Minerva Latijnse taal en cultuur tekstboek
!7IJ0I7-hbijif!
2
eisma edumedia bv , leeuwarden
Minerva Latijnse taal en cultuur tekstboek
2
4
MINERVA INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk
Thema
Taal
Cultuur
Bronteksten
14. Rome: een multiculturele samenleving
dagelijks leven (godsdienst)
naamwoord zelfstandig naamwoord: groep 4 en 5 ille, iste, ipse
Kenmerken Romeinse religie Jodendom Christendom Mithras Isisdienst
14A/B Abraham en Isaac Oude Testament, Genesis 22 14C Het oordeel van Salomon Oude Testament, 1 Koningen 3.16
15. Samson en Judith: verhalen uit het Oude Testament
verhalenschat
werkwoord participium praesens en perfectum gebruik van het participium
Samson en Delilah Judith en Holofernes
15A Samson sterft Oude Testament, Rechters 16.22 15B De daad van Judith wordt ontdekt Oude Testament, Judith 14.7 15C Vrijgevigheid van Sint Nicolaüs Jacobus de Voragine, Legenda Aurea, Nicolaüs 1
16. Dieren in het Romeinse Rijk
dagelijks leven/ verhalenschat
bijwoord woorden met genitivus op –ius het pronomen idem Accusativus cum Participio predicatief gebruik van het bijvoeglijk naamwoord
De jacht Huisdieren in Rome Het Romeinse eten Ganzen op het Capitool
16A De wonderbaarlijke raaf Aulus Gellius, Noctes Atticae IX, 11, 6-9 16B De eerste ontmoeting met de leeuw Aulus Gellius, Noctes Atticae V, 14, 19-25 16C Een culinaire verrassing Petronius, Satyricon 49-50.1
17. Hannibal over de Alpen
historie
werkwoord futurum futurum exactum ire
Geschiedenis van de Punische Oorlogen t/m de slag bij Cannae
17A De eed van Hannibal Nepos, De Viris Illustribus, 23, 2, 3-6 17B De tocht van Hannibal Nepos, De Viris Illustribus, 23, 3, 2-4 17C Het advies van Maharbal Livius, Ab Urbe Condita 22, 51, 1-4
18. Hannibal verslagen
historie
werkwoord Scipio Ablativus Absolutus Slag bij Zama samengestelde werkwoorden Hannibal op de vlucht Het Romeinse leger
19. Het dagelijks leven in Rome
dagelijks leven
naamwoord vraagwoorden onbepaalde voornaamwoorden afhankelijke vraagzin werkwoord perfectum met praesensbetekenis
Wonen in Rome Patronus-cliens Forum Winkels/ambachten Aanvoer van voedsel Aquaducten
18A De hebzucht van de Kretenzers Nepos, De Viris Illustribus 23, 9, 1-4 18B Een slimme list Nepos, De Viris Illustribus 23, 11, 1-4 18C De dood van Hannibal Nepos, De Viris Illustribus 23, 12 19A Leven in Rome 1 Martialis, II, 38, III, 8, 38, IV, 65, V, 43, XI, 64 19B Leven in Rome 2 Martialis I, 33, 86, VI, 60, X, 66 19C Martialis III, 44, VI, 11
Pag.
5
Hoofdstuk
Thema
Taal
Cultuur
Bronteksten
20. Vermaak in Rome
dagelijks leven
werkwoord velle, nolle, fieri naamwoord betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent comparativus/superlativus qui + conjunctivus
Badhuis Ludi circenses Ludi scaenici
20A Plezier en geluk in Rome 1 Martialis I, 57, II, 53, 65, IV, 38, VIII, 9, X, 8 20B Plezier en geluk in Rome 2 Martialis V, 82, VI, 33, VIII, 53, 79, X, 47 20C Geen belangstelling voor wagenraces Plinius, Epistulae IX, 6 Wonen boven een badhuis Seneca, Epistulae 56, 1-2
21. De Romeinen en de dood
dagelijks leven
werkwoord conjunctivus praesens en perfectum conjunctivus in de bijzin conjunctivus in de hoofdzin
Voorstellingen van de dode Begrafenisgebruiken Graven
21A/B grafinscripties 21C Leren steren Seneca, Epistulae 61
22. Caesars carrière
historie
werkwoord gebruik infinitivus gerundium ferre + samenstellingen
Geschiedenis Rome 2e/1e eeuw v.Chr Gracchen, Marius, Sulla Het leven en optreden van Caesar Caesar als schrijver
22A De Belgen bestormen Bibrax Caesar, De Bello Gallico II, 6-7 22B Dumnorix ruit de Galliërs op Caesar, De Bello Gallico V, 6 22C Het volk van de Sueben Caesar, De Bello Gallico IV, 1
23. Caesar in Nederland en België
historie
werkwoord gerundivum
Romeinen in Nederland Caesar en de Nerviërs Caesar en de Eburonen Ambiorix
23A De aanval van de Nerviërs Caesar, De Bello Gallico II, 19.6-20.2 23B Rivaliteit tussen twee Romeinen Caesar, De Bello Gallico V, 44 23C Caesar wil de Eburonen vernietigen Caesar, De Bello Gallico VI, 34
24. Keizers van Rome: Augustus en Nero
historie
Nominativus cum infinitivo semi- deponentia verdieping naamvallen
Keizer Augustus Keizer Nero
24A Cleopatra en Antonius verlagen Suetonius Augustus 17 24B De clementia van Augustus Seneca, De clementia 7, 10 24C Nero en zijn streken Suetonius Nero
25. Amor en ratio (in concept)
literatuur & verhalenschat
verdieping naamvallen
Pag.
