Proefmateriaal Anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie

Page 1

belang. Het vormt de basis voor het handelen in de beroepspraktijk waarbij de zorgvrager met zijn wensen en behoefte centraal staat. De bronnenboeken van Angerenstein Zorg & Welzijn bevatten alle benodigde theorie voor de beginnende beroepsbeoefenaar. Online staat bij elk thema gevarieerde verwerkingsopdrachten om de theorie eigen te maken. Anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie is één van de vijf boeken voor de opleiding verzorgende-IG. Dit bronnenboek bevat informatie over de onderwerpen anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie. De eerste 15 thema’s behandelen alle onderdelen van het menselijk lichaam. Per onderdeel wordt een beschrijving gegeven van de werking van het stelsel gevolgd door de uitwerking van de aandoeningen die betrekking hebben op het stelsel. Het tweede deel van de thema’s gaat in op de ontwikkelingspsychologie en psychopathologie.

Maak samen werk van onderwijs

Anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie

Voor de verzorgende-IG is vakkennis van uiteenlopende onderwerpen van groot

le P: a O git g T di in LE ief gev us m cl ro In lee

Angerenstein Zorg & Welzijn

Anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie

Anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie

Boom beroepsonderwijs wil jongeren helpen zich te ontwikkelen tot echte vakmensen. Wij zijn er voor de doeners en de makers. Om samen werk te maken van onderwijs verbinden wij docenten, studenten en het bedrijfsleven met elkaar. Zo zorgen we ervoor dat jongeren het beste uit zichzelf halen. Met inspirerend lesmateriaal voor een wereld die continu verandert. Dat maakt ons trots! Let op: Dit boek is onderdeel van een combipakket en is niet afzonderlijk te bestellen. Het pakket bestaat uit dit boek en een licentie voor de digitale leeromgeving. Combipakket ISBN 9789037258660.

Verzorgende-IG

9 789037 258769


ANATOMIE, FYSIOLOGIE, PATHOLOGIE EN PSYCHOLOGIE


COLOFON Boom beroepsonderwijs info@boomberoepsonderwijs.nl www.boomberoepsonderwijs.nl Auteur(s): V. Dalm, L. Dekker, L. van Engelen Eindredactie: M. Farla en S. Ketelaars-Verhoeven Titel: Anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie ISBN: 978 90 372 5876 9 Eerste druk/eerste oplage © Boom beroepsonderwijs 2021 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bijvoorbeeld een (digitale) leeromgeving of een reader in het onderwijs (op grond van artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-uvo.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Boom beroepsonderwijs, te vinden op www.boom beroepsonderwijs.nl.


INHOUD Voorwoord ..................................................................................... 9 Thema 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6

Anatomie,-fysiologie-en-pathologie ....................................... 14 Anatomie-en-fysiologie ................................................................ 15 Pathologie .................................................................................... 16 Diagnose ....................................................................................... 16 Acute-en-chronische-ziektes ....................................................... 23 Kritische-beroepssituatie ............................................................ 26 Verdieping:-In-de-praktijk ........................................................... 27

Thema 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7

Het-menselijk-lichaam .............................................................. 28 Het-lichaam .................................................................................. 29 De-cel ............................................................................................ 32 Weefsels ........................................................................................ 44 Orgaanstelsels .............................................................................. 47 Kanker-(ongeremde-celdeling) ................................................... 51 Kritische-beroepssituatie ............................................................ 54 Verdieping:-In-de-praktijk ........................................................... 55

Thema 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7

Zintuigen-en-huid ...................................................................... 56 Anatomie-en-fysiologie-van-de-zintuigen .................................. 57 Anatomie-en-fysiologie-van-de-huid .......................................... 65 Aandoeningen-aan-de-zintuigen ................................................ 69 Huidaandoeningen ...................................................................... 78 Observeren-van-de-zintuigen ..................................................... 86 Kritische-beroepssituatie ............................................................ 88 Verdieping:-In-de-praktijk ........................................................... 89

Thema 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6

Pijn ............................................................................................... 90 Soorten-pijn .................................................................................. 91 Pijnbeleving .................................................................................. 93 Pijn-herkennen-en-meten ........................................................... 95 Medicatie-bij-pijn ....................................................................... 102 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 104 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 106

3


4

Thema 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7

Zenuwstelsel ............................................................................. 108 Anatomie-van-het-zenuwstelsel ............................................... 109 Fysiologie-van-het-zenuwstelsel ............................................... 117 Aansturing-van-het-lichaam ..................................................... 121 Aandoeningen-aan-het-zenuwstelsel ....................................... 126 Observeren ................................................................................. 145 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 146 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 147

Thema 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5

Hormoonstelsel ........................................................................ 148 Anatomie-van-het-hormoonstelsel ........................................... 149 Hormonen-en-hun-functie ........................................................ 150 Aandoeningen-aan-het-hormoonstelsel .................................. 156 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 170 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 171

