Cursus:
Plan van aanpak voor zelfredzaamheid
> Inhoud > > > > > > > > > > > > >
Over deze cursus 3 Een plan opstellen 6 De doelgroep 13 Zelfredzaamheid 15 Reflectie 19 Theoriebron 1: Methodisch werken 21 Theoriebron 2: SMART 23 Theoriebron 3: Ontwikkelingsfasen van kinderen 24 Theoriebron 4: Zelfredzaamheid van kinderen 26 Theoriebron 5: Evalueren 29 Werkmodel: Samenwerkingscontract 30 Werkmodel: Activiteitenformulier 31 Beoordelingsformulier 35
Colofon Uitgeverij
Edu’Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail: info@edu-actief.nl Internet: www.edu-actief.nl
Auteurs Betty Engelsma en Edu'Actief en ROC Mondriaan Titel Plan van aanpak voor zelfredzaamheid Vormgeving Binnenwerk: DBD design / Ruurd de boer, omslag: Tekst in Beeld / Hubi de Gast ISBN Copyright
978 90 3720 371 4 © 2012 Uitgeverij Edu’Actief b.v.
Eerste druk/achtste oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
> Over
deze cursus
In deze cursus maak je kennis met het opzetten van een plan van aanpak. Daarnaast maak je kennis met de doelgroepen: peuter, kleuter en schoolkind. In deze cursus zet je ook zelf een activiteitenplan op om de zelfredzaamheid bij jonge kinderen te vergroten.
Doelstellingen • • • •
Je kunt een omschrijving geven van het werk van de onderwijsassistent of pedagogisch werker. Je kunt een plan van aanpak opzetten op basis van een gegeven format. Je kunt uitleggen wat het belang is van zelfredzaamheid ontwikkelen. Je kunt een activiteitenplan opzetten voor een kind dat tot grotere zelfredzaamheid leidt.
Beoordeling Je wordt op verschillende punten beoordeeld. Kijk voor deze punten achter in dit boek. Belangrijke punten bij de beoordeling zijn: • actieve deelname aan de lessen • afgeronde processtappen voor het maken van het plan van aanpak en het werkmateriaal • nette uitwerking van de opdrachten • een correct plan van aanpak • extra: een folder over zelfredzaamheid.
Je toekomstige collega Naam:
Jildert de Groot
Werkzaam bij:
Basisschool De Boldert
Medewerkers:
8 leerkrachten, 2 onderwijsassistenten, een directeur
Werkzaam als:
Onderwijsassistent
Soort werkzaamheden:
De leerkracht ondersteunen bij handvaardigheidlessen, lezen met kinderen die daar moeite mee hebben, zorgen dat er bij lessen voldoende materialen zijn.
Over de werkomgeving:
Het team waarmee ik werk is erg leuk. We hebben altijd veel lol met elkaar. Ons gebouw is eigenlijk te klein. Dat komt omdat onze school is gegroeid.
Wat is leuk aan je werk:
De kinderen in de onderbouw vind ik hartstikke leuk, die hebben altijd van die prachtige verhalen. Laatst zei zo’n onderbouwer tegen mij: “Ik vind je de allerliefste meester.” Nou, dan is mijn dag weer goed.
Grootste blunder:
Ik was laatst lekker bezig met een groepje leerlingen waardoor ik de tijd helemaal vergat. De ouders stonden op het schoolplein maar te wachten.
Waar werk je aan:
Een opzet maken voor een ouderavond. Deze opzet maak ik samen met een collega.
© Uitgeverij Edu'Actief b.v.