Catullus, Tibullus en Ovidius
Grammaticaoverzicht
0
Alfabetische woordenlijst
0
Verantwoording illustraties
0
6
14.1. Priesters op weg naar een offer. ReliĂŤf van de Ara Pacis. het vredesaltaar dat in 9 v.Chr. in Rome werd ingewijd door keizer Augustus.
MINERVA HOOFDSTUK
14
Rome:
een multiculturele samenleving
8
H14
Rome: een multiculturele samenleving
14.2. De engel weerhoudt Abraham ervan zijn zoon te offeren. Een schilderij van de Italiaanse schilder Caravaggio uit 1603.
H14 • Rome: een multiculturele samenleving 9
VERSCHILLENDE VOLKEREN: VERSCHILLENDE GODSDIENSTEN Multicultureel Rome Rome bestond lang niet alleen uit Romeinen. De stad was een verzamelplaats voor veel verschillende bevolkingsgroepen. Zo woonden er ook veel Grieken, Syriërs, Egyptenaren en joden. Je kunt dus zeggen dat Rome een echte multiculturele stad was. Al deze bevolkingsgroepen hadden in de regel ook hun eigen geloof mee naar Rome genomen. Het was voor deze volkeren mogelijk hun godsdienst in praktijk te brengen en hun riten en feesten te organiseren. Dit werd in Rome getolereerd zolang je met je rituelen de openbare orde niet verstoorde. Wel moest je je aan de Romeinse wetten houden en aan de Romeinse goden offeren. Dat vonden de Romeinen belangrijk. Het maakte hun verder niet veel uit in welke god je geloofde. In dit hoofdstuk richten we ons op verschillende belangrijke religies in Rome. De Romeinse religie Het Latijnse woord religio is waarschijnlijk afkomstig van het werkwoord religare dat ‘binden’ betekent. Oorspronkelijk moet religio iets als ‘beklemmende band’ hebben betekend. Dat is niet zo gek, want de Romeinen kenden veel verplichtingen tegenover hun goden. Ze geloofden namelijk dat hun goden erg machtig waren en in het leven van de mensen konden ingrijpen. Ze wilden dan ook niets liever dan een goede relatie met hun goden om hun straffen te vermijden. Deze goede relatie noemden ze de pax deorum. Door middel van rituelen, offers en gebeden probeerden de priesters van de Romeinen de goden gunstig te stemmen. Deze priesters waren in dienst van de staat. Zij bestudeerden oude boeken van de Romeinen waarin nauwkeurig beschreven stond hoe zij de verschillende offers moesten uitvoeren. Het offeren moest heel precies gaan. Als er een klein onderdeel fout ging, moesten de priesters het hele ritueel opnieuw uitvoeren, anders zouden de goden boos worden. Een offer bestond bijvoorbeeld uit het aansteken van wierook en het uitgieten van wijn op de grond bij een altaar voor de tempel. Zo’n offer noemen we een plengoffer. Belangrijk was het offer waarbij het eerste landbouwproduct van het nieuwe seizoen werd verbrand. Offers gingen altijd gepaard met gebeden die de priester uitsprak. Soms verbrandden priesters een combinatie van offermeel en het eerste deel van de oogst met wierook. De rook die opsteeg, bereikte de goden en zo konden die van het offer genieten. Ook werden er offerdieren geslacht. Zoals je weet waren de Romeinse goden ieder verantwoordelijk voor een bepaald deel van het menselijk bestaan. Voor iedere god moesten dan ook andere dieren geslacht worden. De oorlogsgod Mars werd met maar liefst drie dieren tegelijk gunstig gestemd.