Thema 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6

Ademhalingsstelsel .................................................................. 172 Anatomie-van-het-ademhalingsstelsel .................................... 173 Werking-van-het-ademhalingsstelsel ....................................... 175 Aandoeningen-aan-het-ademhalingsstelsel ............................ 178 Observeren ................................................................................. 187 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 190 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 191

Thema 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6

Spijsverteringsstelsel .............................................................. 192 Anatomie-van-het-spijsverteringsstelsel .................................. 193 Werking-van-de-spijsvertering .................................................. 198 Aandoeningen-aan-het-spijsverteringsstelsel ......................... 204 Observeren ................................................................................. 222 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 225 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 226

Thema 9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6

Hart--en-vaatstelsel ................................................................ 228 Anatomie-van-het-hart--en-vaatstelsel .................................... 229 Werking-van-het-hart--en-vaatstelsel ...................................... 232 De-bloeddruk ............................................................................. 237 Aandoeningen-aan-het-hart--en-vaatstelsel ............................ 240 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 258 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 259


Thema 10 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6

Urinewegstelsel ........................................................................ 260 Anatomie-van-het-urinewegstelsel ........................................... 261 Werking-van-het-urinewegstelsel ............................................. 262 Aandoeningen-aan-het-urinewegstelsel .................................. 266 Observeren ................................................................................. 273 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 274 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 275

Thema 11 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6

Voortplantingsstelsel-vrouw ................................................. 276 Anatomie-van-het-voortplantingsstelsel-van-de-vrouw ......... 277 Fysiologie-van-het-voortplantingsstelsel ................................. 279 Zwangerschap-en-bevalling ...................................................... 282 Aandoeningen-aan-het-voortplantingsstelsel-van-de-vrouw .. 288 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 300 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 301

Thema 12 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5

Voortplantingsstelsel-man ..................................................... 302 Anatomie-van-het-voortplantingsstelsel-van-de-man ............ 303 Fysiologie-van-het-voortplantingsstelsel ................................. 304 Aandoeningen-aan-het-voortplantingsstelsel-van-de-man .... 305 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 310 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 311

Thema 13 13.1 13.2 13.3 13.4 13.5 13.6

Bewegingsstelsel ...................................................................... 312 Anatomie-van-het-bewegingsstelsel ........................................ 313 Werking-van-het-bewegingsstelsel ........................................... 326 Aandoeningen-aan-het-bewegingsstelsel ................................ 329 Observeren ................................................................................. 337 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 338 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 339

Thema 14 14.1 14.2 14.3 14.4 14.5

Bloed,-immuniteit-en-lymfestelsel ....................................... 340 Anatomie-van-het-immuunsysteem ......................................... 341 Werking-van-het-immuunsysteem ........................................... 343 Aandoeningen-aan-het-immuunsysteem ................................ 351 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 360 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 361

5


6

Thema 15 15.1 15.2 15.3 15.4 15.5

Infectieziekten .......................................................................... 362 Oorzaak-van-infectieziekten ..................................................... 363 Infectieziekten ............................................................................ 365 Isolatiemaatregelen ................................................................... 375 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 379 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 380

Thema 16 16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6 16.7

Psychologie ............................................................................... 382 Het-vakgebied-psychologie ....................................................... 383 Psychische-functies ................................................................... 383 Gedrag ........................................................................................ 388 Afwijkend-gedrag ....................................................................... 390 Visies-op-afwijkend-gedrag ....................................................... 392 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 394 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 395

Thema 17 17.1 17.2 17.3 17.4 17.5 17.6 17.7 17.8 17.9 17.10 17.11 17.12 17.13

Ontwikkelingspsychologie ..................................................... 398 Ontwikkeling .............................................................................. 399 Baby-(0-1-jaar) ........................................................................... 400 Dreumes-(1-2-jaar) ..................................................................... 404 Peuter-(2-4-jaar) ......................................................................... 407 Jong-basisschoolkind-(4-8-jaar) ............................................... 409 Ouder-basisschoolkind-(8-12-jaar) ........................................... 413 Puber-(12-16-jaar) ...................................................................... 415 Adolescent-(16-21-jaar) ............................................................. 419 Jongvolwassene-(21-35-jaar) .................................................... 422 Midden-volwassene-(35-55-jaar) ............................................... 425 Laat-volwassene-(55-70-jaar) .................................................... 429 Oudere-(70+-jaar) ....................................................................... 433 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 436

Thema 18 18.1 18.2 18.3 18.4 18.5 18.6 18.7

Leren-en-motivatie .................................................................. 438 Leren ........................................................................................... 439 Visies-op-leren ............................................................................ 441 Hoofdvormen-van-leren ............................................................ 445 Leervoorkeur .............................................................................. 447 Invloeden-op-leren .................................................................... 449 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 452 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 453


Thema 19 19.1 19.2 19.3 19.4 19.5 19.6 19.7

Psychopathologie-I .................................................................. 454 Psychopathologie,-psychologie-en-psychiatrie ....................... 455 DSM-5 .......................................................................................... 457 Schizofreniespectrumstoornissen ............................................ 460 Stemmingsstoornissen .............................................................. 463 Suïcide ........................................................................................ 466 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 468 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 470

Thema 20 20.1 20.2 20.3 20.4 20.5

Psychopathologie-II ................................................................. 472 Angststoornissen ........................................................................ 473 Obsessieve-compulsieve-en-verwante-stoornissen ................ 478 Psychotrauma-en-stressorgerelateerde-stoornissen .............. 482 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 486 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 487

Thema 21 21.1 21.2 21.3 21.4 21.5 21.6 21.7

Psychopathologie-III ............................................................... 488 Persoonlijkheidsstoornissen ..................................................... 489 Stoornissen-in-de-bewustzijnstoestand ................................... 495 Seksuele-disfuncties .................................................................. 498 Parafiele-stoornissen ................................................................. 501 Genderdysforie ........................................................................... 505 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 506 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 507

Thema 22 22.1 22.2 22.3 22.4 22.5

Psychopathologie-IV ................................................................ 510 Slaap-waakstoornissen ............................................................. 511 Voedings--en-eetstoornissen .................................................... 517 Stoornissen-in-de-relatie-tussen-lichaam-en-geest ................ 523 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 526 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 528

Thema 23 23.1 23.2 23.3 23.4 23.5 23.6 23.7

Stoornissen-ontstaan-in-de-kindertijd ................................ 530 Verstandelijke-beperking .......................................................... 531 Autismespectrumstoornis ......................................................... 536 Communicatiestoornissen ........................................................ 539 Specifieke-leerstoornissen ........................................................ 542 Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis ....................... 544 Ticstoornissen ............................................................................ 547 Motorische-stoornissen ............................................................. 548

7


23.8 23.9 23.10 23.11

Eliminatiestoornissen ................................................................ 551 Gedragsstoornissen ................................................................... 553 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 556 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 557

Thema 24 24.1 24.2 24.3 24.4 24.5

Neurocognitieve-stoornissen ................................................. 560 Neurocognitieve-stoornissen .................................................... 561 Delirium ...................................................................................... 561 Uitgebreide-en-beperkte-neurocognitieve-stoornissen .......... 563 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 579 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 580

Thema 25 25.1 25.2 25.3 25.4 25.5 25.6 25.7

Comorbiditeit ........................................................................... 586 Complex-beeld ........................................................................... 587 Verstandelijke-beperking .......................................................... 587 Lichamelijke-beperking ............................................................. 594 Dubbeldiagnose ......................................................................... 597 Ouderen-en-comorbiditeit ........................................................ 598 Kritische-beroepssituatie .......................................................... 601 Verdieping:-In-de-praktijk ......................................................... 602 Index ........................................................................................... 603

8


VOORWOORD Angerenstein Zorg & Welzijn is een complete serie leermiddelen voor de volgende kwalificatiedossiers: • Maatschappelijke zorg • Pedagogisch werk • Sociaal werk • Verzorgende-IG. Voor de verzorgende-IG is vakkennis van uiteenlopende onderwerpen van groot belang. Dit vormt de basis voor het handelen in de beroepspraktijk, waarbij de zorgvrager met zijn wensen en behoeften centraal staat. De bronnenboeken van Angerenstein Zorg & Welzijn bevatten alle benodigde theorie voor de beginnende beroepsbeoefenaar. De serie leermiddelen voor het kwalificatiedossier Verzorgende-IG bestaat uit vijf bronnenboeken met online aanvullende verwerkingsopdrachten: 1. Anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie 2. Verpleegtechnische handelingen en calamiteiten 3. Integraal functioneren 4. Dagelijks functioneren 5. Professioneel werken voor verzorgende-IG Anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie Het boek bevat informatie over de onderwerpen anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie. De eerste vijftien thema’s behandelen alle onderdelen van het menselijk lichaam. Per onderdeel wordt een beschrijving gegeven van de werking van het stelsel, gevolgd door de uitwerking van de aandoeningen die betrekking hebben op het stelsel. De daaropvolgende thema's gaan in op de psychologie en psychopathologie. De beschreven theorie en verwerkingsopdrachten zijn gebaseerd op de visie waarbij de zorgvrager centraal staat en zo veel mogelijk zijn eigen regie behoudt.

