5 minute read
De opvallende bewoners van Keizersgracht 672
In de Blauwe Salon konden reputaties gemaakt, maar ook gebroken worden.
De geschiedenis van Museum van Loon
Advertisement
emma van benthem - Naar aanleiding van de enorme migratiestroom tijdens de zeventiende eeuw, werd de stad Amsterdam uitgebreid om deze nieuwe bewoners te huisvesten. Vlak na de bouw van de Keizersgracht liet in 1671 de Vlaamse koopman Jeremias van Raey twee huizen aan de gracht bouwen door de architect Adriaen Dortsman. In het linker huis ging Van Raey zelf wonen en het huis rechts – vandaag de dag nummer 672 – verhuurde hij. Sindsdien hebben velen het pand op de Keizersgracht hun thuis genoemd, waarvan een aantal notabelen. Tegenwoordig staat het huis gekend als het Museum van Loon.
Voor de zusterpanden ontwierp Dorstman een gezamenlijke voorgevel. Deze Dorische attiekgevel wordt bekroond met beelden van Minerva, Mars, Vulcanus en Ceres. Het huis had hoogstwaarschijnlijk de indeling die typerend was voor zeventiende-eeuwse huizen van dit formaat: een smalle voorhal met voorin de ontvangstruimtes en achterin de privévertrekken. Vermoedelijk bevonden zich in de voorhal rondgesloten nissen die plek boden aan grisailleschilderingen van Gerard de Lairesse, die nu op de eerste verdieping hangen. Naast het huis ontwierp Dortsman ook de stallen en koetshuizen gelegen aan de Kerkstraat en voorzag hij ze van imposante tuingevels. Met zijn huizen voltooid moest Van Raey op zoek naar een huurder voor het rechter zusterpand. Op 1 mei 1672 tekende de schilder Ferdinand Bol een huurcontract. Als zoon van een meesterchirurgijn stapte Bol niet in de voetsporen van zijn vader, maar streefde hij het beroep van schilder na. Eerst in Dordrecht, en later bij Rembrandt ging Bol in de leer bij ateliers en werd hij een zeer succesvolle schilder. Nadat Bols eerste vrouw Elisabeth Dell in 1660 overleed huwde de schilder negen jaar later met Anna van Erckel, en het paar verhuisde naar de Keizersgracht. Doordat Van Erckel een zeer vermogende vrouw was kon Bol stoppen met zijn beroep als schilder. Er zijn dan ook geen werken meer van hem bekend na zijn tweede huwelijk. Dat de namen Van Raey en Dorstman bekend zijn, samen met het feit dat Bol de eerste huurder was, komt door een rechtszaak die Bol aanspande tegen de koopman. De
Een deel van de trapleuning waar, haast onzichtbaar, de naam Trip in is verwerkt. gepensioneerde schilder betaalde maandelijks voor het huis met stallen. Het probleem: het koetshuis was nog niet gebouwd. De uitkomst van de rechtszaak is onbekend, maar vijf jaar na de zaak ging Van Raey failliet en werd het huis voor de eerste keer verkocht.
In het midden van de achttiende eeuw wordt het grachtenpand gekocht door het echtpaar Dr. Abraham van Hagen en Catharina Trip, die vlak daarvoor getrouwd waren. De Duitse Van Hagen was lid van de medische universiteit en trouwde met zijn rijkste patiënt: Catharina Trip. Trip behoorde tot een voorname Nederlandse kooplieden- en regenten familie. Vanaf het moment dat het echtpaar in het huis trok, en tot Van Hagen in 1771 stierf (Trip was al door ziekte overleden), werd het huis gerestaureerd en verbouwd. Zo lieten zij het interieur veranderen naar de toen populaire Rococostijl en aan de achtergevel links en rechts uitbouwen aanbrengen. Een zeer tastbare herinnering aan het verblijf van dit echtpaar in het huis is de indrukwekkende koperen trapleuning in de hal waarin hun achternamen zijn verwerkt.
