FORUM Geschiedenis leerboek havo/vwo 2

Page 1


FO R U M GESCHIEDENIS

ONDERBOUW HAVO / VWO 2

Auteurs

Arie Wilschut

Dick van Straaten

Marcel van Riessen

Digitaal

Frans van Baal

Marieke van Straaten

Bram Schröder

Ingher Kee

Robin van Rossum

FORUM

Geschiedenis

Onderbouw havo /vwo

Leerboek —  deel 2

Boom voortgezet onderwijs

© 2022 Boom voortgezet onderwijs, Groningen, The Netherlands

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijke verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl).

Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting­pro.nl).

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

Verantwoording illustraties en tekstfragmenten

De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden van de illustraties en bronteksten in deze publicatie te bereiken. Mocht u desondanks menen dat uw rechten niet zijn gehonoreerd, dan kunt u contact opnemen met de uitgever.

Bureauredactie Pieter de Blok, Zwolle

Beeldredactie Roel Kooister, Amsterdam

Boekverzorging René van der Vooren, Amsterdam

Beeldinkoop Imago Mediabuilders, Amersfoort

isbn 978 94 6442 013 5

boomvoortgezetonderwijs.nl

Inhoud

A Wat is geschiedenis ?

1 Sociale, economische en culturele verhalen over mensen 8

2 Andere tijden, andere waarden 13

B Tijdvakken — cultureel-mentaal

1 Jagers & boeren 22

2 Grieken & Romeinen 30

3 Monniken & ridders 38

4 Steden & staten 46

5 Ontdekkers & hervormers 54

6 Regenten & vorsten 62

7 Pruiken & revoluties 70

8 Burgers & stoommachines 80

9 Wereldoorlogen & crisis 90

10 Televisie & computer 100

C Onderzoeken & vergelijken

1 vergelijking — Heilige oorlogen van moslims en christenen 112

2 historisch mysterie — De grote Europese heksenjacht 124

3 historisch mysterie — De ondergang van Paaseiland 130

4 vergelijking — Kunst uit de Vroegmoderne en de Moderne tijd 136

5 historisch mysterie — De Holocaust 150

6 door de tijd heen — Mens & dier 156

Naslag

Gegevens over afbeeldingen in deel B 174

Keerpunten per tijdvak 178

Begrippen 180

Wat is geschiedenis ?

Andere tijden, andere waarden 2

Bij geschiedenis moet je niet alleen leren wat er vroeger gebeurd is. Je moet ook zelf dingen doen. Vergelijkingen maken bijvoorbeeld, zodat je kunt zien wat er veranderd is en wat hetzelfde is gebleven. Door goed te kijken naar bronnen kun je uitmaken wat er waar is en wat niet. In dit leerjaar leer je rekening te houden met de waarden van mensen uit verschillende tijden.

Historisch denken

In het opdrachtenboek van deel 1 van Forum had elk tijdvakhoofdstuk een deel over ‘Historisch denken’. Ook in deel 2 staan zulke stukken. Wat is historisch denken eigenlijk?

Historisch denken is wat je moet doen om goede geschiedenis te krijgen. Goede geschiedenis bestaat bijvoorbeeld uit verhalen die kloppen, dingen die echt gebeurd zijn — geen dingen die mensen zomaar hebben verzonnen. Vorig jaar heb je geleerd dat je daarvoor betrouwbare bronnen moet gebruiken: bronnen waarvan je weet dat ze de waarheid spreken en niet vervalst zijn. Je hebt ook geleerd hoe je kunt beoordelen of bronnen betrouwbaar zijn. Dat doe je door te letten op degene die de bron gemaakt heeft. Hoe was die aan informatie gekomen? En wat wilde de schrijver van een tekst eigenlijk bereiken? Waarom heeft een schilder zijn schilderij zó gemaakt?

Je hebt vorig jaar ook geleerd dat er ongeschreven en geschreven bronnen zijn en dat je uit geschreven bronnen meer te weten kunt komen dan uit ongeschreven bronnen. Je hebt geleerd dat er bewijzende en beschrijvende bronnen zijn. Ook daarmee kun je verschillende dingen doen.

Je krijgt ook goede geschiedenis door niet alleen te letten op veranderingen en nieuwe dingen. Er zijn ook altijd dingen die hetzelfde blijven. Die vallen

Een VOC­aandeel is een bewijzende bron.

Het dagboek van Anne Frank is een beschrijvende bron.

misschien minder op, maar ze zijn niet minder belangrijk. Zo kwamen er in tijdvak 4 steden met handel en ambacht, maar de meeste mensen bleven leven als boeren op de landgoederen van grootgrondbezitters. Als iets hetzelfde blijft, noem je dat continuïteit. Als je daar niet op zou letten, zou je

vergeten dat het grootste deel van de mensen eeuwenlang boeren waren.

Je kunt erachter komen wat er veranderd is of hetzelfde is gebleven door tijden met elkaar te vergelijken. Zo kon je in deel 1 zien dat er vóór en ná de Industriële Revolutie veel kinderarbeid was. Dat veranderde niet. Wat wél veranderde, was dat mensen het steeds vaker afkeurden dat kinderen werkten. Daardoor werd aan het eind van de negentiende eeuw in Europa de kinderarbeid verboden. Dat was een belangrijke verandering. In sommige arme landen bestaat kinderarbeid tegenwoordig nog steeds.

Waarden

Dit jaar leer je een paar nieuwe dingen waarmee je goede geschiedenis kunt krijgen. In andere tijden vonden mensen andere dingen belangrijk dan tegenwoordig. Als je daar geen rekening mee houdt, vind je mensen van vroeger misschien alleen maar ‘raar’ of ‘achterlijk’. Dat helpt niet om het verleden goed te begrijpen. En dus ook niet om goede geschiedenis te krijgen.

Dingen die mensen belangrijk vinden, zijn voor hen veel waard. Zulke dingen noem je waarden. Mensen hebben er veel voor over. Een voorbeeld van een waarde is eerlijkheid. Als dat voor jou een belangrijke waarde is, zul je altijd veel moeite doen om eerlijk te zijn, ook al is het soms moeilijk om ergens eerlijk voor uit te komen. Een ander voorbeeld is vriendschap. Als je dat belangrijk vindt, zul je niet alleen moeite doen om vrienden te krijgen, maar ook om ze te houden. Dat kan door zó met je vrienden om te gaan, dat ze het ook fijn vinden om jouw vriend of vriendin te blijven.

Veel waarden gaan over hoe je met andere mensen omgaat. Omdat mensen verschillende waarden hebben, gaat dat niet altijd vanzelf goed. Als iemand rijkdom bijvoorbeeld een belangrijke waarde vindt, zal hij alles doen om rijk te worden. Dat kan soms ten koste gaan van andere mensen.

komen. Wat is belangrijker: voor iedereen dezelfde regels laten gelden, of mensen vrij laten om zelf te kiezen? Moet iedereen zijn jas uit in de klas (gelijkheid), of mag je dat zelf weten (vrijheid)?

Waarden van vroeger en nu

Vroeger vonden mensen vaak andere dingen belangrijk dan tegenwoordig. Zo was huwelijkstrouw vroeger vaak een belangrijke waarde. Het was een schande als getrouwde mensen van elkaar scheidden. En seks hebben en kinderen krijgen zonder getrouwd te zijn, dat kon helemáál niet. In alle tijdvakken is godsdienst een belangrijke waarde geweest. Veel mensen vonden de godsdienst belangrijker dan een mensenleven. Daarom zijn er

Soms zijn waarden in strijd met elkaar. Als je bijvoorbeeld gelijkheid van mensen belangrijk vindt, maar vrijheid ook, dan kun je daarmee in de knoop Vaderlandsliefde was vroeger een belangrijke waarde.

bloedige godsdienstoorlogen gevoerd waarin miljoenen mensen werden vermoord omdat ze de ‘verkeerde’ godsdienst hadden. Tegenwoordig vinden we dat soms moeilijk te begrijpen. Toch moet je bij geschiedenis proberen het gedrag van andere mensen uit te leggen. Vooral als het iets is wat je zelf nooit zou doen.

Als je begrijpt waarom iemand iets deed, betekent dat nog niet dat je het ermee eens bent — dat je het goedkeurt. Maar het is makkelijk genoeg om alles van vroeger belachelijk te vinden. Iets begrijpen is moeilijker. Zorgvuldig zijn kost nu eenmaal meer moeite dan zomaar wat roepen. Bedenk zelf maar of zorgvuldigheid voor jou een belangrijke waarde is.

Waarden en normen

Als een waarde echt belangrijk voor je is, zul je je daar ook naar gedragen. Als je bescheidenheid belangrijk vindt, ga je niet lopen opscheppen. Als verdraagzaamheid een belangrijke waarde voor je is, ga je niet meteen vloeken en schelden als je het ergens niet mee eens bent, maar luister je naar wat

een ander te zeggen heeft. Als je respect voor anderen belangrijk vindt, ga je iemand niet uitlachen. Niet opscheppen, naar anderen luisteren en anderen niet uitlachen zijn normen. Normen zijn de regels waaraan je je houdt als je bepaalde waarden belangrijk vindt.

Als iedereen, of bijna iedereen, bepaalde waarden belangrijk vindt, dan houdt iedereen zich ook aan de normen die daarbij horen. Dat noem je dan normaal gedrag. Zo is het tegenwoordig normaal dat je geen dingen uit winkels steelt en dat je mensen niet discrimineert vanwege hun huidskleur of seksuele voorkeur. Doe je dat tóch, dan houd je je niet aan de normen. Dan kun je daarvoor worden gestraft.

In vroegere tijden waren andere dingen normaal dan tegenwoordig. Zo vonden edelen in de Middeleeuwen het normaal dat horigen hard voor hen verwerkten. In veel landen vonden vorsten het normaal om krijgsgevangenen, of soms zelfs hun eigen onderdanen, als slaaf aan anderen te verkopen. Nu lijkt dat vreemd. Maar hoe zouden mensen over 300 jaar naar onze tijd kijken? Nu vinden we het normaal om dieren te slachten om hun vlees te eten, en dat sommige mensen wel tien keer zo veel verdienen als anderen. Misschien vinden de mensen die later

Edelen vonden het normaal dat horigen hard voor hen werkten.

onze tijd bestuderen ons daardoor wel heel raar en achterlijk.

