KERN Nederlands 2e ed. handboek onderbouw havo/vwo 1-3
KERN NEDERLANDS
TAAL & CULTUUR
methodeconcept / redactie
Boom voortgezet onderwijs
met dank aan
Peter-Arno Coppen
Martijn Koek
Jeroen Steenbakkers
Theo Witte
auteurs
Jörgen Apperloo
Joke Brasser
Peter-Arno Coppen
Doke van Dieren
Willem Goedhart
Floor de Jonge
Hanneke Klaaijsen
Connelie Klijn
Sigrid Kroon
Sven Kruizinga
Bas Pijnappel
Bea Ros
Metteke de Vries
Theo Witte
KERN NEDERLANDS TAAL & CULTUUR
ONDERBOUW HAVO / VWO
TWEEDE EDITIE
BOOM VOORTGEZET ONDERWIJS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Van letters tot kennis 10
Mensen kunnen niet zonder verhalen 12
De wortels van onze taal 14
Een gedicht zegt meer 16
Open als een boek 18
Jeugdliteratuur toen en nu 20
Helden en schurken 22
Een tweede taal vergroot je wereld 24
Onverwoestbare verhalen 26
Communicatie zonder woorden 28
De kunst van het redeneren 30
Romans zijn altijd een beetje waargebeurd 32
Welkom in het medialandschap 34
14 Denk niet aan een roze olifant 36
15 Humor en spot 38
16 Wat je zegt, ben je zelf 40
1 Tekstsoorten 44
2 Tekstdoelen 46
3 Het onderwerp van een tekst 48
4 De structuur van een tekst 50
5 De verbanden in een tekst 52
6 Verwijswoorden 54
7 Mening en argumenten 56
Begrijpen van teksten
8 Woorden en hun betekenissen 58
9 Leesdoelen en leesmanieren 60
10 Samenvatten 62
11 Digitaal lezen 64
12 Bruikbaarheid van teksten 66
13 Betrouwbaarheid van teksten 68
Schrijven van teksten
14 Schrijven in stappen 70
15 Van spreektaal naar schrijftaal 72
16 Duidelijk schrijven 74
17 Aantrekkelijk schrijven 76
18 Opvallend schrijven 78
19 Correct schrijven 80
20 Opmaak 82
21 Werkstuk 84
Kijken & luisteren
22 Aantekeningen maken 86
23 Beeldtaal 88
24 Video 90
Spreken
25 Gesprekken voeren 92
26 Interviewen 94
27 Discussiëren 96
28 Presentatieprogramma’s 98
29 Spreken voor publiek 100
1 Kiezen en lezen van boeken 104
2 Literaire ontwikkeling 106
3 Genre 108
4 Bespreken en beoordelen 110
Verhalen
5 Spannende verhalen 112
6 Verhalen over mensen 114
7 Verhalen over verleden en toekomst 116
8 Plot, tijd en ruimte 118
9 Vertelperspectief 120
10 Thema en motieven 122
Gedichten
11 Dichten over gevoelens 124
12 Dichten met een boodschap 126
13 Spelen met taal 128
14 Dichtvormen 130
15 Rijm en ritme 132
16 Beeldspraak 134
GRAMMATICA
1 Ontleden 138
Redekundig ontleden
2 Onderwerp en gezegde 140
3 Persoonsvorm 142
4 Werkwoordelijk gezegde 144
5 Naamwoordelijk gezegde 146
6 Voorwerpen 148
7 Lijdend voorwerp 150
8 Meewerkend voorwerp 151
9 Voorzetselvoorwerp 152
10 Bijwoordelijke bepaling 154
11 Hoofdzin en bijzin 156
12 Passieve zin 158
Taalkundig ontleden
13 Zelfstandig naamwoord, lidwoord en bijvoeglijk naamwoord 160
14 Werkwoord 162
15 Voornaamwoorden 164
16 Voorzetsel en bijwoord 166
17 Telwoord en voegwoord 167
18 Talenwijzer 168
1 Basisprincipes spelling 172
2 Spelling in de praktijk 174
3 Meervoudsvorming 176
4 Bijvoeglijke naamwoorden 178
5 Werkwoordspelling 180
6 Samenstellingen 184
7 Cijfers en getallen 187
8 Hoofdletters 188
9 Leestekens 190
Bronnen 193 Register 194
Doe het toch maar
Ook als je denkt dat de wereld je niet lijkt op te merken en nog minder zit te wachten op jou en je verhalen
vertel ze toch maar
babs gons
Uit : Doe het toch maar. Atlas Contact (2021).
TAAL & CULTUUR
2 Mensen kunnen niet zonder verhalen
Hoeveel verhalen hoor of zie je op een dag? Of je nu kijkt naar een vlogger of het journaal, met je vrienden en vriendinnen praat over wat er in het weekend is gebeurd, of luistert naar een docent die een verhaal vertelt om iets uit te leggen: je hoort elke dag wel een verhaal. Dan hebben we het nog niet gehad over de verhalen die je leest in boeken of bekijkt via streaming. Zelfs veel games nemen je mee in een verhaal. Kennelijk zijn er heel veel verschillende soorten verhalen en kunnen die op allerlei manieren worden verteld.
