N
RK
au 2
AU 2 IVE
STERK NI
VEA U
2
e helpende zorg en welzijn
Werken met Factor-E Helpende Zorg en Welzijn Het profieldeel Factor-E Helpende Zorg en Welzijn bestaat uit 5 thema’s. Elk thema bestaat uit: 1. de leerdoelen. Je ziet wat je moet kunnen en kennen. 2. vakkennis en opdrachten. Wanneer je de vakkennis doorneemt en de opdrachten doet, leer je over en oefen je met de praktijk. 3. de digitale leeromgeving. Voordat je de digitale leeromgeving kunt gebruiken moet je je licentie activeren. – Overleg met je docent welk type account je gebruikt. – Ga naar www.edu-actief.nl/licentie – Bekijk de instructiefilm of lees het stappenplan. – Volg de stappen. Daarna kun je aan de slag!
1
1
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
Dit thema gaat over methodisch werken. En over welke technologische hulpmiddelen er zijn en hoe je deze kunt gebruiken. Ook het gebruik van sociale media wordt besproken. Je leert welke huishoudelijke schoonmaakwerkzaamheden er zijn en hoe je een cliënt kunt ondersteunen hierbij. Dit thema bestaat uit: • de leerdoelen • de vakkennis en de opdrachten • het project • de praktijktoets • de theorietoets. LEERDOELEN 1.
Je hebt basiskennis van methodisch werken in de sector Zorg en Welzijn.
2.
Je hebt basiskennis van technologische hulpmiddelen op het gebied van wonen, welzijn en zorg.
3.
Je hebt basiskennis van huishoudelijke schoonmaakwerkzaamheden.
4.
Je kunt een bekende en onbekende cliënt ondersteunen bij huishoudelijke schoonmaakwerkzaamheden.
5.
Je hebt basiskennis van textiel en bedden opmaken.
6.
Je kunt een bekende en onbekende cliënt ondersteunen bij het verzorgen van textiel.
7.
Je hebt basiskennis van overdracht van gegevens.
8.
Je kunt informatie over huishoudelijke werkzaamheden uit het zorgplan halen bij een bekende en onbekende cliënt.
9.
Je kunt met een bekende en onbekende cliënt en betrokkenen afspraken maken over wie wat doet.
10. Je kunt gegevens overdragen over werkzaamheden die volgens plan verlopen zijn aan directe en indirecte collega’s.
2
11.
Je kunt informatie over huishoudelijke werkzaamheden uit het zorgplan halen bij een bekende en onbekende cliënt.
12.
Je kunt met een bekende en onbekende cliënt en betrokkenen afspraken maken over wie wat doet.
13.
Je kunt een bekende en onbekende cliënt ondersteunen bij huishoudelijke schoonmaakwerkzaamheden.
14.
Je kunt een bekende en onbekende cliënt ondersteunen bij het verzorgen van textiel.
15.
Je kunt gegevens overdragen over werkzaamheden die volgens plan verlopen zijn, aan directe en indirecte collega’s.
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
OPDRACHT 1 VOORBEREIDEN Bekijk de leerdoelen hiervoor. Je ziet wat je moet kunnen en kennen om te ondersteunen bij huishouden en wonen. En je ziet waarop je beoordeeld wordt tijdens de praktijktoets. Welk leerdoel lijkt jou uitdagend? Waarom?
Waar zie je tegenop? Leg uit waarom.
Welke ervaringen heb je al met deze leerdoelen?
Waar denk je dat je deze leerdoelen tegenkomt in je werk?
METHODISCH WERKEN Als helpende wil je graag resultaat zien. Je wilt bijvoorbeeld een bewoner ondersteunen bij de persoonlijke zorg, maar laat hem veel zelf doen. Of je gaat een groep kinderen begeleiden bij een sportmiddag. Dan moet jij zorgen dat bij elk spel de juiste materialen aanwezig zijn, de begeleiders op de juiste plek staan, de kinderen in groepjes verdeeld worden, enzovoort. Om een zo goed mogelijk resultaat te behalen, werk je methodisch. Methodisch werken is een vaste manier van handelen met een bepaald doel. Dit gebeurt volgens de cyclus: voorbereiden, uitvoeren, evalueren. Ook binnen de thuiszorg wordt methodisch gewerkt. Dit gebeurt met protocollen. In een protocol staat duidelijk beschreven wie wat wanneer doet. De voordelen van methodisch werken: • Je weet waarom je iets doet. • Er is een logische volgorde. • Er is een tijdsplanning. • Je kunt evalueren. • Het is gemakkelijk over te dragen of over te nemen van een ander. • Het biedt houvast voor jezelf en voor de cliënt.
