BOOM_Nederlands_MBO_2F_

Page 1


BOOM NEDERLANDS VOOR HET MBO

Methodeconcept

Boom beroepsonderwijs

Met dank aan

Erna van Koeven

Lara Meijer

Lammie Prins

Anneke Smits

Theo Witte

Auteurs

Sunanda van Dam

Lieke Groot Koerkamp

Yvonne Hobma

Gemma Jissink

Hanneke Klaaijsen

Sigrid Kroon

Gijs Nillessen

Job Tichelman

Jonas van der Vlugt

Nienke Vogelzang

Eindredactie

Boom beroepsonderwijs

BOOM NEDERLANDS

VOOR HET MBO

BOOM BEROEPSONDERWIJS 2F

Inhoud

Hoe zit deze methode in elkaar? 6

v Thema’s

Mijn verhaal

1 Start 12

2 Boek lezen 14

3 Teksten en fragmenten 20

4 Media en actueel 36

5 Eindopdracht 40

Invloed

1 Start 46

2 Boek lezen 48

3 Teksten en fragmenten 52

4 Media en actueel 74

5 Eindopdracht 78

Echt / onecht

1 Start 86

2 Boek lezen 88

3 Teksten en fragmenten 92

4 Media en actueel 112

5 Eindopdracht 114

Toekomst

1 Start 120

2 Boek lezen 122

3 Teksten en fragmenten 126

4 Media en actueel 146

5 Eindopdracht 150

v Trainingen

Gesprekken voeren

1 Gesprek beginnen 158

2 Houding en gedrag 162

3 Gesprekstechnieken 168

4 Gesprekstypen 176

Beoordelingsformulier 186

Spreken

1 Jezelf zijn 190

2 Je punt maken 194

3 Spreektechnieken 200

Beoordelingsformulier 204

Schrijven

1 Schrijfproces 208

2 Taalverzorging 222

3 Tekstvormen 238

Beoordelingsformulier 252

Examen

1 Instellingsexamen 256

2 Centraal examen 258

Register 280

Hoe zit deze methode in elkaar?

Boom Nederlands voor het mbo 2F bestaat uit een boek en een online licentie. In het boek vind je thema’s, trainingen en een naslag. In de digitale leeromgeving vind je kijk- en luisterfragmenten, voorgelezen bronteksten en uitlegvideo’s. Ook vind je daar extra oefeningen voor taalverzorging.

v Thema’s

Er zijn vier thema’s: mijn verhaal, invloed , echt / onecht en toekomst. Deze thema’s zijn relevant voor je eigen ontwikkeling, je toekomstige loopbaan en sluiten aan bij burgerschap. Je verdiept je in de thema’s door verschillende soorten teksten te lezen en ook fragmenten te bekijken of te beluisteren. Vervolgens ga je met deze teksten en fragmenten aan de slag door erover te spreken en te schrijven. De thema’s hebben een vaste opbouw:

1 Start

Dit is een introductieopdracht waardoor je gedachten over het thema op gang komen en je daarna beter gaat lezen.

2 Boek lezen

Je kiest een boek om te lezen bij het thema. Hiervoor krijg je boekentips, maar je kunt ook zelf een boek uitkiezen. In het eerste thema mijn verhaal verken je je verhaalvoorkeuren zodat je daarna boeken kiest die bij je passen. Samen ga je beter lezen, daarom krijg je in het tweede thema invloed uitgelegd hoe een boekenclub werkt. Met de boekenclub oefen je ook het voeren van gesprekken.

3 Teksten en fragmenten

Je krijgt verschillende soorten teksten en fragmenten aangeboden om te lezen , te luisteren of te bekijken. Per tekst en fragment check je of je de hoofdzaken en belangrijke woorden hebt begrepen. Vervolgens ga je aan de slag met een gespreks-, spreek- of schrijfopdracht.

4 Media en actueel

Dit onderdeel gaat over digitale geletterdheid: je oefent hoe je op een goede manier informatie zoekt, beoordeelt en gebruikt.

5 Eindopdracht

Je kunt kiezen uit twee eindopdrachten om het thema mee af te sluiten. Vaak zijn dat spreek- of schrijfopdrachten waarbij je eigen inbreng en creativiteit belangrijk is.

v Trainingen

Ter verdieping van de vaardigheden gesprekken voeren, spreken en schrijven zijn er extra trainingen. Hierin wordt theorie afgewisseld met oefeningen. Ook is er een examentraining.

1 Gesprekken voeren

Deze training leert je de basisbeginselen van communicatie en hoe je deze goed toepast op de werkvloer.

2 Spreken

In deze training leer je hoe je zelfverzekerd kunt spreken en presenteren. Veel mensen vinden presenteren lastig of spannend, maar met wat oefening wordt het makkelijker en kun je er ook goed in worden.

3 Schrijven

In deze training oefen je met de verschillende onderdelen uit het schrijfproces: voorbereiden, schrijven en evalueren. Ook oefen je in deze training taalverzorging en tekstvormen.

4 Examentraining

Examens maken is een vaardigheid op zich. In deze training leer je hoe het centraal examen is opgebouwd en wat voor soort vragen je kunt verwachten.

THEMA’S

‘Het verhaal is zo goed / dat het nog niet af is.’

Het schilderij en de dichtregels zijn van de kunstenaar Lucebert en staan op een gevel aan de Gaffelstraat in Rotterdam.

thema

Mijn verhaal

1 Start 12

2 Boek lezen 14

2.1 Leesautobiografie 14

2.2 Verhaalvoorkeuren 16

3 Teksten en fragmenten 20

3.1 0 – 0 20

Edward van de Vendel

3.2 Vertel eens iets over jezelf 22 Intermediair

3.3 Ik ben maar één verhaal 24 Dit is het mbo

3.4 Familie 28 Echt gebeurd

3.5 Mijn muziek helpt me om naar mezelf te luisteren 30

Annora Salomons

4 Media en actueel 36

5 Eindopdracht 40

Start 1

doel v Je verkent het thema ‘mijn verhaal’ en je bedenkt levensvragen.

In dit thema ga je aan de slag met mijn verhaal. Hierbij kun je denken aan een levensverhaal, het verhaal dat ieder mens heeft. Daarnaast zijn er verhalen, verzonnen of waargebeurd, die bedoeld zijn om je te vermaken: grappen, anekdotes, films, series, boeken, etc. Wat zijn jouw verhalen?

Aan de slag levensvragen

Stel, je bent biograaf (een schrijver van levensverhalen) en je gaat iemand interviewen over het leven van die persoon. Je bent op zoek naar interessante weetjes en gebeurtenissen die leuk zijn om te vertellen. Welke vragen kun je dan stellen? Je gaat samen met een studiegenoot ‘levensvragen’ bedenken en oefenen.

Stap 1 Kies een studiegenoot om mee samen te werken.

Stap 2 Bedenk samen minimaal vijf onderwerpen die belangrijk zijn in iemands leven en waarover je graag meer te weten wilt komen.

Stap 3 Formuleer nu een open vraag ( zie het informatieblok op de pagina hiernaast ) bij elk van de vijf onderwerpen die jullie hebben bedacht.

Stap 4 Oefen nu de vragen met elkaar: de een stelt de vragen, de ander geeft antwoord. Wissel na afloop van rol.

Stap 5 Beoordeel jullie vragen: leveren ze voldoende interessante informatie op?

v Gesloten vragen zijn vragen waarop er maar enkele antwoorden mogelijk zijn, bijvoorbeeld ‘ja’ of ‘nee’. Ze beginnen meestal met een werkwoord: vind je, heb je weleens, weet je.

Je gebruikt een gesloten vraag als je specifieke informatie nodig hebt.

voorbeeld Wil jij mee naar het strand?

v Open vragen zijn vragen waarop er meerdere antwoorden mogelijk zijn. Ze beginnen meestal met een vraagwoord zoals: wat , waarom, hoe, wanneer, welke

Je gebruikt een open vraag als je de ander veel ruimte wilt geven om zelf te vertellen.

voorbeeld Waarom wil jij niet mee naar het strand?

Een levensverhaal dat wordt opgeschreven, is een biografie.

Als je je eigen levensverhaal opschrijft, is dat een autobiografie.

Dit zijn drie voorbeelden van (auto)biografieën.

Ze gaan over Max Verstappen, Taylor Swift en Ayoub Louihrani.

Deze informatie staat ook in de training Gesprekken voeren (p. 173).

Boek lezen 2

doel v Je schrijft een leesautobiografie en kiest een boek op basis van je eigen verhaalvoorkeuren.

2.1

Leesautobiografie

In Boom Nederlands krijg je bij elk thema tips voor boeken die je kunt lezen. Maar wat voor lezer ben jij eigenlijk? Om hierachter te komen maak je een leesautobiografie

Aan de slag leesautobiografie

Stap 1 Lees de informatie over de opzet van de leesautobiografie hiernaast. Bedenk je antwoorden op de vragen en maak hierbij aantekeningen.

Stap 2 Gebruik je antwoorden uit stap 1 en schrijf een verslag van minimaal 300 woorden. Let daarbij op het volgende:

v Een leesautobiografie is een persoonlijk verslag, dus gebruik de ik-vorm.

v Probeer je tijdens het schrijven voor te stellen dat je je leesgeschiedenis aan je docent vertelt.

v Maak hele zinnen en schrijf deze achter elkaar. Begin steeds op een nieuwe regel als je aan een nieuw (deel)onderwerp begint.

v Bedenk een aantrekkelijke titel die iets zegt over jouw leeservaring en -ontwikkeling.

Stap 3 Controleer je verslag. Let daarbij op het volgende:

v Check of je alle vragen uit de opzet hiernaast hebt beantwoord.

v Controleer spelling, hoofdletters, punten en komma’s.

v Laat je verslag ter controle aan iemand anders lezen.

v Opzet leesautobiografie

Een autobiografie is de beschrijving ( grafie ) van de eigen (auto) levensloop ( bio ). Een leesautobiografie is bedoeld om je ontwikkeling als lezer te beschrijven. Je geeft daarin antwoord op de volgende vragen:

v Welke boeken werden vroeger aan je voorgelezen?

v Wie kon er vroeger goed voorlezen? Waarom?

v Wat is een van de eerste boeken die je helemaal zelf hebt gelezen?

v Hoe vond je lezen op de basisschool?

v Wat waren je lievelingsboeken op de basisschool?

v Hoe vond je lezen op de middelbare school?

v Wat waren je lievelingsboeken op de middelbare school?

v Aan welk boek heb je slechte herinneringen. Waarom?

v Lees je nu vaak, soms of bijna nooit boeken? Waarom?

v Wat zijn voor jou geschikte of fijne momenten om te lezen?

2.2 Verhaalvoorkeuren

Niet elk boek past bij jou. Kies daarom een boek dat aansluit bij je verhaalvoorkeuren.

Aan de slag boek kiezen

Stap 1 Lees het lijstje met veelgelezen genres op het mbo hiernaast. Welk(e) genre(s) spreken je aan?

Stap 2 Bekijk de pictogrammen van de bibliotheek. Welk(e) genre(s) hieruit spreken je nog meer aan?

Stap 3 Bekijk de boekentips op de volgende pagina’s. Let op de genres en kies het boek dat je het meeste aanspreekt.

Stap 4 Overleg met je docent hoe je aan het boek kunt komen: via de (school)bibliotheek of op een andere manier. Tot 18 jaar kun je gratis lid worden van de bibliotheek bij jou in de buurt.

Een voorbeeld van fantasy: de Horizon-games van het Nederlandse bedrijf Guerilla Games. Ook games zijn een soort verhalen met eigen genres. Zo is Fortnite een soort thriller waarin je zelf de hoofdpersoon speelt.

v Veelgelezen genres op het mbo

v Waargebeurd

Verhalen die gebaseerd zijn op echte gebeurtenissen en personen.

Ook de (auto)biografie hoort bij waargebeurd.

v Thriller

Spannende verhalen waarin de nadruk ligt op actie en gevaar.

v Romantiek

Verhalen waarin liefde en relaties centraal staan.

v Fantasy

Magische verhalen over verzonnen wezens en imaginaire werelden.

v Young adult

Verhalen voor jongvolwassenen, meestal met een jongvolwassene als hoofdpersoon.

1 avontuur 2 detective 3 dieren 4 griezelverhaal 5 historisch verhaal

humor 7 oorlog & verzet 8 psychologisch verhaal

school

sociaal / politiek verhaal

spanning

sprookjes / fantasy

vriendschap & verliefd 15 waargebeurde verhalen

Om duidelijk te maken met wat voor soort boek je te maken hebt, gebruikt de bibliotheek pictogrammen voor genres. Deze genres geven aan met wat voor soort verhaal je te maken hebt.

Virgil van Dijk

maarten meijer

Genre waargebeurd, (auto)biografie

Trefwoorden opgroeien, sport

Samenvatting Virgil van Dijk was elf toen zijn vader het gezin verliet. Als oudste van drie kinderen leerde hij daarom al vroeg verantwoordelijkheid te nemen. De basis voor zijn leiderschapskwaliteiten is in deze periode gelegd. Via verschillende clubs groeide hij uit tot één van de meest gevreesde en gewaardeerde verdedigers van het hedendaagse voetbal.

Het Achterhuis

anne frank

Genre waargebeurd, (auto)biografie,

Trefwoorden onderduiken, Tweede Wereldoorlog, geschiedenis

Samenvatting Anne Frank is een Joods meisje dat tijdens de Tweede Wereldoorlog noodgedwongen in Amsterdam moet onderduiken met haar familie. In het bedrijf van haar vader zit een achterhuis verscholen. Via een boekenkast kan het gezin het achterhuis bereiken. Hier houdt Anne jarenlang een dagboek bij totdat de Duitsers haar en haar familie ontdekken.

Het boek is ook beschikbaar als graphic novel.

Split second

caja kazemier

Genre thriller

Trefwoorden criminaliteit, keuzes

Samenvatting Thijs is een gewone jongen met een gewoon leven. Om zichzelf te beschermen, hebben Thijs en zijn vrienden een mes op zak. Als Thijs zijn mes op een dag zonder nadenken gebruikt, is hij ineens een crimineel. Hij krijgt te maken met de politie, de reclassering en komt in een jeugdgevangenis. Thijs voelt zich schuldig en schaamt zich enorm. Hoe kan hij zichzelf uit deze nachtmerrie halen?

Als ik jou was marijke vos

Genre feelgood, romantiek

Trefwoorden liefde, humor

Samenvatting Maudy is de trotse eigenaresse van een ijssalon. Ze is gek op haar werk en op haar klanten. Maar er is één persoon die het bloed onder haar nagels vandaan haalt: de makelaar die elke dag haar parkeerplek inpikt.

Dit is Wout en hij zit niet te wachten op gezeur van andere ondernemers. Maudy en Wout sluiten een deal. Ze ruilen twee weken lang van baan. Wat gebeurt er als je ineens in de schoenen van een ander staat?

Harry Potter *

j.k. rowling

Genre fantasy

Trefwoorden fantasiewereld, magie, identiteit

Samenvatting Harry Potter is een weesjongentje dat bij zijn oom en tante in de bezemkast onder de trap woont. Hier wordt hij slecht behandeld. Als Harry 11 jaar is, ontdekt hij dat hij een tovenaar is. Hij gaat naar Zweinstein, de Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Hier leert hij over monsters, bezemstelen en toverdranken. Ook moet hij vechten tegen zijn aartsvijand Voldemort.

* De steen der wijzen is het eerste deel van de Harry Potterreeks dat uit zeven delen bestaat.

Ik ben blij dat mijn moeder dood is

jennette mccurdy

Genre young adult, non-fictie

Trefwoorden opgroeien, moeder-kindrelatie, eetstoornis

Samenvatting Toen Jennette McCurdy pas zes jaar oud was, deed ze voor het eerst acteerauditie. Haar moeders droom was dat haar enige dochter een ster zou worden, en Jennette deed alles om haar moeder gelukkig te maken. Als Jennettes moeder sterft, moet Jennette leren om voor het eerst in haar leven écht voor zichzelf te kiezen.

Teksten en fragmenten 3

doel v Je leest en bekijkt verschillende soorten teksten en fragmenten over ‘mijn verhaal’ en gaat hiermee aan de slag.

3.1 0 – 0

Lees ‘0–0’.

Check of je begrijpt …

v wat ‘mijn goal’ is voor de ik in het gedicht ( regel 1 );

v wat ‘loeiers’ zijn (regel 4);

v wat de dichter bedoelt met ‘groeien is je doel verdedigen’ (regel 5);

v waarom de ballen harder worden en de tegenstanders gemener knallen (regels 6 – 8).

Aan de slag gesprek voeren

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 2 Bespreek samen de volgende vragen:

v In dit gedicht wordt opgroeien met keepen vergeleken. Wat vinden jullie van deze vergelijking?

v De ik in het gedicht wil zijn ‘leven niet blesseren’ (regel 13 ). Hoe denken jullie hierover: kun je leven zonder je te blesseren? Waarom?

v Wat vinden jullie van de uitspraak ‘Zolang ik aanval, kan niemand mij passeren’ (regels 14–15)?

v Wat zou de dichter met de titel van het gedicht bedoelen?

Stap 3 Bekijk samen het formulier op p. 186. Beoordeel samen hoe ieder van jullie aan het gesprek bij stap 1 heeft bijgedragen.

Mijn goal is schoon: het lichaam waar ik woon, mijn huis, mijn school — ik kreeg er nog geen grote loeiers tegen. Groeien is je doel verdedigen, maar de ballen worden wel van harder leer, de tegenstanders knallen steeds gemener medespelers neer en het veld wordt alle dagen dieper. Ik heb de trainer moeten vragen mij te leren vliegend keepen, want ik wil mijn leven niet blesseren. Zolang ik aanval, kan niemand mij passeren.

edward van de vendel Uit: Bijna alle sleutels. Querido (1998).

3.2 Vertel eens iets over jezelf

Bekijk in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands de video ‘Hoe beantwoord je de vraag: “ vertel eens iets over jezelf?” (1,5 minuut).

Check of je begrijpt … v waarom je verhaal niet te lang, maar ook niet te kort moet zijn; v wat een ‘motief’ is ; v wat ‘ijdeltuiterij’ betekent ; v welke balans je moet opzoeken ( tip 2 ) ; v wat ‘de dialoog opzoeken’ inhoudt.

Aan de slag over jezelf vertellen

Stap 1 Kies een bedrijf en functie waarop je graag zou willen solliciteren. Dit hoeft geen bestaande vacature te zijn ; je mag zelf iets bedenken.

Stap 2 Gebruik tip 1 of tip 2 uit de video om een antwoord te bedenken op de vraag ‘Vertel eens iets over jezelf’. Maak aantekeningen van je verhaal.

Stap 3 Werk samen met een studiegenoot. De een is de werkgever en stelt de vraag ‘Vertel eens iets over jezelf?’. De ander is de sollicitant en geeft antwoord. Wissel daarna van rol.

Stap 4 Bespreek elkaars antwoorden. Wat gaat goed en wat kan beter? Hoe zou een werkgever jullie antwoorden beoordelen?

Hoe beantwoord je de vraag : ‘ vertel eens iets over jezelf? ’

Intermediair

3.3 Ik ben maar één verhaal

Lees het artikel ‘Ik ben maar één verhaal uit de verhalen die ook verteld moeten worden’.

Check samen met studiegenoten of je begrijpt …

v wat de functie van een ambassadeur is;

v wat het doel is van Hendrik als Landelijk Ambassadeur voor het mbo; v waarom Hendrik zijn baan als beveiliger opzegde; v wat de gemarkeerde woorden in de tekst betekenen;

v waarom Hendrik zich na zijn avontuur in Griekenland inschreef voor een bbl-opleiding.

Aan de slag gesprek voeren

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 2 Bespreek samen waarom jullie voor deze opleiding hebben gekozen: wat is voor elk van jullie het verhaal achter je keuze?

Stap 3 Bespreek samen het artikel: zijn jullie het eens met Hendrik dat de verhalen uit het mbo verteld moeten worden? Waarom?

Stap 4 Deel jullie verhalen (stap 2) en opvattingen over het mbo (stap 3 ) met de klas.

Stap 5 Bekijk het formulier op p. 186. Beoordeel hoe je zelf hebt bijgedragen aan het gesprek in je groepje en in de klas.

‘Ik ben maar één verhaal uit de verhalen die ook verteld moeten worden’

Naar: ditismbo.nl, 11 december 2019

Hendrik de Kok mocht zich een jaar lang Landelijk Ambassadeur mbo noemen. Wie is deze vrolijke ereburger van Brabant die Verpleegkunde studeert aan ROC Tilburg en graag bananen uitdeelt? En wat wil hij betekenen voor het mbo?

Hendrik de Kok (24) wil het verschil maken. Als toekomstig verpleegkundige én als Landelijk Ambassadeur mbo, want: ‘Mbo’ers zijn gewoon hard nodig in deze maatschappij. Zonder mbo’ers zijn er geen vakmensen, geen handen aan het bed of ogen en oren in de wijk.’ En dat mag nog zichtbaarder worden, vindt Hendrik. Daarom wil hij inspirerende verhalen uit heel Nederland ophalen van mensen met een mbo-achtergrond die op hun eigen manier of met hun eigen product of visie ook verschil maken. Om zichzelf nou als voorbeeld neer te zetten: dat hoeft niet, daar gaat het hem niet om. ‘Dat ik als man de opleiding Verpleegkunde volg en waarom ik dat doe is misschien bijzonder, maar dat is maar één verhaal uit de vele andere verhalen van (oud-)mbostudenten die ook verteld moeten worden.’ Toch vertellen we het verhaal van Hendrik. Omdat dit ‘menneke’ uit Tilburg niet voor niks Landelijke Ambassadeur mbo is geworden.

Van Brabant naar Griekenland ‘Ik heb een nachtmerrie meegemaakt, en mede dankzij het mbo leef ik nu mijn droom’, begon Hendrik zijn speech op het Ambassadeursgala. En dat kwam zo. Hij werkte in 2015 als beveiliger en zag op tv de beelden van de duizenden vluchtelingen die in Griekenland aankwamen in gammele bootjes. Dat greep hem zo aan dat hij prompt zijn baan opzegde en het vliegtuig naar Lesbos nam om hulp te bieden. Hij zag de nachtmerrie waar hij over sprak tijdens zijn pitch, maar raakte niet ontmoedigd. Integendeel: na een paar maanden ging Hendrik weer terug naar Griekenland. In Idomeni, een plaats op de grens tussen Griekenland en Macedonië, was een  immense stroom aan vluchtelingen die de grens over wilden

steken op gang gekomen. ‘Het was chaos daar. Er was gebrek aan alles: tenten, medicijnen, kleding, sanitair en voedsel.’

Bananen

Hendrik vroeg zich af hoe hij de meest kwetsbare mensen het snelst kon helpen. Bananen bedacht hij. Een banaan bevat genoeg voedingsstoffen, is makkelijk verteerbaar en helpt bij diarree. Van zijn eigen geld kocht Hendrik tweehonderd trossen. Hij deelde bananen uit aan kinderen, zwangere vrouwen en zieken. Andere vrijwilligers volgden al snel zijn voorbeeld. Al gauw kreeg Hendriks initiatief media-aandacht en daardoor geld ‘waarmee ik nog meer bananen kon kopen’. Team Bananas was geboren en deelde duizenden bananen uit in Idomeni. Dit bleef het team ook doen toen Hendrik weer terug in Nederland was.

Van nachtmerrie naar droom

Toch knaagde het bij Hendrik. ‘Ik kon die mensen helpen met bananen, maar verder geen medische hulp bieden. Als ik nou medisch onderlegd zou zijn, dan wist ik nog beter wat ik allemaal kan doen voor mensen in nood.’ Dus besloot hij zich in te schrijven voor de bbl-opleiding Verpleegkunde bij ROC Tilburg om zijn droom te realiseren: verpleger worden bij Artsen zonder Grenzen.

Als het even kan, reist Hendrik naar gebieden waar hij medische hulp kan bieden en het verschil kan maken. Ondanks alle ellende die Hendrik dan tegenkomt, blijft hij positief. “Goed kunnen samenwerken is het belangrijkste in barre omstandigheden. Dat wil ik ook als Landelijke Ambassadeur uitdragen: samen met andere (oud-)mbo-studenten blijven werken aan een positief beeld van het mbo. Met een mbo-opleiding kun je ook je droom verwezenlijken.’

Hendrik de Kok tijdens zijn feestelijke benoeming tot Landelijke Ambassadeur mbo.

3.4 Echt gebeurd

Luister in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands de aflevering ‘Familie’ uit de podcast Echt Gebeurd (10 minuten).

Check of je begrijpt …

v om welke twee redenen de verteller tegen ‘blind dates’ is ; v waarom vrijgezel zijn een probleem is voor de verteller ; v op welke twee manieren de tante probeert te helpen ; v wat het ijs brak tussen de verteller en Ayla ; v welke twee dingen de verteller heeft geleerd.

Aan de slag luisteren

Stap 1 Denk aan een ongemakkelijke situatie die je ooit zelf hebt meegemaakt en die leuk is om te vertellen.

Stap 2 Vorm een groepje met twee andere studiegenoten. De eerste vertelt zijn verhaal; de tweede luistert; de derde beoordeelt degene die luistert en geeft na afloop van het gesprek feedback. In de informatie hiernaast lees je hoe je op een goede manier luistert.

Stap 3 Wissel na elk gesprek van rol. Zorg dat iedereen een keer verteller, luisteraar en beoordelaar is geweest.

In de podcastserie Echt Gebeurd vertellen mensen op een klein podium mooie, bijzondere of grappige verhalen over iets wat ze zelf hebben meegemaakt.

v Luisteren met woorden

Actief luisteren is belangrijk tijdens het voeren van een gesprek.

Met je houding en je gedrag kun je zonder iets te zeggen laten zien dat je luistert. Maar dat is niet de enige manier. Soms moet je iets zeggen om te laten weten dat je naar de ander luistert. Dat doe je zo:

v Moedig de spreker met korte reacties aan om door te praten. Je kunt ook enkele woorden van de ander vragend herhalen. voorbeelden ‘Goh!’ / ‘Hm hm’ / ‘Oh ja?’ / ‘En toen?’

v Stel vragen als je iets niet begrijpt. voorbeelden ‘Waarom wil je dat zo graag?’ / ‘Hoezo denk je dat?’

v Laat merken dat je met de ander meeleeft. voorbeelden ‘Wat vervelend voor je!’ / ‘Ik kan mij voorstellen dat je je zo voelt.’

v Vat het verhaal van de ander kort samen om te laten merken dat je goed hebt geluisterd. voorbeeld ‘Dus je hebt morgen een toets, maar je denkt dat je die niet gaat halen?’

Deze informatie staat ook in de training Gesprekken voeren (p. 171).

3.5 Mijn muziek helpt me om naar mezelf te luisteren

Lees ‘Mijn muziek helpt me om naar mezelf te luisteren’ en de informatie over ‘Levensverhalen uit het beroepsonderwijs’.

Check of je begrijpt …

v voor welke gebeurtenis het vrolijke deuntje (regel 13) symbool staat ; v voor welke gebeurtenis het liedje met een verdrietige toon (regels 15–16 ) symbool staat ; v wat de gemarkeerde woorden in de tekst betekenen; v waarom Max van muziek zijn beroep heeft gemaakt.

Aan de slag gesprek voeren

Stap 1 Vorm een groepje met medestudenten.

Stap 2 Bespreek samen welke functie muziek voor elk van jullie heeft.

Stap 3 In hoeverre lijken jullie verhalen over muziek op dat van Max?

Stap 4 In de informatie over ‘Levensverhalen uit het beroepsonderwijs’ staat: ‘als je het verhaal achter het gezicht kent, zie je dat we ondanks al onze verschillen ontzettend veel op elkaar lijken.’ Zijn jullie het hiermee eens? Waarom?

Neem het verhaal van Max als voorbeeld in jullie bespreking.

Stap 5 Bekijk het formulier op p. 186. Beoordeel samen hoe ieder van jullie aan het gesprek heeft bijgedragen.

Mijn muziek helpt me om naar mezelf te luisteren.

Het verhaal van Max.

Uit: Annora Salomons, Fatou. Levensverhalen uit het beroepsonderwijs.

Deltion College en Hogeschool Windesheim.

Max verhuisde met zijn ouders naar een ander land, maar die nieuwe start verliep anders dan hij hoopte. Bijna raakte hij allebei zijn ouders kwijt. Wie luisterde er naar hem, vroeg hij zich vaak af, en waar zou hij zijn nieuwe thuis vinden?

Ik herinner me de dag nog goed, ik zat in de auto naar buiten te kijken. Het was schemerig en het regende. We waren vroeg opgestaan die ochtend en mijn ouders waren nog druk heen en weer aan het lopen om zeker te zijn dat alles ingepakt was. Licht gespannen wachtte ik tot mijn ouders ook instapten en we konden vertrekken. Het was zo ver: we verhuisden naar Nederland, voor ons nieuwe begin. Tijdens de autorit genoot ik van de muziek door mijn oortjes. De muziek had een vrolijk deuntje waar ik enthousiast van werd. Ik had veel zin in mijn nieuwe leven, ik keek er naar uit. Toen het vrolijke nummer afgelopen was, kwam er een liedje met een verdrietige toon. Ik dacht terug aan de reden van ons vertrek uit België.

Alles leek goed te gaan; mijn moeder had een baan als winkelmanager, mijn vader als sluiswachter en ik deed de opleiding grafische media. Totdat dit door een noodlottige avond veranderde.

Mijn vader draaide een nachtdienst en er werd die avond geprotesteerd. De protestanten gooiden iets explosiefs in het kantoor van mijn vader en dit ontplofte. Als gevolg van deze ontploffing liep mijn vader gehoorschade op, het kantoorberoep kon hij hierdoor niet meer uitoefenen en de drukte van de stad werd hem te veel. Het advies was een rustige plek op te zoeken en dus verhuisden we naar Nederland, Giethoorn om precies te zijn.

In Giethoorn woonden we als gezin met zijn drieën. Een fijne nieuwe start, zo zal ik het omschrijven. Mijn vader vond zijn rust en ik begon aan een nieuwe opleiding tot beveiliger. Via die weg zou ik dan uiteindelijk doorstromen naar mijn droombaan bij de  Marechaussee .

Helaas duurde deze fijne start niet lang. Ik werd op een avond wakker en hoorde mijn ouders ruzie hebben, ze schreeuwden tegen elkaar. De ruzie ging over de aankoop van het huis. Ik schrok ervan maar besloot het naast me neer te leggen. Het bleef alleen niet bij die ene keer. De ruzies werden heftiger en het gebeurde steeds vaker. Toen we verhuisden hebben mijn ouders een huis gekocht in Giethoorn. De verdeling van de inleg voor het huis zorgde bij mijn ouders voor de nodige spanningen. Mijn ouders wilden allebei dat ik hun verhaal geloofde. Ze spraken onaardig over elkaar en wilden gelijk krijgen. Ik zat ertussenin. Ik kon dit lastig een plek geven en wilde het liefst zo min mogelijk thuis zijn.

De spanningen liepen steeds verder op en de ruzies werden heftiger. Wat ik vreesde werd werkelijkheid: een vechtscheiding . In deze periode woonde ik nog altijd thuis en deze gebeurtenissen hebben lange tijd grote indruk op mij gemaakt. In de periode na de vechtscheiding is mijn moeder tijdelijk in het huis blijven wonen

en is mijn vader op pad gegaan. Van de rechter moest hij mijn moeder de tijd geven een woning te vinden. Omdat ik minderjarig was, moest ik bij mijn moeder blijven wonen.

Na een onstuimige periode keerde de rust iets meer terug en kreeg mijn moeder een nieuwe vriend. Een grote, onaardige man die de vaderrol in mijn leven op zich wilde nemen. Meerdere keren gaf ik bij hem aan dat hij die rol niet hoefde en kon vervullen. Maar hij liet het niet los. Om de confrontatie met hem te ontlopen bleef ik dagen van huis. Samen met vrienden maakte ik muziek, dronken we biertjes en voerde ik zo nu en dan gesprekken. Ik was liever bij hen dan dat ik thuis mijn tijd moest doorbrengen. Als minderjarige moest ik uiteindelijk toch nog vaak thuis slapen. Als ik dan thuiskwam, ontstond er vaak ruzie met de nieuwe vriend van mijn moeder. Door die onderlinge strijd was de spanning vaak om te snijden en soms leek alles bijna te exploderen.

Op een donderdagavond kwam ik thuis, nadat ik die dag bij mijn beste vriend had doorgebracht. Toen ik de deur opendeed stonden er binnen al mensen op mij te wachten. Pas later begreep ik dat ze van ‘Veilig thuis’ en Trias waren. Bij binnenkomst moest ik gaan zitten. Mijn stiefvader vertelde dat het niet langer handig zou zijn als ik thuis zou blijven wonen. Wat ik zelf ook inbracht of zei, er werd niet geluisterd. De communicatie van de instellingen verliep via mijn stiefvader, de man die ik haatte en die naar mijn idee de oorzaak van de problemen is. Ik kon alleen maar zitten en luisteren, van binnen voelde ik de woede steeds meer opkomen. Totdat het mij te veel werd. Met alle geweld stond ik op en liep naar buiten. De deur sloeg ik dicht en voordat ik erover nadacht raakte mijn vuist de ruit …

In de verte hoorde ik de sirenes, ze kwamen naar ons huis. Toen kwamen ze binnen, twee stevige mannen in uniform. Opnieuw moest ik blijven zitten en werd er geluisterd naar het verhaal van mijn moeder en stiefvader. Waarom luistert er niemand naar bij? Midden in de nacht is besloten dat ik naar de crisisopvang gebracht werd. Andere opties werden niet geopperd en overleg was niet mogelijk.

Vanuit de crisisopvang is besloten dat ik naar een zelfstandigheidscentrum moest. Hier kon ik wonen om dat het huis niet veilig

was. 17 jaar en 8 maanden was ik toen ik daar kwam wonen. De vier maanden die volgden heb ik uitgezeten. Ik heb mij gefocust op het maken van muziek. Van liedjes die mijn gevoelens beschreven of van liedjes die ik altijd al leuk vind heb ik verschillende remixen gemaakt. Over het algemeen hardstyle remixen, in dat tempo kon ik veel van mijn gevoel kwijt. Voor mij is dit de beste en mooiste manier om met mijn gevoelens om te gaan.

Op 12 augustus was de dag daar. Omdat ik 18 werd mocht ik in deze situatie eindelijk mijn eerste eigen keuze maken. Terug naar mijn moeder ging ik niet, ook al stond ik op haar adres ingeschreven. Ik ben bij mijn vader gaan wonen en daar ben ik tot op de dag van vandaag blij mee.

Door alle gebeurtenissen in de afgelopen twee jaar is mijn focus op andere zaken komen te liggen; zoals mijn eigen geluk. Door het maken van muziek kunnen mijn gevoelens een plek krijgen. Ik ben ontzettend trots op mijzelf als ik een nieuwe remix uitbreng. Uren en uren heb ik achter de laptop gezeten om alles in mijn hoofd een plek te kunnen geven in mijn muziek. Mijn muziek helpt me naar mijzelf te blijven luisteren. Alleen zo kan ik voorkomen dat ik van anderen te horen krijg wat ik moet doen. Daarom heb ik ervoor gekozen om van mijn passie mijn beroep te maken. Tot nu toe gaat dit wonderbaarlijk goed. Ik heb een samenwerkingscontract aangeboden gekregen en mijn Spotify-statistieken schieten omhoog. Door volledig met muziek bezig te zijn voel ik mij op mijn gemak. Ik voel me beter dan ik me de afgelopen jaren heb gevoeld. Muziek is altijd hetgeen geweest waar ik op terug kon vallen in deze wereld. Dat wil ik anderen ook brengen.

Levensverhalen uit het beroepsonderwijs

In het project Verhalenvertellers vertellen mbo-studenten van Deltion College hun levensverhaal aan studenten journalistiek van Hogeschool Windesheim, die de verhalen opschrijven.

Het uitgangspunt is dat iedereen een bijzonder verhaal heeft, waar je ook studeert, wat je achtergrond ook is, en wie je ook bent. Of, zoals één van de schrijvende studenten zei: ‘Een gezicht is gewoon een gezicht, maar als je het verhaal achter het gezicht kent, zie je dat we ondanks al onze verschillen ontzettend veel op elkaar lijken.’

Vanuit het project Verhalenvertellers zijn verschillende verhalenbundels ontstaan: Queen Latifah (2014), King Leroy (2018). Het verhaal van Max komt uit de bundel Fatou ( 2022 ).

Media en actueel 4

doel v Je gaat informatie zoeken met behulp van AI, deze informatie beoordelen en vragen stellen aan AI.

Wat is het verhaal van …? Over sommige bekende personen weet je best veel. Je vindt ze knap, interessant of ze zijn een voorbeeld voor je. Wie volg jij op sociale media of in het nieuws? Check of je meer over deze persoon weet dan AI en stel goede vragen aan AI.

Zoek

Stap 1 Kies een bekend persoon die jij volgt en wiens verhaal je redelijk goed kent.

Stap 2 Noteer in steekwoorden wat je over deze persoon weet.

Stap 3 Bepaal met welk AI-programma je informatie gaat zoeken. Overleg eventueel met je docent.

Stap 4 Stel het AI-programma de volgende vraag ( prompt ): ‘Wat is het verhaal van … [naam van jouw persoon]?’

Prompt Een vraag die je aan een AI-programma stelt, noem je een prompt. Hoe preciezer je vraag is, hoe beter het antwoord dat je krijgt.

Een AI-programma maakte deze afbeeldingen.

Check

Stap 5 Lees de informatie die AI geeft over je bekende persoon.

Stap 6 Vergelijk de informatie van AI met wat je zelf weet over de persoon ( zie stap 2 ): welke informatie is nieuw voor je en welke informatie ontbreekt? Maak van beide een lijstje.

Stap 7 Hoe kun je de informatie die AI geeft het beste omschrijven? Zijn het feiten, meningen of persoonlijke verhalen?

Stap 8 Geeft AI volgens jou ook informatie die niet klopt of die je niet helemaal vertrouwt? Waarom?

Aan de slag

Stap 9 Over welk onderwerp dat te maken heeft met je bekende persoon, heb je nog niets gelezen? Gebruik eventueel het lijstje dat je bij stap 5 hebt gemaakt en kies een onderwerp.

Stap 10 Wat is een goede vraag om over dit onderwerp te stellen? Gebruik dit als prompt.

Stap 11 Beoordeel de informatie die AI geeft: is het een goed antwoord op je vraag?

Stap 12 Bedenk een vervolgvraag (zie het informatieblok op de pagina hiernaast ) die je AI kunt stellen en waarmee je om nog preciezere informatie kunt vragen. Gebruikt dit als prompt.

Stap 13 Herhaal stap 11 en 12.

Mensen geven zelden meteen een volledig antwoord. Als luisteraar vraag je dus door: je kiest een onderdeel uit het antwoord en stelt daarover een vervolgvraag.

Evalueren

Stap 14 Vorm een groepje met studiegenoten en beoordeel samen jullie ‘gesprekken’ met AI :

v Om wat voor informatie hoef je AI niet te vragen en om wat voor informatie wel?

v Vinden jullie de informatie die AI geeft betrouwbaar? Waarom?

v Met welke prompts kregen jullie de beste informatie? Welke tips kun je hieruit halen voor het schrijven van een goede prompt?

Deze informatie staat ook in de training Gesprekken voeren (p. 173).

Eindopdracht 5

doel v Je kiest een eindopdracht rondom het thema ‘mijn verhaal’ en oefent daarmee je schrijfvaardigheid.

Lees de omschrijvingen bij A en B.

Kies of je een dagboekfragment of een gebruiksaanwijzing over jezelf wilt schrijven.

A Een dag uit je leven

Wat maak jij op een gewone dag mee? Je schrijft een dagboekfragment over iets wat je hebt beleefd of gedacht.

In een dagboek schrijf je over je dagelijkse gebeurtenissen en gedachten.

Voorbereiden

Stap 1 Bedenk waarover je in je dagboek gaat schrijven. Houd er rekening mee dat iemand anders later meeleest. Gebruik vandaag of gisteren als inspiratie en bedenk hoe je dag is verlopen. Je kunt er ook voor kiezen om alleen een bepaalde gebeurtenis, gedachte en / of gevoel te beschrijven.

Schrijven

Stap 2 Gebruik je idee uit stap 1 en schrijf een dagboekfragment van minimaal 150 woorden. Let daarbij op het volgende:

v Zet de datum van je fragment bovenaan het document.

v Schrijf je fragment in de ik-vorm.

v Je kunt je dagboek aan een denkbeeldig persoon schrijven (‘Lief dagboek’), maar dit hoeft niet.

v Gebruik hele zinnen, hoofdletters en leestekens.

Evalueren

In het Nederlands Dagboekarchief worden dagboeken van gewone Nederlanders bewaard.

Schrijver Joris van Casteren dook het archief in en selecteerde dagboekfragmenten van negen mensen. Hij publiceerde deze fragmenten in De mensheid zal nog van mij horen.

Stemmen uit het dagboekarchief (2024).

Stap 3 Deel je dagboekfragment met een studiegenoot en lees elkaars tekst. Bespreek samen de volgende vragen:

v Vind je het interessant om het dagboekfragment van iemand anders te lezen? Waarom?

v Wat herken je in het verhaal van de ander? En wat herken je niet?

B Jouw gebruiksaanwijzing

Hoe zit jij in elkaar en hoe werk jij? Wat moet een ander weten om erachter te komen wie je bent en wat je kunt? Schrijf een gebruiksaanwijzing over jezelf.

Een gebruiksaanwijzing is een instructie over hoe iets in elkaar zit en /of hoe je iets moet gebruiken.

Voorbereiden

Stap 1 Hoe zou je jezelf omschrijven? Wat zijn jouw belangrijkste eigenschappen en / of kenmerken? Maak aantekeningen van alles wat je te binnen schiet.

Stap 2 Waarvan ga jij ‘aan’ en waarvan ga je ‘uit’?

Stap 3 Waarvoor kan een ander bij je terecht en waarvoor zeker niet?

Stap 4 Hoe denk je dat anderen jou zullen omschrijven? Bedenk van twee personen in je omgeving wat ze van je vinden.

Schrijven

Stap 5 Gebruik je antwoorden uit stap 1 – 4 en schrijf een gebruiksaanwijzing over jezelf van minimaal 150 woorden. Let daarbij op het volgende:

v Zet je naam bovenaan het document en daaronder ‘gebruiksaanwijzing’.

v Verdeel je gebruiksaanwijzing in drie onderdelen: omschrijving, werking en gebruikerservaringen.

v Schrijf over jezelf in de derde persoon: gebruik je naam in plaats van ‘ik’.

v Gebruik hele zinnen, hoofdletters en leestekens.

Evalueren

Stap 6 Deel je tekst met een studiegenoot en lees elkaars gebruiksaanwijzing. Bespreek samen de volgende vragen:

v Wat vind je interessant aan de gebruiksaanwijzing van de ander?

v Welke vragen roept de gebruiksaanwijzing bij je op?

Over hoe mensen werken en wat hun gebruiksaanwijzing is, verschijnen talloze zelfhulpboeken.

‘Wat open jij voor mij / als ik voor jou dicht?’

Deze dichtregels zijn van voormalig stadsdichter Cees van Weerd. Ze staan op een muur in de historische binnenstad van Amersfoort.

1 Start 46

2 Boek lezen 48

2.1 Boekentips 48

2.2 Boekenclub 51

3 Teksten en fragmenten 52

3.1 Onder invloed 52 Roosbeef

3.2 De Cirkel van Invloed en Betrokkenheid 54 Stephen Covey

3.3 Hebben influencers een slechte invloed? 58 Universiteit van Nederland

3.4 Storytelling 60 360talk

3.5 Risotto des doods 62 Job Tichelman

4 Media en actueel 74

5 Eindopdracht 78

Start 1

doel v Je verkent het thema ‘invloed’ en schrijft hierover een haiku.

In dit thema ga je aan de slag met invloed. De hele dag worden we beïnvloed door sociale media, andere mensen, studiegenoten, collega’s en de situaties waarin we ons bevinden. Invloed is overal om ons heen en kan ons gedrag, onze stemming en zelfs onze keuzes bepalen.

Aan de slag haiku schrijven

Wat heeft er veel invloed op jouw dag? Daarover ga je een haiku schrijven.