Wat is een verhaal? L Een verhaal is een vertelsel van al dan niet verzonnen gebeurtenissen, meestal met als doel ons een beetje te vermaken of te boeien en er soms iets van te leren. Een verhaal vertellen is dus meer dan alleen vertellen wat er is gebeurd. Vertellen dat je gisteren in het park liep, zal niemand boeien. Maar als je vertelt dat je daar opeens een hond of een man tegenkwam, dan heb je het begin van een verhaal. Hoewel, zo’n ontmoeting op zich is niet bijzonder: iedereen ontmoet weleens een man of hond in een park. Die gebeurtenissen worden een verhaal als je er wat spanning inbrengt. Bijvoorbeeld door te benadrukken dat het donker was, het regende en het park helemaal verlaten was. Opeens zag je een grote, enge man op het pad staan. Natuurlijk wilde je hem ontlopen, maar dat kon niet meer… Nu hangt de luisteraar aan je lippen om te horen hoe het verhaal verder zal gaan.
Sterke verhalen L Om de luisteraar te boeien, verzinnen mensen vaak iets erbij zodat het verhaal spannend, grappig of zielig wordt. Soms voel je dat de verteller wel heel erg overdrijft, of zoveel erbij verzint dat je het bijna niet meer gelooft. Dat noem je een sterk verhaal. Een bijzondere vorm van een sterk verhaal is het broodjeaapverhaal Dat zijn sensationele verhalen die vaak inspelen op angsten en vooroordelen van mensen, maar die toch echt zouden kunnen zijn gebeurd. Zoals het verhaal over hamburgers waar apenvlees in ver-
Etymologie L Het woord verhaal komt oorspronkelijk van het werkwoord verhalen met als betekenis: terughalen, genoegdoening doen. De betekenis vertellen is ontstaan uit verslag doen, zijn verhaal doen, oftewel terughalen in woorden, zoals dat gebeurde bij bijvoorbeeld een rechtszaak.
werkt is, of het verhaal over een oud vrouwtje dat dacht dat ze haar net gewassen hondje ook wel kon drogen in een magnetron … Het zijn de verhalen die mensen graag aan elkaar doorvertellen, maar waarvan niemand weet wat de bron is. Heel soms verschijnt een broodjeaapverhaal bovenaan de nieuwspagina en hebben de journaals het er dagenlang over, zoals in 2015 het verhaal dat er op de Veluwe een poema zou rondlopen.
Magische kracht L Het lezen van verhalen heeft iets magisch. Mensen kunnen niet vliegen en vliegen niet praten, maar in verhalen is alles mogelijk. Harry Potter verdwijnt door de muur van perron 9 ¾. Even later vliegt de lezer met Harry mee als hij op zijn racebezemsteel zwerkbal speelt. Verhalen geven de lezer vleugels waarmee hij overal kan komen: in de levens en hoofden van onbekenden en in werelden die vreemd zijn of helemaal niet bestaan. Je hangt lekker op de bank en in je hoofd reis je naar een andere planeet, verdwaal je in een middeleeuwse stad of kan je je helemaal inleven in iemand die verliefd is of op de vlucht voor een groot gevaar. Sommige verhalen die in de toekomst spelen, hebben zelfs een voorspellende waarde. Een van de eerste en beroemdste voorbeelden hiervan is Frankenstein van Mary Shelley uit 1818. Dit horrorverhaal gaat over een wetenschapper die van dode mensen een levend mens probeert te maken. Dat lukt, maar toch niet helemaal … Tot op de dag van vandaag zijn wetenschappers hiermee bezig. Zal het ze ooit lukken om uit dode cellen een volwaardig mens te scheppen?
Functies van verhalen L Verhalen zijn een uitstekend middel om mensen en de wereld te leren begrijpen. Vanaf het moment dat mensen konden praten en ideeën uitwisselen, vertelden ze elkaar verhalen. Verhalen werden gebruikt om de mysteries van leven en dood te verklaren en om levenslessen door te geven, maar natuurlijk ook om heldendaden en liefdesgeschiedenissen te delen. Nog steeds houden we van verhalen waarmee je je lekker kunt ontspannen omdat ze spannend of heel romantisch zijn. Verhalen kunnen ook gaan over de problemen waarmee mensen worstelen, zoals eenzaamheid, verslaving of angst. Of ze geven kritiek op de maatschappij, denk aan racisme of klimaatverandering. Kortom, verhalen hebben je van alles te vertellen. Kan de mens eigenlijk wel zonder?
Veel oude verhalen gaan over het ontstaan van de wereld uit chaos. Op deze afbeelding uit Mesopotamië verslaat de zonnegod het monster Chaos.
Open als een boek
Boekje open
hoe ga ik open als een boek? ik wil mezelf eens lezen, bladeren en kijken hoeveel pagina’s ik tel. of ik een sprookje ben of meer een studieboek. zou ik mij kopen? lenen bij de bieb? alleen stiekem lezen hoe ik afloop en zachtjes terugzetten in de kast?
ted van lieshout
Uit: Hou van mij (Leopold, 2009)
Als je jezelf kon lezen, wat voor boek zou je zijn? Een sprookje, studieboek of superspannende detective? Natuurlijk kun je jezelf nooit helemaal met een boek vergelijken, maar een boek kan je wel meer over jezelf vertellen. Je leest erin over de gevoelens, gedachten en het gedrag van anderen. Deze kunnen een spiegel vormen voor jezelf. Hoe zou jij je voelen en wat zou jij doen? Herken je je in de personages of juist helemaal niet? Een boek lezen kan je helpen om door te krijgen wie jij bent en wilt zijn. En minstens zo belangrijk: verhalen en gedichten kunnen je ook helpen om anderen beter te begrijpen.
