2 minute read

De peinzende kies(er

Toen archeologen in de ruïnes van het Duitse klooster in Dalheim op zoek gingen naar skeletten van Middeleeuwse monniken, troffen ze een wel hele bijzondere vondst aan. De wetenschappers wilden de toenmalige eetgewoontes van de mensen uit de 12e eeuw achterhalen, maar stuitte onverwachts op deeltjes ultramarijn in het tandsteen van een van de skeletten. Ultramarijn is een pigment dat gemaakt werd uit het gesteente lapis lazuli, wat toentertijd kostbaarder was dan goud. Het pigment heeft een prachtig knalblauwe kleur, en vanwege zijn kostbaarheid werd het gebruikt om enkel de miniaturen van de kostbaarste boeken te verluchten. Misschien nog wel het opvallendste aan deze ontdekking was het feit dat dit pigment was gevonden in het tandsteen van een vrouw. Hoewel er voorbeelden te noemen zijn van vrouwelijke miniaturisten uit de Middeleeuwen, zijn deze op één hand te tellen. Dit verklaart in eerste instantie de verbazing van de onderzoekers na deze ontdekking. Maar hoe precies kwam dat pigment dan in haar mond terecht? Het kopiëren van Bijbelse boeken, om zo een eigen bibliotheek aan te leggen, was een van de belangrijkste taken die vervuld werden in Middeleeuwse kloostergemeenschappen. Deze taak werd beschouwd als een soort mediteren, ter ere van God, en werd daarom door zowel monniken als nonnen uitgevoerd. Bewijs dat ook vrouwen boeken overschreven was dus al langer bekend, maar de ontdekking van het pigment in het tandsteen van de vrouw suggereert dat ook vrouwen actief miniaturen produceerden. Miniaturisten likten namelijk regelmatig aan de punt van hun kwast om deze spits te houden, waardoor de verf aan de achterkant van hun voortanden terecht kwam. De nonnen waren dus niet alleen geletterd, maar sommigen van hen blijken eveneens vakkundige miniatuurschilders te zijn geweest. In dit geval ging het waarschijnlijk niet over zomaar een vrouwelijke tekenaar, maar een hele belangrijke. Niet iedereen mocht met het dure en kostbare ultramarijn werken, enkel de besten. Ook was het pigment alleen in het gebit van de vrouw gevonden, niet in die van andere skeletten van hetzelfde klooster. Waarschijnlijk was deze non de enige miniaturist die met het pigment werkten, wat haar een belangrijke status gaf. Hoewel de theorie van de vrouwelijke miniaturist heel aannemelijk is, zijn er ook wetenschappers die beweren dat de vrouw een ‘normale’ non was. Volgens hun bewering zou de vrouw het pigment binnen gekregen hebben vanwege het veelvuldig kussen van een miniatuur. In de Middeleeuwen geloofden men dat afbeeldingen van iconen of heiligen een bepaalde genezende en beschermende kracht met zich meedroegen en door deze te kussen of aan te raken werd die kracht bevrijd. Er valt dus niet met 100% zekerheid te zeggen of de vrouw met de blauwe tanden werkelijk een miniaturist was. In het licht van Women’s History Month blijft deze non – miniaturist of niet – een welkome aanvulling op de vrouwengeschiedenis. d

Advertisement

This article is from: