10542 bdles17 18 03 lr

Page 1

jaargang 14 | november 2017

3

Bij de Les magaz ine voor schooldecanaa t en leer lingbegeleiding

Cultuurverandering in de school Een beter beleid begint bij jezelf

6

Hoe spreekt een zorgcoรถrdinator de taal van de directie?

13

Loopbaangericht opleiden

33

Veranderkracht en persoonlijk leiderschap

Decanen

Q

Mentoren

Q

Leerlingbegeleiders

Q

Zorgcoรถrdinatoren


OPEN

DAG wellantmbo.nl/opendag

17

NOVEMB

ER


colofon Bij de les wordt acht keer per jaar uitgegeven door NVSNVL, de Nederlandse Vereniging van Schooldecanen en Leerlingbegeleiders. Een abonnement is inbegrepen bij het lidmaatschap van NVS-NVL. Losse abonnementen kosten € 65,- per jaar. Adres Mauritsstraat 100 3583 HW Utrecht 030 254 39 29 Bijdeles@nvs-nvl.nl www.nvs-nvl.nl Redactie Pim Wijers, hoofdredacteur Christel Isphording, Leo Molenaar, Truda Zijp Eindredactie Truda Zijp Aan dit nummer werkten mee Alice de Boer, Marc Drenth, Hanne Janssens, Marinka Kuijpers, Dirk Olsthoorn, Annemarie Oomen, Simone de Roos, Anke Visser Fotografie & Illustratie Archief Bij de Les, iStock, Bouwend Nederland, Pim Wijers, Jaren Wicklund Contact Reacties, suggesties en redactionele bijdragen naar: communicatie@nvs-nvl.nl Advertenties Elma Media Silvèr Snoek - Salesmanager 0226 331 600 s.snoek@elma.nl Vormgeving Elma Media 0226 331 600 Keizelbos 1 1721 PJ Broek op Langedijk Drukwerk Elma Media

Abonnementstermijn: Abonnementhouders kunnen hun abonnement op Bij de Les opzeggen tegen de eerste dag van een maand met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand. Deze regeling geldt niet voor leden omdat leden Bij de Les in het kader van hun lidmaatschap gratis ontvangen.

REDACTIONEEL Het onderwijs wordt nogal eens verweten een star instituut te zijn waarin niets echt verandert. Als je het pleidooi van onze beleidsmedewerker Marc Drenth op pagina 37 leest (tip), dan moet je zelf ook die conclusie trekken. Maar toch. Het decanaat van tien jaar geleden lijkt inmiddels een functie zoals die op een andere planeet zou worden uitgevoerd. De zorgcoördinator bestond toen nog niet eens. Passend onderwijs evenmin. De schoolstructuur mag dan een onveranderbaar instituut zijn, de schoolcultuur is daarentegen een stuk flexibeler. Natuurlijk worden veranderingen niet zonder slag of stoot doorgevoerd. Decentralisering van de zorg heeft in de eerste plaats voor veel extra werk gezorgd op school. En wie is nou verantwoordelijk voor wat? We horen nog veel te vaak dat verschillende partijen niet op de hoogte zijn van elkaars bevindingen. De leerling wordt daarvan de dupe. Het woord ‘verbindingsofficier’ wordt vaker gebruikt alsof het een beroep is, in plaats van een kwaliteit. LOB verankeren in de schoolcultuur: hier liggen we achter op schema. Maar welk schema eigenlijk? Dat van de overheid? Er zit nog weinig schot in de motie Duisenberg en LOB wordt als zodanig niet eens in het regeerakkoord genoemd. Wat dat betreft liggen we mijlenver achter. Toch is er een door OCW aangestuurd Expertisepunt LOB VO-MBO opgericht (pagina 20) en zijn alle decanen die we vanuit de NVS-NVL spreken zeer goed op de hoogte van alle mogelijkheden die een goede LOB in de schoolcultuur kan spelen. Aan het werkveld zal het niet liggen. Wat houdt dat eigenlijk in de praktijk van alledag in: veranderende schoolcultuur? En hoe kun je daar als begeleider op inspelen? Er je voordeel uit slaan? Daarbij proberen we in deze Bij de Les stil te staan. De verschuiving van de eerste lijn naar de tweede lijn van het decanaat, als zorgcoördinator de taal van je directie spreken, ouders betrekken bij LOB, je eigen leiderschap en daarmee ook je veranderkracht versterken: allemaal onderwerpen die sterk van invloed zijn op de schoolcultuur. Hopelijk kunnen we op de laatste pagina van dit nummer in ieder geval één conclusie trekken: als je zelf geen veranderingen doorvoert, doet niemand het. Eigenaarschap van je eigen expertise is de eerste stap naar een betere schoolcultuur. Maar hoor mij nou preken voor eigen parochie. Die conclusie hebben jullie voor het openslaan van deze Bij de Les ook al getrokken. Hopelijk werken de artikelen in dit nummer inspirerend!

Uitgever en redactie van Bij de Les zijn niet verantwoordelijk voor enig handelen op grond van de in Bij de Les gegeven adviezen en/of gedane mededelingen

Nummer 3 jaargang 14 ISSN 1871-8728

november 2017

Pim Wijers Hoofdredacteur Bij de Les 3


ENTER THE CREATIVE WORLD

OPEN DAG ZA 27 JAN 2018 Wil jij het maken in de wereld van media, design en technologie? Maak dan kennis met het GraďŹ sch Lyceum Rotterdam: de grootste gespecialiseerde vakschool van Nederland voor een toekomst in de creatieve industrie. Ontdek alle mogelijkheden tijdens de Open Dag op zaterdag 27 januari 2018, van 09.30 tot 16.00 uur.

