Voor welzijnsprofessionals is vakkennis van uiteenlopende onderwerpen van bronnenboeken van Angerenstein Welzijn bevatten alle benodigde theorie voor de beginnende beroepsbeoefenaar. Op www.angerenstein.nl/welzijn staan bij elk thema gevarieerde verwerkingsopdrachten. Onderwijsassistent is het profieldeel van de methode Angerenstein Welzijn voor
Onderwijsassistent
groot belang. Het vormt de basis voor het handelen in de beroepspraktijk. De
le P: a O git g T di in LE ief gev us m cl ro In lee
Angerenstein Welzijn
Onderwijsassistent
Profieldeel, niveau 4
Onderwijsassistent KD2021
de onderwijsassistent. Dit boek bevat informatie over de onderwerpen: het volgen van de leerling, groepsplannen en handelingsplannen, handelingsgericht werken, differentiëren, opbrengstgericht werken, verschillen in het onderwijs, intercultureel werken, problemen in de spraaktaalontwikkeling, rekenproblemen en rekenstoornissen, leertheorieën, hechting, problemen bij kwetsbare kinderen, klassenmanagement en pedagogisch klimaat, ontwerpen van onderwijs, mediawijsheid, onderwijsbeleid, passend onderwijs, kwaliteitszorg, doorgaande leerlijnen, ouderparticipatie en actief leren.
Maak samen werk van onderwijs Boom beroepsonderwijs wil jongeren helpen zich te ontwikkelen tot echte vakmensen. Wij zijn er voor de doeners en de makers. Om samen werk te maken van onderwijs verbinden wij docenten, studenten en het bedrijfsleven met elkaar. Zo zorgen we ervoor dat jongeren het beste uit zichzelf halen. Met inspirerend lesmateriaal voor een wereld die continu verandert. Dat maakt ons trots! Let op: Dit boek is onderdeel van een combipakket en is niet afzonderlijk te bestellen. Het pakket bestaat uit dit boek en een licentie voor de digitale leeromgeving. Combipakket ISBN 9789037257311.
Pedagogisch Werk
9 789037 257229
ONDERWIJSASSISTENT
COLOFON Boom beroepsonderwijs info@boomberoepsonderwijs.nl www.boomberoepsonderwijs.nl Auteur: T.Cremers, M. van Gameren, M. van den Hof, A. de Jong, W. Kooremans, V. Landsmeer-Dalm, N. Montulet, L. Sterrenburg, K. Stolk, A. Visser, H. Penterman Inhoudelijke redactie: F.M.E Vissers en K. Stolk Bronvermelding: bibiphoto/Shutterstock.com Titel: Angerenstein Welzijn, Onderwijsassistent ISBN: 978 90 3725 722 9 © Boom beroepsonderwijs 2021, Eerste druk/Eerste oplage Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bijvoorbeeld een (digitale) leeromgeving of een reader in het onderwijs (op grond van artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-uvo.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Boom beroepsonderwijs, te vinden op www.boomberoepsonderwijs.nl.
INHOUD Inleiding ...................................................................................................................................... 9 Thema 1
Thema 2
Thema 3
De leerling volgen ................................................................................................................... 13 1.1
Voortgangsregistratie en het leerlingvolgsysteem .......................................... 14
1.2
Verschillende vormen van monitoren ................................................................. 18
1.3
Ondersteunen bij monitoren .................................................................................... 21
1.4
Verschillende systemen ............................................................................................ 24
1.5
Wetgeving ...................................................................................................................... 26
1.6
Kritische beroepssituatie .......................................................................................... 28
1.7
Verdieping: DL en DLE ............................................................................................... 29
Groepsplannen en handelingsplannen ........................................................................... 33 2.1
Groepsplannen ............................................................................................................. 34
2.2
Verschillende groepsplannen .................................................................................. 38
2.3
Handelingsplannen .................................................................................................... 39
2.4
Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) ................................................................... 44
2.5
Kritische beroepssituatie .......................................................................................... 48
2.6
Verdieping: Ambulante begeleiding .................................................................... 49
Handelingsgericht werken en differentiatie ................................................................. 53 3.1
Uitgangspunten van HGW ....................................................................................... 54
3.2
De cyclus van HGW ..................................................................................................... 56
3.3
Vaardigheden van de leerkracht ............................................................................ 59
3.4
Vaardigheden van de onderwijsassistent ........................................................... 61
3.5
Differentiatie ................................................................................................................ 62
3.6
Kritische beroepssituatie .......................................................................................... 67
3.7
Verdieping: Hoogbegaafde leerlingen op school .............................................. 68
3
Thema 4
Thema 5
Thema 6
Thema 7
4
Opbrengstgericht werken .................................................................................................... 71 4.1
Wat is opbrengstgericht werken? .......................................................................... 72
4.2
Opbrengstgericht werken in een cyclus ............................................................... 75
4.3
Effecten en knelpunten van opbrengstgericht werken .................................. 78
4.4
Vaardigheden en de kwaliteitskaart ..................................................................... 81
4.5
Kritische beroepssituatie .......................................................................................... 83
4.6
Verdieping: Michael Fullan ..................................................................................... 84
Verschillen in onderwijs ....................................................................................................... 87 5.1
Basisontwikkeling ...................................................................................................... 88
5.2
Verschillende benaderingen van leren ................................................................ 93
5.3
Verschillende methodes ............................................................................................ 95
5.4
Nieuwe onderwijsconcepten .................................................................................. 98
5.5
Kritische beroepssituatie ......................................................................................... 101
5.6
Verdieping: Drie vormen van leren ..................................................................... 102
Intercultureel werken ......................................................................................................... 107 6.1
Culturele diversiteit .................................................................................................. 108
6.2
Interculturele communicatie ................................................................................. 112
6.3
Interculturele beroepsvaardigheden ................................................................... 115
6.4
Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 120
6.5
Verdieping: Interculturele ouderparticipatie ................................................... 121
Problemen in de spraaktaalontwikkeling .................................................................... 127 7.1
Spraaktaalontwikkeling .......................................................................................... 128
7.2
Stromingen ................................................................................................................... 131
7.3
Taalproblemen en taalontwikkelingsstoornissen .......................................... 134
7.4
Tweetaligheid en laaggeletterdheid .................................................................... 137
7.5