Identiteit L Alles wat jou tot je unieke en eigen ‘ik’ maakt, noem je je persoonlijke identiteit In tegenstelling tot je vingerafdruk ligt je identiteit nooit helemaal vast, maar blijft deze zich tijdens je leven ontwikkelen. Tijdens je puberteit komt deze ontwikkeling in een stroomversnelling. Je wordt kritischer en stelt meer vragen over jezelf: Wat kan ik? Waarin wil ik goed zijn? Hoe zie ik eruit? Waar wil ik bij horen?
In veel jeugdboeken gaat het over hoofdpersonen die worstelen met hun identiteit. Zo heeft Tess last van haar vergaande neiging tot perfectionisme in Er is geen vorm waarin ik pas (2017) van Erna Sassen. Of wat te denken van Adrian Mole, de sukkelige hoofdpersoon uit Het geheime dagboek van Adrian Mole 13 ¾ jaar (1982) van Sue Townsend? Als hij eindelijk een keer ‘cool’ wil doen en de muren van zijn kamer zwart verft, blijven de kaboutertjes van het oude behang gewoon erdoorheen schijnen. Niet zo cool dus, en toch leef je waarschijnlijk wel een beetje met hem mee ...
Buitenbeentjes L Bij de zoektocht naar je eigen identiteit is het logisch om aansluiting bij anderen te zoeken. Hoe doen zij het? Maar soms vind je die aansluiting niet en lijkt het alsof je de enige persoon op de wereld bent die zich zo voelt. In verhalen gaat het vaak over personages die denken anders te zijn dan anderen en daarmee worstelen. Harry Potter is hiervan een klassiek voorbeeld, net als De bijzondere kinderen van mevrouw Peregrine (2011) van Ransom Riggs, dat gaat over weeskinderen met bijzondere gaven. Al bestaan deze personages niet echt, hun gevoel van anders-zijn en niet bij de groep horen kan heel herkenbaar zijn.
Empathie L Om prettig met elkaar te kunnen samenleven — thuis, op school, in de maatschappij — is het handig dat je je ook in mensen kunt verplaatsen die anders zijn dan jij. Wanneer je je kunt inleven in een ander, ontwikkel je empathie. Het slechte humeur van je vriend begrijp je bijvoorbeeld iets beter als je weet dat hij nauwelijks heeft geslapen. In boeken noem je het inleven in personages identificatie. Doordat je meeleeft met personages, identificeer je je met hen en word je als het ware het verhaal ingezogen. Bovendien kun je jezelf en anderen dankzij verhaalpersonages beter begrijpen: Hoe denken andere
mensen? Waarom doen ze wat ze doen? Zo gaat Toffee (2019) van Sarah Crossan over iemand die van huis is weggelopen, en lees je in de klassieker Oorlog zonder vrienden (1979) van Evert Hartman hoe het is om tijdens de oorlog een ‘foute’ vader te hebben.
Saamhorigheid L Empathie voelen voor een ander zorgt ervoor dat je je meer verbonden met elkaar voelt. Dit noem je solidariteit, een gevoel van samen, bij elkaar horen. Verhalen en gedichten kunnen het saamhorigheidsgevoel met anderen versterken. Een mooi voorbeeld hiervan is het gedicht ‘Kijk’. Kees Spiering schreef dit voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Het hangt op de muren en deuren van azc’s als een welkom voor vluchtelingen.
Kijk
Kijk, dit is ons gras.
Het is lang en zacht en was er al voordat wij hier kwamen.
Wanneer je gaat liggen, buigt het zich als een moeder over je heen.
Kijk, dat zijn onze bomen.
Ouder dan opa’s van oma’s, stammen te dik voor omhelzing, het donkergroene blad vertelt van eeuwen zomer.
Kom, zoek een plek in het gras, leun tegen een stam, voel het strelen van de wind, zie de wolken, ons uitzicht, jouw uitzicht, wees welkom.
kees spiering
Etymologie L Het woord empathie is afgeleid van empatheia, het Griekse woord voor invoelen. Empathie betekent inlevingsvermogen: de eigenschap waarbij je de gevoelens of gedachten van een ander aanvoelt en je kunt inleven in de situatie van die ander.
TAALGEBRUIK
Tekstsoorten 1
Teksten hebben ontelbare verschijningsvormen. Als je echter kijkt naar het doel van een tekst, zijn er grofweg drie soorten teksten: verhalende teksten, informerende teksten en waarderende teksten.
1 Verhalende teksten L De schrijver van een verhalende tekst wil je met zijn verhaal vermaken of tot nadenken aanzetten. Hij wil je als lezer meeslepen in het verhaal en je laten inleven in de personages. Gevoelens en emoties spelen in verhalende teksten een belangrijke rol. Ook is het de enige soort teksten waarin fantasie en fictie mogelijk is; het hoeft allemaal niet waargebeurd te zijn.
