Taal op niveau Engels Niveau A1
Groep:
Naam:
Uitgeverij: Edu'Actief b.v. Meppel Auteur: Nathan Muusz, Drs. Peter Saes en Ruby Tjassing Redactie: Edu'Actief b.v. Meppel Inhoudelijke redactie: Elka Tissingh Vormgeving: Edu'Actief b.v. Meppel Illustraties: Edu'Actief b.v. Meppel Drukwerk: Wöhrmann Print Service, Zutphen Taal op niveau Engels ISBN: 978 90 3720 567 1 NUR: 114 Trefwoord: Leermiddelen, mbo, Engels Copyright 2012
Uitgeverij Edu'Actief b.v. Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail: info@edu-actief.nl Internet: www.edu-actief.nl
Eerste druk/eerste oplage
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Inhoud 1. Gesprekken voeren ................................................................................. 5 1. Wanneer spreek je Engels? ................................................................... 7 2. Aandacht trekken, iets aannemen en bedanken ....................................... 8 3. Begroeten en vragen stellen en beantwoorden ...................................... 12 4. Getallen gebruiken ............................................................................. 18 5. Jezelf voorstellen en een gesprek beginnen ........................................... 22 6. Hoe laat is het? ................................................................................. 28 7. Informatie uitwisselen ........................................................................ 31 2. Lezen .................................................................................................. 37 1. Correspondentie lezen ........................................................................ 39 2. OriÍnterend lezen .............................................................................. 50 3. Lezen om informatie op te doen........................................................... 60 4. Aanwijzingen en instructies ................................................................. 70 3. Luisteren ............................................................................................. 85 1. Luisteren naar aankondigingen en instructies ........................................ 87 2. Luisteren naar woorden en getallen ...................................................... 90 3. Luisteren naar woorden en getallen in teksten ....................................... 94 4. Korte waarschuwingen begrijpen ......................................................... 96 5. Begrijpen van mededelingen of instructies ............................................ 98 4. Schrijven ............................................................................................103 1. Aantekeningen, memo’s en formulieren schrijven .................................105 2. Onderhouden van sociale contacten ....................................................117 5. Spreken .............................................................................................127 1. Jezelf en dingen over jezelf beschrijven ...............................................129 2. Een publiek toespreken .....................................................................132 3. Iemand of iets beschrijven en iets voorlezen ........................................135 Wordlist .................................................................................................143
3
Taal op niveau Engels A1 Om een taal goed te kunnen beheersen, moet je de taal op verschillende manieren kunnen gebruiken. Met Taal op niveau Engels werk je aan de vaardigheden: gesprekken voeren, lezen, luisteren, schrijven en spreken. Taal op niveau Engels is zo opgebouwd dat je zelfstandig kunt werken aan de verschillende vaardigheden. Hierbij kom je de volgende pictogrammen tegen:
Theory
Lees de theorie goed door. Deze informatie heb je nodig bij de opdrachten.
Task
Lees de opdracht door en voer de opdracht uit.
Evaluation
Heb je de opdrachten uitgevoerd? Dan kun je bij de evaluatie opschrijven wat goed ging en wat verbeterd kan worden.
Summary
Als je een onderdeel hebt afgesloten, kun je in de samenvatting lezen wat je nu hebt geleerd.
Wordlist
Moeilijke Engelse woorden staan vetgedrukt in de tekst. De vertaling van die woorden vind je achter in dit boek in de woordenlijst en ook op de website.
Website www.taalopniveau.info Bij Taal op niveau Engels hoort een DigiCode-licentie die toegang geeft tot de website www.taalopniveau.info. Op deze website vind je: - hulpmiddelen waarnaar verwezen wordt in dit boek - verdiepingsopdrachten gerangschikt op verschillende vakgebieden - meer informatie over Taal op niveau - ondersteunend materiaal voor docenten. De DigiCode-licentie dient eerst geactiveerd te worden. 1. Ga naar digicode.edu-actief.nl. 2. Bovenaan de pagina staan vier lege vakken. Vul hier de DigiCode-licentie in die je bij dit product hebt gekregen. De DigiCode-licentie bestaat uit 4 maal 6 tekens en is niet hooflettergevoelig. 3. Klik op de knop ‘Activeren’ en volg de verdere instructies op de website.