3
Cyclus methodisch werken. Voorbeeld Voorbereiden Martine werkt als helpende Zorg en Welzijn bij een zorgcentrum. Ze werkt op een afdeling voor kleinschalig wonen. Ze heeft bedacht om vanmiddag met een paar bewoners koekjes te gaan bakken. Voordat ze begint heeft ze goed nagedacht over wat ze precies wil doen. Het kneden van het deeg zou mevrouw Janssen goed kunnen doen. Mevrouw Zaria en mevrouw Roekx kunnen niet meer kneden, maar zij kunnen wel met de vormpjes koekjes maken. Uitvoeren Om 15.00 uur gaat Martine met de activiteit beginnen. Mevrouw Janssen begint met het kneden van het deeg. De andere twee dames bekijken aandachtig alle vormpjes en zoeken uit welke ze willen gebruiken. Dhr. Graafsma maakt de bakplaten klaar en legt er bakpapier op. Martine houdt alles in de gaten, ze hoeft nauwelijks aanwijzingen te geven. Ze zet op de achtergrond een muziekje op. De koekjes zijn klaar en kunnen de oven in. Ondertussen ruimt Martine de spullen op. Bij een kopje thee proeven ze de koekjes en Martine vraagt of ze het leuk vonden. De bewoners vonden het gezellig. Mevrouw Zaria zegt dat ze de volgende keer de koekjes graag zou versieren. Martine noteert dat ze een volgende keer ook wat versiersels erbij kan gebruiken. Evalueren Je ziet dat Martine methodisch werkt. Haar doel is: het bakken van koekjes met een paar bewoners. Ze werkt doelgericht. Wanneer ze zomaar ineens iets zou gaan doen, zou het een rommeltje worden en zouden bewoners niet weten wat ze moeten doen. Er horen drie stappen bij methodisch werken: • De voorbereiding Martine bedenkt wat ze gaat doen, welke spullen ze wil gebruiken en hoeveel tijd ze nodig heeft, en hoe ze de taken gaat verdelen. • De uitvoering het bakken van de koekjes. • De evaluatie Martine vraagt hoe de bewoners het vonden en noteert verbeterpunten voor een volgende keer.
4
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
OPDRACHT 2 METHODISCH WERKEN 1 Waar denk je aan bij het woord methode?
Kan een vrijwilliger ook methodisch te werk gaan of moet je daar per se voor betaald worden?
Kan iemand met een verstandelijke beperking methodisch werken? Waarom wel of niet?
OPDRACHT 3 METHODISCH WERKEN 2 Schoenen poetsen van cliënten is een voorbeeld van methodisch werken. Geef aan hoe je dit zou aanpakken volgens de cyclus van voorbereiden, uitvoeren en evalueren.
Bedenk zelf een taak waarbij methodisch werken belangrijk is en geef aan hoe je het volgens de cyclus zou aanpakken.
TAKENPAKKET VAN EEN HELPENDE Een helpende ondersteunt mensen bij dingen die zij niet (meer) zelfstandig kunnen. Dit kan binnen zorginstellingen en welzijnsinstellingen, maar ook bij mensen thuis. In zorginstellingen ondersteunt de helpende bij wonen, huishouden en ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen). In welzijnsinstellingen ligt de nadruk op het begeleiden, bijvoorbeeld spullen klaarzetten, schoonmaken, opruimen en ondersteunen bij activiteiten. Bij mensen thuis is het vaak een combinatie van ondersteunen en begeleiden.
5
Tafeldekken. Een helpende werkt onder begeleiding van iemand anders. Ook werk je regelmatig alleen, bijvoorbeeld bij iemand thuis of als je gedurende de dag cliënten ondersteunt. Taken helpende Als helpende heb je huishoudelijke, verzorgende en begeleidende taken. • huishoudelijke taken Bijvoorbeeld: schoonmaken, opruimen, maaltijden klaarzetten en afruimen, koffie- en theezetten, de was verzorgen. • verzorgende taken Bijvoorbeeld: wassen, assisteren bij aan- en uitkleden, naar bed brengen, eten geven. • begeleidende taken Bijvoorbeeld: stimuleren om deel te nemen aan activiteiten, toezien op veiligheid. Ook bied je mensen een luisterend oor. Je zorgt voor een prettige sfeer en een fijne leefomgeving. Je helpt mensen om zelfstandig te functioneren. Daarnaast zorg je ervoor dat je je taken bijhoudt in het zorgdossier. Je beschrijft per cliënt wat je aan taken hebt uitgevoerd.