Voorbeelden roman, sprookje, sciencefiction, strip, gedicht, liedje, verhaal bij het kampvuur
2 Informerende teksten L In informerende teksten gaat het om feiten, om wat echt gebeurd is. Het belangrijkste doel van de schrijver is om aan de lezer betrouwbare informatie te geven. Na het lezen van informerende teksten ben je bijvoorbeeld op de hoogte van het laatste nieuws, weet je hoe ’t sexy fokschaap kan helpen bij werkwoordspelling of hoe je een wrat kan behandelen.
3 Waarderende teksten L ‘Wat vind ik ervan?’ of ‘Wat kan je daarover denken?’ zijn de belangrijkste vragen die een schrijver probeert te beantwoorden in een waarderende tekst. Hij heeft als doel om een oordeel te geven. Hij kan proberen de lezer te overtuigen van zijn mening, maar hij kan ook verkennen welke meningen er allemaal zijn over een onderwerp of beschrijven hoe hij iets heeft ervaren.
Voorbeeld van een verhalende tekst: een fantasyroman voor jongeren vanaf 15 jaar over wezens met magisch bloed.
Voorbeeld van een informerende tekst: een non-fictieboek voor kinderen waarin de werking van bloed wordt uitgelegd.
Kitty uit Amstenrade is bloeddonor: ‘Het is een donatie die ik altijd kan geven, waarom zou ik dat dan niet doen?’
Zondag 14 juni is het Wereld Bloeddonordag. Een moment om stil te staan bij het belang van bloed (en plasma) geven en krijgen. Waarom zou je met een dikke naald een halve liter bloed uit je laten halen? ‘Het kost niets en redt levens! Daarom doe ik dat.’
Voorbeeld van een waarderende tekst: een krantenartikel waarin iemand haar mening geeft over het doneren van bloed.
Tekstdoelen
Een auteur wil iets bereiken bij zijn lezer. De schrijver van een verhaal wil je vermaken, de schrijver van een menukaart wil de gasten informeren over de gerechten en de schrijver van een protestlied wil duidelijk maken wat zijn mening is. Elke tekst heeft dus een tekstdoel Als je tekstdoelen kunt herkennen, kun je teksten beter inschatten en beoordelen. Aan de uitspraak ‘Dit is de stevigste fiets op de markt’ hecht je meer waarde als het staat in een onderzoek van de Consumentenbond dan wanneer je het leest in de brochure van een fietsfabrikant.
Tekstvormen L Bij elke tekstsoort en bijbehorend tekstdoel passen verschillende tekstvormen. Over de belevenissen van Katniss Everdeen kun je lezen in een roman, maar er zou ook een stripboek van gemaakt kunnen worden. Als je je mening wilt geven over het lesrooster op school (waarderende tekst), kun je een spandoek maken of een brief schrijven aan de directeur. Tekstvormen zitten niet altijd vast aan een tekstdoel. Zo kan een krantenartikel een verslag zijn van een nieuwsgebeurtenis (informerend), maar het kan ook een betoog bevatten over een actueel onderwerp (waarderend). Daarnaast herken je bínnen een tekst vaak meerdere doelen door of naast elkaar.
Doel
Verhalende tekstsoorten
Vertelling delen van persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen
Verhaal
Informerende tekstsoorten
Verslag / rapport
vermaken of tot nadenken aanzetten door een verhaal te vertellen
Tekstvormen
gesprek, dagboek, persoonlijk verslag, blog
kort verhaal, fabel, mop, roman, sprookje, stripverhaal, filmscenario
een zaak of een verschijnsel beschrijven en ordenen werkstuk, verslag van proefje, onderzoeksverslag, logboek
Procedure instructie geven en beschrijven hoe je iets moet doen gebruiksaanwijzing, recept, routebeschrijving, reglement
Verklaring / uiteenzetting een verschijnsel of gebeurtenis verklaren en uitleggen
Oproep / verzoek activeren; anderen motiveren of verzoeken om iets te doen
Waarderende tekstsoorten
Betoog overtuigen door een standpunt met argumenten te onderbouwen
Recensie evalueren van een boek, film, toneelstuk, muziekstuk, product, service, et cetera
Beschouwing een onderwerp vanuit een of meer gezichtspunten bekijken
Lekker dicht bij het strand, geweldige service, prachtig zwembad en het eten was fantastisch. Verder was de dode rat op onze kamer ook heel gezellig, maar hij mocht zich wel wat vaker douchen en deo opspuiten.
Tekstvorm — review
Tekstsoort — recensie
Hoofdtekstsoort — waarderende tekst
Tekstdoel — evalueren
Meerdere tekstdoelen
Het belangrijkste doel van de tekst is evalueren. Daarnaast probeert de schrijver met zijn tekst je ook een beetje te vermaken en deelt hij een persoonlijke ervaring.