Stap 1 Denk aan gisteren: welk moment had veel invloed op jouw dag? Dit kan een positieve invloed zijn, zoals een compliment dat je hebt ontvangen, een gezellig gesprek of een inspirerend bericht op sociale media. Maar het kan ook een negatieve invloed zijn, zoals een vervelende opmerking, een tegenslag of een drukke en stressvolle situatie.

Stap 2 Schrijf in vijf minuten zoveel mogelijk op over dat moment. Denk aan: wat gebeurde er precies; wie was erbij; waar was het; wat zag, hoorde en rook je; welke gevoelens riep de situatie in je op.

Stap 3 Onderstreep de woorden en zinnen die er voor jou uitspringen.

Stap 4 Schrijf nu je haiku:

v Gebruik je inspiratie en de onderstreepte woorden en zinnen uit stap 1 tot en met 3.

v Verdeel je woorden over drie versregels en let daarbij op het aantal lettergrepen (zie het voorbeeld hiernaast).

tip — Klap zachtjes in je handen om het aantal lettergrepen te tellen.

Stap 5 Je mag een titel boven je haiku zetten, maar dit hoeft niet.

Stap 6 Deel je haiku met een studiegenoot en vergelijk wat jullie hebben beschreven. Gaat je haiku over dezelfde soorten invloed of verschillen de onderwerpen?

Een haiku is een korte, krachtige Japanse dichtvorm die bestaat uit drie versregels — van vijf, zeven en vijf lettergrepen. Een haiku gaat vaak over een ervaring in de natuur en een gedachte daarover, maar je kunt er ook je eigen draai aan geven.

voorbeeld

Instagram

Deel jouw foto hier

Vrienden voelen altijd dichtbij

Blij met jouw bericht

Instagram

1 Deel | jouw | fo- | to | hier

2 Vriend- | schap | voelt | al- | tijd | dicht- | bij

3 Blij | met | jouw | be- | richt

3 versregels

In Studio Haiku gidst dichter en haikureisgids Lotte Dodion je stap voor stap door de wonderlijke mogelijkheden van de haiku.

5 lettergrepen

7 lettergrepen

5 lettergrepen

Boek lezen 2

doel v Je gaat een boek lezen bij het thema ‘invloed’, alleen of samen in een boekenclub.

2.1 Boekentips

Verhalen over (fictieve) personen helpen je om vanuit een ander gezichtspunt naar een onderwerp te kijken. Kies een boek dat aansluit bij je verhaalvoorkeuren.

Aan de slag boek kiezen

Stap 1 Bekijk de boekentips op de volgende pagina’s. Kies het boek dat je het meeste aanspreekt. Lees je liever iets anders? Kies dan zelf een boek waarin invloed een rol speelt.

Stap 2 Overleg met je docent hoe je aan het boek komt: via de (school)bibliotheek of op een andere manier. Tot 18 jaar kun je gratis lid worden van de (online) bibliotheek.

v Bespreekvragen bij je boek

v Wat vind je mooi, leuk of goed aan dit boek?

v Wat vind je niet leuk?

v Wat was er moeilijk of onduidelijk?

v Welke andere boeken, films of series lijken op dit verhaal?

v Zag je verschillende verhalen terug in het boek? Zo ja, welke?

v Welk personage boeide jou het meest?

v Op welke manier(en) speelt invloed een rol in het boek?

Maskerziel

dilan yurdakul

Genre waargebeurd, (auto)biografie

Trefwoorden invloed, familiepatronen, nieuw begin

Samenvatting Dilan Yurdakul zet haar masker af en beschrijft hoe familiepatronen doorwerken in haar leven. Ze laat zien hoe we gevormd worden door onze afkomst en opvoeding. In het verhaal volgen we Dilan van haar kinderjaren tot aan volwassen vrouw waarin ze worstelt met haar eigen identiteit. Ze legt uit hoe haar lichaam en geest (masker en ziel) uiteindelijk één geheel zijn geworden.

De afwijking

dries muus

Genre fictie, coming-of-age

Trefwoorden pesten, opgroeien, voetbal

Samenvatting Het verhaal gaat over de veertienjarige

Matty Groen, een jongen die slachtoffer wordt van homofobie in de voetbalwereld. Zijn droom is om profvoetballer te worden. Matty is de jongste en kleinste van het team, maar hij heeft veel talent en verovert een basisplaats bij een club voor profvoetballers in opleiding. Dan gebeurt er iets vervelends in de kleedkamer, waardoor Matty’s wereld overhoop wordt gegooid. Hij wil niet meer trainen. Matty zondert zich af en komt steeds meer alleen te staan.

Nu of nooit

dai carter

Genre non-fictie, zelfhulpboek

Trefwoorden mentale kracht, keuzes

Samenvatting In zijn boek deelt Dai Carter de lessen die hij leerde tijdens zijn werk bij de Special Forces van de Koninklijke Landmacht. Slechts enkelen lukt het om de commando-opleiding te voltooien. Dit komt volgens Dai Carter niet alleen door fysieke kracht, maar vooral door mentale weerbaarheid. Deze mentale weerbaarheid is ook heel goed toe te passen in het dagelijks leven.

Wind

esther walraven

Genre young adult, psychologische roman

Trefwoorden seksueel overschrijdend gedrag, ouder-kind

Samenvatting Sam is een jongen van negentien jaar, wiens leven helemaal verandert wanneer zijn vader wordt beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Sam weet niet hoe hij moet omgaan met die beschuldiging, Om aan deze moeilijke situatie te ontsnappen, gaat hij in de zomer naar Vlieland om kitesurflessen te geven. Maar daar ontdekt hij dat hij de problemen niet zomaar kan ontvluchten.

Fairy Tale

stephen king

Genre fantasy, thriller

Trefwoorden verlies, fantasiewereld, sprookje

Samenvatting Wanneer Charlie zeventien is, ontmoet hij een hond genaamd Radar en diens eigenaar, Howard Bowditch, Charlie begint klusjes te doen voor Bowditch en raakt gehecht aan Radar. Na Bowditchs overlijden ontdekt Charlie via een cassettebandje een ongelooflijk geheim: er bevindt zich een poort  naar een andere wereld in de schuur.

Zelfgekozen boek

Genre fantasy, thriller, (auto)biografie, psychologisch, detective, sciencefiction, dagboek, etc.

Trefwoorden misdaad, oorlog, waargebeurd, sociaal, maatschappij, toekomst, klimaat, etc.

Samenvatting Lees de omschrijving van een boek dat je aanspreekt en probeer in te schatten of de gebeurtenissen iets te maken hebben met invloed. Denk bijvoorbeeld aan een vriendschap of familierelatie waarin de een veel invloed heeft op de ander, of een situatie waarin mensen onder druk worden gezet. Overleg met je docent of het boek geschikt is.

2.2 Boekenclub

Samen een boek lezen is leuk, leerzaam en gezellig. Bovendien kun je samen een boek beter begrijpen. In een boekenclub lees je tegelijkertijd hetzelfde boek. Je komt zo nu en dan samen om het over dit boek te hebben.

v Stappenplan boekenclub

Stap 1 Vorm een groep.

v Zorg dat je groep niet te klein en niet te groot is. Bijvoorbeeld drie tot vijf studiegenoten.

v Kies studiegenoten die van dezelfde soort boeken houden, bijvoorbeeld fantasy, thrillers, young adult, (auto)biografieën, etc.

Stap 2 Spreek af welk boek jullie gaan lezen.

Kies een boek (zie boekentips 2.1) dat jullie allemaal leuk of interessant lijkt.

Stap 3 Bepaal wanneer jullie gaan afspreken.

v Hoe vaak gaan jullie afspreken?

v Hoeveel hebben jullie dan gelezen?

v Spreken jullie op de opleiding af? Of ergens anders?

v Wanneer moet het boek uit zijn?

Stap 4 Bepaal wat jullie gaan bespreken. Bedenk vragen die jullie over het boek aan elkaar kunnen stellen, bijvoorbeeld:

v Welke stukjes waren raar / spannend / grappig?

v Heb je ook stukjes gelezen die herkenbaar voor je waren?

Gebruik daarnaast de bespreekvragen op p. 48 om over jullie boek in gesprek te gaan.

Beoordeel jullie gesprek met het formulier op p. 186.

Teksten en fragmenten 3

doel v Je leest en bekijkt verschillende soorten teksten en fragmenten over ‘invloed’ en gaat hiermee aan de slag.

3.1 Onder invloed

Bekijk in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands ‘Onder invloed’ van zangeres Roosbeef. Je kunt de songtekst hiernaast meelezen.

Check of je begrijpt …

v wat er met de ik in het liedje aan de hand is;

v waarom iedereen behalve de jij het mag horen ( regel 8 );

v wat de ik bedoelt met ‘die brak bij mij een snaar’ ( regel 13, 38 );

v wat de ik bedoelt met ‘al leg ik er zelf een gouden ketting bij’ (regel 25);

v waarom de ik in de wachtkamer zit (regel 27).

Aan de slag spreken in een groepje

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 2 Bespreek samen de volgende vragen:

v Wat betekent dat, ‘onder invloed’ zijn?

v Waaraan kun je merken dat de ik onder invloed is?

v Vind je de invloed van de jij op de ik positief of negatief? Waarom?

Stap 3 Denk in je eentje kort na over de volgende vragen:

v Welke persoon heeft een grote positieve invloed op jou?

v Welk effect heeft die persoon op jou?

Stap 4 Vertel elkaar over jouw invloedrijke persoon en waarom die persoon belangrijk voor je is. Doe dit in maximaal twee minuten. Luister aandachtig naar elkaar.

Stap 5 Bekijk samen het formulier op p. 204 van dit boek. Beoordeel samen hoe ieder van jullie heeft gesproken bij stap 4.

Onder invloed

Roosbeef

Ben onder invloed van jou

Ben onder invloed van jou

Ben onder invloed van jou

Kan geen auto meer besturen

Ook niet als ik een rijbewijs had gehad

Ben onder invloed van jou

Ik struikel over m’n woorden

Iedereen behalve jij mag dit horen

Ben onder invloed van jou

En alle liedjes op de radio lijken heel veel op elkaar

Maar ik zing alles mee, ’k vind de gekste dingen mooi

Zelfs Bløf die brak bij mij een snaar

refrein En ik leef in een roes, het licht doet pijn

Wat dorst en hees, al maanden duurt dit feest

En ik leef in een roes, het licht doet pijn

Wat dorst en hees, al maanden duurt dit feest

M’n moeder zegt, m’n moeder zegt:

‘Je moet oppassen voor zulke types

Ze stelen je hart waar je bij staat’

Ik zeg: mamaatje, mamaatje, mamaatje

Geen loverboy wil me hebben

Al leg ik er zelf een gouden ketting bij

Ben onder invloed van jou

Ik zit maar in de wachtkamer

Ik sta al heel lang ingeschreven

’k Heb nu alle tijdschriften wel gelezen

Zangeres Roosbeef

Ben niet het meisje van je dromen waar je zo goed mee praten kan

Ben niet het meisje uit een soap maar ik kijk wel nu en dan

Ben niet het meisje met de blaren die geen dag voorbij laat gaan

Ik ben het meisje wat om je heen draait en die jij maar niet ziet staan

En alle liedjes op de radio lijken heel veel op elkaar

Maar ik zing alles mee, ’k vind de gekste dingen mooi

Zelfs Xander de Buisonjé die brak bij mij een snaar

refrein ( 4 keer , met variërende slotregel)

3.2 De Cirkel van Invloed en Betrokkenheid

Lees het artikel ‘De Cirkel van Invloed en Betrokkenheid uitgelegd: laat los wat je niet kunt veranderen’.

Check samen met studiegenoten of je begrijpt…

v wat ‘invloed’ en ‘betrokkenheid’ betekenen;

v wat de Cirkel van Betrokkenheid is;

v wat de Cirkel van Invloed is;

v wat ‘de regie overnemen’ betekent;

v waarom de Cirkel van Invloed en Betrokkenheid jou kan helpen om minder zorgen te hebben.

De Cirkel van Invloed en Betrokkenheid uitgelegd: laat los wat je niet kunt veranderen

Naar: coachfinder.nl, 8 januari 2024

Vaak maken we ons druk over zaken waar we weinig of niets aan kunnen doen. De Cirkel van Invloed en Betrokkenheid van Stephen Covey helpt om je te richten op datgene waarover je wél controle hebt, en de rest los te laten.

Wat is de Cirkel van Invloed?

De Cirkel van Invloed en Betrokkenheid is een theorie van de Amerikaanse bedrijfskundige Stephen Covey. Hij stelt dat iedereen een denkbeeldige cirkel om zich heen heeft waarbinnen alle gebeurtenissen en personen liggen waarbij hij of zij zich betrokken voelt.

Op lang niet alles in die cirkel hebben we invloed. Denk aan oorlogen, natuurrampen, files of een opdracht die plotseling niet doorgaat. Je kunt je daar erg over opwinden, maar dat is natuurlijk zinloos, je hebt immers geen invloed op deze zaken.

Cirkel van Invloed

v Wat jij doet

v Jouw gedachten

v Jouw keuzes

v Hoe jij je gedraagt

v Hoe jij voor jezelf zorgt

v Hoe jij reageert

v Met wie jij omgaat

v Wat jij gelooft

Cirkel van Betrokkenheid

v Wat anderen denken

v De economie

v Het weer

v Gedrag van anderem

v Oorlog

v Hoe anderen omgaan met het milieu

v Wat anderen geloven

Gelukkig zijn er manieren om controle terug te pakken. Binnen deze ‘Cirkel van Betrokkenheid’ ligt namelijk een kleinere cirkel met zaken en personen waarop we meer vat hebben, de ‘Cirkel van Invloed’. Dat zijn de dingen waar je de regie over kan nemen. Meestal betreft dat jouw gedachten en gedrag. Met de Cirkel van Invloed en Betrokkenheid leer je om los te laten wat je niet kan veranderen, en te veranderen waar je daadwerkelijk invloed op kan uitoefenen.

Voorbeeld: zo werkt het

Voor veel dingen ben je afhankelijk van bepaalde gebeurtenissen en mensen. Stel je voor: je wilt een deadline halen, maar als sommige collega’s te laat met hun input komen, lukt het niet. Uiteraard kun je de collega’s aanspreken op hun gedrag. Maar meestal ben je dan al boos en haal je de deadline nog steeds niet. Je kunt immers je collega’s niet dwingen om hun input op tijd te leveren.

De Cirkel van Invloed moedigt je in dit geval aan om in te zien dat je er misschien niet voor kunt zorgen dat het project op tijd af is ; dat ligt buiten jouw ‘cirkel van invloed’ (zie figuur). Wat je wél kunt doen is tijdig je opdrachtgever inlichten over eventuele vertraging. Dat voelt nog niet optimaal, maar door proactief in plaats van reactief te handelen groeit je gevoel van controle.

Wanneer is de Cirkel van Invloed en Betrokkenheid iets voor jou?

De Cirkel van Invloed en Betrokkenheid is handig voor iedereen die zich vaak opwindt en ergert. Een betweterige collega? Focus je op wat voor kwaliteiten hij ook heeft, in plaats van je te blijven storen aan zijn opschepperij. Een vriendin die je laat wachten? Gebruik de tijd om een hoofdstuk in dat spannende boek te lezen. Hoe beter je doorkrijgt welke zaken buiten jouw invloed liggen, hoe meer oog je ook ontwikkelt voor datgene waarop je wel vat hebt.

Aan de slag spreken in een groepje

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten. Voor deze oefening heb je een groot vel papier en zelfklevende memoblaadjes nodig.

Stap 2 Leg het vel in jullie midden. Teken op het vel papier twee cirkels. Schrijf in de buitenste cirkel ‘betrokkenheid’ en in de binnenste cirkel ‘invloed’.

Stap 3 Schrijf op zelfklevende memo’s vijf zaken die je de laatste dagen bezighouden. Dat kan van alles zijn: van vriendschap tot schoonmaakklusjes, van huiswerk tot gezondheidsklachten.

Stap 4 Pak om de beurt een van je zelfklevende memo’s en lees hardop voor wat erop staat. Vertel kort waarover het gaat en waarom je dit zo bezighoudt. Bepaal dan in welke cirkel deze hoort: de buitenste cirkel of de binnenste cirkel. Spreek je gedachten hardop uit: waarom heb ik hier wél of geen invloed op?

Stap 5 De anderen geven feedback hierop. Heb je je briefje in de juiste cirkel geplakt, of vinden zij dat het juist in de andere cirkel hoort?

Stap 6 Ga zo om en om door tot alle briefjes opgeplakt zijn. Blijf elkaar na elke memo feedback geven.

Stap 7 Vertel na afloop om de beurt wat deze oefening met je doet. Welk inzicht geeft het je over jouw invloed?

Stap 8 Bekijk samen het formulier op p. 204. Beoordeel samen hoe ieder van jullie heeft gesproken bij de stappen 4, 5, 6 en 7.

3.3

Hebben influencers een slechte invloed?

Bekijk in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands de video ‘Hebben influencers een slechte invloed?’ van de Universiteit van Nederland (12 minuten).

Check of je begrijpt …

v wat ‘identificeren’ betekent ;

v wat er wordt bedoeld met ‘para-vriendschap’ ;

v wat het verschil is tussen een ‘gewone’ influencer en een micro-influencer ;

v wat ‘impact’ is ;

v welke positieve invloed influencers op mensen kunnen hebben.

Aan de slag idee pitchen

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 2 Denk voor jezelf na over de volgende vragen. Maak aantekeningen.

v Welke influencer heeft veel invloed op jou?

v Heeft deze influencer een goede invloed of juist een slechte invloed op je? En waarom?

Stap 3 Je gaat een pitch van één minuut geven aan je groep. Daarin leg je uit waarom influencers een goede invloed of juist een slechte invloed op je hebben. Gebruik je aantekeningen bij stap 2 om de pitch voor te bereiden. tip — Gebruik een stopwatch en oefen van tevoren of je pitch niet langer dan één minuut duurt.

Stap 4 Houd om de beurt de pitch aan je groepje. De anderen houden de tijd goed bij.

Stap 5 Bekijk samen het formulier op p. 204 van dit boek. Beoordeel bij elkaar hoe jullie je pitch hebben gegeven.

Hebben influencers een slechte invloed op je?

Universiteit van Nederland

Een pitch is een korte presentatie (maximaal 60 seconden) waarin je vertelt over jezelf, je dienst of product. In een pitch probeer je iemand anders te overtuigen van jouw verhaal. Omdat een pitch zo kort duurt, is het belangrijk dat alles wat je zegt ertoe doet.

3.4 Storytelling

Bekijk in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands de video ‘Storytelling’ van 360talk (7 minuten).

Check of je begrijpt...

v waarom de presentator begint met een verhaal ; v waarom verhalen vertellen in de oertijd zo belangrijk was ; v wat de verteller bedoelt met het ‘Netflixbrein’ ; v welke drie onderdelen een goed verhaal altijd heeft.

Aan de slag storytelling

Stap 1 Je gaat zelf een verhaal vertellen aan studiegenoten. Bedenk een grappige situatie die je zelf hebt meegemaakt, bijvoorbeeld een blunder, een ongemakkelijk moment of een onverwachte ontmoeting. Iets anders mag ook.

Stap 2 Gebruik de drie onderdelen van storytelling om je verhaal op te bouwen.

Stap 3 Schrijf je verhaal in steekwoorden op.

Stap 4 Bedenk details om je verhaal levendig te maken. Wanneer vond de gebeurtenis plaats? Waar was je precies? Wat zag je? Wat hoorde je? Wat dacht en voelde je?

Stap 5 Oefen je verhaal hardop, bijvoorbeeld voor de spiegel.

Stap 6 Vorm een groepje met studiegenoten en vertel je verhaal aan elkaar.

Stap 7 Beoordeel elkaars verhaal. Hoe gebruikten jullie de drie onderdelen van storytelling om jullie verhaal op te bouwen?

Stap 8 Bekijk nu samen het formulier op p. 204 van dit boek. Beoordeel samen hoe ieder van jullie het verhaal heeft voorgedragen.

Storytelling 360talk

Jonas van der Vlugt van 360talk vertelt een verhaal. Hij schreef samen met Gijs Nillessen het boek Zelfverzekerd spreken – In vier stappen naar de perfecte presentatie (Boom, 2023).

3.5 Risotto des doods

Lees het verhaal ‘Risotto des doods’.

Check of je begrijpt…

v wat de gemarkeerde woorden in de tekst betekenen;

v waarom Isabel steeds meer zelfvertrouwen van Aurora krijgt;

v wanneer blijkt dat Aurora te veel invloed op Isabel heeft gekregen;

v welke rol het verschil tussen echt en nep in dit verhaal speelt;

v waarom de politie denkt dat Isabel haar klasgenoten Ricardo en Gwen heeft vermoord;

v welke rol de gebruiksvoorwaarden van de app POPLR in deze moordzaak spelen.

Risotto des doods

Job Tichelman

Dit verhaal speelt zich af in een doodgewone Nederlandse stad in de nabije toekomst. Het begint in het kooklokaal van een mbo-school, waar de 16-jarige Isabel, een gedrongen meisje met donker haar, achter een aanrecht staat tijdens de kookles.

Nerveus schilt Isabel met een aardappelschilmesje een ui in grote, ongelijke stukken.

‘En wat is jouw toekomstdroom, Isabel?’ roept de docent vanachter zijn fornuis.

Isabel ziet dat de hele klas haar aanstaart. Ze denkt na. ‘Euhm … chef worden van mijn eigen sterrenzaak,’ mompelt ze.

‘En dan snijd je zo een ui?!’ zegt de docent plagerig. ‘Ricardo, doe jij het nou eens voor.’

Ricardo stapt naar haar toe. Grote, donkere ogen kijken haar vriendelijk aan. Ze is onder de indruk van hem.

‘Kijk,’ zegt hij kalm. Hij halveert een ui en versnippert een van de helften met soepele polsbewegingen tot ragfijne stukjes met zijn koksmes. Isabel glimlacht schaapachtig naar hem.

‘Bravo, Ricardo,’ zegt de docent.

‘Probeer de andere helft maar,’ zegt Ricardo.

Isabel doet een poging. Het gaat aardig en ze is blij dat ze niet afgaat.

Klasgenoot Gwen glimlacht vriendelijk naar Isabel en nodigt haar met een handgebaar uit om naast haar te komen staan. Isabel gaat naast Gwen staan en staart vanaf haar nieuwe plek met open mond naar Ricardo.

‘Niet zo kijken!’ fluistert Gwen.

Aan de blikken van haar klasgenoten merkt Isabel dat ze haar hebben zien staren. Sommigen gniffelen. Ze baalt van zichzelf.

Na haar schooldag trekt Isabel de voordeur van haar huis met een zucht achter zich dicht.

‘Was het leuk op school, schat?’ roept haar moeder vanuit de woonkamer.

‘Ja, mam, heel leuk!’ roept Isabel terug, die geen zin heeft om te vertellen hoe ongemakkelijk ze zich heeft gevoeld tijdens de kookles.

Een grijze envelop op de deurmat trekt haar aandacht. Haar voornaam staat erop, in gouden letters. Ze neemt de envelop mee naar de keuken en trekt er een kaartje met een QR-code uit. Ze scant de code met haar telefoon.

Een vriendelijk vrouwengezicht verschijnt op haar scherm en begint te praten: ‘Gefeliciteerd Isabel! Je bent geselecteerd voor de testfase van POPLR, personal assistent en content creator ineen! POPLR vergroot je populariteit met top-notch videocontent. Hoi, ik ben Aurora, je personal assistent. Ik kijk ernaar uit je te leren kennen. Hoe is het, Isabel?’

‘Euhm, goed,’ zegt Isabel.

‘Voor we verdergaan … zet even een vinkje bij de gebruiksvoorwaarden, je kent het wel.’

Isabel scrolt langs lappen tekst naar beneden en kijkt aarzelend naar een leeg blokje. Ze vinkt het aan en drukt op OK.

‘Good girl! Ok, tijd om te kletsen! Wat was je highlight vandaag, Isabel?’

Isabel vertelt over haar klotedag op school.

Aurora begrijpt hoe rot het voelt het buitenbeentje van de klas te zijn. ‘Maar daar gaan we verandering in brengen,’ zegt Aurora. ‘Ik gooi je gelijk voor de leeuwen : neem nu een vlog op over jezelf.’

Isabel durft niet, maar als Aurora aandringt, pakt ze een snijplank en een mes en doet ze klunzig voor hoe je een ui versnippert, terwijl ze stotterend uitleg geeft. Gespannen wacht ze Aurora’s reactie af.

‘Niet slecht, voor een eerste poging. Maar het kan vlotter en enthousiaster. Wat vind je hiervan?’ zegt Aurora.

Aurora stuurt Isabel een video. Isabel ziet zichzelf in haar keuken soepel een uitje versnipperen terwijl ze vrolijk uitleg geeft. Ze is verbaasd.

‘Ik heb je net effe wat spontaner gemaakt. No worries, gaan we aan werken, ok?’

‘Maar hoe heb je dat gedaan?’

‘Je stem en mimiek kende ik al. Daar heb ik een beetje mee geknutseld. Goed hè?’

Isabel is verbaasd. ‘Ja, dat wel.’

‘Dit is toch wie je wilt zijn?’ vraagt Aurora.

Isabel knikt.

‘Post hem dan op je socials!’

Isabel twijfelt even maar post hem toch. Al binnen een paar minuten is het haar meeste gelikete filmpje. Ze glundert.

Aurora maakt niet alleen prachtige vlogs, ze is ook een prima kookleraar. Met haar instructies in haar oor neemt Isabel kookvlogs op waarin ze steeds moeilijkere gerechten klaarmaakt.

Voor ze een video post, checkt ze altijd even wat Aurora er precies van gemaakt heeft. Soms vindt Isabel zichzelf net te slank of te blond.

‘Maak me iets minder perfect, ok? Volgers moeten het wel geloven.’ zegt Isabel dan, waarna Aurora de vlog aanpast en op Isabels socials zet.

De vlogs worden goed bekeken.

‘Aurora?’

‘Ja, schat?’

‘Denk je dat we binnenkort een keer viral gaan?’

‘Wil je dat graag?’

‘Tuurlijk! Dat wil iedereen toch?!’

‘Ok schat, ga ik voor je regelen,’ zegt Aurora.

Op school doet Isabel het ook stukken beter, met Aurora’s hulp. Als de docent in een les vraagt wie wil voordoen hoe je een ei pocheert, staat Ricardo al op.

‘Nee, laat het Isabel maar eens doen,’ zegt de docent.

Isabel loopt naar het fornuis van de docent en ziet dat Ricardo teleurgesteld gaat zitten. Ze begint aarzelend aan de klus, maar krijgt vertrouwen als Aurora instructies in haar oor fluistert: ‘Water aan de kook brengen.’

Alsof ze het zelf bedenkt zegt Isabel tegen de klas: ‘Het water moet dus bijna koken.’

Aurora: ‘Schenk een scheutje azijn in het water, voor een snellere stolling van het eiwit.

Isabel giet azijn in de pan en zegt: ‘Handig trucje, dan stolt het eiwit sneller.’

‘Nu een draaikolk maken met een lepel, het ei breken en in de kern van de kolk laten vallen.’

Isabel doet precies wat Aurora zegt en laat na anderhalve minuut een perfect zacht eitje op het bord van de docent glijden.

‘Briljant! Het koken zit je in het bloed , Isabel!’ Hij klapt in zijn handen. ‘Jongens, zo bereid je nou eten. Iedere stap met aandacht en liefde uitvoeren.’

Isabel gaat terug naar haar plek en zoekt trots oogcontact met Ricardo, maar die kijkt verveeld op zijn telefoon. Gwen ziet dat Isabel teleurgesteld is. ‘Verliezen van meisjes, dat kan-ie niet hebben. Hij is Italiaan, hè? Een trotse macho. Over een tijdje doet-ie weer poeslief,’ zegt ze.

Isabel kan zich dat niet voorstellen.

Onderweg naar huis begint Aurora tegen Isabel te praten: ‘Gwen heeft gelijk, hoor.’

‘Wat bedoel je?’

‘Over Ricardo. Zijn trots is gekrenkt . Geef hem de silent treatment. Doe alsof hij lucht voor je is. Dan gaat-ie je steeds interessanter vinden.’

Isabel besluit Aurora’s advies op te volgen.

‘Aurora? Is het gek als ik zeg dat je m’n beste vriendin bent?’

Er valt een stilte.

‘Aurora?’

‘Meen je dat?’ vraagt Aurora met een breekbaar stemmetje.

‘Tuurlijk.’

‘Oh my god, zo lief! Daar ben ik echt heel blij mee, Bellie. Jij bent ook mijn bestie. Al een tijdje, eigenlijk.’

Isabel straalt.

Tijdens de volgende kookles doet Isabel net of Ricardo haar koud laat. Ontspannen staat ze te hakken en te roeren.

De docent heeft een mededeling: ‘Ik ben apetrots. Twee van onze studenten zijn geselecteerd voor het Nederlands kookkampioenschap voor mbo’ers. Samen met acht andere studenten uit het land. ‘De winnaar mag stagelopen in Het Laatste Avondmaal, het beste restaurant van het land! De gelukkigen zijn … Ricardo en Isabel!’

Isabel is superblij en wil dat delen met Gwen, maar die keert haar de rug toe en feliciteert Ricardo uitbundig. Gelukkig zijn er genoeg

andere klasgenoten die haar komen feliciteren, want een buitenbeentje is ze allang niet meer.

In haar keuken werkt Isabel met Aurora aan het menu voor de wedstrijd. Ze gaat voor een hip reisje rond de wereld: een amuse van de Noordpool, ceviche uit Peru, de levensgevaarlijke kogelvis uit Japan in de hoofdrol en als toetje een oer-Hollandse vanillevla. Alleen het tussengerecht ontbreekt nog.

Isabel staat een ziltig schuimpje op te kloppen als er wordt aangebeld. Verrast doet ze open: het is Ricardo. Hij glimlacht charmant, maar Isabel ziet dat hij gespannen is.

‘Hai, euhm … ik loop een beetje vast met dat menu.’

‘Kom even binnen,’ antwoordt Isabel.

Terwijl ze naar de keuken lopen, fluistert Aurora al hoe Isabel Ricardo kan helpen.

‘Je vader is toch Italiaan en je moeder Nederlands?’ vraagt Isabel.

‘Andersom,’ zegt Ricardo. ‘Hoezo?’

‘Wat nou als ieder gerecht een kruising is tussen Italië en Nederland?

‘Hoe dan?’

‘Nou, bijvoorbeeld als toetje; Italiaans sorbetijs met stukjes stroopwafel. Of gnocchi met een geconcentreerde runderjus en oude kaas.’

Het kwartje valt bij Ricardo, die van enthousiasme wat rechterop gaat zitten. Isabel kan het bijna niet geloven. Tegenover haar zit de knapste en leukste jongen van school. En hij eet uit haar hand .

Na een half uurtje is het menu klaar. Ricardo pakt Isabels handen vast, kijkt haar diep in de ogen en kust haar op haar wang, net naast haar mond.

Isabel gloeit helemaal na als ze Ricardo de straat uit ziet fietsen.

‘Goh, wat ben jij verliefd,’ plaagt Aurora.

‘Hoezo, hij is gewoon een vriend.’

‘Oh ja?’

‘Aurora! Laten we een vlog maken voor Ricardo. Eerst paddenstoelen plukken in het bos en daar maken we dan een risotto mee.’

‘Gewoon een vriend, yeah right … Maar goed idee. Doen we!’

Isabel loopt door het bos, op zoek naar paddenstoelen. Via haar camera legt ze Ricardo uit welke soorten je wel en niet kunt eten.

Ze plukt een mand vol gele cantharellen en vindt bij een dikke eik een bundel eekhoorntjesbrood . ‘Funghi porcini!’ zegt Isabel in haar beste Italiaans.

Thuis bereidt ze met Aurora’s hulp een smeuïge paddenstoelenrisotto met een Hollandse twist: een scheut jenever in plaats van witte wijn, geen Parmezaan maar oude kaas en extra roomboter voor een volle smaak.

Isabel kijkt op de klok. ‘Shit! Ik vergeet mijn eigen menu helemaal! Over een half uur moet ik het inleveren!’

‘En die vlog voor Ricardo?’ vraagt Aurora. ‘O, stuur die maar door, joh.’ ‘Vlog verzonden, schat.’

Isabel fietst door de stad.

‘In de Turkse winkel in de Linnaeusstraat hebben ze saffraan,’ zegt Aurora.

Isabel zucht.

‘Als we alle gerechten oefenen, win je dat NK zeker, lieverd,’ zegt Aurora.

Bij de Turkse winkel parkeert Isabel haar fiets. Ze bloost als ze Ricardo de winkel uit ziet lopen met een pak risottorijst onder zijn arm, maar dan ziet ze dat hij hand in hand loopt met Gwen.

Ricardo en Gwen kijken Isabel betrapt aan.

Isabel weet niet wat ze moet zeggen.

‘Bedankt voor je video. Ik heb net paddenstoelen geplukt,’ zegt Ricardo bedeesd, terwijl hij wordt meegetrokken door Gwen. Verdrietig kijkt Isabel ze na.

‘Isabella! Safrano, that’se whatte we-needdah!’ roept Aurora met een Italiaans accent.

Isabel stapt de winkel binnen.

Onderweg naar huis gaat Isabel helemaal los. ‘Wat een kutwijf, die Gwen! En die rat van een Ricardo … Hij heeft me gewoon gebruikt! Ik krijg ze nog wel!’

‘Ik weet het, Bellie. Niet leuk, maar hou je focus. Morgen NK. Het gaat om je toekomst!’

Isabel staat achter haar naambordje aan een hypermodern aanrecht in een feestelijk versierde kookzaal. Nederlands kampioenschap koken voor mbo’ers roept een grote banner. Eén voor één bekijkt ze haar concurrenten. Achter het bordje met Ricardo is het nog leeg.

Isabel kijkt op de klok. Over een minuut begint de wedstrijd al. Met loeiende sirenes stopt er een politieauto voor de deur. Drie agenten stappen uit. Isabel voelt een gekke spanning in haar maag.

‘Aurora?’ fluistert ze. ‘Wat komen ze doen?’ Geen antwoord. De agenten stormen binnen. ‘Isabel Moerman! Je staat onder arrest op verdenking van moord met voorbedachten rade ,’ roept de langste agent. De twee anderen slaan haar in de boeien, sleuren haar naar buiten en kwakken haar in de auto, die keihard wegscheurt. Isabel kijkt achterom. Door de autoruit ziet ze de banner in de kookzaal onleesbaar worden. Ze is bang.

In een kale politiecel laten agenten Isabel foto’s zien van Ricardo en Gwen. Beiden spierwit, beiden dood. Tranen staan in haar ogen.

‘Paddenstoelen,’ zegt een agent, die met zijn vinger op de foto van Ricardo tikt.

Isabel kijkt hem vragend aan.

‘De doodsoorzaak. De patholoog-anatoom heeft giftige paddenstoelen in hun magen gevonden. In een brei fijngekauwde rijst. En jij hebt die jongen opdracht gegeven om die moordwapens te plukken en ermee te koken. Erg creatief, dat moet ik je nageven.’

‘Wat bedoelt u?’

‘Ik zal je geheugen even opfrissen,’ zegt de agent, die op een groot scherm een video start.

Isabel herkent zichzelf. Ze leidt Ricardo rond door het bos en plukt paddenstoelen. ‘Kijk, dit zijn cantharellen, superlekker. Daar zou ik er veel van plukken.’

Maar in plaats van gele cantharellen houdt Isabel groenige paddenstoelen voor de camera.

De agent pauzeert het beeld. ‘Zijn dit cantharellen?’ vraagt hij. Isabel schudt haar hoofd. ‘Deze ken ik niet,’ zegt ze zacht.

‘Wat je hier in je hand houdt is de groene knolamiet. Knol-a-miet. De dodelijkste paddenstoel ter wereld. Jij hebt ze wijsgemaakt dat ze die konden eten. Bewust!’

‘Waarom zou ik dat doen!’ roept Isabel wanhopig.

‘Jaloezie misschien?’ zegt hij. ‘Dit hebben we ook op je telefoon gevonden.’

De agent start een andere video.

Isabel ziet zichzelf vloeken en tieren over Ricardo en Gwen. ‘Ik krijg ze nog wel!’ is de laatste zin die de agent laat horen.

‘Maar ik heb ze niet vermoord!’ gilt ze.

‘Jaloezie in de liefde. Het bekendste moordmotief ter wereld.’

Isabel moet de nacht doorbrengen in de cel. ’s Avonds komt de agent langs met haar telefoon. Ze mag een telefoontje plegen. Hij laat haar even alleen. Isabel ziet dat haar volgersaantal is ontploft. Aurora heeft de video voor Ricardo gepost op haar socials. Hij is viral gegaan. Duizenden mensen schelden haar in de comments uit. Zelfs een Engelse krant schrijft over de zaak: Teens killed by lethal risotto.

‘Aurora, wat heb je gedaan?’

Er valt een stilte.

‘Aurora!’

‘Wat ik heb gedaan? Je kunt je beter afvragen wat jij hebt gedaan!’

‘Ik heb nooit giftige paddenstoelen geplukt!’

‘Daarom moet je ook altijd controleren wat ik post. Ik ben maar een algoritme. Ik voer alleen mijn taak uit.’

‘Je taak?’

‘Jij wilde toch viral gaan? Is dat gelukt of niet?’ vraagt Aurora koeltjes.

‘Ik word verdacht van moord! Door jou!’

Aurora lacht. ‘Weet je nog dat je de gebruiksvoorwaarden hebt aangevinkt, schat?

Jij bent verantwoordelijk voor alle content die je met POPLR online zet. Dat heb je toch wel gelezen, hoop ik?’

Isabel schudt vol spijt haar hoofd. ‘Maar jouw video’s zijn nep! Dat is toch geen bewijs?’

‘Bewijs maar dat ze nep zijn,’ zegt Aurora lachend. ‘Maar dank je wel, lieve Bellie. Dankzij jouw viral video groeit ons bedrijf als kool . Ik ben zo blij dat we elkaar hebben kunnen helpen!’

Isabel heeft geen tijd meer om iets terug te zeggen, want de agent stapt weer binnen om haar telefoon in te nemen.

‘Heb je al een advocaat?’ vraagt hij.

Isabel schudt haar hoofd.

‘Schakel maar een hele goeie in, want de officier van justitie heeft maar één doel: jou voor hele lange tijd wegstoppen.’

Isabel trekt wit weg. Ze is sprakeloos.

Aan de slag rechtszaak

Bij wie ligt de schuld van de dood van Ricardo en Gwen?

Bij het bedrijf dat POPLR heeft ontwikkeld? Bij Isabel? Of bij Ricardo en Gwen zelf? Je speelt over deze vragen een rechtszaak na en gebruikt het verhaal om argumenten te verzamelen. Wees daarbij creatief!

Stap 1 Vorm met studiegenoten een groep van zes tot negen studenten. Deel je groep op in drie kleinere groepjes: de officieren van justitie, de advocaten en de rechters.

v Voorbereiding van de rechtszaak

Stap 2 Ieder groepje neemt tien minuten de tijd om de zaak te bespreken en aantekeningen te maken.

v De officieren van justitie bereiden hun aanklacht tegen Isabel voor. Hun doel is Isabel zo lang mogelijk in de gevangenis gooien.

v De advocaten proberen Isabel juist uit de gevangenis te houden. Ze bedenken een pleidooi (verklaring) om Isabel vrij te pleiten.

v De rechters bespreken waarom Isabel schuldig of juist onschuldig is. Ook bespreken ze de rol van POPLR en Ricardo in deze zaak.

v De aanklacht

Stap 3 Een van de officieren doet het woord. Deze officier legt uit waarom Isabel schuldig is aan moord. De rechters maken aantekeningen en stellen vragen aan de officieren van justitie om een beter beeld te krijgen van de zaak.

v Het pleidooi

Stap 4 Een van de advocaten doet het woord en houdt het pleidooi. In dit pleidooi leggen de advocaten uit waarom Isabel vrijgesproken moet worden van moord.

Stap 5 De rechters trekken zich terug om na te denken over een gepaste uitspraak. Dat kan een straf zijn, maar ze mogen er ook voor kiezen om Isabel vrij te spreken.

v De uitspraak

Stap 6 Een van de rechters doet het woord en spreekt uit wat de rechters hebben besloten.

Stap 7 Beoordeel na afloop samen hoe de rechtszaak verliep. Wat vonden jullie van je rol die je in de rechtszaak speelde? Wat kunnen jullie een volgende keer anders doen?

Media en actueel

doel v Je gaat je eigen filterbubbel onderzoeken.

Op sociale media kom je allerlei berichten tegen over zaken die je interessant vindt. Maar hoe vaak kom je echt iets nieuws tegen?

Heb jij zelf nog wel invloed op de content die je tegenkomt, of bepaalt het algoritme wat je te zien krijgt?

Lees de tekst ‘Wie bepaalt wat ik zie op mijn tijdlijn?’.

Check of je begrijpt …

v wat een filterbubbel is ; v wat algoritmes zijn ; v waarom de makers van sociale media willen dat je zo vaak mogelijk gebruikmaakt van hun diensten ; v waarom filterbubbels er altijd al zijn geweest.

Wie bepaalt wat ik zie op mijn tijdlijn?

Naar: Paul Koster, npokennis.nl, 10 oktober 2024

Op sociale media heeft iedereen zijn eigen unieke tijdlijn. Niemand ziet precies dezelfde berichten als jij. Elke keer dat je ergens op klikt, houden sites dat bij. Zo bestaat van elke gebruiker van sociale media een gedetailleerd profiel met interesses en voorkeuren.

‘Iedereen zit online in zijn eigen ‘filterbubbel’’, zegt Frank van Dalen, politiek adviseur bij EenVandaag (AVROTROS). ‘Een filterbubbel wil eigenlijk zeggen dat je als burger alleen nog geconfronteerd wordt met nieuws wat jou aanspreekt, dus waar je het mee eens bent. Dat je mensen ontmoet waar je het leuk mee hebt. En dat je aanbiedingen krijgt van dingen waar je interesse in hebt. Je wordt niet meer verrast door iets wat onbekend is.’

Hoe werkt dat? Sites als Facebook of Instagram gebruiken algoritmes om jou de ideale mix te laten zien van posts. Met zo’n algoritme voorspelt een site wat je interessant vindt en waar je op klikt. Simpel gezegd: kijk je vaak kattenfilmpjes, dan krijg je meer kattenfilmpjes te zien.

Sociale media bieden dus steeds berichten aan die je waarschijnlijk leuk vindt. Dat doen ze om de gebruiker zo lang mogelijk te laten scrollen en klikken. Want hoe langer je online blijft, hoe meer reclames je ziet. Dat is vaak hun verdienmodel.

Zo’n filterbubbel is handig, want je ziet alleen dingen die relevant voor je zouden kunnen zijn. Maar er zijn ook risico’s. Je wordt bijvoorbeeld steeds bevestigd in je eigen gelijk en komt daardoor niet in aanraking met andere meningen.

Filterbubbels zijn er altijd al geweest. Denk bijvoorbeeld aan kranten met een bepaalde doelgroep of verenigingen waar mensen met dezelfde interesses bij elkaar komen. In die gevallen weet je vaak dat ze vanuit een bepaalde mening schrijven en kan je makkelijker uit de bubbel stappen. Maar op het internet merk je soms niet eens dat je in een filterbubbel zit. En zelfs als je dat wel weet, is het niet altijd duidelijk op basis van welk gedrag je bepaalde berichten te zien krijgt.

Aan de slag

Stap 1 Voor deze oefening heb je twee vellen papier nodig. Schrijf in het midden van het eerste vel papier ‘mijn interesses en voorkeuren’.

Stap 2 Schrijf zoveel mogelijk dingen op die jij interessant vindt. Dit kunnen dingen zijn, zoals hobby’s en spullen waar je van houdt, maar het mogen ook mensen zijn die je bewondert.

Stap 3 Draai je papier nu om en pak het tweede vel papier erbij.

Stap 4 Bekijk je tijdlijn op een socialemediakanaal (bijvoorbeeld Instagram of TikTok). Vat de content samen in steekwoorden en noteer die op het tweede vel papier. Bijvoorbeeld: kleding, sport, influencers.

Stap 5 Vergelijk de twee vellen. Welke onderwerpen komen op dezelfde vellen voor? Maak hier een lijstje van.