Projecten ....................................................................................................................... 142
7.6
Dyslexie ......................................................................................................................... 145
7.7
Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 150
7.8
Verdieping: Verbaal-performaal kloof ................................................................ 151
Thema 8
Thema 9
Rekenproblemen en rekenstoornissen .......................................................................... 155 8.1
Rekenproblemen en rekenstoornissen ............................................................... 156
8.2
Signaleren ..................................................................................................................... 158
8.3
Oorzaken en gevolgen .............................................................................................. 161
8.4
Ondersteuning bij rekenproblemen .................................................................... 163
8.5
Projecten ....................................................................................................................... 166
8.6
Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 168
8.7
Verdieping: Fasering bij rekenstoornissen ....................................................... 169
Theorieën ................................................................................................................................. 175 9.1
Leerproblemen ............................................................................................................ 176
9.2
Gedragsproblemen .................................................................................................... 176
9.3
Opvoedingsproblemen ............................................................................................. 177
9.4
Maatschappelijke veranderingen ......................................................................... 177
9.5
De psychoanalyse ...................................................................................................... 179
9.6 De leertheorie .............................................................................................................. 181 9.7
Het interactiemodel .................................................................................................. 184
9.8
Het ecologisch model ............................................................................................... 186
9.9 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 189 9.10 Verdieping: Signaleren ............................................................................................. 191 Thema 10 Hechting .................................................................................................................................. 197 10.1 Hechting en het belang ervan ............................................................................... 198 10.2 Veilige hechting en onveilige hechting ............................................................. 199 10.3 Reactieve hechtingsstoornis ................................................................................. 206 10.4 De gevolgen van een hechtingsstoornis ........................................................... 209 10.5 Vaststelling en interventies .................................................................................... 211 10.6 Kritische beroepssituatie ......................................................................................... 213 10.7 Verdieping: Kinderen met hechtingsstoornis in de klas .............................. 215
5
Thema 11
Problemen bij kwetsbare kinderen ................................................................................ 219 11.1
Kwetsbare kinderen ................................................................................................. 220
11.2 Werkhoudingsproblemen ...................................................................................... 220 11.3 Cognitieve stoornissen ............................................................................................ 223 11.4 Emotionele stoornissen en gedragsproblemen ............................................... 225 11.5 Seksueel gedrag .......................................................................................................... 231 11.6 Eetstoornissen ............................................................................................................. 235 11.7 Psychiatrische stoornissen ..................................................................................... 237 11.8 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 239 11.9 Verdieping: Kwetsbaarheid-stressmodel ......................................................... 240 Thema 12 Klassenmanagement en pedagogisch klimaat .......................................................... 245 12.1 Klassenmanagement ............................................................................................... 246 12.2 Welbevinden en veiligheid .................................................................................... 250 12.3 Orde en overwicht ..................................................................................................... 252 12.4 Managementvaardigheden en professionele houding ................................ 256 12.5 Aansluiten bij het kind ............................................................................................ 259 12.6 Kritische beroepssituatie ....................................................................................... 260 12.7 Verdieping: Talentgericht werken ....................................................................... 261 Thema 13 Ontwerpen van onderwijs ................................................................................................ 265 13.1 Didactiek en activerende didactiek .................................................................... 266 13.2 Marzano en Miller ...................................................................................................... 271 13.3 Het DA-model ............................................................................................................. 278 13.4 Verschillende werkvormen ................................................................................... 280 13.5 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 283 13.6 Verdieping: Groepsdynamiek ............................................................................... 284 Thema 14 Mediawijsheid ...................................................................................................................... 287 14.1 De wijsheid van media ............................................................................................ 288 14.2 Methodes en programma’s ................................................................................... 290 14.3 Gebruik van sociale media ..................................................................................... 293 14.4 Protocol sociale media ............................................................................................. 295 14.5 Digitale geletterdheid .............................................................................................. 297 14.6 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 298 14.7 Verdieping: Het nut van programmeren .......................................................... 299
6