Het GraďŹ sch Lyceum Rotterdam biedt opleidingen op mbo-niveau 2, 3 en 4. Een greep uit het aanbod: Mediavormgeven, Audiovisuele media, Podium- en evenemententechniek, Mediamanagement, Mediatechnologie, Redactiemedewerker, Medewerker creatieve productie, DTP en Signmaking. Benieuwd naar het volledige aanbod aan opleidingen en specialisaties? Vraag de uitgebreide brochure aan via onze website www.glr.nl of neem contact met ons op via info@glr.nl of 088 200 15 00.


INDIT NUMMER n ra

19 NVS-NVL LOB-congres

MA HE tuurir l de ng

cu T

ve

door de redactie

6 Hoe spreekt een zorgcoördinator de taal van de directie?

door Pim Wijers Hoe praat een zorgcoördinator de taal van de directie, om daarmee de eigen positie in de school te verstevigen en

Zet het in je agenda met een grote streep eronder: op 8 februari 2018 organiseren wij ons jaarlijkse 03& GSRKVIW &SY[ 1II QIX 03&

20 Het Expertisepunt LOB VO-MBO door Pim Wijers

de ondersteuningsstructuur met de schoolcultuur

,IX )\TIVXMWITYRX 03& :3 1&3 MW IIR HSSV LIX

te verweven?

ministerie van OCW geïnitieerd project, uitgevoerd door

10 Hoe we zijn verschoven van een eerstelijns

IIR SREJLEROIPMNO XIEQ ZERYMX HI :3 VEEH IR HI 1&3

naar een tweedelijns decanaat

Raad. De komende tweeëneenhalf jaar moet het landelijk FMNHVEKIR EER FIXIVI MRXIKVEXMI ZER 03& FMRRIR ZS WGLSPIR

door Leo Molenaar

IR QFS MRWXIPPMRKIR

Ooit waren alle decanen binnen het havo en vwo

24 Zorgcoördinatoren over de ondersteuning

eerstelijns. Ze voerden gesprekken met hun leerlingen

van jonge mantelzorgers

SZIV TVS½IP IR WXYHMIOIY^I ZIVWXVIOXIR FVSGLYVIW over opleidingen, spraken met ouders.

13 Loopbaangericht opleiden: een cultuurverandering?

door Alice de Boer, Simone de Roos en Hanne Janssens Een praktisch artikel voor zorgcoördinatoren: hoe kunnen zij jonge mantelzorgers ondersteuning bieden vanuit school?

door Marinka Kuijpers

Het vervolg op het artikel ‘Zorgcoördinatoren over de

In dit artikel gaat Marinka Kuijpers in op de vragen hoe

signalering van jonge mantelzorgers’ uit ons aprilnummer.

cultuurverandering op school zich verhoudt tot ‘de leerling

37 Estafetterubriek - Als ik één ding binnen

centraal’ en de cultuur waarmee we leerlingen helpen met keuzes maken.

mijn school mocht veranderen...

16 Vertrouwenswerk op scherp

door Marc Drenth

door Anke Visser

ongehinderd door budget, beleid en onbenulligheden

‘Zowel vertrouwenspersonen in het vo als op roc’s dienen

uit over hun ideale school. Wat als zij het een dag voor

te beseffen dat zij onderdeel zijn van Wetgeving inzake

het zeggen hadden?

De gastauteurs van deze estafetterubriek laten zich

OPEGLXFILERHIPMRK (I ZIVXVSY[IRWTIVWSSR MW KqqR PIIVPMRK of cursistenbegeleider’, legt Anke Visser uit over de functie van vertrouwenspersoon in het vo en mbo.

28 Ouders betrekken bij LOB: een good practice

door Annemarie Oomen Onderzoek toont steevast aan dat ouderbetrokkenheid

EN VERDER

IIR ZER HI ^IZIR 03& EGXMZMXIMXIR MW HMI EERXSSRFEEV

3

bijdraagt aan een succesvolle studiekeuze in het hoger

Colofon / Redactioneel

onderwijs. De Van der Capellen scholengemeenschap

23 Column door Dirk Olsthoorn

in Zwolle maakt hier werk van.

30 Kort nieuws

33 Veranderkracht en persoonlijk leiderschap

38 Agenda NVS-NVL Academie

door Pim Wijers

39 Promo Bij de Les

Je wilt LOB op de kaart hebben in school, of dat passend onderwijs goed geregeld is. Je zit boordevol goede ideeën, maar niemand lijkt ze te willen overnemen. Stomme collega’s! Of ligt de oplossing van dit probleem misschien wel bij jezelf?

november 2017

5


T d an er

MA HE tueurirng l

c v u

Hoe spreekt een zorgcoördinator de taal van de directie? Een zorgcoördinator en een rector aan het woord Anja Folmer is als zorgcoördinator werkzaam op het Gerrit Rietveld College in Utrecht. Ze werkt goed samen met Yolanda Petermeijer, die anderhalf jaar geleden aantrad als haar rector. Voor Bij de Les spreken ze los van elkaar, maar wel met hetzelfde uitgangspunt: hoe praat een zorgcoördinator de taal van de directie, om daarmee de eigen positie in de school te verstevigen en de ondersteuningsstructuur met de schoolcultuur te verweven?

door Pim Wijers

De zorgcoördinator: Anja Folmer Anja Folmer zit als zorgcoördinator op het Gerrit Rietveld College in een luxepositie, zo vindt ze zelf. Op haar school is de zorgcoördinator dankzij haar inzet en samenwerking met haar rector complementair aan de afdelingsleiders. ‘Toen ik werd gevraagd voor deze positie, had ik wel een eisenpakket’, vertelt ze. ‘Vanuit mijn ervaring wist ik wat er nodig was om het werk te kunnen doen en welke ondersteuning ik daarbij nodig zou hebben. Als mijn voorwaarden niet ingewilligd werden, was ik niet aan de functie begonnen. Dan had het geen kans van slagen.’