10
14.3. Een suovetaurilia op een Romeins reliÍf uit de eerste eeuw na Chr. Aan hem offerden de Romeinen de suovetaurilia, bestaande uit een varken (sus), een schaap (ovis) en een stier (taurus). De drie dieren werden, versierd met gekleurde linten, naar het altaar gebracht. Eerst slachtte een speciale priester de beesten. Daarna bekeek hij hun ingewanden om te controleren of de dieren gezond genoeg waren om aan een god te offeren. Aan de ingewanden kon een speciale priester (haruspex) aflezen wat de wil van de goden was. Was het beest goedgekeurd en was de wil van de goden gelezen, dan werden de organen verbrand. Het vlees hielden de mensen zelf. Daar bereidden de Romeinen een heerlijk feestmaal van. Voortekens De Romeinen waren erg bijgelovig. Ze geloofden heilig in voortekenen: ze dachten dat de goden hun door middel van allerlei tekens duidelijk probeerden te maken wat mensen te wachten stond. Zo’n voorteken, een prodigium, kon bijvoorbeeld een aardbeving zijn, een blikseminslag, de geboorte van een misvormd dier, of een zons- of maansverduistering. Als een prodigium plaatsvond op staatsgrond, werd meteen de senaat ingelicht. Een speciale groep priesters moest dan de senaat adviseren over de wil van de goden. Soms waren Romeinen iets van plan waarvoor ze goedkeuring van de goden wilden. Dan baden ze tot de goden om een auspicium, een teken waarmee de goden hun wil zouden tonen. Vaak gebruikten de Romeinen hiervoor vogels. Ze inspecteerden dan bijvoorbeeld hun vlucht. Op basis van de route die de vogels aflegden, konden ze zien of de goden het met hun voornemen eens waren. Als vogels van links voorbij vlogen, beschouwden ze dat als
H14 • Rome: een multiculturele samenleving 11
een slecht voorteken. Ons woord sinister verwijst daar nog naar terug (sinister = links). Als een belangrijke handeling van staatswege zonder instemming van de goden middels zo’n auspicium werd verricht, was dat een ernstig misdrijf. Dat verstoorde namelijk de pax deorum. Het Jodendom Een andere belangrijke religie in Rome was het Jodendom. De aanhangers van deze religie, de joden, vestigden zich rond 1200 v.Chr. in Palestina. Daar groeide Jeruzalem uit tot hun hoofdstad. In de loop van de eeuwen vestigden de joden zich ook op andere plaatsen. In de Romeinse tijd waren er rondom het Middellandse Zeegebied veel joodse gemeenschappen te vinden, dus ook in Rome. Daar vormden de joden een belangrijke minderheid. In tegenstelling tot het Romeinse geloof is het Jodendom monotheïstisch. De joden geloven maar in één god. Zij leven volgens de wetten en gebruiken uit het Oude Testament. De joden erkennen het Oude Testament als hun heilige schrift. Hierin wordt verteld over de geschiedenis van Israël, vanaf de schepping van de wereld tot aan de wederopbouw van Jeruzalem in de vijfde eeuw v.Chr. Deze tekst is origineel in het Hebreeuws geschreven, maar is later vertaald in het Latijn. In die taal heeft het Oude Testament zich over Europa verspreid. De Romeinen hadden veel respect voor de joden, omdat hun volk al zo oud was. Daarom waren ze tolerant tegenover hen. Als blijk van respect had Julius Caesar bepaald dat de joden niet hoefden te offeren aan de Romeinse goden en dat de militaire dienst voor hen niet gold. Aanhangers van andere religies moesten wel in dienst. Ook plaatsten de Romeinen na de inname van Jeruzalem in de eerste eeuw v.Chr. een joodse koning op de troon, die veel meer vrijheden kreeg dan andere overwonnen volkeren. In het begin van onze jaartelling was er echter steeds minder respect voor dit oude geloof. Toen werd bepaald dat een deel van de joden uit Rome naar Sardinië moest vertrekken om daar roversbendes te bestrijden. De rest moest Rome eveneens verlaten. Net als ieder ander volk kregen de joden problemen, als zij de orde verstoorden. Toen de joden in 70 na Chr. in opstand kwamen, werd deze hard neergeslagen. De latere keizer Titus leidde een strafexpeditie en heroverde Jeruzalem op de opstandelingen. Daarbij verwoestte hij de stad en nam hij kostbare bezittingen mee naar Rome.