9


De zorgvrager centraal

10


De zorgvrager centraal De zorgvrager en zijn zorgvraag staan tijdens jouw werk als verzorgende centraal. Met behulp van de uitgangspunten van ‘de Positieve Gezondheid’ ga je als verzorgende-IG met de zorgvrager in gesprek om te achterhalen welke ondersteuning voor hem belangrijk is. Uitgangspunt hierbij is dat de zorgvrager zo veel mogelijk de regie blijft behouden over zijn eigen leven. De ondersteuning komt in de eerste plaats vanuit de eigen leefomgeving (interprofessioneel) en in de tweede plaats vanuit de professional(s). Opbouw theorie Een thema bestaat uit drie onderdelen: 1. basistheorie 2. kritische beroepssituatie 3. verdieping in de praktijk. Basistheorie De basistheorie bevat informatie die relevant is voor de verzorgende-IG. De theorie wordt verlevendigd met voorbeelden. Belangrijke begrippen worden uitgelegd in de tekst en zijn vet gemaakt. Kritische beroepssituatie (KBS) In de KBS word je geconfronteerd met een probleemstelling of dilemma waarbij je niet kunt terugvallen op routinematig handelen. Online vind je bij elke KBS aanvullende opdrachten. De structuur van de opdrachten volgt de stappen van het klinisch redeneren. Op die manier oefen je als beginnend beroepsbeoefenaar regelmatig met deze manier van redeneren, leer je zorgsituaties goed te doorzien en kun je beredeneerd handelen. Verdieping: in de praktijk Elk thema bevat aan het einde het onderdeel ‘Verdieping: in de praktijk’. Dit onderdeel beschrijft het belang van de eerder beschreven theorie en op welke wijze de verzorgende-IG dit toepast in de praktijk. Digitale leeromgeving Daarnaast kent Angerenstein Zorg & Welzijn enkele online-aanvullingen die beschikbaar zijn via www.boomdl.nl. Het gaat om de volgende aanvullingen: • verwerkingsopdrachten • uitdagingen.

11


Voordat je de digitale leeromgeving kunt gebruiken, moet je je licentie activeren: • Overleg met je docent welk type account je gebruikt. • Ga naar www.boomberoepsonderwijs/licentie. • Bekijk de instructiefilm of lees het stappenplan. • Volg de stappen. Daarna kun je aan de slag! Verwerkingsopdrachten Bij ieder thema horen enkele verwerkingsopdrachten. Deze opdrachten helpen je de informatie uit de theorie te verwerken en toe te passen. Uitdagingen Tijdens de uitdaging werk je met meerdere studenten aan een grote opdracht waarbij een beroep wordt gedaan op je samenwerkingsvaardigheden en je creativiteit. De uitdaging levert altijd een product op dat wordt beoordeeld. Veel plezier en succes met het werken met Angerenstein Zorg & Welzijn!

12


13


THEMA 1 ANATOMIE, FYSIOLOGIE EN PATHOLOGIE Inhoud thema • Anatomie en fysiologie • Pathologie • Diagnose • Acute en chronische ziektes • Kritische beroepssituatie • Verdieping: In de praktijk


Als verzorgende heb je iedere dag te maken met mensen die ziek zijn of een beperking hebben. Om te begrijpen wat er met hen aan de hand is, moet je kennis hebben van het menselijk lichaam. Daarom verdiep je je in anatomie, fysiologie en pathologie. Zo kom je erachter hoe het lichaam in elkaar zit, hoe het werkt en waardoor mensen ziek kunnen worden. Je kunt de zorgvrager dan de juiste zorg en begeleiding geven en professioneel samenwerken met andere zorgverleners.

1.1 Anatomie en fysiologie Anatomie Anatomie gaat over de bouw van het menselijk lichaam. Waar zit het hart? Uit welke onderdelen bestaat een gewricht? En hoe heten de onderdelen van de luchtwegen? Om deze vragen te beantwoorden heb je kennis van anatomie nodig. Anatomie gaat over de namen en locaties van de onderdelen van het lichaam.

De anatomie beschrijft de ligging van alle onderdelen van het lichaam. Fysiologie Fysiologie gaat over de werking van het menselijk lichaam. De fysiologie geeft antwoorden op vragen als: hoe komt het dat je ademhaalt? Waarom zitten er slijmvliezen in je luchtpijp? Bij fysiologie leer je alles over de processen in het menselijk lichaam.

15


Anatomie, fysiologie en de verzorgende Er zijn verschillende redenen waarom kennis van anatomie en fysiologie belangrijk is voor jou als verzorgende: • Als een zorgvrager naar zijn buik wijst en zegt: ‘Hier doet het pijn’, is het handig als je kunt inschatten of hij naar zijn hart, maag of blaas wijst. Door kennis van de anatomie weet je wat er op die plek zit. • Als verzorgende praat je regelmatig met andere zorgverleners. Zij kunnen medische termen gebruiken voor organen en processen. Om goed met hen te kunnen communiceren moet je hun taal spreken. Je moet bijvoorbeeld weten dat een appendix een blindedarm is en een pneumothorax een klaplong.

1.2 Pathologie Pathologie gaat over alles wat er met het lichaam mis kan gaan. Het wordt daarom ook wel ziekteleer genoemd. Bij anatomie en fysiologie leer je hoe een gezond lichaam opgebouwd is en hoe het werkt. Maar soms gaat er iets mis. Het lichaam wordt ziek. Bij pathologie leer je welke ziekten er zijn, hoe ze veroorzaakt worden, waaraan je ze kunt herkennen en op welke manier ze behandeld worden. Ziekte en gezondheid Bij ziekte raakt de balans in het lichaam verstoord. Een lichaam is gezond wanneer alles goed werkt. Alle processen in het lichaam zijn dan in balans. Die balans wordt ook wel homeostase genoemd. Iemand wordt ziek wanneer de homeostase verstoord raakt. Dat kan veel verschillende oorzaken hebben. Denk bijvoorbeeld aan een val waardoor iemand zijn been breekt. Of aan besmetting met een virus.

