Thema 4 Schoonmaken en inrichten FACTOR-E BASISDEEL HELPENDE ZORG EN WELZIJN
1
Colofon Uitgeverij: Edu’Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteurs: Daphne Ariens, Lily Benjamin-Merens, Anouk Driessen, Hanneke Jansen, Hanneke Molenaar, Richard Prins, Rubus Opleidingspartners, Gretha Tolsma, Gerda Verhey, Jetty de Vries, Alex van Winkel Inhoudelijke redactie: Jessica Satink – Verbeek, Ludo Peters, Patricia Streng Eindredactie: Astrid Habraken - van Esdonk – Tekstbureau Flytande Titel: Basisdeel Helpende Zorg en Welzijn ISBN: 978 90 3724 581 3 Eerste druk/tweede oplage ©
Edu’Actief b.v. 2018
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu’Actief, te vinden op www.edu-actief.nl.
SCHOONMAKEN EN INRICHTEN
4
SCHOONMAKEN EN INRICHTEN
Dit thema gaat over schoonmaakmaterialen en -middelen. Hoe gebruik je die? Op welke manieren kun je reinigen? Het gaat ook over het inrichten van ruimtes en ergonomisch werken. Schoonmaken in een bedrijf is anders dan schoonmaken thuis. Je moet binnen een bedrijf vaak een protocol of werkplan gebruiken. Bij mensen thuis gebruik je vaak de materialen en middelen die een cliënt zelf in huis heeft. Er zijn voor het schoonmaken een aantal richtlijnen om te zorgen dat je zelf gezond blijft en dat je rekening houdt met kosten en milieu. In je werk moet je soms ruimtes inrichten en aankleden. Denk bijvoorbeeld aan het inrichten van een activiteitenruimte in een verzorgingshuis of het aankleden van een vergaderruimte. Hierbij gebruik je steeds verschillende materialen, middelen en apparatuur. Je houdt rekening met de doelgroep. Na afloop zorg je ervoor dat alles netjes opgeruimd wordt. Leerdoelen • Je kunt alleen en/of samen met cliënten en/of collega’s de werk-, activiteiten- en/of verblijfsruimte inrichten. • Je kunt voor de aankleding van een representatieve ruimte zorgen. • Je kunt bijdragen aan een gastvrije sfeer. • Je kunt de ruimte zo nodig opruimen en schoonmaken. • Je kunt de benodigde materialen en middelen voor de inrichting en/of aankleding van de ruimte verzamelen en klaarzetten. • Je kunt meubilair, materialen en/of middelen in de gewenste opstelling zetten. • Je kunt na afloop de ruimte weer in orde maken. • Je kunt het werkplan en/of de aanwijzingen van collega’s begrijpen en opvolgen. • Je kunt zorgvuldig en op de juiste wijze omgaan met de voorgeschreven (hulp)middelen, materialen en apparatuur. • Je kunt volgens de voorschriften van de organisatie werken.
SCHOONMAAKMATERIALEN EN -MIDDELEN Schoonmaken en opruimen is een belangrijk deel van je werk. Doordat je schoonmaakt, zien ruimtes er goed en aantrekkelijk uit. Dit geeft een goede sfeer. Mensen komen liever binnen in een schone ruimte dan in een vieze. De inrichting helpt mee om je doelen te behalen en de sfeer te bepalen. Wanneer je voor bewoners een paasontbijt serveert in een ruimte met paasdecoraties, voorjaarsbloemen en een gezellig aangeklede tafel, dan komen mensen graag. Schoonmaakmaterialen Bij het schoonmaken gebruik je verschillende materialen en schoonmaakmiddelen. Veel cliënten en instellingen hebben een voorkeur voor bepaalde schoonmaakmiddelen. Er wordt niet overal op dezelfde manier schoongemaakt. Thuis zal dit al anders zijn dan in een instelling. Ook per instelling verschilt dit. In een zorginstelling heb je te vaak maken met mensen die een zwakke gezondheid hebben. Er moet anders schoongemaakt worden dan in een doorsnee activiteitencentrum, waar het gewoon lekker fris en schoon moet zijn.
3
Hierna zie je enkele schoonmaakmaterialen die je in de praktijk kunt gebruiken, afhankelijk van de situatie en het bedrijf of de organisatie waar je werkt. ZIET ER ZO UIT
4
GEBRUIK
emmer
water en sop
rolemmer met pers
water en sop, dweilen, moppen
stofdoek
stof afnemen
huishoudtrap
om op te staan
SCHOONMAKEN EN INRICHTEN
ZIET ER ZO UIT
GEBRUIK
dweil/mop/vlakmop
dweilen, moppen
spons, zeem en raamtrekker
ramen schoonmaken
raamwisser
ramen schoonmaken
veger
stof van de vloer halen
wisser
stof van de vloer halen
stoffer en blik
kleine hoopjes vuil en zand opvegen
5
ZIET ER ZO UIT
6
GEBRUIK
microvezeldoek
met de hand schoonmaken
kruimeldief
kleine rommeltjes opzuigen
stofzuiger
grote oppervlakte zuigen
werkdoekje
met de hand schoonmaken
ragebol
plafonds en hoge hoeken schoonmaken
plumeau
breekbare spullen afstoffen
SCHOONMAKEN EN INRICHTEN
ZIET ER ZO UIT bezem
GEBRUIK gladde vloeroppervlakken vegen
Schoonmaakmaterialen zijn de ‘gereedschappen’ waarmee je schoonmaakt. Denk hierbij aan bezems, dweilen of een stofzuiger. Schoonmaakmiddelen zijn nodig om sopjes mee te maken om daadwerkelijk het vuil te verwijderen. Denk aan afwasmiddel en waspoeder. Een schoonmaakmateriaal gebruik je voor langere duur. Een schoonmaakmiddel verbruik je, het is op een gegeven moment op.