12
*
Tekst 14A Abraham krijgt een opdracht van God . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Een van de vroegste koningen uit het Oude Testament is Abraham. Hij was een van de eerste Israëlieten. Op zeer hoge leeftijd kreeg Abraham nog een zoon, Isaac. De koning heeft een bondgenootschap gesloten met een naburig volk. 1
Quae postquam gesta sunt, tentavit Deus Abraham, et dixit ad eum: “Abraham, Abraham.” At ille respondit: “Adsum.” Ait illi: “Tolle filium tuum unigenitum, quem diligis, Isaac, et vade in terram visionis, atque ibi offeres eum in holocaustum super unum
5
montium quem monstravero tibi.” Igitur Abraham de nocte consurgens, stravit asinum suum, ducens secum duos iuvenes et Isaac filium suum: cumque concidisset ligna in holocaustum, abiit ad locum quem praeceperat ei Deus. Die autem tertio, elevatis oculis, vidit locum procul: dixitque ad pueros suos: “Expectate hic
10 cum asino: ego et puer illuc usque properantes, postquam adoraverimus, revertemur ad vos.” Tulit quoque ligna holocausti, et imposuit super Isaac filium suum: ipse vero portabat in manibus ignem et gladium. Cumque duo pergerent simul, dixit Isaac patri suo: “Pater mi.” At ille respondit: “Quid vis, fili? Ecce, inquit, ignis et 15 ligna: ubi est victima holocausti?” Dixit autem Abraham: “Deus providebit sibi victimam holocausti, fili mi.” Pergebant ergo pariter.
1
geror (geri) hier: gebeuren
asinus ezel
tento (tentare) op de proef stellen
ducens ‘terwijl hij meenam’
Abraham Deze naam en die van Isaac worden niet verbogen, dus in deze tekst kunnen zij alle naamvallen zijn.
iuvenis, -is hier: knecht, slaaf 7
concido (concide˘re), concidi hakken in hier: voor
2
at hier: en
3
tollo filium t/m monstravero tibi (r. 5) @@
8/9 elevatis oculis ‘nadat hij zijn ogen had opgeheven’
tollo (tolle˘re) hier: nemen
10 illuc usque tot daar
holocaustum offer
unigenitus eniggeboren, enig diligo (dilige˘re) houden van 4
5 6
vado (vade˘re) gaan terra visionis het land van Moria (een landstreek ten zuiden van Jeruzalem)
properantes ‘terwijl we ons haasten’ 11
postquam adoraverimus ‘wanneer wij aanbeden zullen hebben’ (futurum exactum) revertemur futurum, vertaal met ‘zullen’
14 mi vocativus van meus
offeres (...) in holocaustum jij zult offeren (futurum)
at hier: en
monstavero ‘ik zal tonen’ (futurum exactum)
vis jij wilt
de nocte onmiddellijk na de nacht, ’s morgens vroeg
15 victima holocausti offerdier
consurgens ‘terwijl hij opstond’
16 providebit futurum, vertaal met ‘zullen’
sterno (sterne˘re) hier: van een zadel voorzien
pariter (bijw.) samen
H14 • Rome: een multiculturele samenleving 13
Tekst 14B Abraham wordt op de proef gesteld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Et venerunt ad locum, quem ostenderat ei Deus; in quo aedificavit altare, et desuper ligna composuit; cumque alligavisset Isaac filium suum, posuit eum in altare super struem lignorum. Extenditque manum, et arripuit gladium, ut immolaret filium
5
suum. Et ecce angelus Domini de caelo clamavit, dicens: “Abraham, Abraham.” Qui respondit: “Adsum.” Dixitque ei: “Non extendas manum tuam super puerum, neque facias illi quidquam: nunc cognovi quod times Deum, et non pepercisti unigenito filio tuo propter me.” Levavit Abraham oculos suos,
10 viditque post tergum arietem inter vepres haerentem cornibus, quem assumens obtulit holocaustum pro filio. Vocavit autem angelus Domini Abraham secundo de caelo, dicens: “Per memetipsum iuravi, dicit Dominus: Quia fecisti hanc rem, et non pepercisti filio tuo unigenito propter me: benedicam tibi, 15 et multiplicabo semen tuum sicut stellas caeli, et velut arenam quae est in litore maris: possidebit semen tuum portas inimicorum suorum, et benedicentur in semine tuo omnes gentes terrae, quia oboedivisti voci meae.”