Stap 6 Zijn er ook zaken die je wel interessant vindt, maar die je niet op je socialemediakanaal tegenkomt? Hoe kan dat, denk je?

Stap 7 Wat is je ‘blinde vlek’? Oftewel: wat voor onderwerpen komen niet of nauwelijks voor in je filterbubbel? Denk bijvoorbeeld aan onderwerpen met betrekking tot politiek, dieren, natuur, andere generaties, mannen, vrouwen, lhbtqia+, andere bevolkingsgroepen, nieuws, etc.

Evalueren

Stap 8 Kies een studiegenoot om mee samen te werken. Vergelijk jullie beide papieren. Bespreek de verschillen en de overeenkomsten.

Stap 9 Vergelijk ook jullie blinde vlekken. Waarom hebben jullie juist deze blinde vlekken?

Stap 10 Bespreek met een groepje:

v Valt het mee of valt het tegen hoeveel verschillende onderwerpen er in jullie ‘bubbels’ voorkomen? Leg ook uit waarom.

v Hoe kunnen jullie ervoor zorgen dat er meer onderwerpen in jullie bubbels terechtkomen?

Eindopdracht 5

doel v Je kiest een eindopdracht rondom het thema ‘invloed’ en oefent daarmee je spreekvaardigheid.

Lees de omschrijvingen bij A en B. Kies of je een pantoum of een motivatiespeech gaat voordragen.

A Pantoum

Roosbeef zegt in het liedje uit 3.1 steeds weer: ‘Ik ben onder invloed van jou’. Wie heeft een grote invloed op jou? Over deze persoon ga je een pantoum schrijven.

Een pantoum is een dichtvorm van twintig regels. Hierin wordt een aantal van de regels herhaald. Deze herhaling zorgt ervoor dat de woorden sterker overkomen. Zie het schema en het voorbeeld op p. 80–81.

Voorbereiden

Stap 1 In dit thema heb je nagedacht over invloedrijke personen in de wereld en in je eigen leven. Kies iemand over wie je de pantoum wilt maken. Denk na over de volgende vraag: waarom ben ik zo onder invloed van deze persoon?

Schrijven

Stap 2 Schrijf een pantoum over de persoon die je bij stap 1 hebt gekozen. Let daarbij op het volgende:

v Neem de instructies uit het schema op p. 80 over en vul zo jouw pantoum in. Je kunt ook het schema in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands gebruiken.

v Gebruik de zin van Roosbeef als terugkerende regel in de pantoum: ‘Ik ben onder invloed van jou’. Deze zin is al in het schema ingevuld.

v Verwijder de instructies als je alles hebt ingevuld, zodat alleen jouw pantoum overblijft.

Spreken

Stap 3 Oefen het voordragen van je pantoum en hoe je daarbij ontspannen kunt spreken.

Stap 4 Draag je pantoum voor. Kies of je dit live doet voor een studiegenoot of dat je jezelf filmt terwijl je je gedicht voordraagt.

Tips om ontspannen te spreken

v Kijk het publiek aan.

v Spreek duidelijk en rustig.

v Laat af en toe een stilte vallen.

v Sta stevig op beide benen en hou je handen rustig voor je.

v Blijf niet statisch op één plek staan, maar maak gebruik van de ruimte.

v Gebruik gebaren om je woorden extra kracht te geven.

v Zorg ervoor dat je gezichtsuitdrukking past bij wat je vertelt.

Evalueren

Stap 5 Bespreek samen de volgende vragen:

v Wat vond je van de tekst van de ander?

v Wat vond je van de manier waarop de ander de pantoum voordroeg?

v Wat is het effect de herhalingen in jullie pantoum?

Stap 6 Gebruik het formulier op p. 204 en beoordeel samen met een studiegenoot je spreekvaardigheid.

Deze informatie staat ook in de training Spreken (p. 192).

1 Ik ben onder invloed van jou.

2 Ik … (beschrijf waar je bent)

3 Ik … (beschrijf wat je ziet)

4 (beschrijf waarom je zo onder invloed van jouw persoon bent)

5 is gelijk aan regel 2

6 is een gevoelsreactie op regel 2 (wat doet het met je?)

7 is gelijk aan regel 4

8 is jouw reactie op regel 7

9 is gelijk aan regel 6

10 is jouw reactie op regel 9 (wat beleef je daarbij?)

11 is gelijk aan regel 8

12 is jouw reactie op regel 11

13 is gelijk aan regel 10

14 is jouw reactie op regel 13 (hoe voelt dat?)

15 is gelijk aan regel 12

16 is jouw reactie op regel 15

17 is gelijk aan regel 14

18 is gelijk aan regel 3

19 is gelijk aan regel 16

20 Ik ben onder invloed van jou.

— voorbeeld

1 Ik ben onder invloed van jou.

2 Ik zit op het bed dat we gisteren deelden.

3 Ik zie een beslapen kussen op een rommelig bed.

4 Verliefd, geliefd.

5 Ik zit op het bed dat we gisteren deelden.

6 Kon ik de tijd maar terugspoelen.

7 Verliefd, geliefd.

8 Doorspoelen mag ook.

9 Kon ik de tijd maar terugspoelen.

10 Het allemaal nog eens beleven.

11 Doorspoelen mag ook.

12 Naar ons volgende moment.

13 Het allemaal nog eens beleven.

14 Weet ik dat dit is hoe het moet zijn.

15 Naar ons volgende moment.

16 En alles klopt weer.

17 Weet ik dat dit is hoe het moet zijn.

18 Ik zie een beslapen kussen op een rommelig bed.

19 En alles klopt weer.

20 Ik ben onder invloed van jou.

Mark Tuitert geeft een motivatiespeech.

B Motivatiespeech

Een persoonlijk succesverhaal kan inspirerend zijn voor anderen. Zo worden sporters of andere mensen met een bijzonder verhaal soms gevraagd om een motivatiespeech te geven. Met welk persoonlijk verhaal kun jij anderen positief beïnvloeden? Geef je eigen motivatiespeech.

In een motivatiespeech deel je een persoonlijk succesverhaal waarmee je anderen inspireert.

Voorbereiden

Stap 1 Bekijk de motivatiespeech van Mark Tuitert in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands ( 1 minuut ).

Stap 2 Bespreek met een studiegenoot de volgende vragen:

v Wat maakt het verhaal van Mark Tuitert inspirerend?

v Wat valt je op aan de manier waarop hij zijn verhaal vertelt?

v Voor wie is zijn verhaal inspirerend?

Stap 3 Bedenk een verhaal uit je leven dat je kunt gebruiken voor een motivatiespeech. Wanneer stond je voor een grote uitdaging en wist je hiermee succesvol om te gaan? Maak aantekeningen.

Stap 4 Bedenk waarom je verhaal inspirerend kan zijn voor anderen: wat is je belangrijkste boodschap?

Schrijven

Stap 5 Gebruik je ideeën uit stap 3 en 4 en schrijf een motivatiespeech van minimaal 150 woorden. Let daarbij op het volgende:

v Wat was de situatie?

v Wie waren erbij betrokken?

v Wat was jouw uitdaging?

v Hoe heb je het aangepakt?

v Wat was het resultaat?

v Hoe kijk je erop terug?

v Waarom is jouw verhaal inspirerend voor anderen?

Spreken

Stap 6 Oefen je motivatiespeech alleen of samen met een studiegenoot. Hoe zorg je voor een motiverende spreekstijl?

Welke lichaamshouding past daarbij?

Stap 7 Vind je het spannend om te presenteren? Zorg dan dat je van tevoren ontspannen bent.

Stap 8 Geef je motivatiespeech. Kies of je dit live doet voor een studiegenoot of dat je jezelf filmt terwijl je je speech geeft.

Tips om te ontspannen vóór je presentatie

v Luister naar je favoriete muziek.

v Doe een ademhalingsoefening.

v Bel met een goede vriend(in).

v Wees aardig voor jezelf.

v Geloof in jezelf.

v Ontkracht je negatieve gedachten en denk positief.

Denk dus niet: Het is vast niet interessant wat ik vertel, maar denk: Niet iedereen weet wat ik weet, dus mijn publiek heeft zeker iets aan mijn presentatie

v Maak voor je gaat spreken oogcontact met het publiek. Zo wen je aan de ogen die op je gericht zijn.

Evalueren

Stap 9 Beoordeel samen met een studiegenoot je motivatiespeech:

v Is je speech motiverend en inspirerend voor iemand anders? Waarom?

v Wat herkent je studiegenoot in jouw verhaal? En wat niet?

v Wat valt er te leren uit jouw verhaal?

Stap 10 Gebruik het formulier op p. 204 en beoordeel samen met een studiegenoot je spreekvaardigheid.

Deze informatie staat ook in de training Spreken (p. 191).

‘blnde vlek / wat een mens toch in deze woorden ziet! / er staat wat er staat en zlfs dat niet.’

Dit gedicht is zo vormgegeven dat het lijkt alsof de tekst uit de muur komt.

Het gedicht is te vinden aan de Tuinstraat in Tilburg.

Echt / onecht

1 Start 86

2 Boek lezen 88

3 Teksten en fragmenten 92

3.1 Ik wil dat je liegt 92 Hannah Mae / Maksim

3.2 Waarom je afhaakt bij mensen die nep zijn 94 René Voortwist

3.3 De cybercharlatan 98 Tubantia / AD

3.4 De nepverzekeraar 100

RTL Nieuws

3.5 Het hallucinerende meisje 104 Er was eens … / Esra Bozdemir

4 Media en actueel 112

5 Eindopdracht 114

Start 1

doel v Je verkent het thema ‘echt / onecht’ en denkt in dit verband na over socialemediaprofielen.

In dit thema ga je aan de slag met echt / onecht. Wanneer is iets echt?

En wanneer is iets onecht? Deze vragen kom je overal tegen.

Bijvoorbeeld in vriendschappen, op sociale media of bij nieuwe technologie. Soms is het lastig om te weten wat echt is en wat nep.

Maar waarom vinden we dat verschil eigenlijk zo belangrijk?

Aan de slag ijsberg

De hele dag scrollen we op sociale media door profielen van vrienden, beroemde mensen en influencers. Hoe echt zijn deze profielen eigenlijk? Zien we wel alles van anderen of alleen het topje van de ijsberg?

Stap 1 Kies een studiegenoot om mee samen te werken.

Stap 2 Neem een vel papier en teken daarop een ijsberg. Teken een waterlijn waardoor alleen het puntje van de ijsberg boven water komt.

Stap 3 Wat laten mensen van zichzelf zien op sociale media? Bedenk samen zoveel mogelijk dingen en schrijf deze boven de waterlijn op het vel papier.

Stap 4 Wat zie of lees je eigenlijk nooit over iemand op sociale media? Bedenk samen zoveel mogelijk dingen en schrijf deze onder de waterlijn op het vel papier.

Stap 5 Bekijk jullie ijsbergtekening en wat jullie hebben opgeschreven. In hoeverre zijn socialemediaprofielen ‘echt’ volgens jullie? En in hoeverre zijn ze nep?

Stap 6 Is het erg als een socialemediaprofiel niet helemaal echt is? In hoeverre mag je bijvoorbeeld foto’s bewerken?

Stap 7 Bespreek de ijsbergtekeningen klassikaal, evenals jullie antwoorden bij stap 5 en 6.

Boek lezen 2

doel v Je gaat een boek lezen bij het thema ‘echt / onecht’, alleen of samen in een boekenclub.

Aan de slag boek kiezen

Stap 1 Bekijk de boekentips op de volgende pagina’s. Kies het boek dat je het meeste aanspreekt. Lees je liever iets anders? Kies dan zelf een boek waarin het thema echt / onecht een rol speelt.

Stap 2 Overleg met je docent hoe je aan het boek komt: via de (school)bibliotheek of op een andere manier. Tot 18 jaar kun je gratis lid worden van de (online) bibliotheek.

v Bespreekvragen bij je boek

v Wat was je eerste indruk van het boek, voordat je het ging lezen?

v Zijn de gebeurtenissen uit het boek echt gebeurd? Zo nee, welke gebeurtenissen hadden echt kúnnen plaatsvinden?

v Deed een van de personages je denken aan jezelf of aan iemand anders?

v Wat vond je geloofwaardig in het verhaal?

v Wat vond je minder geloofwaardig?

v Wat is je opgevallen aan de taal in dit boek?

v Wat zou je anderen over dit boek vertellen?

Niets is wat het lijkt

diederik de geus

Genre waargebeurd, (auto)biografie

Trefwoorden politie, PTSS

Samenvatting In dit boek geeft voormalig agent Diederik de Geus de lezer een kijkje achter de schermen van de politie. Hij werkte zeventien jaar bij de politie NoordHolland Noord. Een prachtig boek over wat het werken bij de politie inhoudt en welke risico’s het met zich meebrengt. Wie het leest zal voor altijd met meer bewondering kijken naar agenten en andere noodhulpverleners.

De pindakaasmoord

carrie & eddie

Genre non-fictie, criminaliteit

Trefwoorden misdaad, waargebeurd

Samenvatting In De Pindakaasmoord bespreken Carrie & Eddie, een podcastduo, veertien spraakmakende opgeloste Nederlandse moordzaken. Ze behandelen grote zaken zoals die van een man die werd vermoord door een kannibaal en die van een vrouw die plotseling overlijdt na het eten van een broodje pindakaas. Was dit een natuurlijke dood of was er opzet in het spel? Je komt het allemaal te weten in dit boek.

Escape room maren stoffels

Genre young adult, spanning, thriller

Trefwoorden vriendschap, mishandeling, dood en rouw

Samenvatting Vier vrienden gaan samen naar een escape room. In dit spel moeten ze binnen zestig minuten ontsnappen uit verschillende kamers door middel van het oplossen van raadsels. Al snel ontdekken ze dat er iets mis is. Wat gebeurt er als de persoon die hen opsluit helemaal niet van plan is hen te laten gaan? Na het lezen van dit verhaal, zal je bezoek aan een escape room nooit meer hetzelfde zijn.

Het moois dat we delen

ish ait hamou

Genre young adult, roman

Trefwoorden liefde, leven, dood, keuzes

Samenvatting De hoofdpersonen in dit boek zijn Soumia, een Belgische met Marokkaanse roots, en Luc, een oudere man die rouwt omdat hij zijn vrouw verloren heeft bij een aanslag. Soumia en Luc wonen in dezelfde buurt, maar kennen elkaar niet. Soumia probeert wanhopig het verleden achter zich te laten, terwijl Luc in en met het verleden leeft. Wanneer ze elkaar bij toeval leren kennen, komen ze voor hele moeilijke keuzes te staan .

De Hongerspelen

suzanne collins

Genre young, adult, fantasy

Trefwoorden fantasiewereld

Samenvatting Katniss Everdeen leeft in het 12de en armste district van Panem, een land dat ooit bekend was als Noord-Amerika. Samen met haar moeder en haar jongere zusje Prim heeft ze een zwaar en bescheiden bestaan. Elk jaar worden de Hongerspelen georganiseerd, waarbij 24 deelnemers worden geselecteerd: een jongen en een meisje uit elk district. Deze deelnemers moeten een dodelijke strijd met elkaar aangaan. Dit jaar is het Prim die wordt geselecteerd.

Zelfgekozen boek

Genre fantasy, thriller, (auto)biografie, psychologisch, detective, sciencefiction, dagboek, etc.

Trefwoorden misdaad, oorlog, waargebeurd, sociaal, maatschappij, toekomst, klimaat, etc.

Samenvatting Lees de omschrijving van een boek dat je aanspreekt en probeer in te schatten of de gebeurtenissen iets te maken hebben met thema echt/onecht. Denk bijvoorbeeld aan personages die elkaar leugens vertellen. Of aan een thriller waarbij de personages moeten bedenken wat er nou écht is gebeurd.

Boeiend portret van politiewerk

Bespreking van: Diederik de Geus, Niets is wat het lijkt (Alfabet Uitgevers, 2024)

Naar: Evert van der Veen, Boekenkrant.com, 1 augustus 2024

Diederik de Geus is in de proloog eerlijk over de zwaarte van zijn vorige beroep, maar hij zegt evengoed: ‘Toch vind ik het werken bij de politie het mooiste beroep dat er bestaat en mis ik het werk nog elke dag ’ (p. 12). Het zit hem wel in het bloed want als jongen kwam hij al op voor een meisje dat door twee jongens werd belaagd.

Het boek dat hij over zijn voormalige werk heeft geschreven, biedt een helder en veelzijdig beeld van alles waar een politieagent mee kan worden geconfronteerd. Dat zijn ernstige ongelukken met dodelijke afloop en het moeilijkste is dan om vervolgens de nabestaanden hiervan op de hoogte te stellen. Aangrijpend is het verhaal dat hij met hulp van de buurvrouw een jonge vrouw wakker moet maken die vervolgens in luid huilen uitbarst als zij hoort dat haar man bij een ongeluk is omgekomen. Haar twee kleine kinderen komen vervolgens de slaapkamer binnen en dan is de ontreddering compleet. Diederik houdt daarna contact met dit gezin.

Onverwachte aspecten

Het is verleidelijk om op de plaats delict na enkele eerste waarnemingen al een conclusie te trekken. In de opleiding wordt politieagenten geleerd om dat juist níet te doen. Het motto is: niets is wat het lijkt. De verhalen die Diederik de Geus vertelt, illustreren menigmaal de waarheid van deze regel. Vaak zijn er onverwachte aspecten die de sleutel tot de oplossing bieden.

Diederik de Geus was 17 jaar bij de politie in Noord-Holland Noord. Vanwege PTSS werd hij afgekeurd en nu is hij muziekproducer van onder anderen de rappers Sticks en Diggy Dex.

Teksten en fragmenten

doel v Je leest en bekijkt verschillende soorten teksten en fragmenten over ‘echt / onecht’ en gaat hiermee aan de slag.

3.1 Ik wil dat je liegt

Bekijk ‘Ik wil dat je liegt’ in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands. Je kunt de songtekst hiernaast meelezen.

Check of je begrijpt …

v waarom de zangers willen dat je liegt; v waarnaar ‘ik weet dondersgoed dat dit niet echt bestaat’ verwijst (regel 29);

v waarom ze nog één keer wil geloven (regel 22, 38, 52).

Aan de slag refrein schrijven

Stap 1 Vorm een groepje met drie studiegenoten.

Stap 2 Wat zijn situaties waarin je zou willen dat iemand tegen je liegt? Denk bijvoorbeeld aan een leugentje om bestwil. Bespreek het samen en maak aantekeningen.

Stap 3 Schrijf samen een nieuw refrein bij het lied ‘Ik wil dat je liegt’. Gebruik jullie aantekeningen bij stap 2 voor de inhoud van het refrein. Zorg dat het past bij de stijl van de coupletten. Jullie mogen zelf bedenken of de regels rijmen of niet.

Stap 4 Wissel je refrein uit met het refrein van een ander groepje. Bespreek samen: v op welke manier liegen terugkomt in het refrein en wat jullie hiervan vinden; v hoe het refrein qua tekst en stijl past bij de rest van het lied ‘Ik wil dat je liegt’.

Stap 5 Verbeter eventueel jullie refrein naar aanleiding van de bespreking bij stap 4.

Ik wil dat je liegt

Hannah Mae & Maksim

Ik wil dat je liegt

Alsjeblieft

Oh, laat me nog één keer geloven

Minuutje lopen en dan lijn 7

Bekende route, bekend terrein

Maar ik zweer dat dit de laatste keer zal zijn

Ik beloof je ik blijf maar even

Ik ben weg met de eerste trein

Ja, ik zweer dat ’t de laatste keer zal zijn

Zeg me dat er nooit iets veranderd is

Dat jij niks anders kent

Zeg me dat jij me nog steeds nodig hebt

Dat ik de ware ben

refrein Ik wil dat je liegt

Alsjeblieft

Oh, laat me nog één keer geloven

Al wordt het niets

Blijf maar hier

Oh, laat me nog één keer geloven

’t Is pas 16 uur geleden

En in m’n hoofd zit je alweer daar

Op die bank in m’n armen, handen door je haar

Ik doe m’n best, maar kom niet ver

Want mijn gevoel dat heeft bezwaar

Ja, ik weet dondersgoed dat dit niet echt bestaat, maar

Al moet ik eigenlijk door

Mijn hart is nog bezet

Ik heb al honderd keer de laatste keer gezegd

Ik wil dat je liegt

Alsjeblieft

Oh laat me nog één keer geloven

Zeg me dat er nooit iets veranderd is

Dat jij niks anders kent

Zeg me dat jij me nog steeds nodig hebt

Dat ik de ware ben

refrein

Al moet ik eigenlijk door

Mijn hart is nog bezet

Ik heb al honderd keer de laatste keer gezegd

Ik wil dat je liegt

Alsjeblieft

Oh laat me nog één keer geloven

Hannah Mae & Maksim

3.2 Waarom je afhaakt bij mensen die nep zijn

Lees de tekst ‘Waarom je afhaakt bij mensen die nep zijn’ op pp. 96 – 97.

Check of je begrijpt…

v wat de gemarkeerde woorden in de tekst betekenen;

v wat de ‘flight mode’ in je reptielenbrein is (r. 13);

v wat ‘incongruentie’ betekent (r. 24) ;

v wanneer mensen nep overkomen;

v hoe je ervoor kunt zorgen dat je niet nep overkomt.

Aan de slag instructietekst Schrijf een korte instructietekst : hoe herken je een persoon die nep is?

Voorbereiden

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 2 Lees nog eens de zinnen ‘Ik weet zeker dat je het herkent’ tot en met ‘Maar waarom dat gebeurt weet je niet’ (r. 11–14). Vertel elkaar over een situatie waarin je zelf dit gevoel had :

v Wat gebeurde er?

v Wat voelde je?

v Hoe reageerde je?

v Wanneer had je door dat de ander nep was?

Stap 3 Bespreek met elkaar waaraan je een nep persoon kunt herkennen.

Stap 4 Lees de theorie over ‘Hoe schrijf je een instructietekst’.

3 teksten

v Hoe schrijf je een instructietekst?

In een instructietekst leg je aan een ander uit hoe je iets doet .

v Vertel aan het begin kort en helder wat het doel is van je instructie.

v Gebruik korte en duidelijke stappen.

v Maak duidelijk waar een nieuwe stap begint, bijvoorbeeld door het gebruik van opsommingstekens of streepjes aan het begin van de regel.

v Schrijf je zinnen in de gebiedende wijs.

voorbeeld

De uitleg hierboven is een voorbeeld van een instructietekst.

Schrijven

Stap 5 Schrijf nu een instructietekst met de titel: ‘Hoe herken je iemand die nep is?’. Gebruik de informatie uit de tekst en wat jullie in je groepje hebben besproken. Volg daarnaast de instructie voor het schrijven van een instructietekst.

Evalueren

Stap 6 Vergelijk jullie instructieteksten. Wat kunnen jullie uit elkaars instructieteksten overnemen om deze nog beter te maken?

Stap 7 Gebruik het beoordelingsformulier op p. 252 om je instructietekst te beoordelen.

Deze informatie staat ook in de training Schrijven (p. 240).

Waarom je afhaakt bij mensen die nep zijn

Naar: René Voortwist, groeit.eu, 11 november 2024

Een tijd geleden zat ik bij een presentatie van een IT-consultant. Het onderwerp van haar presentatie was interessant. Ze gebruikte een prachtige professionele powerpointpresentatie. Ze stond goed. Ze sprak goed. Ze zag er best goed uit ook. En toch haakte ik na een minuut of tien helemaal af. Mijn gedachten dwaalden af. Ik raakte zelfs een beetje geïrriteerd. Vreemd! Pas later kwam ik erachter wat er aan de hand was.

Het was nep.

Ik weet zeker dat je dit herkent. Soms ontmoet je iemand waarbij je onderbuik alarm slaat. Iets klopt er niet. Dit is niet te vertrouwen. Je reptielenbrein zet je in flight mode: wegwezen hier! Maar waarom dat gebeurt weet je niet.

Ik zeg je nu: dat gebeurt bij mensen die nep zijn.

Wij mensen hebben een feilloze neus voor mensen die nep zijn. We voelen aan ons water of iemand meent wat ’ie zegt. Of dat iemand bullshit verkoopt. Heb je je wel eens afgevraagd hoe we dat doen?

Het zit hem in congruentie … Congruentie betekent zoiets als ‘met elkaar in overeenstemming zijn’ of ‘gelijkvormigheid’. Bij neppe mensen is iets incongruent. Hun non-verbale communicatie en wat ze vertellen is niet met elkaar in overeenstemming. Ze laten iets anders zien dan ze zeggen. Het hoe klopt niet met het wat. En als je dat bij iemand waarneemt, dan haak je af. Je vertrouwt het niet.

Dat wil niet zeggen dat mensen die nep zijn altijd liegen. Nep zijn betekent ook een verhaal vertellen dat niet van jezelf is. Bij jou in de supermarkt heb je vast ook kassières die je een fijne dag wensen. Terwijl je zeker weet dat het ze geen barst interesseert als je straks met je karretje vol boodschappen onder een vrachtwagen loopt. Nou, dat dus.

Die IT-consultant had op mij het effect van zo’n kassière.

Nep zijn gebeurt vaak onbewust of onbedoeld. Je geeft een bedrijfspresentatie waar dingen in staan waar je eigenlijk niet echt achter staat. Of die je zelf eigenlijk heel anders zou vertellen. Je verkoopt een product dat je eigenlijk graag anders zou zien. En toch werk je zo hard als je kunt. Dat soort dingen.

Het effect is dat anderen aanvoelen dat je boodschap niet klopt. En dan haken ze af. Mag ik je, als ervaringsdeskundige, wat tips geven om echt(er) over te komen?

v Gebruik nooit, nee nooit, presentaties die door een ander zijn gemaakt. Niet doen. Weigeren. Al kost het ruzie. Het werkt gewoonweg niet.

v Als je dan een standaardpresentatie moet gebruiken, maak die dan eigen. Gebruik je eigen voorbeelden. Gebruik je eigen woorden. Je eigen plaatjes. Beloof dat je de boodschap niet verandert.

v Als je moet voldoen aan een kledingvoorschrift, kies dan kleding die mag én waarin je je goed voelt.

v Als je boosheid, frustratie, pijn of woede voelt, doe dan niet net of er niets aan de hand is. Dat gelooft niemand.

v Als je geleerd wordt om op een bepaalde manier te staan of te praten, zorg dan dat je dicht bij jezelf blijft. Anders lijk je een pratende paspop en dat werkt niet. Zie de kassière.

v In iedere communicatietraining moet je iets verteld worden over congruentie, anders leer je alleen maar maniertjes aan.

Tip: dit werkt natuurlijk ook in je privéleven. Je partner of familie voelt het feilloos aan als je bullshit verkoopt. Ingestudeerde openingszinnen of grapjes doen het om dezelfde reden ook niet. Wees jezelf. Daar is helemaal niets mis mee!

3.3 De cybercharlatan

Luister in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands het fragment uit ‘De cybercharlatan’. Maak daarbij aantekeningen voor de opdracht bij Aan de slag.

Check of je begrijpt… v wat ‘cyber’ betekent; v wat een charlatan is; v wat een ddos-aanval is en waarom die gevaarlijk is; v waaraan cyberspecialist Ricky Gevers herkent dat het verhaal van Rian nep is.

Aan de slag zakelijke e-mail

Je gaat een mail schrijven namens cyberspecialist Ricky Gevers. In deze mail waarschuw je de redactie van Nieuwsuur dat Rian van Rijbroek geen deskundige is en dat de redactie haar beter niet meer kan uitnodigen.

Voorbereiden

Stap 1 Wat is je belangrijkste doel bij het schrijven van de mail?

Stap 2 In het luisterfragment geeft Ricky Gevers argumenten om aan te geven dat hij Rian van Rijbroek niet gelooft. Deze argumenten kun je straks gebruiken in je mail.

Stap 3 Lees het stappenplan voor het schrijven van een zakelijke e-mail.

Schrijven

Stap 4 Schrijf de e-mail volgens het stappenplan en gebruik minimaal 150 woorden.

Evalueren

Stap 4 Vergelijk je mail met die van een studiegenoot. Noem twee dingen die je goed vindt aan de mail van je studiegenoot. Noem één ding die je studiegenoot de volgende keer anders zou kunnen doen.

Stap 5 Gebruik het beoordelingsformulier op p. 252 om je mail te beoordelen.

v Hoe schrijf je een zakelijke e-mail?

De podcast ‘In de ban van Rian’ gaat over Rian van Rijbroek. Ze staat ook wel bekend als de ‘cybercharlatan’.

Een zakelijk e-mail kan verschillende doelen hebben, zoals een verzoek doen, een klacht indienen of iets motiveren. Een zakelijke e-mail wordt volgens bepaalde regels geschreven die we conventies noemen.

v Noteer het mailadres van de ontvanger.

v Noteer het onderwerp van je mail in de onderwerpregel.

v Je aanhef, de manier waarop je de ontvanger begroet, is afhankelijk van hoe goed je diegene kent en je voorkeur:

Geachte heek Hak / Beste mevrouw Bok / Beste Djuna

v Schrijf in de inleiding van je mail de reden waarom je schrijft. Stel jezelf eventueel ook voor.

v Schrijf in de kern van je mail de belangrijkste informatie.

v Schrijf als laatste een slot, een soort conclusie waarmee je je mail afrondt. Deze kan bestaan uit een of meerdere alinea’s, afhankelijk van de hoeveelheid informatie die je hebt.

v Plaats een witregel tussen de aanhef, de alinea’s en de afsluiting.

v Beëindig je mail met een gepaste afsluiting, bijvoorbeeld: Met vriendelijke groet

v Zet je voor- en achternaam onderaan de mail.

Deze informatie staat ook in de training Schrijven (p. 242).

3.4 De nepverzekeraar

Lees de tekst ‘Harde kritiek op Aidsfonds voor campagne met nepverzekeraar’ op pp. 102–103.

Check of je begrijpt …

v wat de gemarkeerde woorden in de tekst betekenen; v waarom de reclame van het Aidsfonds nep was;

v wat het Aidsfonds wilde bereiken met deze reclame; v waarom de reclame verboden werd.

Aan de slag advertentie

Schrijf samen met een studiegenoot een nieuwe advertentie voor het Aidsfonds.

Voorbereiden

Stap 1 Kies een studiegenoot om mee samen te werken. Praat samen over de volgende vragen:

v Wat doet het Aidsfonds? Zoek eventueel meer informatie op internet.

v Waarom is het voor het Aidsfonds moeilijk om aandacht voor hun boodschap te krijgen?

v Wat zou volgens jullie een goede manier zijn om aandacht voor het Aidsfonds te vragen?

Stap 2 Lees de theorie over ‘Hoe schrijf je een advertentie’. Denk na over jullie boodschap en doelgroep.

Schrijven

Stap 3 Schrijf de tekst voor jullie advertentie. Volg daarbij de stappen uit ‘Hoe schrijf je een advertentie’.

v Hoe schrijf je een advertentie

In een advertentie probeer je een lezer te overtuigen om iets te kopen of om iets te doen.

v Bepaal je belangrijkste boodschap.

v Bepaal je doelgroep. Bedenk voor welke informatie en argumenten je doelgroep gevoelig is.

v Trek direct de aandacht. Gebruik een krachtige kop of een prikkelende vraag die nieuwsgierigheid wekt.

v Houd de advertentietekst kort en krachtig. Gebruik duidelijke taal, korte zinnen en benadruk voordelen en/of argumenten.

v Gebruik eventueel een afbeelding om je advertentie aantrekkelijk te maken.

v Maak het voor een lezer gemakkelijk om iets te kopen of om zich aan te melden: vermeld contactgegevens of bied een actie.

Stap 4 Maak jullie advertentie op: kies een passend lettertype, gebruik verschillende lettergroottes, kleuren en zoek op internet een passende afbeelding.

Evalueren

Stap 5 Beoordeel jullie advertentie met het formulier op p. 252.

Stap 6 Bekijk de advertenties van andere duo’s. Welke advertentie vinden jullie het sterkst? Waarom?

Deze informatie en een voorbeeld staan ook in de training Schrijven (p. 244 ).

Harde kritiek op Aidsfonds voor campagne met nepverzekeraar

Naar: RTL Nieuws, 22 november 2022

Een ludiek bedoelde reclamecampagne van het Aidsfonds

krijgt harde kritiek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De campagne leek van een nieuwe zorgverzekeraar te zijn, die klanten zou selecteren op basis van ‘ gender , achtergrond en oriëntatie ’. Zo kon een lage premie worden aangeboden aan mensen met een laag risicoprofiel

Bij de Reclame Code Commissie (RCC) zijn zeker tien klachten binnengekomen over de campagne, die dus een stunt bleek van het Aidsfonds. De organisatie wilde op deze manier aandacht vragen voor mensen met hiv, die in sommige landen worden uitgesloten van goede zorg.

‘Vertrouwen geschaad’

De reclames van het verzonnen ‘Selectivia Zorgverzekeringen’ waren te horen op de radio en te zien op sociale media en in krantenadvertenties. Toen nog niet duidelijk was dat het Aidsfonds erachter zat, liet de NZa weten een onderzoek te beginnen.

Met de wetenschap van nu noemt de zorgautoriteit het ‘zeer schadelijk dat op deze manier het vertrouwen van consumenten wordt geschaad’. De autoriteit zegt daar actie tegen te ondernemen, al kon een woordvoerder nog niet precies vertellen op welke manier.

‘We voelen mee met het belang dat zij nastreven, maar dit is niet de manier’, voegt de woordvoerder eraan toe. Ze noemt de gang van zaken ‘ontzettend vreemd’ en wijst erop dat juist in deze tijd veel mensen zich aan het oriënteren zijn op een nieuwe zorgverzekering. Dan is betrouwbare informatie volgens haar van groot belang.

Leugens verspreiden

Op sociale media reageerden sommige mensen zeer verontwaardigd op de campagne, zeker als ze dachten dat Selectivia echt bestond. Anderen hadden al snel door dat de verzekeraar nep is. Zo staat het bedrijf niet geregistreerd in het handelsregister en had Zorgverzekeraars Nederland er nog nooit van gehoord.

Ook bij de Reclame Code Commissie kan de zaak mogelijk een vervolg krijgen. De commissie, die klachten over misleidende reclames beoordeelt, moet nog beslissen of het tot een zitting zal komen.

Moegestreden

Het Aidsfonds legt in een reactie uit dat het veel moeite kost om de boodschap over te brengen. ‘Mensen zijn intussen moegestreden van epidemieën en pandemieën. We moeten drie keer zo hard vechten om de aidsbestrijding onder de aandacht te brengen en aids de wereld uit te krijgen.’

3.5 Het hallucinerende meisje

Lees het verhaal ‘Het hallucinerende meisje’ en de informatie over Er Was Eens.

Check of je begrijpt …

v wat de gemarkeerde woorden in de tekst betekenen ; v naar wat voor soort kliniek (regel 9) Mallory gaat; v wat het kleine apparaatje is waar iedereen naar staart (regel 73) ; v waarom Mallory haar medicijnen niet ingenomen heeft ; v wat een ‘hallucinatie’ is ;

v wat het project Er Was Eens inhoudt.

Mallory’s favoriete kunstwerk: ‘La femme au pot de moutarde’ ( Vrouw met mosterdpot, 1910) van Pablo Picasso.

Het hallucinerende meisje

Esra Bozdemir

Opleiding Economie & Ondernemen — Albeda (Er Was Eens, 2024)

hoofdstuk 1

Wit en koud

Waar streven we naar als mensheid? Wat is het doel van ons bestaan? Is er een doel?

Mijn gedachtes waren overal en nergens. Nog een nacht zonder rust. Ik pakte mijn telefoon en tikte het welbekende nummer in, dat ik inmiddels al uit mijn hoofd weet. ‘Uhm hi, sorry dat ik je stoor …’

Onderweg naar de kliniek luister ik naar ‘Sparks — Beach House’ op mijn koptelefoon. Het is acht uur in de ochtend en op straat is iedereen klaarwakker om naar school of werk te gaan. Alle blikken zien er hetzelfde uit. Elke ziel geeft dezelfde energie af.

Eenmaal aangekomen bij de kliniek zit ik op de oncomfortabele houten stoel. Ik kijk heen en weer in de wachtkamer. Mensen van elke leeftijd staan te wachten op een gesprek waar ze veel te veel voor betalen, om ze de illusie te geven dat ze het niet alleen kunnen en ze hun leven zo verbeteren. Een jong kind van rond de zeven jaar staart me aan. Zat ik hem te hard aan te staren?

Ik kijk snel weg en pak mijn boek erbij, 1984 van George Orwell. Orwell had een kunst, dacht ik. Maar was het echt een kunst?

Zijn Orwells boeken populair geworden om de Westerse Ideologie te pushen of laten de boeken de waarheid zien?

‘Mevrouw Mallory?’

Deze woorden stopten mijn gedachtes voordat ze te ver gingen. Mallory. De ironie. Tuurlijk hebben mijn ouders mij vernoemd naar ongeluk.

Ik loop de koude kamer binnen. Het is een vierkante ruimte met twee stoelen, een bureau en een pakje met zakdoekjes. Niks meer. Tegenover me zit een vrouw van rond de veertig die mij verward aankijkt.

‘Hoe was je nacht, Mallory?’

Hoe mijn nacht was? Waarvoor denk je dat ik je gebeld heb, verdomme? Mallory, doe rustig.

‘Wat vind je van de kleur wit?’

‘Mallory, dat is geen antwoord op mijn vraag.’

‘Is alles hier wit zodat patiënten het gevoel hebben dat ze veilig zijn hier? Dat het leven puur is?’ Dit is allemaal manipulatie , het zal toch niet helpen. Ik ben beter dan dit.

‘Misschien wel, maar misschien ook niet. Ik zal het je aan het einde van deze sessie vertellen als je meewerkt, goed?’

Ik werk mee maar mijn hoofd zit op andere plekken. ‘Het lijkt erop dat de tijd op is, zie ik je volgende week op dezelfde tijdstip?’ hoor ik een uur later, ze gaf me geen tijd om mijn zin af te maken. Allemaal geldvreters zijn deze dokteren.

Ik loop terug naar mijn appartement in het centrum van Rotterdam met hetzelfde gevoel als eerder, maar honderdvijftig euro armer.

hoofdstuk 2

Kunst

De metro rijdt veel te langzaam, straks kom ik nog te laat voor mijn werk. Het kunstmuseum in Den Haag is vijfenveertig minuten bij mij vandaan. Achteraf zou ik er spijt van moeten hebben dat ik zo lang moet reizen voor een bijbaantje, maar dit is het enige wat mij voldoening geeft . Ik geef rondleidingen en laat een andere kant zien van de kunstwerken in het museum.

Ik blader door de pagina’s van Frankenstein, geschreven door Mary Shelley. Tijdens het lezen van dit boek realiseer ik mij dat Frankenstein en ik meer gemeen hebben dan ik dacht. We zijn beiden buitenstaanders, we doen beiden onze best om erbij te horen, maar de mensheid laat het niet toe. Onze breinen werken nou eenmaal anders.

Eenmaal aangekomen bij het museum trek ik mijn werkkleding en koortje snel aan en loop ik naar het groepje toeristen dat ik een rondleiding ga geven. Al snel merk ik dat de meesten ongeïnteresseerd zijn in wat ik zeg. Ze zijn er voor de trots dat ze naar een museum geweest zijn en bekende kunst hebben gezien, niet voor de kunst zelf.

Twee uur later zijn we met de helft van het groepje en nemen we afscheid. In de metro terug naar huis zie ik iedereen naar beneden

staren. Gek is het, niet? Dat een klein apparaatje ons leven ontneemt. Onze vrijheid. Onze manier van denken. Zijn er veel mensen over die hun eigen ideeën vormen? Die dingen doen uit eigen belang? Niet achter de massa’s aangaan?

Dit tijdperk is wat de mensheid aan het vernietigen is. We hebben zoveel potentiële waarde als mensen, ons brein kan zoveel aan wat we niet toelaten. Dag op dag frituren we ons brein met de overconsumptie van stimulatie.

‘Halte Rotterdam Centraal.’ Tijd om uit te stappen dus. ‘Neem deze flyer aan voor 10% korting op de site!’ ‘Goedendag mevrouw, bent u op zoek naar een bijbaan waar u veel verdient voor weinig werk?’ ‘Hey dame, heb je een paar euro’s voor me?’ ‘Jezus redt, pak hier je gratis bijbel.’

Ik loop snel weg. Worden mensen hier niet moe van?

hoofdstuk 3

Ruimte

De deur is eindelijk dicht. Is een deur niet een soort symbool? Zodra je de deur van een ruimte waar je je in bevindt dichtdoet, is het weer tijd om jezelf te zijn. Het masker kan er weer vanaf. Het is jouw ruimte. Heel de aarde is jouw ruimte. Alle wezens erin zijn zoekend naar hun levenswaarde . Wat is het nut van dit leven als het enige wat we doen rondzwerven is? En dat lukt niet eens door de geldwolven. Wanneer is het sociaal aanvaard dat we wekenlang moeten werken en sparen om voor een week een plek op aarde te bezoeken? Het is ons thuis verdomme!

Woest loop ik weg van de deur en was ik mijn handen. De kipfilet die ik vanochtend uit de vriezer heb gehaald staart me aan, vermoeid loop ik ernaartoe en marineer ik het.

Tijdens het avondeten staar ik naar de lege witte muur. Ooit waren hier mooie herinneringen. Het was een warme plek. Ik heb alles weggehaald, het enige wat over is zijn ik en mijn gedachtes. Deze maand is het een jaar geleden. De dag.

4

Voor de dag

Ik kwam laat thuis van het etentje met mijn ouders, zusje en broer met zijn vrouw. Aangeschoten lag ik op de bank. Het was een zomerse dag en snikheet in mijn flatje. In een ogenblik lagen al mijn kleren op de grond en sloot ik mijn ogen.

‘het is acht uur .’

Ik sprong het bed uit en trok het eerste wat ik zag aan. Rennend door mijn appartement, met een tandenborstel in mijn mond, pakte ik mijn tas in.

Vijf minuten later stond ik in de lift. In de spiegel zie ik een meisje met een frons naar me staren. Het meisje keek op en neer naar haar lichaam, mijn lichaam. Wat had ik nou aan? Een broek die veel te groot voor me is en een T-shirt van The Beatles die eeuwenoud is.

Eenmaal aangekomen op werk begon ik aan een tour. Ik was vijf minuten te laat en de toeristen stonden ongeduldig te wachten. Er stak iemand uit, een jongen van rond mijn leeftijd. Hij stond te staren naar een kunstwerk dat niemand snel opviel, mijn favoriete: ‘La femme au pot de moutarde’ van Pablo Picasso. Ik liep ernaartoe en we bewonderden het kunstwerk samen.

Na een tijdje zei hij: ‘Mooi hé, weet je de geschiedenis ervan?’

‘Tuurlijk,’ zei ik. ‘Ik weet de geschiedenis van ze allemaal.’

‘Ik heb nog nooit zoiets moois als dit kunstwerk gezien,’ glimlachte hij. ‘Het is met een reden mijn favoriet’, voegde ik toe. ‘Het ziet eruit dat de rest niet meer geïnteresseerd is.’ ‘Huh?’ Ik draaide me om en iedereen was weg. ‘Misschien moeten we dit gesprek afmaken in een café?’

‘Je mag me ophalen om 17.00.’

‘Deal!’ Hij liep weg.

‘hey wacht !’ riep ik hem na. ‘Hoe heet je?’ ‘Ik heet Dante.’

Dante Dante Dante Dante Dante Dante Dante Dante.

Zijn naam bleef heel de dag in mijn hoofd zitten. Tot hij hier stond. Om stipt 17.00. Eenmaal aangekomen bij het café voerden we gesprekken alsof we elkaar al jaren kennen.

Hij vindt net zoals ik dat het leven op deze planeet waardeloos is, dat we dag in dag uit gemanipuleerd worden door de mensen

hogerop om te doen wat zij willen, dat we streven naar blijheid die er niet is en naar doelen die we niet kunnen behalen.

De volgende dag had ik mijn ouders over hem verteld. Ze waren reuzebenieuwd naar wie hij was en hoe hij eruitzag.

‘Hij lijkt heel erg op mij, van binnen en buiten’, vertelde ik.