OPDRACHT 4 STAGE Jij loopt of liep stage. Noteer alle taken die je op je stage hebt uitgevoerd. Geef per taak aan of je deze zelfstandig hebt uitgevoerd of onder begeleiding. Geef ook aan of het een taak voor een helpende is of niet. Zo niet, leg dan uit waarom.
6
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
VOLGORDE VAN WERKZAAMHEDEN Voorbeeld Josje heeft haar werkrooster gekregen voor de komende twee weken. Ze weet nu wanneer ze moet werken. Haar werkdag voor woensdag 2 april ziet er zo uit: • tot ongeveer 9.30: bewoners van de kamers 10, 12 en 14 helpen met opstaan en helpen bij het ontbijt • van 9.30 tot 10.00: bewoners naar de huiskamer brengen • 10.00: koffiepauze • 10.30: met meneer Louwers mee naar de fysiotherapie • ongeveer 12.00: terug, tafeldekken • 12.30 tot 13.30: spullen van de warme maaltijd opruimen, bewoners die een middagdutje willen doen in bed helpen • 14.00: bij mevrouw Druss langsgaan om te vragen wat de huisarts gezegd heeft • 14.30: samen met cliënten en collega's een uurtje wandelen • 15.45: bijzonderheden rapporteren, overdracht. Wat doe je wanneer? Als helpende voer je meerdere werkzaamheden uit op een dag of in een week. Als je goed naar het lijstje kijkt, dan zie je dat de klok voor een groot deel de volgorde van de taken bepaalt. Ontbijten doe je niet om 14.00 uur en een middagdutje niet om 11.00 uur. Een groot gedeelte van je taken op een dag ligt vast, maar niet alles: Josje wil om 14.00 uur bij mevrouw Druss langsgaan om te vragen wat de huisarts heeft gezegd. Dat kan pas als de huisarts is geweest. Deze afspraak staat gepland om 13.30 uur. Je ziet dat er tussen 14.00 uur en 14.30 uur niets gepland staat. Een dag verloopt zelden zoals je 's morgens in je hoofd had. Bijna altijd gebeurt er wel iets onverwachts.
OPDRACHT 5 DE GOEDE VOLGORDE Maak een overzicht van allerlei voorkomende werkzaamheden in het huishouden. Bedenk vooraf wie jou erbij zou kunnen helpen. Per taak noteer je: • dagelijks, wekelijks of maandelijks • tijdsduur • materialen/middelen • wat moet er eerst (bijvoorbeeld stoffen voordat je gaat dweilen) • bijzonderheden. Vul de tabel in: TAAK
DAGELIJKS/ WEKELIJKS OF MAANDELIJKS
MATERIALEN/ MIDDELEN
WAT MOET ER EERST
BIJZONDERHEDEN
7
OPDRACHT 6 THUISZORG Je loopt stage in de thuiszorg. Vandaag bezoek je de familie Van Wissum. Meneer is redelijk goed ter been maar is doof en bijna blind aan het rechteroog. Mevrouw heeft bronchitis. Je ondersteunt hen bij het huishouden. Er ligt veel vuile was, de tafel ligt vol met bankafschriften en belastingpapieren, het is erg stoffig en het aanrecht staat vol met vuile vaat. Welke taken voer jij uit bij deze familie?
Zet ze in de juiste volgorde. Wat doe je eerst en wat erna?
TECHNOLOGISCHE HULPMIDDELEN BIJ ZELFSTANDIG WONEN Er worden steeds meer hulpmiddelen ontwikkeld om mensen te ondersteunen. Technologische hulpmiddelen zorgen voor een betere kwaliteit van wonen en leven.Technologische hulpmiddelen die zorgen voor een betere kwaliteit van wonen en leven, heten domotica. Deze zijn onder andere ontwikkeld om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Hierna vind je een greep uit de technologische hulpmiddelen om mensen langer zelfstandig thuis te laten wonen. Personenalarmering Dit is ontwikkeld om 24 uur per dag hulp te kunnen inschakelen. De cliënten dragen vaak een ketting waaraan een alarmknop zit. Zo kunnen ze elk moment gebruikmaken van noodhulp.
Personenalarm.