Yolanda Petermeijer en Anja Folmer

6

Folmer begon haar carrière als docent Engels en Frans en volgde de opleiding ‘Remedial teaching in het voortgezet onderwijs’, tegenwoordig de master Special Educational Needs. Op het Gerrit Rietveld College ontfermde ze zich aanvankelijk over leerlingen met dyslexie, maar daar kwamen snel andere leerlingen met hun eigen problematiek bij. Folmer: ‘Men is de afgelopen jaren anders gaan diagnosticeren en daardoor is het aantal stoornissen bij

Bij de Les 3 – Cultuurverandering


leerlingen ook toegenomen. ‘Labelen’, zo wordt dat negatief genoemd, maar zo zie ik dat helemaal niet. In de medische wereld zijn we blij als er nieuwe ziektes worden ontdekt, in ons werk lijken nieuwe stoornissen een modeverschijnsel.’ Folmer moest door de uitbreiding van haar taken altijd een pedagogische vertaalslag maken naar het kind, het onderwijs én naar het schoolbeleid. Folmer: ‘In samenwerking met mijn toenmalige rector ben ik zodoende een autodidactisch expert geworden, om het maar even mooi te verwoorden.’

Detailniveau Maar niet elke rector is zo meegaand en niet elke zorgcoördinator is zo mondig. Binnen de NVS-NVL horen we vaak dat zorgcoördinatoren ongewild vanaf een eilandje opereren, of dat ze hun werk als taakje uitvoeren. Hoe spreken zij de taal van de directie om voor het belang van hun positie op te komen? Folmer: ‘Op het moment dat jij jezelf zodanig hebt gepositioneerd dat het duidelijk is dat jouw beleid ondersteunend werkt voor de samenwerking tussen alle betrokken partijen, maar ook voor de lessen van docenten - want goed ondersteuningsbeleid is merkbaar tot op detailniveau - dan denk ik dat je daarmee vanzelfsprekend een directie overtuigt. Je zou dan niet eens met ze om tafel hoeven om ze te overtuigen: dat zijn ze al door de resultaten van je werk.’

‘Het is moeilijk om argumenten te geven voor resultaten die je nog niet hebt behaald’ Maar dan is er nog de zorgcoördinator die simpelweg te weinig tijd of middelen krijgt op school. Wat zegt die tegen een afdelingsleider, of de rector? ‘Ik denk dat je soms inhoudelijk keihard moet onderhandelen, zegt Folmer. ‘Een zorgcoördinator moet kunnen aanschuiven bij directieoverleg, bij het MT en er moet overleg zijn met de rector. Dat zijn voorwaarden om het werk goed te kunnen doen.’ Ze vraagt zich wel af of je als zorgcoördinator wel de taal van de directie wil spreken als er geen gehoor wordt gegeven aan je vraag: ‘Als het duidelijk is dat jij nog niet sterk staat als zorgcoördinator, kijk dan of je hulp van buitenaf kunt vinden. Zeker als je net start in deze functie. Het is moeilijk om argumen-

november 2017

ten te geven voor resultaten die je nog niet hebt behaald. Vraag het eens aan een partij als de NVSNVL. Jullie maken je immers hard voor de positie van de zorgcoördinator en jullie hebben genoeg leden en experts die daarin een sleutelrol kunnen spelen.’ Ook het samenwerkingsverband (SWV) waar elke zorgcoördinator toe behoort, heeft een inspanningsverplichting naar scholen toe. Folmer: ‘Vanuit het SWV zou er een advies richting scholen kunnen komen: wil je op jouw school, met dit aantal leerlingen en dit profiel, goede ondersteuning bieden? Dan adviseren wij om een zorgcoördinator aan te nemen met deze kwaliteiten als uitgangspunt.’ Als het SWV dit ook adviseert, sta je als zorgcoördinator alweer een stuk sterker.’ Is de taal van de leidinggevende spreken dan ondergeschikt aan hulp van buitenaf of je eigen kracht? Folmer: ‘Het is en-en. Ervan uitgaande dat alle kennis en visie bij een zorgcoördinator aanwezig is, dan is met je directie praten een belangrijke basis.’

De rector: Yolanda Petermeijer Toen Yolanda Petermeijer anderhalf jaar geleden als rector aantrad op het Gerrit Rietveld College, liet ze op haar oude school een mooi resultaat achter. Toen ze daar begon stond deze school als zwak te boek en er stonden 250 leerlingen ingeschreven. Bij haar vertrek was het een excellente school, met 700 leerlingen. Vanuit haar ervaring als schoolleider heeft ze gezien hoe de zorgfunctie van een neventaak van de schoolleiding verschoof richting de fulltime functie van de zorgcoördinator. Petermeijer: ‘Hierbij was het belangrijk dat er veel communicatie tussen schoolleiding en zorg bleef plaatsvinden. We hebben vergadermomenten tussen teamleiders en de zorgcoördinator ingepland. De zorgcoördinator had dan een moment dat ze kon laten zien dat ze er niet alleen was voor de zorgleerlingen, maar voor het brede spectrum, voor alle leerlingen.’ Helemaal zonder risico’s is zo’n verschuiving niet, vindt Petermeijer: ‘Er zijn grenzen aan de zorg in de school. Op dat vlak kan het nog weleens schuren tussen de schoolleiding en de zorgcoördinator. Docenten hebben bijvoorbeeld niet altijd genoeg tijd om te doen wat nodig is. Ik ben wel groot voorstander van die grenzen. We moeten onderwijs aanbieden, dus je moet ook weten wanneer je moet doorverwijzen. Wees daar alert op als zorgcoördinator. Neem problemen tijdig weg bij de docent of mentor. Dan kan dezelfde taal spreken als je schoolleiding uitkomst bieden in het proces.’

7


Ik dacht dat ik verpleegster zou worden, maar ik bleek een betere monteur te zijn!