OPDRACHT 1 MATERIALEN Welke schoonmaakmaterialen gebruik je regelmatig zelf, bijvoorbeeld thuis of op je stage?
OPDRACHT 2 SCHOONMAAKMATERIALEN Doe deze opdracht met een klasgenoot. Bedenk samen welke schoonmaakklussen er in een ruimte te doen zijn. En welke schoonmaakmaterialen je daarvoor nodig hebt. Vraag aan je docent voor welke ruimte je deze opdracht moet maken. Wissel daarna je lijst met klussen en materialen met een ander tweetal. Bespreek welke klussen en materialen jullie hebben opgeschreven. Geef elkaar feedback en verbeter eventueel je lijst.
OPDRACHT 3 BASISPAKKET In de instelling waar je werkt wonen jongeren. Zij kunnen vanwege allerlei problemen niet thuis wonen. In de instelling krijgen ze training om zelfstandig te leren leven. Op deze manier kunnen zij straks in een eigen huis of op een eigen kamer wonen. Aan jou wordt gevraagd om een basispakket aan schoonmaakmiddelen en schoonmaakmaterialen samen te stellen voor jongeren die op zichzelf gaan wonen. Wat doe jij in het basispakket? Zet er ook bij wat de artikelen kosten.
7
OPDRACHT 4 MATERIALEN EN HUN GEBRUIK Zoek tien verschillende plaatjes van schoonmaakmaterialen. Zoek foto’s op internet en in folders van supermarkten. Eventueel kun je zelf foto's maken van materialen. Schrijf ernaast waarvoor je het voorwerp gebruikt.
8
SCHOONMAKEN EN INRICHTEN
SCHOONMAAKMIDDELEN Je gebruikt schoonmaakmiddelen om vuil te verwijderen. Voorbeelden zijn: • allesreiniger: geschikt voor alle oppervlakken die nat gereinigd mogen worden • groene zeep: kun je in plaats van allesreiniger gebruiken • schuurmiddelen: om hardnekkige vlekken en vetvlekken te verwijderen van krasvaste materialen • afwasmiddel: voor de afwas en voor kleine sopjes • wasmiddel: voor het reinigen van wasgoed in de wasmachine of voor een handwas • soda: multifunctioneel schoonmaakmiddel • specifieke schoonmaakmiddelen die jouw instelling gebruikt. Gebruiksvoorschrift Op het etiket staat een gebruiksvoorschrift, volg dat op. Denk hierbij aan werken met de juiste watertemperatuur (bijvoorbeeld bij het wassen van kleding), volgens een bepaalde beweging (bijvoorbeeld bij vegen of schuren) en aan de inwerktijd van een middel. Op deze manier behaal je het beste resultaat. Was je wasgoed op de juiste temperatuur en volgens het voorschrift, dan gaat het kledingstuk langer mee. Dosering De dosering van schoonmaakmiddelen is belangrijk: hoeveel schoonmaakmiddel moet je gebruiken? Dit staat meestal op het etiket van het middel.
Gebruiksvoorschrift
Dosering
Op het etiket van een schoonmaakmiddel staat hoeveel je ervan moet gebruiken. Bijvoorbeeld: • 2 eetlepels op 5 liter water • 1 dopje (van dezelfde fles) op 10 liter water • 2 ml op 5 liter water. Gebruik je te weinig van het middel, dan reinig je niet genoeg. Ook te veel gebruiken levert geen goed resultaat. Als je bijvoorbeeld veel te veel sop gebruikt om een vloer te reinigen, dan is er een grote kans dat de vloer wel opdroogt, maar glad blijft. Dit kan gevaarlijke situaties opleveren. In een gewone schoonmaakemmer kan 10 liter. Meestal vind je op de emmer hoeveel liter erin gaat. Soms worden er streepjes aan de binnenkant van de emmer aangegeven, zodat je makkelijk kunt afmeten als je maar 5 liter sop nodig hebt.