3
Beroepsproduct 1: Plan van aanpak Dit beroepsproduct inleveren voor: In tweetallen stel je een plan van aanpak op voor een kind uit je stage of omgeving. Het plan van aanpak moet beschrijven hoe zelfredzaamheid bevorderd kan worden. Als je geen stage loopt of geen kind in je omgeving kent, kun je in overleg met je docent de onderstaande casus gebruiken: Casus: Jan Jan is 2,5 jaar en net wakker geworden uit zijn middagslaapje. Hij doet verwoede pogingen om zijn sokken aan te trekken. Annet, een van de groepsleidsters van Jans groep, wil hem helpen. Marion, haar collega, zegt tegen Annet dat Jan het zelf wel kan. Annet vindt het zielig voor Jan, want hij is er al een tijdje mee bezig. Zij vindt dat zeker jonge kinderen nog geholpen moeten worden. Annet ergert zich aan de ‘harde’ aanpak van Marion. Ze werkt nog maar kort samen met Marion, die al heel wat jaren ervaring heeft, waardoor Annet haar ergernis niet bespreekbaar durft maken. In de werkbespreking met leidinggevende Kuldeep komt het toch aan de orde. Marion met haar stokpaardje: wat kinderen zelf kunnen, moeten ze ook zelf doen, want dat geeft ze zelfvertrouwen. En Annet met haar mening dat in de kinderopvang ook ruimte moet zijn voor ‘lekker verwennen’. Om hier uit te komen, bedenkt Kuldeep dat ze samen voor Jan een plan van aanpak moeten schrijven waarin ze aangeven hoe ze zijn zelfredzaamheid kunnen stimuleren bij aankleden. Processtappen • Maak een taakverdeling en een planning. • Kies een kind en een onderwerp waarin zelfredzaamheid bevorderd kan worden. • Maak een ontwerp van je plan van aanpak volgens de stappen van de cyclus van methodisch werken. • Maak het plan van aanpak. Je moet elke processtap af laten tekenen door je docent, voordat je aan de volgende processtap begint. Eisen aan het plan van aanpak • Bouw je plan van aanpak op volgens de cyclus van methodisch werken. • Behandel in elk geval de volgende onderwerpen in je plan van aanpak: – beginsituatie Bespreek het ontwikkelingsniveau van het kind en wat het kind kan en nog niet kan met betrekking tot aankleden. In dit hoofdstuk beschrijf je ook jouw observaties. – doelen Beschrijf hier wat je wilt bereiken met de begeleiding. Doe dit SMART. – voorbereiding Beschrijf het plan van aanpak en welke voorbereidingen je moet treffen. – uitvoering Beschrijf hier welke activiteiten je gaat doen met de cliënt en wat de begeleiding inhoudt. – evaluatie – Beschrijf hier hoe je de begeleiding gaat evalueren.
4
Plan van aanpak voor zelfredzaamheid
Maak een planning voor deze cursus. Maak eerst een planning voor de beroepsproducten. Werkmodel: Cursusplanning op www.factor-e.nl
Werkmodel: Samenwerkingscontract
*Beroepsproduct 2: Werkmateriaal Dit beroepsproduct inleveren voor: Je kunt je cliënt/leerling natuurlijk geen plan van aanpak laten lezen. Maak materiaal voor het kind zodat het begrijpt wat het doel is en wat het moet doen. Je kunt denken aan werkmateriaal als: • uitlegkaarten • een werkschrift • dagritmekaarten. Processtappen • Maak een taakverdeling en een planning. • Kies hoe je werkmateriaal eruit gaat zien. • Maak een ontwerp van je werkmateriaal. • Maak het werkmateriaal. Je moet elke processtap af laten tekenen door je docent, voordat je aan de volgende processtap begint. Eisen aan het werkmateriaal • Het werkmateriaal moet aansluiten bij het niveau van het kind. • Het werkmateriaal moet aansluiten bij de leefwereld van het kind. • Het werkmateriaal moet aantrekkelijk zijn vormgegeven. • Het werkmateriaal moet voor het kind heel duidelijk zijn.
Taal • • •
Taal
Taal
Taal
Lees alle vet/cursief gedrukte woorden in deze cursus. Noteer de woorden in de woordenlijst met daarbij telkens de betekenis. Alle woorden die je tijdens deze cursus tegenkomt en niet kent, noteer je met de betekenis op de woordenlijst. Na afloop van de cursus neem je dit overzicht op in je taalportfolio.
Werkmodel: Woordenlijst op www.factor-e.nl
© Uitgeverij Edu'Actief b.v.
5
> Een
plan opstellen
Doelstellingen • • • • • •
Je kunt aangeven wat het belang is van methodisch werken. Je kunt omschrijven hoe de cyclus van methodisch werken wordt gebruikt. Je kunt een eenvoudig plan opstellen aan de hand van de cyclus van methodisch werken. Je kunt van een doelstelling zeggen of deze wel of niet SMART is. Je kunt een doelstelling SMART formuleren. Je kunt in eenvoudige gevallen een activiteit bedenken waarmee je een doelstelling kunt realiseren.