Thema 15 Onderwijsbeleid ................................................................................................................... 305 15.1 Beleid ............................................................................................................................ 306 15.2 Politiek en beleid ........................................................................................................ 313 15.3 Dagarrangementen ................................................................................................... 315 15.4 Privacybeleid ............................................................................................................... 317 15.5 Medezeggenschap ..................................................................................................... 320 15.6 Kritische beroepssituatie ......................................................................................... 321 15.7 Verdieping: Beroepsgeheim in het onderwijs ................................................. 322 Thema 16 Passend onderwijs ............................................................................................................... 325 16.1 Geschiedenis van Passend Onderwijs ................................................................ 326 16.2 Uitgangspunten en doelen ..................................................................................... 327 16.3 De samenwerkingsverbanden .............................................................................. 330 16.4 Zorg op school ............................................................................................................. 333 16.5 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 335 16.6 Verdieping: Evaluatie passend onderwijs ......................................................... 337 Thema 17 Kwaliteitszorg ........................................................................................................................ 341 17.1 Inleiding kwaliteitszorg onderwijs ..................................................................... 342 17.2 Kwaliteitscontrole inspectie .................................................................................. 345 17.3 Wat scholen zelf doen .............................................................................................. 348 17.4 Overheidsmaatregelen ............................................................................................. 351 17.5 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 352 17.6 Verdieping: Risicomanagement ........................................................................... 353 Thema 18 Doorgaande leerlijnen ........................................................................................................ 357 18.1 Doorgaande leerlijnen ............................................................................................. 358 18.2 VVE ................................................................................................................................ 360 18.3 De VVE-keten .............................................................................................................. 363 18.4 VVE-methodieken ..................................................................................................... 368 18.5 Onderzoek naar VVE ................................................................................................. 373 18.6 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 374 18.7 Verdieping: Referentieniveaus ............................................................................. 375
7
Thema 19 Ouderparticipatie ................................................................................................................ 379 19.1 Typen oudergedrag .................................................................................................. 380 19.2 Communicatie met ouders .................................................................................... 384 19.3 Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie ....................................................... 387 19.4 Vergroten ouderbetrokkenheid ............................................................................ 388 19.5 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 391 19.6 Verdieping: Ouderparticipatie in het voortgezet onderwijs ....................... 391 Thema 20 Actief leren ............................................................................................................................. 395 20.1 Leerbehoeften ............................................................................................................ 396 20.2 Leerstijlen ..................................................................................................................... 397 20.3 Meervoudige intelligentie ..................................................................................... 399 20.4 Betekenisvolle leeromgeving ................................................................................ 401 20.5 Zelfstandig leren ....................................................................................................... 405 20.6 Ontdekkend leren en coöperatief leren ............................................................. 407 20.7 Kritische beroepssituatie ......................................................................................... 411 20.8 Verdieping: Werkvormen coöperatief werken ................................................ 412 Thema 21 Organisatiebrede- en buitenschoolse activiteiten .................................................... 419 21.1 Buitenschoolse activiteiten ................................................................................... 420 21.2 Organisatie van evenementen ............................................................................. 423 21.3 Plannen in fasen ........................................................................................................ 424 21.4 Werkvormen ............................................................................................................... 429 21.5 Kritische beroepssituatie ........................................................................................ 436 21.6 Verdieping: NME als buitenschoolse activiteit ............................................... 437 Index ........................................................................................................................................ 439
8
INLEIDING Angerenstein Welzijn is een complete serie leermiddelen voor de kwalificatiedossiers van Welzijn en is geschikt voor de volgende kwalificatiedossiers: • Maatschappelijke zorg • Pedagogisch werk • Sociaal werk. Angerenstein Welzijn bestaat in de kern uit boeken met theorie. De boeken van Angerenstein Welzijn kennen de volgende opbouw: Opbouw boeken Angerenstein Welzijn Profielboeken
Profielboeken
Basisprofielboeken
Basisprofielboeken
Generieke boeken
Basisboeken
Dit boek is een van de twee profielboeken voor het dossier pedagogsich werk. De theorie bestaat uit drie onderdelen: 1 basistheorie 2 kritische beroepssituatie 3 verdiepingstheorie. Basistheorie De basistheorie bevat informatie die relevant is voor de opleiding van onderwijsassistent. De theorie wordt verlevendigd met voorbeelden uit het welzijnswerkveld. Belangrijke begrippen worden uitgelegd in de tekst en aangeduid met een paarse kleur. Kritische beroepssituatie (KBS) In de KBS word je geconfronteerd met een probleemstelling of dilemma waarbij je niet kunt terugvallen op routinematig handelen. Online vind je bij elke KBS aanvullende opdrachten.
9
Verdiepingstheorie Elk thema heeft een verdiepende paragraaf waar het thema verder wordt uitgediept. Daarnaast kent Angerenstein Welzijn enkele online-aanvullingen: • verwerkingsopdrachten • uitdagingen. Voordat je de digitale leeromgeving kunt gebruiken moet je je licentie activeren. • Overleg met je docent welk type account je gebruikt. • Ga naar www.boomberoepsonderwijs.nl/licentie. • Bekijk de instructiefilm of lees het stappenplan. • Volg de stappen. Daarna kun je aan de slag! Verwerkingsopdrachten Bij ieder thema horen enkele verwerkingsopdrachten. Deze opdrachten helpen je de informatie uit de theorie te verwerken. Uitdagingen Tijdens de uitdaging werk je met meerdere studenten aan een grote opdracht waarbij een beroep gedaan wordt op jouw samenwerkingsvaardigheden en jouw creativiteit. De uitdaging levert altijd een product op dat wordt beoordeeld. Veel plezier en succes met het werken met Angerenstein Welzijn!
10
11
T H E M A
01 DE LEERLING VOLGEN Inhoud thema 1.1 Voortgangsregistratie en het leerlingvolgsysteem 1.2 Verschillende vormen van monitoren 1.3 Ondersteunen bij monitoren 1.4 Verschillende systemen 1.5 Wetgeving 1.6 Kritische beroepssituatie 1.7 Verdieping: DL en DLE
Waar geleerd wordt, wordt geregistreerd. Ook op school. Een school kan zo precies bijhouden wat en hoe elke leerling leert, of hij vooruitgang boekt en hoe precies. Ook wordt bijgehouden hoe vaak een leerling afwezig is, dit is een school verplicht. Zo’n registratie heet: voortgangsregistratie. Belangrijke informatie vastleggen, gebeurt in een leerlingvolgsysteem, afgekort LVS. Als onderwijsassistent kun je ondersteuning bieden bij het verzamelen van gegevens, je kunt dus leerlingen monitoren. Daarvoor is het belangrijk dat je de wetgeving rondom registratie begrijpt. Want omgaan met persoonsgegevens doe je zo discreet mogelijk.