Als in een bepaalde tijd iedereen dezelfde waarden heeft, is het bijna onmogelijk om je niet te houden aan de normen die daarbij horen. Zo kon een edelman in de Middeleeuwen niet zeggen: ‘Ik vind het belachelijk om horigen te hebben — daar doe ik niet aan mee.’ Een man die vond dat mannen en vrouwen gelijke rechten moesten hebben, zouden de mensen vroeger een dwarsligger hebben gevonden met idiote ideeën. En wie twijfelde over het bestaan van God, kon maar beter zijn mond houden, anders liep het slecht met hem af.

Tijdvakken

Net zoals vorig jaar komen in het B­deel van dit boek de tien tijdvakken aan de orde. Dit jaar kijken we naar de cultuur van de tien tijdvakken. In het volgende overzicht zie je links de tijdvakken. Daaronder staan de belangrijkste kenmerken van elk tijdvak. De kenmerken die in het eerste deel van Forum zijn besproken, zijn lichtblauw gedrukt. De kenmerken die dit jaar worden besproken zijn donkerblauw gedrukt. De kenmerken die in het boek voor leerjaar 3 aan bod komen, zijn grijs.

Tijdvak

1

Jagers & boeren

tot 800 v. C.

v jager­verzamelaars v eerste boeren v eerste stedelijke beschavingen

Inhoud van dit tijdvak in leerjaar 1 en 2

Vorig jaar leerde je over het leven van jager­verzamelaars en de eerste boeren in dit tijdvak. Dit jaar wordt besproken waar deze mensen in geloofden: hadden ze een godsdienst? Ook kijken we naar het oude Egypte als eerste stedelijke cultuur.

In dit boek stellen we deze vragen over dit tijdvak

Waarin geloofden de jagers, de eerste boeren en de eerste stadsbewoners? Hadden ze een godsdienst?

2 Grieken & Romeinen

800 v.C. – 500 n.C.

v Griekse stadstaat v klassieke stijl v Romeinse wereldrijk v Romeinen en Germanen v jodendom en christendom

Vorig jaar leerde je over het grote Romeinse wereldrijk en het leven van rijke en arme Romeinen, onder andere de slaven. Dit jaar komen ook de Grieken aan bod. We kijken naar de godsdienst van Grieken en Romeinen, en naar een nieuwe godsdienst: het christendom.

Wat leerden de Romeinen van de Grieken? Waar geloofden Grieken en Romeinen in? Waarom was het christendom zo anders dan het Grieks­Romeinse geloof?

Tijdvak

3

Monniken & ridders

500 – 1000

v Europa wordt christelijk

v de islam

v hofstelsel en horigheid v feodaliteit

Inhoud van dit tijdvak in leerjaar 1 en 2

Vorig jaar leerde je hoe horige boeren leefden op de domeinen van grootgrondbezitters. Dit jaar kijken we naar twee belangrijke godsdiensten in dit tijdvak: het christendom, en een nieuwe godsdienst die daarnaast ontstond: de islam.

In dit boek stellen we deze vragen over dit tijdvak

Wat was de invloed van christendom en islam op het denken en doen van mensen?

4

Steden & staten

1000 – 1400

v opkomst van handel en ambacht

v steden met stadsrecht

v strijd tussen kerk en staat v de kruistochten

v begin van staten

Vorig jaar leerde je hoe steden ontstonden met burgers die leefden van handel en ambacht. Nu gaat het over het geloof van die burgers: de machtige christelijke kerk, die ruzie maakte met de keizer, die ketters vervolgde en kruistochten organiseerde.

Waarom kwam er een machtsstrijd tussen de paus en de keizer? Waarom voerden de christenen oorlog tegen mensen met een andere godsdienst?

5

Ontdekkers & hervormers

1400 – 1600

v ontdekkingsreizen

v Renaissance

v nieuwe wetenschappelijke belangstelling

v Reformatie

v Nederlandse Opstand

Vorig jaar ging het over de reizen die Europeanen maakten naar andere werelddelen. Nu gaat het over vernieuwingen in de wetenschap en kunst, en over een grote scheuring in de christelijke kerk.

Wat waren de hervormingen in de kunst, de wetenschap en de kerk?

Tijdvak

6

Regenten & vorsten 1600 – 1700

v absolutisme

v Gouden Eeuw

v handelskapitalisme en wereldeconomie

v wetenschappelijke revolutie

Inhoud van dit tijdvak in leerjaar 1 en 2

Vorig jaar leerde je over de handel en rijkdom in de Nederlandse Republiek. Je leerde ook al over de schilderkunst. Dit jaar kijken we verder naar de kunst in deze tijd, en ook naar de verdere ontwikkeling van de wetenschap.

In dit boek stellen we deze vragen over dit tijdvak

Wat werd er in de wetenschappelijke revolutie ontdekt? Waarom heet dit tijdvak in Nederland een ‘Gouden Eeuw’?

7 Pruiken & revoluties

1700 – 1800

v de Verlichting

v verlicht absolutisme

v plantages en slavernij v democratische revoluties

Vorig jaar ging het over de transAtlantische slavenhandel, de plantages en de afschaffing van de slavernij. Dit jaar kijken we naar de gedachten van Europeanen die achter die afschaffing zaten: redelijk denken, je verstand gebruiken.

Welke gevolgen had het kritische denken, behalve de afschaffing van de slavernij?

8 Burgers & stoommachines 1800 – 1900

v Industriële Revolutie v sociale kwestie v modern imperialisme v emancipatiebewegingen v democratisering v politieke stromingen

Vorig jaar leerde je hoe door de Industriële Revolutie het leven ingrijpend veranderde. Ook zagen we hoe Europa toen grote delen van de wereld bezette als koloniën. Nu kijken we naar de problemen van gewone mensen in Europa en hoe zij probeerden een beter leven te krijgen.

Welke groepen streefden naar gelijke behandeling? Wat deden zij om het beter te krijgen?

vroegmoderne

Tijdvak

9

Wereldoorlogen & crisis

1900 – 1950

v massaorganisatie

v totalitaire systemen

v economische wereldcrisis

v Eerste en Tweede Wereldoorlog

v volkenmoord

v Duitse bezetting van Nederland

v totale oorlog

v nationalisme in koloniën

Inhoud van dit tijdvak in leerjaar 1 en 2

Vorig jaar leerde je over de economische crisis in de industriële landen waardoor miljoenen mensen werkloos werden. Je hebt al geleerd dat veel van hen op Hitler stemden. Zo kwamen massabewegingen op en een dictatuur die alles overstemde. Daar gaat het dit jaar over. En ook over de verschrikkelijke gevolgen hiervan voor de Joden.

In dit boek stellen we deze vragen over dit tijdvak

Waarom liepen mensen achter radicale leiders aan? Waarom kwamen er dictators? Hoe kon het zover komen dat geprobeerd werd een heel volk uit te moorden?

10

Televisie & computer

1950 – nu

v Koude Oorlog v dekolonisatie

v Europese eenwording v ‘jaren zestig’ v pluriforme samenlevingen

Vorig jaar leerde je hoe koloniën onafhankelijk werden van hun Europese overheersers. Daardoor kwamen soms heel wat migranten uit die gebieden naar Europa. Over migratie naar Europa leer je dit jaar, en ook over andere redenen waarom de cultuur in Europa veranderde.

Wat betekende de migratie voor de Europese samenleving? En wat veranderde er door de culturele revolutie?

Begrippen & woorden

v betrouwbare bron*

v ongeschreven bron*

v geschreven bron*

v bewijzende bron

v beschrijvende bron

v verandering

v handel*

v ambacht*

v grootgrondbezit*

v continuïteit

v Industriële Revolutie*

v waarde

v huwelijkstrouw

v godsdienstoorlog

Woorden met * heb je eerder gehad in het eerste leerjaar

v bescheidenheid

v verdraagzaamheid

v respect

v norm

v normaal gedrag

v discriminatie

v seksuele voorkeur

v edele*

v horige*

v slaaf*

v tijdvak*

v cultuur*

Tijdvakken

Cultureel-mentaal

Wereldoorlogen & crisis

v Massaorganisatie

v Totalitaire systemen

v Volkenmoord

Vorig jaar leerde je over de economische crisis in dit tijdvak. Werkloosheid was vaak een ramp die tot armoede leidde. Als mensen onzeker worden over hun bestaan, zoeken ze op allerlei manieren naar een uitweg. Waarom liepen mensen achter radicale leiders aan? Waarom kwamen er dictators?

En hoe kon het zover komen dat geprobeerd werd een heel volk uit te moorden?

A — Massaorganisatie

Op de foto zie je een grote openluchtbijeenkomst van de Nationaal­Socialistische Beweging (NSB) in Nederland. De NSB was in 1931 opgericht. Elk jaar hield deze beweging zo’n grote bijeenkomst, met veel vlaggen en vaandels, en marsmuziek van muziekkorpsen. Vooral de leider van de NSB, Anton Mussert (1894–1946), hield er vlammende toespraken. Zulke toespraken werden regelmatig onderbroken door luide toejuichingen van de toehoorders.

Aan de 38 meter hoge vlaggenmast waait een enorme Nederlandse vlag. De NSB was heel nationalistisch : zij wilde van Nederland een sterk land maken en van de Nederlanders een sterk volk. De NSB vond dat één leider daarvoor alle macht moest hebben: Anton Mussert.

Niet alleen de NSB hield van vaandels, optochten en grote bijeenkomsten. Op afbeelding 2 zie je links rooms­katholieken en rechts socialisten bezig met optochten. Bijna alle Nederlanders waren in deze tijd massaal georganiseerd

in drie grote bewegingen: de protestantse, de roomskatholieke en de socialistische.

Wie protestants was, hoorde niet alleen bij een protestantse kerk, maar las ook een protestantse krant, stuurde zijn kinderen naar een protestantse school, was lid van een protestantse vakbond, luisterde naar de protestantse radio, sportte bij protestantse sportverenigingen, stemde op een protestantse partij, enzovoort. Hetzelfde gold voor katholieken en socialisten. Zo kwamen ze vaak alleen maar mensen tegen die hetzelfde dachten als zij zelf.

De drie grote bewegingen werden ‘zuilen’ genoemd. Het opdelen van de samenleving in drie richtingen heet daarom verzuiling. De NSB was tegen verzuiling. De NSB was een nieuw opgerichte beweging die alle Nederlanders samen wilde laten komen onder één leider.