4
1. Gesprekken voeren
5
Even vooraf Nederlanders proberen in Spanje Spaans te spreken, in Duitsland Duits en in Engeland Engels. Wij proberen ons altijd aan te passen. Nederlanders staan in het buitenland bekend als mensen die veel contacten hebben met mensen uit het buitenland. Onze handel en industrie zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van verkoop in andere landen. In ons land wonen ruim 1 miljoen allochtonen. We zijn – al eeuwen – gewend aan intensieve contacten met mensen uit het buitenland. In ons onderwijs is het leren van een andere taal daarom altijd belangrijk geweest. Ook voor mensen met een beroepsopleiding is het belangrijk dat ze zich redelijk kunnen uitdrukken in een buitenlandse taal, met name in het Engels. Dat is de taal die veel mensen redelijk tot goed beheersen en die kan dienen als een gemeenschappelijke taal voor internationale communicatie als je bijvoorbeeld elkaars taal niet beheerst. Meeting, training on the job en last minute. Met deze en andere Engelse termen krijg je te maken als je aan het werk gaat. In dit onderdeel leer je de basiskennis die je nodig hebt om je in het Engels te kunnen redden. Veel opleidingen worden in Nederland zelfs helemaal in het Engels gegeven en buitenlanders spreken je meestal aan in het Engels en niet in je eigen taal. Het is dus belangrijk dat je Engels leert verstaan, begrijpen en vooral ook spreken.
6
1. Gesprekken voeren
1. Wanneer spreek je Engels?
Theory In het dagelijks leven heb je wel eens te maken met Engels. Engels is in Nederland, net als Nederlands, een verplichte taal op school. Engels is inmiddels geen vreemde taal meer, maar een tweede taal geworden naast het Nederlands.
Task 1 1.a.
Give a personal overview of the situations in which you have to speak English. A few examples have been given. Please complete the list. Where?
Yes
No
At school On the internet (chatting) On the telephone or via Skype Singing along with English songs
1.b.
Compare your answers to the answers of the other students. Please adjust your schedule if necessary.
Summary Je bent je nu meer bewust waar je overal Engels moet praten en je hebt meer inzicht in het belang van Engels als gemeenschappelijke taal, met name als je elkaars taal niet spreekt.
7
2. Aandacht trekken, iets aannemen en bedanken
Theory Als je in het Engels de aandacht op je wilt vestigen, zeg je: 'Excuse me.' Als je wilt vragen of iemand Engels spreekt, zeg je: 'Do you speak English?' Als je iemand iets wilt geven of aangeven, zeg je: 'Here you are.' Je zegt echter nooit 'please' als je iets geeft, dan moet je bijvoorbeeld: 'Here it is' zeggen. Als je iemand wilt bedanken, bijvoorbeeld omdat iemand je iets geeft of aangeeft, zeg je: 'Thank you.' Als je iets vraagt of verzoekt, gebruik je bijna altijd: 'Please.' Bijvoorbeeld: 'Could you pass me the sugar, please.' Als iemand 'Thank you' zegt, antwoord je met: 'You're welcome' of 'My pleasure.' Als jij je vergist of als jij je wilt verontschuldigen, zeg je: 'I'm sorry' of 'I apologize.' Als je tijd wilt rekken of even wilt nadenken, zeg je: 'Let me see ‌'
Task 2 Match the numbers and letters that belong together and write them in the boxes below. The first one has already been filled in. 1. Here you are.
a. Help me please?
2. Thank you.
b. Thanks a lot.
3. Please help me?
c. Here it is.
4. Thank you very much.
d. You're welcome.
5. Not at all.
e. Thanks.
1
2
c
8
1. Gesprekken voeren
3
4
5
Task 3 Go to the Taal op niveau website. Then click on the link that belongs to this task. First listen to the example, and then read the script aloud: Excuse me, could I leave my coat here?
Certainly, madam. I'll take care of it.
Thank you, you're very kind. Not at all.
Task 4 Practise the dialogue of the previous task with a speaking partner. Then switch roles.
Task 5 5.a.
Practise the following exercise with a speaking partner (B) in English. Switch roles. You need a pen or a book or something else to do this exercise.
Trek de aandacht en vraag of B Engels spreekt.
Vraag of dit de pen/het boek van B is.
Zeg dat je Engels spreekt.
Zeg dat het jouw pen/boek is.
Geef het terug en zeg: 'Alstublieft.' Neem het aan en zeg: 'Dank je wel.' Zeg: 'Tot je dienst.'
5.b.
Go to the Taal op niveau website. Then click on the link that belongs to this task. Check your questions and answers by listening to the audio file. Switch roles and act it out again. Also practise with some other objects.
9
Task 6 6.a.
Practise the following dialogue with a speaking partner.
Could I have my coat, please? Certainly, madam. Here you are. Thanks. Oh, but this is not my coat! I am sorry, madam. Let me see ‌ The green one is yours, isn't it? That's right. Thank you. My pleasure. Goodbye. Goodbye, madam.
6.b.
Go to the Taal op niveau website. Then click on the link that belongs to this task. Listen to the audio file and check your pronunciation.