8
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
Medicijnbox Dit is een kastje dat bij de cliënt thuis geïnstalleerd is. Het geeft een signaal wanneer het tijd is om de medicijnen in te nemen. De cliënt drukt dan op een knop. Uit het kastje komt een zakje met de juiste hoeveelheid medicijnen. Wanneer de cliënt niet op de knop drukt, gaat er een melding naar de thuiszorg. Er zal dan iemand bij de cliënt langs moeten gaan. Automatische gordijnen Gordijnen die automatisch open- en dichtgaan, bijvoorbeeld wanneer het licht of donker wordt. Met een afstandsbediening kunnen cliënten ook zelf bepalen wanneer de gordijnen open of dicht moeten. Met een druk op de knop wordt dat geregeld. Sleutelkluisje Een sleutelkluisje hangt buiten bij de voor- of achterdeur. De thuiszorg en/of sociale omgeving kan deze kluis openmaken met een code. De sleutel van het huis van de oudere zit erin, zodat zorgpersoneel en familieleden binnen kunnen komen. Het voordeel hiervan is dat niet iedereen een sleutel van het huis hoeft te hebben. Hierdoor worden er minder sleutels verloren en is de kans op inbraak kleiner. Lichtstraal van bed naar wc Ouderen kunnen ‘s nachts in de war raken als het licht in de slaapkamer nog aan is. Door middel van de lichtstraal is het licht beperkt, maar kunnen ze nog wel zien waar ze lopen.
OPDRACHT 7 HULPMIDDELEN Zoek op internet naar nog vijf technologische hulpmiddelen. Beschrijf waar ze voor dienen en zoek er een afbeelding bij.
OPDRACHT 8 LEEFSTIJLMONITORING In de thuiszorg wordt steeds vaker leefstijlmonitoring ingezet. Leefstijlmonitoring geeft inzicht in langzame veranderingen in het dagelijkse leefpatroon van alleenwonende mensen. Door signalen van sensoren in de woning krijgt de mantelzorger of de thuiszorg informatie over het functioneren van de cliënt die alleen thuis woont. De sensoren bevinden zich in alle ruimtes van de woning waar de oudere vaak aanwezig is. De sensoren registreren de activiteiten van de bewoner en signaleren veranderingen. Welke veranderingen zou zo’n systeem kunnen registreren?
9
TECHNOLOGISCHE HULPMIDDELEN IN ZORGINSTELLINGEN Er zijn veel verschillende technologische hulpmiddelen die gebruikt worden in zorginstellingen. Voorbeelden: Paro de zeehond, Joyk-pop en de WC-VAmat. Paro de zeehond Paro is een sociale robotzeehond. Hij is ontwikkeld in Japan. Paro heeft een zachte, witte vacht en ziet er lief uit. Hij reageert op aanraking en herkent stemmen van mensen die vaker met hem spelen. Paro ziet eruit als een gewone knuffel, maar zit vol technologie. Zelfs in zijn snorharen zitten sensoren, zodat hij reageert als ze worden aangeraakt. Hij reageert hij door te bewegen, piepgeluiden te maken, zijn kop op te richten, te knorren en boos te worden als iemand hem slaat. Uit onderzoek is gebleken dat dementerenden veel hebben aan een huisdier. Het werkt stressverlagend. Maar ze kunnen niet meer zorgen voor een huisdier (eten geven, uitlaten). Bij Paro is dat ook niet nodig.
Joyk-pop
Paro
Joyk-pop Dit is een levensechte pop die je altijd aankijkt. De poppen zijn verzwaard aan de onderkant, zodat ze als een echte baby aanvoelen. Hierdoor kunnen ze zelfstandig zitten. De poppen zijn aaibaar en hebben zo realistisch mogelijke details. Je kunt ze ook aan- en uitkleden. Het doel is dat de cliënten van de poppen gaan houden en ervoor gaan zorgen. WC-VAmat De WC-VAmat is een toiletzitting die de cliënt na ieder toiletbezoek reinigt en verzorgt. Dit gebeurt door het gebruik van warm water en een droogfunctie (handmatig of automatisch). De cliënt kan de WC-VAmat bedienen met de hand, elleboog of voet. De douche werkt alleen als de cliënt op de bril zit. Na het indrukken van de startknop begint het douchen en daarna het föhnen.