13
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
1.1
Voortgangsregistratie en het leerlingvolgsysteem
Het registreren van de voortgang van de leerlingen en het bijhouden van het leerlingvolgsysteem is een verplichte taak voor scholen. Door de voortgang van leerlingen te registreren, kan een school nauwkeurig in de gaten houden hoe zij zich ontwikkelen. Een school kan zo ook zien die ontwikkeling naar verwachting gaat. Ofwel: of een leerling zich ontwikkelt zoals zijn leeftijdsgenoten gemiddeld doen. Dit maakt het mogelijk voor school om tussentijds bij te sturen en gepaste leerstof aan te bieden. Soms presteert een leerling minder of beter dan gemiddeld. Je wilt dit zo snel mogelijk signaleren, zodat je tijdig interventies kunt doen. Ook is het registreren van gegevens handig bij het afgeven van een schooladvies (welke middelbaar onderwijs past het best?).
1.1.1
Wat is voortgangsregistratie?
Voortgangsregistratie is het vastleggen van de voortgang van de leerling. In principe wordt het proces dat de leerling in elke klas doorloopt, vastgelegd. De leerkracht kan deze gegevens altijd oproepen voor ouders, school en schoolinspectie. Het registreren begint op de eerste schooldag en stopt als de leerling vertrekt uit groep 8. Zo ontstaat er een flink dossier van elke leerling.
1.1.2
Het doel van registreren
Het doel van het registreren van leerlinggegevens is het inzichtelijk maken van de leerweg die de leerling aflegt. Dit geeft de leerkracht de mogelijkheid om tussentijds bij te sturen als hij ziet dat iets niet helemaal volgens plan verloopt. Het kan namelijk voorkomen dat een leerling moeite heeft met de lesstof of dat hij juist de lesstof ontstijgt. Daarnaast moet een school altijd kunnen verantwoorden waaraan wordt gewerkt. Deze verantwoording legt de school af aan de schoolinspectie, die ernaar streeft dat alle basisscholen in Nederland lesgeven op hetzelfde niveau, dat er aan dezelfde basisdoelen wordt gewerkt en dat leerlingen dus dezelfde dingen leren. Zo willen ze borgen dat elke basisschoolleerling dezelfde kans krijgt en dat de kwaliteit van het onderwijs niet afhangt van de gekozen school. Scholen zijn sinds 2014 verplicht om te werken met een leerlingvolgsysteem.
14
THEMA 1
1.1.3
DE LEERLING VOLGEN
Wat wordt er geregistreerd?
Om ervoor te zorgen dat alleen relevante informatie wordt vastgelegd, bestaan er begrippen waarop je specifiek moet letten.
Resultaat Het is belangrijk dat de school inzichtelijk maakt wat de resultaten van de leerlingen zijn, wat zij hebben geleerd en wat de school heeft aangeboden om tot dit resultaat te komen. Deze resultaten worden zichtbaar doordat leerlingen opdrachten en toetsen maken en in werkboeken werken. De behaalde resultaten worden vastgelegd in onder meer een onderwijskundig rapport.
Ontwikkeling Er wordt bijgehouden hoe de ontwikkeling van de leerling verloopt: is hij in staat het gemiddelde niveau te halen? Is het halen van het gemiddelde niveau lastig, dan wordt dit zichtbaar door het registreren van de resultaten. Ook als de leerling de lesstof ontstijgt en dus slimmer is, zal dit blijken uit de resultaten die over hem zijn vastgelegd. Zo wordt er altijd ingespeeld op wat de leerling aankan. Het doel is dus om inzichtelijk te maken op welk niveau de leerling functioneert en hoe dat komt. Naast de lesstof die hij op papier of digitaal krijgt aangeboden, wordt ook gekeken wat de leerling motorisch en sociaal-emotioneel aankan. Er worden dus verschillende ontwikkelingsgebieden gemonitord.
Gedrag Ook gedrag van de leerlingen wordt gevolgd. Je kunt daarvan veel afleiden. Of hij lekker in zijn vel zit en hoe hij in de groep ligt bijvoorbeeld. Of hij zich sociaal-emotioneel gezien goed ontwikkelt en of hij de aangeboden lesstof aankan. Wanneer een leerling zich niet goed voelt, zal hij ook niet goed presteren. Het is belangrijk alert te zijn op gedrag, zodat je ook op die manier je handelen en lesaanbod kunt bijsturen. Het observeren en vastleggen van opvallende gedragingen zorgt ervoor dat je op zoek kunt naar de reden voor het gedrag.
15
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
Gedrag heeft altijd een reden.
Verzuim Ten slotte wordt er gelet op het verzuim van de leerling. Als basisschoolkind ben je leerplichtig en mag je dus niet zomaar wegblijven van school. Door dit vast te leggen, kunnen scholen bijhouden of het verzuim geoorloofd of ongeoorloofd is. Van geoorloofd verzuim is de school op de hoogte, want de school heeft hiervoor toestemming gegeven, van ongeoorloofd verzuim is de school niet op de hoogte. Door deze gegevens te registreren, maakt de school – voor zichzelf en voor de inspectie – inzichtelijk of de leerling voldoende aanwezig is geweest. Zo niet, dan kan de school de ouder of verzorger hierop aangespreken. Leerlingen in het voortgezet onderwijs zijn volledig leerplichtig tot ze 16 jaar zijn. Daarna hebben ze een
kwalificatieplicht tot ze 18 jaar zijn. Dit betekent dat ze verplicht zijn om de beginselen van een beroep te leren, zodat ze kunnen starten op de arbeidsmarkt. Denk aan het behalen van een havo-, vwo- of mbo2-diploma. Verzuim in het voortgezet onderwijs komt ook voor in de vorm van spijbelen, dat is verboden. Scholen kunnen hiervoor de leerplichtambtenaar inschakelen. Deze ambtenaar ziet erop toe dat leerplichtige leerlingen naar school komen. Blijven de spijbelaars toch weg, dan krijgen de ouders vaak een geldboete.