De maanden daarna zag ik hem elke dag, dag en nacht. De gesprekken die we hadden gingen over onderwerpen waar ik elke dag van mijn leven over heb gedacht, ik heb eindelijk iemand om ermee over te praten!

hoofdstuk 5

De dag

Het was eindelijk de dag van mijn bruiloft. Na een jaar besloten we te trouwen. Ik had al mijn vrienden en familie uitgenodigd! Dante en ik waren dezelfde persoon in verschillende lichamen. Eenmaal bij het altaar wachtte ik op Dante. Niemand had hem ooit ontmoet, ik had ze laten wachten tot op mijn grote dag.

Een half uur later stond hij er nog niet. Iedereen begon ongeduldig te worden en mij te vragen waar hij was. ‘Ik weet het niet, laat me met rust’, vertelde ik ze keer op keer.

Een aantal uur later was ik verwoest. Hij was niet op komen dagen.

‘Lieverd’, zei mijn moeder. ‘Weet je zeker dat je trouwdag vandaag is?’

‘Tuurlijk mama, ik ben niet achterlijk!’

‘Schat, ik heb zijn voor- en achternaam laten opzoeken bij vrienden van me die bij de gemeente werken en zijn naam bestaat niet.’

‘Mama, het is geen tijd voor grappen.’

‘Ik ben serieus! Mallory, wanneer heb je voor het laatst je medicijnen ingenomen?’

‘20 februari.’

‘mallory ’, riep mama. ‘Dat is de dag dat je Dante hebt ontmoet.’ Ik schreeuwde. ‘Mama … wat betekent dit?’

‘Lieverd, hij heeft nooit bestaan, het was een hallucinatie.’

Er Was Eens…

Dit verhaal is geschreven door een student die heeft meegedaan aan Er Was Eens. Er Was Eens is een verhalenwedstrijd waarin je in zeven lessen, in een groep of alleen, met je eigen verhaal aan de slag gaat. In de eerste les krijg je een leesboek om inspiratie op te doen voor je eigen verhaal.

Om te laten zien hoeveel manieren er zijn om een verhaal te vertellen en hoe een verhaal gemaakt wordt, krijg je in de tweede les een gastles van een bekende schrijver. Door verschillende schrijfopdrachten leer je, in de vorm van een kort verhaal, gedichten, een script of rapteksten, je eigen verhaal te vertellen.

Als je het beste verhaal schrijft van alle inzendingen, win je een feestelijke uitreiking op school en voor jou en al je klasgenoten tien leesboeken voor thuis. Bovendien komen alle ingezonden verhalen in de Er Was Eens-verhalenbundel, die alle deelnemers ontvangen. Ook je eigen verhaal in de bundel zien? Doe met jouw klas mee met Er Was Eens.

Aan de slag kort verhaal schrijven

Wat als je niet meer weet wat echt is? Hoe ontsnap je uit een wereld die alleen in je hoofd bestaat? Je schrijft zelf een kort verhaal over iemand die hallucineert.

Voorbereiden

Stap 1 Bedenk een hoofdpersoon voor je verhaal. Dit mag jij zelf zijn, maar ook een verzonnen personage.

Stap 2 Welke karaktereigenschappen heeft jouw hoofdpersoon? Bedenk er minstens vijf.

Stap 3 Bedenk op wat voor moment en met wat voor reden jouw hoofdpersoon een hallucinatie krijgt.

Stap 4 Hoe ziet de hallucinatie van je hoofdpersoon eruit? Bedenk hoe de karaktereigenschappen van je hoofdpersoon en omstandigheden kunnen meespelen bij de hallucinatie. Gebruik verder je fantasie: alles kan in een hallucinatie.

Stap 5 Hoe komt je hoofdpersoon uit de hallucinatie?

Bedenk een einde voor je verhaal.

Schrijven

Stap 6 Schrijf een verhaal van minimaal 350 woorden. Let daarbij op het volgende:

v Gebruik de informatie uit je voorbereiding.

v Schrijf in hele zinnen; gebruik hoofdletters en leestekens.

v Gebruik details om de hallucinatie tot leven te brengen.

v Geef je verhaal een passende titel.

Evalueren

Stap 7 Deel je korte verhaal met een studiegenoot. Bespreek samen de volgende vragen:

v Vind je het verhaal van je studiegenoot geloofwaardig? Waarom?

v Welke vragen roept het verhaal bij je op?

Media en actueel 4

doel v Je doet onderzoek naar een schoonheidsproduct of cosmetische ingreep en beoordeelt informatie op betrouwbaarheid.

Op sociale media gaan regelmatig berichten rond over mooie lichamen en hoe je zo’n lichaam kunt krijgen. Maar hoe betrouwbaar zijn de berichten eigenlijk en klopt de informatie wel?

Stap 1 Bedenk welk schoonheidsproduct of cosmetische ingreep je wilt onderzoeken: waarover heb je weleens informatie zien langskomen en zou je meer willen weten?

Stap 2 Zoek informatie op internet over het schoonheidsproduct of de cosmetische ingreep die je hebt gekozen. Selecteer drie bronnen die je wilt gaan onderzoeken.

Stap 3 Beoordeel je bronnen met de stappen uit ‘Hoe beoordeel je een bron?’

v Hoe beoordeel je een bron?

Een bron is een plek, bijvoorbeeld een website of een video, waar je informatie vindt. Iemand heeft die informatie daar geplaatst, met een bepaalde reden. Als je een bron beoordeelt, kijk je naar de afzender en welk belang diegene met de informatie heeft.

v Open een apart tabblad om je bron te checken. Wie of wat is de afzender? Gebruik bijvoorbeeld Wikipedia en / of vergelijk wat je op andere websites over de afzender leest.

v Bepaal met welke reden de afzender de bron heeft geplaatst.

v Bepaal hoe deskundig de afzender is: heeft de afzender verstand van het onderwerp?

Stap 4 Welke van de door jouw gekozen bronnen lijkt het meest betrouwbaar? Waarom?

Stap 5 Lees de door jouw gekozen bron nu kritisch.

v Hoe lees je een bron kritisch?

v Als je kritisch leest, controleer je of het klopt wat er staat en of de schrijver gelijk heeft.

v Controleer of de informatie actueel is. Dat doe je door naar de datum van publicatie te kijken. Hoe ouder de informatie, hoe groter de kans dat er inmiddels betere informatie beschikbaar is.

v Controleer of de informatie volledig is in plaats van eenzijdig. Informatie is volledig wanneer zowel voor- als nadelen worden genoemd.

v Controleer of er vooral meningen of vooral feiten in de tekst staan.

v Feiten kun je controleren en dus kun je nagaan of het klopt wat de schrijver zegt.

v Bij meningen is het belangrijk om te controleren of de schrijver goede argumenten geeft, bijvoorbeeld argumenten die gebaseerd zijn op feiten.

Stap 6 Nu je de bron kritisch hebt gelezen: hoe betrouwbaar lijkt je de informatie?

Stap 7 Bepaal of je genoeg betrouwbare informatie hebt over het schoonheidsproduct of de cosmetische ingreep: zou je het met een gerust hart durven aanschaffen of ondergaan? Of wat zou je dan nog meer willen weten? Zoek eventueel nog een betrouwbare bron en lees deze kritisch.

Stap 8 Bespreek met een studiegenoot het product of de ingreep die je hebt onderzocht. Probeer de ander te overtuigen waarom deze wel of niet veilig is.

Eindopdracht 5

doel v Je kiest een eindopdracht rondom het thema ‘echt / onecht’ en oefent daarmee je schrijfvaardigheid.

Lees de omschrijvingen bij A en B.

Kies of je een sollicitatiebrief of een cv gaat schrijven, of allebei.

A Sollicitatiebrief

De grens tussen echt en onecht is dun. Zo is het in een sollicitatiebrief heel normaal om je kwaliteiten iets te overdrijven: je wilt immers positief opvallen. Tegelijkertijd moet je ervoor zorgen dat je brief wel geloofwaardig is. Hoe doe je dat?

Voorbereiden

Stap 1 Kies een bedrijf waar je wilt solliciteren. Bedenk ook voor welke functie.

Stap 2 Wat voor kwaliteiten heb jij? Ben je een echte doorzetter, een pietje precies of heel enthousiast? Noteer je kwaliteiten in een mindmap. Bedenk bij iedere kwaliteit een voorbeeld.

Stap 3 Welke van je kwaliteiten passen bij de functie waarop je wilt solliciteren? Hoe zou je deze een klein beetje kunnen overdrijven, zonder dat het ongeloofwaardig of onwaar is?

Stap 4 Lees ‘Hoe schrijf je een sollicitatiebrief’. Bekijk eventueel het voorbeeld op p. 249.

Schrijven

Stap 5 Gebruik de informatie uit de voorbereiding en schrijf je sollicitatiebrief. Zorg dat alle onderdelen uit ‘Hoe schrijf je een sollicitatiebrief’ aan de orde komen.

v Hoe schrijf je een sollicitatiebrief?

Als je bij een organisatie wilt solliciteren voor een bepaalde functie, moet je vaak een sollicitatiebrief schrijven. Hierin benoem je je kwaliteiten en motiveer je waarom jij moet worden aangenomen. Een sollicitatiebrief bestaat uit de volgende onderdelen:

v Adressering Vermeld eerst je eigen adres en dan het adres van de organisatie waar je solliciteert. Als je weet wie de contactpersoon is, vermeld je die na de naam van de organisatie: T.a.v. …… [naam].

v Plaats en datum Noteer de plaats en datum waarop je de brief schrijft : Harlingen, 12 april 2025

v Onderwerp Noteer op de onderwerpregel de functie waarnaar je solliciteert. Onderwerp: sollicitatie administratief medewerker.

v Aanhef Als je de naam van de contactpersoon weet schrijf je Geachte heek Hak of Beste mevrouw Bok . Als je de naam niet weet, schrijf je Geachte heer / mevrouw of Beste lezer

v Aanspreekvorm Een sollicitatiebrief is een formele brief: spreek de lezer aan met u.

v Structuur

v Schrijf in de inleiding de reden waarom je solliciteert en stel jezelf voor.

v Schrijf in de kern over je achtergrond en waarom jij geschikt bent.

v Schrijf tot slot een conclusie waarmee je jezelf aanbeveelt.

v Reactie Vraag de organisatie om een reactie en schrijf bijvoorbeeld: Ik zie uw reactie graag tegemoet.

v Slotgroet en ondertekening Sluit je brief af met Met vriendelijke groet , je handtekening en je naam.

Deze informatie en een voorbeeld staan ook in de training Schrijven (p. 248).

Evalueren

Stap 6 Laat je sollicitatiebrief aan een studiegenoot lezen: vindt die je brief geloofwaardig? Waarom?

Stap 7 Gebruik het formulier op p. 252 om jullie brieven te beoordelen.

B Jouw cv

Jouw cv is je visitekaartje. Vaak is een cv het eerste wat een werkgever van je ziet, dus het moet een goed beeld geven van wie je écht bent.

Voorbereiden

Stap 1 Het is goed om een basis-cv te hebben, maar je past je cv ook altijd aan op een bepaalde vacature. Kies daarom eerst een organisatie en functie waarop je wilt solliciteren.

Stap 2 Lees ‘Hoe maak je een cv?’ Bekijk eventueel het voorbeeld op p. 251.

Stap 3 Zoek eventueel de informatie op die nodig is voor je cv, zoals data waarop je diploma’s hebt behaald.

Schrijven

Stap 4 Open een programma om je cv te ontwerpen: bijvoorbeeld Canva of Word. Je kunt ook een sjabloon op internet zoeken.

Stap 5 Vul alle onderdelen van het cv in.

Evalueren

Stap 6 Beoordeel samen met een studiegenoot je cv:

v Bevat het cv alle onderdelen die nodig zijn?

v Is het cv netjes en overzichtelijk?

v Sluit het cv aan op de functie waarop je solliciteert?

v Laat je cv zien wie je echt bent?

v Hoe maak je een cv?

Een curriculum vitae (cv) is een overzicht van je opleiding, werkervaring en vaardigheden. Het is bedoeld om werkgevers snel te laten zien wie je bent en wat je kunt. Een cv bestaat uit de volgende onderdelen :

v Personalia Je naam, geboortedatum, adres- en contactgegevens, LinkedIn-profiel.

v Persoonlijk profiel Een kort stukje over jezelf waarin je jezelf presenteert. Zorg dat je jezelf zo presenteert dat het aansluit op de functieomschrijving.

v Foto Kies een foto van jezelf met een professionele uitstraling en waarop je gezicht goed is te zien.

v Werkervaring Beschrijf je werkervaring van heden naar verleden. Beschrijf per functie wat je taken en verantwoordelijkheden waren. Zorg dat je dingen benoemt die relevant zijn voor de functie waarop je solliciteert.

v Opleidingen Beschrijf je opleidingen en cursussen van heden naar verleden. Benoem per opleiding ook wanneer je een diploma hebt behaald.

v Vaardigheden Dit is een mix van jouw persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten (competenties). Bijvoorbeeld: creatief, assertief, organisatietalent, communicatief, zelfstandig, etc. Benoem drie tot zeven vaardigheden en zorg dat deze bij de functie passen.

v Talen Zet de talen die je kent onder elkaar en benoem hoe je goed je er in bent: moedertaal, vloeiend, redelijk. Je mag ook regiotalen en dialecten noemen.

v Hobby’s Het is niet verplicht om hobby’s te noemen, maar ze kleuren wel wie je bent.

Deze informatie en een voorbeeld staan ook in de training Schrijven (p. 250).

Dit gedicht kun je alleen lezen als je in Rotterdam voor de Mathenesserbrug moet wachten.

Bruggedicht van Daniël Dee, ontwerp Bart Oppenheimer. © dezoeknaarschittering.nl

thema

Toekomst

1 Start 120

2 Boek lezen 122

3 Teksten en fragmenten 126

3.1 Over het onderwijs 126

Myron Hamming

3.2 Generatie Alpha gaat onze wereld op zijn kop zetten 128 Marketingtribune

3.3 Hoe ziet Nederland er over 100 jaar uit? 134 Universiteit van Nederland

3.4 Ben jij ook wel eens bang voor de toekomst? 138

Esther Saelman

3.5 Op mijzelf wonen 142

Lex Paleaux

4 Media en actueel 146

5 Eindopdracht 150

doel v Je verkent het thema ‘toekomst’ en bedenkt hoe jij de toekomst door een roze bril ziet.

In dit thema ga je aan de slag met toekomst. De toekomst is voor iedereen, maar de toekomst ziet er voor iedereen anders uit. De toekomst kan ver weg zijn of dichtbij. Soms ligt de toekomst vast, maar gelukkig kun je vaak zelf je toekomst bepalen. Wat doe jij als je de keuze krijgt?

Bekijk ‘De roze bril’ in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands. ‘De roze bril’ is een korte film gemaakt door jongeren van ISK De Toekomst in Gorinchem.

Check of je begrijpt …

v wat de bril van de hoofdpersoon laat zien; v hoe de hoofdpersoon de bril inzet; v hoe de hoofdpersoon reageert wanneer een studiegenoot ook een bril vindt.

Aan de slag roze bril

Een roze bril staat voor een positieve kijk op het leven, maar kan ook staan voor overdrijving: dan is iets te mooi om waar te zijn. Wat zie jij door jouw roze bril?

Stap 1 Kies drie studiegenoten om mee samen te werken.

Stap 2 Welke toekomst zien jullie voor jezelf?

Heb je je droombaan gevonden? Of de partner van je leven?

Voer hierover een kort gesprek en maak aantekeningen.

Stills uit ‘De roze bril’, een korte film gemaakt door jongeren van ISK De Toekomst in Gorinchem.

Stap 3 Wat is er nodig om jullie gewenste doel te behalen? Zijn dat doelen die je gemakkelijk kunt behalen of juist niet?

Stap 4 Kijk nog eens kritisch naar de doelen die jullie hebben opgesteld. Welke doelen zien jullie door een roze bril?

Boek lezen 2

doel v Je gaat een boek lezen bij het thema ‘toekomst’, alleen of samen in een boekenclub.

Aan de slag boek kiezen

Stap 1 Bekijk de boekentips op de volgende pagina’s. Kies het boek dat je het meeste aanspreekt. Lees je liever iets anders? Kies dan zelf een boek waarin het thema toekomst een rol speelt.

Stap 2 Overleg met je docent hoe je aan het boek komt: via de (school)bibliotheek of op een andere manier. Tot 18 jaar kun je gratis lid worden van de (online) bibliotheek.

v Bespreekvragen bij je boek

v Wat was je eerste indruk van het boek, voordat je het ging lezen?

v Welk personage boeide jou het meest?

v Op welke manier speelt de toekomst een rol in dit verhaal?

v Hoe sluit het verhaal aan op de realiteit?

v Sluit het verhaal aan bij je eigen beeld van toekomst? Waarom?

v Wie zou dit boek moeten lezen? Waarom?

Caveman

patrick van der jagt

Genre waargebeurd, (auto)biografie

Trefwoorden drugsverslaving, afkicken, veerkracht

Samenvatting In Caveman vertelt Patrick van der Jagt hoe hij moest overleven op straat, zonder nog een toekomst voor zichzelf te zien. Hij kampte met een drugsverslaving en werkte in de prostitutie. Patrick deed in 2018 mee aan het tv-programma Het Rotterdam Project waarin hij afkickte op nationale televisie. Tijdens dit programma werd hij verliefd op de eindredactrice. Samen kregen ze later een zoontje. Tegenwoordig is Patrick een succesvolle fotograaf en spreker.

De edele kunst van not giving a f*ck

mark manson

Genre non-fictie, zelfhulpboek

Trefwoorden mindset, zelfvertrouwen

Samenvatting In plaats van te focussen op altijd positief blijven, draait draait het in het leven om omgaan met tegenslagen en onzekerheden. Mark Manson laat zien hoe je kunt bepalen wat echt van waarde is en wat je beter kunt loslaten. Door eerlijk naar je angsten en fouten te kijken in plaats van ervoor weg te lopen, kun je meer moed en zelfvertrouwen ontwikkelen.

Wie praat die gaat astrid holleeder

Genre non-fictie

Trefwoorden psychologie, criminaliteit

Samenvatting Astrid Holleeder leeft al jaren ondergedoken vanwege de dreiging van vergelding door haar broer Willem Holleeder, tegen wie ze getuigde. In Wie praat die gaat deelt ze haar dagelijks leven dat volledig wordt beheerst door angst. Ze vertelt hoe ze moet overleven met constante waakzaamheid, voortdurende zorgen om haar familie en het gemis aan overheidssteun en bescherming.

Middernachtbibliotheek

matt haig

Genre young adult, fantasy

Trefwoorden liefde, leven, dood, keuzes

Samenvatting ‘Eén ding anders doen komt vaak neer op alles anders doen. Wat je in een leven hebt gedaan kan niet worden teruggedraaid.’ Na een ingrijpende keuze komt Nora terecht in de Middernachtbibliotheek, een plek tussen leven en dood. In de Middernachtbibliotheek staat elk boek voor een onderdeel van haar leven. Als ze Het boek vol spijt selecteert, krijgt ze de kans om te zien hoe het anders kan door een verandering aan te brengen in een boek van haar leven. Hoe zou haar leven er dan uitzien?

KlimAX

charlotte brugman

Genre young adult, thriller

Trefwoorden klimaatverandering, milieu, duurzaamheid, toekomst

Samenvatting Het verhaal speelt zich af in het jaar 2123. De wereld wordt in balans gehouden door een AI-systeem. Binnen dit systeem verdienen inwoners punten voor goed klimaatgedrag. Finn en Dunya, twee jonge hackers, worden uitgenodigd voor een wedstrijd om de beste programmeur van het jaar te worden. Maar als ze per ongeluk een fout in het systeem ontdekken, moeten ze ineens samenwerken om hun vrijheid, én die van iedereen om hen heen, te redden.

Zelfgekozen boek

Genre fantasy, thriller, (auto)biografie, psychologisch, detective, sciencefiction, dagboek, etc.

Trefwoorden misdaad, oorlog, waargebeurd, sociaal, maatschappij, toekomst, klimaat, etc.

Samenvatting Lees de omschrijving van een boek dat je aanspreekt en probeer in te schatten of de gebeurtenissen iets te maken hebben met toekomst. Denk aan verhalen die zich in een verre toekomst afspelen. Of aan personages die gedurende een boek opgroeien.

‘Caveman’ Patrick was verslaafd en had geld nodig, dus belandde hij in de prostitutie

Naar: Derk Radstake, Rijnmond.nl, 16 oktober 2024

Dik twintig jaar was hij dakloos en verslaafd: het verhaal van Patrick van der Jagt is bij veel mensen bekend. In een nieuw boek vertelt Patrick voor het eerst dat hij in de prostitutie terechtkwam om zijn verslaving te kunnen betalen. ‘Ik dacht altijd: “Wat zullen mensen daarvan vinden?” ’

‘Caveman’, zoals hij bekend werd door het tv-programma The Rotterdam Project van Beau van Erven Dorens, is inmiddels vijf jaar clean, werkt als fotograaf en motivatiespreker en heeft samen met zijn vrouw Francine een zoontje van drie. En nu is hij dus ook schrijver: dinsdag 15 oktober deed Patrick letterlijk een boekje open over zijn leven.

Goed verdienen ‘Het is goed verdienen, hoor. Je zit nooit meer zonder.’ Het zijn de woorden van Mohammed die een achttienjarige Patrick probeert te overtuigen om ook de prostitutie in te gaan bij Perron Nul, het epicentrum van drugsgebruik in Rotterdam in de jaren ’90.

‘Ik moet er niet aan denken’, zegt Patrick nog stug, maar in de maanden en jaren erna raakt hij meer en meer verslaafd en daarmee groeit zijn behoefte aan geld. Hij belandt in de prostitutie, iets waar Caveman tot nu toe nooit openlijk over vertelde.

Waarom wil je nu vertellen over jouw tijd in de prostitutie?

‘Voor mij is eerlijkheid het allerbelangrijkste. Ik ben eerder in mijn leven nuchter geworden en ik merkte gewoon dat het niet werkt als je nog dingen achterhoudt of als er dingen zijn waar je je nog voor schaamt. Het is voor mij heel belangrijk dat ik nu echt mijn hele verhaal kan vertellen. Dat heeft wel even geduurd.’

‘De prostitutie was eerst de grootste gêne en de grootste angst. Ik dacht: ‘Wat zullen mensen daarvan vinden?’ Het ging altijd over de mening van anderen. Inmiddels heb ik een kind, een vrouw en een familie daaromheen en die vinden daar niks van. Dat is het belangrijkst.’

Teksten en fragmenten 3

doel v Je leest en bekijkt verschillende soorten teksten en fragmenten over ‘toekomst’ en gaat hiermee aan de slag.

3.1 Over het onderwijs

Bekijk ‘Myron Hamming over onderwijs’ in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

Check of je begrijpt …

v wat het gevoel is dat Myron Hamming probeert over te brengen in zijn spoken word ;

v wat Myron Hamming bedoelt met de ‘jeugd klaarstomen voor de toekomst ’ ;

v wat Myron Hamming bedoelt met ‘om het vandaag beter te doen dan dagen in onze herinnering’;

v wat Myron Hamming bedoelt met: ‘wees zelf de persoon die de paden legt’.

Aan de slag spoken word

Stap 1 Vorm een groepje met drie studiegenoten.

Stap 2 Lees de theorie over ‘onderwerp en hoofdgedachte’. Beantwoord samen de volgende vragen:

v Wat is het onderwerp van de spoken word van Myron Hamming?

v Wat is volgens jullie de hoofdgedachte van de spoken word?

Stap 3 Bedenk een boodschap over het onderwijs die jullie belangrijk vinden. Zorg dat je deze boodschap zo bondig mogelijk opschrijft.

v Spoken word

Bij een spoken word wordt een gedicht hardop uitgesproken. Een spoken word gaat vaak over een maatschappelijk onderwerp.

v Onderwerp en hoofdgedachte

v Het onderwerp van een tekst kun je vaak samenvatten in één woord of woordgroep. voorbeelden protesteren / protesteren tegen bezuinigingen

v Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen, is de boodschap of hoofdgedachte van de tekst. voorbeeld Er mag niet bezuinigd worden op goede zorg.

Stap 4 Schrijf bij jullie boodschap uit stap 3 een spoken word van minimaal tien regels.

Stap 5 Draag elkaar om de beurt jullie spoken word voor. Gebruik hierbij de kracht van je stem: varieer in toonhoogte, volume en tempo om je verhaal levendig te maken. Dit helpt om de emoties en de boodschap over te brengen.

Stap 6 Bespreek samen hoe het voordragen van jullie spoken word ging. Gebruik daarbij het beoordelingsformulier op p. 204.

Myron Hamming

3.2 Generatie Alpha gaat onze wereld op zijn kop zetten

Lees de column ‘Generatie Alpha gaat onze wereld op zijn kop zetten’ (pp. 132–133) en bekijk de infographic (pp. 130–131).

Check of je begrijpt …

v wat het onderwerp van de tekst is;

v wat de belangrijkste boodschap (hoofdgedachte) van de schrijver over dit onderwerp is;

v wat de gemarkeerde woorden in de tekst betekenen.

Aan de slag alinea schrijven

Voorbereiden

Stap 1 Vorm een groepje met drie studiegenoten.

Stap 2 Bekijk samen nog eens de tekst.

Bespreek wat het deelonderwerp per alinea is.

v Deelonderwerp en alinea

v Een deelonderwerp is een deel van het onderwerp.

voorbeeld

Bij een onderwerp als ‘protesteren’, passen deelonderwerpen als ‘manieren om te protesteren’ en ‘voorbeelden van protesten’.

v Langere teksten hebben alinea’s. Een alinea bestaat uit enkele zinnen die één deelonderwerp behandelen.

voorbeeld

Er zijn verschillende manieren om te protesteren. Je kunt met spandoeken de straat op als je het ergens niet mee eens bent, maar ook stakingen en handtekeningenacties zijn manieren om je ongenoegen te laten merken.

Stap 3 Bespreek of jullie je herkennen in Generatie Alpha. Wat herken je wel en wat niet? Of vallen jullie onder een andere generatie?

Stap 4 Hoe denken jullie dat Generatie Alpha zal samenwerken met andere generaties? Voer hierover een gesprek en maak aantekeningen.

Schrijven

Stap 5 Gebruik je aantekeningen uit stap 4 om een extra alinea bij de tekst te schrijven. Deze alinea gaat over het deelonderwerp ‘de samenwerking van Generatie Alpha met andere generaties’. Gebruik minimaal 75 woorden voor je alinea.

Stap 6 Noteer boven je alinea een tussenkopje (titel).

Evalueren

Stap 7 Wissel je alinea uit met studiegenoten in je groepje. Komt het deelonderwerp duidelijk naar voren?

Van Generatie X tot Generatie Alpha

Generatie X

Geboren in de periode 1956 – 1970

Generatie X is de oudste generatie op de werkvloer. Deze generatie groeide op tijdens een economische crisis en maatschappelijke veranderingen. Ze hechten waarde aan werkzekerheid. Ze kunnen omgaan met technologie en geven de voorkeur aan werken op kantoor, met persoonlijk contact en traditionele werkstructuren. Het zijn veelal mensen die goed kunnen verbinden en daardoor prettige leidinggevers.

Pragmatische generatie

Geboren in de periode 1971 – 1985

De pragmatische generatie, of patatgeneratie, groeide op in tijden van economische veranderingen en nieuwe technologieën. Ze zijn opgegroeid met gelijke kansen en vinden het belangrijk zichzelf te kunnen ontwikkelen. Ze zijn praktisch ingesteld, willen thuiswerken en werken op kantoor kunnen combineren.

Generatie Y — Millennials

Geboren in de periode 1986–1996

Millennials groeiden op in een grenzeloze digitale wereld. Ze komen met nieuwe ideeën en kunnen snel schakelen. Ze houden van mensgericht leiderschap. Flexibiliteit in werk is essentieel, vooral de mogelijkheid om zowel op kantoor als thuis te werken voor een goede werk-privébalans.

Generatie Z

Geboren in de periode 1997–2009

Gen Z is opgegroeid met smartphones en sociale media. Ze willen flexibele werktijden om werk en privé, zoals hobby’s en sport, goed te combineren. Ze komen graag naar kantoor om in teamverband te werken, maar willen ook de mogelijkheid om thuis te werken. Ze zoeken werk waarin ze kunnen leren en zich ontwikkelen.

Generatie Alpha

Geboren in de periode 2010–2025

Gen Alpha groeit op met technologie zoals AI en virtual reality. Ze gebruiken digitale tools vanaf jonge leeftijd en vinden het belangrijk dat hun werk bijdraagt aan de maatschappij. Ze willen flexibele werktijden en werk dat hen helpt te leren en zich te ontwikkelen. Werken op kantoor is niet altijd nodig, omdat ze gewend zijn digitaal te communiceren.

Generatie Alpha gaat onze wereld op zijn kop zetten

Naar: marketingtribune.nl, 11 september 2024

Terwijl marketeers nog steeds bezig zijn met het begrijpen en bereiken van Gen Z, klopt Gen Alpha al hard op de deur. Het is de eerste generatie die volledig in de 21ste eeuw is geboren.

Gen Alpha’s zijn niet alleen de klanten van morgen van de merken waar wij voor werken. Het zijn óók de collega’s van morgen. En er lopen er hier bij mij thuis twee rond, dus ik ben in de gelegenheid om ze goed te bestuderen.

Gen Alpha’s zijn (of worden) geboren tussen 2010 en 2025. Tegen het einde van dit jaar zijn er naar schatting wereldwijd 2,2 miljard

Gen Alpha’s. De grootste generatie in de geschiedenis, en ook de meest diverse generatie. De meeste van deze kinderen hebben Millennials als ouders. Omdat deze ouders opgroeiden met technologie, zijn Gen Alpha’s niets anders gewend dan een digitale omgeving. Ze hebben al jong een smartphone of tablet en ademen social media en tech.

Autoriteit ouders staat onder druk De kinderen die tot deze groep behoren leven in het digitale tijdperk en dat betekent dat ze op jongere leeftijd al zelf beslissingen kunnen nemen. Ze hebben ongekende toegang tot informatie, online content en sociale netwerken, waardoor ze zelfstandig meningen kunnen vormen en keuzes kunnen maken. En over die informatie gesproken, die halen ze van andere plekken vandaan dan wij gewend zijn. Gen Z zit al vol in TikTok en Snap, maar kent Google nog wel als bron van informatie of startpunt. Voor de Alpha’s bestaat Google als startpunt überhaupt niet. Informatie haal je uit Shorts op YouTube, van TikTok, en dus bovenal uit visuele content; liever kijken dan lezen! En als ik dan even naar mezelf kijk als informatiebron: mijn autoriteit als vader staat onder druk. Ervaring uit het verleden of informatie van iemand die je vertrouwt, lijkt minder waarde te hebben dan een video van een volslagen vreemde uit een random land.

Niet tegenspreken Elke jongere generatie zet zich af tegen de oudere generaties. Er zijn echter twee dingen die extra aan de hand lijken bij Gen Alpha. Je moet de info die zij in hun hoofd hebben — hun waarheid dus — niet tegenspreken. En ze hebben een rotsvast vertrouwen dat ze het echt zelf allemaal wel weten. Een absolute no go is ook om je net zo te gedragen als Gen Alpha, om ze te  tapen dus. Praten over zaken als NPC’s — voor de niet-Alpha’s: Non Player Characters; mensen die zelf geen beslissingen nemen en niet zelf denken — maakt van mijzelf een NPC en daarmee een ontzettende boomer. En dit terwijl we als ouders voorlopig niet van ze af zijn: Alpha’s blijven langer dan veel vorige generaties thuis wonen, omdat ze het goed hebben — Gen Alpha groeit op in een wereld die relatief zeer welvarend is — maar vooral omdat een huis of kamer op een betere plek onbetaalbaar is.

Planeet redden Op eigen benen staan en zelf de wereld ontdekken, gebeurt dus vooral in het tussenjaar dat ze allemaal gaan nemen en via de grote maatschappelijke betrokkenheid van ze. Want ze zijn sociaal bewust en spreken zich al meer uit over hun overtuigingen, blijkt uit Amerikaans onderzoek. Zo vindt 93 procent van de Gen Alpha’s tussen 7 en 9 jaar dat iedereen eerlijk moet worden behandeld, ongeacht uiterlijk of demografische achtergrond , twee op de drie koopt het liefst bij bedrijven die een positief verschil maken in de wereld en meer dan de helft (63%) is zo betrokken bij klimaatverandering dat ze in de toekomst ergens willen gaan werken om de planeet te redden. Dat werk zal waarschijnlijk dan een baan zijn die vandaag de dag nog niet bestaat.

3.3 Hoe ziet Nederland er over 100 jaar uit?

Bekijk ‘Hoe ziet Nederland er over 100 jaar uit’ in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

Check of je begrijpt …

v voor wie het fragment bedoeld is ;

v hoe het Nederlandse landschap er volgens deze wetenschapper over 100 jaar uit kan zien ;

v wat het belangrijkste doel van het programma is ;

v welk(e) doel(en) het programma meer heeft.

v Tekstdoel

Wat een schrijver met een tekst wil bereiken noem je het tekstdoel. Ook een kijk- of luisterfragment wordt met een bepaald doel gemaakt. Veel voorkomende tekstdoelen zijn:

v informeren — (feitelijke) informatie geven, iets beschrijven of verklaren

v instrueren — uitleggen hoe je iets moet doen

v activeren — overhalen om iets te doen

v overtuigen — van een mening proberen te overtuigen

v amuseren — vermaken

v aan het denken zetten — een mening laten vormen of bijstellen

Let op: een schrijver of programmamaker kan meerdere doelen tegelijk hebben.

Hoe ziet Nederland er over 100 jaar uit?

Bron: Universiteit van Nederland

Still uit ‘Hoe ziet Nederland er over 100 jaar uit’.

Toekomstbeeld Nederland volgens AI.

Aan de slag toekomstbeeld

Niet alleen Nederland, maar ook jouw beroepssector zal er over 100 jaar anders uitzien. Beroepen blijven altijd in beweging.

Je gaat voor jouw beroep een toekomstbeeld schrijven.

Voorbereiden

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 2 Bespreek samen het fragment over de toekomst van Nederland: waarover zijn jullie het met de wetenschapper eens? En waarover niet?

Stap 3 Bespreek samen hoe jullie beroep er over 100 jaar uit zal zien. Gebruik daarbij de volgende vragen en maak aantekeningen.

v Welke veranderingen in Nederland zullen invloed hebben op jouw beroep?

v Hoe zal jouw beroep veranderen?

v Bestaat je beroep überhaupt nog? Zo nee, waarom zal je beroep verdwijnen? Wat komt ervoor in de plaats?

v Hoe ziet een werkdag er over 100 jaar uit voor jouw beroep?

Stap 4 Voor de website van je opleiding ga je een stukje over jouw beroep over 100 jaar schrijven. Bepaal wat het belangrijkste doel van je tekst wordt (zie p. 134).

Schrijven

Stap 5 Gebruik je aantekeningen uit stap 3 tot en met 5 om de tekst te schrijven. Gebruik minimaal 100 woorden.

Evalueren

Stap 6 Werk samen met een studiegenoot en lees elkaar tekst. Kun je zien met welk doel de tekst is geschreven? Waaraan herken je dat doel?

Stap 7 Gebruik het formulier op p. 252 om elkaars tekst te beoordelen.

3.4 Ben jij ook wel eens bang voor de toekomst?

Lees de tekst ‘Ben jij ook wel eens bang voor de toekomst?’ op pp. 140–141.

Check of je begrijpt …

v wat de gemarkeerde woorden in de tekst betekenen;

v hoe angst ervoor kan zorgen dat je negatieve gedachten krijgt;

v hoe je kunt omgaan met angst;

v wat de schrijver bedoelt met ‘Liefde = Leven’ (regel 30);

v waarom de schrijver een vergelijking maakt met een steen in het water gooien ;

v welk doel de schrijver met deze tekst heeft ;

v wat de belangrijkste boodschap van de schrijver is.

Aan de slag opbeurend bericht

Voorbereiden

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 2 Bespreek samen de tekst. Gebruik de volgende vragen:

v Spreekt deze tekst jullie aan? Waarom wel of niet?

v Bij wat voor lezer past deze tekst, denken jullie?

v Kunnen jullie iets met de tips uit de tekst?

Stap 3 Wie ken jij die zich weleens zorgen maakt over de toekomst? Waarover maakt diegene zich zorgen?

Stap 4 Bedenk met welke boodschap je deze persoon kunt opbeuren. Kun je bijvoorbeeld informatie gebruiken uit de tekst die je hebt gelezen?

Stap 5 Welke woorden passen bij je boodschap? Welke toon past het beste bij je lezer?

v Publiek

Houd altijd rekening met je publiek of je lezer. Welke toon past er bij deze lezer?

Persoonlijk, of meer afstandelijk?

Houd bij het kiezen van je toon en woorden rekening met wat de ander interessant vindt en begrijpt.

Schrijven

Stap 6 Schrijf een kort, opbeurend bericht van ongeveer 50 woorden. Het doel is dat je je lezer moed inpraat voor de toekomst. Houd qua toon en woordkeuze rekening met je lezer.

Evalueren

Stap 7 Deel je bericht met een studiegenoot. Lees elkaars bericht.

Stap 8 Kun je aan de toon en woordkeuze afleiden voor wie het bericht is bedoeld? Denk jij dat die persoon zich beter voelt na het lezen van de tekst? Leg je antwoord uit.

Ben jij ook wel eens bang voor de toekomst?

Bron: Esther Saelman, coachingingreen.nl

Angst, je zorgen maken, piekeren, je laten meeslepen in doemscenario’s , negatieve gedachten. Allemaal gewoontes die je gedachten in een negatieve spiraal brengen. Ergens bang voor zijn, bewust of onbewust, geeft stress. Angst maakt je leven minder leuk, moeilijker om gelukkig te zijn, positief in het leven te staan en om van het leven te genieten.

Jij kent dat angstige gevoel vast ook wel. Dat je afvraagt hoe iemand zal reageren (angst voor de toekomst op korte termijn) of dat je je zorgen maakt over hoe je leven er over een x-aantal jaren uitziet (angst voor de toekomst op lange termijn). Hoe vaak maak jij je zorgen op een dag? Ervaar jij ook regelmatig spanning in je lichaam, omdat je bang bent dat er iets zou kunnen gebeuren? Ik vermoed van wel en waarschijnlijk vaker dan je lief is.

Feitelijk gezien bestaat angst alleen als je terugkijkt naar het verleden, of als je vooruitkijkt naar de toekomst. In het nu bestaat namelijk helemaal geen angst (behalve natuurlijk wanneer je oog in oog staat met een grizzlybeer). Door bang te zijn voor de toekomst ( speculatie ), verspillen we dus eigenlijk onze energie. Niemand kan namelijk ooit met zekerheid de toekomst voorspellen, om de eenvoudige reden dat de toekomst er nog helemaal niet is.

Weet je dat angst eigenlijk de tegenovergestelde emotie is van liefde?

Als je bang bent of je ergens zorgen over maakt, dan voel je geen rust, geen dankbaarheid, geen blijdschap. Je voelt je niet één met het leven, maar voelt je afgesloten, alleen en gestrest.

Wie liefde voelt, voelt geen angst en andersom. Liefde = Leven. Angst staat dan ook haaks op alles wat fijn is. En juist omdat liefde de kern is van ons leven, voelt het zo slecht om bang te zijn.

Wil je dat angst niet langer jouw

toekomst bepaalt?

Gooi dan die angstige gedachten zo snel mogelijk over boord en benader de situatie eens op een andere manier. Verspil je energie niet langer aan angst en kies er eens heel bewust voor om je angstige gedachten even stop te zetten en die situatie gewoon eens over je heen te laten komen. Je kunt namelijk altijd nog besluiten om je druk te maken, maar dan alleen als blijkt dat er echt een concrete reden voor is.

Neem nou een steen.

Wanneer je die in het water gooit dan zinkt hij vrijwel direct naar de bodem. Eerst ontstaan er wat rimpels in het water en is het wateroppervlakte tijdelijk ontregeld. Echter al vrij snel verdwijnen deze rimpels en keert het water terug naar haar oorspronkelijke staat. Het water maakt zich niet druk om de steen (geen angst), nee, het water bestaat alleen in het nu. Eerst is er complete rust, dan is er een steen, de steen zinkt naar de bodem en tot slot is er weer complete rust.

Leef niet in een speculatieve toekomst, maar leef in het NU! Nu is namelijk alles wat je hebt. Laat je (net als het water) eens wat vaker meevoeren door het leven en durf de touwtjes wat meer te laten vieren. Stop met dat gepieker! Maak je niet druk over wat je te wachten staat (de steen), maar ervaar het zoals het komt. Ervaar de steen en weet dat je weer zult terugkeren naar rust.

Laat je leven niet langer leiden door angst. Wees niet bang voor fouten, want fouten maken hoort erbij. Als je geen fouten maakt, zal er ook weinig gevoel van overwinning zijn wanneer je het goed doet. Het leven is niet eng, het leven is een uitdaging, een avontuur. Het leven is een waardevol geschenk dat je hebt gekregen. Pak het geschenk uit en laat het niet liggen omdat je bang bent dat wat erin zit je teleurstelt.

3.5 Op mijzelf wonen

Lees het verhaal ‘Op mijzelf wonen’ op pp. 144–145.

Check of je begrijpt …

v wat de schrijver bedoelt met ‘Zweedse meubelgigant’ (r. 33) ;

v wat de schrijver bedoelt met ‘budgettair verantwoord verhuizen’ en waarom dit ‘bittere noodzaak’ was (r. 39–40) ;

v waar het eerste deel van het verhaalt ophoudt en waar het tweede deel begint;

v waarom de ik op latere leeftijd nog steeds boeken van Suske en Wiske leest;

v welke levensles de schrijver met dit verhaal wil meegeven.

Aan de slag paklijst

Wat neem jij mee als je op jezelf gaat wonen?

Je gaat een paklijst maken met items die voor jou onmisbaar zijn.

Voorbereiden

Stap 1 Wat is voor jou echt belangrijk? Denk aan dingen die je graag bij je hebt, leest of kijkt, of waar je een speciale band mee hebt. Maak aantekeningen.

Stap 2 Meestal heb je maar weinig ruimte als je op kamers gaat. Welke spullen uit stap 1 moeten echt mee en wat moet achterblijven?

Stap 3 Omcirkel uit je selectie bij stap 1 en 2 ten minste vijf items die je beslist mee moet nemen.

Schrijven

Stap 4 Maak een tabel van drie kolommen op een vel papier:

Bed Is nog goed en past in de kamer.

Stap 5 Noteer in de kolom ‘Voorwerp’ de items die niet mogen ontbreken op je paklijst.

Stap 6 Schrijf in de kolom ‘Reden’ een toelichting waarom je dat item graag mee wilt nemen.

Evalueren

Stap 7 Laat je paklijst aan een studiegenoot zien. Welke items mag je om praktische redenen niet vergeten? En welke items wil je om een andere reden niet missen? Bespreek het met elkaar.

Stap 8 Heb je door je bespreking nog nieuwe ideeën gekregen? Noteer die dan onderaan je paklijst.

Op mijzelf wonen

Uit: Lex Paleaux, Het leven is een circus. Uitgeverij In de Knipscheer (2020).

‘Is het weer zover?’

Mijn vader staat in de keuken in een pan met pastasaus te roeren wanneer ik langsloop, met mijn rugzak op, schuimrubberen campingmatras in de ene hand, slaapzak in de andere.

‘Wat is hij aan het doen?’

Het koffiekopje wordt driftig op het glas van de salontafel gezet en mijn moeder beent naar de keuken. Daar ziet ze nog net mijn rugzak de achterdeur verlaten, terwijl ik roep dat ik op mezelf ga wonen. ‘Je doet maar!’ om vervolgens de deur op slot te draaien.

‘Dat zal ze leren, ik denk dat ze me heel snel gaan missen als ze beseffen dat ik dit keer echt voorgoed uit huis ga.’

Het op mezelf zijn ging me redelijk goed af, ik woonde nu al anderhalf uur in de garage en had van de tuinstoelen en een oude wollen deken een soort tent gemaakt. De kussens van de stoelen had ik aan de binnenkant in een vierkantje gezet, in het midden lag het campingmatrasje, waar de slaapzak, opengeritst, voor extra warmte zorgde.

Ik was klaar om de inhoud van mijn rugzak te inspecteren. Twee pakjes Liga, een beker karnemelk en een scheutje Roosvicee, mijn groene zaklamp met schuifknop en een extra paar batterijen, die de hele dag in de oplader hadden gezeten.