Verzuiling was iets typisch Nederlands, massabewegingen niet. In veel Europese landen werd in deze tijd met vaandels gemarcheerd en naar toespraken van leiders geluisterd. Op afbeelding 3 zie je bijvoorbeeld de Russische leider Lenin (r. 1917–1924) een grote menigte toespreken. In dit tijdvak was het voor het eerst mogelijk massabewegingen te vormen. Door beter onderwijs konden steeds meer mensen lezen, zodat je ze kon bereiken met kranten en tijdschriften De techniek speelde een belangrijke rol. Met nieuwe druktechnieken konden affiches in kleur worden gemaakt. Omstreeks 1895 werd de film uitgevonden, dertig jaar later de geluidsfilm. Vanaf 1920 waren er radiouitzendingen. Met microfoons en luidsprekers kon je vanaf toen ook grote menigten toespreken: in grote hallen, of in de buitenlucht.

Door al deze vernieuwingen konden leiders de gedachten van grote massa’s mensen tegelijk beïnvloeden. Daar maakten ze graag gebruik van.

B — Totalitaire systemen

‘Heel Duitsland luistert naar de leider met de volksontvanger.’ Die ‘volksontvanger’ was een radiotoestel. Moderne techniek was zó sterk, dat je zelfs kon proberen alle mensen in een land op één manier te laten denken. Als je de gedachten van alle mensen totaal wilt beheersen, tot in hun dagelijkse leven, noem je dat totalitarisme

In een totalitair land mocht niemand iets anders denken dan de leider. Alleen zijn partij was toegestaan, andere partijen werden verboden. Om jonge mensen al vroeg te hersenspoelen, werden jeugdbewegingen opgericht. Op school waren er alleen lessen volgens de regels van de partij. En wie toch nog zei dat hij het ergens niet mee eens was, werd opgesloten in een gevangenis of concentratiekamp.

Totalitaire leiders stookten het volk op tegen allerlei vijanden. Dat konden tegenstanders binnen het eigen land zijn. De bevolking werd ook vaak aangepraat dat ze meer waard waren dan andere volken. Dat hoort bij nationalisme. Met een groot en sterk leger kon je de baas spelen over buur­

landen en mensen nog trotser maken op hun eigen land. Gebruik van geweld werd daarbij voorgesteld als iets goeds, want je moest ‘sterk zijn’. Het verheerlijken van geweld en het leger noem je militarisme.

Om tegenstanders bang te maken, gebruikten totalitaire leiders knokploegen in uniform die op straat rondliepen alsof ze een soort politie waren. De NSB had bijvoorbeeld de WA (Weer Afdeling) in zwarte uniformen; de Duitse nationaalsocialistische partij had de SA (Sturm Abteilung) in bruine uniformen.

Omdat veel mensen door de economische crisis geen uitweg meer zagen uit hun problemen, gingen ze geloven in de radicale ideeën van totalitaire leiders. Zo zei een werkloze Amsterdammer in een toespraak in 1937:

‘Werkloosheid, ellende. Einde augustus 1933 : 275 000 werklozen. Einde maart 1936: 430 000 werklozen. Einde februari 1937: 530 000 werklozen. Een leger van werklozen. Elke Nederlander heeft recht op arbeid en brood. Alleen het nationaalsocialisme is in staat om aan iedereen werk en brood te geven. Geef daarom aan Mussert een eerlijke kans om het arbeidende Nederlandse volk te redden. Ruim baan voor Mussert!’

In Duitsland ging het aantal stemmen op de nationaalsocialistische leider Adolf Hitler (r. 1933–1945) vanaf de crisis van 1929 met sprongen omhoog. Zo kon Hitler de dictator van Duitsland worden.

Totalitaire bewegingen hadden verschillende namen: communisme in Rusland, fascisme in Italië, en nationaalsocialisme in Duitsland. Maar de verschillen waren niet zo groot. In alle totalitaire landen was er dictatuur. Het symbool van de partij, zoals het hakenkruis van de nationaalsocialisten en de hamer en sikkel van de communisten, zag je overal. Er was een geheime politie om mensen die ‘verkeerd’ dachten op te sporen. Er was propaganda in het onderwijs, in de bioscoop, in de kranten, op de radio — overal eigenlijk. En de leider werd vereerd alsof hij een god was: Mussolini (r. 1922–1943) in Italië, Stalin (r. 1924–1953) in Rusland en Hitler in Duitsland.

C — Volkenmoord

De SA ­man op de foto heeft op een winkelruit papieren geplakt: ‘Duitsers, verdedig je!

Koop niet bij Joden!’ De Duitse nationaalsocialisten hadden een enorme hekel aan Joden. Door de Duitsers op te zetten tegen de Joden, wilden ze meer eenheid krijgen onder de Duitsers. Joden waren volgens hen geen echte Duitsers. Ze zeiden dat Joden een ‘minderwaardig ras’ waren. Als je onderscheid maakt tussen mensen vanwege hun afstamming of huidskleur, is dat racisme. Dat gaat altijd samen met discriminatie: mensen minder rechten geven, ze minachten en op hen neerkijken. Discriminatie tegen Joden wordt antisemitisme genoemd.

De nationaalsocialisten in Duitsland lieten de SA acties uitvoeren zoals op deze foto. Dat deden ze al vóór ze echt de baas waren.

Vanaf 1933 waren de nationaalsocialisten de baas. Duitsland werd een totalitair land. Toen werden ook discriminerende regels en wetten tegen Joden ingevoerd. Joden werden overal weg8 9 8 9

gejaagd: ze mochten niet naar de bioscoop, niet in parken zitten, niet met bus of tram rijden, enzovoort. In 1935 werden de racistische Neurenberger wetten ingevoerd. Alle inwoners van Duitsland werden in ‘rassen’ ingedeeld. Zo werd verschil gemaakt tussen ‘echte Duitsers’ en mensen die niet bij het volk hoorden. Dat waren vooral Joden, maar ook Sinti

en Roma. Het werd verboden om een huwelijk te sluiten tussen een ‘echte Duitser’ en een Jood. Zo wilde Hitler de Duitsers ‘raszuiver’ houden. Alsof mensen net zoiets zijn als honden.

In 1938 was er in Duitsland een grote terreuractie tegen Joden. Joodse winkels werden vernield en leeggeroofd, synagogen werden in brand gestoken. Omdat de nationaalsocialisten de baas waren, deed de politie daar niets tegen.

Dertigduizend Joodse mannen werden in concentratiekampen opgesloten. Honderden Joden werden vermoord. Sommigen waren zó wanhopig, dat ze zelfmoord pleegden.

Vanwege het vele glas van winkelruiten dat op straat lag, wordt deze gebeurtenis de ‘Kristallnacht’ genoemd. Hierna moesten Joden op hun kleren een gele ster dragen waardoor iedereen kon zien wie er Joods was.

In 1942 namen de Duitse nationaalsocialistische leiders een onvoorstelbaar verschrikkelijk besluit. Ze kwamen bij elkaar in een landhuis bij een meer in Berlijn: de Wannsee. Ze wilden in hun gebied geen enkele Jood meer hebben. De enige manier om dat te bereiken was volgens hen: alle Joden planmatig uitmoorden. Duitsland had ondertussen een groot deel van Europa veroverd. Het ging dus om vele miljoenen mensen uit allerlei landen. Het Wannsee­besluit was een keerpunt: nooit eerder was besloten een heel volk planmatig uit te moorden. De Duitse nationaalsocialisten organiseerden hun massamoord heel efficiënt. Uit alle delen van Europa werden in treinen met veewagons honderdduizenden Joden aangevoerd naar vernietigingskampen in Polen. Daar werden deze mensen — vaak meteen na aankomst — massaal vermoord in gaskamers, waarna de lichamen werden ver­

brand in crematoria. Het grootste en meest beruchte kamp was Auschwitz.

Als je probeert een heel volk compleet uit te moorden, noem je dat genocide , of ‘volkenmoord’. De genocide op de Joden wordt vaak Holocaust genoemd. Dat is Grieks voor ‘brandoffer’. Bij zo’n offer werd in de Oudheid een dier geslacht en verbrand op een altaar voor de goden. In de vernietigingskampen gebeurde dat met mensen: ze werden gedood en verbrand. Het was alleen geen offer, het was zinloze moord. Daarom noemen Joden deze gebeurtenis liever ‘Shoah’ (ramp, of totale vernietiging).

Tijdens de Holocaust werden zes miljoen mensen vermoord. Dat is een enorm aantal; het was één van de grootste moordpartijen uit de geschiedenis.

D — Geschiedenis nu

v Op sociale media zoals Facebook en Instagram lezen veel mensen alleen nog maar meningen van mensen waarmee ze het eens zijn. Ander nieuws lezen of horen ze niet. Dat lijkt een beetje op de verzuiling. De bevolking raakt verdeeld in groepen mensen die elkaar niet begrijpen. Ook is er vaak onjuiste informatie waar mensen zomaar in geloven. Net zoals ze dat deden met de grote leiders in tijdvak 9 (afbeelding 12).

v De moord op zes miljoen Joden was zo’n onvoorstelbare misdaad dat veel mensen die nog elke dag willen herdenken. Een voorbeeld is het plaatsen van metalen plaatjes met namen van

vermoorde Joden in het wegdek voor de huizen waar ze hebben gewoond. Zo zie je dat overal in het land gewone mensen, mannen, vrouwen en kinderen, zomaar uit hun huizen werden gehaald om vermoord te worden (afbeelding 13).

Begrippen & woorden

v nationalisme*

v macht*

v rooms­katholiek*

v socialisme

v massaal

v organiseren*

v protestant*

v verzuiling

v massabeweging

v onderwijs*

v tijdschrift*

v techniek*

v affiche

v film

v radio

v totalitarisme

v partij

v hersenspoelen

v jeugdbeweging

v concentratiekamp*

v geweld*

v militarisme

v knokploeg

v economie*

v crisis*

v radicaal*

v werkloosheid*

v dictator

v communisme

v fascisme

v nationaalsocialisme

v symbool*

Woorden met een * heb je eerder gehad

v geheime politie

v propaganda*

v god

v racisme

v discriminatie*

v antisemitisme

v wet*

v terreur*

v synagoge

v vernietigingskamp

v gaskamer

v crematorium

v berucht

v genocide

v Holocaust

Namen

v Lenin v Stalin v Mussolini v Hitler

Keerpunten

v 1929 *

Beurscrisis in New York zorgt voor grote werkloosheid en indirect voor de Tweede Wereldoorlog.

v 1942

Het Wannsee­besluit: voor het eerst in de geschiedenis werd besloten een heel volk planmatig uit te moorden.