16
THEMA 1
1.1.4
DE LEERLING VOLGEN
Individueel en klassikaal
Naast het vastleggen van leerlingengegevens in groepsplannen, worden er ook leerlingengegevens klassikaal en schoolbreed vastgelegd in plannen. Daarin staat bijvoorbeeld hoe de klas gemiddeld presteert bij rekenen of taal. Zo ontstaat er overzicht. En zo kun je meten hoe de school functioneert in vergelijking met alle andere scholen in Nederland. Dit geeft een school de kans het lesprogramma of pedagogisch klimaat te verbeteren, als dat nodig is.
1.1.5
Het leerlingvolgsysteem (LVS)
Alle gegevens rondom resultaat, ontwikkeling, gedrag en verzuim worden door elke school verplicht vastgelegd in een leerlingvolgsysteem (LVS). Dit is een digitaal systeem waarin een school alle benodigde gegevens kan opslaan. Het systeem geeft een overzicht per leerling en per klas en zelfs per school. De gegevens die in een LVS worden verzameld, maken deel uit van een leerlingdossier. De school bewaart in dit dossier alle relevante informatie over de leerling. Denk ook aan verslagen van ouderavonden en leerlingbesprekingen. Als er plannen zijn gemaakt om een leerling te helpen bij een bepaald probleem, dan worden ook die opgenomen in het leerlingdossier. Denk aan hulp bij dyslexie of ADHD. De ouders mogen deze gegevens inzien.
1.1.6
Observatie-instrumenten
Er bestaan verschillende observatie-instrumenten om leerlinggegevens te kunnen vaststellen. Observeren kan op verschillende manieren. Denk aan het observeren van gedrag tijdens een spel of het nakijken van schriftelijk werk. Het meest voorkomende hulpmiddel is toetsen. Bij een leerlingvolgsysteem horen vaak methodeonafhankelijke, standaardtoetsen waarmee je vaardigheden kunt testen.
Genormeerde en methodeonafhankelijke toetsen Genormeerde toetsen, ofwel standaardtoetsen die bij een LVS horen, zijn
methode-onafhankelijk. Dit wil zeggen dat er geen methode (bijvoorbeeld voor taal of rekenen) nodig is om toetsstof uit te halen. Methode-onafhankelijke toetsen zijn vaardigheidstoetsen die alle leerlingen in heel het land maken en die horen bij het LVS. Deze toetsen worden meestal eens in het half jaar afgenomen en de resultaten van de leerlingen worden vergeleken met leerlingen in heel Nederland. Het betreft vaardigheden die elke basisschoolleerling in Nederland aan het einde
17
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
van de basisschool moet beheersen. Denk aan een toets die het ruimtelijke inzicht test of een DMT (drie minuten toets) waarbij de leerling in drie minuten zo veel mogelijk woorden moet oplezen. Deze toetsen zijn vaak cumulatief. Dit wil zeggen dat je opstapelend, toenemend toetst. In deze toets wordt alle kennis van de verschillende vakken samen getoetst. Doorgaans wordt deze toets uitgevoerd middels deeltoetsen, de resultaten van de deeltoetsen samen vormen het eindresultaat. Het voordeel van cumulatief toetsen is dat de leerstof herhaald wordt, waardoor de kennis op langere termijn beter blijft hangen. Daarnaast wordt de ontwikkeling van de leerling in kaart gebracht.
Methodeafhankelijke toetsen Methodeafhankelijke toetsen horen wél bij een methode. Dit zijn beheersingstoetsen en hebben als doel om te kijken of leerlingen de net geleerde lesstof voldoende beheersen. Deze toetsen horen bij een bepaalde methode en worden doorgaans aan het eind van een blok afgenomen. De leerkracht kan de resultaten van de leerlingen vergelijken met andere klassen of scholen die de betreffende methode ook gebruiken. De mogelijkheid tot vergelijken van resultaten is dus kleiner dan bij methode-onafhankelijke toetsen.
1.2
Verschillende vormen van monitoren
Er bestaan veel verschillende manieren waarop je leerlingen kunt monitoren. Dit monitoren kan bijvoorbeeld in een onderwijsleersituatie of een vrije situatie. Je kunt verschillende dingen ondernemen om bewust de leerling te monitoren.
Observeren Observeren is actief, bewust en doelgericht waarnemen. Dit is wellicht de meest voorkomende manier van monitoren. Dit kunt dit doen op elk moment van de schooldag. Kenmerkend voor observeren is dat je geen oordeel hebt over wat je waarneemt. Observeren doe je dus objectief. Je benoemt of beschrijft alleen wat je
18
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
ziet en hoort. Uit observeren kun je allerlei gegevens halen. Je kunt doelbewust en gericht gaan letten op bepaalde gedragingen als je bijvoorbeeld wilt weten welke woorden een leerling het meest gebruikt of wat hij het liefst doet tijdens vrije momenten in de klas. Je kunt ook meer neutraal observeren door bijvoorbeeld een speelsituatie te bekijken en te zien hoe de leerlingen met elkaar omgaan. Welke leerlingen spelen met elkaar, welke niet? Objectief observeren is lastig, omdat je altijd jezelf meeneemt als ‘onderzoeksinstrument’. Je streeft er wel naar om objectief te zijn en dus je eigen mening achterwege te laten. Later, als je de observaties gaat analyseren, kun je je mening en subjectieve informatie wel meenemen. Het is dan belangrijk dat je de verzamelde gegevens verklaart.
Vragen stellen Wil je achter iets specifieks komen (bijvoorbeeld: hoe zit de leerling in z’n vel of hoe moeilijk vindt hij de lesstof?) dan kun je dit tijdens een gesprek aansnijden. Dit is ook een vorm van observeren, maar je interacteert met degene waarvan je iets in kaart wil brengen. Interacteren houdt in dat je contact maakt met de ander, dat er een dialoog is. Bij een normale observatie waarbij je concrete gegevens noteert (bijvoorbeeld: hoe vaak steekt een leerling zijn hand op?), dan is actieve interactie niet nodig.