OPDRACHT 9 HULPMIDDELEN Naast Paro de zeehond, Joyk en de WC-VAmat zijn er nog meer hulpmiddelen. Zoek informatie over: • een hulpmiddel dat bijdraagt aan de veiligheid • een hulpmiddel dat zorgt voor ontspanning • een hulpmiddel dat ondersteunt bij bewegen.
10
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
Geef per hulpmiddel een beschrijving. 1. 2. 3.
E-HEALTH Bij e-Health gaat het over het aanbieden van zorg via internet. Er moet binnen de zorg regelmatig bezuinigd worden. Met minder middelen moet dezelfde of meer zorg gegeven worden aan de cliënten. Cliënten wonen tegenwoordig langer zelfstandig thuis. Ze willen zo veel mogelijk zelf bepalen wat er gebeurt. Zorgorganisaties zoeken naar manieren waarop dat mogelijk is. Het gebruik van een tablet of tv-scherm door de cliënt is een voorbeeld van e-Health. Tablet Met een tablet (of tv-scherm) kan er via een website contact onderhouden worden met familie en medewerkers van de thuiszorg. Via beeldbellen kunnen cliënten contact maken, waardoor zorg op afstand mogelijk is. Het helpt tegen eenzaamheid, omdat er veel ruimte is voor persoonlijke aandacht. Zo'n website kan voor nog meer zaken gebruikt worden. Bijvoorbeeld: • agenda voor afspraken • beeldbellen met sociaal netwerk • spelletjes, alleen of met anderen • belangrijke info en nieuws (algemeen en lokaal) • tv-gids • toegang tot de thuiszorgwinkel.
E-health via tablet. Met de tablet kunnen cliënten foto's maken. Bij wondverzorging en het nemen van medicatie kan dit handig zijn. De tablet kun je meenemen bij gesprekken met bijvoorbeeld artsen en fysiotherapeuten. Het gesprek wordt dan opgenomen of er worden aantekeningen gemaakt. Na afloop is het nog eens terug te luisteren.
11
OPDRACHT 10 PROJECT E-HEALTH Zoek op internet twee voorbeelden van e-Health. Schrijf in vier zinnen op: aan wat er precies gedaan wordt, wat de voor- en nadelen zijn, wat cliënten ervan vinden.
SOCIAL MEDIA BINNEN ZORG EN WELZIJN Social media is de verzamelnaam voor alle onlineplatformen waarop mensen zelf de inhoud verzorgen, zoals Facebook en Instagram. Het gebruik van social media vraagt om speciale aandacht.
OPDRACHT 11 KIJK NAAR JEZELF Op welke social media ben je zelf actief?
Hoe vaak check jij je berichten?
Hoe vaak per dag plaats je een bericht?
Zijn er op school en op je stage afspraken over je telefoongebruik? ja / nee Heb je ooit een bericht of foto geplaatst waar je achteraf spijt van had? ja / nee Heeft iemand je daarop aangesproken? ja / nee
12
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
OPDRACHT 12 FACEBOOK Op Facebook heeft je collega dit bericht geplaatst:
Geef aan wat er verkeerd is aan dit bericht en waarom.
Herschrijf het bericht.
13
OPDRACHT 13 INSTAGRAM 1 Op het Instagramaccount van je vriendin staat deze foto:
Ze schrijft erbij: ‘Zo hey wat een teringbende vanochtend bij mevrouw Ter Aa, drie keer raden wie de zooi mocht opruimen #stage #thuiszorgxenozorg #geenzin #vies’ Hoe reageer je?
GEBRUIK SOCIAL MEDIA Via Social media kun je snel informatie delen met anderen. Als privépersoon kun je via sociale media contact houden met familie, vrienden en kennissen, en ze laten weten wat je doet. Je kunt bijvoorbeeld de foto’s van je vakantie online zetten, zodat je vrienden kunnen zien hoe leuk je het gehad hebt. Voor jou als helpende bieden social media de mogelijkheid om je kennis en ervaring te delen met collega’s, die verspreid over het hele land en zelfs over de wereld kunnen zitten. Je kunt met collega’s discussiëren over ontwikkelingen in je vak of je kunt collega’s om raad vragen. Je kunt bijvoorbeeld via een weblog collega’s en het publiek informeren over je vak. Grenzen aan gebruik social media Hoewel het gebruik van social media zeker positieve kanten heeft, is er een duidelijke grens. Binnen de zorgrelatie is er geen plaats voor het gebruik van social media. Daarvoor is die relatie te kwetsbaar. Als jij tijdens je werkzaamheden Facebook checkt op de laatste berichten, is je aandacht niet bij de cliënt. Hiermee schaad je de zorgrelatie.