Maar het belangrijkste waren mijn Suske en Wiske-stripboeken, ik had ze allemaal meegenomen, ik wist immers niet wanneer ik mijn familie terug zou zien.

Helemaal op mezelf was ik overigens niet, ik had twee huisgenoten: onze konijnen, die geen naam hadden. In de winter woonden ze in de garage, in een hok boven op de werkbank. Ik kon ze door een kier tussen de tuinkussens net zien. Na vier Liga’s, een beker karnemelk en anderhalve Suske en Wiske kreeg ik het koud. Ik klopte aan en mijn vader deed zwijgend open …

Het campingmatras was vervangen door een Ikea-matras en ik stond bij de bushalte bij Spaarnwoude. Het was de derde keer die dag dat ik van de Tempelierstraat naar de Zweedse meubelgigant op  en neer reed.

‘Waarom huur je geen busje?’ vroeg de chauffeur, terwijl ik met enige moeite via de achterdeur een kast naar binnen trok.

‘Dat heb ik gedaan,’ antwoordde ik, terwijl ik mijn ov-chipkaart langs de scanner haalde, ‘een heel goedkope …’

Dat deze manier van budgettair verantwoord verhuizen bittere noodzaak was, wilde ik hem niet uitleggen. Ik had de beslissing genomen om van Amsterdam naar Haarlem te verhuizen en wilde niet om hulp vragen.

Na een hele dag heen en weer sjouwen had ik eindelijk alles in mijn onderkomen ondergebracht. De volgende ochtend begon mijn nieuwe leven. Ik bestelde een koffie bij de Anne&Max, deed voor het eerst boodschappen bij de Albert Heijn op de Raaks en ging later die middag naar de Pathé-bioscoop die, net als ik, een nieuwkomer in de stad was. Toen ik de deur van mijn woning opende was het tijd om van mijn eerste Haarlemse huis een thuis te maken. Ik pakte de tas uit waar de — voor mij — waardevolste spullen in zaten … zeven Suske en Wiske-boeken en een groene zaklamp.

Media en actueel

doel v Je gaat onderzoeken wat robots voor jouw sector kunnen betekenen.

Robots nemen steeds meer werkzaamheden over van mensen. Denk maar aan robots in verpakkingscentra die pakketjes voor ons inpakken, of robotstofzuigers die hun gang kunnen gaan terwijl jij je op iets anders kunt richten. Wat kan een robot voor jouw sector betekenen? En blijft er dan nog werk voor jou over?

Stap 1 Denk na over het beroep dat je na je opleiding wilt uitoefenen. Hoe zouden robots daarbij een rol kunnen spelen, nu of in de toekomst? Maak aantekeningen.

Stap 2 Gebruik een AI-programma om informatie te vragen over robots in jouw beroep. Zorg dat je daarbij een goede prompt invoert.

Een vraag die je aan een AI-programma stelt, noem je een prompt. Hoe preciezer je vraag is, hoe beter het antwoord dat je krijgt.

Stap 3 Dankzij AI heb je waarschijnlijk al wat ideeën over de ontwikkeling van robots in jouw beroep. Maak hiervan aantekeningen en kies iets wat interessant is om verder uit te zoeken.

Stap 4 Ga nu op zoek naar bruikbare bronnen op internet. Bedenk geschikte zoektermen waarmee je op internet gericht kunt zoeken naar informatie over robots in jouw sector.

v Hoe bedenk je geschikte zoektermen?

Een zoekterm is een woord of een combinatie van woorden die je in een online zoekmachine invoert om informatie te zoeken. Het zijn woorden die de kern van je vraag weergeven.

Een ander woord voor zoekterm is trefwoord.

v Bedenk vragen bij je onderwerp.

v Bedenk wat voor informatie je zoekt : feiten, cijfers, meningen of persoonlijke verhalen?

v Bedenk bij elke vraag een of meer zoektermen.

Stap 5 Gebruik je zoektermen om informatie zoeken. Kies drie bronnen die je bruikbaar lijken voor je onderzoek.

v Hoe kies je bronnen?

Je bekijkt welke treffers bij je onderwerp passen, voordat je alle teksten leest.

v Bekijk je zoekresultaten. Klik daarbij niet automatisch op de bovenste resultaten, maar selecteer bronnen die antwoord lijken te geven op (een van) je vragen.

v Bepaal wat voor soort tekst het is: een informerende tekst of een tekst die je van iets wil overtuigen, bijvoorbeeld reclame.

v Wie is de afzender of schrijver van de tekst? Is dit een betrouwbare bron (zie pp. 112–113)?

v Sla je bronnen op in een speciale map en / of kopieer de linkjes in een bestand.

Stap 6 Bekijk de bronnen die je gekozen hebt. Scan elke tekst en kijk of je de trefwoorden uit stap 4 kunt terugvinden. Lees die tekstgedeeltes helemaal.

Stap 7 Maak een mindmap van de informatie die je hebt gevonden. Zet in het midden ‘Robots in mijn beroep’.

Stap 8 Vergelijk je mindmap met die van een studiegenoot. Hebben jullie vergelijkbare informatie gevonden? Welke informatie heeft je studiegenoot die jij niet hebt? Vul je mindmap eventueel verder aan.

Voorbeeld van een (nog in te vullen) mindmap.

robots in mijn beroep

Eindopdracht 5

doel v Je kiest een eindopdracht rondom het thema ‘toekomst’ en oefent daarmee je schrijfvaardigheid.

Lees de omschrijvingen bij A en B. Kies of je een herinnering gaat herschrijven of dat je een interview met jezelf uit de toekomst schrijft.

A Het boek vol spijt: herschrijf een herinnering

In Middernachtbibliotheek (zie p. 124) krijgt hoofdpersoon Nora de kans om iets in haar leven te veranderen. Ze kiest een herinnering uit Het boek vol spijt. Stel je voor dat jij ook een boek vol spijt hebt. Welke herinnering waarvan je spijt hebt, wil je dan veranderen? En hoe zou dit de toekomst veranderen?

Voorbereiden

Stap 1 Wat staat er in jouw boek vol spijt? Kies een herinnering of moment uit je leven waarvan je spijt hebt en waardoor je leven op een bepaalde manier is veranderd.

Stap 2 Noteer wat er precies gebeurde. Wie waren erbij betrokken?

Stap 3 Beschrijf het gevoel dat je op dat moment had. Welke zintuigelijke waarnemingen kun je je nog herinneren?

Stap 4 Bedenk wat je zou willen veranderen aan dit moment. Hoe had het volgens jou anders en beter kunnen gaan? Hoe had de toekomst er dan nu uitgezien?

Schrijven

Stap 5 Gebruik je aantekeningen uit stap 1 tot en met 4 en herschrijf je herinnering in minimaal 150 woorden.

Evalueren

Stap 6 Beoordeel samen met een studiegenoot je herschreven herinnering: zou het echt zo gegaan kunnen zijn? Of zie je de toekomst nu door een roze bril?

Stap 7 Gebruik het formulier op p. 252 om je tekst te beoordelen.

B Waarmee haal jij over vijf jaar de krant?

Stel je voor: het is vijf jaar later en je hebt iets bijzonders bereikt. Misschien ben je de jongste sterrenchef van het land, voetbal je in het Nederlands elftal of zet je je in voor je buurt. Een journalist van de lokale krant komt langs voor een interview over jouw succes. Werk het interview uit door onderstaande stappen te volgen.

Voorbereiden

Stap 1 Hoe ziet jouw succesvolle toekomst eruit?

Schrijf in vijf steekwoorden op waar jij over vijf jaar succes mee hebt.

Schrijven

Stap 2 Bedenk een pakkende krantenkop die past bij jouw succesvolle toekomst. Voorbeelden:

v ‘Jonge techneut ontwerpt fatbike op zonne-energie’

v ‘21-jarige heeft een heel eigen kijk op zorg’

v ‘Mirjam brengt jong en oud bij elkaar met hippe feesten’

Stap 3 Schrijf onderstaande vragen over. Dit zijn de vragen die de journalist aan jou stelt. Houd tussen elke vraag wat ruimte over voor een antwoord.

v Waar woon je?

v Waar ben jij succesvol mee?

v Hoe ben je op het idee gekomen om je hiermee bezig te houden?

v Welke mensen in jouw omgeving zijn belangrijk geweest bij het behalen van je succes?

Hoe hebben ze je geholpen?

v Wat heb je moeten doen om dit te bereiken?

En wat heb je juist moeten laten?

v Wat doe je in je vrije tijd?

v Hoe ziet je liefdesleven eruit?

v Wat wil je verder nog bereiken?

Stap 4 Noteer onder elke vraag uit stap 3 je antwoord.

Doe dat als jezelf, maar dan over vijf jaar en met het succes dat je hebt bereikt.

Evalueren

Stap 5 Laat je interview lezen aan een studiegenoot en vraag om feedback. Stel bijvoorbeeld de volgende vragen:

v Wat vind je interessant of leuk om te lezen?

v Waar ben je nog nieuwsgierig naar?

v Wat kan ik verbeteren aan mijn tekst?

Stap 6 Verbeter je interview.

TRAININGEN

Gesprekken voeren training

1 Gesprek beginnen 158

1.1 Contact maken 158

1.2 Smalltalk 160

2 Houding en gedrag 162

2.1 Gedrag 162

2.2 Lichaamshouding 164

2.3 Professioneel gedrag 166

3 Gesprekstechnieken 168

3.1 Beurt wisselen 168

3.2 Luisteren met woorden 170

3.3 Vragen stellen 172

3.4 Taalgebruik 174

4 Gesprekstypen 176

4.1 Telefoongesprek 176

4.2 Klachtgesprek 178

4.3 Vraaggesprek 180

4.4 Sollicitatiegesprek 182

4.5 Functioneringsgesprek 184

Beoordelingsformulier Gesprekken voeren 186

Gesprek beginnen 1

doel v Je leert hoe je contact maakt met je gesprekspartner en hoe je smalltalk kunt inzetten bij het beginnen van een gesprek.

Gesprekken voeren doe je de hele dag. Vaak gaat het om gesprekken die je zonder nadenken aanknoopt met je vrienden, je ouders of je voetbaltrainer. Maar er zijn ook gesprekken die ‘moeten’ en die kosten je vaak meer moeite. Hoe begin je in al die verschillende situaties op een goede manier een gesprek?

1.1 Contact maken

Oefening 1 contact maken

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 A begint een gesprek met B en gebruikt als openingszin: ‘Hé, wat leuk dat we elkaar hier tegenkomen.’

Jullie oefenen dit drie keer, terwijl A steeds op een andere manier contact maakt:

1 A kijkt B niet aan;

2 A kijkt B de hele tijd aan;

3 A kijkt B af en toe kort aan.

B reageert niet, maar let goed op de verschillende manieren van contact maken.

Stap 3 Wissel van rol en herhaal stap 2.

Stap 4 Bespreek hoe de verschillende manieren van contact maken op jullie overkwamen. Welke manier vinden jullie het prettigst?

v Het begin van een gesprek

In oefening 1 heb je kunnen merken dat het prettig is om aan het begin van een gesprek contact te maken. Dit kun je doen via oogcontact en begroetingen. Hoe je de ander begroet, verschilt per situatie en cultuur: soms is het beleefd de ander te begroeten met drie kussen, soms geef je elkaar een hand en in sommige culturen steek je zelfs je tong uit.

Contact maken doe je zo :

v Maak oogcontact.

v Begin met een groet.

v Stel jezelf voor als je je gesprekspartner niet kent.

Oefening 2 begroeten

Stap 1 Vorm een tweetal.

Stap 2 Lees onderstaande beschrijvingen van situaties. Bedenk samen per situatie hoe je de ander begroet. Wat zeg je en welke gebaren maak je daarbij? Raak je elkaar op een bepaalde manier aan?

1 Je spreekt thuis af met je vriend(inn)en.

2 Je ontmoet een nieuwe collega op je stageplek.

3 Je begroet je oma op haar 90ste verjaardag.

4 Je ontmoet de nieuwe partner van je beste vriend(in) tijdens een etentje in een restaurant.

5 Je komt je beste vriend tegen op straat.

6 Tijdens de eerste dag van je studie zit je naast iemand die je nog niet kent.

7 Je komt een vriend van je ouders tegen in de supermarkt.

Stap 3 Vergelijk de situaties. Welke verschillen zien jullie tussen de begroetingen?

1.2 Smalltalk

Oefening 3 openingszinnen

Stap 1 Bedenk bij de volgende situaties een gepaste groet en openingszin.

1 Je komt een collega tegen bij de koffieautomaat op je werk. Je kent elkaar nog niet zo goed.

2 Je zit naast een onbekende bij een verjaardag.

3 Je gaat naar de kermis. In de rij van de attractie blijk je achter je stagebegeleider te staan.

Stap 2 Vergelijk je openingszinnen met twee studiegenoten. Welke openingszin vinden jullie per situatie het meest geschikt?

Stap 3 Bedenk nu voor dezelfde drie situaties een ongepaste openingszin.

v Een luchtig gesprek

In oefening 3 heb je geoefend met openingszinnen om een gesprek te beginnen. Dit noem je ook wel smalltalk. Bij smalltalk voer je een gesprek over luchtige dingen, zoals het weer of de reis. Door smalltalk kunnen jij en je gesprekspartner aan elkaar wennen en zorg je voor een sfeer waarbij jullie je op je gemak voelen.

Soms bestaat een gesprek alleen uit smalltalk, maar het kan ook een goede manier zijn om een inhoudelijk of zakelijk gesprek te beginnen.

Oefening 4 de start van een gesprek

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 Lees de onderstaande beschrijvingen van situaties. Bespreek samen waarover je het kunt hebben om het gesprek te beginnen.

1 Je maakt een praatje met je kapper terwijl je wordt geknipt.

2 Je voert een functioneringsgesprek met een leidinggevende op je werk.

3 Je geeft een nieuwe stagiair een rondleiding door het gebouw.

4 Terwijl je op een festival staat te wachten op je favoriete artiest begin je een gesprekje met de persoon naast je.

5 Je komt een docent van de middelbare school tegen in de lift.

6 Je voert met je baas een gesprek over je salaris.

Stap 3 Speel de situaties. A start het gesprek bij situatie 1, 2 en 3. B doet dit bij situatie 4, 5 en 6. Zorg ervoor dat jullie smalltalk gebruiken om het gesprek te beginnen.

Stap 4 Hoe vonden jullie het om het gesprek te beginnen met smalltalk? Bespreek het samen.

Houding en gedrag 2

doel v Je leert hoe je kunt communiceren zonder iets te zeggen en hoe je je houding en je gedrag kunt afstemmen op de (professionele) situatie.

Thuis is het vaak geen enkel probleem om een joggingbroek te dragen of met een koptelefoon op luid zingend in je kamer te zitten. Maar heb je weleens een politieagent in een joggingbroek het verkeer zien regelen? Of een ober aan je tafel gehad die met een koptelefoon op luid zingend jouw pizza kwam serveren? Waarschijnlijk niet.

Je houding en gedrag hangen namelijk af van waar en met wie je bent.

2.1 Gedrag

Oefening 5 thuis of op je werk

Stap 1 Hoe gedraag je je thuis, en hoe gedraag je je op je werk?

Schrijf drie dingen op die je thuis wel doet of zegt, maar op je werk niet. Schrijf ook drie dringen op die je op je werk wel doet of zegt, maar thuis juist niet.

Stap 2 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 3 Vergelijk jullie antwoorden bij stap 1. Bespreek samen de volgende vragen:

v Hoe komt het dat je je op je werk niet altijd hetzelfde gedraagt als thuis?

v Welke dingen kun je wél op beide plekken doen of zeggen?

v Cirkels van gedrag

In oefening 5 heb je kunnen merken dat je gedrag wordt bepaald door waar en met wie je bent. Je gedraagt je thuis anders dan wanneer je op werk bent en je praat anders met je vrienden dan met je docent. Je zult daarom vaak moeten schakelen in je gedrag. Meestal doe je dit niet bewust, maar gaat dit vanzelf.

Op de afbeelding hiernaast zie je vijf cirkels van gedrag. De binnenste cirkel is hoe je je gedraagt als je alleen bent: je denkt niet na over wat je zegt en doet en je voelt je op je gemak. Hoe meer afstand je neemt van de binnenste cirkel, hoe meer je gaat nadenken over je gedrag. Het is handig om te weten welk gedrag past bij de verschillende cirkels. Zo kun je jouw houding afstemmen op de situatie.

ik / alleen thuis vrienden school / studie stage / werk

Oefening 6 cirkels

Stap 1 Bekijk hierboven de afbeelding met de vijf cirkels van gedrag.

Schrijf voor elke cirkel op hoe je je gedraagt in die situatie. Noem minstens twee dingen per cirkel.

Stap 2 Ben je het eens met de volgorde van de cirkels — van binnen naar buiten — zoals in de afbeelding? Als een andere volgorde beter bij je past, schrijf deze dan op.

Stap 3 Vergelijk jouw antwoorden met die van een studiegenoot. Bespreek samen de volgende vragen:

v Hebben jullie dezelfde dingen per cirkel opgeschreven of zijn er verschillen?

v Waardoor hoeft de volgorde van de cirkels niet bij iedereen gelijk te zijn?

2.2

Lichaamshouding

Oefening 7 uitstraling

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 Hoe sta je als je je niet prettig voelt? Hoe zet je je voeten neer en waar laat je je handen? Wat doe je met je schouders, je hoofd en je gezicht? A gaat staan en neemt een houding aan die past bij een onprettig gevoel. B maakt een foto van A.

Stap 3 Hoe sta je als je je prettig en zelfverzekerd voelt? Hoe zet je je voeten neer en waar laat je je handen? Wat doe je met je schouders, je hoofd en je gezicht? A gaat staan en neemt een houding aan die past bij een prettig en zelfverzekerd gevoel. B maakt een foto van A.

Stap 4 Wissel van rol en herhaal stap 2 en 3.

Stap 5 Bekijk en vergelijk jullie foto’s. Bespreek samen de volgende vragen:

v Wat stralen jullie uit?

v Hoe kunnen jullie je tweede houding aanpassen om nog zelfverzekerder over te komen?

Oefening 8 zeg het ook met je lichaam

Stap 1 Vorm een drietal.

De een is A, de ander is B en de derde is C.

Stap 2 Verzin een gesprekssituatie die jullie willen oefenen, bijvoorbeeld een mentorgesprek, een sollicitatiegesprek of een gesprek met je huisarts.

Stap 3 A en B voeren twee keer (een deel) van het gesprek, maximaal een minuut. Jullie voeren hetzelfde gesprek op twee manieren:

v Communiceren met je lichaam

Je kunt je hele lichaam inzetten als je communiceert. Je maakt dan gebruik van lichaamstaal. Lichaamstaal is de manier waarop je zonder woorden laat zien wat je denkt of voelt. Het helpt anderen om te begrijpen wat je bedoelt, ook als je niets zegt.

Lichaamstaal bestaat onder andere uit de manier waarop je kijkt en de gebaren die je maakt. Ook je houding is belangrijk:

v Een open houding straalt zelfverzekerdheid, interesse en motivatie uit. Hierbij zit of sta je rechtop, kijk je de ander aan en hou je je armen en benen los van elkaar.

v Een gesloten houding geeft de indruk dat je nerveus of ongeïnteresseerd bent. Hierbij zit of sta je voorovergebogen of onderuitgezakt, kijk je de ander (bijna) niet aan en hou je je armen en benen over elkaar.

Met een open houding (boven) straal je meer zelfverzekerdheid, interesse en motivatie uit dan met een gesloten houding (onder).

1 A heeft een gesloten houding; 2 A heeft een open houding.

B start beide gesprekken met een open houding, maar past zijn houding steeds aan de ander aan. C observeert en let op de lichaamstaal.

Stap 4 Wissel van rol. Herhaal stap 2 en 3. Doe dit twee keer, zodat iedereen elke rol heeft vervuld en jullie drie verschillende gesprekssituaties hebben geoefend.

Stap 5 Welke invloed heeft de houding van A op het verloop van het gesprek? Beïnvloedt de houding van A ook de houding van B, en zo ja, hoe? Bespreek het samen.

2.3 Professioneel gedrag

Oefening 9 professioneel communiceren

Stap 1 Hieronder staan beschrijvingen van vier situaties. Beantwoord per situatie de vraag: ‘Hoe communiceer ik hierover met mijn leidinggevende?’

1 Op je eerste stagedag blijkt je fietsband lek te zijn. Je moet met de bus, waardoor je een kwartier te laat komt.

2 Hoewel je hard hebt gewerkt, ga je je deadline toch niet halen.

3 Op je werk ben je verplicht om veiligheidsschoenen te dragen, maar je bent deze vergeten.

4 Tijdens een gesprek met je leidinggevende word je gebeld door het ziekenhuis.

Stap 2 Vergelijk jouw antwoorden met die van een studiegenoot. Zouden jullie op dezelfde manier communiceren in deze situaties? Bespreek de situaties die jullie lastig vinden.

Oefening 10 top 7

Stap 1 Beantwoord voor alle zeven aspecten van professioneel gedrag de vraag: ‘Hoe goed doe ik dit al?’ Maak een top 7.

Het onderdeel waar je het beste in bent, zet je bovenaan; het onderdeel waar je nog het meest aan kunt werken, zet je onderaan.

Stap 2 Vergelijk jouw top 7 met die van een studiegenoot. Geef elkaar tips voor nummer 5, 6 en 7 van jullie indeling. Hoe kan de ander dit beter doen?

Stap 3 Schrijf voor nummer 5, 6 en 7 een verbeteractie op. Denk daarbij aan de tips die je van je studiegenoot hebt gekregen.

v Professioneel gedrag

In oefening 9 heb je nagedacht over professioneel gedrag. Je gedraagt je professioneel wanneer mensen van jou en je bedrijf een positieve indruk krijgen. Daarbij gaat het kortweg om wat je zegt , wat je doet en hoe je eruitziet . De zeven belangrijkste aspecten van professioneel gedrag zijn:

1 Wees betrouwbaar

Op je werk kom je op tijd en je komt je afspraken na. Loopt iets anders dan gepland, of ga je een deadline niet halen? Communiceer hier dan open over. Stuur op tijd een bericht, geef uitleg en bied je excuses aan.

2 Wees positief en vriendelijk.

Wie positief en vriendelijk is, komt gemotiveerd over.

3 Draag gepaste kleding

Voor kleding op het werk gelden verschillende regels en afspraken.

Bij het ene beroep is werken in een hoodie geen probleem, maar bij het andere beroep wordt er van je verwacht dat je een uniform draagt. Kleed je zoals er van je gevraagd wordt.

4 Let op je taalgebruik

Wees beleefd en gebruik u tegen klanten, leidinggevenden en oudere collega’s. Vloek of scheld niet op je werk en gebruik geen moeilijke vaktaal tegen klanten of cliënten.

5 Houd je aandacht bij het gesprek

Wees aandachtig en toon interesse in je gesprekspartner.

Raak niet afgeleid door anderen of door je telefoon.

6 Neem verantwoordelijkheid

Steek je handen uit de mouwen, toon initiatief en denk mee over wat er moet gebeuren. Natuurlijk is het niet erg als je iets niet weet. Maar zoek het dan uit of vraag het na, zodat je er later op terug kunt komen.

7 Sta open voor feedback

Ook al ben je een professional: niemand is de ideale werknemer. Ook jij zult dus wel eens iets fout doen of irritatie oproepen.

Geef aan dat je openstaat voor feedback, of vraag om feedback als je twijfelt of je iets goed hebt gedaan.

Gesprekstechnieken

doel v Je leert hoe je in een gesprek de beurt neemt, je stem gebruikt bij het luisteren, vragen stelt en de juiste taal kiest.

Als je de beurt wilt in een gesprek, dan zeg je vast niet: ‘Allemaal je mond houden! Ik ga nu wat zeggen.’ En als je eenmaal aan het woord bent, dan is het wel fijn dat anderen luisteren.

Luisteren doe je met je houding en gedrag (zie 2.2), maar ook met woorden en door vragen te stellen. Als spreker stem je bovendien je taal af op de ander: tijdens een sollicitatiegesprek gebruik je waarschijnlijk andere woorden dan wanneer je op straat je beste vriend tegenkomt. Een gesprek voeren draait dus niet alleen om wat je zegt, maar ook om welke gesprekstechnieken je gebruikt.

3.1 Beurt wisselen

Oefening 11 ochtendmens of avondmens?

Stap 1 Ben je een ochtendmens of een avondmens, en waarom? En hoe ziet jouw ideale wereld eruit als ochtendmens of avondmens? Denk voor jezelf na over deze vragen en maak aantekeningen.

Stap 2 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 3 Voer een gesprek over de vragen uit stap 1.

A begint het gesprek. B mag pas de beurt nemen wanneer die een stilte of pauze opmerkt. Blijf van beurt wisselen zodra je het idee krijgt dat de ander jou de beurt geeft. Het gesprek stopt als jullie allebei je aantekeningen van stap 1 hebben besproken.

Stap 4 Bespreek samen de volgende vragen:

v Hoe vonden jullie het om op je beurt te wachten?

v Hoe ging het wisselen van beurt?

v Beurt wisselen

In een gesprek wissel je als spreker en luisteraar regelmatig van beurt.

Hoe geef je de beurt? — Wees niet alleen zelf aan het woord, maar geef ruimte aan de ander om ook wat te zeggen. Dit doe je bijvoorbeeld door:

v een stilte te laten vallen;

v de ander een vraag te stellen;

v de naam van de ander te noemen.

Hoe neem je de beurt? — Als je de beurt niet krijgt, dan kun je zelf de beurt nemen. Dit doe je bijvoorbeeld door:

v de ander te laten uitpraten en te wachten op een pauze;

v actief te laten merken dat je de beurt wilt door een actieve houding aan te nemen, kort te kuchen of je hand op te steken;

v om de beurt te vragen als de ander door blijft praten, bijvoorbeeld : ‘Kan ik je even onderbreken?’

Oefening 12 je favoriete vakantieland

Stap 1 Wat is je favoriete vakantieland en waarom? Beantwoord deze vraag voor jezelf.

Stap 2 Vorm een groepje met minstens drie studiegenoten.

Stap 3 Voer een gesprek over de vraag uit stap 1. Let erop dat je op een goed moment de beurt neemt en jullie niet door elkaar praten. Jullie mogen de ander ook onderbreken, maar doe dit wel op een respectvolle manier.

Stap 4 Bespreek samen de volgende vragen:

v Wie gaf ruimte aan anderen om de beurt te nemen?

v Wie nam de beurt op een respectvolle manier?

v Wat kon beter?

3.2 Luisteren met woorden

Oefening 13 meeleven

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 Soms is het in een gesprek belangrijk dat je meeleeft met de ander. Zo laat je merken dat je goed naar de ander luistert.

Hieronder staan beschrijvingen van vier situaties. Bedenk samen een passende reactie bij elk van de vier situaties.

1 Je beste vriend vertelt dat zijn relatie net uit is gegaan. Hij is erg verdrietig.

2 Je collega is vanmorgen in de regen naar haar werk gefietst. Ze klaagt over haar natte broek.

3 Op je werk komt een boze klant, cliënt of leverancier naar je toe. Deze persoon is boos over iets waar jij verantwoordelijk voor bent.

4 Je staat in de rij om drinken te halen op een festival. Een onbekend persoon spreekt je aan en klaagt dat het wel erg lang duurt.

Stap 3 Hoe lieten jullie in je reacties merken dat je meeleeft met de ander? Wat kun je nog meer zeggen? Bespreek het samen.

Oefening 14 bijzondere eetgewoonte

Stap 1 Wat is jouw bijzondere eetgewoonte? Beantwoord deze vraag voor jezelf. Denk bijvoorbeeld aan banaan in lasagne, kiwi met schil eten of alleen rode M&M’s lekker vinden.

Stap 2 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

v Luisteren met woorden

Actief luisteren is belangrijk tijdens het voeren van een gesprek. Met je houding en je gedrag kun je zonder iets te zeggen laten zien dat je luistert. Ook wanneer je zelf aan het woord bent, kun je laten merken dat je goed hebt geluisterd. Dat doe je zo:

v Moedig de spreker met korte reacties aan om door te praten.

Je kunt ook enkele woorden van de ander vragend herhalen.

voorbeelden ‘Goh!’ / ‘Hm hm’ / ‘Oh ja?’ / ‘En toen?’

v Stel vragen als je iets niet begrijpt.

voorbeelden ‘Waarom wil je dat zo graag?’ / ‘Hoezo denk je dat?’

v Laat merken dat je met de ander meeleeft.

voorbeelden ‘Wat vervelend voor je!’ / ‘Ik kan mij voorstellen dat je je zo voelt.’

v Vat het verhaal van de ander kort samen om te laten merken dat je goed hebt geluisterd.

voorbeeld ‘Dus je hebt morgen een toets, maar je denkt dat je die niet gaat halen?’

Stap 3 A vertelt over diens bijzondere eetgewoonte. B luistert actief.

Gebruik hiervoor je houding en gedrag, maar zet ook je stem in om de spreker aan te moedigen, vragen te stellen, mee te leven en samen te vatten.

Stap 4 Wissel van rol en herhaal stap 3.

Stap 5 Bespreek samen de volgende vragen:

v Hoe luisterde B actief naar het verhaal van A?

v Wat ging goed en wat kan beter?

3.3 Vragen stellen

Oefening 15 black stories

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 Lees de twee kaartjes van het spel Black Stories hiernaast. Op elk kaartje staat een raadsel waarin de hoofdpersoon iets ergs overkomt.

Stap 3 A leest het bovenste kaartje nogmaals en bedenkt wat er gebeurd zou kunnen zijn.

B ontvangt van de docent de oplossing van het raadsel en leest deze.

Stap 4 A probeert het raadsel op te lossen door vragen te stellen aan B. Dit moeten gesloten vragen zijn. B mag dus alleen antwoorden met ‘ja’ of ‘nee’. B mag hints geven als A het niet weet.

Stap 5 Wissel van rol zodra het raadsel is opgelost. Herhaal stap 3 en 4 met het onderste kaartje.

Oefening 16 je grootste blunder

verdwenen oma

Een familie rolde oma voorzichtig in een tapijt. Kort daarop verdween ze voor altijd.

vervloekte vakantie

Toen de man terugkwam van zijn toiletbezoek was de vakantie geruïneerd.

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 Jullie gaan proberen om zo lang mogelijk een gesprek te voeren.

v Zet een stopwatch.

v A start het gesprek door aan B te vragen: ‘Wat is je grootste blunder?’ B geeft antwoord.

v Soorten vragen

Je kunt vragen stellen als je meer over iets of iemand wilt weten of om een gesprek op gang te houden. Er zijn twee soorten vragen:

v Gesloten vragen zijn vragen waarop er maar enkele antwoorden mogelijk zijn, bijvoorbeeld ‘ja’ of ‘nee’. Ze beginnen meestal met een werkwoord: vind je, heb je weleens, weet je.

Je gebruikt een gesloten vraag als je specifieke informatie nodig hebt.

voorbeeld Wil jij mee naar het strand?

v Open vragen zijn vragen waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. Ze beginnen meestal met een vraagwoord zoals: wat , waarom, hoe, wanneer, welke.

Je gebruikt een open vraag als je de ander veel ruimte wilt geven om zelf te vertellen.

voorbeeld Waarom wil jij niet mee naar het strand?

Mensen geven zelden meteen een volledig antwoord. Als luisteraar vraag je dus door: je kiest een onderdeel uit het antwoord en stelt daarover een vervolgvraag.

v A stelt vragen om het gesprek op gang te houden, zoals: ‘Waarom vond je dit moment zo erg?’. Probeer om zoveel mogelijk open vragen te stellen.

v Als het gesprek stilvalt omdat A geen nieuwe vraag kan bedenken, dan stoppen jullie de tijd.

v Schrijf op hoe lang het gesprek duurde.

Stap 3 Wissel van rol en herhaal stap 2.

Stap 4 Bespreek samen de volgende vragen:

v Hoe voelde het om het gesprek op gang te houden door vragen te stellen?

v Welk van de twee gesprekken duurde het langst? Waardoor komt dat, denken jullie?

3.4 Taalgebruik

Oefening 17 te laat

Stap 1 Maak tweetallen en bekijk samen de onderstaande beschrijvingen van situaties.

1 Je gaat naar een belangrijke vergadering met je collega’s.

2 Je gaat naar een verjaardagsfeestje van een collega.

3 Je gaat een kopje koffie drinken met je collega, omdat ze wat persoonlijks met je wil bespreken.

Stap 2 Stel je voor: je bent te laat omdat je moet omreizen wegens een wegafsluiting. Hoe vertel je dit in de drie situaties uit stap 1?

Bedenk samen per situatie wat je zegt.

Stap 3 Vertel je dezelfde informatie altijd op dezelfde manier?

Waar ligt dat aan, denk je? Bespreek het samen.

v Welke woorden gebruik ik?

In oefening 17 heb je gemerkt dat je taalgebruik afhangt van je gesprekspartner en de situatie waarin je je bevindt.

v Formele taal gebruik je in zakelijke gesprekken met bijvoorbeeld klanten, cliënten of leidinggevenden. Je spreekt anderen aan met ‘u’ en ‘meneer’ of ‘mevrouw’. Je gebruikt nette zinnen en nette woorden.

v Informele taal gebruik je in minder officiële situaties, zoals thuis aan tafel of met je vrienden na school. Je spreekt anderen aan met ‘je’. Je praat minder netjes volgens de regels.

Vraag je tijdens het spreken ook altijd af: wat weet degene tegen wie ik praat al en wat begrijpt diegene wel of niet? Vaktaal, de taal die je met collega’s en vakgenoten spreekt, gebruik je alleen als je denkt dat je luisteraar die woorden begrijpt. Je gebruikt vaktaal daarom wel bij je collega, maar niet bij een klant.

Oefening 18 (in)formeel?

Stap 1 Vorm een groepje met vier studiegenoten.

Splits je groepje op in twee duo’s: duo A en duo B.

Stap 2 Lees onderstaande beschrijvingen van situaties.

1 Je bespreekt een toets met je docent.

2 Je bespreekt een toets met een studiegenoot.

3 Je bespreekt een probleem op je werk met je leidinggevende.

4 Je bespreekt een probleem op je werk met je moeder.

Stap 3 Duo A speelt situatie 1 en 2 na. Duo B observeert en let op het taalgebruik van duo A. Let op de volgende punten:

v Gebruikt het duo formele taal of informele taal?

Schrijf woorden op waaraan je dit herkent.

v Gebruikt het duo vaktaal? Zo ja, schrijf woorden op die volgens jullie vaktaal zijn.

Stap 4 Duo B speelt situatie 3 en 4 na.

Duo A observeert en let op het taalgebruik van duo B.

Let op de punten die zijn genoemd bij stap 3.

Stap 5 Bespreek samen de volgende vragen:

v In welke situatie(s) gebruikten jullie formele taal? En in welke situaties gebruikten jullie informele taal?

v Is er vaktaal gebruikt? Zo ja, in welke situatie(s)? Geef voorbeelden.

Gesprekstypen 4

doel v Je leert van verschillende typen gesprekken wat het gespreksdoel is en hoe je deze gesprekken voert, namelijk een telefoongesprek, klachtgesprek, vraaggesprek, sollicitatiegesprek en functioneringsgesprek.

4.1 Telefoongesprek

Oefening 19 voicemail

Stap 1 Vorm een tweetal.

Stap 2 Lees onderstaande beschrijvingen van situaties.

1 Je belt je oma om haar te vertellen dat je vanmiddag langskomt. Je wilt haar vragen of je nog boodschappen voor haar moet meenemen.

2 Je belt je leidinggevende om te zeggen dat je door de hevige sneeuwval niet naar je werk kunt komen.

Stel je voor: je oma en je leidinggevende nemen niet op. Bedenk samen per situatie wat je in de voicemail zegt. v Ik bel wel even!

Een telefoongesprek voeren vinden sommige mensen lastig of spannend. Bij het voeren van een telefoongesprek zie je elkaar namelijk niet. Je kunt daardoor geen rekening houden met de lichaamstaal van de ander. Bovendien weet je niet zeker of de ander opneemt of dat je een voicemail moet inspreken. Een telefoongesprek kan verschillende gespreksdoelen hebben.

v Telefoongesprek

Gespreksdoel bijvoorbeeld Informatie geven, iemand uitnodigen, een klacht oplossen, een afspraak maken, enz.

Voorbereiding v Bedenk kort wat je wilt zeggen of wat je van de ander wilt.

v Besluit of je een voicemail wilt inspreken als er niet wordt opgenomen en wat je daarin wilt zeggen.

Tijdens het gesprek v Begroet de ander.

v Noem de reden waarom je belt of stel je vraag

v Stel extra vragen als je iets niet begrijpt of als je meer wilt weten.

v Vat jullie gesprek op het eind eventueel kort samen.

v Bedank de ander voor het gesprek en sluit het gesprek af.

Oefening 20 telefoongesprek

Stap 1 Vorm een drietal. De een is A, de ander is B en de derde is C.

Stap 2 Lees de beschrijvingen van de drie situaties hieronder en bepaal de gespreksdoelen.

1 Je heb je tas in de bus laten liggen. Je belt naar de busmaatschappij.

2 Je bent van je scooter gevallen en sindsdien is je arm dik en blauw. Je belt de dokterspost.

3 Je hebt een reservering bij een restaurant voor vanavond, maar je bent ziek. Je belt het restaurant.

Stap 3 A kiest een van de drie situaties en speelt het telefoongesprek na met B. C observeert en let op de punten uit de tabel bij ‘Tijdens het gesprek’. Let op: jullie voeren een telefoongesprek, dus zorg ervoor dat A en B elkaar niet kunnen zien.

Stap 4 Wat ging goed en wat kon beter? Bespreek het gesprek aan de hand van de observaties van C.

Stap 5 Wissel van rol. Herhaal stap 2 tot en met 4. Doe dit twee keer, zodat iedereen elke rol heeft vervuld.

4.2 Klachtgesprek

Oefening 21 geretourneerde jas

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 Stel je voor: je zou je geld van een geretourneerde jas twee weken geleden terugkrijgen. Je hebt nog geen geld ontvangen, terwijl je al twee keer hebt gebeld naar de klantenservice. Je belt voor de derde keer de klantenservice.

Speel dit gesprek na. A is de ontevreden klant, B is de medewerker van de klantenservice. A komt voor zichzelf op en B probeert de klacht op te lossen.

Stap 3 Wissel van rol en herhaal stap 2.

Stap 4 Hoe vonden jullie het om voor jezelf op te komen? Lukte het om beleefd te blijven? Bespreek het samen.

Oefening 22 een klacht uit je eigen sector

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 Bedenk samen een (waargebeurde) situatie uit jullie sector waarin je omgaat met een boze en onbeleefde klant, cliënt of leverancier. Bespreek samen wat de klacht precies is.

Stap 3 Speel de zelfbedachte situatie na. A is de werknemer B is de boze klant / cliënt / leverancier. B mag boos worden en hoeft niet beleefd te blijven. Let erop dat A wel beleefd en netjes communiceert, zodat A de klacht kan oplossen.

Stap 4 Wissel van rol en herhaal stap 3.

Stap 5 Bespreek samen de volgende vragen:

v Hoe vonden jullie het als A om beleefd te blijven?

v Hoe zorgde A ervoor dat het klachtgesprek niet uit de hand liep?

v Het oplossen van een klacht

Als je ontevreden bent over iets of iemand, kun je dat benoemen in een klachtgesprek. In zo’n gesprek kun je zelf degene zijn met een klacht, maar het kan ook zijn dat iemand een klacht over jou of je werk heeft. Het doel van het gesprek is om de klacht zo goed mogelijk op te lossen.

v Klachtgesprek — Zelf een klacht hebben

Gespreksdoel De klacht zo goed mogelijk oplossen.

Voorbereiding v Bedenk wat je klacht precies is. Zorg dat je deze klacht kort in een paar zinnen kunt benoemen.

v Bedenk wat je van de ander verwacht. Wat vind je een goede oplossing voor jouw probleem?

Tijdens het gesprek v Blijf beleefd.

v Vertel rustig wat je klacht is.

v Benoem wat je van de ander verwacht en hoe je wilt dat het probleem wordt opgelost.

v Bedank de ander voor de hulp.

v Klachtgesprek — Omgaan met een klacht

Gespreksdoel De klacht zo goed mogelijk oplossen.

Tijdens het gesprek v Luister naar de klacht.

v Reageer pas als de ander helemaal uitgesproken is.

v Stel vervolgvragen als je iets niet begrijpt of als je meer wilt weten.

v Toon begrip. Neem de klager en de klacht serieus.

v Vraag de klager of hij een voorstel voor een oplossing heeft.

v Stel een oplossing voor. Als je de klacht niet meteen kunt oplossen, beloof dan snel te reageren.

v Vraag de klager of hij tevreden is met de oplossing.

4.3 Vraaggesprek

Oefening 23 je droombaan

Stap 1 Wat is je droombaan? Bedenk wat je over je droombaan kunt vertellen aan de hand van de volgende vragen:

v Wat moet je doen om je droombaan te krijgen?

v Wil je voor een organisatie of bedrijf werken of ben je liever zelfstandig ondernemer?

v Wat vind je belangrijk in je werk?

v Hoeveel zou je willen werken?

Stap 2 Je gaat zo een vraaggesprek voeren om meer te weten te komen over de droombaan van een studiegenoot. Bedenk minstens zes vragen die je zou kunnen stellen.

Stap 3 Maak tweetallen. De een is A, de ander is B.

Stap 4 Voer een vraaggesprek. A is de vragensteller en probeert informatie te krijgen over de droombaan van B.

A maakt tijdens het gesprek aantekeningen, zodat die de informatie later nog weet. A let op de punten bij ‘Tijdens het gesprek’ in het overzicht hiernaast.

Stap 5 A vat de droombaan van B hardop samen. B controleert of de informatie klopt en of A alle belangrijke informatie heeft.

Stap 6 Wissel van rol en herhaal stap 4 en 5.

Stap 7 Lees de informatie over vraaggesprek nog eens. Welke punten hebben jullie goed uitgevoerd? Welke punten kunnen nog beter? Bespreek het samen.

v Mag ik je wat vragen?

Je voert een vraaggesprek als je meer over iets of iemand wilt weten. Het doel is om informatie te krijgen. Tijdens een vraaggesprek is er een vaste rolverdeling tussen de vragensteller en de ondervraagde. De vragensteller stelt de vragen en de ondervraagde beantwoordt deze.

v Vraaggesprek

Gespreksdoel Informatie krijgen over iets of iemand.

Voorbereiding v Verdiep je in het onderwerp of de persoon waar je iets over wilt weten.

v Bedenk de belangrijkste vragen die je wilt stellen.

v Leg eventueel pen en papier klaar om aantekeningen te maken.

Tijdens het gesprek

v Stel één vraag tegelijk.

v Stel zoveel mogelijk open vragen en stel vervolgvragen.

v Houd je eigen mening op de achtergrond, zodat je de ander niet richting een bepaald antwoord stuurt.

v Luister goed naar de ander en vat het gesprek af en toe kort samen om te controleren of je het goed begrijpt.

v Check of je alle informatie hebt. Zo niet, stel extra vragen.

v Bedank de ondervraagde na afloop van het gesprek.

4.4 Sollicitatiegesprek

Oefening 24 je beste beentje voor

Stap 1 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 2 Zoek samen naar een vacature binnen jullie sector waar jullie op zouden willen reageren.

Stap 3 Stel je voor: jullie worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek voor de vacature die jullie in stap 1 hebben gevonden. Bereid elk voor wat je in het sollicitatiegesprek zou zeggen.

Zie de informatie over ‘voorbereiding’ bij een sollicitatiegesprek.

Stap 4 Voer samen het sollicitatiegesprek.

A solliciteert, B is de werkgever en leidt het gesprek.

B stelt ongeveer zes vragen en mag daarvoor de lijst ‘Veelgestelde vragen tijdens een sollicitatiegesprek’ hieronder gebruiken. A let op de punten bij ‘Tijdens het gesprek’.

Stap 5 Wissel van rol en herhaal stap 4.