1.3 Diagnose Een diagnose beschrijft wat er precies met een zorgvrager aan de hand is. De diagnose wordt gesteld door een arts, op basis van de klachten van de zorgvrager. De arts voert onderzoeken uit om een diagnose te kunnen stellen. Zo kan hij precies te weten komen wat er met de zorgvrager aan de hand is. Wanneer bekend is welke aandoening de klachten veroorzaakt, kan de behandeling daarop aangepast worden.

16


Thema 1 Anatomie, fysiologie en pathologie

Anamnese Om te achterhalen wat er aan de hand is met een zorgvrager voert de arts eerst een vraaggesprek met de zorgvrager. Dit heet een anamnese. Hij stelt vragen om een beeld te krijgen van de klachten en de voorgeschiedenis van de zorgvrager. De arts wil bijvoorbeeld weten: • hoelang de klachten bestaan • hoe de klachten het dagelijks functioneren beïnvloeden • waardoor klachten verergeren of verminderen • of de klachten in de familie voorkomen. Wanneer de zorgvrager de vragen niet zelf kan beantwoorden, worden de vragen gesteld aan een familielid of naaste. Dit heet een heteroanamnese. Onderzoeken Op basis van de anamnese maakt de arts een inschatting welke onderzoeken nodig zijn om precies te achterhalen wat er aan de hand is met de zorgvrager. Het eerste onderzoek na de anamnese is het lichamelijk onderzoek. Op basis hiervan besluit de arts wel of geen aanvullend onderzoek te doen. Aanvullend onderzoek kan bestaan uit beeldvormende technieken, functieonderzoek en laboratoriumonderzoek. Lichamelijk onderzoek Bij het lichamelijk onderzoekwordt het lichaam van buiten onderzocht, zonder apparatuur. Hiervoor gebruikt een arts zijn zintuigen. Het lichamelijk onderzoek is het eerste onderzoek na de anamnese. Het onderzoek kan bestaan uit: • auscultatie (= luisteren) De arts luistert met een stethoscoop naar het lichaam. Zo hoort hij bijvoorbeeld het hart kloppen, het bloed stromen en de darmen borrelen. • inspectie (= kijken) De arts kijkt naar de kleur en structuur van de huid en de lichaamshouding. • palpatie (= tasten) De arts voelt met zijn vingers over het lichaam. Zo voelt hij structuren onder de huid. Hij voelt bijvoorbeeld verhardingen, spierspanning en de hartslag. • percussie (= kloppen) De arts klopt met zijn vingers op het lichaam. Dat klinkt niet overal hetzelfde. Zo hoort de arts of organen vergroot of verkleind zijn.

17


Beeldvormende technieken Beeldvormende technieken worden ingezet om te zien hoe weefsels en organen eruitzien en om de hartslag en hersenactiviteit in kaart te brengen. Botten Röntgenfoto’s worden vooral gebruikt om scheuren, breuken en ontwrichtingen in botten vast te stellen. Harde structuren kaatsen de straling van een röntgenapparaat terug. Zachtere weefsels doen dit niet. Zo worden botten zichtbaar. Weefsels Weefsels kunnen op verschillende manieren in kaart gebracht worden: • Echografie brengt weefsels in beeld met geluidsgolven. Het apparaat stuurt geluidsgolven in het lichaam. Door verschil in ligging en samenstelling van weefsels komen de geluiden op verschillende momenten met verschillende frequenties terug. De computer registreert dat en zet het geluid om in beeld. • Bij een dopplersonografie worden geluidsgolven gebruikt om het bloed in kaart te brengen. Zo worden de stroomrichting en snelheid van het bloed geregistreerd. • Een CT-scan gebruikt röntgenstraling om de ligging en grootte van weefsels aan te duiden. Hoe zachter het weefsel, hoe donkerder de kleur. Zo ontstaat een beeld van het lichaam in grijstinten. • Bij een MRI-scan worden foto's gemaakt van doorsneden van het lichaam. De MRI-scan werkt met sterke elektromagnetische straling. • Een PET-scan maakt tumoren zichtbaar. Hiervoor krijgt de zorgvrager radioactieve stoffen ingespoten, die door een tumor goed opgenomen worden. De computer meet de straling van de stoffen, waardoor de tumor zichtbaar wordt. Binnenkant van organen Met een endoscopie kijkt een arts in het lichaam. Hiervoor wordt een sonde met een minicamera ingebracht. Zo worden holle organen bekeken, bijvoorbeeld de luchtweg en de darmen. Ook gewrichten kunnen met een endoscoop bekeken worden.