VERHALEN & GEDICHTEN
Literaire ontwikkeling 2
Je zit op school om je te ontwikkelen. Onderdeel daarvan is goed leren lezen en begrijpen van jeugdliteratuur. De boeken die je tot nu toe met veel plezier hebt gelezen, zullen anders zijn dan de boeken die je over twee of drie jaar mooi vindt. Je bent dan ouder geworden en hebt andere interesses en behoeftes gekregen. Bovendien heb je meer kennis en leeservaring, waardoor je ook de wat moeilijkere boeken aankan. Om je literaire ontwikkeling te documenteren, laten veel scholen hun leerlingen een leesdossier aanleggen. Daarin kun je je leeservaringen en zelfgeschreven gedichten en verhalen bewaren. Het doel is dat je met steeds meer kennis iets over een verhaal of gedicht kan vertellen en met anderen erover kan praten. Niet alleen over de inhoud en wat het boek of gedicht voor jou betekent, maar ook over hoe het is geschreven en waarom het volgens jou wel of geen goed boek of gedicht is. De lessen (uit KERN) en de opdrachten bij de boeken van lezenvoordelijst.nl helpen je bij je literaire ontwikkeling.
Moeilijkheid van verhalen L Verhalen kunnen op allerlei manieren worden verteld. De ene manier is eenvoudiger dan de andere. Een verhaal wordt moeilijker als bijvoorbeeld de volgorde van de gebeurtenissen niet chronologisch is of als er verschillende verhaallijnen met verschillende personages door elkaar lopen. Je moet dan je hoofd goed erbij houden. Ook kan het taalgebruik (te) moeilijk voor je zijn. Goed voor je woordenschat, maar niet fijn als je lekker door wilt lezen. Sommige lezers vinden het lastig om zich in te leven in een personage of wereld die ver van hen af staat. Andere lezers vinden dit juist fijn en daardoor makkelijk. Of een verhaal makkelijk of moeilijk is, hangt dus niet alleen af van je ervaring, maar ook van je smaak en interesses. Hoe meer je leest, hoe makkelijker en leuker het wordt.
Leesniveaus L Niet iedereen heeft hetzelfde leesniveau. Een boekenwurm heeft meestal een hoger niveau dan een boekentwijfelaar of boekenmijder. Hiernaast staan vier leesniveaus voor jongeren van 12 tot en met 15 jaar beschreven. Je kan hiermee bepalen welk niveau het best bij je past en hoe je je verder kunt ontwikkelen. Het is verstandig om te beginnen met boeken die bij je niveau passen. Op de website lezenvoordelijst.nl kan je boeken selecteren met het filter ‘leesniveau’. Je kan op een hoger niveau gaan lezen als je al een tijdje op hetzelfde niveau zit of uitgekeken bent op de boeken en een nieuwe uitdaging nodig hebt. Overleg even met je docent als je de stap naar een hoger niveau wilt maken.
Lezen voor de lijst 12–15 jaar
Niveau 1
Belevend lezen
Waarom lees je? Ik wil me ontspannen met spannende of meeslepende boeken.
Bereidheid Ik vind lezen niet echt leuk, maar lees wel als het moet.
Ervaring Ik heb nog niet zoveel gelezen.
De wereld van het boek
Structuur en taalgebruik
Boeken moeten gaan over jongeren van mijn leeftijd. Het verhaal moet realistisch zijn óf juist fantasie. Ik houd niet van lange beschrijvingen.
Het verhaal moet niet te ingewikkeld in elkaar zitten en het taalgebruik moet makkelijk zijn.
Bekende voorbeelden
tonke dragt De brief voor de koning
anna woltz Gips
Niveau 2
Herkennend lezen
Ik lees om meer aan de weet te komen over andere jongeren.
Ik vind lezen leuk als ik zelf kan kiezen wat ik lees.
Ik heb redelijk veel ervaring met een of twee genres.
Ik ben nieuwsgierig naar jongeren die ouder of anders zijn dan ik. Een boek hoeft niet per se superspannend te zijn.
Het verhaal mag wel een beetje ingewikkeld zijn, maar niet te erg. Het taalgebruik moet niet al te moeilijk zijn.
mirjam mous Boy 7
j.k. rowling
Harry Potter en de Steen der Wijzen
Niveau 3
Ontdekkend en reflecterend lezen
Ik lees om meer over andere mensen en werelden te ontdekken en om daarover na te denken.
Niveau 4
Analyserend en verdiepend lezen
Ik lees om mezelf uit te dagen.
Ik vind lezen leuk. Ik lees heel graag (en praat graag over boeken).
Ik heb al best wat ervaring en lees verschillende genres.
Ik vind het leuk als een verhaal een diepere betekenis heeft en me aan het denken zet. De personages en gebeurtenissen mogen best complex en ‘nieuw’ zijn.
Het verhaal mag best ingewikkeld in elkaar zitten en het taalgebruik mag soms ook moeilijk zijn.
benny lindelauf
De hemel van Heivisj
john green
Een weeffout in onze sterren
De leesniveaus zijn bedoeld om je te helpen nadenken over je leesniveau, niet om je te beoordelen of in een hokje te stoppen. Het kan best zijn dat je ook iets van een ander niveau ziet dat bij je past. Met de niveautest op lezenvoordelijst.nl (12–15 jaar) kan je een extra check van je leesniveau doen.
Ik heb al veel verschillende soorten boeken gelezen, ook volwassenenboeken.
Ik vind het leuk om me te verdiepen in complexe personages en gebeurtenissen die ver van me af staan.