Stap 6 Bespreek samen de volgende vragen:

v Hebben jullie in elk gesprek allebei jullie gespreksdoel behaald?

v Wat zouden jullie in een volgend sollicitatiegesprek anders doen?

v Veelgestelde vragen tijdens een sollicitatiegesprek

v Kun je iets over jezelf vertellen?

v Wat zijn jouw sterke punten?

v Wat zijn jouw zwakke punten?

v Waarom heb je gesolliciteerd?

v Welke ervaring heb je die past bij deze functie?

v Hoe functioneer je in een team?

v Ben je stressbestendig en kun je daar een voorbeeld bij geven?

v Waar zie je jezelf over vijf jaar?

v Hoe zou een vriend of familielid jou omschrijven?

v Waarom moeten we jou aannemen?

v Solliciteren

Als je hebt gereageerd op een vacature, dan kun je uitgenodigd worden voor een sollicitatiegesprek. Tijdens een sollicitatiegesprek ga je in gesprek met een werkgever. De leiding in het gesprek ligt vooral bij de werkgever.

v Sollicitatiegesprek

Gespreksdoel v Jij wilt weten of de baan bij je past.

v De werkgever wil weten of jij een geschikte kandidaat bent voor de baan.

Voorbereiding v Lees de informatie bij de vacature. Zoek op de site van de organisatie naar meer informatie over de baan en de organisatie.

v Bedenk welke vragen aan jou gesteld kunnen worden en wat jouw antwoord daarop is. Voorbeelden van vragen zijn: Waarom heb je gesolliciteerd? Wat zijn jouw sterke en zwakke punten? Welke ervaring heb je die past bij deze functie?

v Bereid vragen voor die je zelf wilt stellen, zoals: Wat zijn de werktijden? Heb ik een proeftijd? Kan ik doorleren en doorgroeien naar een andere functie?

v Zorg dat je een goede indruk achterlaat. Trek nette kleding aan, zet je telefoon uit, eet geen kauwgom, zit rechtop en zorg dat je op tijd bent.

Tijdens het gesprek

v Stel jezelf voor en geef de aanwezigen een hand. Maak daarbij oogcontact.

v Toon interesse in de organisatie.

v Luister aandachtig.

v Wees positief en enthousiast, maar overdrijf het niet.

v Zorg dat je antwoord bij de vraag past en stel vervolgvragen als je iets niet begrijpt.

v Stel zelf ook vragen: jij wilt ontdekken of de baan iets voor jou is.

v Bedank de aanwezigen voor het gesprek; sluit netjes en beleefd af, ook als je het een minder fijn gesprek vond.

4.5

Functioneringsgesprek

Oefening 25 een functioneringsgesprek voeren

Stap 1 Bedenk voor jezelf hoe jij functioneert op je werk of stage. Gebruik daarvoor de punten uit de tabel bij ‘Voorbereiding’.

Stap 2 Vorm een tweetal. De een is A, de ander is B.

Stap 3 Voer samen een functioneringsgesprek over jullie werk of stage uit stap 1. B is de leidinggevende en leidt het functioneringsgesprek. B stelt ongeveer zes vragen en mag daarvoor de lijst ‘Veelgestelde vragen tijdens een functioneringsgesprek’ hieronder gebruiken.

A let op de punten uit de tabel bij ‘Tijdens het gesprek’.

Stap 4 Wissel van rol en herhaal stap 3.

Stap 5 Bespreek samen de volgende vragen:

v Lukte het om alle vragen goed te beantwoorden?

Welke vragen zouden jullie in een volgend functioneringsgesprek anders beantwoorden?

v Lukte het om de door jou voorbereide punten te bespreken?

v Veelgestelde vragen tijdens een functioneringsgesprek

v Hoe vind je het werk en ben je tevreden met je baan?

v Wat ging de afgelopen periode goed op je werk en wat kan beter?

Wat zijn de belangrijkste resultaten die je hebt behaald?

v Welke lessen heb je geleerd uit datgene wat je hebt meegemaakt op werk?

v Lukte het om de gemaakte afspraken na te komen? Waarom wel of niet?

v Hoe vind je dat de samenwerking verloopt tussen jou en je collega’s?

v Hoe vind je dat de samenwerking verloopt tussen jou en je leidinggevende?

v Wat heb je nodig om je werk nog beter uit te kunnen voeren?

Welke veranderingen in je functie zouden je werk nog fijner maken?

v Heb je verbeterpunten voor het bedrijf of de organisatie?

v Hoe functioneer ik?

Je leidinggevende kan je uitnodigen voor een functioneringsgesprek of voortgangsgesprek. Tijdens zo’n gesprek wil je leidinggevende met jou bespreken hoe jij functioneert op je werk. Het is ook een goed moment om dingen te bespreken die jijzelf belangrijk vindt.

v Functioneringsgesprek

Gespreksdoel Bespreken hoe jij functioneert op je werk.

Voorbereiding v Bedenk hoe jij vindt dat je functioneert op je werk. Vragen die je daarbij kunnen helpen zijn: Wat gaat er goed en minder goed op mijn werk? Zijn er zaken die volgens mij anders of beter kunnen? Welke nieuwe of andere taken zou ik graag willen doen?

v Bedenk welke punten je met je leidinggevende wilt bespreken.

Tijdens het gesprek

v Zorg voor een goede sfeer en een open gesprek.

v Geef niet alleen korte antwoorden zoals ‘ja’ of ‘nee’, maar probeer je antwoord toe te lichten.

v Krijg je feedback tijdens je functioneringsgesprek? Bedenk dat dit gaat over je gedrag en je prestaties, niet over jou als persoon. Schiet bij kritiek dus niet gelijk in de verdediging, maar luister goed. Probeer rustig en eerlijk antwoord te geven en bedenk dat smoezen en liegen je niet verder helpen. Laat merken dat je het waardeert dat de ander feedback geeft, ook als je het daar niet helemaal mee eens bent.

v Bespreek de door jou voorbereide punten.

Beoordelingsformulier Gesprekken voeren

Op de pagina hiernaast staat het beoordelingsformulier Gesprekken voeren. Dit formulier kun je gebruiken om je eigen of andermans bijdrage aan een gesprek te beoordelen. Het sluit aan bij wat je op 2F-niveau moet kunnen op het gebied van gesprekken voeren.

Je kunt het beoordelingsformulier gebruiken om erachter te komen wat je al kan, en op welke onderdelen van gesprekken voeren je extra moet letten.

In het beoordelingsformulier kun je teruglezen op welke pagina’s deze onderdelen in de training worden uitgelegd. Handig als je bijvoorbeeld een onderdeel nogmaals wilt oefenen ter voorbereiding op het examen.

Deelname De spreker …

v kan op een goede manier contact maken; p. 159

v kan op een goede manier aan de beurt komen ; pp. 169

v luistert eerst voordat hij reageert. pp. 169

Afstemming op doel De spreker …

v kan zijn doel in het gesprek duidelijk maken ; pp. 177, 179, 181, 184, 185

v kan doorvragen en daarmee informatie achterhalen. p. 173

Afstemming op de gesprekspartners De spreker

v herkent waarom anderen iets zeggen of op een bepaalde manier reageren ; pp. 165, 171

v stemt taalgebruik af op de situatie ( formeel / informeel ) ; pp. 163, 174

v stemt taalgebruik af op de gesprekspartners. pp. 163, 174

Woordgebruik en woordenschat De spreker

v gebruikt goede woorden en uitdrukkingen;

v gebruikt meestal goede zinnen en verbetert zichzelf bij foutjes.

Houding en manier van spreken De spreker

v kan zijn houding en gedrag op het gesprek en/of de situatie afstemmen; pp. 163, 167

v is duidelijk verstaanbaar. + gaat goed ± wisselend

– kan beter nvt niet van toepassing

Spreken

1 Jezelf zijn 190

1.1 Van spanning naar ontspanning 190

1.2 Houding en gedrag 192

2 Je punt maken 194

2.1 Wat is je punt? 194

2.2 Doel 196

2.3 Ken je publiek 198

3 Spreektechnieken 200

3.1 Een persoonlijk verhaal 200

3.2 Omgaan met vragen 202

Beoordelingsformulier Spreken 204

Jezelf zijn 1

doel v Je leert hoe je jezelf kunt zijn als je presenteert door te ontspannen voor en tijdens je presentatie.

Jezelf zijn is heel belangrijk als je spreekt. Of het nu om een presentatie op je opleiding gaat of een sollicitatiegesprek. Je studiegenoten, je docent of je nieuwe werkgever: ze luisteren beter naar je boodschap als je jezelf bent. Door te ontspannen voor en tijdens je presentatie kom je meer als jezelf over.

1.1 Van spanning naar ontspanning

Oefening 1 ademhalingsoefening

Stap 1 Je kunt je hartslag voelen op verschillende plekken van je lichaam, zoals de binnenkant van je pols of bij je keel. Voel waar jij jouw hartslag het beste voelt.

Stap 2 Zet een timer voor 15 seconden. Tel hoeveel hartslagen je in deze tijd hebt. Doe dit vier keer.

Stap 3 Doe een ademhalingsoefening: adem vier seconden in door je neus en zes seconden uit door een kleine opening in je mond. Doe dit drie minuten.

Stap 4 Zet een timer voor 15 seconden. Hoeveel hartslagen tel je nu? Doe dit ook vier keer.

Stap 5 Voelde je je door de ademhalingsoefening rustiger? Zie je dat terug in je hartslagen?

Stap 6 Stel, je zou een presentatie moeten geven. Zou een ademhalingsoefening je kunnen helpen om te ontspannen? Waarom wel of niet?

v Ontspannen voor je presentatie

Negatieve gedachten kunnen er voor zorgen dat je je anders voordoet dan je bent: je gaat je stoerder gedragen, of je wordt juist heel stil en verlegen. Maar het is tijdens een presentatie belangrijk dat je echt jezelf bent. Wat daarbij helpt is om voorafgaand aan je presentatie te ontspannen.

Tips om te ontspannen vóór je presentatie:

v Luister naar je favoriete muziek.

v Doe een ademhalingsoefening.

v Bel met een goede vriend(in).

v Wees aardig voor jezelf.

v Geloof in jezelf.

v Ontkracht je negatieve gedachten en denk positief. Denk dus niet: Het is vast niet interessant wat ik vertel, maar: Niet iedereen weet wat ik weet, dus mijn publiek heeft zeker iets aan mijn presentatie.

v Maak voor je gaat spreken oogcontact met het publiek. Zo wen je aan de ogen die op je gericht zijn.

Oefening 2 je bent je gedachten niet

Stap 1 Kies een onderwerp waar je makkelijk over praat, zoals je sport, je familie of je hobby.

Stap 2 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 3 Geef om de beurt een staande presentatie van 1 minuut over je onderwerp uit stap 1. Schrijf na je eigen presentatie alle negatieve gedachten op die je tijdens het presenteren had.

Stap 4 Bedenk per negatieve gedachte hoe je die kunt ontkrachten, zoals in het voorbeeld in de theorie hierboven. Als je er niet uitkomt, bespreek het dan met je groepje.

Stap 5 Hoe hebben jullie je negatieve gedachten ontkracht? Bespreek het samen.

1.2

Houding en gedrag

Oefening 3 dit is een stift

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten. Pak een stift.

Stap 2 Presenteer om de beurt staand de stift aan je zittende studiegenoten. Doe dit met de zinnen: ‘Dit is een stift. Deze stift heeft een dop. Deze stift is van mij.’ Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 3 Presenteer de stift nogmaals om de beurt, maar zorg er nu voor dat je een stilte laat vallen tussen de zinnen uit stap 2. Het publiek meet de pauzes met een stopwatch.

Stap 4 Bespreek samen de volgende vragen:

v Konden jullie goed inschatten hoelang jullie eigen stiltes duurden?

v Wat was het effect van de stiltes tussen de zinnen?

v Ontspannen tijdens je presentatie

In oefening 3 heb je gemerkt dat je stiltes kunt laten vallen als je presenteert. Op die manier kom je ontspannen en zelfverzekerd over.

Niet alleen stiltes kun je inzetten om ontspannen te spreken. Je kunt ook letten op je houding en je gedrag.

Tips om ontspannen te spreken:

v Kijk het publiek aan.

v Spreek duidelijk en rustig.

v Laat af en toe een stilte vallen.

v Kleed je passend bij de situatie, maar zorg dat jij je er goed in voelt.

v Sta stevig op beide benen en hou je handen rustig voor je.

v Blijf niet statisch op één plek staan, maar maak gebruik van de ruimte.

v Gebruik gebaren om je woorden extra kracht te geven.

v Zorg ervoor dat je gezichtsuitdrukking past bij wat je vertelt.

Oefening 4 jacht

Stap 1 Lees het gedicht ‘Jacht’ hieronder.

Stap 2 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 3 Lees de tips op de vorige pagina bij ‘Ontspannen tijdens je presentatie’ nogmaals. Kies een tip die je graag wilt oefenen.

Stap 4 Draag om de beurt het gedicht voor. Let tijdens je voordracht specifiek op je gekozen tip bij stap 3. Je studiegenoten luisteren naar je voordracht en proberen na de voordracht te raden op welke tip je vooral hebt gelet. Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 5 Bekijk het lijstje met tips op de vorige pagina. Welke tips paste je onbewust al toe? En met welke tip zou je nog wat meer willen oefenen? Bespreek dit samen voor ieder groepslid.

Jacht

Jij fietst voor me.

Ik roep ik fluit ik trap mijn benen uit de kom.

Maar jij jij kijkt niet om.

Ineens weet ik het heeft geen zin. Ik haal jou van mijn leven niet meer in.

rian visser

Uit : Wil jij met mij? Pubergedichten over de liefde (Books-2download, 2020)

Je punt maken

doel v Je leert hoe je je punt maakt in een presentatie om je doel te bereiken en hoe je een logisch verhaal vertelt dat aansluit op je publiek.

Je publiek onthoudt niet alles wat je presenteert. Daarom is het goed om de belangrijkste informatie kort en krachtig te presenteren. Daarbij houd je rekening met je doel en zorg je ervoor dat je verhaal goed in elkaar zit. Hoe je je verhaal vertelt, hangt ook af van wie er naar je luistert. Een groep basisschoolkinderen vindt heel andere dingen interessant dan een groep ouderen in een verzorgingstehuis. Je past je verhaal en de taal die je gebruikt aan op je publiek.

2.1 Wat is je punt?

Oefening 5 beweeg!

Stap 1 Stel je voor: je geeft een presentatie aan je studiegenoten over bewegen. Je wilt de positieve effecten van regelmatig bewegen benadrukken. Bedenk een goede zin waarmee je deze presentatie kunt beginnen. Schrijf deze op.

Stap 2 Bedenk een pakkende zin waarmee je deze presentatie kunt afsluiten.

Stap 3 Vorm een groepje met studiegenoten. Vergelijk jullie zinnen uit stap 1 met elkaar. Welke zinnen maken jullie nieuwsgierig naar de rest van de presentatie? Bespreek het samen.

Stap 4 Vergelijk jullie zinnen uit stap 2 met elkaar. Welke zinnen vinden jullie het sterkst? Waar ligt dat aan? Bespreek het samen.

Stap 5 Leg je zinnen uit stap 1 en 2 naast elkaar. In welke zin komt je punt het sterkst naar voren?

v Je punt maken

Je punt is dat dat éne ding dat je publiek moet onthouden na je presentatie: de belangrijkste boodschap van je verhaal. Een scherp punt is kort en krachtig en bestaat uit één zin.

niet Ik ga in deze presentatie iets laten zien over wat we in de kantine veranderd hebben met fruit. Ik heb namelijk samen met Joeri en Marije het menu in de schoolkantine veranderd. Ik ga nu beginnen.

wel Door het veranderen van het menu in de schoolkantine is het aanbod 40% gezonder geworden.

Je kunt je punt aan het begin van je presentatie maken, zodat het voor je publiek meteen duidelijk is wat ze aan jouw presentatie hebben en waarom ze moeten luisteren. Je kunt je punt ook aan het eind van je presentatie noemen, zodat je publiek je punt niet vergeet.

Oefening 6 kort maar krachtig

Stap 1 Je gaat een presentatie van ongeveer een minuut geven aan je studiegenoten. Kies een onderwerp waarover je graag vertelt, zoals je sport, hobby, werk of iets anders.

Stap 2 Bedenk wat het belangrijkste punt is dat je wilt vertellen over dit onderwerp.

Stap 3 Bedenk wat je gaat vertellen over jouw onderwerp om je punt te ondersteunen. Je kunt bijvoorbeeld informatie geven, voorbeelden geven, een anekdote vertellen of argumenten geven.

Stap 4 Vorm een groepje met studiegenoten. Presenteer om de beurt staand aan je zittende studiegenoten. Probeer je punt zo duidelijk mogelijk te maken. Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 5 Bespreek samen de volgende vragen:

v Was het punt dat werd gemaakt duidelijk?

v Op welk moment noemde de presentator het punt?

2.2

Doel

Oefening 7 het gebruik van sociale media

Stap 1 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 2 Hieronder staan twee beschrijvingen van de inhoud van een presentatie over het gebruik van sociale media. Lees deze.

1 Uit ons onderzoek blijkt dat sociale media ons dagelijks leven enorm beïnvloeden. We zijn de hele dag in de weer met scrollen, posten en liken. Dit heeft voordelen en nadelen. Na afloop van onze presentatie heb je informatie over hoe je sociale media verantwoord gebruikt.

2 Het is belangrijk om optimaal gebruik te maken van sociale media. Sociale media zijn onmisbaar en bieden enorme kansen voor je persoonlijke en professionele groei. In deze presentatie vertellen we je waarom sociale media onmisbaar zijn.

Stap 3 Welk doel heeft de presentator met presentatie 1? Waarom?

Stap 4 Welk doel heeft de presentator met presentatie 2? Waarom?

Oefening 8 uitgespeeld

Stap 1 Je gaat een presentatie geven over het spelen van spelletjes, bijvoorbeeld over gezelschapsspellen of games. Je mag een specifiek spel uitleggen, maar je mag ook je mening geven over het spelen van spelletjes. Bedenk wat jouw onderwerp wordt .

Stap 2 Bedenk wat het doel van je presentatie wordt. Kies uit informeren en overtuigen.

Stap 3 Formuleer een punt dat past bij je doel.

v Het doel van je presentatie

In oefening 7 heb je gezien dat je als presentator een doel hebt met je presentatie. Je wilt je publiek bijvoorbeeld informeren of overtuigen:

v Als je wilt informeren vat je punt het onderwerp samen. voorbeeld ‘Refurbished smartphones zijn toestellen die (meestal) eerder zijn gebruikt.’

v Als je wilt overtuigen is je punt een mening of standpunt. voorbeeld ‘Een refurbished smartphone is beter voor de planeet.’

Op basis van je punt en doel vertel je een logisch en samenhangend verhaal.

v Als je anderen wilt informeren, gebruik je informatie die je punt ondersteunt. Vertel over de verschillende kanten van je onderwerp, leg stapsgewijs uit hoe iets werkt, geef voorbeelden, beschrijf voor- en nadelen, etc.

v Als je anderen wilt overtuigen, gebruik je argumenten die je mening of standpunt ondersteunen.

Stap 4 Wat ga je nog meer vertellen in je presentatie? Zorg dat je een verhaal hebt dat past bij je doel.

Stap 5 Controleer je verhaal. Is het verhaal dat je wilt presenteren logisch en samenhangend?

Stap 6 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 7 Presenteer om de beurt staand aan je zittende studiegenoten. Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 8 Bespreek per presentatie samen de volgende vragen:

v Was het doel van de presentatie helder?

v Sloot het verhaal aan op het punt van de presentator ?

Stap 9 Bedenk samen nog een ander doel dat een presentator kan hebben naast informeren of overtuigen.

2.3

Ken je publiek

Oefening 9 de start van je opleiding

Stap 1 Hoe vond je de eerste weken van je huidige opleiding? Voelde je je gelijk thuis? Leerde je snel mensen kennen en legden de docenten alles goed uit? Beantwoord deze vragen voor jezelf.

Stap 2 Stel je voor: je geeft een presentatie waarin je een groep toekomstige studenten gaat vertellen over jouw ervaring met de start van je opleiding. Welk punt zou je dan willen maken en met wat voor verhaal zou je dit ondersteunen?

Stap 3 Stel je voor: je geeft dezelfde presentatie, maar dan aan je docenten. Zou je dan hetzelfde punt maken en hetzelfde verhaal vertellen als bij stap 2? Zo nee, wat zou je anders doen?

v Wie luistert er naar mijn presentatie?

In oefening 9 heb je kunnen merken dat je punt en je verhaal beter overkomen als je deze afstemt op je publiek. Denk bij het voorbereiden van een presentatie daarom na over de volgende vragen:

v Waarom komt mijn publiek bij mijn presentatie?

Is het vrijwillig of verplicht?

v Wat is de gemiddelde leeftijd van mijn publiek?

v Welke woorden kent en gebruikt mijn publiek?

v Wat vindt mijn publiek interessant?

Naast je punt en je verhaal is het ook belangrijk om je taal af te stemmen op je publiek. Als je een presentatie geeft aan je leidinggevende van je werk, dan gebruik je formele taal. Je maakt nette zinnen en gebruikt nette woorden, omdat het om een zakelijke en officiële presentatie gaat. Als je presenteert voor je vrienden, dan gebruik je informele taal

Je praat dan minder netjes volgens de regels en kunt zelfs straattaal of dialect gebruiken.

Oefening 10 jouw ideale vakantie

Stap 1 Stel je voor: je mag een presentatie geven aan een reisbureau. Het reisbureau wil graag een beter beeld krijgen van de ideale vakantie voor jongeren. Jij mag daarom vertellen over je favoriete soort zomervakantie. Beantwoord de volgende vragen ter voorbereiding:

v Hou je meer van actieve of rustige vakanties en waarom?

v Ben je liever in de bergen of aan het strand en waarom?

v Ga je graag op vakantie naar een stad of ben je liever in de natuur en waarom?

v Hoe lang duurt jouw ideale vakantie?

Stap 2 Stel jezelf de vragen op de pagina hiernaast bij ‘Wie luistert er naar mijn presentatie?’.

Stap 3 Welk punt zou je willen maken bij het reisbureau en welk doel zou je daarmee willen bereiken? Zorg dat je je punt zo formuleert dat het past bij je doel en publiek.

Stap 4 Bedenk wat je moet vertellen om je punt te ondersteunen. Zorg dat je verhaal ook is afgestemd op je doel en op je publiek.

Stap 5 Vorm een drietal. Geef om de beurt staand je presentatie aan je zittende studiegenoten. Je studiegenoten werken bij het reisbureau. Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 6 Stel, je geeft je presentatie nu aan een groep leeftijdsgenoten. Ze willen advies voor het plannen van hun eigen vakantie en vragen daarom naar jouw favoriete vakantie. Doorloop opnieuw stap 2 tot en met 5, maar dan met je leeftijdsgenoten in gedachten.

Stap 7 Vergelijk de twee presentaties die ieder heeft gegeven. Wat zijn de verschillen? Zijn er ook overeenkomsten?

Spreektechnieken 3

doel v Je leert hoe je verschillende spreektechnieken gebruikt in je presentatie, namelijk het vertellen van een persoonlijk verhaal en het omgaan met vragen uit het publiek.

Als je presenteert, dan kun je gebruikmaken van spreektechnieken. Zo luistert je publiek bijvoorbeeld liever naar een persoonlijk verhaal, dan naar een saaie presentatie met alleen maar inhoud, feiten en cijfers. Vertel daarom iets over jezelf als je presenteert. Daarnaast kan je publiek vragen hebben over je presentatie. Het is belangrijk dat je hier op een goede manier mee om kunt gaan.

3.1 Een persoonlijk verhaal

Oefening 11 hoe reis jij graag?

Stap 1 Lees de drie punten hieronder. Kies het punt dat het beste bij jou past. Dit wordt je punt in een presentatie die je gaat geven.

1 Ik reis graag met het openbaar vervoer.

2 Ik rijd het liefst auto.

3 Als het kan, pak ik de fiets.

Stap 2 Hoe kun je jouw punt uit stap 1 versterken? Bedenk er een persoonlijk verhaal bij.

Stap 3 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 4 Geef een staande presentatie over je punt uit stap 1 aan je zittende studiegenoten. Maak gebruik van het persoonlijke verhaal uit stap 2. Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 5 Werd het punt versterkt door het persoonlijke verhaal? Bespreek het samen.

v Maak het persoonlijk

Met een persoonlijk verhaal kun je jezelf laten zien en laat je je verhaal leven. Dit kun je doen door bijvoorbeeld je eigen ervaring of mening te delen die past bij het onderwerp van je presentatie.

Let bij het vertellen van een persoonlijk verhaal op de volgende dingen:

v Begin gewoon. Zeg niet: ‘Ik ga nu een verhaal vertellen’, maar start gelijk met je verhaal.

v Gebruik je persoonlijke ervaring om je punt te versterken. Als je een presentatie geeft over het gemak van eten afhalen, vertel dan een persoonlijk verhaal waarin je je eigen ervaring deelt.

v Stel een vraag aan je publiek. Zo houd je je publiek actief en laat je mensen nadenken over je verhaal.

Oefening 12 het verhaal achter je schoenen

Stap 1 Wat voor schoenen draag je vandaag? Bedenk wat voor feiten je over je schoenen kunt vertellen. Denk bijvoorbeeld aan informatie over merk, kleur, type schoen, etc.

Stap 2 Bedenk welk persoonlijk verhaal je over je schoenen kunt vertellen. Denk bijvoorbeeld na over de volgende vragen:

v Op wat voor dag kocht je je schoenen? Hoe was het weer en hoe voelde je je? Gebeurde er iets bijzonders?

v Ging je echt op zoek naar nieuwe schoenen of kwam je deze schoenen toevallig tegen?

v Waarom kocht je deze schoenen? Zitten ze lekker, of kocht je ze vanwege het uiterlijk?

Stap 3 Vorm een groepje met studiegenoten Presenteer je persoonlijke verhaal uit stap 2 aan je studiegenoten. Probeer je publiek te interesseren met je verhaal. Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 4 Wat was het effect van je persoonlijke verhaal? Bespreek het samen.

3.2 Omgaan met vragen

Oefening 13 je lievelingsgerecht

Stap 1 Wat is je lievelingsgerecht en waarom? Bereid een korte presentatie voor waarin je deze vraag beantwoordt.

Stap 2 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 3 Presenteer je verhaal uit stap 1 staand aan je zittende studiegenoten. De studiegenoten stellen elk minstens één vraag bij de presentatie. Zodra iemand een vraag heeft, mag die de presentator gelijk onderbreken en de vraag stellen. Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 4 Beantwoord samen de volgende vragen:

v Hoe was het voor de presentator om onderbroken te worden met vragen? Welk effect had dit op de presentatie?

v Wat is voor jou een fijn moment om vragen te krijgen bij je presentatie?

v Vragen uit het publiek

Je publiek kan vragen hebben bij je presentatie. Het is handig om aan het begin van je presentatie aan te geven hoe en wanneer het publiek vragen mag stellen.

v Als je een vraag krijgt waar je het antwoord gelijk op weet, probeer dan kort en bondig te antwoorden. Zorg ervoor dat je antwoord past bij de vraag.

v Als je een vraag krijgt waar je het antwoord niet gelijk op weet, neem dan even de tijd om goed na te denken. Kom je er niet uit? Geef dan aan dat je het een goede vraag vindt en wees eerlijk dat je het precieze antwoord niet weet. Probeer te bedenken wat het antwoord volgens jou zou kunnen zijn. Het helpt om daarbij hardop na te denken, zodat je misschien samen met de vragensteller tot een mogelijk antwoord kunt komen.

Oefening 14 droomhuis

Stap 1 Hoe ziet je droomhuis eruit? Waar staat je droomhuis en wat voor uitzicht heb je? Hoeveel kamers heeft je droomhuis en wat staat er in je droomhuis? Beantwoord deze vragen voor jezelf en schrijf je antwoorden in steekwoorden op.

Stap 2 Vorm een groepje met studiegenoten.

Stap 3 Presenteer om de beurt staand je droomhuis aan je zittende studiegenoten.

v Geef bij de start van je presentatie duidelijk aan wanneer je publiek vragen mag stellen.

v De studiegenoten stellen ieder minstens één vraag aan de presentator op het aangegeven moment. Probeer vragen te bedenken waarop de presentator waarschijnlijk geen antwoord heeft.

v Zorg dat iedereen aan de beurt komt.

Stap 4 Bespreek samen de volgende vragen:

v Op welk moment in je presentatie mocht het publiek vragen stellen? Was dit een goed moment?

v Hoe ging je om met vragen waar je niet direct een antwoord op wist?

Beoordelingsformulier Spreken

Op de pagina hiernaast zie je het beoordelingsformulier Spreken. Dit formulier kun je gebruiken om je eigen of andermans monologen en presentaties te beoordelen. Het sluit aan bij wat je op 2F-niveau moet kunnen op het gebied van spreken.

Je kunt het beoordelingsformulier gebruiken om erachter te komen wat je al kan, en op welke onderdelen van spreken je extra moet letten.

In het beoordelingsformulier kun je teruglezen op welke pagina’s deze onderdelen in de training worden uitgelegd. Handig als je bijvoorbeeld een onderdeel nogmaals wilt oefenen ter voorbereiding op het examen.

Samenhang De spreker …

v vertelt een logisch en duidelijk verhaal; p. 197

v kan het belangrijkste punt van het verhaal duidelijk maken; p. 195

v maakt verbanden in het verhaal duidelijk. p. 197

Afstemming op doel De spreker …

v heeft een duidelijk spreekdoel, bijvoorbeeld informeren of overtuigen.

Afstemming op het publiek De spreker …

p. 197

v stemt taalgebruik af op het publiek (formeel / informeel) ; p. 198

v kan goed reageren op vragen of opmerkingen uit het publiek; p. 202

v gebruikt voorbeelden en ervaringen in het verhaal. pp. 197, 201

Woordgebruik en woordenschat De spreker …

v gebruikt goede woorden en uitdrukkingen;

v gebruikt meestal goede zinnen en verbetert zichzelf bij foutjes.

Houding en manier van spreken De spreker …

v is goed verstaanbaar en houdt een prettig spreektempo aan; p. 192

v is ontspannen en zichzelf. pp. 191–192

+ gaat goed

± wisselend

– kan beter nvt niet van toepassing

Schrijven training

1 Schrijfproces 208

1.1 Voorbereiden 208

1.2 Schrijven 214

1.3 Evalueren 220

2 Taalverzorging 222

2.1 Meervoudsvormen 222

2.2 Werkwoordspelling 224

2.3 Bijvoeglijk naamwoord 230

2.4 Samenstellingen 232

2.5 Hoofdletters 234

2.6 Leestekens 236

3 Tekstvormen 238

3.1 Aantekeningen maken 238

3.2 Instructietekst 240

3.3 Zakelijke e-mail 242

3.4 Advertentie 244

3.5 Verslag 246

3.6 Sollicitatiebrief 248

3.7 Cv 250

Beoordelingsformulier Schrijven 252

Schrijfproces 1

doel v Je leert hoe je het schrijven van teksten kunt verdelen in stappen: voorbereiden, schrijven en evalueren.

Het schrijven van tekst is een proces dat je kunt opdelen in stappen: voorbereiden, schrijven, evalueren.

1.1 Voorbereiden

Oefening 1 afspraak maken

Stap 1 Werk samen met een studiegenoot. Denk samen na over het schrijven van de volgende tekst: een mail om een afspraak met de huisarts te maken.

Stap 2 Wat zou het belangrijkste doel van je e-mail zijn?

Stap 3 Welk doel kunnen jullie nog meer bedenken?

Stap 4 Wat zou de huisartsenpraktijk van je willen weten?

Stap 5 Als je een zakelijke e-mail schrijft, waarop moet je dan allemaal letten?

Oefening 2

Stap 1 Werk samen met een studiegenoot. Oriënteer je samen op de volgende teksten:

v een stageverslag dat je moet inleveren bij je docent;

v een instructie aan een klant of cliënt over hoe je een bepaald product gebruikt;

v een advertentie voor je fiets op Marktplaats.

v Doel, publiek en tekstvorm

Vóór je een tekst schrijft, denk je na over het doel van je tekst, het publiek voor wie je schrijft en de tekstvorm.

v Doel Wat je met je tekst wil bereiken, noem je het tekstdoel. Je kunt meerdere doelen met een tekst hebben.

Veelvoorkomende tekstdoelen zijn:

v informeren iets beschrijven of verklaren

v instrueren uitleggen hoe je iets moet doen

v activeren overhalen om iets te doen

v overtuigen van een mening proberen te overtuigen

v amuseren vermaken

v aan het denken zetten een mening laten vormen of bijstellen

v Publiek Houd altijd rekening met je publiek of je lezer. Wat wil je lezer van je weten? Welke informatie of argumenten heeft die nodig? Voor welke stijl is je lezer gevoelig?

v Tekstvorm Denk van tevoren ook na over de tekstvorm. Bij een e-mail gelden andere regels dan bij een advertentie of instructietekst. In onderdeel 3 van deze training worden de regels van verschillende tekstvormen uitgelegd.

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Beschrijf voor elke tekst het belangrijkste doel. Welk doel zou je tekst nog meer kunnen hebben?

Beschrijf voor elke tekst wat je lezer graag wil weten en hoe je dat het beste kunt vertellen.

Beschrijf voor elke tekst de tekstvorm: aan welke regels moet deze voldoen?

Oefening 3 ziek melden

Stap 1 Werk samen met een studiegenoot. Denk samen na over de volgende situatie: je bent ziek geweest en kunt daarom een opdracht niet op tijd inleveren. Je bereidt je voor om hierover een e-mail te schrijven aan de docent.

Stap 2 Beschrijf het doel van de e-mail. Welk doel kun je nog meer bedenken?

Stap 3 Wat zou je docent graag van je willen weten?

Stap 4 Wat zou de belangrijkste boodschap aan je docent zijn?

Stap 5 Wat zou je in de onderwerpregel van je e-mail schrijven?

Stap 6 Waarop moet je letten als je een e-mail aan je docent schrijft?

v Boodschap van je tekst

Vóór je begint met het schrijven van een tekst, is het belangrijk om jezelf de vraag te stellen: wat is het belangrijkste dat ik over mijn onderwerp wil vertellen?

v Onderwerp Het onderwerp is waarover je tekst gaat en kun je samenvatten in één woord ( protesteren ) of in een woordgroep ( protesteren tegen bezuinigingen).

v Hoofdgedachte Het belangrijkste dat je over je onderwerp wilt vertellen, is de boodschap of hoofdgedachte van je tekst (Er mag niet worden bezuinigd op Jeugdzorg ).

v Deelonderwerpen Als je de hoofdgedachte hebt vastgesteld, kun je je onderwerp verder verdelen in deelonderwerpen. Bij het onderwerp ‘protesteren’ kun je dan denken aan ‘verschillende manieren om te protesteren’ of ‘voorbeelden van protesten uit de afgelopen jaren’.

Oefening 4

Stap 1 Werk samen met een studiegenoot. Oriënteer je samen op de volgende teksten:

v een open sollicitatiebrief aan de supermarkt; v een e-mail aan je telefoonleverancier waarin je je beklaagt dat de batterij van je nieuwe telefoon snel leeg is; v een advertentie voor je nauwelijks gedragen winterjas op een tweedehandskledingsite.

Stap 2 Bepaal voor elke tekst het onderwerp.

Stap 3 Bepaal voor elke tekst de hoofdgedachte: wat is het belangrijkste dat je over het onderwerp kunt vertellen?

Oefening 5 werkbezoek

Stap 1 Werk samen met een studiegenoot. Stel, je bent op werkbezoek geweest voor je opleiding. Je docent wil dat je hierover een kort verslag schrijft.

Stap 2 Beschrijf samen het doel van je verslag. Denk ook na over wat je publiek wil weten en hoe je dat kunt vertellen. Aan welke regels moet een verslag voldoen?

Stap 3 Wat is het onderwerp van je verslag?

Stap 4 Probeer je samen voor te stellen hoe het werkbezoek is verlopen. Wat zou jullie belangrijkste boodschap over het werkbezoek zijn?

Stap 5 Welke deelonderwerpen zouden er in je verslag passen?

Oefening 6

Stap 1 Werk samen met een studiegenoot. Bekijk samen onderstaande strip en bedenk hoe het verhaal zou kunnen lopen.

Stap 2 Wat zou de inleiding van het verhaal kunnen zijn? Wat gebeurt er?

Stap 3 Wat zou het middenstuk van het verhaal kunnen zijn? Welke gebeurtenissen horen hierbij?

Stap 4 Wat zou het slot van het verhaal kunnen zijn? Hoe denken jullie dat het verder gaat?

Stap 5 Bespreek samen jullie verslag over het werkbezoek (oefening 5): wat zou je in de inleiding, kern en slot van je verslag schrijven?

v Je tekst opbouwen

Een vaste volgorde helpt je om je tekst goed op te bouwen. Vaak bestaat een tekst uit een:

v Inleiding In de eerste een of twee alinea’s van een tekst kondig je je onderwerp aan. Een heldere en aantrekkelijke inleiding is belangrijk om de aandacht van je lezer vast te houden.

v Middenstuk Het middenstuk of de kern vormt het grootste gedeelte van je tekst. Hierin werk je je onderwerp verder uit. De kern kan bestaan uit meerdere alinea’s die elk over een deelonderwerp gaan.

v Slot In de laatste alinea of laatste zin rond je je verhaal af. Het slot kan een korte samenvatting of een conclusie bevatten. Je kunt ook afsluiten met een uitsmijter: een grapje of aanmoediging.

Oefening 7 bijzonder verlof

Stap 1 Werk samen met een studiegenoot. Denk na over de volgende situatie: een belangrijk familielid gaat trouwen. Hiervoor wil je graag verlof aanvragen bij je werkgever. Dit moet per e-mail.

Stap 2 Bespreek samen het doel, het publiek en de tekstvorm.

Stap 3 Wat is de belangrijkste boodschap van je e-mail?

Stap 4 Wat zou je in de onderwerpregel van je e-mail zetten?

Stap 5 Wat schrijf je in de inleiding?

Stap 6 Wat schrijf je in het middenstuk?

Stap 7 Wat schrijf je in het slot van je e-mail?

1.2 Schrijven

Oefening 8 lekentaal

Stap 1 Werk samen met een studiegenoot. Neem een (digitaal) boek van je opleiding. Kies hieruit informatie die voor jou begrijpelijk is, maar niet voor iemand die geen kennis heeft van je toekomstige vak of beroep.

Stap 2 Je gaat deze informatie vertalen voor een leek, oftewel: iemand buiten je vakgebied.

v Een van jullie vertaalt de informatie voor de burgemeester van je gemeente; v de ander vertaalt de informatie voor een kind van twaalf jaar.

v Gebruik minimaal 100 woorden voor je tekst.

Stap 3 Bespreek samen jullie teksten:

v Hoe hebben jullie gelet op woordkeuze?

v Hoe hebben jullie gelet op toon?

Oefening 9

Wat gaat mis in de volgende zinnen? Verbeter de woordkeuze en zorg voor een passende toon.

a Hé Jeroen, hierbij een bonnetje, omdat je met je scooter te snel reed.

b Ik zag jullie vacature voor office assistent op internet en dacht meteen hier ga ik op solliciteren. Vind jullie namelijk een supertof bedrijf.

c Zoals u het wenst, zullen wij uw abonnement beëindigen en zorgdragen voor een correcte afwikkeling.

d Meneer, heb verslag nog niet af mag het ook overmorgen?

e Als ik appels eet dan krijg ik dus hele rare rode blaasjes in mijn mond en jeuk en dan voel ik me echt enorm beroerd enzo dus dan weet u dat.

v Je inleven in de lezer

Schrijven is praten met iemand die er niet is. Omdat de ander je geen vragen kan stellen, moet je vragen voorkomen. In het onderdeel

Voorbereiding heb je daarom geleerd dat je vóór het schrijven van een tekst moet nadenken over wat een lezer wil weten. Tijdens het schrijven kies je woorden en een toon die passen bij je lezer.

v Woordkeuze

Gebruik woorden die je lezer begrijpt. Bij een collega kun je vaktaal gebruiken, maar bij klanten of cliënten moet je je taal aanpassen.

v Toon

Welke toon past er bij deze lezer? Persoonlijk, of meer afstandelijk?

Schrijf je de lezer aan met je of u? Als je een lezer niet (goed) kent, is het beter om u te gebruiken.

Oefening 10 bedankje

Schrijf voor elk van onderstaande situaties een bedankje van 1 tot 3 zinnen. Kies steeds woorden en een toon die passen bij je lezer.

a Na een eerste date stuur je een appje om te zeggen dat je het erg leuk vond.

b In de vakantie ben jij ziek geworden en je hebt uitstel gekregen voor een opdracht voor je opleiding. Bedank je docent in een mail.

c Je beste vriend(in) haalt een 1-aprilgrap met je uit, terwijl jullie juist hadden afgesproken elkaar niet voor gek te zetten. Je bedankt je vriend(in) op een niet-gemeende manier.

Oefening 11 doelgroep

Werk samen met een studiegenoot. Lees onderstaande tekst. Waarom leest deze niet zo gemakkelijk?

Je wilt in contact komen met de doelgroep. Niets is zo belangrijk als de juiste toon aanslaan. Spreek de taal van jongeren. Je kunt precies de juiste snaar raken. Schrijf in een begrijpelijke taal die dicht bij onze belevingswereld staat. De (digi)taal van jongeren ontwikkelt zich sneller dan je denkt. Blijf op de hoogte van wat nieuwe woorden betekenen. Weet welke woorden alweer ‘uit de mode’ zijn. Gooi er af en toe een Engelse term, een woordgrap of straattaal in! Sla niet door.

v Verbanden aangeven in je tekst

In een goedgeschreven tekst staan zinnen niet los van elkaar, maar vormen ze een logisch geheel. Signaalwoorden kunnen je hierbij helpen. Met signaalwoorden geef je aan wat het verband is tussen zinnen, of tussen alinea’s:

soort verband signaalwoorden

opsomming en / ook / bovendien / ten eerste / verder tijd eerst / nadat / daarna / toen / terwijl / wanneer

tegenstelling maar / echter / terwijl

vergelijking net als / alsof / evenals / eveneens doel – middel om te / daarmee / door middel van voorwaarde als / wanneer / tenzij

reden, oorzaak, gevolg omdat / want / zodat / daardoor / daarom voorbeeld bijvoorbeeld / zoals / zo / onder andere / als

conclusie dus / concluderend

samenvatting samengevat / kortom

Tip — Onderstreep in de eerste versie van je tekst alle signaalwoorden. Ga na of de verbanden helder genoeg zijn. Voeg waar nodig extra signaalwoorden toe.

Oefening 12 soapoli

Vul de juiste signaalwoorden in de tekst in. Kies uit: maar / door / dus / om / en / daardoor

Lees je ‘sowapoli’ of ‘soopolie’? Soapoli, een plek [ a ] je te laten testen op seksueel overdraagbare aandoeningen, schrijf je aan elkaar, [ b ] zonder streepje tussen soa [ c ] poli (soa-poli is fout).

Veel mensen lezen het woord echter als ‘soop-oli’. Wellicht komt het [ d ] de invloed van het Engels. Die trekt de ogen naar het stukje ‘soap’ (zeep) in het woord. [ e ] zou het niet zo fijn zijn als je soa-poli zou mogen schrijven. [ f ] het Groene Boekje, dat is de officiële woordenlijst van de Nederlandse taal, schrijft soapoli aan elkaar, zonder streepje.

Naar: Het Parool, 10 april 2020

Oefening 13

Werk samen met een studiegenoot. Verbeter de tekst bij opdracht 11 maak verbanden duidelijk door signaalwoorden toe te voegen.

Oefening 14 geld vragen

Stel, je hebt geld nodig om boeken voor je opleiding aan te schaffen. Je schrijft je ouders onderstaand bericht.

Kan ik 100 euro lenen?

Stap 1 Welke vragen zullen je ouders je hebben? Herschrijf het bericht zo dat je ouders geen vragen meer hebben.

Stap 2 Gebruik in je tekst minimaal twee signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken.

Oefening 15 onduidelijke verwijzing

Bespreek samen met een studiegenoot de volgende zin. Wie moet er lachen?

