppelt, krijg je een netwerk. a. Zorg voor een groot vel papier en gekleurde stiften (bij voorkeur zwart, groen en oranje). Je gaat je eigen netwerk tekenen. b. In het midden teken je een cirkel met daarin het woord ‘IK’ (zwart). c. Van daaruit maak je verbindingen met mensen die jij kent. Schrijf hun naam op.

17


EVEN VOORSTELLEN d. Schrijf onder hun naam op waar ze werken. Dat zijn bedrijven waar je contact mee kunt hebben. Gebruik daarvoor de kleur groen. e. Al die mensen kennen ook weer mensen. Probeer die verbindingen ook in te vullen. Teken die verbindingen met een oranje stift.

OPDRACHT 10 LinkedIn LinkedIn is bij uitstek geschikt voor een zakelijk netwerk. a. Maak een profiel aan bij LinkedIn.

Tip! Voor professionals biedt LinkedIn vacatures, de kans om je te profileren en een zakelijk netwerk op te bouwen. Ook voor studenten kan LinkedIn al handig zijn. Een profiel aanmaken op LinkedIn is gratis. Het kost wel wat werk om dit zo volledig mogelijk in te vullen. Bovendien moet je als student creatief zijn, omdat je nog niet veel werkervaring hebt. Neem dan bijbaantjes, je werkplek en vrijwilligerstaken op.

b. Nodig (zakelijke) relaties uit om deel uit te maken van jouw netwerk.

Tip! Zorg voor een duidelijk onderscheid tussen je LinkedIn-netwerk en je sociale netwerk op bijvoorbeeld Facebook en Instagram. LinkedIn is voor je zakelijke contacten!

c. Ga naar de website. Laat je netwerk visualiseren.

OPDRACHT 11 Welkomstwoord [BP] De uitdaging is straks om een training te geven over ondernemend gedrag. Een training begint met een welkomstwoord. Een kort praatje over wie je bent en wat je belangrijk vindt. a. Schrijf een welkomstwoord in ongeveer 200 woorden. Geef kort en krachtig aan wie je bent en wat je belangrijk vindt.

Tip! Maak gebruik van de opdrachten waarin je jezelf in kaart hebt gebracht.

b. Maak een spiekbriefje met maximaal tien kernwoorden.

Tip! Een spiekbriefje met kernwoorden is handig om goed te kunnen presenteren, anders lijkt het al snel op voorlezen.

18


EVEN VOORSTELLEN c. Doe deze opdracht in een groep van drie. Houd je welkomstwoord. d. Vraag feedback. Feedback is een reactie. Zowel op de inhoud (wat je vertelt) als op de presentatie zelf (hoe je het vertelt). Bekijk het filmpje als je moeite hebt met feedback. e. Verwerk de feedback in een definitief welkomstwoord. Let daarbij goed op: • Is het voldoende om draagvlak te creëren bij je doelgroep? • Worden ze hier enthousiast van?

Tip! Als je goed met feedback kunt omgaan, haal je daar nuttige informatie uit. Je laat zien dat je die informatie kunt verwerken in een verbeterde versie van je presentatie.

Let op! Het welkomstwoord heb je straks nodig bij de uitdaging. Het maakt deel uit van je portfolio. f.

Beoordeel jezelf. Zet een kruisje in de kolom die voor jou klopt. BEOORDELING Ik heb een welkomstwoord geschreven van 200 woorden. Ik heb kort en krachtig aangegeven wie ik ben en wat ik belangrijk vind. Ik heb op een goede manier een spiekbriefje met maximaal tien kernwoorden gemaakt. Ik heb mijn welkomstwoord op een goede manier geoefend. Ik heb op een goede manier feedback gevraagd op mijn welkomstwoord. Ik heb de feedback op een goede manier in het welkomstwoord verwerkt.

BEGRIPPEN Cultuur De manier waarop een groep mensen zich gedraagt. Het gaat om aangeleerd gedrag. Erfelijke factor Dat wat je vanaf je geboorte hebt meegekregen. Gedrag Alle activiteiten van een persoon die anderen kunnen waarnemen. Identiteit Het geheel aan eigenschappen die iemand als eigen ziet. Imago De manier waarop anderen iemand zien.

19


EVEN VOORSTELLEN Leerproces De stappen die je volgt om kennis en vaardigheden op te doen. Netwerk Een netwerk is een geheel van mensen die met elkaar verbonden zijn. Netwerken is het leggen en onderhouden van contacten met mensen die nuttig kunnen zijn. Norm Verwachting over hoe iemand zich hoort te gedragen. Persoonlijkheid De eigenschappen die iemand kenmerken. Socialisatie Het aanleren van juist gedrag. Waarde Dat wat mensen belangrijk vinden om te zijn, bijvoorbeeld mooi zijn, moedig zijn en eerlijk zijn.

OPDRACHT 12 Test je kennis Doe nu een kennistest. Zo kom je erachter of je genoeg kennis in huis hebt over de theorie. a. Wat is gedrag? b. Door welke twee zaken wordt gedrag bepaald? c. Wat zijn erfelijke factoren? d. Wie leren kinderen welk gedrag ze van hen verwachten? e. Hoe noem je het aanleren van juist gedrag? f.

Wat zijn waarden en normen?

g. Noem een voorbeeld van een waarde. h. Noem een voorbeeld van een norm. i.

Welke invloed heeft cultuur op gedrag?

j.

Wat wordt bedoeld met iemands persoonlijkheid?

k. Wat houdt identiteit in? l.

Waarin verschilt je imago van je identiteit?

m. Op welke manier kan jouw netwerk nuttig voor jou zijn? n. Wat is het doel van netwerken?

20


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.