![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
1 minute read
Hoe reflecteer je? ....................................................................................................................................................... 51
Situatie 1
Je werkt in de thuiszorg. Vandaag bezoek je de familie Janssen. Meneer Janssen is redelijk goed ter been, maar is doof en bijna blind. Mevrouw Janssen is zwaar astmatisch. Vandaag ondersteun je bij het huishouden. Er ligt veel vuile was, het is stoffig en het aanrecht staat vol met vuile afwas.
Welke taken voer jij uit bij de familie Janssen? Zet de taken in de juiste volgorde. Wat doe je eerst en wat daarna?
Mevrouw Janssen wil je graag helpen. Het liefst doet ze alles zelf. Wat zeg je tegen haar?
Bedenk welke kwaliteitseisen er gelden voor het doen van de was.
Situatie 2
Je werkt als helpende in een verzorgingstehuis. Je leidinggevende heeft je gevraagd om de bewoners naar de receptie te brengen omdat ze vanmiddag een uitje hebben. Ze moeten over een uur klaarstaan.
Bedenk een procedure voor het ophalen en naar de receptie brengen van een bewoner van het verzorgingstehuis.