14.4. Abraham en Isaac. Een schilderij van Rembrandt van Rijn (1606-1669).
(Oude Testament, Genesis 22 1:18) 1
aedifico (aedificare) bouwen
2
altare (o) altaar
vepris, -is doornstruik
desuper (bijw.) bovenop
haerentem lees: haerere
alligo (alligare) vastbinden
10 aries, -etis ram
11
assumens ‘terwijl hij nam’ offerre holocaustum offeren
3
strues, -is stapel
4
extendo (extende˘re), extendi uitstrekken
12 secundo (bijw.) weer
arripio (arripe˘re), arripui grijpen
13
immolo (immolare) offeren
14 benedico (benedice˘re) + dat. zegenen (benedicam futurum, vertaal met ‘zullen’)
5
angelus bode, engel Dominus andere aanduiding voor God
15 multiplico (multiplicare) vermenigvuldigen (multiplicabo futurum)
dicens ‘terwijl hij zei’ of ‘die zei’ 7
per memetipsum bij mijzelf
semen, -inis (o) zaad, geslacht
extendas ‘jij moet uitstrekken’
arena zand
facias ‘jij moet aandoen’
16 possidebit futurum
8
quod dat
17
9
unigenitus eniggeboren, enig Levavit Abraham t/m pro filio (r. 11) @@
benedicentur ‘zullen gezegend worden’ (futurum passief 3e p. mv.)
18 oboedio (oboedire) + dat. gehoorzamen
*
14
VERSCHILLENDE VOLKEREN: NIEUWE GODSDIENSTEN
14.5. De kruisiging van Jezus. Een schilderij van Peter Paul Rubens (1577-1640).
14.6. De vroegste losstaande afbeelding van Jezus Christus. Een Romeins beeld uit de derde eeuw na Chr.
Het christendom Rond het begin van onze jaartelling ontstond uit het Jodendom een nieuwe religie: het christendom. In het Oude Testament staat dat God ooit een man zou sturen die de redder van de mensheid zou worden, de Messias. Dit Hebreeuwse woord betekent gezalfde, dat wil zeggen hij die door God is uitverkoren als koning van het joodse volk. Met zijn komst zou het rijk van God op aarde beginnen. In het begin van onze jaartelling dachten mensen in Judea, dat Jezus Christus deze Messias was. Hij trok rond om de joodse leer te verkondigen. Hij leerde de mensen dat degenen die goed hadden geleefd in de hemel opgenomen werden. Jezus was overtuigend. Hij verrichte veel wonderen. Zo veranderde hij op een bruiloft wijn in water en voedde hij een menigte van wel duizend mensen met maar een paar broden en vissen. Hij moest wel door God gezonden zijn. De verhalen die Jezus vertelde, de wonderen die hij heeft verricht en zijn kruisiging zijn opgeschreven in het Nieuwe Testament, dat samen met het Oude Testament de Bijbel vormt, de Heilige Schrift van de christenen. In Rome verenigden de christenen zich in groepen, ook wel gemeentes genoemd. Samen deden ze hun gebed en hielden ze gemeenschappelijke maaltijden, de zogenoemde eucharistie (dankzegging). Het christendom was in het begin met name populair onder arme mensen, vrouwen en slaven. Voor christenen is namelijk iedereen gelijk: een slaaf mocht binnen de gemeente dezelfde functies uitoefenen als een rijke Romeinse burger. Iedereen was immers een kind van God. Romeinen die bekeerd waren tot het christendom deden volop mee in de Romeinse maatschappij, maar omdat ze hun geloof met anderen wilden delen, hielden ze gemeenschappelijke bijeenkomsten. De Romeinen wantrouwden deze besloten bijeenkomsten. Ze waren bang dat de christenen in het geheim plannen maakten om de Romeinse staat omver te werpen. Bovendien was het christendom relatief nieuw. Voor de joden hadden de Romeinen veel respect omdat hun religie zo oud was. De christenen konden echter op minder tolerantie rekenen. Zij werden gezien als aanhangers van een nieuw geloof. Dat wekte bij de Romeinen wantrouwen op. Na verloop van tijd begonnen de Romeinen de christenen zelfs te vervolgen. De christenen weigerden namelijk aan de Romeinse goden te offeren. Volgens hen was er maar één God aan wie geofferd mocht worden. Door hun weigering werden de christenen ter dood veroordeeld. Ze werden gekruisigd of voor de leeuwen gegooid in het Colosseum. De christenen die hiervan slachtoffer werden, werden martelaren genoemd. Andere christenen werden geïnspireerd door de bereidheid van de martelaren te sterven voor hun geloof. De graven van martelaren werden plaatsen van verering.