14
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
Foto’s van cliënten verspreiden via social media (of op welke manier dan ook) is niet toegestaan. Zelfs met toestemming van de cliënt moet je het niet doen, want de verspreiding via social media gaat heel snel en reikt heel ver. Je hebt dat niet in de hand. Dit geldt niet alleen voor de verspreiding van foto’s van cliënten, maar ook voor foto’s van zorgverleners. Ook aan je collega’s zul je toestemming moeten vragen. En zelfs met toestemming is het de vraag of je het wel moet doen. Do's en don'ts bij social media Wanneer je sociale media gebruikt, denk dan aan het volgende: • Wees jezelf, zeg wie je bent en waar je werkt. • Maak duidelijk dat het om je eigen mening en opvattingen gaat. • Zorg dat feiten kloppen en wees eerlijk. • Onderbouw je mening met feiten. • Denk na voordat je iets online plaatst. • Gebruik je gezond verstand en wees beleefd. • Geef toe als je je vergist hebt, bied verontschuldigingen aan. • Toon respect voor andere culturen, religies, waarden enzovoort. • Gebruik geen logo's, muziek, afbeeldingen enzovoort zonder toestemming. • Zoek geen ruzie. • Citeer geen collega's. • Plaats geen materiaal zonder toestemming van de eigenaar.
OPDRACHT 14 INSTAGRAM 2 Anja is helpende en werkt op een psychogeriatrische afdeling. Zij vindt het leuk om foto’s te maken met haar mobiele telefoon. Die foto’s zet ze op Instagram en ze krijgt vaak leuke reacties. Ze maakt ook foto’s van de afdeling waar ze werkt. Ze fotografeert een gang, de huiskamer, maar ook cliënten en collega’s. Op een foto staat een collega, die een cliënt probeert te wassen. De cliënt is heeft duidelijk geen zin in zijn wasbeurt. Ook deze foto’s plaatst zij op Instagram. Stel jij bent een collega en je ziet deze foto op Instagram voorbijkomen. Wat zou jouw reactie zijn? En waarom reageer je op deze manier?
Stel je bent leidinggevende op deze afdeling. Je krijgt bovenstaande te horen. Wat is jouw reactie naar Anja? En waarom reageer je op deze manier?
Wat zou jij kunnen doen om in de toekomst te voorkomen dat zoiets nog eens gebeurt?
15
OPDRACHT 15 POSTER SOCIAL MEDIA Voor je stageplek of voor school maak je een poster over het gebruik van social media. Wat mag wel en wat niet? Op de poster maak je duidelijk waarom die regels zo belangrijk zijn. Wat gebeurt er als je je er niet aan houdt? De poster moet er aantrekkelijk uitzien. Kies goede afbeeldingen, kleuren en lettertypes.
OPDRACHT 16 PRIVACY Ik heb vanmiddag een bijscholing bijgewoond op mijn stage. Die ging over het gebruik van social media. Ik heb nooit bedacht wat het gebruik van social media voor gevolgen kan hebben. Ik heb al mijn profielen maar eens goed bekeken. Toen bleek dat iedereen alles van mij kon zien! Nu heb ik zaken afgeschermd. En sommige dingen mogen alleen vrienden zien. Ik zal er nooit dingen op zetten die gaan over privézaken van mijn cliënten. Kom op zeg, dat zou je toch zelf ook niet willen? Kijk nog een keer naar je eigen socialmediagebruik en dan met name naar je privacyinstellingen. Hoe zijn die bij jou geregeld en waarom heb je dat op deze manier ingesteld? Of heb je het juist helemaal niet ingesteld? Wie mag je profiel lezen/bekijken? Alleen vrienden / Vrienden van vrienden / Iedereen. Wie kan je adres en telefoonnummer zien? Alleen vrienden / Vrienden van vrienden / Iedereen. Wie mag je foto’s en filmpjes zien? Alleen vrienden / Vrienden van vrienden / Iedereen. Wie kent jouw wachtwoorden? Alleen ik / Mijn ouders / Vrienden en familie. Andere mensen kunnen jouw foto’s en filmpjes kopiëren. Als jij ze weer van internet afhaalt, kunnen deze er toch op blijven staan. Wist je dit? Ja / Nee Nu je dit weet, verandert dit dan je gedrag met betrekking tot het plaatsen van foto’s en filmpjes op social media? Ja / Nee