Talen nt passt niet in n een hokje e.

AMN heelpt al 20 0 jaarr het talent van leeerlingen te ontdekken. Benieuw wd hoe ieeder jaar 100.00 00 vmbo o’ers tott hun studiekeuzee in het mbo komeen? Kijk op p www w.amn..nl/loopb baanleren


Spreken door te doen Petermeijer vindt dat een zorgcoördinator kan spreken door te doen. Overtuigen door visie te tonen in het primaire proces van onderwijs geven; schoolbreed meedenken over betere resultaten. De rector geeft voorbeelden: ‘Zorgleerlingen hoeven niet altijd met de reguliere overgangsnormen besproken te worden. Daartoe kan een zorgcoördinator een aanzet doen. Wat betreft handelingsgericht werken in de klas is het belangrijk dat klassenbesprekingen op een bepaalde manier worden uitgevoerd. Ook daar heeft een zorgcoördinator expertise in. Verder voldoet het tegenwoordig niet meer als je alleen steunlessen vormgeeft voor reguliere vakken. ‘Leren leren’ en ‘leren plannen’ worden steeds belangrijker. Ook daar kan de zorgcoördinator de schoolleiding in adviseren. Mijn advies is dus: dien voorstellen in!’ Maar dan zitten we nog steeds met de zorgcoördinator die het als taak erbij doet. Die maakt wellicht al meer uren dan er zijn en dan moet die persoon ook nog de directie overtuigen van plannen waarvoor nog meer tijd en middelen nodig zijn. Petermeijer: ‘Ondersteuning moet hoe dan ook op de agenda van de schoolleiding staan en zeker op die van de teamleiders. De school is verplicht om een ondersteuningsprofiel te hebben. Daar staan zaken in die waargemaakt moeten worden en waarvoor de schoolleiding een verantwoordelijkheid moet afleggen. Dan zal er toch noodzaak zijn om overleg met de zorgcoördinator te voeren.’

Eilandje Petermeijer vind dat de zorgcoördinator ervoor moet waken dat hij of zij niet te veel vanaf een eilandje opereert: ‘Er zijn ingewikkelde casussen en arrangementen en het kost tijd om dossiers te vullen, dus er is een risico dat je teveel achter je laptop zit. Betrek daarom het team erbij en niet alleen de schoolleiding. Aan het begin van dit schooljaar is er bij ons op school een bijeenkomst georganiseerd voor alle medewerkers, waarin werd uitgelegd hoe de zorgstructuur geregeld is. Zorg na zo’n bijeenkomst dat de informatie beschikbaar is bij alle collega’s. Vraag de schoolleiding om de mogelijkheden. En als je het team meekrijgt, zullen die op hun beurt ook bij de schoolleiding aangeven dat ze het belangrijk vinden. Uiteindelijk doe je alles natuurlijk in het belang van de leerling. Het belang van de zorgleerling, maar zeker ook in het belang van alle andere leerlingen in de klas. Die hebben geen arrangement, maar die hebben ook aandacht en tijd nodig.’

november 2017

Met de invoering van het passend onderwijs zijn er extra taken bij het team gekomen. Daar moet de zorgcoördinator ook rekening mee houden. Petermeijer snapt de moeilijkheden waar de docenten tijdens de lessen tegenaan lopen: ‘Ieder uur komen er weer dertig nieuwe leerlingen binnen, waarvan er dan vier een arrangement hebben. Het is er zwaarder door geworden. De gedachte achter passend onderwijs is mooi, maar je moet er als docent wel mee dealen in je klas. Ze zijn opgeleid met didactische en pedagogische vaardigheden, maar niet als specialisten op ondersteuningsgebied. Dan is het juist zo fijn als een zorgcoördinator voorlichting kan geven. Je ziet op studiedagen ook dat het handelingsgericht werken veel aandacht krijgt. De zorgcoördinator kan dus laten zien dat hij of zij voor het primaire onderwijsproces van groot belang is. Daarmee onderstreep ik het hele belang van de zorg in de school. De zorgcoördinator is daar een spil in, waar de schoolleiding veel oog voor moet hebben.’

Het Gerrit Rietveld College Het Gerrit Rietveld College is een brede scholengemeenschap in Utrecht, met focus op burgerschap (na ons gesprek ging Petermeijer met leerlingen door naar het graf van Gerrit Rietveld, dat door de school wordt onderhouden). Een leerling kan er mavo, havo, atheneum, gymnasium en technasium volgen. Gelegen nabij de wijken Tuindorp, Overvecht-Zuid en Wittevrouwen, komende leerlingen met diverse culturele achtergrond en niveaus en vanuit verschillende milieus.

9


T d an er

MA HE tuurirng l e

c v u

Bezitten onze mentoren voldoende professionaliteit?

Hoe we zijn verschoven van een eerstelijns naar een tweedelijns decanaat Ooit waren alle decanen binnen het havo en vwo eerstelijns. Ze voerden gesprekken met hun leerlingen over profiel- en studiekeuze, verstrekten brochures over opleidingen, spraken met ouders. De functie werd veelal uitgeoefend door docenten die hun sporen hadden verdiend binnen de school. Het decanaat was een eervolle functie die naast de lesgevende taken werd vervuld.

door Leo Molenaar

In de jaren negentig veranderde onze blik op studiekeuze. Het moest minder een momentopname zijn in het leven van een leerling, maar een lijn worden die ‘loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB)’ als naam kreeg. De decaan was hierin vooral regisseur, geen acteur, en werd daarmee tweedelijns. De taken waren gericht op het aanleren van loopbaancompetenties, het aansturen van mentoren en de decaan was ook niet altijd docent. Peter Huwae, voormalig beleidsmedewerker havovwo bij de NVS-NVL, herinnert zich deze overgang nog goed: ‘In 1990 was ik decaan op het Echnaton, een scholengemeenschap in Almere. Mijn rector had het idee dat er vanaf klas 1 al loopbaanbegeleiding moest zijn. We kwamen al snel tot de conclusie dat dit teveel zou zijn voor één persoon. Op dat moment kwamen de mentoren in beeld als belangrijkste speler bij loopbaanbegeleiding: de eerstelijns begeleiding van de decaan verschoof naar tweedelijns. Landelijk kwam er vanuit de mentoren in eerste instantie veel weerstand tegen deze ontwikkeling, vooral omdat op veel scholen de infrastructuur er niet op was toegesneden. Mentoren kregen geen extra uren of werden er niet bij geholpen.’