H14 • Rome: een multiculturele samenleving 15
14.7. Reliëf van de tauroctonia in het Mithraeum van het Circus Maximus uit de derde eeuw na Chr.
Mithras Een god die in de Romeinse tijd populair was, maar die we tegenwoordig niet meer kennen, is Mithras. Deze godheid werd al vroeg door de Perzen en de Indiërs in het oosten vereerd. Toen Romeinse soldaten daarheen op veldtocht gingen, kwamen ze in contact met deze godheid. Ze waren onder de indruk van de religie van Mithras en namen zijn rituelen mee terug naar Rome. Deze god zag vanuit de hemel dat de mensen op aarde veel onrecht werd aangedaan. Daarop besloot hij naar de aarde af te dalen om de mensheid te redden. Mithras wordt vaak gelijkgesteld aan de zon, maar ook is hij de wreker van onrecht. De dienst waarin zijn gelovigen hem vereerden, was alleen voor mensen toegankelijk die speciale rituelen hadden ondergaan, en zo ingewijd waren. We hebben geen bronnen die vertellen hoe het eraan toe ging tijdens zo’n dienst. We noemen een godsdienst voor alleen ingewijden ook wel mysteriecultus. Mithras werd vereerd in een ondergrondse ruimte, een mithraeum. Er zijn in Rome veel mithraea gevonden. Daarom weten we dat hij populair was in de stad. Zelfs sommige Romeinse keizers waren aanhangers van de Mithrascultus. Een mithraeum bestond uit een rechthoekige ruimte met banken aan de zijkant. Op deze banken lagen de gelovigen aan voor de gezamenlijke maaltijd.
16
Een mysterieuze afbeelding die we vaak zien in mithraea is die van het doden van de stier, de zogenoemde tauroctonia. Met zijn knie drukt Mithras een stier naar beneden en hij stoot een dolk in zijn hart. Een hond en een slang, helpers van de god, proberen het bloed van de stier op te likken. Een schorpioen, een teken van het kwaad, houdt met zijn scharen de genitaliën van de stier vast. De dood van de stier staat voor het ontstaan van nieuw leven. De slang staat waarschijnlijk voor de aarde: deze wordt bevrucht en zal nieuwe vruchten voortbrengen ten behoeve van de mens. Door zijn daad is Mithras een schepper en tevens redder van de mensheid: Hij laat de natuur herleven. Isis en Osiris Andere belangrijke godheden in Rome zijn Isis en Osiris. Deze twee goden komen uit Egypte. Isis was met Osiris, haar broer, getrouwd, maar hun andere broer, de boze god Seth, had hem gedood en in stukken gescheurd. Met behulp van haar magische krachten kon Isis Osiris weer bijeenrapen en tot leven roepen. Daarna werd Osiris de heerser over het dodenrijk. Het levensverhaal van Osiris staat symbool voor de cyclus van de natuur. Zoals Osiris sterft en weer tot leven komt, sterft ook de natuur in de herfst om in de lente weer tot bloei te komen.
14.8. Isis ontvangt een gelovige. Ze houdt een sistrum in haar hand, een rammelaar voor het begeleiden van rituele dansen. Een Romeins beeld.
14.9. In Rome was ook de cultus van de god Bacchus populair. Op dit reliëf zijn de ingewijden in deze cultus in extase. Zo vereren ze deze god. Romeins reliëf uit de tweede eeuw na Chr.
H14 • Rome: een multiculturele samenleving 17
Tekst 14C Het oordeel van Salomon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Salomon was koning van Israël van ca. 970-930 v.Chr. Onder zijn regering is de tempel in Jeruzalem gebouwd en bloeide het rijk van Israël. Salomon staat bekend om zijn wijsheid. Zo zijn er allerlei wijze spreuken en liederen van hem overgeleverd. Maar vooral door het onderstaande verhaal over de twee vrouwen is zijn wijsheid spreekwoordelijk geworden. a. Twee moeders maken ruzie 1
5
Tunc venerunt duae mulieres meretrices ad
Toen kwamen er twee prostituees bij de koning en gingen tegen-
regem, steteruntque coram eo, quarum una
over hem staan, van wie er een zei: “Ik verzoek u mijn heer: Ik en
ait: “Obsecro, mi domine: ego et mulier haec
deze vrouw woonden tezamen in één huis, en ik heb in
habitabamus in domo una, et peperi apud
haar bijzijn in de slaapkamer een kind gebaard.
eam in cubiculo. Tertia autem die postquam
(En) op de derde dag nadat ik had gebaard, baarde ook zij een
ego peperi, peperit et haec: et eramus simul,
kind: en we waren tezamen, en geen ander (was) met ons in het
nullusque alius nobiscum in domo, exceptis
huis, alleen wij tweeën.
nobis duabus. Mortuus est autem filius
De zoon van deze vrouw echter is ’s nachts gestorven. Ze heeft
mulieris huius nocte. Dormiens quippe
hem namelijk in haar slaap verstikt.
10 oppressit eum. Et consurgens intempestae noctis silentio,
En toen zij in de stilte van het holst van de nacht opstond, heeft
tulit filium meum de latere meo, ancillae
ze mijn zoon van mijn zijde, van uw dienares die sliep, wegge-
tuae dormientis, et collocavit in sinu suo:
nomen, en heeft hem in haar armen gelegd; haar eigen zoon
suum autem filium, qui erat mortuus,
echter, die gestorven was, legde zij in mijn armen.