Ik vind het leuk om echt mijn best te moeten doen voor een ingewikkeld boek. Het taalgebruik mag best moeilijk en bijzonder zijn.
bart moeyaert Het is de liefde die we niet begrijpen
floortje zwigtman Wolfsroedel
VERHALEN
Spannende verhalen 5
Een onweersbui, piepende deuren, brekend glas en iemand in het nauw … Als kijker van series en films weet je dan wel dat het spannend gaat worden. Zelfs als je al weet hoe het verhaal verder zal gaan, voel je elke keer die spanning. De kunst van het schrijven van een verhaal is om ervoor te zorgen dat de kijker of lezer nieuwsgierig blijft naar het vervolg. Bijna alle verhalen zijn daarom op een of andere manier spannend. In de tabel hieronder vind je een overzicht van spannende genres.
Spanning L We denken bij spannende boeken en films al snel aan de hieronder genoemde genres, maar eigenlijk is elk goedgeschreven verhaal op een of andere manier spannend. De spanning wordt dan veroorzaakt door een probleem of een avontuur van de hoofdpersoon dat goed of slecht kan aflopen. Een verhaal wordt echt spannend als de lezer de hoofdpersoon sympathiek vindt en zich goed met hem of haar kan identificeren. Goede schrijvers verstaan de kunst om met
hun verteltechniek spanning op te wekken en de aandacht van de lezer vast te houden. Enkele bekende technieken zijn:
v Vooruitwijzing. De lezer weet dat er gevaar dreigt, maar het personage weet dat nog niet (suspense).
v Spanningsboog. De spanning in een verhaal wordt vaak langzaam opgevoerd om naar een hoogtepunt (climax ) te gaan. Daarna neemt de spanning af en volgt er vaak weer een nieuwe spanningsboog.
v Vertragen. Een bekende truc om spanning op te voeren is het vertragen van de spanning, bijvoorbeeld door steeds weer nieuwe spanningselementen toe te voegen. Deze truc wordt veel toegepast in actiefilms.
v Cliffhanger. Net voor de ontknoping van een scène is de aflevering afgelopen of wordt er overgeschakeld naar een andere scène. Deze extreme vorm van vertragen houdt de aandacht van de lezer of kijker vast.
Spannende genres
Wat zorgt voor spanning?
thriller Er dreigt steeds een enorm groot gevaar (suspense), terwijl de mogelijke slachtoffers het gevaar niet zien aankomen of niet serieus nemen.
detective Een detective moet een raadselachtige misdaad, meestal een moord, oplossen. Er zijn meerdere verdachten. De vraag is wie de misdaad heeft begaan en waarom (whodunit).
misdaad Het voorbereiden en plegen van misdaden, de strijd tussen bendes onderling om de macht en het kat-en-muisspel met de politie.
horror Angstaanjagende wezens die onschuldige mensen iets ergs willen aandoen.
Op de grond bij Lucas’ knieën lag een meisje. Haar lange bruine haar waaierde rond haar hoofd. Ze droeg een witte jurk met blauwe vlekken, daaroverheen een spijkerjasje. Een hartvormig gezicht had ze, met donkere wenkbrauwen en een veeg zwarte aarde op haar wang. Ze lag bewegingloos, half op haar zij, haar rechterbeen iets opgetrokken, haar linker languit daaroverheen. Een slaaphouding leek het, maar haar ogen stonden wijd open.
Lucas zat ernaast in kleermakerszit. Hij keek me niet aan. Hij keek ook niet naar het meisje. Zijn blik was naar de grond gericht, de uitdrukking op zijn gezicht leeg. Hij nam een trekje van zijn sigaret. Het tafereel trof me als een mokerhamer in mijn buik.
Als mijn broer nergens te vinden was, wist ik dat ik hem hier moest zoeken, achter het elektriciteitshuisje bij het zwembad, tussen de struiken. Hier zat hij als hij de drukte niet meer aankon, als zijn hoofd te vol werd, als hij rust nodig had. Hier zat hij altijd te roken. Filtersigaretten uit de slof die hij gestolen had uit het huis van tante Lucia. Ik wist dat ze hier lagen. Hij verstopte alles wat hij stal hier in de bosjes. Lucas maakte een afwerend gebaar en draaide zich van me af. Alsof hij zich wilde afsluiten voor mijn vragen. Ik knielde bij het meisje neer en keek recht in haar ogen. Ik weet zeker dat ze mij niet zag. Haar blik leek dwars door me heen te gaan, naar een andere wereld. Ik voelde een ijsblok in mijn maag zakken, er schoot kippenvel langs mijn ruggengraat, een loodzwaar gevoel nam bezit van mijn lijf, maar ik dwong mezelf op te staan. ‘Lucas, wat is er gebeurd? Wie is dat?’
Uit: tanja de jonge , De moord op QueenT WPG Kindermedia (2019).
De titel van het boek werkt als een vooruitwijzing.
Vanaf de ‘veeg zwarte aarde op haar wang’ komt de spanning op gang. De beschrijving van hoe het meisje erbij ligt, is het begin van een spanningsboog die wordt onderbroken door een cliffhanger.