* Besproken in leerjaar 1

Mensen uit dit tijdvak Twee joodse meisjes in de Holocaust

v Eva Galler (1924–2006) v Anne Frank (1929–1945)

Talloze Joodse kinderen werden het slachtoffer van de Holocaust. Twee Joodse tieners zijn hiervan voorbeelden. Eva Galler overleefde de Holocaust en werd 82 jaar oud. Anne Frank, beroemd vanwege haar dagboek, overleefde de Holocaust niet. Zij werd maar 15 jaar oud.

v Eva Galler overleefde op het nippertje

Toen Eva naar een vernietigingskamp werd afgevoerd, was ze 17. Ze was geboren in Polen in een stadje waar meer dan de helft van de inwoners Joods was. Toen de Duitsers daar kwamen, hadden die mensen al gauw geen leven meer. Eva herinnerde zich later hoe ze haar Poolse buren zag lachen als Joden werden vernederd en aangevallen.

Vlak bij Eva’s woonplaats lag het concentratiekamp Belzec. Op een dag kwam een ontsnapte gevangene uit dat kamp iets verschrikkelijks vertellen. Het was helemaal geen werkkamp, het was een kamp waar mensen massaal vermoord werden. Als je daar terechtkwam, was er geen hoop meer.

Op een dag kwam het bevel dat Eva’s familie naar Belzec moest. Ze wisten wat dat betekende.

Eva zei later: ‘Mijn jongste broertje was toen drie jaar en ik hoor hem nog steeds schreeuwen: “Ik wil ook leven! ” ’

In de trein probeerde Eva’s vader wanhopig nog een paar van zijn kinderen te redden. Hij tilde Eva, haar broertje en haar zusje op naar een kleine opening bovenin de veewagen. ‘Spring eruit,’ riep hij. En dat deden ze. Eva’s broer en zus werden meteen doodgeschoten door bewakers. Zelf kwam ze in een dikke hoop sneeuw terecht. Door het bos

liep ze terug naar haar woonplaats. Daar werd ze eerst opgevangen door twee Poolse vrouwen. Maar die waren bang om zelf door de Duitsers opgepakt te worden. Eva kreeg het paspoort van een overleden dochter en werd weggestuurd. Ze moest zich maar zien te redden. Volgens haar valse paspoort heette ze nu Katarina.

Na veel omzwervingen waarbij niemand haar hielp, kwam ze op een boerderij terecht, zo’n 600 kilometer van haar woonplaats. Daar werd ze gevonden door haar vriend Henry Galler, die ze nog kende van vóór de oorlog. Samen met hem ontsnapte ze naar Zweden, een neutraal land dat niet door de Duitsers was bezet. Daar trouwden ze.

Toen Eva en Henry na de oorlog in hun geboorteplaats terugkwamen, ontdekten ze dat van de 3000 Joden die daar gewoond hadden maar 12 de oorlog hadden overleefd. Eén van hen was Eva. De rest van haar familie was vermoord.

Eva en Henry verhuisden na een paar jaar naar de Verenigde Staten. Eva werd moeder en grootmoeder. Ze haalde in 1985 een diploma aan de universiteit. Ze overleed in 2006, 82 jaar oud.

Eva Galler

v Anne Frank schreef een beroemd geworden dagboek

Toen Anne naar een vernietigingskamp werd afgevoerd, was ze 15. Ze was geboren in Duitsland in de grote stad Frankfurt. In 1934 vluchtte haar familie naar Nederland, omdat in Duitsland Hitler aan de macht gekomen was. In Nederland woonde de familie Frank acht jaar in een mooie woning in AmsterdamZuid. Anne groeide op als Nederlands meisje.

Toen de Duitsers in 1940 Nederland binnenvielen, werden de Joden hier ook opgejaagd en afgezonderd. Vanaf juli 1942 werden ze via kamp Westerbork in Drenthe vervoerd naar vernietigingskampen in Polen.

Achter het kantoor waar vader Frank werkte, aan de Prinsengracht in Amsterdam, was een extra huis dat je vanaf de straat niet kon zien: een ‘achterhuis’. Dat was een geschikte plaats om je te verbergen.

Op 5 juli 1942 gingen ze erheen. De vader van Anne wist dat ‘onderduiken’ hun enige kans was om de oorlog te overleven.

Anne had juist op haar verjaardag een dagboek cadeau gekregen. Dat hield ze bij zich. In de hele onderduikperiode heeft ze het dagboek bijgehouden: twee jaar en 27 dagen lang. Ze kon goed schrijven en wilde daar ook iets mee doen:

‘Ik wil later veel schrijven, zoal geen schrijfster worden. Ik wil niet, zoals de meeste mensen, voor niets geleefd hebben. Ik wil van nut of plezier zijn

voor de mensen die om mij heen leven en die mij toch niet kennen, ik wil nog voortleven, ook na mijn dood!’

Op 4 augustus 1944 viel de Duitse politie het Achterhuis binnen. Waarschijnlijk heeft iemand ontdekt dat er onderduikers zaten en dat toen doorgegeven aan de Duitsers. De familie Frank werd vervoerd naar Westerbork en vandaar naar Auschwitz. Maar ze werden daar niet onmiddellijk vermoord, zoals met veel anderen wél gebeurde. Een paar maanden later werden ze weggevoerd naar een ander kamp: Bergen­Belsen in Duitsland. Dat was geen vernietigingskamp. Toch stierven er veel mensen aan uitputting en besmettelijke ziekten. Eén van hen was Anne Frank. Ze overleed waarschijnlijk in februari 1945, een paar maanden voor het einde van de oorlog. Ze was toen 15 jaar oud.

Andere mensen uit dit tijdvak

v Helena Kuipers-Rietberg (1893–1944), ook wel bekend als ‘tante Riek’, leidde een landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers in Nederland. Ze kwam om in een concentratiekamp.

v Claus von Stauffenberg (1907–1944) was een Duitse officier die een aanslag pleegde op Hitler. De aanslag mislukte en Von Stauffenberg werd geëxecuteerd.

v Nora Inayat Khan (1914–1944) was een moslimvrouw uit India die zich als vrijwilligster meldde bij het Britse leger. Ze werd als geheim agente naar het bezette Frankrijk gestuurd. Ze werd verraden en stierf in een concentratiekamp.

v Hannie Schaft (1920–1945) was een Nederlandse verzetsstrijdster die aanslagen pleegde. Ze werd op straat aangehouden bij een controle van papieren en werd daarna door de bezetters gedood.

Anne Frank

Onderzoeken & vergelijken

Door de tijd heen

Mens & dier

Geschiedenis gaat over mensen. Mensen kunnen zich vroegere tijden herinneren, dieren kunnen dat niet. Toch zijn dieren voor de geschiedenis erg belangrijk. Mensen hebben eeuwenlang dieren gebruikt voor allerlei doelen. Dieren zijn levende wezens met wie mensen de aarde moeten delen.

Mensen zijn eigenlijk niets anders dan een bijzondere diersoort. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken hoe mensen met dieren zijn omgegaan. Dat doen we in dit hoofdstuk.

In 1751 maakte de Engelse kunstenaar William Hogarth (1697–1764) de afbeelding hiernaast: ‘het eerste stadium van wreedheid’. Hij noemde de afbeelding zo om te laten zien dat wreedheid tegen dieren het begin is van veel ander kwaad. Mensen die dieren pijn deden, zouden volgens hem uiteindelijk ook hun medemensen gaan treiteren, pesten, mishandelen en zelfs vermoorden.

Je gelooft bijna niet wat je op deze afbeelding ziet. Rechts is een groepje jongens bezig een hond te martelen door een pijl in zijn anus te steken. Daarachter zijn er twee die een levende vogel met vuur te lijf gaan. Katten worden opgehangen aan hun staart of vanuit een hoog zolderraam naar beneden gegooid. Op de voorgrond wordt een hanengevecht gehouden: hanen worden op elkaar afgestuurd in de hoop dat ze elkaar te lijf gaan waarbij hun veren in het rond vliegen. In de tijd van Hogarth vermaakten toeschouwers zich met zulke spektakels.

De afbeelding laat zien dat Hogarth dierenmishandeling afkeurde. Je kunt er ook aan zien dat

dit soort wreedheden in zijn tijd blijkbaar voorkwamen. Hogarth zal ze immers niet zomaar verzonnen hebben voor zijn tekening.

Ook uit andere bronnen weten we dat dieren in de Middeleeuwen en Vroegmoderne Tijd vaak slecht werden behandeld. Je kunt je afvragen waarom mensen dat deden. Hoe dachten ze in die tijd eigenlijk over dieren?

Hoofdvraag en aanpak Mensen zijn niet alleen op de wereld. Er zijn duizenden andere soorten levende wezens met wie ze de aarde moeten delen. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken hoe mensen in het verleden met dieren zijn omgegaan. De vragen die we in dit hoofdstuk stellen, zijn:

Waarvoor werden dieren vroeger gebruikt?

Hoe hebben mensen dieren behandeld?

Hoe dachten mensen over dieren?

Om deze vragen te beantwoorden, gaan we door de tijdvakken heen. Daarbij kijken we telkens naar drie dingen: het gebruik van dieren, de behandeling van dieren en de gedachten over dieren. Met ‘gebruik’ bedoelen we de manier waarop mensen voordeel van dieren probeerden te krijgen, bijvoorbeeld: een paard berijden om sneller te reizen dan te voet. Met ‘behandeling’ bedoelen we bijvoorbeeld wat we op afbeelding 1 zien: werd er goed of slecht met dieren omgegaan? Met ‘gedachten’ bedoelen we hoe dieren werden gezien: als net zo’n soort levende wezens als mensen, of als wezens die totaal niet op mensen leken?

1 William Hogarth, Het eerste stadium van wreedheid

A— Indrukwekkend wild

Tijdvak 1

Oeroude grotschilderingen Op de wanden van de grot van Chauvet in Frankrijk staan honderden wilde dieren afgebeeld: leeuwen en beren, mammoets, bizons, oerossen, herten en antilopen, zelfs neushoorns. Het zijn de oudste afbeeldingen van dieren die bestaan, meer dan 30 000 jaar geleden gemaakt. Ook in andere grotten zijn zulke oeroude afbeeldingen gevonden. Mensen staan er bijna nooit op.

Sommige onderzoekers denken dat mensen de tekeningen maakten om macht over dieren te krijgen. Of het echt waar is dat mensen dat dachten, kun je natuurlijk nooit weten.