15 posuit in sinu meo. Cumque surrexissem
En toen ik vroeg in de morgen opgestaan was om mijn zoon
mane ut darem lac filio meo, apparuit
melk te geven, bleek hij dood: toen ik hem bij helder licht beter
mortuus: quem diligentius intuens clara luce,
bekeek, bemerkte ik dat het niet de mijne was die ik ter wereld
deprehendi non esse meum quem genueram.” had gebracht.” Responditque altera mulier: “Non est ita ut 20 dicis, sed filius tuus mortuus est, meus autem
En de andere vrouw antwoordde: “Het is niet zoals jij zegt, maar jouw zoon is gestorven, de mijne echter leeft.”
vivit.” E contrario illa dicebat: “Mentiris: filius
Daarentegen zei die (vrouw): “Je liegt: want mijn zoon leeft, en
quippe meus vivit, et filius tuus mortuus est.”
jouw zoon is gestorven.” En op deze manier maakten zij ruzie
Atque in hunc modum contendebant coram
ten overstaan van de koning.
rege.
*
18
b. De wijsheid van de koning 1
Tunc rex ait: “Haec dicit: ‘Filius meus vivit, et
Toen zei de koning: “Zij (deze vrouw) zegt: ‘Mijn zoon leeft, en jouw
filius tuus mortuus est.’ Et ista respondit:
zoon is dood.’ En die (vrouw) antwoordde: ‘Dat is niet zo, maar
‘Non, sed filius tuus mortuus est, meus autem jouw zoon is dood, en de mijne echter leeft.’” 5
vivit.’” Dixit ergo rex: “Afferte mihi gladium.”
De koning zei daarom: “Breng mij een zwaard.” En toen ze het
Cumque attulissent gladium coram rege,
zwaard gebracht hadden voor de koning, zei hij: “Verdeel het
“Dividite”, inquit, “infantem vivum in duas
levende kind in twee delen en geef een helft aan de een en een
partes, et date dimidiam partem uni, et
helft aan de ander.”
dimidiam partem alteri.” Dixit autem mulier, cuius filius erat vivus, ad 10 regem (commota sunt quippe viscera eius
De vrouw, van wie de zoon levend was, zei echter tegen de koning (haar hart is immers in ontroering gebracht over haar zoon):
super filio suo): “Obsecro, domine, date illi
“Ik smeek u heer, geef het levende kind aan haar en dood hem
infantem vivum, et nolite interficere eum.”
niet.” Die zei daarentegen: “Noch ik noch jij moet het hebben,
E contrario illa dicebat: “Nec mihi, nec tibi sit,
maar het moet verdeeld worden.” De koning antwoordde, en zei:
sed dividatur.” Respondit rex, et ait: “Date
“Geef het levende kind aan deze (vrouw), en het moet niet worden
15 huic infantem vivum, et non occidatur:
gedood. Deze (vrouw) is immers zijn moeder.”
haec est enim mater eius.” Audivit itaque omnis Israel iudicium quod
En zo hoorde heel Israël het vonnis dat de koning had geveld,
iudicavisset rex, et timuerunt regem, videntes en ze hadden ontzag voor de koning, omdat ze zagen dat de sapientiam Dei esse in eo ad faciendum 20 iudicium. (Oude Testament, 1 Koningen 3. 16:28)
14.10. Het salomonsoordeel. Een schilderij van Pellegrino da Modena (1460-1523).
wijsheid van God in hem aanwezig was om een vonnis te vellen.
H14 • Rome: een multiculturele samenleving 19
Grammatica Hoofdstuk 14 (I) Zelfstandige naamwoorden: de vierde (fructus) en de vijfde groep (res) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zelfstandige naamwoorden worden op grond van hun verbuiging in groepen ingedeeld. 1. In de eerste groep (mensa) zitten woorden die in de nominativus uitgaan op een –a. 2. In de tweede groep (servus; bellum) vinden we woorden op –us en –um. 3. De derde groep (rex; nomen) bevat woorden die geen vaste uitgang hebben in de nominativus. In dit hoofdstuk leer je de laatste twee verbuigingsgroepen. De vierde groep bevat woorden die in de nominativus uitgaan op –us, met een genitivus op –us. De vijfde groep bevat woorden die in de nominativus uitgaan op –es, met een genitivus op –ei. De voorbeeldrijtjes zijn fructus (vrucht) en res (zaak, ding): Groep 4
Groep 5
Nominativus
fruct-us (vrucht)
r-es (zaak, ding)
Genitivus
fruct-us
r-ei
Dativus
fruct-ui
r-ei
Accusativus
fruct-um
r-em
Ablativus
fruct-u
r-e
Nominativus
fruct-us
r-es
Genitivus
fruct-uum
r-erum
Dativus
fruct-ibus
r-ebus
Accusativus
fruct-us
r-es
Ablativus
fruct-ibus
r-ebus
Enkelvoud
Meervoud
NOTA BENE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1. 2. 3. 4.