18


Thema 1 Anatomie, fysiologie en pathologie

Via een slangetje bekijken artsen bij een endoscopie de binnenkant van een orgaan. Functieonderzoek Bij functieonderzoek wordt de werking van het lichaam getest. Het is dan niet genoeg om te weten hoe weefsels eruitzien, maar de arts wil onderzoeken of het lichaam goed werkt. Hiervoor zijn verschillende methoden. Voorbeelden zijn: • Een ecg (elektrocardiogram) meet de hartactiviteit. Hierbij worden elektrische signaaltjes gemeten die ontstaan als het hart samentrekt. • Een eeg (elektro-encefalogram) meet de hersenactiviteit. Hierbij worden elektrische signaaltjes opgevangen die in de hersenen worden gemaakt bij het verzenden en ontvangen van signalen. • Een EMG meet de spieractiviteit. Het apparaat vangt elektrische signaaltjes op die spieren in het lichaam afgeven wanneer ze samentrekken. • Een spirometer meet de functie en capaciteit van de longen. Hiervoor blaast de zorgvrager in een apparaatje. • Met ergometrie (fietstest) meten artsen hoe het hart werkt wanneer iemand zich inspant door te fietsen.

19


Laboratoriumonderzoek In het laboratorium kan de samenstelling van bloed en lichaamsvloeistoffen (urine, speeksel, ontlasting enzovoort) gemeten worden. Ook sommige ziekteverwekkers kunnen door laboratoriumonderzoek opgespoord worden. Bloedonderzoek Met bloedonderzoek wordt de samenstelling van het bloed geanalyseerd. Er kunnen verschillende zaken onderzocht worden: • bloedcellen, bijvoorbeeld het aantal rode en witte bloedcellen, het soort aanwezige bloedcellen en de manier waarop ze eruitzien • de hoeveelheid hemoglobine (een eiwit dat zuurstof vervoert in het bloed) in rode bloedcellen (in verband met bloedarmoede) • de bezinkingssnelheid (om ontstekingen aan te tonen) • De stollingswaarden van het bloed (in verband met trombose) • de hoeveelheid andere stoffen, zoals zouten, enzymen, hormonen, vitaminen, vetten en afvalstoffen. Urineonderzoek Urineonderzoek wordt gedaan om de stoffen in de urine te analyseren. In urine zitten namelijk veel afvalstoffen, waardoor veel duidelijk kan worden over de processen in het lichaam. Met urineonderzoek kunnen de volgende zaken onderzocht worden: 1. zuurgraad 2. glucosewaarden 3. aanwezigheid van eiwitten 4. aanwezigheid van onopgeloste bestanddelen, zoals calciumkristallen (bij nierstenen), bloedlichaampjes, bacteriën en weefselcellen 5. afvalproducten. Sputumkweek Bij een sputumkweek wordt er slijm afgenomen van de binnenkant van de luchtwegen of darmen. Dit wordt gedaan bij het vermoeden van een darm- of luchtweginfectie. Aanwezige bacteriën worden opgekweekt, zodat duidelijk wordt om welke bacterie het gaat en of de bacterie reageert op antibiotica. Ook virussen kunnen met behulp van een sputumkweek opgespoord worden.

20


Thema 1 Anatomie, fysiologie en pathologie

Ontlastingsonderzoek Bij een ontlastingsonderzoek bekijkt een arts de kleur, structuur en samenstelling van de ontlasting met een microscoop. Zo kan hij nagaan of er parasieten of bacteriën aanwezig zijn. Ook kan vastgesteld worden of er bloed in de ontlasting zit en hoe voedsel verteerd wordt. Puncties Bij een punctie wordt er weefsel, vocht of bloed uit het lichaam genomen. De arts doet dit met een dunne, holle naald. Het weefsel wordt vervolgens in het laboratorium onderzocht. Veelvoorkomende puncties zijn: • leverpunctie De arts haalt cellen weg uit de lever. • pleurapunctie De arts haalt vocht tussen de longvliezen weg. • lumbaalpunctie De arts haalt hersenvocht uit het ruggenmerg. • lymfeklierpunctie De arts haalt cellen uit een lymfeklier in de oksel, hals of lies.

Lumbaalpunctie.

21


Medische en verpleegkundige diagnose De diagnose die door de arts gesteld wordt is de medische diagnose. Deze komt tot stand door de anamnese en de onderzoeken. De medische diagnose maakt duidelijk wat er met de zorgvrager aan de hand is en welke behandeling er gekozen wordt. Er is ook een verpleegkundige diagnose. Deze diagnose gaat niet alleen over de lichamelijke aandoening. Er staat ook in wat voor problemen de zorgvrager heeft. De verpleegkundige diagnose bestaat uit: • probleem: het probleem waarvan de zorgvrager de meeste last heeft, zoals doorligplekken • etiologie: de oorzaak van het probleem of beïnvloedende factoren, zoals meer dan achttien uur per dag in bed liggen • signalen en symptomen: de kenmerken of verschijnselen waaraan je het probleem kunt herkennen, zoals rode plekken op de stuit en hielen.