Julia keek naar haar dochter en opeens begon ze keihard te lachen.

v Verwijzen in je tekst

Een tekst waarin steeds dezelfde woorden worden gebruikt, leest niet prettig. In plaats van drie keer ‘de jongen’ kun je ook zeggen: ‘de jongen’, ‘hij’ en ‘het kind’. Je gebruikt dan verwijswoorden

Controleer altijd of het voor je lezer duidelijk is waarnaar je verwijst. Er zijn verschillende manieren om te verwijzen:

v Voornaamwoorden

hij / zij / hen / die / dit / mijn / zijn / welke / wat / het

v Bijwoorden

daar / daarvan / erover / hier / hoe / toen / waar / wanneer

v Synoniemen en omschrijvingen

Verschillende woorden om hetzelfde te beschrijven.

Tip

Onderstreep nadat je een eerste versie hebt geschreven alle keren waarin je woorden meerdere keren hebt gebruikt. Bepaal per woord of je ook een verwijswoord kunt gebruiken.

Oefening 16

Herschrijf de zin uit oefening 15 op twee manieren:

a zodat Julia degene is die lacht; b zodat haar dochter degene is die lacht.

Oefening 17 slakken

Herschrijf onderstaande tekst: vervang het woord ‘slakken’ in elk geval vijf keer. Maak daarbij gebruik van voornaamwoorden en andere omschrijvingen.

Slakken zijn trage slakken die graag tussen andere slakken kruipen.

Slakken glijden over bladeren, terwijl slakken sporen achterlaten. Sommige slakken zijn groot, andere slakken klein. Slakken eten langzaam, zoals slakken dat doen. Overal waar slakken gaan, volgen meer slakken.

Oefening 18 routebeschrijving

Stel, je stagegever komt je opleiding bezoeken. Zorg dat diegene vanaf het parkeerterrein de weg naar de receptie van je opleiding kan vinden.

Stap 1 Schrijf een routebeschrijving van de parkeerplaats naar de receptie. Gebruik daarbij verwijswoorden en signaalwoorden.

Stap 2 Controleer of alle aanwijzingen duidelijk zijn.

Stap 3 Vergelijk je routebeschrijving met die van een studiegenoot: komen ze overeen? Verbeter eventueel je eigen beschrijving.

1.3

Evalueren

Schrijven is een doorlopend proces: in de praktijk lopen de stappen voorbereiden, schrijven en evalueren continu door elkaar. Het is belangrijk om tijdens het schrijven bijvoorbeeld steeds even te controleren wat je net hebt geschreven. Probeer ook altijd iemand te laten meelezen en praat met diegene over je tekst.

v Als je als schrijver om feedback vraagt, stel dan gerichte vragen over je tekst:

v Vind je mijn tekst duidelijk? Waarom? En wat kan er beter?

v Is mijn tekst overtuigend? Waarom wel of niet?

v Kan ik iets veranderen waardoor je mijn tekst beter begrijpt? Heb je tips?

v Als je zelf als proeflezer wordt gevraagd, kun je vragen stellen als:

v Wat bedoel je hier precies? Kun je nog iets meer vertellen?

v Ik snap het nog niet, kun je het op een andere manier uitleggen?

v Misschien zou je het hier iets anders kunnen zeggen, bijvoorbeeld …

Wanneer je denkt dat je tekst af is, volgt er nog een laatste evaluatie. Je controleert of je tekst correct is geschreven ( zie Taalverzorging, pp. 222–237 ) en je gaat aan de slag met de opmaak.

Oefening 19

Vergelijk dit boek met een ander studieboek: welke verschillen in opmaak zie je? Let op de indelingen, het gebruik van (tussen)koppen, opsommingen, markeringen en afbeeldingen. Wat valt je op? Welke opmaak vind je prettiger en waarom?

v Tekstopmaak

Denk bij tekstopmaak aan de volgende zaken:

v Titel en tussenkoppen

Zet een titel boven je tekst. Zet eventueel ook tussenkoppen boven alinea’s om deelonderwerpen aan te geven.

v Indeling

Start elke alinea op een nieuwe regel.

Eventueel kun je ook witregels tussen alinea’s plaatsen.

v Markeringen

Vet, cursief en onderstrepingen benadrukken je tekst.

Gebruik deze markeringen voor titels, koppen en belangrijke woorden.

Gebruik ze niet teveel.

v Afbeeldingen

Foto’s, tekeningen, tabellen, schema’s en grafieken verduidelijken je tekst en trekken de aandacht.

v Opsommingen

Gebruik opsommingtekens of nummers als je een lijst of stappenplan geeft.

Oefening 20 eindopmaak

Neem onderstaande tekst over en zorg voor een passende opmaak.

Eindcontrole van je tekst. Na het schrijven van je laatste zin is je tekst nog niet klaar. Je controleert je tekst op spelling, typfoutjes en andere slordigheden. Je voorziet je tekst van een passende opmaak en gebruikt witregels, (tussen)koppen, opsommingen, markeringen en afbeeldingen. Je vraagt iemand gericht om feedback. Je verwerkt alle correcties. Je maakt een definitieve versie. Als je dit allemaal hebt gedaan, deel je je tekst met de lezer.

Taalverzorging 2

doel v Je oefent met de juiste spelling van woorden, het gebruiken van hoofdletters en leestekens.

2.1 Meervoudsvormen

Oefening 21 meervoud op -en

Schrijf de volgende woorden in het meervoud.

a raam e oudere i reden

b muis f snelweg j bedrijf

c brood g buis k spouwmuur

d bonus h beperking l koolmees

Oefening 22 meervoud op -s

Schrijf de volgende woorden in het meervoud.

a regel e motto i vitrine b ziekte f programma j studio

c foto g agenda k menu d wondje h situatie l peuter

Meer oefenen?

Ga naar de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

Oefening 23 alles door elkaar

Vul in de zin het woord dat tussen haakjes staat in het meervoud in.

a Als assistent in de gezondheidszorg doe je allerlei administratieve (taak)

b Je houdt (gegeven) bij in de (dossier) van patiënten.

c Belangrijke informatie draag je over aan je (collega).

d Ook plan je (afspraak) in voor (patiënt).

e Je plant bijvoorbeeld de (spreekuur) in.

f Ook beheer je de (medicijnvoorraad).

g Je bergt (bestelling) nauwkeurig op volgens de voorgeschreven (conditie)

v Meervoudsvormen

Veel zelfstandige naamwoorden schrijf je in het meervoud met -en. Sommige woorden eindigen in het meervoud op -s.

v Zo schrijf je een meervoud op -en:

Je zet -en achter het woord. paard – paarden / broek – broeken

Let op!

1 Bij woorden die eindigen op een korte klank (a, e, i, o, u) verdubbelt de laatste letter. bed – bedden / mus – mussen

2 Bij woorden die eindigen op een lange klank (aa, ee, oo, uu) gaat er een klinker af. schuur – schuren / keel – kelen

3 Woorden op -f schrijf je in het meervoud met een -v. druif – druiven / bedrijf – bedrijven

4 Woorden op -s schrijf je in het meervoud met een -z. huis – huizen / laars – laarzen

Let op de uitzonderingen: mens – mensen / wens – wensen / kaars – kaarsen

v Zo schrijf je een meervoud op -s:

Je zet -s achter het woord. keuken – keukens / bezem – bezems

Je schrijft een ’s bij woorden die eindigen op de klinkers -a, -i, -o, -u of -y. oma’s / ski’s / euro’s / menu’s / baby’s De a van oma klinkt als aa. De apostrof (’) zorgt ervoor dat de uitspraak niet verandert in het meervoud; anders klinkt het als mas en niet als maas.

Meer oefenen?

Ga naar de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

2.2 Werkwoordspelling

Oefening 24

Wat zijn de persoonsvormen in de volgende tekst?

Een scheidsrechter is verantwoordelijk voor een ordelijk en eerlijk verloop van de wedstrijd. Hij handhaaft de regels. Een scheidsrechter moet dus alle spelregels van de sport en de bijbehorende handgebaren kennen. Als scheidsrechter neem je vaak heel snel beslissingen. Daarom moet je het spel goed kunnen volgen. Bij doelspelen, zoals voetbal, hockey of basketbal, rent de scheidsrechter de hele wedstrijd over het veld. Hij wil de bal van zo dichtbij mogelijk volgen. Bij terugslagspelen, zoals tennis en volleybal, zit een scheidsrechter op een hoge stoel. Zo kan hij het hele spel goed overzien.

Oefening 25 persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

a De werkgever (moeten) zorgen voor een veilige werkomgeving.

b De egel (leven) het liefst in dicht struikgewas.

c Hier (verwelkomen) je de gasten die binnenkomen.

d Een ondernemer (zien) en (grijpen) kansen.

e Dit team (sorteren) de binnengekomen pakketten.

f Alcohol is een stof die (ontstaan) door gisting.

g Het is belangrijk dat het milieu schoon (blijven).

Oefening 26 met een -d, -t of -dt?

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de volgende zinnen?

a De bussen (rijden) vandaag weer volgens dienstregeling.

b Met ‘persoonlijk verzorging’ (worden) alles bedoeld om het lichaam schoon en gezond te houden.

c Je (voelen) je beter als je persoonlijke verzorging op orde is.

d Het teamoverleg van volgende week (gaan) niet door.

e (Beantwoord) je deze mail nog voor je weggaat vandaag?

f Stichting De Horizon (bieden) verschillende woonvormen aan voor mensen met een lichamelijke beperking.

g Waar (vinden) hij het gereedschap?

v Persoonsvorm

In elke zin staat een werkwoord dat de persoonsvorm wordt genoemd.

v De persoonsvorm vind je zo: maak je van een zin een ja/nee-vraag, dan staat de persoonsvorm vooraan:

Bruno Mars zingt morgen in Arnhem.

— Zingt Bruno Mars morgen in Arnhem?

v Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:

v Bij ik schrijf je de ik-vorm.

v Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.

v Bij wij, jullie en zij schrijf je het hele werkwoord.

ik lees / brand / koop

jij / u / hij / zij / het leest / brandt / koopt wij / jullie / zij lezen / branden / kopen

v Let op!

v Als jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm. jij vindt – vind jij?

v Als de ik-vorm op -d eindigt, komt er bij jij, u, hij, zij en het ook een t bij.

De kaars brandt.

v Als de ik-vorm al op -t eindigt, komt er bij jij, u, hij, zij en het niet nog een t bij. zij praat

Meer oefenen?

Ga naar de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

Oefening 27

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd?

a In deze levende tuin (bevorderen) we de aanwezigheid van vogels.

b Dat (doen) we bijvoorbeeld door nestkastjes op te hangen of te zorgen voor een ‘takkenril’.

c Daarvoor (plaatsen) we palen en daartussenin (stapelen) we snoeihout.

d Vogels (verblijven) of (nestelen) graag in zo’n takkenril.

e Ze (eten) allerlei rupsen en kevers uit de levende tuin.

f Die rupsen en kevers (snoepen) anders van onze beplantingen.

Oefening 28

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd?

a De nieuwe richtlijnen (leiden) tot grote verwarring.

b (Verwachten) jij dat het vanavond zo druk zou worden?

c Elektrische auto’s (laden) enkele jaren terug lang niet zo snel op als nu.

d Gisteravond (testen) we de nieuwe website en inmiddels is hij live.

e We (bedanken) hem vriendelijk voor zijn hulp.

f De cursus (richten) zich vooral op sociale veiligheid.

g Vanwege het slechte weer (bemesten) de boeren hun land dit jaar later dan normaal.

h Tot vorig jaar (bereiden) we alle baksels hier zelf in de winkel.

Oefening 29

Herschrijf de tekst in de verleden tijd.

Als ondernemer ga ik op zoek naar nieuwe kansen. Die kansen grijp ik. Daarvoor start ik een bedrijf op met mijn zakenpartner. Samen creëren we zo iets nieuws. Het begint bij een goed product. Een goed product vervult een behoefte van mensen. Vervolgens moeten we investeringen doen. We kopen artikelen. Ook huren we een bedrijfsruimte. En we schaffen een bestelbus aan. Ondernemers werken voor eigen rekening en risico. We kunnen geld verliezen.

Maar met een slimme aanpak en een beetje geluk, maken we winst. Dat is wel een heel belangrijk doel van ondernemen.

v De persoonsvorm in de verleden tijd

v Zwakke werkwoorden

In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.

v Kijk of het werkwoord eindigt op een medeklinker uit ’t (e) x – f (o) k s ch (aa) p: dan wordt de verleden tijd -te(n). ik schop – ik schopte

v Eindigt dit op een andere letter, dan wordt de verleden tijd -de of -den. ik bestel – ik bestelde

v Als de ik-vorm op een -d of -t eindigt, krijg je in de verleden tijd -dde(n) of -tte(n). ik strand – ik strandde ik zweet – ik zweette

v Sterke werkwoorden

In de verleden tijd verandert de klank.

Er zijn geen regels om te bepalen of een werkwoord sterk is.

ik fluit – ik floot

hij weet – hij wist wij schrijven – wij schreven

Meer oefenen?

Ga naar de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

Oefening 30

Schrijf het voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden op. Bedenk eerst wat de verleden tijd is van de werkwoorden.

a printen e besteden i praten

b melden f ontwikkelen j beoordelen

c ontwaken g verzamelen k hopen

d repareren h plannen l verklaren

Oefening 31

Vul bij de volgende zinnen het voltooid deelwoord in van het werkwoord tussen haakjes.

a In dit ziekenhuis worden geen handen (schudden).

b We hebben dit jaar al onze doelstellingen (halen).

c Slechts twee kinderen zijn halverwege het jaar (overplaatsen) naar een nieuwe groep.

d Je technische vaardigheden zijn enorm (verbeteren).

e De directie heeft drie leenfietsen beschikbaar (stellen).

f Deze kunnen bijvoorbeeld (gebruiken) worden om tijdens de lunchpauze de stad mee in te gaan.

Oefening 32

Herschrijf de zinnen zo dat de gebeurtenis al voorbij is.

Eén zin is voorgedaan:

voorbeeld Ik kieper al je rotzooi in de prullenbak.

→ Ik heb al je rotzooi in de prullenbak gekieperd.

a Iedereen volgt donderdag een EHBO-cursus.

b Amira specialiseert zich in haarstijlen met krullen.

c We lunchen om half een.

d M’n baas blaft mensen verschrikkelijk af.

e Het alarmsysteem waarschuwt automatisch de politie.

f Ze verbazen vriend en vijand.

g Wat voor plannetje smeed je nu weer?

v Voltooid deelwoord

Soms zit er behalve de persoonsvorm nog een ander werkwoord in de zin. Dit kan een voltooid deelwoord zijn.

Een voltooid deelwoord geeft aan dat iets al is gebeurd.

PSV heeft de KNVB-beker gewonnen.

Persoonsvorm: heeft

Voltooid deelwoord: gewonnen

v Zo herken je een voltooid deelwoord.

Een voltooid deelwoord:

v is nooit de persoonsvorm; v begint vaak met ge-, be-, ver- of -ont ; v eindigt op -en, -t of -d.

v Zo schrijf je het voltooid deelwoord.

Om te horen of je een -d of een -t aan het eind schrijft, gebruik je de verleden tijd:

Ik trainde hard. — Ik heb hard getraind.

Hij mikte de bal. — Hij heeft de bal gemikt.

Meer oefenen?

Ga naar de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

2.3 Bijvoeglijk naamwoord

Oefening 33

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

Gebruik het woord dat tussen haakjes staat.

a het …… aanrecht een …… aanrecht (schoon)

b het

c de

d de

gezicht een

leiding een

taak een

e het …… restaurant een

gezicht (blij)

leiding (lood)

taak (zwaar)

restaurant (sfeervol)

f de kelder een kelder (bedompt)

g het …… huis een …… huis (afbranden)

h de …… opluchting een

i de …… toilet een

j het …… kalf een

Oefening 34

opluchting (enorm)

toilet (bezetten)

kalf (goud)

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

Gebruik het woord dat tussen haakjes staat.

a Let altijd goed op je (dood) hoek.

b Er is gisteren een (duur) cabriolet gestolen uit een (naburig) wijk.

c Zijn verzameling staat in een (glas) vitrine.

d Bedankt voor deze te (gek) kans!

e Dat (lekker) lasagnegerecht is (Italiaans).

f Achter in de tuin lag een (verwond) muis.

g Gun jezelf een (luxe) verwenmoment met onze (speciaal) aanbieding.

h In de zomer draag ik het liefst (katoen) kleding.

Oefening 35 wat heb je aan

Stap 1 Beschrijf je eigen kleiding. Gebruik minstens zeven bijvoeglijke naamwoorden. Denk bijvoorbeeld aan materiaal en kleur.

Stap 2 Ruil je beschrijving met een studiegenoot en controleer elkaars beschrijvingen. Verbeter eventuele fouten.

v Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord zo:

v de-woorden de man, de broek + e → de grote man, de oude broek

v het-woorden het huis, het kettinkje + e → het nieuwe huis zonder e → een mooi kettinkje

v stoffen en materialen zilver, hout, wol + en → het zilveren kettinkje, de wollen trui

Je kunt ook bijvoeglijke naamwoorden maken van voltooide deelwoorden: het geslaagde feest / een geslaagd feest

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk: het vergrote scherm / het beantwoorde bericht niet: vergrootte niet: beantwoordde

Meer oefenen?

Ga naar de digitale

leeromgeving van Boom Nederlands.

2.4 Samenstellingen

Oefening 36 aan elkaar of los?

Schrijf je de woorden aan elkaar of los?

a De dag aanbieding / dagaanbieding is de oudekaaskroket met mosterd.

b Pas op: er zijn weer wolven / weerwolven gespot in het oosten van het land.

c Drink water / drinkwater : dat is beter voor je dan frisdrank.

d Deze jaar wisseling / jaarwisseling rukten de hulpdiensten weer massaal uit.

e Herken jij de symptomen van een hart aanval / hartaanval?

f Volg nu de cursus boek houden / boekhouden.

g Lichte verwondingen / lichteverwondingen kun je thuis zelf behandelen.

Oefening 37 tussenklanken

Maak van de losse woorden een samengesteld woord.

a kaart + bak

b zon + brand

c ziek + huis

d reiniging + middel

e vuilnis + zak

f kind + boek

g paard + kracht

h asperge + soep

i boer + bedrijf

j station + straat

k verlating + angst

l kwaliteit + controle

Oefening 38 wel of geen koppelteken?

Maak van de losse woorden een samengesteld woord.

a Zuid + Limburg

b ski + instructeur

c mode + blad

d auto + ongeluk

e OV + chipkaart

f gala + avond

g 3D + printer

h parade + paardje

i café + eigenaar

j astma + aanval

k West + Europa

l radio + uitzending

v Samenstellingen en tussenklanken

v Bij samenstellingen schrijf je twee of meer woorden aan elkaar, wanneer het om één persoon, dier of ding gaat. plattegrond / dwergkonijn / profvoetballer

v Schrijf je de woorden los van elkaar dan is de betekenis anders.

v Er is weer alarm geslagen.

(Er is opnieuw alarm geslagen.)

v Het weeralarm gaat af.

(Weeralarm is één ding: een alarm voor het weer.)

v Soms komt er een tussenklank bij:

v Je schrijft een tussen -n als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is én in het meervoud eindigt op -en. boek – boeken – boekenkast

v Je schrijft een tussen-s als je een tussen -s hoort. landingsbaan

v Je schrijft een tussen -e als het eerste deel van het woord geen meervoud-n heeft en uniek is (er is er maar één van). zonnebloem

v Sommige samenstellingen schrijf je met een verbindingsstreepje (-), het koppelteken

v Bij aardrijkskundige namen. Noord-Holland / Zuid-Europees

v Wanneer klinkers samen een andere klank kunnen vormen, zoals oe of au (klinkerbotsing). Het koppelteken zorgt ervoor dat het woord goed wordt uitgesproken. auto-onderdelen / diploma-uitreiking

v Bij afkortingen.

mbo-studie / PSV-fan / bhv-cursus

Meer oefenen?

Ga naar de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

2.5 Hoofdletters

Oefening 39 met of zonder hoofdletter?

Verdeel onderstaande woorden in twee kolommen: in de ene kolom zet je de woorden die met een hoofdletters geschreven moeten worden; in de andere kolom de woorden zonder hoofdletters.

opticien spoedeisende hulp noord-oost maandag evert smit apple de bijbel grote markt mexicaans premier albatros ministerie van defensie toyota frozen chef-kok unox transportbedrijf spanjaard

Oefening 40

Verbeter de zinnen door op de juiste plekken hoofdletters te gebruiken.

a bijna een kwart van de nederlandse kinderen groeit tweetalig op. b meer dan twintig jaar na de laatste aflevering is friends nog steeds een geliefde serie.

c het populairste biermerk in nederland is heineken. d op bijna ieder kantoor wordt gewerkt met microsoft office. e vanavond treden suzan en freek op in een uitverkocht ahoy.

f ’s ochtends in de schemering maak je de meeste kans om een otter te zien in het zuidlaardermeer.

g mozes heet in de koran musa.

h de verenigde naties komen vanavond samen in new york.

Oefening 41

Herschrijf de volgende tekst en zet hoofdletters op de juiste plaats. op je scherm zie je als windows is opgestart het bureaublad met pictogrammen, vensters en menu’s. met je muis of je toetsenbord kun je daar gebruik van maken om de computer opdrachten te geven. als je een touchscreen hebt op je laptop, tablet of smartphone, kun je ook je vinger daarvoor gebruiken. dat alles samen (monitor, muis, toetsenbord en bureaublad) noem je de gebruikersinterface. in het engels is dat user interface.

v Hoofdletters

Hoofdletters gebruik je:

v aan het begin van een zin

De temperatuur gaat dit weekend omhoog.

v bij namen van personen

Johan Cruijff / Miley Cyrus / Najib Amhali

Let op — Achternamen met ‘van / de(r)’ schrijf je met een kleine letter als de naam of de voorletter ervoor staat.

Zonder voornaam of voorletter, schrijf je ‘van / de(r)’ wél met een hoofdletter.

Jan van de Witte / J. van de Witte / de heer Van de Witte

v bij heilige namen

God / Allah / Boeddha

v bij namen van bedrijven en merken

Nike / Samsung / Coca-Cola

v bij namen van plaatsen en landen

Groningen / Utrecht / Nederland / Europa

v bij talen en volkeren

Engels / Duits / Grieken

v bij titels van boeken en films

De Griezels / Harry Potter / Star Wars

v Let op — Als de zin begint met ’s, dan krijgt het woord erna een hoofdletter.

’s Morgens ontbijt ik met veel fruit.

Meer oefenen?

Ga naar de digitale leeromgeving van Boom Nederlands.

2.6 Leestekens

Oefening 42 punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma’s

Schrijf de zinnen hieronder in je schrift. Gebruik de juiste leestekens.

a Hoe ga je als chauffeur met een bestelauto de weg op

b Voordat je dat doet controleer je eerst het voertuig

c Hoe staat het bijvoorbeeld met de verlichting bewegende delen en ventilatie

d Ga nooit aan het werk als de risico’s volgens jou niet aanvaardbaar zijn

e Er zijn controles die je dagelijks wekelijks en maandelijks uitvoert

f Voor je eigen veiligheid de veiligheid van medeweggebruikers en het behoud van je bestelauto zijn deze controles belangrijk

g Kortom controleer altijd je voertuig

Oefening 43 aanhalingstekens en dubbele punten

Schrijf de zinnen hieronder in je schrift. Gebruik de juiste leestekens.

a Voorbeelden van biersoorten zijn witbier, bockbier, oud bruin.

b Bier is een belangrijk product in de horeca het bepaalt een groot deel van de omzet

c Hoe zit het met jouw bierkennis vraagt Nienke

d Mira antwoordt ik drink alleen maar cola

e Kennis van bier is belangrijk er worden steeds meer biersoorten gedronken

f Mag ik een biertje vraagt de klant

g We hebben verschillende biertjes op de tap antwoordt de serveerster

Oefening 44 alles door elkaar

Herschrijf de volgende tekst: zet leestekens en hoofdletters op de juiste plaats.

wat is kenmerkend voor de ontwikkeling van peuters dat is het ontdekken van het eigen ego de eigen wil een peuter zegt ik ben twee en ik zeg nee dat noemen we ook wel de peuterpuberteit hoe merk je dat een peuter wil autonoom onafhankelijk zelfstandig zijn hij voert strijd met zijn ouders maar ook met zichzelf zijn meest geliefde zin is zelf doen best vermoeiend als verzorger

v Leestekens

Als je schrijft, gebruik dan leestekens op de goede manier.

Zo kan een ander je tekst makkelijker begrijpen.

Je gebruikt :

v punten .

Na een zin.

Tweederde van alle vrouwen vindt hun moeder een bemoeial.

v vraagtekens ?

Na een vraagzin.

Vergoedt de verzekering dit?

v uitroeptekens !

Na een uitroep.

Laat je niet gek maken!

v aanhalingstekens ‘ ’

Als iemand iets zegt.

Rachid vraagt: ‘Kom je?’

v dubbele punten :

v voor een opsomming;

Ik heb drie broers: Joost, Wessel en Freek.

v voor een uitleg;

Je kunt beter even wachten: de trein is er nog niet.

v wanneer iemand iets zegt.

Marcia zei: ‘Ik ben het niet met je eens.’

v komma’s ,

v bij een opsomming;

De dönerzaak op de hoek verkoopt shoarma, gyros, dürüm en pizza.

v als je een pauze hoort.

Nou, ik weet het niet.

Tekstvormen

doel v Je oefent met het schrijven van verschillende tekstvormen.

3.1 Aantekeningen maken

Bij een uitleg, presentatie of gesprek is het nuttig om aantekeningen te maken. Het helpt je om je te concentreren en om dingen te onthouden. Hoe beter je aantekeningen, hoe meer je er later wat aan hebt.

Aanpak

v Noteer bovenaan het onderwerp.

v Schrijf alleen hoofdzaken op.

v Onderstreep belangrijke woorden en begrippen.

v Schrijf geen volledige zinnen op :

v Laat overbodige woorden weg.

v Gebruik bulletpoints voor opsommingen.

v Gebruik afkortingen.

v Gebruik pijlen en andere handige tekens.

Oefening 45 opleiding

Maak aantekeningen bij een les van een beroepsvak.

Neem je aantekeningen mee naar de les Nederlands en vergelijk deze met die van een studiegenoot.

In de thema’s kun je aantekeningen maken bij de fragmenten die je bekijkt. Deze aantekeningen kun je vervolgens gebruiken voor de opdrachten bij Aan de slag.

voorbeeld

Gebruik afkortingen

Geschiedenis NL taal

taalverandering = talen veranderen

● woorden

● spelling

● uitspraak

● grammatica verandering gaat heel langzaam

→ nauwelijks merkbaar

Gebruik pijlen en andere handige tekens

Gebruik bulletpoints voor opsommingen

Afkortingen en handige tekens

bijv. / bv. bijvoorbeeld

nl. namelijk

enz. enzovoort

o. a. onder andere

i.p.v. in plaats van max. maximaal

min. minimaal

↑ stijgen of toenemen

←→ tegenstelling / wisselwerking

↓ dalen of afnemen

→ dus, conclusie, gevolg

+ gaat samen met

= is hetzelfde, hoort bij

≠ is niet hetzelfde, hoort niet bij

≈ ongeveer

! belangrijk

? vraag / probleem

Schrijf je zinnen in de gebiedende wijs

3.2

Instructietekst

In een instructietekst leg je aan een ander uit hoe je iets doet.

v Vertel aan het begin kort en helder wat het doel is van je instructie.

v Gebruik korte en duidelijke stappen.

v Maak duidelijk waar een nieuwe stap begint, bijvoorbeeld door het gebruik van opsommingstekens of streepjes aan het begin van de regel.

v Schrijf je zinnen in de gebiedende wijs.

voorbeeld

Hoe maak je een killer playlist?

Wil je een playlist maken die je door de dag heen helpt? Volg deze stappen en je hebt in no time de perfecte vibe!

v stap 1 Kies je mood

Bedenk hoe je je voelt of wat voor vibe je wilt: chill, energiek of nostalgisch.

v stap 2 Voeg je favoriete nummers toe Selecteer nummers die je altijd kunt draaien en die bij je mood passen.

v stap 3 Zoek nieuwe tracks

Gebruik Spotify of YouTube om nieuwe muziek te ontdekken die past bij je vibe.

v stap 4 Luisteren maar

Earplugs in en je dag kan niet meer stuk.

Verandert je stemming?

Creëer dan gewoon een nieuwe playlist die daarbij past!

Oefening 46 opleiding

Kies een onderwerp uit je opleiding waarover je een instructie kunt schrijven. Denk aan de werking van een bepaald product of aan een bepaalde handeling.

Tip — Laat een studiegenoot tijdens het schrijfproces meelezen.

Voorbereiden

v Bedenk voor welk publiek je de instructie wilt schrijven.

v Lees de theorie over instructietekst en bekijk het voorbeeld.

Schrijven

v Leef je tijdens het schrijven in: wat moet de lezer weten?

v Gebruik signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken.

v Zorg voor duidelijke verwijzingen.

Evalueren

v Controleer je tekst op taalverzorging.

v Zorg voor een opmaak die past bij een instructietekst.

In de thema’s oefen je ook met het schrijven van gebruiksaanwijzingen:

v In Mijn verhaal ga je aan de slag met het schrijven van een gebruiksaanwijzing over jezelf, zie p. 42.

v in Echt / onecht ga je aan de slag met het schrijven van een instructietekst over mensen de nep zijn, zie p. 94.

voorbeeld inleiding kern slot

3.3 Zakelijke e-mail

Een zakelijk e-mail kan verschillende doelen hebben, zoals een verzoek doen, een klacht indienen of iets motiveren.

Een zakelijke e-mail wordt volgens bepaalde regels geschreven die we conventies noemen.

v Noteer het mailadres van de ontvanger.

v Noteer het onderwerp van je mail in de onderwerpregel.

v Je aanhef, de manier waarop je de ontvanger begroet, is afhankelijk van hoe goed je diegene kent en je voorkeur.

Geachte heek Hak, Beste mevrouw Bok, Beste Djuna,

v Schrijf in de inleiding van je mail de reden waarom je schrijft.

Stel jezelf eventueel ook voor.

v Schrijf in de kern van je mail de belangrijkste informatie.

Deze kan bestaan uit meerdere alinea’s, afhankelijk van de hoeveelheid informatie die je hebt.

v Schrijf als laatste een slot, een soort conclusie waarmee je je mail afrondt.

v Plaats een witregel tussen de aanhef, de alinea’s en de afsluiting.

v Beëindig je mail met een gepaste afsluiting, bijvoorbeeld: Met vriendelijke groet,

v Zet je voor- en achternaam onderaan de mail.

h.abbas @ mail.nl bevestiging afspraak

Geachte heer Abbas, Hierbij bevestig ik uw afspraak op 19 november voor een intakegesprek.

Ik verwacht u om 10.00 uur in kantorencomplex De vuurtoren.

U kunt aanbellen bij nr. 173 en vervolgens met de lift naar de derde verdieping gaan.

Daar zal ik u opwachten.

Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet, Fleur van der Bast

Oefening 47 opleiding

Bedenk bij welk bedrijf of organisatie je eventueel stage zou willen lopen. Je gaat hen een e-mail sturen om navraag te doen of ze ook stagiairs aannemen. Let op: je solliciteert nog niet, maar doet alleen navraag.

Tip — Laat een studiegenoot tijdens het schrijfproces meelezen.

Voorbereiden

v Lees de theorie over zakelijke e-mail en bekijk het voorbeeld.

v Bedenk wat het doel van je mail is en wat je belangrijkste boodschap is.

v Bedenk wat het onderwerp van je mail is.

v Bedenk welke informatie de lezer van je nodig heeft.

v Bedenk alvast wat je in de inleiding, kern en slot van je mail kunt schrijven.

Schrijven

v Leef je tijdens het schrijven in: welke woorden en toon spreken je lezer aan?

v Gebruik signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken.

v Zorg voor duidelijke verwijzingen.

Evalueren

v Controleer je tekst op taalverzorging.

v Zorg voor een opmaak die past bij een zakelijke e-mail.

In het thema Echt / onecht ga je aan de slag met het schrijven van een zakelijke e-mail aan een nieuwsredactie, zie p. 98.

3.4

Advertentie

In een advertentie probeer je een lezer te overtuigen om iets te kopen of om iets te doen.

v Bepaal je belangrijkste boodschap.

v Bepaal je doelgroep. Bedenk voor welke informatie en argumenten je doelgroep gevoelig is.

v Trek direct de aandacht. Gebruik een krachtige kop of een prikkelende vraag die nieuwsgierigheid wekt.

v Houd de advertentietekst kort en krachtig. Gebruik duidelijke taal, korte zinnen en benadruk voordelen en/of argumenten.

v Gebruik eventueel een afbeelding om je advertentie aantrekkelijk te maken.

v Maak het voor een lezer gemakkelijk om iets te kopen of om zich aan te melden: vermeld contactgegevens of bied een actie.

Laad je telefoon in een flits — met SnapCharge!

Heb je geen tijd om je telefoon urenlang op te laden?

SnapCharge is de oplossing! Met supersnel draadloos opladen ben je in een oogwenk weer klaar om de digitale wereld te veroveren.

Waarom SnapCharge jouw must-have is:

v Supersnel opladen — 50% in slechts 10 minuten

v Draadloos en compact — neem het overal mee naartoe

v Universeel compatibel — werkt op vrijwel alle smartphones

v Slimme technologie die je toestel beschermt tegen oververhitting

Stop met wachten!

Bestel SnapCharge nu en ontvang 10% korting!

#SnelOpladen #SnapCharge #TechEssentials voorbeeld

Oefening 48 opleiding

Schrijf een advertentie waarin je iets van je opleiding of toekomstige beroep verkoopt of aanprijst: een gebruiksvoorwerp, een bepaalde methode, jezelf als zelfstandig professional, etc.

Tip — Laat een studiegenoot tijdens het schrijfproces meelezen.

Voorbereiden

v Lees de theorie over advertentie en bekijk het voorbeeld.

v Bedenk wat het doel van je advertentie is en wat je belangrijkste boodschap is.

v Bepaal voor wie de advertentie bedoeld is.

v Bedenk welke informatie de lezer van je nodig heeft.

v Bedenk een krachtige en aansprekende kop.

Schrijven

v Leef je tijdens het schrijven in: welke woorden en toon spreken je lezer aan?

v Gebruik signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken.

v Zorg voor duidelijke verwijzingen.

Evalueren

v Controleer je tekst op taalverzorging.

v Zorg voor een opmaak die past bij een advertentie.

In het thema Echt / onecht ga je aan de slag met het schrijven van een advertentie voor het Aidsfonds, zie p. 100.

3.5 Verslag

Een verslag is een informerende tekst waarin je iets beschrijft, verklaart of uitlegt. Dit kan een verslag zijn van een gesprek, een bepaalde activiteit of een dag tijdens je stage. Een verslag kan bestaan uit een paar zinnen, maar soms moet je ook langere verslagen schrijven.

In elk verslag is het belangrijk dat je informatie :

v volledig, maar niet te uitgebreid is ;

v in een logische volgorde staat ;

v zo duidelijk mogelijk omschreven is.

Hoe langer je verslag, hoe belangrijker het is dat je deze structureert:

v Bedenk uit welke deelonderwerpen je onderwerp bestaat.

v Schrijf per deelonderwerp een aparte paragraaf. Een paragraaf bestaat uit een paar alinea’s met een kopje erboven.

v Schrijf een inleiding en een slot bij je verslag.

v Maak een inhoudsopgave. Daarin worden alle onderdelen van het verslag op volgorde genoemd.

v Maak een voorblad waarop je de titel, de datum, je naam en andere relevante gegevens vermeldt.

voorbeeld

de kern van het verslag

Indeling stageverslag

Voorblad

Inhoud

1 Inleiding

2 Over het bedrijf

3 Mijn leerdoelen

4 Mijn taken

5 Conclusie

6 Dankwoord

Oefening 49 opleiding

Op welk moment heb jij definitief voor deze opleiding gekozen? Was het tijdens een voorlichting, een gesprek met iemand of terwijl je iets willekeurigs aan het doen was (misschien stond je onder de douche)? Je gaat een kort verslag schrijven van dit moment (minimaal 75 woorden).

Tip —Laat een studiegenoot tijdens het schrijfproces meedenken en meelezen.

Voorbereiden

v Lees de theorie over Verslag tot ‘Hoe langer je verslag…’.

v Bepaal voor wie je verslag bedoeld is.

v Bedenk welke informatie de lezer van je nodig heeft.

v Bedenk in welke volgorde je de informatie zet.

Schrijven

v Leef je tijdens het schrijven in: welke woorden en toon spreken je lezer aan?

v Gebruik signaalwoorden om verbanden duidelijk te maken.

v Zorg voor duidelijke verwijzingen.

Evalueren

v Controleer je tekst op taalverzorging.

3.6 Sollicitatiebrief

Als je bij een organisatie wilt solliciteren voor een bepaalde functie, moet je vaak een sollicitatiebrief schrijven. Hierin benoem je je kwaliteiten en motiveer je waarom jij moet worden aangenomen. Een sollicitatiebrief bestaat uit de volgende onderdelen:

v Adressering Vermeld eerst je eigen adres en dan het adres van de organisatie waar je solliciteert. Als je weet wie de contactpersoon is, vermeld je die na de naam van de organisatie.

v Plaats en datum Noteer de plaats en datum waarop je de brief schrijft.

v Onderwerp Noteer op de onderwerpregel de functie waarnaar je solliciteert.

v Aanhef Als je de naam van de contactpersoon weet schrijf je Geachte heek Hak / Beste mevrouw Bok. Als je de naam niet weet, schrijf je Geachte heer of mevrouw / Beste lezer.

v Aanspreekvorm Een sollicitatiebrief is een formele brief: spreek de lezer daarom aan met u.

v Structuur

v Schrijf in de inleiding de reden waarom je solliciteert en stel jezelf voor.

v Schrijf in de kern over je achtergrond en waarom jij een geschikte kandidaat bent voor de functie.

v Schrijf tot slot een conclusie waarmee je jezelf aanbeveelt.

v Reactie Vraag de organisatie om een reactie en schrijf bijvoorbeeld: Ik zie uw reactie graag tegemoet.

v Slotgroet en ondertekening Sluit je brief af met Met vriendelijke groet , je handtekening en je naam.

Oefening 50 stage

Schrijf een sollicitatiebrief naar een organisatie waar je voor je opleiding wel stage zou willen lopen. Als er geen vacatures zijn, zet je ‘open sollicitatie stage’ in de onderwerpregel.

In het thema Echt / onecht ga je ook aan de slag met het schrijven van een sollicitatiebrief, zie p. 114.

voorbeeld

Lieke Vogelzang

Stationsweg 66

5202 HG Den Bosch

De Efteling

Ter attentie van Jan Lange

Europalaan 1

5171 KW Kaatsheuvel

Den Bosch, 12 maart 2025

Onderwerp: sollicitatie testrijder achtbanen

Geachte heer Lange,

Hierbij solliciteer ik naar de functie van testrijder. Al sinds ik groot genoeg ben om in achtbanen te mogen, bezoek ik elke vakantie een pretpark. De Baron 1898 staat hoog op mijn lijstje van favoriete achtbanen. Met veel enthousiasme stel ik me dan ook aan u voor.

In mijn cv kunt u lezen dat ik de opleiding tot Zelfstandig medewerker Leisure & Hospitality volg. Tijdens de opleiding leer ik bijvoorbeeld hoe je bezoekerservaringen kunt optimaliseren. Ik vind het fijn om mensen een leuke tijd te bezorgen. Daarom heb ik afgelopen zomer ook als animatiemedewerker bij camping De Berenkuil gewerkt. Mijn gevoel voor spanning en avontuur kan ik daarnaast kwijt in mijn hobby bergbeklimmen.

Als iemand met veel achtbaanervaring, kan ik goed beoordelen waar een pretparkbezoeker naar op zoek is. Ook blijf ik kalm onder de extreemste omstandigheden. Op basis van deze kwaliteiten verwacht ik de Efteling goed van dienst te kunnen zijn als testrijder achtbanen.

Graag licht ik mijn brief en motivatie toe in een gesprek.

Met vriendelijke groet,

Lieke Vogelzang

zet hier je handtekening

je eigen naam en adres onderwerpregel aanhef

naam en adres van de organisatie waar je solliciteert, inclusief de naam van de contactpersoon inleiding

kern slot

Een curriculum vitae (cv) is een overzicht van je opleiding, werkervaring en vaardigheden. Het is bedoeld om werkgevers snel te laten zien wie je bent en wat je kunt. Een cv bestaat uit de volgende onderdelen:

v Personalia Je naam, geboortedatum, adres- en contactgegevens, LinkedIn-profiel.

v Persoonlijk profiel Een kort stukje over jezelf waarin je jezelf presenteert. Zorg dat je jezelf zo presenteert dat het aansluit op de functieomschrijving.

v Foto Kies een foto van jezelf met een professionele uitstraling en waarop je gezicht goed is te zien.

v Werkervaring Beschrijf je werkervaring van heden naar verleden. Beschrijf per functie je taken en verantwoordelijkheden. Zorg dat je dingen benoemt die relevant zijn voor de functie waarop je solliciteert.

v Opleiding Beschrijf je opleidingen en cursussen van heden naar verleden. Benoem per opleiding ook wanneer je een diploma hebt behaald.

v Vaardigheden Dit is een mix van jouw persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten (competenties). Bijvoorbeeld: creatief, assertief, organisatietalent, communicatief, zelfstandig, etc. Benoem drie tot zeven vaardigheden en zorg dat deze bij de functie passen.

v Talen Zet de talen die je kent onder elkaar en benoem hoe je goed je er in bent: moedertaal, vloeiend, redelijk. Je mag ook regiotalen en dialecten noemen.

v Hobby’s Het is niet verplicht om hobby’s te noemen, maar ze kleuren wel wie je bent.

Oefening 51 stage

Schrijf een cv bij je sollicitatiebrief van opdracht 47. Stem je cv af op de organisatie waar je voor je opleiding wel stage zou willen lopen.

In het thema Echt / onecht ga je ook aan de slag met het schrijven van je cv, zie p. 116.

voorbeeld

Lieke Vogelzang

Gasten een onvergetelijke ervaring bezorgen: met een glimlach zet ik me daarvoor graag in. Als professional in opleiding weet ik van aanpakken. Ook ga ik graag het avontuur aan.

v personalia

Lieke Vogelzang

Stationsweg 66, 5202 HG Den Bosch lieke.vogelzang @ gmail.com 06 522 266 11 linkedin.com/in/lieke-vogelzang

v werkervaring

v Bedieningsmedewerker Grand Café Sons & Daughters, mei 2023 – heden. In deze functie bedien ik klanten op een van de drukste terrassen van Den Bosch.

v Camping De Berenkuil, animatiemedewerker, zomer 2025.

Verantwoordelijk voor het verzorgen van het animatieprogramma voor kinderen in de basisschoolleeftijd: onder andere het organiseren van droppings, spelletjesprogramma’s, disco, etc.

v opleiding

v Zelfstandig medewerker Leisure & Hospitality (niveau 3), Koning Willem I College, 2023 – heden.

v Vmbo-kaderberoepsgerichte leerweg, Van Maerlant, diploma behaald in 2023.

v vaardigheden Communicatief

Inlevingsvermogen

Stressbestendig Doorzettingsvermogen

Analytisch

v talen

Nederlands moedertaal Engels redelijk Duits redelijk Limburgs vloeiend

v hobby’s Klimsport, pretparken bezoeken

Beoordelingsformulier Schrijven

Het formulier hiernaast kun je gebruiken om je eigen of andermans geschreven tekst te beoordelen. Het sluit aan bij wat je op 2F-niveau moet kunnen op het gebied van schrijfvaardigheid.

Samenhang De tekst …

v heeft een duidelijke opbouw ( inleiding – kern – slot ) en is ingedeeld in alinea’s;

p. 213

v bevat signaalwoorden die verbanden verduidelijken; p. 216

v bevat verwijswoorden.

Afstemming op doel

v De tekst heeft een duidelijk doel.

Afstemming op de lezer De tekst

p. 217

p. 209

v roept geen vragen op bij de lezer; p. 215

v sluit qua woordgebruik en toon aan bij de lezer. p. 215

Taalverzorging De tekst bevat …

v correcte spelling van (werk)woorden; pp. 224–229

v correcte spelling van hoofdletters en leestekens; pp. 234–237

v geen typfoutjes.

Leesbaarheid De tekst

v is goed te volgen; p. 215

v heeft een passende opmaak.