10

Varianten En dat is dat, zou je zeggen. De posities en taken zijn (soms met enige weerstand) herverdeeld en de nieuwe rollen zijn duidelijk. Maar zoals we allemaal weten: niets is minder waar. De taakverdeling tussen mentoren en LOB’ers is op veel scholen nog steeds een punt van discussie en er bestaan zelfs nog eerstelijns decanen. Dat is bijvoorbeeld het geval op het Kaj Munk College in Hoofddorp, waar Rik Marinus decaan is. Samen met een collega begeleidt hij de derdejaars intensief bij hun profielkeuze. In de bovenbouw organiseren ze activiteiten, zorgen ze voor de leerlijn


en voeren ze gesprekken met leerlingen die binnen lopen. Waarom hebben zij er voor gekozen om eerstelijns te blijven? Marinus: ‘Mijn ervaring is dat verreweg de meeste docenten en mentoren matig op de hoogte zijn van vervolgstudies en de eisen die daaraan worden gesteld. En dat is wel noodzakelijk. Het is ook lastig om het de mentoren te leren, want ons mentorteam wisselt redelijk snel. Bovendien ga je er vanuit dat mentoren interesse hebben in LOB en dat is lang niet altijd het geval.’

‘Een decaan is geen leidinggevende van mentoren’ Op het Stedelijk Dalton College in Alkmaar heeft Guda Venema, decaan havo-vwo, om dezelfde reden voor een gemengde oplossing gekozen. De onderbouw doen de mentoren, in de bovenbouw geeft zij zelf studiekeuzelessen. Die bestaan uit een klassikaal deel, waarna leerlingen zelfstandig aan opdrachten in Keuzeweb werken. Venema: ‘In de lessen geef ik vooral veel voorlichting over wat de mogelijkheden zijn, over DUO en zelfs over op kamers gaan. We hebben voor deze lessen per leerjaar negen aparte lesuren gekregen. Leerlingen leren me zo goed kennen en lopen daardoor makkelijk bij me binnen als ze vastlopen.’

daarin ook een rol moeten spelen. In tegenstelling tot vroeger, waarin er meestal maar één persoon verantwoordelijk was, is de kwaliteit nu veel meer afhankelijk van verschillende personen.’ Al in 2011 schreef onderzoeker Tom Luken in Bij de Les een column met als titel ‘Is de decaan wel professioneel genoeg?’Daarin pleitte hij voor meer geschoolde begeleiders op middelbare scholen. Naar zijn mening deden teveel decanen loopbaanbegeleiding er zo maar naast. Hij schreef: ‘Ik heb mijn twijfels bij het oude adagium dat de decaan een leraar moet zijn. (…) Op basis van internationaal effectonderzoek zie ik meer in een model als dat waarvoor in 2003 in Denemarken gekozen is. Daar hebben professionele, externe en onpartijdige professionals de verantwoordelijkheid voor de loopbaanbegeleiding.’ Op de vraag hoe hij hier nu tegenaan kijkt, antwoordt hij dat dit volgens hem nog dubbel en dwars waar is. Misschien nu nog wel sterker dan toen. Hij sluit zich aan bij Huwae: ‘Het staat of valt met de vermogens en de bereidwilligheid van mentoren. Er zijn docenten die gedwongen worden de taak van mentor op zich te nemen, terwijl ze zich eigenlijk willen concentreren op hun eigen vak. Dan is het onmogelijk om je hart er in te leggen. Maar ook mentoren die LOB wel interessant vinden krijgen vaak maar een training van één dagdeel. Keuzebegeleiding is een ingewikkelde en subtiele kwestie, daar heb je veel kennis en ervaring voor nodig.’

Toekomstverwachtingen Goede ontwikkeling? Alles bij elkaar opgeteld: is de verschuiving van eerstelijns naar tweedelijns decaan wel een goede ontwikkeling geweest? Is dit niet ten koste gegaan van de kwaliteit van de loopbaanbegeleiding? Huwae vindt dat daar geen duidelijk antwoord op te geven is. ‘Dat is erg afhankelijk van de kwaliteit en inzet van de mentoren. Een lastig element daarbij is dat een decaan geen leidinggevende van de mentoren is. Hij is wel verantwoordelijk voor de loopbaanbegeleiding als geheel, maar kan als er iets mis gaat maar tot op beperkte hoogte ingrijpen. Een teamleider zal

Waar gaan we naar toe met de keuzebegeleiding op scholen? Luken ziet geleidelijk steeds meer decanen komen met een loopbaanachtergrond, zonder lesgevende taken. Hij schat dat dit nu op 10-15% van de scholen het geval is. ‘Het is een langzaam groeiende minderheid. Bij de minister zie ik ook steeds meer besef van het belang van professionele begeleiding op scholen. Maar er valt nog heel veel werk te verrichten.’ De laatste vraag is voor Peter Huwae: Gaan we ooit nog terug naar eerstelijns decanen? ‘De commissie Schnabel heeft in het eindrapport van Onderwijs2032 geschreven dat kennisoverdracht in het onderwijs nog steeds belangrijk blijft, maar dat die meer in balans moet worden gebracht met twee andere hoofddoelen in het onderwijs: persoonlijke ontwikkeling en voorbereiding op deelname aan de maatschappij. Daarmee wordt de rol van loopbaanbegeleiding steeds groter en neemt de kans dat een decaan ooit weer eerstelijns begeleider wordt alleen maar af. Om die doelen te bereiken moet regelmatig een loopbaandialoog met de leerlingen worden gevoerd en voor eerstelijnsdecanen is dat niet te doen. Ik zie het niet gebeuren.’