De beschrijving van het vreemde gedrag van Lucas zorgt voor vertraging die de spanning een beetje verhoogt, want de lezer blijft nieuwsgierig. Door de hevige reactie van de hoofdpersoon krijgt de lezer nog meer het gevoel dat Lucas iets met de dood van het meisje te maken heeft. De spanningsboog wordt hierdoor verder aangespannen.
Nu weet de lezer dat Lucas een broer is van de hoofdpersoon en kom je als lezer erachter dat hij vaak vreemd gedrag vertoont. Bovendien leidt hij een dubbelleven (stelen en stiekem roken). Hierdoor wordt hij nog verdachter. De spanningsboog wordt nog verder aangespannen.
Door het afwerende gedrag van Lucas en de heftige emotionele reacties van de verteller groeit de verdachtmaking naar een climax. Doordat het fragment hier eindigt ontstaat er een cliffhanger.
GRAMMATICA
Ontleden 1
Alle regels voor het maken van woorden en zinnen bij elkaar, noem je de grammatica. Die grammatica zit al in je hoofd. Je hebt de regels vanzelf geleerd toen je taal ging gebruiken. Daarom maak je meestal vanzelf goede zinnen en snap je direct de betekenis van zinnen die je hoort of leest. Iedereen heeft een taalgevoel En eigenlijk weten we dus allemaal al heel veel over grammatica. Het doel van deze cursus is dan ook vooral om je bewust te maken van de kennis die je al hebt. Een manier om dit te doen, is door zinnen te ontleden.
Ontleden L Het woord ontleden betekent ‘uit elkaar halen’. Bij biologie zul je misschien een kikker ontleden om meer te leren over hoe een lichaam in elkaar zit. Bij Nederlands ontleed je zinnen om meer te leren over hoe taal in elkaar zit.
Redekundig en taalkundig L Er zijn twee manieren om een zin te ontleden. Je kunt kijken naar de losse woorden in een zin en kijken tot wat voor woordsoort die behoren. Dan doe je aan taalkundig ontleden. Je kunt ook kijken welke woorden samen groepjes vormen in een zin. Woorden die samen een functie hebben, noem je een zinsdeel. Wanneer je kijkt welke woorden samen zinsdelen vormen en wat de functie van die zinsdelen is, dan ben je bezig met redekundig ontleden.
Redeneren L Op de basisschool heb je al het een en ander geleerd over zinsontleding. Je hebt bijvoorbeeld geleerd hoe je een zinsdeel als het onderwerp kunt vinden. In deze cursus leer je meer woordsoorten en zinsdelen kennen, en leer je redeneren over taal. Redeneren betekent dat je door logisch na te denken tot een ontleding komt.
persoonsvorm en deel van het gezegde
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
bijwoordelijke bepaling lijdend voorwerp
gezegde, samen met de persoonsvorm
zinsdelen Redekundig ontleden
De hevige storm heeft vannacht in de hele provincie grote schade aangericht.
Iedere zin heeft een onderwerp en een gezegde. In elke zin doet of is iemand iets. Degene die iets doet of is, noem je het onderwerp. Wat het onderwerp is of doet, is het gezegde. Het onderwerp en het gezegde zijn samen de basis van iedere zin. Zelfs peuters gebruiken deze zinsdelen al. Ze zeggen bijvoorbeeld:
v Papa slapen
v Mama lief
Het lijken nog geen echte zinnen, en toch kun je het onderwerp en gezegde al aanwijzen:
v papa = degene die iets doet = onderwerp slapen = wat papa doet = gezegde v mama = degene die iets is = onderwerp lief = wat mama is = gezegde
Doen of zijn L In sommige zinnen doet het onderwerp iets. Dit zijn doenzinnen. Bijvoorbeeld:
v Opa lacht.
v De buurman tuiniert.
v De hond kwispelt.
In andere zinnen is het onderwerp iets. Dit zijn zijn-zinnen. Bijvoorbeeld:
v Oma is grappig.
v De atleet is snel.
v Vossen zijn roofdieren.
Doen-zinnen hebben een werkwoordelijk gezegde. Het belangrijkste woord (het kernwoord) van een werkwoordelijk gezegde is een werkwoord. Lachen, tuinieren en kwispelen zijn bijvoorbeeld werkwoorden. Op de basisschool noemde je werkwoorden ook wel doe-woorden.
Zijn-zinnen hebben een naamwoordelijk gezegde Het belangrijkste woord (het kernwoord) van een naamwoordelijk gezegde is een naamwoord. Grappig en snel zijn bijvoeglijke naamwoorden. Roofdieren is een zelfstandig naamwoord.
Zo zit het in andere talen L Het onderwerp wordt in andere talen subject genoemd. In talen met naamvallen, zoals het Duits, zie je aan de verbuiging van het zelfstandig naamwoord of het lidwoord, of ze het onderwerp van de zin zijn. Deze vorm noem je de nominatief of eerste naamval.
Der Mann ist nett. — De man is aardig.
Gezegde
Een doen-zin heeft een werkwoordelijk gezegde.
Een zijn-zin heeft een naamwoordelijk gezegde
stappenplan
1 Bepaal het kernwoord van het gezegde.
2 Vul het kernwoord aan: ..., dat doe / ben je.
→ aangevuld met doen = werkwoordelijk gezegde
→ aangevuld met zijn = naamwoordelijk gezegde
Voorbeeld
Eva droomt. De baby huilt.