Van aaseters naar jagers Om op grote dieren te kunnen jagen, moesten mensen geschikte wapens hebben, zoals werpsperen en een pijl­en­boog. In de tijd waarin mensen nog niet zulke wapens hadden, aten ze alleen vlees eten van kadavers van dode dieren, net als gieren. Mensen aten vooral plantaardig voedsel, maar voor zover ze vlees aten, waren de eerste mensen aaseters.

Vlees eten is voor mensen waarschijnlijk belangrijk geweest. Mensen hebben grote hersenen vergeleken met de grootte van hun lichaam. Hersenen gebruiken veel energie. Spijsvertering kost ook veel energie, vooral planten verteren. Het darmkanaal van dieren die alleen planten eten, is heel lang en gebruikt veel energie, waardoor er minder voor de hersenen overblijft. Doordat mensen naast planten ook vlees aten, kon hun darmkanaal korter worden en bleef er meer energie over voor hun grote hersenen.

Gebruik Door hun grotere hersenen konden mensen slimme wapens bedenken waarmee ze konden jagen. Daardoor werden ze langzamerhand jagers in plaats van aaseters. Behalve op landdieren jaagden de mensen ook veel op vogels. Ook werd er veel vis gevangen. Maar het grootste deel van hun voedsel bleef plantaardig. Gevangen dieren werden op allerlei manieren gebruikt. Het vlees werd gegeten. Van botten en geweien werden gebruiksvoorwerpen gemaakt. Huiden werden gebruikt om tenten en kleding van te maken. Pezen werden gebruikt als draad om huiden aan elkaar te naaien, of om een boog mee te spannen.

2 Op de wanden van een grot in Chauvet (Frankrijk) staan afbeeldingen van talloze soorten wilde dieren. De tekeningen zijn meer dan 30 000 jaar oud.

Honden De eerste dieren die door mensen werden getemd, waren honden. In de buurt van Bonn in Duitsland is een 15 000 jaar oud graf gevonden van een man en een vrouw met hun hond. Mensen hebben dus al minstens 15 000 jaar honden als huisdier.

Honden stammen af van wolven. Waarschijnlijk zijn ze getemd doordat mensen jonge wolven meenamen uit een nest en bij zich hielden. Ze kozen jongen uit met eigenschappen die hun goed uitkwamen: minder wild en trouw luisterend naar de baas. Door steeds verder te fokken met deze dieren werden ze steeds minder wolf en steeds meer hond.

Wolven en mensen waren eigenlijk elkaars concurrenten, want ze jaagden op dezelfde dieren, bijvoorbeeld herten en schapen. Maar toen uit wolven eenmaal honden waren ontstaan, werden ze juist de trouwe helpers van mensen bij de jacht. Daarnaast werden ze gebruikt als waakhonden. Waarschijnlijk werden honden ook al gauw gezelschapsdieren op wie de baas erg gesteld was. Dat zou je wel denken als je naar dat oude graf in Bonn kijkt.

Gedachten: indrukwekkend wild De eerste mensen leefden naast andere levende wezens in de natuur. Alleen met veel inspanning konden ze de veel sterkere en snellere dieren soms vangen en doden. Niet alleen waren wilde dieren vaak een prooi voor mensen, maar mensen ook een prooi voor wilde dieren.

We weten niet zeker hoe de eerste mensen over dieren dachten omdat ze niet konden schrijven. Maar je kunt je voorstellen dat ze met respect naar die andere, veel sterkere levende wezens keken. Dat zie je eigenlijk ook wel aan de grotschilderingen. Misschien vereerden de mensen de kracht van dieren wel als een goddelijke kracht. Zo weten we uit de oude verhalen dat een leeuw vaak werd voorgesteld als een ‘koninklijk dier’. Als een mens erin slaagde een leeuw te verslaan, moest hij wel een grote held zijn.

B— Getemde dieren in een boerensamenleving Tijdvak 1 en 2

De landbouwrevolutie De invoering van landbouw ongeveer 12 000 jaar geleden was een grote verandering, niet alleen voor mensen, maar ook voor dieren. Vóór de invoering van de landbouw leefden alle dieren vrij in de natuur. Mensen jaagden op ze, maar dat had weinig invloed op hun leven. Er waren nog maar weinig mensen en ze jaagden ook niet de hele tijd. De meeste dieren kwamen nooit een mens tegen.

Na de invoering van de landbouw werden sommige dieren getemd om ze geschikt te maken voor gebruik door mensen. Bij het woord ‘temmen’ denk je misschien aan een leeuwentemmer die een wild dier onder zijn controle brengt. Maar het was meer fokken van diersoorten die er langzamerhand anders gingen uitzien. Daarom is domesticeren (betekent: huiselijk maken) misschien een beter woord. Het ging erom wilde dieren tot gebruiksdieren te maken.

Na de hond werden eerst schapen en geiten gedomesticeerd. Daarna volgden varkens en runderen (‘koeien’), nog weer later ezels en paarden, kippen,

3 De Assyrische koning Assoerbanipal (r. 669–627 v.Chr.) verslaat een leeuw.

4 Wilde en gedomesticeerde schapen.

5 Herder met schaapskudde.

en ten slotte kamelen. Deze acht diersoorten hebben een enorme invloed gehad op de geschiedenis van mensen.

Dieren als rijkdom Jagers hadden alleen honden bij zich. Een hond was meer een kameraad dan een stuk bezit. Maar bij boeren gold: hoe groter de kudde schapen en geiten, hoe rijker de bezitter. Vee werd ook gebruikt als ruilmiddel: geld op vier poten. Hoe waardevol vee was, kun je zien aan de straffen voor veedieven. Die waren soms strenger dan de straffen voor geweld tegen je buurman.

Op afbeelding 5 zie je hoe een herder zijn schaapskudde naar gronden brengt waarop de dieren goed

kunnen grazen. Hij gebruikt honden om de kudde bij elkaar te houden. Zelf rijdt hij op een ezel. Ezels werden alleen gebruikt voor transport, soms om op te rijden, maar meestal als lastdier. Herders waren zuinig op hun dieren. Vaak kenden ze elk dier apart en gaven het een naam. Dieren werden natuurlijk geslacht, want ze werden gehouden voor het vlees. Maar met het slachten gingen de bezitters zorgvuldig om. Ze zorgden er niet alleen voor dat ze genoeg dieren overhielden, maar ook dat de dieren bij de slacht niet te veel hoefden te lijden.

Gebruik van dieren De eerste gedomesticeerde dieren werden gebruikt voor hun vlees. Jagers ont­

dekten dat het handig was om vlees in voorraad te hebben door dieren te vangen en een tijdje vet te mesten. Dan waren ze minder afhankelijk van de jacht. Pas later ontdekten de mensen dat ze ook de melk konden gebruiken. Dat moet heel langzaam gegaan zijn, want mensen kunnen eigenlijk niet tegen dierlijke melk. Ze moeten wennen aan de lactose die in melk zit. Ook tegenwoordig kunnen nog veel mensen geen dierlijke melk of melkproducten drinken en eten. Dat geldt bijvoorbeeld voor bijna iedereen in Azië.

6 Ezelkaravaan in bergachtig gebied.

Behalve het vlees van dieren kon ook hun huid gebruikt worden om er leer van te maken. Dat wisten de mensen al uit de tijd van de jagers. Ze ontdekten nu ook dat dieren met een dikke vacht konden worden geschoren om het haar of de wol te gebruiken. Er werden schapen gefokt met een extra dikke vacht.

Sommige dieren werden gebruikt voor transport: om zelf op te rijden, of om lasten te vervoeren. Dat begon veel later dan de invoering van de landbouw. Paarden werden vanaf ongeveer 3500 v.C. als rijdier gebruikt. Vanaf omstreeks 2000 v.C. werden ze ook gebruikt om karren te trekken. Ezels werden vooral als lastdier gebruikt. Ze zijn geschikter dan

paarden om door ruig onregelmatig terrein of woestijngebied te trekken en ook gemakkelijker te hanteren. Daarom werden ezels veel gebruikt in karavanen: stoeten dieren bij elkaar om lasten te vervoeren. In droge woestijngebieden werden ze vanaf ongeveer 1100 v.C. vervangen door kamelen, die zwaardere lasten kunnen dragen en heel lang zonder water kunnen.

Toen de mensen omstreeks 300 v.C. molens uitvonden, werden paarden en ezels gebruikt om de maalstenen rond te draaien. Dat gebeurde als er geen water was om een watermolen te bouwen. Het paard of de ezel liep dan de hele dag rondjes.

Zo hebben we drie soorten gebruik van dieren: voor voedsel, voor transport en als aandrijfkracht. Ook het gebruik van ossen om akkers te ploegen is een voorbeeld van aandrijfkracht.

Katten Er is nog een diersoort die echt bij een boerensamenleving hoort: katten. Katten zijn eigenzinnig en doen niet wat je zegt, zoals een hond.

Maar één ding doen ze altijd: muizen en ratten vangen. Op boerderijen was dat erg waardevol, want het voorkwam dat muizen en ratten al het opgeslagen graan wegvraten.

Ratten kunnen ook besmettelijke ziekten verspreiden, zoals de pest. Katten waren dus ook nuttig om daar iets tegen te doen.

Doordat mensen en katten aan elkaar gewend raakten, werden katten op den duur gezelschapsdieren of huisdieren, net zoals dat eerder met de hond gebeurd was.

Gedachten over dieren In de boerensamenleving van het oude Egypte werden katten beschouwd als goddelijke dieren die geluk brachten aan hun bezitters. Als een kat doodging, treurden hun eigenaren daar lang over. Er zijn mummies gevonden van katten. Dat bewijst dat ze eervol werden begraven.

Dat de Egyptenaren niet alleen katten, maar ook andere dieren als heilig beschouwden, kun je zien aan het feit dat veel goden werden afgebeeld als mens met een dierenkop. Toen omstreeks 3500 v.C. het schrift werd uitgevonden, kon er ook over dieren worden geschreven. Zo weten we

7 De Egyptische godin Bastet werd vaak afgebeeld met de kop van een kat.

8 Op de Griekse munt van 2 euro is afgebeeld hoe Zeus als stier Europa ontvoert.

beter hoe Egyptenaren, Grieken en Romeinen over dieren dachten.

De Grieks­Romeinse goden werden afgebeeld als mensen, maar volgens de verhalen stonden ze dicht bij de dieren. Zo geloofden de Grieken en Romeinen dat goden zich in dieren konden veranderen. De oppergod Zeus ontvoerde in de gedaante van een stier de prinses Europa uit Azië omdat hij verliefd op haar was geworden. Als een zwaan verleidde Zeus de prinses Leda.