9
Bedenk dat schoonmaakmiddelen geld kosten. Wanneer je onnodig veel van een schoonmaakmiddel gebruikt, dan kost het meer geld. Milieu Schoonmaakmiddelen zijn niet goed voor het milieu. Ze komen via de afvoer en het riool in het water terecht. Dit moet weer gezuiverd worden voordat het goed drinkwater is. Natuurlijk heb je schoonmaakmiddelen nodig in je werk, maar gebruik er niet te veel van. Op die manier belast je het milieu zo min mogelijk. Tegenwoordig zijn er ook veel middelen die ‘groen’ zijn. Hiermee bedoelen we dat ze minder belasting voor het milieu opleveren en dus milieuvriendelijker zijn. Dit betekent niet dat je er dan zomaar een extra scheut van moet gebruiken.
OPDRACHT 5 HET JUISTE MIDDEL Verbind de schoonmaakmiddelen met de schoonmaakklus waarvoor je ze gebruikt. Doe dit door een lijn te trekken. Allesreiniger
Afwassen
Vloeibaar schuurmiddel
Een vloer dweilen
Wasmiddel
De toiletpot schoonmaken
Afwasmiddel
Kleding wassen
Wc-reiniger
Een lastige vlek op een tafel
OPDRACHT 6 BEREKEN DE HOEVEELHEID Hoeveel schoonmaakmiddel heb je nodig? Op de verpakking staat: 1 dop per 5 liter. Je maakt een volle emmer sop, hoeveel schoonmaakmiddel gebruik je?
Op de verpakking staat: 2 eetlepels per 5 liter. Je hebt maar een klein sopje nodig en gebruikt 2,5 liter water. Hoeveel schoonmaakmiddel gebruik je?
Op de verpakking staat: 1 maatschep waspoeder voor 1 was. De was die je gaat draaien is erg vies. Hoeveel waspoeder ga je gebruiken?
10
SCHOONMAKEN EN INRICHTEN
OPDRACHT 7 EENS OF ONEENS Lees de uitspraken door. Ben je het eens of oneens met de uitspraak? Leg uit waarom. Het maakt niet uit hoeveel schoonmaakmiddel je gebruikt, als het maar schoon wordt. eens oneens
Als je schoonmaakt, moet je er ook op letten dat je zuinig werkt. Hiermee bespaar je geld. eens oneens
Werken met te veel schoonmaakmiddel kan gevaarlijke situaties opleveren. eens oneens
OPDRACHT 8 MENEER DE VRIES Je werkt bij cliënten thuis. Als helpende maak je regelmatig schoon bij meneer De Vries. Hij heeft alleen afwasmiddel in huis als schoonmaakmiddel. Hij wil dat je hier alles mee schoonmaakt. Wat vertel je aan de heer De Vries?
ETIKETTEN Het etiket op schoonmaakmiddelen moet in het Nederlands geschreven zijn. Zo kan iedereen de informatie goed begrijpen. Staat de tekst er alleen in andere talen op, dan mag het middel niet in Nederland verkocht worden. Op het etiket staat: • waarvoor je het schoonmaakmiddel gebruikt • hoe je het gebruikt • welke gevaarsymbolen, pictogrammen en kleurcodes van toepassing zijn • waar je de verpakking moet weggooien • wat je moet doen wanneer je iets van het schoonmaakmiddel hebt binnengekregen.
11
Lees het etiket dus goed door voordat je het schoonmaakmiddel gebruikt. Werk je bij mensen thuis, of in een instelling, neem dan de tijd om dit te doen. Het is belangrijk dat je een middel op de juiste manier gebruikt. Neem het ook door als je met nieuwe, onbekende middelen gaat werken.
OPDRACHT 9 LEES HET ETIKET Kijk op de verpakking van drie verschillende schoonmaakmiddelen. Voor welke schoonmaakklussen kun je dit middel gebruiken? 1. 2. 3. Hoe moet je het gebruiken? 1. 2. 3. Staan er veiligheidsmaatregelen op het etiket? Welke? 1. 2. 3.
12
SCHOONMAKEN EN INRICHTEN
OPDRACHT 10 WAT STAAT ER OP HET ETIKET?
Waarvoor gebruik je dit schoonmaakmiddel?
Hoe moet het worden gebruikt?
Staat er een gevaarsymbool op? Zo ja, wat betekent het?
Wat betekenen de andere symbolen?
13
Welke stoffen zitten er in het schoonmaakmiddel?
GEVAARSYMBOLEN Voordat je een schoonmaakmiddel gebruikt, kijk je naar de gevaarsymbolen op het etiket. Wanneer er schadelijke stoffen in een schoonmaakmiddel zitten, dan is het verplicht om deze gevaarsymbolen op het middel te zetten. Er moet ook bij het symbool staan wat precies het risico is. Kijk goed naar de symbolen voordat je het product gaat gebruiken. Veelgebruikte symbolen op schoonmaakmiddelen zijn:
14
SCHOONMAKEN EN INRICHTEN
OPDRACHT 11 SYMBOLEN Op etiketten van schoonmaakmiddelen staan symbolen. Schrijf onder elk symbool waarvoor het waarschuwt.
15