fructus kan vier vormen zijn: 1. nom. ev.; 2. gen. ev.; 3. nom. mv.; 4. acc. mv. res kan drie vormen zijn: 1. nom. ev.; 2. nom. mv.; 3. acc. mv. rei kan twee vormen zijn: 1. gen. ev.; 2. dat. ev. Net als bij andere zelfstandige naamwoorden zijn de dativus en ablativus meervoud aan elkaar gelijk (fructibus; rebus).
!
20
(II) Verbuiging van domus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De verbuiging van domus (huis) gaat grotendeels volgens fructus, maar de ablativus enkelvoud, genitivus en accusativus meervoud (vetgedrukt) volgen de tweede groep:
!
Enkelvoud
Meervoud
Nominativus
domus
domus
Genitivus
domus
domorum
Dativus
domui
domibus
Accusativus
domum
domos
Ablativus
domo
domibus
NOTA BENE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De accusativus domum dient vaak om een richting aan te geven: ‘naar huis’
(III) Geslachtsregels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De woorden uit de vierde groep zijn mannelijk, maar manus, –us (hand, groep) en domus, –us zijn vrouwelijk. De woorden uit de vijfde groep zijn vrouwelijk, maar dies, diei (dag) is meestal mannelijk.
(IV) Woorden en hun groepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voor het vertalen van een vorm moet je weten tot welke groep een woord behoort. Je kunt dit afleiden uit de woordenlijst. Bij de woorden van groep 1 en 2 wordt in principe alleen de nominativus in de woordenlijst gegeven: 1. mensa (tafel); 2. servus (slaaf) en bellum (oorlog). In groep 2 bevindt zich ook een aantal woorden op –er. Die woorden herken je in de woordenlijst aan de genitivus op –i: puer, pueri (jongen). Ook vir, genitivus viri (man), hoort tot de tweede groep. Woorden uit groep 3 zijn te herkennen aan hun genitivus op –is. Ook staat bij deze woorden altijd het geslacht vermeld. Bijvoorbeeld corpus, corporis (o) (lichaam). Woorden uit groep 4 zijn te herkennen aan hun genitivus op –us: exercitus, –us (leger). De woorden uit groep 5 herken je aan de genitivus op –ei: dies, diei (dag).
H14 • Rome: een multiculturele samenleving 21
NOTA BENE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zoals je misschien al hebt opgemerkt, kun je niet altijd aan de nominativus zien tot welke groep een woord behoort. Let vooral op de uitgangen –us en –es: woorden op –us:
1. groep 2: servus 2. groep 3: corpus 3. groep 4: fructus
(in woordenlijst geen genitivus erbij) (in woordenlijst + genitivus op –is) (in woordenlijst + genitivus fructus)
woorden op –es:
1. groep 3: vates 2. groep 5: dies
(in woordenlijst + genitivus op –is) (in woordenlijst + genitivus diei)
(V) De voornaamwoorden ille, iste en ipse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Je kent al twee voornaamwoorden: is, ea, id (1. deze, dit, die, dat; 2. hij, zij, het) en hic, haec, hoc (1. deze, dit; 2. hij, zij, het). Naast het aanwijzende voornaamwoord hic, haec, hoc zijn er nog twee aanwijzende voornaamwoorden in het Latijn: ille, illa, illud (1. die, dat; 2. hij, zij, het) en iste, ista, istud (1. die, dat; 2. hij, zij, het). Hieronder vind je de verbuiging van ille, illa, illud: Enkelvoud
m
v
o
Nominativus
ille
illa
illud
Genitivus
illius
illius
illius
Dativus
illi
illi
illi
Accusativus
illum
illam
illud
Ablativus
illo
illa
illo
Meervoud
m
v
o
Nominativus
illi
illae
illa
Genitivus
illorum
illarum
illorum
Dativus
illis
illis
illis
Accusativus
illos
illas
illa
Ablativus
illis
illis
illis
!
Celciusweg 41 8912 AM Leeuwarden Postbus 459 8901 BG Leeuwarden T (088) 294 48 80

edumedia@eisma.nl
www.eisma.nl/edumedia
Beoordelingspakket aanvragen