HUISHOUDELIJKE WERKZAAMHEDEN In de thuiszorg ontmoet je mensen die nog thuis wonen. Andere cliënten wonen bijvoorbeeld in een instelling of een sociowoning. Binnen je werk kom je veel cliënten tegen die niet, of niet meer zo goed, voor hun eigen huishouden kunnen zorgen. Het kost mensen die ziek zijn of een beperking hebben veel moeite om de was te doen, ramen te wassen, boodschappen te doen en te koken. Er zijn veel huishoudelijke werkzaamheden waar je de cliënten bij kunt betrekken. Natuurlijk zul je elke situatie afzonderlijk moet beoordelen: wat kan wel en wat niet? Leefruimte Een schone, opgeruimde en gezellige leefruimte is prettig voor de cliënten. In zo’n ruimte slingeren geen schoenen, boeken, lege glazen en kleren rond. Natuurlijk mag er op tafel een tijdschrift of een krant liggen. Je kunt een cliënt vragen om een stapel te maken van de tijdschriften. Ook kun je vragen of hij de vieze glazen in de keuken wil zetten. De ruimte moet schoon zijn. Hoe vaak je moet stofzuigen of dweilen is een kwestie van afspraken maken en vastleggen. Iedere instelling heeft zijn eigen regels. In de thuiszorg heb je te maken met de eigen methodes van de cliënten voor het huishouden. Je past je hierin aan, voor zover mogelijk. Kruimels die er liggen moet je natuurlijk opzuigen, ook als er eigenlijk pas over twee dagen gestofzuigd hoeft te worden. Ook gezelligheid in de leefruimte is belangrijk. Betrek de cliënten hierbij. Het gaat er niet om wat jíj gezellig vindt, maar wat zíj leuk en gezellig vinden.
16
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
Sanitair Sanitair moet je zorgvuldig schoonmaken. In een vochtige omgeving voelen bacteriën zich namelijk thuis en kunnen ze zich snel vermeerderen. Bij het sanitair horen: douches, badruimtes en toiletten.
Badruimte. Keuken In een keuken heb je te maken met voedingswaren. Bacteriën op voedingswaren kunnen schadelijk voor de gezondheid zijn. Afwassen en de schone vaat opruimen zijn taken waar cliënten goed bij kunnen helpen. Iemand die in een rolstoel zit, kan zittend bij het aanrecht afdrogen. Kinderen kunnen helpen bij het afdrogen van het bestek (let op met messen). Bij het in- en uitruimen van een vaatwasser kunnen cliënten ook prima helpen. Laat hen bijvoorbeeld dingen dragen die niet kunnen breken. Dat geldt ook voor het dekken en afruimen van de tafel. Een koelkast moet regelmatig schoongemaakt worden, omdat die vol staat met levensmiddelen. Levensmiddelen kunnen bederven en er kunnen kleine restjes achterblijven. Deze restjes zorgen ervoor dat nieuwe, verse producten sneller bederven.
OPDRACHT 17 NIEUWE CLIËNT Je werkt in de thuiszorg. Vandaag is er een nieuwe cliënt bij wie je gaat helpen, mevrouw Witteman van tachtig jaar. Ze komt vandaag uit het ziekenhuis na een heupoperatie en moet voorlopig nog even rustig aan doen. Mevrouw woont alleen en haar dochter woont in het buitenland. Een buurvrouw brengt de boodschappen voor haar mee. Verder is ze volledig afhankelijk van de thuiszorg. Beschrijf hoe jij kennis maakt met deze nieuwe cliënt. Leg uit waarom je dat op deze manier doet. Beschrijf ook welke afspraken je met haar gaat maken over de hulp en zorg die jij gaat bieden. Welke huishoudelijke schoonmaakwerkzaamheden ga jij uitvoeren? Bij welke schoonmaakwerkzaamheden zou mevrouw kunnen ondersteunen?
17
SCHOONMAAKMATERIALEN Om je werk goed te kunnen doen heb je allerlei soorten materialen nodig. Als je in de thuiszorg werkt, moet je het doen met de materialen en middelen die de cliënt in huis heeft. Wanneer bijvoorbeeld de stofzuiger niet goed werkt, kun je niet even om een nieuwe vragen. Werk je in een instelling, dan gebruik je de materialen en middelen waar de instelling voor gekozen heeft. Vaak zie je dat dit andere middelen en materialen zijn dan thuis. Ze worden veel intensiever gebruikt in een instelling. Deze middelen en materialen worden in grote hoeveelheden ingekocht. Materialen Bij huishoudelijk werk heb je materialen nodig. Die zijn er in allerlei soorten en maten. Dit is een algemeen lijstje van materialen die je nodig zou kunnen hebben: VOOR NAT WERK:
VOOR DROOG WERK:
• • • • • • • •
• • • • • •
emmer spons/zeem raamwisser vloerwisser dweil of mop microvezeldoekje afwasborstel vaatdoekje.
stofdoek stofzuiger kruimeldief plumeau veger en blik ragebol.