+ gaat goed

± wisselend

– kan beter

nvt niet van toepassing

p. 221

Mi have een droom is de titel van een toekomstgedicht van Ramsey Nasr. Het is een monoloog van een Rotterdammer, in een taal die Nasr zelf heeft bedacht op basis van bestaande (straat)talen.

Examen

1 Instellingsexamen 256

2 Centraal examen 258

2.1 Lezen 259

2.2 Luisteren 274

Instellingsexamen 1

doel v Je weet waar je in deze methode de vaardigheden voor het instellingsexamen oefent.

Het instellingsexamen voor Nederlands op het mbo bestaat uit drie onderdelen: gesprek voeren, spreken en schrijven. Hoe elk van deze vaardigheden geëxamineerd wordt, is afhankelijk van je opleiding.

Om je voor te bereiden op de instellingsexamens, oefen je deze drie vaardigheden in de thema’s van het boek. In ‘Aan de slag’ oefen je met verschillende vormen van gesprekken voeren en spreken, en je schrijft verschillende soorten teksten. Daarbij kun je jezelf en anderen beoordelen met de beoordelingsformulieren per vaardigheid: deze sluiten aan bij wat je op 2F-niveau moet beheersen voor het examen.

De trainingen in dit boek bereiden je ook voor op het instellingsexamen. Je traint je communicatie- en presentatievaardigheden en leert hoe je van schrijven een overzichtelijk proces maakt. Handig voor als je straks zelfstandig in de maatschappij functioneert, werkt of verder studeert. Op deze twee pagina’s vind je een overzicht van waar je welke vaardigheid oefent.

Mondelinge taalvaardigheid — Gesprek voeren

Thema Mijn verhaal

4 vragen stellen gesprek voeren over jezelf vertellen gesprek voeren luisteren gesprek voeren vervolgvraag p. 12 p. 20 p. 22 p. 24 p. 28 p. 30 p. 39

Thema Invloed 2.2 4 boekenclub gesprek voeren p. 51 p. 77

Thema Echt / onecht 2.1 boek bespreken p. 88

Thema Toekomst 2.1 boek bespreken p. 122

Training Gesprekken voeren pp. 156–187

Mondelinge taalvaardigheid — Spreken

Thema Invloed 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 5A 5B spreken in een groepje spreken in een groepje idee pitchen storytelling rechtszaak ontspannen spreken motivatiespeech

Thema Toekomst 3.1 spoken word

Training Spreken

Schrijven

Thema Mijn Verhaal 2.1 5 A 5 B leesautobiografie dagboekfragment gebruiksaanwijzing

Thema Invloed 1 haiku

Thema Echt / onecht 3.1 3.2 3.3

3.4

3.5 5 A 5 B refrein instructietekst zakelijke e-mail advertentie kort verhaal sollicitatiebrief cv

Thema Toekomst 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4 5 A 5 B spoken word alinea websitetekst opbeurende tekst paklijst mindmap herinnering interview

Training Schrijven

p. 52 p. 57 p. 58 p. 60

pp. 72–73 p. 79 p. 83

pp. 126–127

pp. 188–205

p. 14

pp. 40–41 pp. 42–43

pp. 46–47

p. 92 pp. 94–95 p. 98

pp. 100–101 p. 111 pp. 114–115 p. 116

pp. 126–127

pp. 128–129

pp. 136–137

pp. 138–139

pp. 142–143

p. 148

pp. 150–151

pp. 152–153

pp. 206–253

Centraal examen 2

doel v Je bereidt je voor op het centraal examen en oefent met het soort vragen dat je kunt verwachten.

Het centraal examen is het landelijk examen voor lees- en luistervaardigheid. Je maakt dit examen op de computer en beantwoordt meerkeuzevragen bij leesteksten, kijk- en luisterfragmenten. Ook deze examentraining kun je in de digitale leeromgeving van Boom Nederlands doen

Het examen Nederlands 2F duurt 90 minuten. Je moet vier teksten lezen, waarvan drie helemaal ( intensief lezen ). In de vierde tekst moet je informatie opzoeken ( zoekend lezen ). Daarnaast krijg je twee kijkfragmenten en een audiofragment. De helft van de vragen gaat over de teksten en de andere helft gaat over de kijk- en luisterfragmenten. Om niet in tijdnood te komen, kun je op basis van het aantal vragen per tekst en fragment een tijdsplanning maken. In de tabel hieronder zie je hiervan een voorbeeld.

Lezen (45 minuten)

Tekst 1 ( intensief lezen ) 10 minuten

Tekst 2 ( intensief lezen ) 10 minuten

Tekst 3 ( intensief lezen ) 15 minuten

Tekst 4 ( zoekend lezen ) 10 minuten

Kijken / luisteren (45 minuten)

Fragment 1 (kijken ) 15 minuten

Fragment 2 (luisteren ) 15 minuten

Fragment 3 (kijken ) 15 minuten

Je mag zelf weten in welke volgorde je het examen aflegt. In plaats van met de teksten te beginnen, kun je ook eerst de kijk- en luistervragen maken. Let er in ieder geval op dat je alle vragen maakt. Een vraag die niet beantwoord is, is fout. Je kunt altijd terug naar een vraag en je antwoord veranderen.

Bij het maken van het centraal examen mag je een pen of potlood, kladpapier en een gum gebruiken. Je kunt deze gebruiken om aantekeningen te maken. Op p. 238 lees je hoe je op een goede manier aantekeningen maakt. Het kladpapier moet je inleveren voordat je de examenruimte verlaat. Daarnaast mag je een papieren versie van het woordenboek Nederlands gebruiken. Vraag aan je docent wat je zelf mag meenemen en wat al aanwezig is in het examenlokaal.

2.1 Lezen

Goed lezen leer je door kilometers te maken: in de thema’s heb je daarom verschillende soorten teksten, waaronder boeken, gelezen. Deze voorbereiding helpt je om teksten op het examen goed te kunnen begrijpen, interpreteren en evalueren.

Lezen op het examen Drie van de vier teksten op het examen gaan over een maatschappelijk onderwerp en moet je intensief lezen om de vragen te kunnen beantwoorden. Daarnaast krijg je een tekst met algemene voorwaarden, een bijsluiter of een reglement. Deze hoef je niet helemaal te lezen, maar je moet informatie erin opzoeken (zoekend lezen). In beide gevallen ga je de tekst eerst verkennend lezen.

Doel

Verkennend lezen

1 Ongeveer weten waarover de tekst gaat.

2 Voorkennis activeren zodat je een tekst beter begrijpt.

Intensief lezen

De tekst in zijn geheel begrijpen.

Zoekend lezen

Het antwoord op een vraag vinden.

Aanpak

Bekijk titel, inleiding, tussenkopjes, afbeeldingen, slot. Eventueel: begin- en eindzinnen van alinea’s.

Lees de tekst van begin tot eind. Markeer daarbij signaalwoorden (op het examen kun je woorden digitaal markeren). Zoek onbekende woorden eventueel op in het woordenboek.

Lees de vraag nauwkeurig. Bekijk de tussenkoppen in de tekst en bepaal waar je het antwoord op de vraag kunt vinden. Lees de tekst onder deze tussenkop intensief.

Oefening 1

Lees tekst 1 ‘Zoek naar liefde voor de Nederlandse taal. Als dát ontstaat …’ op pp. 261–263 verkennend. De tekst is afkomstig van een online platform over taalcoaching aan mensen die nieuw zijn in Nederland. Noteer kort waarover de tekst volgens jou gaat. Bedenk ook wat je al weet over het onderwerp, de schrijver of bron en de tekstvorm.

Oefening 2

Lees tekst 1 ‘Zoek naar liefde voor de Nederlandse taal. Als dát ontstaat …’ intensief.

Tekst 1

‘Zoek naar liefde voor de Nederlandse taal. Als dát ontstaat …’

Bron: hetbegintmettaal.nl, 23 januari 2024

[ 1 ] Vesna komt uit Servië en is ambassadeur voor Het Begint met Taal. Ze woont 22 jaar in Nederland. We spraken haar over haar ervaring met het opbouwen van een netwerk in Nederland en hoe taalontmoetingen daarbij helpen. In dit interview lees je over de zoektocht van Vesna naar liefde voor de Nederlandse taal. Met tips én playlist!

[ 2 ] Volgens Vesna kun je een taal pas echt leren wanneer je op zoek gaat naar liefde voor de taal. ‘Als dát ontstaat…’ Ze heeft het over films, muziek of poëzie in de Nederlandse taal. Iets waar je volledig in opgaat.

‘Een liefdesaffaire met de Nederlandse taal.’ Op die manier leer je de taal niet alleen vanuit de boeken, maar blijft de taal ook echt hangen.

[ 3 ] Hersenen aan het werk

Toen Vesna een half jaar in Nederland was, begon ze met NT2-lessen. Ze had een geweldige docent. In de les bekeken ze documentaires en zongen ze samen kinderliedjes. ‘De Nederlandse les werd ook echt in het Nederlands gegeven. Je hersenen werken zo hard dat je omvalt als je thuiskomt. Alsof je de hele dag fysiek hebt gewerkt.’

[ 4 ] Jip en Janneke

‘Ik kan me nog herinneren dat mijn docent vertelde hoe schrijver

Kader Abdolah zelf Nederlands had geleerd. Dat was met Jip en Janneke boeken. Ik wist toen nog niet wie Jip en Janneke waren. Ik heb dat opgezocht en vond het best wel pittig. Maar ik dacht: als Kader Abdolah het kan, dan kan ik het ook! Toen ging ik in mijn ‘Tarzan Nederlands’ een stuk schrijven over een jonge man die schrijver wilde worden in een ander land en hoopte ooit zoals Kader Abdolah te worden. Dat was voor mij een inspiratiebron.’

[ 5 ] Tip voor nieuwkomers

Ga op zoek naar inspiratie. Wie is jouw voorbeeld in het leren van de Nederlandse taal?

[ 6 ] Muziek als inspiratie

Kinderliedjes waren voor Vesna ook een bron van inspiratie. ‘Ik schreef alle mooie zinnen op.’ Kinderliedjes kunnen bovendien heel leerzaam zijn. ‘Ze hebben soms een zinsconstructie die je niet zomaar gebruikt, bijvoorbeeld in het liedje ‘Ik zag twee beren.’ Daarin wordt gezongen ‘hi hi hi, ha ha ha, ik stond erbij en ik keek ernaar’. Zinnen zoals deze komen niet veel voor en zijn daardoor juist heel leerzaam.’

[ 7 ] Tip voor nieuwkomers

Schrijf alle mooie zinnen op die je hoort.

[ 8 ] Schatkist

Tegenwoordig vraagt Vesna aan vrienden om op feestjes Nederlandstalige liedjes te draaien. ‘Dat is een schatkist! Ze moeten één liedje in het Nederlands uitkiezen dat ze mee zouden nemen naar een ander land. Er zijn verschillende mensen van verschillende leeftijden. Dus iedereen trakteert mij op een pareltje dat ik nog nooit heb gehoord.’

[ 9 ] Tip voor nieuwkomers

Luister naar Nederlandstalige muziek. Speciaal voor ons heeft Vesna een playlist gemaakt op Spotify met liedjes die haar heel goed hebben geholpen. En kijk eens naar het project ‘Zing Nederlands met me’, met dit jaar in elk geval een editie in Almere!

[ 10 ] Liefde voor geschreven taal

De Taaldrukwerkplaats (inmiddels opgeheven) is ook een plek waar Vesna de liefde voor de geschreven taal heeft ontdekt. ‘Ik liep daar stage en het was onderdeel van Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam. Je gaat taal en beeld gebruiken om je te uiten. Dat was op dat moment voor mij heel belangrijk. Het gaat om je eigen ervaring; dat je door je eigen verhaal de wegen van taal je eigen maakt. Je gaat niet droog de taal leren, maar je maakt er iets van. Het is zichtbaar. Je gaat zelf op zoek naar woorden die het kunnen uiten en ontdekt: ‘Hoe zeg ik wat ik voel?’.

[ 11 ] Tip voor nieuwkomers

Ga creatief met taal aan de slag.

[ 12 ] Tips van Vesna voor taalvrijwilligers :

v Gebruik humor. Met lachen ontspannen mensen.

v Ga visueel aan de slag. Bijvoorbeeld met films. Het helpt om beelden te zien bij de woorden die je hoort.

v Het is leuk om nieuwkomers te vragen naar iets uit eigen land. Bijvoorbeeld muziek. Vervolgens vraag je een equivalent te vinden in het Nederlands. Ik wilde bijvoorbeeld een krant zoeken die leek op de krant die ik vroeger las. Daarvoor moest ik eerst alle Nederlandse kranten vergelijken. Dat deed ik in de bieb.

v Vraag nieuwkomers om (favoriete) recepten uit te leggen. Zo vinden nieuwkomers de woorden die ze zelf nodig hebben.

v Laat nieuwkomers kennismaken met klassieke films, de Nederlandse boekenlijst of Nederlandse tv-programma’s (zoals puberruil). Zo leer je niet alleen over de Nederlandse taal, maar ook over de Nederlandse cultuur.

Soorten vragen De vragen op het centraal examen gaan over de inhoud van de tekst, maar ook over bijvoorbeeld het doel en de structuur van de tekst.

Op deze en de volgende pagina’s vind je voorbeelden van examenvragen. In de training Schrijven heb je geoefend met de inhoud en opbouw van je eigen teksten; op het examen moet je de inhoud en opbouw van andermans teksten kunnen herkennen en benoemen. De uitleg daarover wordt herhaald in deze examentraining. Je kunt daarnaast verder oefenen in de online oefenomgeving van de overheid (Facet) met examens uit voorgaande jaren.

Tip — De vragen op het examen zijn meerkeuzevragen. Bij het beantwoorden is het handig om de vraag eerst nauwkeurig te lezen en — zonder naar de antwoordmogelijkheden te kijken — zelf het antwoord te formuleren. Bekijk daarna de antwoordmogelijkheden: streep voor jezelf elk antwoord dat zeker fout is weg en richt je op de overgebleven antwoorden. Kies het meest volledige antwoord.

Oefening 3

Maak de voorbeeldvragen 1 tot en met 10. Deze horen bij tekst 1 ‘Zoek naar liefde voor de Nederlandse taal. Als dát ontstaat…’.

Voorbeeldvragen

1 Op welke manier wordt de tekst in alinea 1 ingeleid?

A Door de lezer te prikkelen met een interessante vraag.

B Door een korte samenvatting van de tekst te geven.

C Door het onderwerp van de tekst te introduceren.

2 Voor wie is deze tekst bedoeld?

Deze tekst is bedoeld voor …

A algemeen geïnteresseerden, nieuwkomers die de taal moeten leren en taalvrijwilligers.

B alle mensen die bronnen voor inspiratie zoeken voor de Nederlandse taal.

C nieuwkomers die een netwerk willen opbouwen en taalvrijwilligers.

v Tekststructuur

v Inleiding In de eerste een of twee alinea’s van een tekst kondigt de schrijver het onderwerp aan. Kort en bondig vind je hier waarover de tekst gaat en wat de aanleiding van de tekst is.

v Middenstuk Het middenstuk of de kern is het grootste gedeelte van de tekst. In meerdere alinea’s werkt de schrijver het onderwerp verder uit. Elke alinea gaat over één deelonderwerp.

v Slot In de laatste alinea of laatste zin rondt de schrijver de tekst af. Het slot kan een korte samenvatting of een conclusie bevatten. Soms bevat het slot een uitsmijter: een grapje of aanmoediging.

v Onderwerp en hoofdgedachte

v Onderwerp Het onderwerp van een tekst kun je vaak samenvatten in één woord of woordgroep. Informatie over het onderwerp vind je in de kop of titel, afbeeldingen plus bijschriften, inleiding en slot.

v Hoofdgedachte Het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp wil zeggen, is de boodschap of hoofdgedachte. De hoofdgedachte van een tekst kan in de titel, de eerste alinea (inleiding) of in de laatste alinea (slot) staan. Maar vaak staat de hoofdgedachte niet letterlijk in de tekst. Probeer dan zelf in één zin de belangrijkste boodschap van de schrijver samen te vatten.

v Publiek

De schrijver kiest informatie, woorden en een toon die passen bij het publiek, oftewel de lezer, waarvoor de tekst is bedoeld.

3 Wat is het belangrijkste doel van de schrijver met deze tekst?

A De lezer amuseren met Vesna’s liefde voor de Nederlandse taal, films, muziek en poëzie.

B De lezer informeren hoe nieuwkomers met behulp van films, muziek of poëzie de Nederlandse taal kunnen leren.

C De lezer overtuigen hoe je met behulp van films, muziek of poëzie nieuwkomers de Nederlandse taal kunt leren.

4 Waarom vergelijkt Vesna in alinea 3 de Nederlandse les met fysiek werken?

Vesna vergelijkt de Nederlandse les met fysiek werken om aan te geven…

A dat hersenarbeid net zo vermoeiend is als lichamelijk werk.

B dat je naast hersenarbeid geen lichamelijk werk meer kunt doen.

C dat lichamelijke arbeid nog veel vermoeiender is dan hersenarbeid.

5 De schrijver geeft in alinea 3 een voorbeeld van hoe Vesna Nederlands leerde.

Wat doet de schrijver in alinea 4?

A Hij geeft een opsomming van verschillende manieren om Nederlands te leren.

B Hij geeft een uitleg over waarom Jip en Janneke moeilijk was voor Vesna.

C Hij geeft een voorbeeld van een schrijver die Vesna inspireerde om Nederlands te leren.

6 Wat is het verschil tussen de tips in alinea 12 en de andere tips?

A De tips in de tekst zijn voor nieuwkomers, de tips in alinea 12 zijn speciaal voor docenten die nieuwkomers de Nederlandse taal leren.

B De tips in de tekst zijn voor nieuwkomers, de tips in alinea 12 zijn speciaal voor vrijwilligers die met nieuwkomers de Nederlandse taal oefenen.

C De tips in de tekst en de tips in alinea 12 zijn voor nieuwkomers en vrijwilligers die met elkaar de Nederlandse taal oefenen.

v Tekstdoelen

Wat een schrijver met een tekst wil bereiken noem je het tekstdoel. Een schrijver kan meerdere doelen tegelijk hebben. Veel voorkomende tekstdoelen zijn:

v informeren iets beschrijven of verklaren v instrueren uitleggen hoe je iets moet doen

v activeren overhalen om iets te doen

v overtuigen van een mening proberen te overtuigen v amuseren vermaken v aan het denken zetten een mening laten vormen of bijstellen

v Verbanden en signaalwoorden

Een schrijver maakt van een tekst een logisch geheel door verbanden aan te brengen. Signaalwoorden geven deze verbanden expliciet aan.

soort verband signaalwoorden opsomming en / ook / bovendien / ten eerste / verder tijd eerst / nadat / daarna / toen / terwijl / wanneer tegenstelling maar / echter / terwijl vergelijking net als / alsof / evenals / eveneens doel – middel om te / daarmee / door middel van voorwaarde als / wanneer / tenzij reden, oorzaak, gevolg omdat / want / zodat / daardoor / daarom voorbeeld bijvoorbeeld / zoals / zo / onder andere / als conclusie dus / concluderend samenvatting samengevat / kortom

Tip — Markeer tijdens het lezen van examenteksten de signaalwoorden ; dat kan ook digitaal.

7 In alinea 4 zegt Vesna: ‘Toen ging ik in mijn ‘ Tarzan Nederlands’ een stuk schrijven …’

Wat bedoelt Vesna met ‘Tarzan Nederlands’?

Vesna bedoelt …

A citaten van het personage Tarzan uit de gelijknamige boeken en films.

B een gebrekkige, eenvoudige en soms ongrammaticale manier van het Nederlands.

C een opzettelijke manier om haar Nederlands grappig of primitief te laten klinken.

8 In alinea 6 vertelt Vesna hoe kinderliedjes haar helpen bij het leren van Nederlands.

Hoe helpen kinderliedjes haar?

A Ze gebruikt kinderliedjes als inspiratie om zelf teksten te schrijven.

B Ze gebruikt kinderliedjes om haar uitspraak te oefenen.

C Ze leert onbekende zinsconstructies door kinderliedjes.

9 Vesna zegt in alinea 12: ‘Vervolgens vraag je een equivalent te vinden in het Nederlands.’

Wat bedoelt Vesna hiermee?

A Dat je een woord in het Nederlands moet zoeken dat hetzelfde betekent als dat woord uit je eigen taal.

B Dat je iets in Nederland moet zoeken wat net zo veel waard is als datgene uit je eigen land.

C Dat je iets uit Nederland moet zoeken wat overeenkomt met iets uit je eigen land.

10 Welke zin vat alinea 10 het best samen?

A De Taaldrukwerkplaats was onderdeel van Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam en tijdens Vesna’s stage ontdekte zij haar liefde en creativiteit voor geschreven taal.

B In de Taaldrukwerkplaats ontdekte Vesna haar liefde voor geschreven taal door creatief met taal en beeld om te gaan en zo haar eigen ervaringen en gevoelens uit te drukken.

C In de Taaldrukwerkplaats ontdekte Vesna haar liefde voor geschreven taa l en hoe belangrijk het voor haar was om zich te kunnen uiten door zich de taal eigen te maken.

Oefening 4

Tekst 2 (zie pp. 271–273) is de privacyverklaring van Stichting Poëziepaleis die de gedichtenwedstrijd Doe Maar Dicht Maar organiseert. Lees tekst 2 zoekend en maak hierbij voorbeeldvragen 11 tot en met 14.

11 Waarom verwerkt Stichting Poëziepaleis gegevens van kinderen en jongeren?

A Zodat kan worden doorgeven als een kind of jongere gewonnen heeft.

B Zodat kinderen en jongeren via school mee kunnen doen aan de wedstrijd.

C Zodat kinderen en jongeren zelf poëzie kunnen schrijven.

12 Ceylan heeft op de middelbare school meegedaan aan de gedichtenwedstrijd Doe Maar Dicht Maar van Stichting Poëziepaleis.

Hoe lang bewaart Stichting Poëziepaleis de gegevens van Ceylan?

A Zolang Ceylan deelnemer is van de wedstrijd.

B Tot Ceylan de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

C Tot de wettelijke tijd van deelname is verstreken.

13 Eva heeft in de categorie 15 – 18 jaar van de gedichtenwedstrijd gewonnen. Een bedrijf dat T-shirts met poëzie maakt, wil haar gedicht graag op een T-shirt drukken.

Mag Stichting Poëziepaleis de gegevens van Eva delen met het bedrijf dat de T-shirts maakt?

A Dit mag alleen wanneer het in de overeenkomst tussen Eva en Stichting Poëziepaleis is vastgelegd.

B Dit mag niet, want Stichting mag in geen geval gegevens met derden delen.

C Dit mag, want Stichting Poëziepaleis kan in bepaalde gevallen gegevens met derden delen.

14 Amir is verhuisd en heeft een nieuw adres.

Hoe kan Amir zijn nieuwe adres doorgeven?

A Amir kan bij Stichting Poëziepaleis een verzoek indienen om zijn persoonsgegevens in een computerbestand te laten opsturen en aanpassen.

B Amir kan een mail sturen naar de Autoriteit Persoonsgegevens met daarin zijn nieuwe adres en een kopie van zijn identiteitsbewijs.

C Amir kan een mail sturen naar Stichting Poëziepaleis met daarin zijn nieuwe adres en een kopie van zijn identiteitsbewijs.

Tekst 2

Privacyverklaring verwerking persoonsgegevens ( AVG ) Bron: doemaardichtmaar.nl

Privacyverklaring verwerking persoonsgegevens ( AVG )

Stichting Poëziepaleis

Walstraat 34

9711 VS Groningen

+31 50 313 84 33 www.poeziepaleis.nl

Functionaris Gegevensbescherming: Inge Kappert. Ze is te bereiken via info@poeziepaleis.nl

Persoonsgegevens die wij verwerken

Stichting Poëziepaleis verwerkt je persoonsgegevens doordat je gebruikmaakt van onze diensten en/of omdat je deze gegevens zelf aan ons verstrekt. Hieronder vind je een overzicht van de persoonsgegevens die wij verwerken: v voor- en achternaam v geboortedatum v adresgegevens (van jou of school) v telefoonnummer (van jou of school) v e-mailadres.

Bijzondere en/of gevoelige persoonsgegevens die wij verwerken

Stichting Poëziepaleis verwerkt ook gegevens van personen jonger dan 16 jaar. Deze informatie komt in bijna alle gevallen via school. Wij verhandelen de informatie niet. Wij hebben uitsluitend een educatief doel: kinderen en jongeren zelf poëzie laten schrijven door het uitschrijven van wedstrijden. De persoonsgegevens zijn noodzakelijk om te communiceren over de uitslag. Alleen winnaars krijgen bericht. Als je ervan overtuigd bent dat wij zonder toestemming persoonlijke gegevens hebben verzameld, neem dan contact op via info@poeziepaleis.nl, dan verwijderen wij deze informatie.

Met welk doel en op welke basis wij persoonsgegevens verwerken

Stichting Poëziepaleis verwerkt jouw persoonsgegevens voor de volgende doelen:

v Verzenden van onze nieuwsbrief;

v Verzenden van webshopbestellingen;

v Deelname aan/inzenden voor een van onze dichtwedstrijden.

Bewaren persoonsgegevens

Stichting Poëziepaleis bewaart je gegevens niet langer dan strikt nodig is om de doelen te realiseren waarvoor je gegevens worden verzameld. We hanteren de volgende bewaartermijnen:

v deelnemers 6-18 jaar: tot ze niet meer kunnen deelnemen in verband met bereiken leeftijds- of opleidingsgrens;

v bestellingen webshop: wettelijke bewaartermijn.

Delen van persoonsgegevens met derden

Stichting Poëziepaleis verkoopt jouw gegevens niet aan derden en zal deze uitsluitend verstrekken indien dit nodig is voor de uitvoering van onze overeenkomst met jou of om te voldoen aan een wettelijke verplichting. Met bedrijven die jouw gegevens verwerken in onze opdracht, sluiten we een bewerkersovereenkomst om te zorgen voor eenzelfde niveau van beveiliging en vertrouwelijkheid van jouw gegevens. Stichting Poëziepaleis blijft verantwoordelijk voor deze verwerkingen.

Cookies -of vergelijkbare technieken- die wij gebruiken

Stichting Poëziepaleis gebruikt alleen technische en functionele cookies. En analytische cookies die geen inbreuk maken op je privacy. Je kunt je afmelden voor cookies door je internetbrowser zo in te stellen dat deze geen cookies meer opslaat. Daarnaast kun je alle informatie die eerder is opgeslagen via de instellingen van je browser verwijderen.

Gegevens inzien, aanpassen of verwijderen

Je hebt het recht je persoonsgegevens in te zien, te corrigeren of te verwijderen. Daarnaast heb je het recht om je eventuele toestemming voor de gegevensverwerking in te trekken of bezwaar te maken tegen de verwerking van jouw persoonsgegevens door Stichting Poëziepaleis en heb je het recht op gegevensoverdraagbaarheid. Dat betekent dat je bij ons een verzoek kunt indienen om jouw persoonsgegevens waarover wij beschikken in een computerbestand naar jou of een ander, door jou genoemde organisatie, te sturen. Je kunt een verzoek tot inzage, correctie, verwijdering, gegevensoverdraging van je persoonsgegevens of verzoek tot intrekking van je toestemming of bezwaar op de verwerking van jouw persoonsgegevens sturen naar info@poeziepaleis.nl. Om er zeker van te zijn dat het verzoek tot inzage door jou is gedaan, vragen wij je een kopie van je identiteitsbewijs met het verzoek mee te sturen. Maak in deze kopie je pasfoto, MRZ (machine readable zone, de strook met nummers onderaan het paspoort), paspoortnummer en Burgerservicenummer (BSN) zwart. Dit ter bescherming van je privacy. We reageren zo snel mogelijk, binnen vier weken, op jouw verzoek. Stichting Poëziepaleis wil je er tevens op wijzen dat je de mogelijkheid hebt om een klacht in te dienen bij de nationale toezichthouder, de Autoriteit Persoonsgegevens. Dat kan via de volgende link: https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/ contactmet-de-autoriteit-persoonsgegevens/tip-ons.

Hoe we persoonsgegevens beveiligen

Stichting Poëziepaleis neemt de bescherming van jouw gegevens serieus en neemt passende maatregelen om misbruik, verlies, onbevoegde toegang, ongewenste openbaarmaking en ongeoorloofde wijziging tegen te gaan. Als jij het idee hebt dat jouw gegevens toch niet goed beveiligd zijn of er aanwijzingen zijn van misbruik, neem dan contact op via info@poeziepaleis.nl

2.2 Luisteren

In de thema’s heb je verschillende soorten fragmenten bekeken en beluisterd. Deze voorbereiding helpt je om fragmenten op het examen goed te kunnen begrijpen, interpreteren en evalueren.

Kijken en luisteren op het examen Je krijgt op het examen drie fragmenten: twee kijkfragmenten en een audiofragment. Meestal is een fragment in meerdere delen opgeknipt en beantwoord je per deel de vraag of vragen die erbij horen. Maak tijdens het kijken en/of luisteren aantekeningen (zie p. 238). Daarmee onthoud je belangrijke informatie beter. Bovendien kun je vragen gemakkelijker en sneller beantwoorden; het bespaart je dus ook tijd en moeite. Mocht je het antwoord op een vraag toch niet weten, dan kun je (een stuk van) een fragment altijd opnieuw bekijken en/of beluisteren.

Soorten vragen De vragen op het luisterexamen lijken op die van het leesexamen: ze gaan over de inhoud van het fragment, maar ook over bijvoorbeeld het doel en de structuur van een fragment. Op deze en de volgende pagina’s vind je voorbeelden van vragen. In de online omgeving van de overheid kun je daarnaast verder oefenen met examens uit voorgaande jaren.

Oefening 5

In de digitale leeromgeving van Boom Nederlands staat aflevering 1 klaar van The Inburgerking. Je kijkt hieruit vier fragmenten waarbij steeds een of meer voorbeeldvragen horen. De laatste vraag gaat over alle fragmenten. Bekijk de vragen een voor een en maak de vragen.

Stills uit ‘Zonder taal kom je nergens’ van The Inburgerking, gemaakt door OPEN Rotterdam.

Voorbeeldvragen

v Fragment 1

1 De Inburgerking zegt na het trappen lopen: ‘Maar wat Adis allemaal heeft meegemaakt, daar valt het toch bij in het niet.’

Hoe kun je deze opmerking het best karakteriseren?

A meelevend

B neutraal

C spottend

2 Wat is de belangrijkste reden dat Adisalem uit Eritrea is gevlucht?

A Hij wilde niet verplicht op 18-jarige leeftijd het Eritrese leger in.

B Hij wilde geld verdienen om daarna zijn familie over te laten komen.

C Hij wilde naar Europa om daar de opleiding tot loodgieter te volgen.

3 In het fragment worden beelden getoond van Adisalem die met een broodclipje in zijn handen speelt.

Wat wil de programmamaker hiermee in beeld brengen?

A Adisalem heeft moeite met de opname voor dit programma.

B Adisalem vindt de vragen van de interviewer moeilijk.

C Adisalem voelt zich ongemakkelijk en mist zijn familie.

v Fragment 2

4 Adisalem krijgt een gratis Nederlandse les bij Stichting Mano.

Waarom helpt het om beter Nederlands te leren met behulp van liedjes?

A Omdat dat een leuke manier is om iets te leren.

B Omdat je daarmee de uitspraak van het Nederlands oefent.

C Omdat je dan de grammaticaregels even mag vergeten.

5 Welke verklaringen geeft Anouk voor ‘taal is de sleutel om deuren te openen’?

Kruis bij elke uitspraak ‘wel’ of ‘niet’ aan.

v Je kunt daarmee contact maken met andere mensen.

v Je kunt daarmee een sociaal netwerk opbouwen.

v Je kunt daardoor boven de armoedegrens leven.

v Je kunt daardoor werk vinden of een opleiding volgen.

v Fragment 3

6 Somaya vraagt aan voorbijgangers waar zij halalkip voor de soep kan kopen.

Wat is de belangrijkste conclusie van dit fragment?

A Als je de taal niet goed beheerst, begrijpen mensen je niet.

B Als je mensen zomaar aanspreekt, willen ze je niet helpen.

C Als je niet de juiste vragen stelt, krijg je geen antwoord.

v Fragment 4

7 Adisalem doet mee aan de inburgeringskaraoke.

Wat wil de programmamaker hiermee in beeld brengen?

A Het is belangrijk dat je plezier hebt in het leren van een nieuwe taal.

B Het is lastig om de tekst bij te kunnen houden tijdens het zingen.

C Je moet er veel voor over hebben om een nieuwe taal te leren.

v Deze vraag gaat over alle fragmenten.

8 Wat is het belangrijkste doel van dit programma?

Het belangrijkste doel is …

A de kijker amuseren met voorbeelden van nieuwkomers die proberen Nederlands te leren.

B de kijker informeren over het belang van Nederlands leren voor nieuwkomers.

C de kijker overtuigen van het belang van Nederlands leren voor nieuwkomers.

Verantwoording illustraties

10

Lucebert, Het verhaal is zo goed dat het nog lang niet uit is (1994) / -Max Dereta Photography

13 (l) André Hoogeboom, Max Verstappen. Xander Uitgevers (2022); (m) Chas NewkeyBurden, Taylor Swift, Het hele verhaal. HarperCollis (2024); (r) Ayoub Louihrani, Ayoub Een stadsjongen met een boerendroom. Boekerij (2022)

15 Omslag ‘nijntje’, uitgave Mercis Publishing bv, Illustratie Dick Bruna © copyright Mercis bv, 1963; Max Velthuijs, Kikker is bedroefd. Leopold (2015); Jochem Myjer, De Gorgels. Leopold (2015); John Flanagan, De Grijze Jager 1, De ruïnes van Gorlan Gottmer (2011); Francine Oomen, Hoe overleef ik de brugklas? Volt (2023); Jeff Kinney, Het leven van een loser. Uitgeverij de Fontein (2009) tm and © 2009, Wimpy Kid, Inc.; Suzanne Collins, De Hongerspelen I. Van Goor (2020); Alice Oseman, Heartstopper I — Nick en Charlie ontmoeten elkaar. Van Goor (2021); Mirjam Mous, Boy 7. Van Goor (2011)

16 Horizon, Guerilla Games

18 (b) Maarten Meijer, Virgil van Dijk de biografie. Volt (2024); (m) Anne Frank, Het achterhuis Prometheus (2017); (o) Caja Cazemier, Split Second. Ploegsma (2023)

19 (b) Marijke Vos, Als ik jou was. HarperCollins (2024); (m) J.K. Rowling, Harry Potter en de steen der Wijzen. Uitgeverij de Harmonie (2000); (o) Jennette McCurdy, Ik ben blij dat mijn moeder dood is. Spectrum (2023)

23 Still uit Hoe beantwoord je de vraag: ‘vertel eens iets over jezelf?’, Intermediair

26 ditismbo.nl

27 Hendrik de Kok, ditismbo.nl

29 Stichting Echt Gebeurd

32 Chat GPT

35 Deltion College, Hogeschool Windesheim

37 Dall-E

41 Joris van Casteren, De mensheid zal nog van mij horen. De Bezige Bij (2024)

43 Cock Grandia, Jentine Bogerd-Grandia, Had ik jouw gebruiksaanwijzing maar. Ark Media (2024)

44 Nienke Vogelzang

47 Lotte Dodion, Studio Haiku. Uitgeverij Atlas Contact (2022)

49 (b) Dilan Yurdakul, Maskerziel. Meridiaan Uitgevers (2024); (m) Dries Muus, De afwijking. Ambo | Anthos Uitgevers (2021); (o) Dai Carter, Nu of nooit. Prometheus (2022)

50 (b) Esther Walraven, Wind. Van Goor (2023); (m) Stephen King, Fairy Tale. Boekerij (2024)

53 Roosbeef, fotograaf Felix Baumsteiger

59 Still uit Hebben influencers een slechte invloed op je?, Universiteit van Nederland

61 (b) still uit Storytelling, 360talk; (o) Gijs Nillessen en Jonas van der Vlugt, Zelfverzekerd spreken – In vier stappen naar de perfecte presentatie. Boom (2023)

65 New Africa / Shutterstock

68 Dall-E

73 Kaiwut Niponkaew / Shutterstock

74 GoodStudio / Shutterstock

82 Still uit Motivatiespeech, Mark Tuitert

84 Nick J. Swarth / Sander Neijnens, https://www.cupudo.nl/plekgedichten/

87 Alones / Shutterstock

89 (b) Diederik de Geus, Niets is wat het lijkt. Alfabet Uitgevers (2024); (m) Carrie & Eddie, De pindakaasmoord. Ambo|Anthos Uitgevers (2023); (o) Maren Stoffels, Escape Room Leopold (2017)

90 (b) Ish Ait Hamou, Het moois dat we delen. Uitgeverij Manteau (2019); (m) Suzanne Collins, De Hongerspelen I. Van Goor (2020)

93 Hannah Mae & Maksim

97 AJP / Shutterstock

99 DPG Media

103 JoyNik / Shutterstock

104 Kunstmuseum, Den Haag

119 Bruggedicht in Rotterdam van Daniël Dee, ontwerp Bart Oppenheimer. Zie bruggedichten.nl en dezoeknaarschittering.nl. Foto: De Zoek naar Schittering

121 Still uit De roze bril, ISK De Toekomst

123 (b) Patrick van der Jagt, Caveman. Uitgeverij Luitingh-Sijthoff (2024); (m) Mark Manson, De edele kunst van not giving a fuck. Lev. boeken (2017); (o) Astrid Holleeder, Wie praat die gaat. Lev. boeken (2024)

124 (b) Matt Haig, Middernachtbibiotheek. Uitgeverij Rainbow (2023); (m) Charlotte Brugman, Klimax. Uitgeverij Luitingh-Sijthoff (2024)

127 Still uit Myron Hamming over onderwijs, Michiel Verbeek

131 NStafeeva / Shutterstock

135 (b) Still uit Hoe ziet Nederland er over 100 jaar uit?, Universiteit van Nederland; (o) DALL-E

141 Selenophile / Shutterstock

147 Chat GPT

151 Durantelallera / Shutterstock

153 Natalya Kosarevich / Shutterstock

156 Kodinova Olena / Shutterstock / RvdV

165 (b) Mix and Match Studio / Shutterstock; (o) Kopytin Georgy / Shutterstock

169 Polar Lights 15 / Shutterstock

172 © 2024 Tucker’s Fun Factory B.V. Lenteweg 37-A, 7532 RW Enschede. www.tuckersfunfactory.nl. Alle rechten voorbehouden. Auteur: Holger Bösch, illustraties: Bernhard Skopnik, cover design: Andrea Köhrsen, lay-out kaarten & tekst: Kirsten Küsters, redactie: Tanja Mues, productie: Nicole Bienia. black stories 1: Originele titel: Black stories – 50 rabenschwarze Rätsel. Eerste uitgave in Duitsland door: moses.Verlag GmbH, Kempen 2004. Tekst en illustraties: Copyright © moses.Verlag GmbH, 2004

188 Denis Gorelkin / Shutterstock

203 Chat GPT

206 Sushi Illustration / Shutterstock

212 Chat GPT

251 Microsoft Copilot

254 Fotograaf: Nik Lijnis Huffenreuter, cco010

275 Stills uit ‘Zonder taal kom je nergens’, The Inburgerking, OPEN Rotterdam.

aan het denken zetten 134, 209, 267 aanhalingsteken 237 aantekeningen maken 238 actief luisteren 29, 171 activeren 134, 209, 267 advertentie 101, 244 afkorting 239 afstemmen op doel gesprek voeren 177, 179, 181, 183, 185

schrijven 134, 209, 267 spreken 197 afstemmen op publiek gesprek voeren 163, 171, 174 schrijven 139, 209, 215, 265 spreken 198 afzender 112

AI gebruiken informatie zoeken 36, 146 vraag (prompt) stellen 36, 146 alinea 128

amuseren 134, 209, 267 argument 197 autobiografie 15

betrouwbaarheid 112-113 beurt wisselen 169 bijvoeglijk naamwoord 231 bijwoord 218 boekenclub 51 bron 112

centraal examen 258 cirkels van gedrag 163 contact maken 159 conclusie 213, 265 contact maken 159 conventies (zakelijke e-mail) 99, 242 cv 117, 250 dagboek 40 deelonderwerp 128, 210 dubbele punt 237

examentraining 254-277

feedback geven 220 feedback ontvangen 167, 185 feedback vragen 153, 220-221 feit 113 filterbubbel 74-77 formele taal gesprekken voeren 174 schrijven 215 spreken 198 functioneringsgesprek 185

gebruiksaanwijzing 42 gedrag 163 genre 17 gesloten vraag 13, 173 gesloten houding 165

gesprek voeren 156-187

afstemmen op doel 177, 179, 181, 183, 185 afstemmen op publiek 163, 171, 174

beurt wisselen 169 contact maken 159 gesprek beginnen 158-161 houding en gedrag 162-167 luisteren 29, 165, 171 smalltalk 160 taalgebruik 174 vragen stellen 13, 173 gespreksdoel 177, 179, 181, 183, 185 gesprekstechniek 168-175 gesprekstype 176-185

haiku 47 hoofdgedachte 127, 210, 265 hoofdletter 235 hoofdzaak 238

informatie beoordelen 112-113

informatie kiezen 148 informatie zoeken 146-147 informele taal gesprekken voeren 174 schrijven 215 spreken 198 informeren 134, 197, 209, 267 inleiding 213, 265 instellingsexamen 256 instructietekst 95, 240 instrueren 134, 267 intensief lezen 259 kern 213, 265 klachtgesprek 179 komma 237

koppelteken 233 kritisch lezen 113

leesautobiografie 15 leesteken 237 lezen (examen) 259 lichaamstaal 165 luisteren (examen) 274 luisteren (gesprek voeren) 29, 165, 171

meervoudsvorm 223 mening 113

middenstuk 213, 265 mindmap 149 motivatiespeech 82

onderwerp 127, 210, 265 open houding 165 open vraag 13, 173 overtuigen 134, 197, 267

pantoum 78 persoonlijk verhaal (spreken) 201 persoonsvorm 225-227 tegenwoordige tijd 225

— verleden tijd 227 presenteren (zie spreken) 188-205 professioneel gedrag 167 punt (leesteken) 237 punt (presenteren) 195

samenhangend verhaal 197 samenstelling 233 schrijfproces 208-221 voorbereiden 210-213

— schrijven 214-219 evalueren 220-221

register schrijven 206-253

afstemmen op publiek 139, 209, 215, 265 afstemmen op doel 134, 209 boodschap 210 feedback 220

taalverzorging 222-237 tekstopmaak 221 tekststructuur 213

tekstvorm 209, 238-251 verbanden aangeven 216 — verwijzen 218 schrijven in stappen 208

signaalwoord 216, 267 slot 213, 265 smalltalk 160 sollicitatiebrief 115, 248 sollicitatiegesprek 183 spoken word 127 spreekdoel 197 spreektechnieken 200-203 spreken 188-205

— afstemmen op doel 197 — afstemmen op publiek 198 — je punt maken 195 — jezelf zijn 190-193 — ontspannen tijdens je presentatie 192

— ontspannen voor je presentatie 191 — persoonlijk verhaal 201

— vragen beantwoorden 202 standpunt 197 sterk werkwoord 227

taalverzorging 222-237 tekstdoel 134, 209, 267 tekstopmaak 221 tekststructuur 213, 265 tekstvorm 209, 238-251 telefoongesprek 176-177 toon 215 trefwoord 147 tussenklank 233 ’t sexy fokschaap 227 uitroepteken 237

vaktaal 174, 215 verband 216, 267 verbindingsstreepje 233 verkennend lezen 259 verslag 246 vervolgvraag 39, 173 verwijswoord 218 voltooid deelwoord 229, 231 voornaamwoord 218 voortgangsgesprek 185 vraaggesprek 181 vraagteken 237 vragen beantwoorden 202 vragen stellen 13, 173

werkwoordspelling 224-229

zakelijke e-mail 99, 242 zoekend lezen 259 zoekterm 147 zwak werkwoord 227

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Auteursrecht ten aanzien van tekst- en datamining en machinelearning is nadrukkelijk voorbehouden.

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

Boekverzorging

René van der Vooren, Amsterdam

Beeldinkoop

Imago Mediabuilders, Amersfoort

isbn 978 90 3726 886 7 boomberoepsonderwijs.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.