11


Leraar basisonderwijs wordeN? “Ik blijf leren en groeien. Niet een dag is hetzelfde, dat blijft boeien!” OPEN AVOND 21 november Amsterdam en Alkmaar

óók universitaire pabo en sportklas

www.ipabo.nl Start je studie met een baangarantie!

De nieuwe vmboCREATIEVE EN TECHNISCHE MBO-OPLEIDINGEN Mediamanagement en Marketing Communicatie en Marketing Mediadeveloper Gamedeveloper Mediavormgever • Webdesign • Animatie en Audiovisuele vormgeving • Grafische vormgeving • Game Artist • Crossmedia Allround dtp’er Medewerker Creatieve Productie (Digitaal) Drukker en Nabewerker

www.glu.nl

conferentie

5 februari 2018 Congrescentrum 1931 Den Bosch

Vorm geven aan veranderingen in het vmbo

Meer informatie en aanmelden:

VONDELLAAN 178 3521 GH UTRECHT

sardes.nl/scholing


r

a

A EM ur ltnudering

TH c u ve

Loopbaangericht opleiden Een cultuurverandering? De vraag ‘Wat wil je later worden?’ geeft tegenwoordig niet dat ene antwoord waar je vervolgens in de LOB naar toe kunt werken. In de dynamische en complexe arbeidsmarkt is een eenmalige keuze voor een beroep(sopleiding) niet voldoende om een passende baan te kunnen krijgen en behouden. Na je eerste keuze moet je keuzes blijven maken. Onderwijs heeft als doelstelling jongeren voor te bereiden op de arbeidsmarkt en heeft nu dus ook de taak om leerlingen te ‘leren kiezen’. In dit artikel gaat Marinka Kuijpers in op de vragen hoe deze verandering zich verhoudt tot ‘de leerling centraal’ en de cultuur waarmee we leerlingen helpen met ‘keuzes maken’.

door Marinka Kuijpers

Leren kiezen Op de arbeidsmarkt draait het tegenwoordig niet alléén maar om vakmanschap; er is leren na school. Het opleiden van jongeren tot vakbekwame beroepsbeoefenaars gaat hand in hand met het opleiden tot werkenden die zich blijven ontwikkelen. Daarvoor is het van belang dat jongeren leren ontdekken waar ze goed in zijn of willen worden en waar en hoe ze hun kwaliteiten en motieven kunnen inzetten. Voor het onderwijs betekent dit dat het niet langer voldoende is om jongeren een keuze te laten maken voor een stage, profiel of vervolgopleiding. Ze moeten keuzes léren maken, zodat ze voorbereid zijn op een complexe en dynamische arbeidsmarkt. Dit kunnen ze niet direct uit zichzelf. Hiervoor hebben ze, net als bij andere ‘leerstof’, begeleiding nodig. In Nederland wordt loopbaanbegeleiding in het onderwijs vooral gebaseerd op de matchingsbena-

dering. Bij een goede keuze zouden kenmerken van werkenden (in spe) moeten aansluiten bij de eisen van het beoogde werk. Begeleiders zouden dan betrouwbare informatie moeten geven over zowel de persoon als over de eisen in werk, zodat jongeren een bewuste keuze kunnen maken. In scholen vinden we de matchingsbenadering terug in het gebruik van bijvoorbeeld beroepskeuze- en kwaliteitentesten. Het ‘passen en meten’ lijkt niet aan te sluiten bij de huidige niet-stabiele omgeving. De chaostheorie gaat ervan uit dat mensen voortdurend met niet-lineaire veranderingen te maken hebben waardoor plannen op langere termijn weinig zin heeft. Omdat loopbanen minder voorspelbaar zijn op de huidige ‘chaotische arbeidsmarkt’, zou loopbaanbegeleiding niet langer gericht moeten zijn op het maken van een goede keuze. Het is van belang dat mensen gedurende hun loopbaan ‘loopbaancapaciteit’ opbouwen. Het vermogen keuzes te maken om werk te krijgen en houden dat bij je past. Loopbaanbegeleiding moet zich dan ook richten op het ontwikkelen van loopbaancompetenties om ‘loopbaancapaciteit’ te ontwikkelen.

Loopbaangesprekken leren voeren De leerling centraal Marinka Kuijpers geeft namens de Loopbaangroep twee trainingen over het voeren van loopbaangesprekken, exclusief voor de NVS-NVL. Voor de Basistraining hoef je slechts ook basiskennis te hebben van LOB en loopbaangesprekken. Tijdens de Vervolgtraining ga je veel dieper op de materie in. Daarvoor is dus ook al behoorlijke expertise nodig. Nieuwsgierig geworden? Kijk op nvs-nvl.nl/academie, waar beide trainingen worden aangeboden.

november 2017

Welke school heeft het niet in het beleid staan: 'de leerling centraal'. Maar wat betekent dat? Kunnen leerlingen leren wat, wanneer, hoe en met wie ze willen leren? Dat niet, maar wat dan wel? In het onderwijs is vooralsnog vooral het rooster, de bestaande vakinhoud, -methoden en instrumenten, en expertise van docenten leidend voor wat leerlin-

13


tijkervaring op basis van waar ze nieuwsgierig naar zijn (verdiepen van werkbeeld) of wat nieuw voor hen is, maar wat dan wel bij kwaliteiten en motieven (verbreden) past. Tijdens de loopbaangesprekken worden motieven en kwaliteiten van leerlingen ontdekt en vastgelegd. Deze zijn uitgangspunt voor leren op school en ervaringen in de praktijk. Experimenteren: Jongeren kiezen voor een of twee organisaties waarin ze gedurende een langere periode (2 tot 6 weken) specifiek vaardigheden en attitude kunnen leren, uitproberen en laten zien. De keuze voor de organisaties is gebaseerd op de ervaringen in de oriëntatiefase. Tijdens de loopbaangesprekken worden motieven en kwaliteiten van leerlingen besproken, die richting geven aan wat leerlingen in en buiten school willen leren, oefenen, uitproberen en organiseren om de kansen te vergroten op een werkplek/stageplaats die zij ambiëren.