Na het Van Hagen-Trip echtpaar heeft het huis slechts kleine veranderingen meegemaakt. Zo veranderde de Duitse Coenraad Sander, die het huis in 1771 kocht, de grote kamer aan de voorkant. Hij liet onder andere een estrade bouwen voor het bed en stucwerk aanbrengen op het plafond. Een leuk feitje is dat Sanders jongste zoon in het kasteel Drakesteyn woonde en aan schilder Jurriaan Andriessen de opdracht gaf de zaal op de eerste etage te voorzien van landschapsbeschilderingen. Deze schilderingen op behang werden in 1970 gekocht door jhr. Maurits van Loon en sieren sindsdien de wanden van één van de kamers in het huis (nu de Drakesteynkamer genoemd).
Na verschillende faillissementsschandalen van eerdere bewoners wordt het huis in 1884 gekocht door de familie die het huis het langst zal bewonen: de Van Loon familie. De oorsprong van deze familie ligt in de Noord-Brabantse plaats Loon op Zand. Hier bezat de familie in de veertiende en vijftiende eeuw het molenrecht. Aan het einde van de vijftiende eeuw verhuisde de familie naar ’s-Hertogenbosch en in 1571 vluchtte zij om godsdienstige redenen naar Rotterdam. De stamhouder van de familie, Willem van Loon, was naast gerespecteerd koopman ook een van de oprichters van de V.O.C. Willem bleef woonachtig in Rotterdam, maar investeerde vooral in de Amsterdamse kamer van de V.O.C. Om deze kamer goed in het oog te houden vestigde Willems zoon Hans van Loon zich in de Nederlandse hoofdstad, en stichtte zo de Amsterdamse tak van de familie. Doorheen de tijd namen leden van de Van Loon familie aanzienlijke posities in. Zo waren er twee burgemeester van Amsterdam en werd in 1822 Jan Willem van Loon door Koning Willem I in de adelstand verheven. Ook via huwelijken wisten de Van Loons vele contacten te leggen, posities te verwerven en hun rijkdom te vergroten.
In 1884 koopt jhr. Hendrik van Loon, die getrouwd was met de kleindochter van Johanna Borski, Louise Borski, het huis op de Keizersgracht als huwelijkscadeau voor zijn zoon jhr. Willem Hendrick en zijn aanstaande schoondochter Thora Egidius. Het huis kreeg negentiende-eeuwse karaktertrekken en werd voorzien van moderne gemakken als badkamers en gasverlichting. Het huis was voor het echtpaar Van Loon - Egidius niet enkel bedoeld voor het gezinsleven, maar ook voor het ontvangen van zakenrelaties. Willem Hendrick stond aan het hoofd van de Hope & Co.-bank – later Van Loon & Co. – en ontving vaak collega’s voor uitgebreide diners. Thora vervulde de rol van dame du palais en vertegenwoordigde Koningin Wilhelmina in Amsterdam. In de Blauwe Salon voorin in het huis ontving zij gasten en bepaalde zij of de gasten aan de koningin mochten worden voorgesteld (deze bezoeken waren overigens zeer kort: de bezoekers moesten hun jassen aanhouden en hun koetsen voor de deur laten staan). De salon speelde op deze manier een belangrijke rol in het sociale leven van Amsterdam. Hier konden reputaties gemaakt, maar ook gebroken worden.
Vanaf de negentiende eeuw tot op heden wonen er leden van de Van Loon familie in het huis op de Keizersgracht 672. Omdat huizen zoals deze verdwenen in Amsterdam, opende jhr. Maurits van Loon in 1973 het huis voor het publiek. Van de portretten aan de muren tot het servies op tafel in de eetkamer (die nog steeds gebruikt wordt) biedt het huis een inkijk in het leven van de Amsterdamse elite uit de achttiende en negentiende eeuw. Er zijn nog vele verhalen te vertellen over het Museum Van Loon en zijn bewoners en het huis is daarom zeker een bezoekje waard. d