Griekse filosofen hadden verschillende meningen over dieren. Aristoteles (384–322 v.C.) vond dat dieren duidelijk minder waren dan mensen, want ze hadden geen verstand, gedachten of meningen. Toch vond hij dat dieren en mensen ook een beetje vergelijkbaar waren:

‘Sommige dieren hebben kenmerken zoals zachtheid of felheid, moed of bangheid, angst of zelfvertrouwen, en soms zijn ze ook slim. Het verschil tussen mensen en dieren is eigenlijk alleen dat mensen meer of minder van deze eigenschappen hebben.’

De filosoof Pythagoras (570–495 v.C.) vond dat dieren met respect moesten worden behandeld. Hij geloofde dat menselijke zielen na de dood in dieren konden terugkomen door reïncarnatie, of andersom: dierlijke zielen in mensen. Sommige Griekse en Romeinse filosofen vonden daarom dat je geen dieren mocht doden en opeten, want dan roofde je hun ziel.

Gebruik door Grieken en Romeinen Maar de meeste Grieken en Romeinen aten wel vlees en vis. Ze gebruikten schapen, geiten, varkens, runderen en kippen als voedsel, en paarden en ezels als rij­ en transportdieren. Ossen trokken ploegen, en paarden en ezels liepen in tredmolens. Paarden waren in het Romeinse Rijk ook belangrijk omdat boodschappers er snel berichten mee konden overbrengen. Paarden konden karren en rijtuigen trekken. Ook in het Romeinse leger werden paarden gebruikt, al bestonden de Romeinse legioenen voor het grootste deel uit soldaten te voet.

C— De Middeleeuwen: invloed van wereldgodsdiensten

Tijdvak 3 en 4

Dieren in de landbouw In de middeleeuwse landbouwsamenlevingen van het christelijke Europa en het islamitische Arabische Rijk waren dieren nog steeds heel belangrijk. Behalve als voedselbron werden ze gebruikt als aandrijfkracht en voor transport. Voor het ploegen van akkers werden lange tijd ossen gebruikt. Hoe beter akkers werden geploegd, des te meer brachten ze op. Ossen zijn sterk, maar langzaam. Omstreeks het jaar 1000 n.C. werd een nieuw paardentuig uitgevonden. Daardoor konden paarden voor een zware ploeg worden gespannen zonder dat hun adem werd afgesneden. Ook werden hoefijzers uitgevonden. Een paard leverde drie tot vier keer de trekkracht van een os. Daardoor ging het ploegen sneller en beter. De landbouw produceerde nu zo veel voedsel, dat in Europa steden konden groeien.

Ruiterlegers, ridderlegers Het gebruik van paarden als rijdier is uitgevonden in Centraal­Azië, het gebied ten noorden van China. De volken die daar woonden, gebruikten massaal paarden als rijdier. Legers van snelle ruiters vielen van tijd tot tijd Europa en het Arabische Rijk binnen. Zo was Attila (r. 434–453), de vorst van de Hunnen, in zijn tijd de meest gevreesde vijand van het Romeinse Rijk. Later volgden de Avaren en de Magyaren die zich vestigden in de vlakten van Hongarije. Het islamitische Arabische Rijk werd vanuit CentraalAzië aangevallen door de Turkse Seltsjoeken, die een groot Arabisch gebied veroverden.

In Europa en het Arabische Rijk nam het gebruik van paarden als rijdier in de Middeleeuwen toe. Arabische paarden waren beroemd. Dat is tegenwoordig nog steeds zo. In Europa groeiden de ruiterlegers. Het woord ‘ridder’ betekent ‘ruiter’: strijder te paard. Ondernemingen als de kruistochten werden grotendeels door ridderlegers uitgevoerd. Zonder paarden zouden er nooit kruistochten zijn geweest.

9

Aziatische volken te paard waren een gevreesde vijand voor Europeanen en Arabieren.

10 Ridders te paard en paarden als slachtoffers.

Natuurlijk leden de paarden erg onder het oorlogsgeweld. Talloze paarden werden hiervan het slachtoffer. Een mensenleven was in deze tijd al niet zo veel waard; het leven van een paard telde helemaal niet.

Gedachten over dieren In de Middeleeuwen werd het christendom de heersende godsdienst in Europa. In Arabië ontstond de islam. Moslims veroverden daarna een groot rijk. Welke invloed hadden deze godsdiensten op de gedachten over dieren? Volgens het scheppingsverhaal aan het begin van de Bijbel waarin joden en christenen geloven, zijn mensen gemaakt als ‘evenbeeld van God’. Mensen lijken dus op God: ze zijn de baas over de aarde. In de Bijbel staat dat God tegen de eerste mensen zei:

‘Heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel, en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’

Volgens het jodendom en het christendom zijn dieren dus onderworpen aan mensen. Mensen mogen dieren gebruiken als voedsel en als rij­ en transportdieren.

Volgens het jodendom en de islam zijn sommige dieren ‘onrein’ voor mensen, bijvoorbeeld varkens. Die dieren mogen niet als voedsel worden gebruikt. Een andere regel is dat dieren ritueel moeten worden geslacht. Dat betekent dat dieren niet worden verdoofd voor het slachten en dat ze moeten sterven door leeg te bloeden na het doorsnijden van een slagader. Als dat niet gebeurt, is het vlees ‘onrein’. Het christendom heeft zulke regels niet.

Meer afstand In de drie godsdiensten die dezelfde ene god vereren — jodendom, christendom en islam — worden mensen duidelijk onderscheiden van dieren. De afstand tussen mensen en dieren is groot. Zo schreef de christelijke monnik Thomas van Aquino (1225–1274), die in de Middeleeuwen veel invloed had:

‘Domme dieren en planten hebben geen verstand. Ze nemen geen beslissingen over hoe ze zich zullen bewegen, maar worden bewogen door natuurlijke instincten. Daarom is duidelijk dat ze van nature tot slaaf zijn gemaakt en door anderen kunnen worden gebruikt. Wie de os van iemand anders doodt, zondigt niet door de os te doden, maar door het verwonden van het eigendom van iemand anders.’

Toch bleven mensen nog eeuwenlang bang voor wilde dieren. Er zijn veel verhalen waarin dreigende wolven en wilde beren in donkere bossen voorkomen. Dat laat zien dat de macht van mensen over dieren niet grenzeloos was.

Dieren ter dood gebracht Op afbeelding 11 zie je hoe een varken voor de rechtbank staat wegens moord op een kind. Zulke rechtszaken kwamen in de Middeleeuwen en Vroegmoderne Tijd regelmatig voor. Allerlei dieren waren het slachtoffer omdat zij zich zouden hebben misdragen tegen mensen: sprinkhanen en muizen, vliegen en rupsen, hanen, kevers, schapen, paarden, tortelduiven en varkens.

Dit varken werd in 1457 ter dood veroordeeld en opgehangen.

Op afbeelding 12 staat een opgehangen kat in de kleding van een rooms­katholieke priester. Deze kat werd eerst kaalgeschoren en toen opgehangen. Dit gebeurde in 1554 in Engeland. Het ging hier niet om een ‘misdrijf van de kat’, maar om protestanten die de spot wilden drijven met rooms­katholieke priesters.

Vooral varkens en katten waren vaak het slachtoffer van dit soort wreedheden. Katten werden door veel mensen beschouwd als ‘duivelse dieren’. Ze dachten daarom dat vrouwen die van hekserij werden beschuldigd, liefst een zwarte kat bij zich hadden. Wreedheden tegen zulke gemene dieren waren volgens veel mensen geen probleem. Daarom kwam het martelen van katten veel voor.

Wij zouden de rechtszaken en executies zien als dierenmishandeling. Het vreemde eraan is dat dieren aan de ene kant wreed werden behandeld, waardoor je zou denken dat de afstand tussen mens

12 In 1554 werd in Londen een kat opgehangen in priesterkleding.
11 Een varken staat voor de rechtbank in Lavigny (Frankrijk) in 1457.

en dier groot is. Maar aan de andere kant werden ze ook een beetje gezien als mensen, anders zou je ze niet voor een rechtbank kunnen brengen.

Hindoeïsme en boeddhisme Andere belangrijke wereldgodsdiensten, zoals het hindoeïsme en het boeddhisme, hebben ook invloed gehad op gedachten over dieren. Volgens het hindoeïsme staan goden en dieren dicht bij elkaar, net als in de oudEgyptische en Grieks­Romeinse godsdiensten. Sommige hindoeïstische goden worden afgebeeld met dierenkoppen. Dieren en mensen vormen volgens het hindoeïsme één geheel in de natuur.

Veel hindoes geloven in reïncarnatie, waardoor de ziel van een mens in een later leven kan terugkeren in een dier — en andersom. Koeien worden in het hindoeïsme als heilige dieren beschouwd. Om al deze redenen gaan hindoes met respect om met dieren. Veel van hen zijn dan ook vegetariërs.

Boeddhisten geloven ook in reïncarnatie. Dieren en mensen behoren tot één wereld en daarom moeten dieren met respect worden behandeld. Aan de andere kant gelooft een boeddhist dat iemand alleen als dier reïncarneert als hij zich tijdens zijn leven als mens slecht heeft gedragen. Daardoor zijn er ook minder mooie gedachten over dieren in het boeddhisme. Boeddhisten zijn lang niet allemaal vegetariërs. Het gebruik van dieren voor voedsel en voor andere doelen is toegestaan.

D— De Vroegmoderne Tijd: wetenschap en Verlichting Tijdvak 5, 6 en 7

Gebruik van dieren In het gebruik van dieren is lange tijd weinig veranderd. Geiten, schapen, varkens, koeien, paarden, ezels, kippen en kamelen bleven gebruikt worden zoals dat al eeuwen gebeurde. Ook werd er nog altijd op dieren gejaagd, al werd dat steeds meer het voorrecht van edelen. Nieuw in de Vroegmoderne Tijd was de ontwikkeling van de wetenschap in Europa. Die had eerst vooral een slechte invloed op het gebruik van dieren. Wetenschappelijke onderzoekers gebruikten hun waarneming (empirie) om aan nieuwe kennis te

komen. Zo werd kennis van het menselijk lichaam verzameld door anatomie: dode lichamen van mensen werden opengesneden om te zien hoe een mens in elkaar zat. Met dieren gebeurde dat ook. Alleen vonden veel wetenschappers dat dieren daarvoor niet dood hoefden te zijn. Aan een levend dier kon je meer zien. Je kon levende dieren volgens hen wel opensnijden (vivisectie), want dieren hadden toch geen gevoel. Het gejank van honden als ze werden opengesneden was volgens hen alleen maar een ‘uiterlijke reflex’ en had niets met gevoel te maken; want een hond had volgens hen geen gevoel.