Sommige van de jongste kinderen op de school van Jildert hebben in het begin vaak heimwee. Enkele collega’s hebben daarom een plan opgesteld waarin staat hoe hier in de onderbouw mee moet worden omgegaan. Deze collega’s hebben goed over de heimwee nagedacht en daarover ook navraag gedaan bij andere scholen. Ook hebben ze ideeën van internet verzameld. Het plan van aanpak is verspreid onder de collega’s, zodat iedereen weet hoe hij hiermee moet omgaan. In alle professionele instellingen en organisaties werkt men met een plan. Het voordeel van een plan is dat je van tevoren nadenkt over hoe je het zult aanpakken. Een ander voordeel van een plan is dat alle betrokkenen op dezelfde manier omgaan met de kinderen die heimwee hebben. Als professional moet jij een plan kunnen lezen en opstellen.
Opdracht 1: Jouw opleidingsplan •
Maak een klein opleidingsplannetje voor jezelf. Doe dat door in te gaan op de volgende zaken:
Theoriebron 1: Methodisch werken
Beginsituatie Wie ben je? ______________________________________________________________________________________________________________ Wat is je vooropleiding? ____________________________________________________________________________________________ Heb je ervaring met kinderen? ___________________________________________________________________________________ Doelen Wat wil je bereiken met deze opleiding?_____________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Wat wil je behalve een vak leren met deze opleiding? _________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Wanneer is dat bereikt? _____________________________________________________________________________________________ Voorbereiding Wat heb je nodig voor deze opleiding? _______________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
6
Plan van aanpak voor zelfredzaamheid
Theoriebron 5: Evalueren
Wat kost deze opleiding? __________________________________________________________________________________________ Wanneer is de opleiding klaar? __________________________________________________________________________________ Uitvoering Wat is belangrijk bij het volgen van de opleiding? _______________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Hoe ga je zorgen dat je het haalt? ______________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Evaluatie Hoe ga je bepalen of je je doelen hebt bereikt? ___________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Wanneer doe je dat? _________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Bespreek dit plan in je groep. Ieder groepslid stelt drie vragen over je plan. Is het plan voor iedereen duidelijk? Waarom is het wel of niet duidelijk? _______________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
Opdracht 2: Methodisch werken Op basisschool De Boldert wil men een plan van aanpak maken over hoe om te gaan met kinderen met heimwee. Dat wil men doen volgens de cyclus van methodisch werken. •
Een van de collega’s heeft een opzet gemaakt. Vul die aan. Beginsituatie: Onderzoek waarom kinderen heimwee hebben. ____________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Doelen: Moet ik over nadenken.. _______________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Voorbereiding: Ouders betrekken, opschrijven wat we gaan doen. ______________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Uitvoeren: __________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Evaluatie: We houden elke week bij hoeveel kinderen heimwee hebben. _____ ________________________________________________________________________________________________________________________________
Opdracht 3: De cyclus van methodisch werken Op basisschool De Boldert heeft een ander team voor de onderbouw een plan van aanpak opgesteld om kinderen met dyslexie te begeleiden.
© Uitgeverij Edu'Actief b.v.
7
•
Noteer hieronder achter elke activiteit om welk onderdeel van de cyclus van methodisch werken het gaat. Alle betrokken collega’s informeren. __________________________________________________________________________ Een plan schrijven. ____________________________________________________________________________________________________ Een avond met ouders organiseren. ___________________________________________________________________________ Inventariseren om welke kinderen het gaat. _______________________________________________________________ Het plan op papier zetten en uitwerken. ____________________________________________________________________ Kinderen extra aandacht geven met lezen. _________________________________________________________________ De ervaringen met ouders bespreken. ________________________________________________________________________ Achtergronden over dyslexie zoeken. _________________________________________________________________________ Met een deskundige praten. _____________________________________________________________________________________ Geld voor speciale leermiddelen aanvragen bij de directie. __________________________________________
Opdracht 4: Plannen Het is belangrijk om het plan van aanpak goed voor te bereiden. In deze voorbereidingsfase stel je vast wat het doel is van het plan van aanpak en welke activiteiten je wilt gaan doen met de cliënt/doelgroep. •
Beschrijf in de volgende tabel wat je allemaal moet voorbereiden voor het plan van aanpak op basisschool De Boldert over hoe kinderen met dyslexie begeleid moeten worden. Je kunt hiervoor onder andere de gegevens gebruiken uit opdracht 3. Planningsschema Welke personen zijn betrokken bij het plan van aanpak? Hoe ga je deze mensen inlichten over het plan? Wie begeleidt de activiteiten en de deelnemers?