Voorbeeld van een verpleegkundige diagnose Probleem: meneer Zwart is niet in staat om zichzelf te scheren. Etiologie: dit komt doordat hij zijn linker lichaamshelft minder goed kan aansturen als gevolg van een beroerte. Signalen en symptomen: dat blijkt uit wondjes op de wangen van meneer, resten van scheerschuim wanneer meneer zichzelf heeft geprobeerd te scheren en achtergebleven beharing op de wangen.

22


Thema 1 Anatomie, fysiologie en pathologie

1.4 Acute en chronische ziektes Ontstaan van ziekte Een ziekte kan vanuit het lichaam zelf ontstaan en van buitenaf. Een endogene oorzaak komt vanuit het lichaam zelf. Bijvoorbeeld een aangeboren afwijking, zoals een fout in de genen of een allergie. Maar de meeste aandoeningen hebben een exogene oorzaak: ze worden veroorzaakt door iets buiten het lichaam, zoals een ongeluk, chemische stof, brand of besmetting. Bacterie, virus en schimmel Bij een besmetting met een ziekteverwekker dringt een bacterie, schimmel of virus het lichaam binnen: • Bacteriën planten zich voort door zichzelf te delen. Bacteriële infecties kan het lichaam vaak zelf bestrijden; soms heeft het hulp nodig van antibiotica. • Schimmels planten zich ook voort door deling. Sommige schimmels maken je nauwelijks ziek, maar kunnen wel jeuk veroorzaken. Antischimmelzalf kan dan helpen. • Virussen hebben levende cellen nodig om zich te vermenigvuldigen. De cellen zelf gaan daardoor dood. Elk nieuw gevormd virus heeft ook weer een cel nodig om zich te vermenigvuldigen. Zo kan een virus veel cellen doden. Het is lastig om virussen met medicatie te bestrijden. Daarom zal het lichaam een virus zelf moeten overwinnen. Vaccinaties kunnen wel helpen om een virusinfectie te voorkomen. Van één ziekteverwekker word je niet ziek. Je wordt pas ziek wanneer de ziekteverwekker in het lichaam blijft leven, zich gaat delen en zich verspreidt. Dan spreken we van een infectie. De tijd tussen besmetting en symptomen heet incubatietijd. Sociale oorzaken Je kunt ook ziek worden door sociale oorzaken. Denk aan hoofdpijn of een burn-out door hoge werkdruk of een posttraumatische stressstoornis door een trauma. Chronische ziekte Bij een chronische ziekte heeft de zorgvrager langdurig last van dezelfde aandoening. Het is vaak moeilijk te zeggen wanneer de klachten precies begonnen. De aandoening kan levenslang duren, maar ook na een paar jaar

23


genezen. Voorbeelden zijn diabetes, reuma en MS. Ook bij chronische ziekten kunnen ontstekingen voorkomen. Dit zijn lang aanhoudende of vaak terugkerende ontstekingen. Acute ziekte Een acute ziekte ontstaat plotseling en in zeer korte tijd. Vaak is snelle behandeling nodig. Een voorbeeld van een acute ziekte is een acute blindedarmontsteking. Acute ziektes gaan vaak gepaard met een ontsteking. Een ontsteking is een reactie van het lichaam om zichzelf te herstellen, bijvoorbeeld bij een beschadiging of een infectie door ziekteverwekkers. Bij de ontsteking komen stoffen vrij die zorgen dat de plek beter doorbloed raakt. Zo kunnen witte bloedcellen snel bij de ontsteking komen en dode cellen en ziekteverwekkers afbreken.

Een ontsteking ontstaat om het lichaam te herstellen. Een ontsteking herken je aan de volgende kenmerken: • roodheid: doordat de bloedtoevoer toeneemt op de plek van de beschadiging of ziekteverwekker • warmte: door de toegenomen bloedtoevoer • zwelling: doordat vocht uit beschadigde bloedvaatjes in het weefsel terechtkomt • pijn: door prikkeling van de zenuwuiteinden • gestoorde functie: het ontstoken lichaamsdeel werkt niet zoals normaal.

24


Thema 1 Anatomie, fysiologie en pathologie

In de praktijk Fikriye werkt als verzorgende-IG in een verpleeghuis. Ze helpt mevrouw Rooiakkers met aankleden. Het valt Fikriye op dat mevrouw een grote rode plek op haar elleboog heeft. Ze bekijkt de plek beter. Er is een kleine zwelling. Mevrouw trekt haar arm terug wanneer Fikriye de plek aanraakt. Ze heeft pijn. Fikriye voelt dat de plek warm is. Ze weet dat deze signalen wijzen op een ontsteking. Door haar kennis over ontstekingen weet Fikriye dat de ontsteking een reactie is van het lichaam om zichzelf te herstellen. Het is dus een teken dat het lichaam aan het werk is. Om zeker te weten of alles goed gaat met mevrouw Rooijakkers, vraagt ze of mevrouw last heeft van de plek. 'O nee hoor,' zegt mevrouw, 'ik heb me alleen een beetje gestoten. Dat gaat wel weer over.'