Tegengestelde meningen Volgens de Franse filosoof René Descartes (1596–1650) waren dieren net zoiets als een automaat of een machine. Dieren konden immers niet praten en geen gedachten uiten, zoals mensen. Mensen konden denken omdat ze een ziel hadden, maar dieren hadden geen ziel:

‘Dieren eten zonder plezier, huilen zonder pijn, groeien zonder het te weten; ze verlangen niets, vrezen niets, en weten niets.’

De meeste mensen in de tijd van Descartes dachten dit ook, maar er waren uitzonderingen. De Franse filosoof Michel de Montaigne (1533–1592) was één van de eersten die een andere mening had:

‘Hoe kunnen mensen weten wat er in dieren omgaat? Hoe kunnen ze bewijzen dat dieren geen enkel verstand hebben? Als ik met mijn kat speel, wie vermaakt dan wie: vermaak ik de kat, of vermaakt zij mij? Het is waar dat we niet met dieren kunnen praten, maar ligt dat aan hen of aan ons? Dieren kunnen even goed over ons denken dat wij beesten zijn omdat ze ons niet verstaan. Want het is duidelijk dat dieren onderling elkaar uitstekend begrijpen.’

De Verlichting In de achttiende eeuw begonnen steeds meer mensen te denken zoals Montaigne al eerder had gedaan. Het was de tijd van de Verlichting, de tijd van het redelijke denken. Verlichte filosofen vonden dat alle mensen gelijkwaardig waren, of ze nu eenvoudige boeren waren of rijke

edelen, of ze nu een witte huid hadden of een gekleurde. Het was dan logisch om ook op die manier te denken over mensen en andere levende wezens. Zo schreef de Franse filosoof Voltaire (1694–1778):

‘Kijk eens naar een hond die zijn baas heeft verloren. Op allerlei manieren zoekt hij hem met verdrietige kreten, onrustig loopt hij door het huis, gaat naar beneden, gaat naar boven, gaat van kamer naar kamer. En als hij dan eindelijk in de studeerkamer zijn baas vindt van wie hij houdt, laat hij zijn blijdschap zien en horen door zacht gejammer en liefkozingen. Heeft zo’n dier geen gevoel?’

De Frans­Zwitserse filosoof Jean­Jacques Rousseau (1712–1778) was dol op de natuur. De natuur was volgens hem de belangrijkste norm, de regel volgens welke mensen moesten leven. Dus had Rousseau ook oog voor de dieren in de natuur:

‘Ik ben verplicht mijn medeschepselen geen kwaad te doen, niet omdat ze kunnen denken, maar omdat ze voelende wezens zijn. Omdat zowel mensen als dieren voelende wezens zijn, geeft dat dieren op zijn minst recht om niet opzettelijk mishandeld te worden door mensen.’

De Engelse filosoof Jeremy Bentham (1748–1832) was een radicale verlichte denker. Hij was voor vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor vrouwen, en het afschaffen van de bestraffing van homoseksuelen. Hij was voor afschaffing van de slavernij, de doodstraf en lijfstraffen. Dit schreef hij over dieren:

‘Een volwassen paard of hond kan niet beter denken dan een menselijke baby van zelfs maar één maand. Maar ook als dat niet zo was, wat zou dat dan uitmaken? De vraag is niet: kunnen ze redeneren? En ook niet: kunnen ze praten? De vraag is: kunnen ze lijden?’

13

14 Jean­Jacques Rousseau was een vriend van de natuur. De moeder die haar kind de borst geeft wordt vergeleken met een schaap en een lammetje.

Een levende hond wordt opengesneden voor anatomisch onderzoek.

15 Veemarkt in Oxford (Engeland) omstreeks 1890.

E— De Moderne Tijd: dieren in een industriële samenleving

Tijdvak 8, 9 en 10

Na de industrialisatie Je zou misschien denken dat in de industriële samenlevingen van de Moderne Tijd steeds minder dieren werden gebruikt. Maar het tegenovergestelde is waar. In de grote industriesteden van de negentiende eeuw groeide het aantal inwoners snel. Al die mensen moesten eten. Naarmate de welvaart groeide, konden steeds meer mensen zich vlees veroorloven. Daarom werden massaal dieren gefokt en vetgemest voor hun vlees. In de steden werden ze op grote veemarkten verkocht.

In de twintigste eeuw groeide het vleesgebruik nog verder. Door uitvindingen zoals koelkasten en vrieskisten kon vlees steeds langer goed gehouden worden. De welvaart steeg, zodat uiteindelijk iedereen wel vlees kon kopen. Zo groeide een heel grote ‘industrie’ waarin massaal dieren werden

16 Een door paarden getrokken ‘omnibus’ in Parijs. Het Latijnse woord ‘omnibus’ betekent ‘voor iedereen’; daarvan is ons woord ‘bus’ afgeleid.

17 In industriële samenlevingen worden massaal dieren uit de bio­industrie geslacht en verwerkt.

gefokt om door mensen te worden opgegeten: de bio ­industrie

In steden van de Vroegmoderne Tijd kon je overal gemakkelijk lopend komen. Maar de steden van de Moderne Tijd werden zó groot, dat dat niet meer kon. Daarom krioelde het in de negentiende eeuw van de rijtuigen in de steden. Er werden steeds meer paarden gebruikt. Overal op de straten lag paardenmest. Voor mensen die geen eigen rijtuig konden betalen, werd openbaar vervoer geregeld: grote rijtuigen ‘voor iedereen’, getrokken door paarden. Om de wagens gemakkelijker te laten rijden, werden na een tijdje ijzeren rails in de straten aangelegd. Zo ontstond de paardentram. Dit veranderde allemaal pas nadat omstreeks 1900 elektrische trams en auto’s werden uitgevonden.

Ook toen er omstreeks 1840 stoomtreinen kwamen, bleven veel paarden nodig, misschien zelfs wel meer dan daarvoor. De treinen vervingen de postkoetsen op de lijnverbindingen tussen steden, maar van en naar een station had je nog steeds een rijtuig nodig. Ook de goederen die de treinen aanvoerden, moesten met paard­en­wagen verder worden gebracht naar het juiste adres. Omdat het aantal treinpassagiers en de hoeveelheid vervoerde goederen steeds maar groter werden, groeide ook het aantal benodigde paarden.

Stadsmensen Een belangrijk verschil tussen de Moderne Tijd en de Vroegmoderne Tijd was dat er verhoudingsgewijs meer mensen in steden woonden dan op het platteland. Daardoor kwamen er steeds

meer mensen die nooit een boerderij van dichtbij zagen. Ze hadden ook geen idee meer van het leven van dieren op een boerderij. Ze kochten vlees bij de slager en vis bij de visboer. Hoe een dier geleefd had en aan zijn eind was gekomen, dat wisten steeds minder mensen. De afstand tussen mensen en dieren werd dus nog weer groter dan in de Vroegmoderne Tijd. Je kunt je voorstellen dat dat voor dieren geen gunstige gevolgen had.

Door de supermarkten van de twintigste eeuw ging deze ontwikkeling verder. Vlees werd verkocht in pakjes die je in je winkelwagen deed, net als een potje jam of een doosje hagelslag. De vleesindustrie werd nóg massaler. Veel dieren stonden nooit meer in de wei, maar alleen in stallen waar ze werden opgekweekt voor hun vlees. Het dierenvoer werd daarvoor speciaal aangepast: niet om gezondere dieren te krijgen, maar voor meer en malser vlees.

Hier tegenover staat dat stadsmensen wél huisdieren hielden zoals honden en katten. De ‘dierenliefde’ van zulke mensen leek soms groot. Dieren werden ook verzameld in dierentuinen voor het vermaak van de stadsmensen ‘die van dieren hielden’. Maar de vleesindustrie ging ondertussen gewoon door — zelfs om katten­ en hondenvoer te maken.

Militaire paarden Hoewel al in de Middeleeuwen duidelijk was geworden dat ruiterlegers veel nadelen hadden, bleef de cavalerie (ruiterafdeling) nog lang een belangrijk onderdeel van

legers. Vooral snelle aanvallen in de flanken van legers te voet konden goed door ruiters worden uitgevoerd. Daarvan werd bijvoorbeeld nog in de Slag bij Waterloo (1815) gebruikgemaakt.

Het werd ook nog lang als eervol voor een militair beschouwd om te paard te gaan. Het was een voorrecht voor officieren en edelen. Koningen lieten graag ruiterstandbeelden voor zichzelf oprichten.

Zelfs Napoleon liet zich nog afbeelden als een dappere ruiter, hoewel hij waarschijnlijk vaker in een koets reisde.

Na de uitvinding van vuurwapens werden steeds meer paarden slachtoffer van militair geweld. In de industriële tijd werden door moderne snel vurende wapens niet alleen de slachtingen onder mensen steeds verschrikkelijker, ook paarden werden massaal weggemaaid door de kogels. De cavalerie werd steeds nuttelozer. Toch werden nog tot in de Eerste Wereldoorlog (1914–1918) paarden als cavalerie gebruikt. In de Tweede Wereldoorlog zorgden paarden nog massaal voor transport.

Wetenschap In de Moderne Tijd ontwikkelde ook de wetenschap zich steeds sneller. Daardoor werden ook steeds meer dieren gebruikt voor dierproeven, niet alleen om medicijnen te testen, maar bijvoorbeeld ook voor het testen van make­up. Het duurde lang voordat iemand daar bezwaar tegen maakte.

Dierenrechten De eerste wet die iets deed aan wreedheid tegen dieren werd in Ierland opgesteld in 1635. Het werd verboden om een ploeg aan de staart van een paard vast te maken en om wol uit de huid van een schaap te trekken in plaats van deze af te knippen. Zo’n wet laat zien hoe wreed mensen in die tijd blijkbaar met dieren omgingen.

In de zeventiende eeuw vond bijna niemand dat dieren rechten hadden. Ook de meningen van verlichte filosofen uit de achttiende eeuw hadden lang weinig effect. In de negentiende eeuw werden voor het eerst regels opgesteld die echt iets uitmaakten. Tot op dat moment werden dieren op grote schaal wreed behandeld.