Wie heeft de leiding bij de uitvoering?
Welk materiaal en welke middelen heb je nodig bij de uitvoering van je plan van aanpak? Wanneer ga je het plan van aanpak uitvoeren?
Waar ga je het plan van aanpak uitvoeren?
Wat zijn overige opmerkingen en aandachtspunten?
8
Plan van aanpak voor zelfredzaamheid
Opdracht 5: Persoonlijke doelstellingen Voor een plan heb je een doel nodig. Wat is jouw persoonlijke plan? •
Formuleer voor jezelf enkele doelstellingen die je wilt nastreven. Vraag je groepsgenoten je te adviseren voor de kolom 'Wat moet ik doen?'. Persoonlijke doelen van: _________________________________________________________________________
Wat wil ik bereiken?
Wat moet ik doen?
Wanneer?
Mijn doelstelling voor wonen:
Mijn doelstelling voor vrije tijd:
Mijn doelstelling voor relaties en contacten:
Mijn doelstelling voor leren en vorming:
Š Uitgeverij Edu'Actief b.v.
9
Opdracht 6: Doelen en acties Als je de doelen hebt geformuleerd, is het tijd om te bedenken hoe je die doelen kunt vertalen in actie. Op de volgende bladzijde staan enkele doelen en enkele acties. •
Trek een lijn tussen het doel en de actie die erbij hoort.
Opdracht 7: SMART Doelen die je formuleert moeten duidelijk zijn. Iedereen moet begrijpen wat je ermee bedoelt. Deze doelen moeten voldoen aan de SMART-formule. •
Theoriebron 2: SMART
Noteer waar de letters S, M, A, R en T voor staan. S = ___________________________________________________________________________________________________________________________ M = _________________________________________________________________________________________________________________________ A = _________________________________________________________________________________________________________________________ R = ___________________________________________________________________________________________________________________________ T = __________________________________________________________________________________________________________________________
•
Formuleer de onderstaande doelstellingen opnieuw zodat deze SMART zijn. Ik wil een leuke baan. _______________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ De kinderen moeten het naar hun zin hebben.____________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Ik wil in de eerste periode van mijn studie vier toetsen met een voldoende halen. __________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
10
Plan van aanpak voor zelfredzaamheid
Bedoeling en doelstelling Er is een groot verschil tussen ‘Het is mijn bedoeling om een diploma PW te halen’ en ‘In 2012 haal ik mijn diploma PW’.
Opdracht 8: SMART of niet SMART? •
Hieronder staan enkele doelstellingen. Geef aan of ze SMART zijn geformuleerd. S ja/nee/?
M ja/nee/?
A ja/nee/?
R ja/nee/?
T ja/nee/?
Ik word goed in volleybal. Als ik van school kom, heb ik een baan waarmee ik per maand € 4.000,- verdien. Bij de volgende toets van Nederlands ga ik geen enkele spellingfout maken. Binnen een maand heb ik alle achterstand in de studie weggewerkt. Volgende week organiseren wij een bijeenkomst voor senioren waarvan na afloop 80% van de deelnemers zegt dat het voor herhaling vatbaar is. Voor de activiteitenmiddag maak ik binnen twee weken geld vrij bij de gemeente.
Opdracht 9: Doelen formuleren Jildert en zijn collega maken een opzet voor een ouderavond. • Formuleer drie doelstellingen volgens de SMART-formule voor deze ouderavond. 1. ______________________________________________________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________________________________________________________ 2. ______________________________________________________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________________________________________________________ 3. ______________________________________________________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________________________________________________________
Opdracht 10: Persoonlijke doelen SMART formuleren •
Noteer je persoonlijke doelen uit opdracht 7 volgens de SMART-methode. Wat wil ik bereiken?
Doelstelling SMART geformuleerd
Mijn doelstelling voor wonen:
© Uitgeverij Edu'Actief b.v.
11
Wat wil ik bereiken? Mijn doelstelling voor vrije tijd:
Mijn doelstelling voor relaties en contacten:
Mijn doelstelling voor leren en vorming:
12
Plan van aanpak voor zelfredzaamheid
Doelstelling SMART geformuleerd
> De
doelgroep
Doelstellingen • • • •
Je kunt een beknopte omschrijving geven van de doelgroepen: peuters, kleuters en jonge schoolkinderen Je kunt de ontwikkelingsfasen van een kind beknopt beschrijven. Daarbij gebruik je begrippen als 'motorische ontwikkeling', 'cognitieve ontwikkeling' en 'sociaal-emotionele ontwikkeling'. Je kunt de belangrijkste kenmerken van de peuters, kleuters en jonge schoolkinderen aangeven. Je kunt de rol van ouders en opvoeders benoemen bij de ontwikkelingstaken.