Ziekteverloop Een ziekte kan op verschillende manieren verlopen: • De ziekte kan steeds ernstiger worden. De ziekte heeft dan een progressief verloop. • Een plotselinge, hevige, verergering van de klachten heet een exacerbatie. • Wanneer verschijnselen verminderen zonder dat de ziekte verdwijnt, is er sprake van een remissie. • Bij een herhaling of recidief keren de klachten terug nadat een zorgvrager genezen verklaard is. • Soms wordt een zorgvrager genezen verklaard, maar houdt hij wel klachten. Dat zijn restverschijnselen. De behandeling kan ook invloed hebben op het ziekteverloop. Als er extra aandoeningen ontstaan, bijvoorbeeld door een operatie, spreken we van complicaties. Voor veel ziekten zijn er voorspellingen over de duur en de manier waarop deze zal verlopen. Zo’n voorspelling heet een prognose.

25


1.5 Kritische beroepssituatie Zorgvrager Meneer Derks, 75 jaar, verblijft op de revalidatieafdeling van het verpleeghuis. Hij heeft een heupoperatie achter de rug. In zijn huis was hij namelijk gevallen, waarbij hij zijn heup gebroken had. Bij meneer Derks is zes maanden geleden diabetes mellitus type 2 vastgesteld. Casus Ires is verzorgende-IG op de revalidatieafdeling. Zij heeft net haar diploma behaald en voelt zich nog wat onzeker in haar eerste baan. Zij komt meneer Derks begeleiden bij de ADL in de ochtend en ziet dat hij een flink glas appelsap drinkt. Ires denkt ineens aan wat ze vanmorgen in de rapportage heeft gelezen: meneer Derks maakt een dorstige indruk en klaagt over vermoeidheid. De wondgenezing verloopt traag. Ires vraagt zich af of de bloedsuikers misschien iets te hoog zijn. Ze besluit om dit te bespreken. Dilemma Ires gaat meneer Derks voorlichting geven over goede eet- en drinkgewoonten bij diabetes. Zij wil specifiek ingaan op de suikers die meneer Derks dagelijks tot zich neemt en die tot grote schommelingen in het bloedglucosegehalte kunnen leiden. Meneer Derks wordt boos. Volgens hem gaat het prima. Hij vindt dat Ires een bemoeial is. Hij is immers voor zijn heup op de revalidatie en niet voor de diabetes. Wat doet Ires? 1. Ires laat het erbij; ze begeleidt meneer Derks bij de ADL en controleert de heupwond. 2. Ires probeert toch contact te maken om de diabetes bespreekbaar te maken. De diabetes kan immers wel de oorzaak zijn van de valpartij en kan invloed hebben op de wondgenezing.

26


Thema 1 Anatomie, fysiologie en pathologie

1.6 Verdieping: In de praktijk Hoge bloeddruk Anna werkt in de thuiszorg en komt regelmatig langs bij het echtpaar Siemes. Mevrouw heeft MS en meneer ondersteunt haar als mantelzorger. Anna komt dagelijks langs voor de persoonlijke verzorging van mevrouw. Mevrouw is op dit moment stabiel, maar meneer Siemes voelt zich al een tijdje niet zo goed. Daarom is hij naar de huisarts gegaan. Meneer Siemes is net terug van de huisarts wanneer Anna binnenkomt. Hij vertelt dat de huisarts niet veel kon vinden. 'We hebben een gesprek gevoerd en hij heeft wat tests gedaan. En ik heb alleen een hoge bloeddruk,’ zegt hij. ‘Maar ach, in mijn omgeving hebben heel veel mensen een hoge bloeddruk.'

Voor jou als verzorgende is het belangrijk dat je kennis hebt van anatomie, fysiologie en pathologie. Je krijgt er in je werk namelijk voortdurend mee te maken. In de casus hoort Anna van meneer Siemes dat hij een hoge bloeddruk heeft. Veel mensen denken dat een hoge bloeddruk niet veel kwaad kan. Maar door haar kennis van anatomie, fysiologie en pathologie weet Anna precies wat er met meneer aan de hand is. Zo weet ze dat de bloeddruk van meneer hoger is dan 140/90. Ook weet ze dat dit inhoudt dat zijn bloedvaten steeds onder erg hoge druk staan. En dat dit grote gevolgen kan hebben. Meneer heeft bijvoorbeeld een vergrote kans op een hartinfarct, beroerte, hartfalen of schade aan andere organen. Doordat Anna deze kennis heeft, kan ze extra alert zijn op gezondheidsklachten bij meneer. Bovendien weet Anna wat meneer zou kunnen doen om zijn bloeddruk te verlagen. Hierdoor kan ze hem advies geven. Praktische adviezen die ze kan geven zijn: stoppen met roken, iedere dag bewegen en gezond eten met minder zout.

27


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.