18 De boer Bill Burns werd veroordeeld wegens mishandeling van zijn ezel. Het was de eerste keer dat de wet van 1822 werd gebruikt. Richard Martin bracht de ezel, waaraan je nog kon zien hoe die met stokslagen was mishandeld, mee als ‘getuige’ in de rechtszaal.

In 1822 kwam het Ierse parlementslid Richard Martin (1754–1834) in Groot­Brittannië met een wet waarin stond dat als iemand ‘een paard, merrie, ruin, muilezel, ezel, os, koe, vaars, schaap of ander vee moedwillig en wreed zou slaan, mishandelen of slecht behandelen’ hij daarvoor een boete zou krijgen. Twee jaar later richtte Martin de Society for the Prevention of Cruelty to Animals (later ‘Royal Society’, RSPCA) op om ervoor te zorgen dat de mensen zich ook aan die wet zouden houden. Dat gebeurde namelijk niet zo vaak. De RSPCA voerde ook actie tegen vivisectie. In 1876 werd in Engeland de eerste wet ter wereld ingevoerd die regels en beperkingen opstelde voor dierproeven.

Opvallend is dat de nationaalsocialisten in Duitsland (de partij van Adolf Hitler) in de twintigste eeuw opkwamen voor dierenrechten. Toen zij in 1933 aan de macht kwamen, werd in Duitsland de Reichstierschutzgesetz (rijkswet voor de bescherming van dieren) ingevoerd. Rechten van dieren vonden zij blijkbaar belangrijker dan de rechten van (bijvoorbeeld) joden.

Dierenpartijen In het laatste deel van de twintigste eeuw vroegen steeds meer mensen zich af of het massale gebruik van dieren dat in de Moderne Tijd was ontstaan, eigenlijk wel kón. Waarom hadden dieren niet net zo veel rechten als mensen? Ze waren toch goed met mensen vergelijkbaar?

Waarom werden dieren massaal ‘verwerkt’ in de bio­industrie, alsof het geen levende wezens waren, maar een soort levende ‘objecten’?

De eerste politieke partij voor dierenrechten was de Tierschutzpartei die in 1993 in Duitsland werd opgericht. De Nederlandse Partij voor de Dieren, opgericht in 2002, was de eerste partij die zetels won in een parlement. Ook in Portugal is de dieren­

19 Logo’s van dierenpartijen.

partij PAN (Pessoas – Animais – Natureza) in het parlement vertegenwoordigd. In het Europese Parlement hebben de dierenpartijen drie vertegenwoordigers.

Dieren kunnen tegenwoordig niet meer zomaar worden gebruikt alsof ze geen levende wezens met gevoel zijn. Maar de meeste mensen gaan er nog steeds van uit dat zij de belangrijkste schepselen op aarde zijn en dat de aarde er eigenlijk voor hen is. De behandeling van dieren is vaak nog te slecht.

F  — Mensen en dieren door de eeuwen heen

Dat mensen en dieren familie van elkaar zijn, was in de eerste menselijke samenlevingen goed merkbaar. Jagers keken met ontzag op naar sterke wilde dieren. De eerste boeren waren zuinig op hun kuddes. In oude godsdiensten werden dieren vaak als goddelijk beschouwd en werden goden soms voorgesteld als half­mens­half­dier.

De drie grote godsdiensten jodendom, christendom en islam vergrootten de afstand tussen mensen en dieren. Volgens deze godsdiensten had God mensen gemaakt als evenbeeld van zichzelf en als heerser over de schepping.

In de Europese beschaving werd de afstand tussen mensen en dieren voor de tweede keer groter door de wetenschap. Die zag dieren lange tijd als objecten zonder gevoel waarmee je gemakkelijk proeven kon doen, zelfs op levende dieren.

Vanaf de Verlichting zagen mensen in dat dieren ook wezens met gevoel waren. Maar door de industrialisatie werd de afstand tussen mensen en dieren voor de derde keer groter. Dieren werden massaal gebruikt en vaak wreed behandeld.

Pas door de oprichting van dierenbeschermingsorganisaties in de negentiende eeuw kwam daar heel langzaam verandering in. Tegenwoordig is het in het Westen normaal om te denken dat dieren ook rechten hebben; dat er niet alleen mensenrechten zijn, maar ook dierenrechten. Maar worden die dierenrechten al goed in praktijk gebracht? Moet de ontwikkeling verder gaan?

Sociaaleconomische keerpunten

Cultureelmentale keerpunten (leerjaar 2)

Politiekfilosofische keerpunten (leerjaar 3) 1

10 000 v. C. Uitvinding van de landbouw.

Prehistorie

3500 v.C. Uitvinding van het schrift.

241 v. C.

De Romeinen veroveren hun eerste provincie. Er komt een grote stroom slaven op gang.

392 n.C.

Alle andere godsdiensten dan het christendom worden verboden. Europa wordt christelijk.

863

De Viking­aanval op Dorestat maakt een eind aan de handel daar. Er komt meer autarkie.

622

Mohammed vlucht naar Medina: begin van de verspreiding van de islam over de wereld.

1148

Graaf Thibault II van Champagne begint de reizigers naar de jaarmarkten in zijn graafschap te beschermen. 1077

Keizer Hendrik IV vraagt paus Gregorius VII om vergeving in Canossa. De paus wordt de machtigste man van Europa.

1492

Columbus komt aan in Amerika. De wereld wordt één geheel.

1517

Luther begint zijn protest tegen de paus. Daardoor raakte de kerk in tweeën gesplitst.

Tijd van jagers & boeren tot

Tijd van Grieken & Romeinen

Tijd van monniken & ridders

Tijd van steden & staten

Middeleeuwen

1602

Oprichting van de VOC. Begin van het kapitalisme.

1633

Het proces tegen Galileo Galileï. Begin van de tegenstelling tussen wetenschap en godsdienst.

1787

Oprichting van de beweging van abolitionisten. Voor het eerst strijden mensen tegen slavernij.

1839

Eerste spoorlijn in Nederland tussen Amsterdam en Haarlem.

Tijd van ontdekkers & hervormers

1751

Het eerste deel van de Encyclopédie wordt gedrukt. Voor het eerst wordt geprobeerd alle wetenschappelijke kennis te verzamelen.

1874

Het Kinderwetje van Van Houten is de eerste sociale wet in Nederland.

1929

Beurscrisis in New York zorgt voor grote werkloosheid en indirect voor de Tweede Wereldoorlog.

1942

Het Wannsee­besluit: voor het eerst in de geschiedenis werd besloten een heel volk planmatig uit te moorden.

1960

Zeventien Afrikaanse landen worden onafhankelijk. Eind van honderd jaar modern imperialisme. Sociaaleconomische keerpunten

1972

Het rapport van de Club van Rome zegt dat de aarde in gevaar is. Vanaf dit moment gaan mensen zich zorgen maken over het milieu.

Cultureelmentale keerpunten (leerjaar 2)

Tijd van regenten & vorsten 1600 – 1700

Tijd van pruiken & revoluties

Tijd van burgers & stoommachines 1800 – 1900

Tijd van wereldoorlogen & crisis 1900 – 1950

Politiekfilosofische keerpunten (leerjaar 3)

Tijd van televisie & computer vanaf 1950

Begrippen

Achter elk begrip staat of het ook al voorkomt in Forum 1 (HV1) en worden de hoofdstukken genoemd waarin het in dit boek voorkomt. Cursieve woorden worden op een andere plaats in de lijst uitgelegd.

aandeel Bewijs dat je voor een deel bezitter bent van een bedrijf waarin je geld hebt geïnvesteerd. H V1, A1 aardewerk Uit gebakken klei gemaakte schalen, vazen, schotels, borden, enzovoort. H V1, B1 aartsbisschop Hoogste bisschop in een provincie van de rooms­katholieke kerk. B4 abolitionisme Abolitionisten willen bereiken dat de slavernij wordt afgeschaft. HV1, A1, B7, B8 academie Vereniging van wetenschappers. Ook gebruikt als andere naam voor een universiteit of hogeschool. B6 adel Groep mensen die voorrechten heeft boven gewone mensen en zich daarom beschouwt als stand. De stand van de adel bestaat uit grootgrondbezitters. De leden zijn edelen. HV1, A1, B6, B7

affiche Aanplakbiljet , meestal bedoeld om reclame of propaganda te maken. B9 afgod Als een god vereerd wordt die door anderen als ‘geen echte god’ wordt beschouwd, noemen die anderen zo’n god een afgod. B2 afkomst De familie of het volk waarvan iemand afstamt. H V1, A1 aflaat / aflaatbrief Aflaat is vergeving van zonden. Een aflaatbrief is een bewijs waarin staat dat zonden zijn vergeven. B5 afzetmarkt Gebied waarin of bevolking waaraan producten worden verkocht. H V1, A1 almachtig Macht hebben zonder grenzen: alles kunnen. B2 ambacht Een ambachtsman is iemand die met handwerk een product maakt in een klein eigen bedrijf. Dat handwerk wordt dan een ambacht genoemd, bijvoorbeeld timmeren of kleermaken. H V1, A1, A2, B1, B5

ambtenaar Iemand die werkt in dienst van een staat, of in dienst van het hoofd van zo’n staat, bijvoorbeeld een koning. B1 anatomie Kennis verzamelen door het opensnijden van lichamen of planten om zo te zien hoe ze in elkaar zitten. B5 anticonceptiepil Pil die vrouwen tijdelijk onvruchtbaar maakt (zie vruchtbaarheid). B10 antisemitisme Haat tegen Joden. B9 apostel Verkondiger van het christendom. De eerste apostelen waren de twaalf leerlingen van Jezus van Nazareth. B2 asielzoeker Iemand die in zijn eigen land gevaar loopt en daarom een veilig heenkomen zoekt in een ander land. B10 atheïst Iemand die niet in een god gelooft. B6

balsemen Met zalf of hars bestrijken van een lichaam om pijn te verzachten of — als het een dood lichaam is — ervoor te zorgen dat het niet bederft. B1 barbaar Woord waarmee de Romeinen nietRomeinen aanduidden. Zij vonden barbaren ‘wild’ en ‘onbeschaafd’. Later is het woord ook gebruikt voor mensen die zich lomp en wreed gedragen: barbaars gedrag. H V1, B5 beeldhouwkunst Het maken van beelden uit steen of door ze in klei te boetseren en daarna in brons te gieten. B2 bekennen Toegeven dat je iets gedaan hebt, dat je schuldig bent. B7 belang Iets wat belangrijk voor je is doordat je er voordeel van kunt hebben. B8 berouw Diepe spijt dat je iets gedaan hebt , meestal iets slechts. B5

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.