Eva is lief Mounir is intelligent
De motor draait.
Ik ben vrolijk
Redenering
Dat doet ze. Dat doet hij.
Lief, dat is ze. Intelligent, dat is hij.
1 draaien = kernwoord
2 Draaien, dat doe je.
→ werkwoordelijk gezegde
1 vrolijk = kernwoord
2 Vrolijk, dat ben je.
→ naamwoordelijk gezegde
Onderwerp
Het onderwerp is degene die iets doet in een zin.
Het onderwerp is degene die iets is in een zin.
Het onderwerp kan ook een dier, ding of abstract begrip zijn.
stappenplan
1 Neem de kern van het gezegde.
2 Is de kern: v een werkwoord? Vul dan aan met: dat doet / doen ... v een naamwoord? Vul dan aan met: dat is / zijn ...
→ onderwerp
Voorbeeld
Mijn vader kookt.
Hun zus is slim.
De vloer kraakt.
Vriendschap is het mooiste wat er is.
De tulpen bloeien.
Die apps zijn gratis.
Redenering
Mijn vader is degene die iets doet.
Hun zus is degene die iets is.
De vloer is datgene wat iets doet. Vriendschap is datgene wat iets is.
1 bloeien = kern
2 Bloeien, dat doen de tulpen.
→ de tulpen = onderwerp
1 gratis = kern
2 Gratis, dat zijn die apps
→ die apps = onderwerp
TAALVERZORGING
Meervoudsvorming 3
De meeste Nederlandse zelfstandige naamwoorden kun je in het enkelvoud en het meervoud zetten. Meestal kun je het meervoud schrijven als enkelvoud + en of enkelvoud + s. Bij sommige meervouden verandert er meer in de spelling van het woord. Hoe je zelfstandige naamwoorden herkent, lees je in Grammatica 13.
Meervouden op -en
De meeste woorden hebben een meervoud op en. muts – mutsen geluid – geluiden
Bij woorden die eindigen op één medeklinker verandert meestal de spelling, zodat de klank hetzelfde blijft: v Als het woord een korte klank heeft, dan wordt de medeklinker verdubbeld. v Als het woord een lange klank heeft, dan wordt een klinker weggelaten.
Bij woorden die eindigen op ik, es, el, is en it verdubbelt de medeklinker alleen als daar de klemtoon op valt.
Als een woord eindigt op een s of een f veranderen die letters in het meervoud meestal in een z en een v
bot – botten man – mannen boot – boten maan – manen
Behalve op en kunnen woorden in het meervoud eindigen op s
Als een woord eindigt op a, i, o, u of y en als dit uitspraakverwarring oplevert, dan krijgt het meervoud een apostrof voor de s: ’s
Als het woord eindigt op een klinker en dit geeft geen uitspraakverwarring, dan schrijf je de -s gewoon aan het woord vast.
Engelse en Franse leenwoorden eindigen in het meervoud vaak op s
lepel – lepels eekhoorn – eekhoorns
auto – auto’s kiwi – kiwi’s jury – jury’s
café – cafés finale – finales kanarie – kanaries portemonnee – portemonnees
cowboy – cowboys bonbon – bonbons
Meervouden van afkortingen: -’en of -’s
Afkortingen krijgen in het meervoud altijd een apostrof.
De letters s of x en afkortingen die hierop eindigen, hebben een meervoud op ’en.
Alle andere letters en afkortingen die daarop eindigen, krijgen in het meervoud ’s. Ook afkortingen die eindigen op een cijfer krijgen ’s
Meervouden met een trema: -ieën, -iën en -eeën
gps – gps’en x – x’en
dvd – dvd’s WK – WK’s mp3 – mp3’s
Woorden die eindigen op ie of ee met een meervoud op (e)n, krijgen een trema zodat er geen verwarring ontstaat over de uitspraak.
Woorden op ie schrijf je in het meervoud met een trema op de laatste e v Als de klemtoom op ie valt, dan eindigt het meervoud met ieën v Als de klemtoon op een andere klank valt, dan eindigt het meervoud op iën
melodie – melodieën bacterie – bacteriën
Woorden op ee schrijf je in het meervoud met eeën. idee – ideeën
Twee meervoudsvormen
Er zijn woorden met twee meervoudsvormen. Beide vormen zijn in dat geval goed.
Sommige woorden hebben een meervoud op (e)n én op s
Leenwoorden uit het Latijn, Grieks en Italiaans houden soms hun oorspronkelijke meervoud. Daarnaast hebben ze vaak een vernederlandste meervoudsvorm.
Soms is het juiste meervoud afhankelijk van de betekenis van het woord.
Een grapjas heeft de banden van mijn fiets laten leeglopen. Op het festival zullen twintig bands optreden. De portiers van het hotel openden de portieren van de auto’s.
Bijzondere meervoudsvormen
Sommige woorden die eindigen op een korte klank krijgen in het meervoud een lange klank.
Soms verandert de klinker in het meervoud.
dak – daken verbod – verboden
schoonheid – schoonheden gezinslid – gezinsleden
Enkele woorden hebben een meervoud op eren kind – kinderen
Er bestaan ook onregelmatige meervoudsvormen. koe – koeien lende – lendenen
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.