Marinka Kuijpers

‘Welke school heeft het ‘de leerling centraal’ niet in het beleid staan?’

Profileren: Jongeren gaan solliciteren aan de hand van hun ontdekte kwaliteiten en motieven voor een werkplek waar ze kunnen laten zien wat ze kunnen. Daar verzamelen ze prestatiebewijzen. Leerlingen kunnen voor een stage worden aangenomen, maar ook voor een proefperiode, waarna leerling en werkgever besluiten of de leerling na zijn opleiding daar blijft werken (voor een bbl-opleiding of na het mbo/ hbo). Tijdens de loopbaangesprekken worden prestatiebewijzen (CV/portfolio) besproken. Om leerlingen in de praktijk te stimuleren in het ontwikkelen van hun loopbaancompetenties is goede begeleiding nodig.

Loopbaanleren kan overal gen kunnen leren. Als we leerlingen willen leren om keuzes te maken, is het van belang dat leerlingen in het onderwijs keuzes kunnen maken en dat reflectie op deze keuzes plaatsvindt om nieuwe keuzes te kunnen maken voor (leer)ervaringen. Vraaggerichtheid, op basis van kwaliteiten en motieven van leerlingen, in plaats van onderwijsaanbod, zou een belangrijkere rol moeten spelen in loopbaangericht onderwijs.

Leren kiezen in de praktijk Ervaren en keuzes maken door leerlingen kan in de praktijk in verschillende fases. In elk van die fases zie je alle vijf de loopbaancompetenties terug. De competenties die je gebruikt bij het ‘leren kiezen’. De fasen kunnen er als volgt uit zien: Oriënteren: Jongeren maken in verschillende korte periodes (1-5 dagen) kennis met diverse soorten werk. Daarin stellen ze vragen als ‘Wat vind ik leuk en belangrijk? Wat kan ik en waar kan ik goed in worden?’ Leerlingen maken een keuze voor een prak-

14

Niet alleen ervaringen in de praktijk zijn van belang, maar ook die in de school en in de privésituatie. Loopbaanontwikkeling vindt niet plaats naast het leren op school, maar door het leren en ervaren in school, de praktijk en privésituaties. Elke les, voor wat voor vak dan ook, kan bijdragen aan de loopbaanontwikkeling van leerlingen. Elke indrukwekkende ervaring, elke mogelijkheid om iets uit te proberen, elk verhaal over of ervaring met werk op school, thuis of in de beroepspraktijk, kan bijdragen aan het ontdekken, ontwikkelen of benutten van kwaliteiten en motieven van leerlingen. Docenten moeten daar hun onderwijs en begeleiding op inrichten, ouders moeten worden betrokken. Loopbaangeleiding doe je als mentor samen met vakdocenten en praktijkbegeleiders.

Een cultuur die keuzes stimuleert Uitgaan van de loopbaanontwikkeling van leerlingen vraagt om keuzes. Dit brengt dilemma’s met zich mee. Mensen in het onderwijs, van leerling tot minister, worden afgerekend op cijfers. Belangrijk is

Bij de Les 3 – Cultuurverandering


dan om te doen wat je al weet en kan om een goed cijfer te halen. Maar als je je wilt ontwikkelen moet je juist iets doen wat je nog niet kunt, maar waar je wel nieuwsgierig naar bent. Het risico om slechte cijfers te halen staat vaak de ontwikkeling in de weg. Loopbaangericht opleiden is niet eenvoudig te realiseren en vergt meer dan loopbaanlessen of instrumenten. Als je als school wilt inzetten op het leren kiezen in plaats van het laten kiezen van leerlingen, dan vraagt dat een duidelijke visie op LOB, waarover tussen alle niveaus in de organisatie de dialoog wordt gevoerd en op alle niveaus in de organisatie vanuit gemeenschappelijke uitgangspunten wordt gewerkt. Uitgangspunten die bijdragen aan een doorlopende groei van de loopbaancapaciteit van de leerling, over de grenzen van opleidingen en opleidingsjaren, werk en privé heen.

Aspecten van loopbaangericht opleiden Samenvattend zijn de aspecten van loopbaangericht opleiden die van belang kunnen zijn, weergegeven in het figuur hieronder. Om loopbaancapaciteit te vergroten, zetten leerlingen loopbaancompetenties in. Het is daarbij van belang om het proces van loopbaanontwikkeling voor de jongeren zichtbaar te maken met een loopbaandossier. Loopbaancompetenties worden ontwikkeld in een praktijk- en vraaggericht curriculum met dialogische loopbaanbegeleiding (Kuijpers, Meijers & Gundy, 2011; Kuijpers & Meijers, 2012a). Daarin wordt een terugkerend

‘Het risico om slechte cijfers te halen staat vaak de ontwikkeling in de weg’ cyclisch proces op gang gebracht van ervaren, reflectie en keuzes. Het is cruciaal dat de vormgeving en uitvoering van loopbaangericht onderwijs aansluit op een duidelijke visie op loopbaanontwikkeling en dat alle relevante actoren hierin worden betrokken. Het betreft vakdocenten (niet-loopbaanbegeleiders), ouders, praktijkbegeleiders op stageplaatsen, en docenten in voor- en vervolgopleiding. Om niet alleen een structuurverandering (inrichten van lessen en stages) te realiseren, maar ook een cultuurverandering te bewerkstellingen waarin uitgegaan wordt van kwaliteiten, motieven, werkbetrokkenheid, zelfsturing en netwerken van mensen, is het van belang dat de focus niet alleen gericht is op de leeromgeving van de jongeren, maar ook op de werkomgeving van docenten die eveneens loopbaangericht kan worden vormgegeven. Kortom: het gaat niet alleen om LOB, maar om loopbaangericht leren door leerlingen en docenten, en loopbaangericht opleiden in een netwerk van actoren.