OPDRACHT 18 THEEDOEKEN In de keuken van mevrouw Witteman staat een grote berg afwas. Er is geen vaatwasmachine. Je begint met de afwas. Dan heb je tenminste wat ruimte in de keuken. Je zoekt in de keukenkastjes naar een theedoek. Je kunt er nergens een vinden. Er staat wel een afdruiprek in het gootsteenkastje. Je vraagt aan mevrouw waar de theedoeken liggen. Ze zegt dat ze die niet heeft, omdat ze dat maar onzin vindt. Ze laat de natte vaat in het afdruiprek staan totdat het droog is. Je vindt dat wel een beetje raar. Je vraagt aan haar of ze een paar theedoeken wil kopen. Ze zegt dat ze erover na zal denken. Niet iedereen doet op dezelfde manier de afwas. Als helpende zul je je moeten aanpassen aan de manier van werken van de cliënt. Je kunt wel vragen om een paar theedoeken, maar je kunt deze niet eisen. Stel dat je de volgende keer weer bij haar bent en dat ze geen theedoeken heeft gekocht: hoe ga je reageren en wat ga jij doen?
18
ONDERSTEUNEN BIJ HUISHOUDEN EN WONEN
OPDRACHT 19 VERSCHIL IN MATERIALEN Welke verschillen zijn er tussen materialen die een cliënt thuis gebruikt en materialen van een instelling?
OPDRACHT 20 SCHOONMAAKMATERIALEN Zoek op internet vijf afbeeldingen van schoonmaakmaterialen.Beschrijf steeds wat het is, waar je het voor gebruikt en waar je het kunt kopen.
MIDDELEN EN SYMBOLEN Schoonmaakmiddelen heb je in allerlei soorten en maten. Er zijn natuurlijke schoonmaakmiddelen zoals: soda, groene zeep en azijn. Er zijn ook synthetische schoonmaakmiddelen. Deze worden in een fabriek gemaakt. Soms is het lastig om te bepalen welk middel je moet gebruiken. Lees het etiket zorgvuldig. Er staan soms symbolen op die je iets vertellen over het gebruik. Overleg ook altijd met de cliënt. Middelen Een allesreiniger kun je gebruiken bij alle natte werkzaamheden. Vetoplossers kun je goed gebruiken in de keuken, bijvoorbeeld bij het reinigen van een kookplaat. Kalkoplossers zijn er om kalkresten in de douche of het bad te verwijderen. Ook kun je ze gebruiken bij het reinigen van wastafels. Toiletreinigers zijn speciaal bedoeld om toiletpotten schoon te maken. In een instelling gebruik je vaak andere middelen dan in de thuiszorg. Voor het gebruik van die middelen gelden weer andere voorschriften. Spray Als in het voorschrift staat dat je een schoonmaakspray moet gebruiken, dan doe je dat. Je gebruikt het middel dat de instelling voorschrijft. Je kunt niet je eigen schoonmaakspray meebrengen. Je weet namelijk niet of jouw product wel samengaat met de producten die de instelling gebruikt. Misschien is
19
jouw product wel schadelijk voor de cliënten, de meubels of het milieu. Gebruik de hoeveelheid die staat aangegeven. De gedachte 'hoe meer, hoe beter' is fout. De spray maakt niet beter schoon als je de dubbele hoeveelheid gebruikt. Bovendien werk je dan niet kostenbewust en milieuvriendelijk.
Waarschuwingssymbolen. Symbolen Elk schoonmaakmiddel beschikt over een etiket. Op dit etiket staat de gebruiksaanwijzing. Ook vind je op het etiket waarschuwingssymbolen. Deze symbolen hebben elk hun eigen betekenis.
OPDRACHT 21 SYMBOLEN 1 Op schoonmaakmiddelen kom je verschillende symbolen tegen. Zoek op internet de meest voorkomende symbolen op en geef per symbool uitleg.
20