Nena heeft als opdracht: maak een sociogram van de klas. Het doel: in kaart brengen welke leerlingen veel met elkaar omgaan en welke leerlingen juist erg op zichzelf zijn. Om dit te onderzoeken, stelt Nena (naast de observatie) vragen aan de leerlingen. Zo krijgt ze zicht op de sociale structuur van de klas.
Werk bekijken Aan het gemaakte werk kun je goed zien wat de leerling wel en niet beheerst. Het is belangrijk dat je alert bent op het ontdekken van een trend. Ofwel: een opvallend antwoord of maniertje dat regelmatig terugkomt bij deze leerling. Zo kun je bijvoorbeeld door zijn spellingschriftje bladeren en ontdekken dat hij moeite heeft met ‘ou’ en ‘au’. Door werkbladen en schriftjes te bekijken en door trends te herkennen kun je gerichter hulp aanbieden.
19
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
Toetsen De meest officiële manier van monitoren is toetsen. Deze gegevens resulteren direct in voldoende of onvoldoende, waardoor de voortgang duidelijk wordt. Zeker als ook gekeken wordt naar het aantal foutjes dat een leerling maakte. De nadruk ligt hier dus vaak op foutjes.
Schoolrapport en onderwijskundig rapport Alle gegevens die over een bepaalde tijd door monitoring zijn verzameld, worden meegenomen tijdens het maken van een schoolrapport en een onderwijskundig
rapport. Een schoolrapport bevat vaak verschillende onderdelen: hoe gedraagt een leerling zich, hoe creatief is hij, hoe beweegt hij, wat was zijn inzet? In een onderwijskundig rapport worden vorderingen rondom het leren van de leerling opgenomen. Het niveau wordt beschreven, maar ook of de leerling extra ondersteuning nodig heeft en hoe vaak hij afwezig was. Verder wordt er een overzicht gemaakt van leerlingkenmerken, met daarin informatie over zijn werkhouding en sociaal- emotioneel functioneren. Een schoolrapport wordt vaak gemaakt door de leerkracht, eventueel ondersteund door de onderwijsassistent. Een onderwijskundig rapport moet volgens de wet worden opgemaakt door de directeur van de school.
20
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
Een schoolrapport bevat vaak verschillende onderdelen – van gedrag tot creativiteit.
1.2.1
Systematisch werken
Systematisch werken houdt in dat je werkt volgens vaste stappen. Als je tijdens het vastleggen van ontwikkelingsinformatie systematisch werkt, doorloop je dus bewuste stappen waardoor je niets vergeet. Soms moet je ook een stap terug.
1.3
Ondersteunen bij monitoren
Als onderwijsassistent heb je een belangrijke rol bij het monitoren van leerlingen. Regelmatig wordt de onderwijsassistent gevraagd hierbij te ondersteunen. Je verzamelt dan gegevens die kunnen worden opgenomen in het LVS. Zo kun je bijvoorbeeld bijhouden welke leerlingen hoe vaak afwezig zijn. Of kun je trends – die je ontdekte bij het observeren of het nakijken van werk – bespreken met de leerkracht. De gegevens die je als onderwijsassistent verzamelt, zijn dus belangrijk
21
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
voor de leerkracht. Je draagt zo gericht, actief en effectief bij en maakt het mede mogelijk om goed in te spelen op de leerbehoefte en ontwikkelingsbehoefte van leerlingen.
1.3.1
Een goede werkhouding
Je hebt een goede werkhouding nodig als je ondersteunt bij het monitoren van leerlingen: • objectief observeren • open vragen stellen • onafhankelijke opstelling bij nakijken • waken voor een voorkeursbehandeling. Er zijn een paar valkuilen, die invloed hebben op hoe jij naar een leerling kijkt. Bijvoorbeeld: niet observeren, gesloten vragen stellen, voorkeursbehandeling geven.
Objectief observeren Tijdens het observeren is het belangrijk om objectief te kijken. Dit betekent dat je je eigen interpretatie niet laat meewegen bij wat je ziet. Kijken met subjectieve ogen betekent dat je je eigen mening en referentiekader laat meewegen in wat je ziet. Observeer je twee spelende leerlingen vanuit een subjectief oogpunt, dan neem je bijvoorbeeld mee hoe lief je de leerling zelf vindt. Maar de relatie die je met leerlingen hebt, is tijdens de observatie niet belangrijk. Bij objectief observeren benoem je alleen wat je ziet.
Open vragen stellen Ga je in gesprek met een leerling om erachter te komen wat hij van iets vindt, probeer dan open vragen te stellen. Dus vragen die hij niet gemakkelijk met ‘ja’ of ‘nee’ kan beantwoorden. Open vragen beginnen vaak met ‘hoe, wat, waar, wanneer en welke’. Door open vragen te stellen is de kans groter dat je uitgebreid antwoord krijgt. Stel je gesloten vragen, dan nodig je de leerling uit om alleen met ‘ja’ of ‘nee’ te antwoorden.
22
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
Onafhankelijk opstellen bij nakijken Ga je het werk van je leerlingen nakijken, zorg dan dat je je onafhankelijk en objectief opstelt. Je bent immers op zoek naar feiten. Kijk alleen naar wat zichtbaar is en laat de relatie die je hebt met de leerling niet meewegen. Zo kun je eerlijker kijken naar zijn werk. Tip om volledig objectief te blijven: werk blind nakijken. Je weet dan vooraf niet van wie het schriftje is.