Task 7 Do the same as in the previous role play, but this time act it out with the following items: A brown bag A grey hat A black umbrella
10
1. Gesprekken voeren
Theory Na elk hoofdstuk volgt er een evaluatie over wat er in dat hoofdstuk is bereikt, hoe ver je bent en of er mogelijkheden tot verbetering zijn. Ook kun je onderling tips en positieve kritieken uitwisselen.
Evaluation Fill in the evaluation form about yourself and exchange notes with speaking partners or group members you have worked with. EVALUATION FORM Name of student: What went OK?
What did not go OK?
Any tips for the speaker and/or listener?
Summary In deze paragraaf heb je geleerd om de aandacht te trekken met: 'Excuse me!' Verder heb je geleerd wat je precies moet zeggen als je iets krijgt of geeft of moet bedanken. John geeft bijvoorbeeld iets aan Allison: John: Allison: John:
Here you are Thank you. You're welcome.
Als je weggaat, zeg je bijvoorbeeld: 'Goodbye Allison.'
11
3. Begroeten en vragen stellen en beantwoorden
Theory Je kunt elkaar in het Engels begroeten door een van de volgende drie zinnetjes te zeggen. Good morning. Good afternoon. Good evening.
Goedemorgen. Goedemiddag. Goedenavond.
Daarna ga je door met een van de andere zinnetjes, afhankelijk van de situatie. Dit zijn standaardbegroetingen, het is NIET de bedoeling dat je erover doorgaat (bijvoorbeeld: 'Het gaat wel, maar ik heb problemen' enzovoort):
Hello, Peter. Hi, Betsy. How are you? I'm fine, thank you. And how are you? I'm fine too. Nice to meet you.
Hallo, Peter. Hoi, Betsy. Hoe gaat het met je? Met mij gaat het goed, dank je. En met jou? Met mij gaat het ook goed. Leuk je te ontmoeten.
Task 8 Go to the Taal op niveau website. Then click on the link that belongs to this task. Listen to the pronunciation and then greet each other in a role play. Example Good morning, John. Good morning, Justin. How are you today? I'm fine, thank you. And you? I'm OK. Are you going to school?
Oefen ook met 'Good afternoon' enzovoort. Je mag improviseren als je dat al kunt.
12
1. Gesprekken voeren
Theory Een van de mogelijkheden om vragen te stellen in het Engels is om te beginnen met een van de WH-woordjes aan het begin van een zin. Wie Wat
Who …? What …?
Waar
Where …?
Wanneer
When …?
Waarom
Why …?
Hoe
How …?
Who are you? What is this?
Wie ben je? Wat is dit?
What colour is this? Where are you? Where do you live? Where do you come from? When will you leave? Why are you here? Why are you leaving? How are you?
Welke kleur is dit? Waar ben je? Waar woon je? Waar kom je vandaan? Wanneer vertrek je? Waarom ben je hier? Waarom ga je weg? Hoe gaat het met je? Hoe oud ben je?
How old are you?
My name is Joan. This is a mobile phone. It's purple. I'm at work. I live in Amsterdam. I'm from Turkey. At 8 p.m. I'm here to learn English. Because I'm tired. I'm fine, thank you. I'm seventeen (years old).
Als je iets niet verstaat of begrijpt, zeg je: 'Pardon?' of 'Come again?' Als je wilt dat iemand langzamer spreekt, zeg je: 'Could you speak more slowly, please?' Als iets je spijt, zeg je: 'I'm sorry.' of 'I apologize.' Als je weg moet, zeg je: 'I'm sorry, but I have to go.'
Task 9 9.a.
Look at this example. Question Vraag naam. What's your name?
9.b.
Answer Geef antwoord. My name is Peter Johnson.
Now act it out together in English. You can use the word list below. 1. Vraag voornaam. Geef antwoord.
13
2. Vraag achternaam.
Geef antwoord.
3. Vraag adres.
Geef antwoord.
4. Vraag nationaliteit.
Geef antwoord.
5. Laat merken dat je het antwoord niet hebt verstaan.
Herhaal het vorige antwoord.
6. Vraag leeftijd.
Geef antwoord.
7. Vraag geboortedatum.
Geef antwoord.
8. Vraag hem/haar langzamer te spreken.
Zeg het vorige nu langzamer.
9. Bedank voor de informatie.
Reageer en zeg dat je weg moet.
10. Tot ziens.
Reageer.
Word list voornaam achternaam adres nationaliteit leeftijd geboortedatum informatie
first name last name address nationality age date of birth information
9.c. Go to the Taal op niveau website. Then click on the link that belongs to this task. Check your answers by listening to the audio file.
14
1. Gesprekken voeren