Opdracht 11: De doelgroep In de kinderopvang en in de onderbouw van de basisschool kom je verschillende doelgroepen tegen. Bijvoorbeeld peuters, kleuters en jonge schoolkinderen. •
Geef een omschrijving van de drie doelgroepen en noteer wat volgens jou kenmerken zijn van deze doelgroepen.
Theoriebron 3: Ontwikkelingsfasen van kinderen
Peuter _____________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Kleuter _____________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Jong schoolkind ________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
Opdracht 12: Je eigen ontwikkeling •
Probeer te achterhalen hoe jouw eigen ontwikkeling is verlopen. Vraag je ouders/verzorgers hoe je mijlpalen verliepen. Je kunt de tabel aanvullen met mijlpalen die je zelf belangrijk vindt. Mijlpaal
Wanneer?
Hoe ging het?
Voor het eerst lopen Plassen op het potje Wisselen van het melkgebit Eerste schooldag Veterstrikken
© Uitgeverij Edu'Actief b.v.
13
Opdracht 13: Ontwikkeling en mijlpalen •
Plaats onderstaande mijlpalen in de ontwikkeling van een kind in de tabel. zitten, kruipen, lopen, klimrek, sporten, eigen wil, hechten aan ouders, kunnen inleven in een ander, samenwerken, klanken herkennen, zinnetjes gebruiken, voorwerpen bij elkaar zoeken, fantasie en realiteit scheiden. Ontwikkelingsgebied Æ Ontwikkelingsfase
Motorische ontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Baby
Peuter
Kleuter
Jong schoolkind
•
Bedenk meer mijlpalen in de ontwikkeling van het kind. Ook deze noteer je in de tabel.
14
Plan van aanpak voor zelfredzaamheid
> Zelfredzaamheid Doelstellingen • • • • • • •
Je kunt aangeven wat het belang is van zelfredzaamheid bij kinderen. Je kunt van een aanpak zeggen of dit de zelfredzaamheid bevordert of niet. Je kunt beschrijven wat de rol van activiteiten is bij zelfredzaamheid ontwikkelen. Je kunt enkele activiteiten bedenken die de zelfredzaamheid vergroten. Je kunt aangeven wat het belang van zelfvertrouwen is in de ontwikkeling van een kind. Je kunt van gedrag aangeven of dat het zelfvertrouwen vergroot. Je kunt tips geven om het zelfvertrouwen van een kind te versterken.
Opdracht 14: Aanpak in het verkeer •
Lees de volgende drie verkeerssituaties en beschrijf wat je vindt van de aanpak.
Drie verkeerssituaties A. Een jongen houdt zijn kleine broertje bij de hand. De kleuter let op alles behalve op het verkeer. De grote broer trekt aan hem en zegt: “Nu vlug, oversteken!” Nog achteromkijkend naar een hond laat de kleine jongen zich meeslepen. C. Een sinds kort visueel gehandicapte vrouw, die bijna niets meer ziet, oefent met haar begeleider bij het oversteken. Ze beweegt de roodwitte stok aarzelend langs de stoeprand. “Zeg jij het alsjeblieft. Kunnen we over?”, vraagt ze onzeker. “Ik zeg niets”, zegt de begeleider. “Je moet het nu zelf weten.”
B. Een moeder brengt haar zoontje naar school. Hij moet een drukke weg oversteken. “Zeg jij nu eens wanneer we kunnen oversteken”, zegt de moeder. Het kind zegt een poosje later dat het kan. “Heb je goed gekeken? Ook naar die kant?”, vraagt moeder, terwijl ze wijst naar een naderende fietser. Ze overleggen en vinden vervolgens dat even later de kust veilig is. “Je kunt het nu bijna alleen”, prijst de moeder hem.
A. _________________________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________________________ B. __________________________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________________________ C. _________________________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________________________ •
Bespreek je mening in je groep. Over welke aanpak verschillen jullie van mening?
© Uitgeverij Edu'Actief b.v.
15