Waken voor voorkeursbehandeling Net zoals je een leerling die je minder aardig vindt negatiever kunt beoordelen, kun je een leerling ook een voorkeursbehandeling geven. Dit betekent dat je een leerling graag mag en daarom geneigd bent meer foutjes of ongewenst gedrag door de vingers te zien. Dit effect noem je ook wel het halo-effect: wanneer je iemand aardig vindt zul je eerder iets positiefs zien, de minder goede eigenschappen vallen je dan veel minder op. Het horn-effect is het tegenovergestelde: je vindt iemand niet sympathiek en daardoor vallen juist zijn minder goede eigenschappen op. Doordat je jouw relatie met de leerlingen afzonderlijk laat meewegen, kun je de beoordeling op voorhand positief of negatief beïnvloeden. Wees je bewust van je voorbeeldrol. Realiseer je dat alle leerlingen evenveel recht hebben op jouw professionele benadering.
IN DE PRAKTIJK In de praktijk Feline is onderwijsassistent in groep 4. Haar collega leerkracht heeft haar gevraagd of ze de taalschriftjes wil nakijken. Feline vindt nakijken erg leuk en omdat er veel leerlingen in de klas zitten, mag ze dat regelmatig doen. Ze heeft het schriftje van Trevor voor zich en ziet dat hij erg zijn best heeft gedaan, maar dat niet alles even goed is gespeld. ‘Ach, zal ik hem gewoon een voldoende geven? Het is zo’n lief kereltje.’
Overleggen Wil je effectief samenwerken en de leer- en ontwikkelwensen van de leerlingen vooropstellen, dan is het belangrijk goed te overleggen met je collega-leerkracht. Door informatie te delen en er samen over te praten, kom je sneller tot nieuwe inzichten. Je overlegt bijvoorbeeld over gedragingen van leerlingen of hoe zij hun
23
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
werk gemaakt hebben. Zo zorg je dat de leerkracht passende, nieuwe leerdoelen kan maken. Je kunt vooraf met je collega-leerkracht afspreken waar je op kunt letten. Zo weet je direct wat je collega belangrijke informatie vindt. Overleg vindt vaak voor of na schooltijd plaats. Informeel bij een kop koffie of formeel in een teamvergadering.
Overleg gebeurt vaak voor of na schooltijd en kan formeel of informeel zijn.
1.4
Verschillende systemen
Er bestaan verschillende leerlingvolgsystemen. Een school wordt vanuit de overheid verplicht te registreren, maar mag zelf bepalen met welk systeem.
24
THEMA 1
1.4.1
DE LEERLING VOLGEN
Cito
Het leerlingvolgsysteem van Cito wordt veel ingezet. Cito is schoolbreed bruikbaar. Er zijn namelijk verschillende materialen voor elk leerjaar beschikbaar. Het systeem heeft een aantal kenmerken: • Cito werkt met genormeerde, methodeonafhankelijke toetsen. • Leerlingen kunnen op verschillende ontwikkelingsgebieden worden gemonitord en getoetst.Denk aan taal, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en studievaardigheden. • Cito heeft een toetskalender, waarop staat wanneer en wat je moet toetsen in het schooljaar. • Cito heeft speciale kleutertoetsen, waarmee je jonge kleuters kunt volgen in hun ontwikkeling. • Cito heeft toetsen voor leerlingen die speciale zorg nodig hebben, wat het systeem ook geschikt maakt voor het speciaal onderwijs. • Cito heeft toetsen voor leerlingen die slecht zien of braille lezen. • Het computerprogramma Cito-LOVS maakt het mogelijk om na het invoeren van de uitslagen een analyse te maken – per leerling, klas of schoolbreed.
1.4.2
DLE-LVS en Boom toetsen
DLE-LVS was een leerlingvolgsysteem voor de basisschool ontworpen door Teije de Vos. Het systeem is inmiddels doorontwikkeld door Boom test onderwijs onder de naam schoolvaardigheidstoetsen (SVT’s). Dit zijn toetsen waarmee schoolvaardigheden van leerlingen rondom verschillende vakken kunnen toetsen en volgen. Ook deze manier van leerlingen volgen heeft een aantal kenmerken. • Het systeem is geschikt voor groep 3 t/m 8 van de basisschool. • De SVT’s zijn genormeerde en methodeonafhankelijke toetsen. • De SVT’s zijn ook systeemonafhankelijk, wat betekent dat de resultaten van de toetsen óók in andere LVS-systemen kunnen worden ingevoerd. • De SVT’s zijn een doorontwikkeling van het DLE-LVS-systeem. • Met de SVT’s kun je leerlingen op verschillende ontwikkelingsgebieden monitoren. • Met de SVT’s kan een leerkracht zelf bepalen wanneer hij de toetsen afneemt, waardoor er aangesloten kan worden bij de ontwikkeling van het kind. De toetsen kunnen worden afgenomen als het kind eraan toe is.
25
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
1.4.3
Pravoo
Pravoo is een LVS voor groep 1 en 2, speciaal voor kleuters dus. Er kan op veel verschillende gebieden worden getoetst. De kenmerken van Pravoo: • Pravoo bevat tien verschillende observatie-items (kring, spelen, werken, taal, motoriek, rekenen, auditieve en visuele waarneming, redzaamheid, afscheid nemen). • Pravoo volgt de leerlingen ook op het gebied van taal en rekenen. • Het is een volledig digitaal systeem. • Het is mogelijk om automatisch een handelingsplan of groepsplan aan te maken na het invoeren van leergegevens. • Het systeem is geschikt om opbrengstgericht te werken.
1.4.4
Andere systemen
Naast Cito, SVT en Pravoo zijn er nog meer leerlingvolgsystemen. Zoals: Parnassys, Educator (voortgezet en hoger onderwijs), Magister, LVS2000, Dotcomschool, Schoolfit (PO tot HBO) en EDUscope.
1.5
Wetgeving
Volgens de wet moeten scholen zorgvuldig omgaan met de gegevens van leerlingen. De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) zorgt ervoor dat scholen gegevens correct verwerken en/of delen met anderen. Hierbij moeten ze rekening houden met een aantal zaken:
Gegevens verzamelen Een school mag alleen gegevens verzamelen als de reden duidelijk wordt aangeven. Zoals: we verzamelen informatie over allergieën, omdat we een maaltijd wil bereiden samen met de leerlingen.
26
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
Duidelijk doel Een school mag alleen gegevens verzamelen die belangrijk zijn voor een bepaald doel. Zoals contactinformatie van ouders, opa en oma als de leerlingen op schoolreisje gaan. Zij kunnen dan in noodgevallen worden gebeld.
Grenzen Er zijn grenzen aan het verzamelen van gegevens. Een school mag niet meer gegevens vragen dan nodig zijn voor het doel.
Transparantie Een school moet eerlijk en transparant zijn over de gegevens die zij verzamelt. Het is belangrijk dat een school te allen tijde kan vertellen wat voor gegevens er verzameld zijn en wat het doel daarvan was. Ook moet een school kunnen uitleggen hoe zij omgaan met de gegevens.
Toestemming Scholen mogen gegevens die noodzakelijk zijn voor het onderwijs altijd vrij verwerken. Hiervoor is geen toestemming nodig. Denk aan gegevens die in een leerlingendossier worden opgenomen. Een school heeft wel altijd toestemming van ouders of verzorgers nodig als zij foto’s en filmopnamen van leerlingen openbaar wil maken. Ook al geven ouders of verzorgers akkoord, zij kunnen altijd hun toestemming weer intrekken.
Medezeggenschapsraad In de medezeggenschapsraad (MR) wordt besproken welke regels gelden rondom het vastleggen van persoonsgegevens. Nieuwe regels of wijzigingen worden altijd eerst door de MR besproken. Daarna kan de regel worden goedgekeurd of afgekeurd.
27
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
1.6
Kritische beroepssituatie
Beroepsbeoefenaar Samira is onderwijsassistent in groep 3 op basisschool De Middenakker. Ze ondersteunt leerkracht Bibi bij de dagelijkse gang van zaken. In de namiddag verzamelt ze alle relevante informatie van die dag voor het leerlingvolgsysteem. Zo kan Bibi alles gemakkelijk invoeren in het systeem. Samira verzamelt bijvoorbeeld gegevens over het gedrag van de leerlingen. En ze houdt bij wie hoe vaak en waarom afwezig was. Casus Op maandag in het kringgesprek mogen de kinderen altijd vertellen hoe hun weekend was. Als Melvin aan de beurt is, vertelt hij dat hij met papa, mama en zijn zusje (2) naar de Ardennen is geweest en dat ze hebben geslapen in een grote tent. ‘Wel vier nachtjes, maar dat mag ik eigenlijk niet vertellen!’, zegt Melvin. Samira en haar collega leerkracht Bibi kijken elkaar aan. Vorige week was Melvin toch ziekgemeld? ‘Melvin was sowieso de afgelopen maanden vaak afwezig’, denkt Samira bij zichzelf. Dilemma Na het kringgesprek zegt Bibi tegen Samira dat ze hiermee iets moeten doen. Ongeoorloofd verzuimen mag niet. Wat is de volgende stap die Bibi en Samira moeten zetten? 1 Direct na schooltijd bespreken met moeder en vertellen dat dit geregistreerd moet worden. 2 Registreren en eerst bespreken met de schoolleiding, voordat moeder wordt aangesproken.
28
THEMA 1
1.7
DE LEERLING VOLGEN
Verdieping: DL en DLE
Er zijn verschillende manieren om de ontwikkeling van een leerling in kaart te brengen. Aan de hand van de DL en DLE van leerlingen kun je zien hoe lang een leerling al onderwijs heeft gehad en of hij op schema loopt ten opzichte van zijn klas- en leeftijdsgenootjes.
1.7.1
DL
DL staat voor Didactische Leeftijd. Iemands didactische leeftijd vertelt je hoe lang een leerling onderwijs heeft gevolgd en wat zijn gemiddelde niveau (vergeleken met de rest van Nederland) zou moeten zijn. Dit zegt nog niets over zijn daadwerkelijke niveau.
1.7.2
DLE
DLE staat voor Didactische Leeftijdsequivalent. De DLE van een leerling toont pas echt zijn niveau. Een DLE-score kan dus afwijken van de DL van een leerling.
1.7.3
Totstandkoming
Eén DL staat voor het volgen van één maand onderwijs. Een schooljaar duurt gemiddeld tien maanden. Dus aan het einde van een schooljaar heeft een leerling een DL van 10. Hoe dan ook. De DLE kan daarvan afwijken. Er is altijd een kans dat een leerling achterloopt of voorloopt op wat andere leerlingen met een DL van 10 beheersen. In beide gevallen zal er sprake zijn van een afwijkende DLE. Lager voor een leerling met een achterstand, hoger voor een leerling die vooruitloopt op de lesstof. Een DLE wordt vastgesteld of bijgesteld na het afnemen van genormeerde, methodeonafhankelijke toetsen. De telling van DL en DLE start bij aanvang van groep 3. Vanaf dat moment wordt dus zichtbaar welke stappen het kind gezet heeft, wat hij onder de knie heeft en wat nog niet.
29
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
1.7.4
Ontwikkelingsperspectief
Het DLE zegt iets over het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Anders gezegd: hoe denkt de school aan de hand van zijn scores over zijn verdere ontwikkeling? Scholen kunnen met het DLE een aardige inschatting maken welke vervolgschool goed zou passen bij de leerling.
1.7.5
Afwijkend DLE
Is het DLE afwijkend, dan verloopt de ontwikkeling van de leerling anders dan gemiddeld. Er kan sprake zijn van achterstand (lage DLE score) of voorsprong (hoge DLE score) op de lesstof.
30
THEMA 1
DE LEERLING VOLGEN
31