Visie/Missie Investering Management

LOOPBAANLEREN Kwaliteitenreflectie Motievenreflectie Werkexploratie Loopbaansturing Netwerken

Curriculum

Integratie met beroepspraktijk Begeleiders in praktijk Integratie met privésituatie Ouders

Registratie

LOOPBAANCAPACITEIT Zelfbeeld, werkbetrokkenheid, prestatiebewijzen, netwerk

Integratie binnen en met lessen Vakdocenten

Begeleiding Loopbaanbegeleiders

Professionalisering Collectief leren

Integratie met vooren vervolgopleiding

Loopbaanontwikkeling Docenten

Figuur: Aspecten van loopbaangericht leren en onderwijs

november 2017

15


T d an er

MA HE tueurirng l

c v u

Vertrouwenswerk op scherp Wat mag, kan en moet een vertrouwenspersoon in het vo en mbo? ‘Zowel vertrouwenspersonen in het vo als op roc’s dienen te beseffen dat zij onderdeel zijn van Wetgeving inzake klachtbehandeling. De vertrouwenspersoon is géén leerling- of cursistenbegeleider’, legt Anke Visser uit in dit artikel over de functie van de vertrouwenspersoon in het vo en mbo. door Anke Visser

Historie De vertrouwenspersoon is op vo-scholen en op roc’s een bekend verschijnsel. Het mbo kent de langste traditie op het gebied van vertrouwenswerk. In de jaren tachtig hadden veel mbo-scholen al een vertrouwenspersoon binnen het team aangesteld. Deze kwam in actie als studenten, toen nog leerlingen genoemd, lastiggevallen werden op hun stageadres. Sinds 1994 wordt in de cao mbo een vertrouwenspersoon ten bate van personeel expliciet genoemd, evenals een klachtenregeling:

Artikel 10.1 van de cao mbo 4. De werkgever heeft een regeling voor klachten waar ten minste aandacht wordt besteed aan seksuele intimidatie, geweld, rassendiscriminatie en andere vormen van discriminatie, agressie en geweld gedurende de werktijd of in verband met de arbeid. 5. De werkgever benoemt een vertrouwenspersoon.

Vertrouwenswerk is dus niet beperkt tot leerlingen/ studenten; ook personeelsleden kunnen in het geval van klachten over de schoolsituatie een beroep doen op de vertrouwenspersoon. Dat geldt niet alleen in het mbo, maar ook voor het vo. Onder invloed van het vo, waar leerlingbegeleiders zich ‘vertrouwenspersoon’ zijn gaan noemen, is het vertrouwenswerk op sommige roc’s verworden tot een vorm van cursistenbegeleiding, waar studenten terecht kunnen met persoonlijke, vertrouwelijke kwesties.

Taken vertrouwenspersoon Deze invulling van het vertrouwenswerk doet geen recht aan de taakomschrijving van de vertrouwens-

16

persoon zoals vastgelegd in de Modelklachtenregeling (1998):

Artikel 3. Aanstelling en taken vertrouwenspersoon 1. Het bevoegd gezag beschikt over tenminste één vertrouwenspersoon die functioneert als aanspreekpunt bij klachten. 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de vertrouwenspersoon. De benoeming vindt plaats op voorstel van de benoemingsadviescommissie. 3. De vertrouwenspersoon gaat na of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. De vertrouwenspersoon gaat na of de gebeurtenis aanleiding geeft tot het indienen van een klacht. Hij begeleidt de klager desgewenst bij de verdere procedure en verleent desgewenst bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie. 4. De vertrouwenspersoon verwijst de klager, indien en voor zover noodzakelijk of wenselijk, naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg. 5. Indien de vertrouwenspersoon slechts aanwijzingen, doch geen concrete klachten bereiken, kan hij deze ter kennis brengen van de klachtencommissie of het bevoegd gezag. 6. De vertrouwenspersoon geeft gevraagd of ongevraagd advies over de door het bevoegd gezag te nemen besluiten. 7. De vertrouwenspersoon neemt bij zijn werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in die hoedanigheid verneemt. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als vertrouwenspersoon heeft beëindigd. 8. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag schriftelijk verslag uit van zijn werkzaamheden.

Bij de Les 3 – Cultuurverandering


Wat doet een vertrouwenspersoon? De vertrouwenspersoon is een herkenbaar aanspreekpunt voor leerlingen/studenten, hun ouders en voor medewerkers die een klacht hebben. Deze persoon staat klagers bij totdat hun klacht is weggenomen. Een deelnemer aan de opleiding ‘Vertrouwenspersoon nieuwe stijl’ verwoordde het zo: ‘De vertrouwenspersoon is een positieve schakel naar het oplossen van klachten over schoolse zaken.’ Of door een andere deelnemer bedacht: De vertrouwenspersoon (VP) is de klantenservice voor ‘reparaties’. De VP repareert niet zelf. De VP begeleidt de klager naar een bevoegde ‘reparateur’. De VP checkt bij de klager tevredenheid over reparatie. Bij ontevredenheid schakelt de VP een andere reparateur in voor de klager.

Nieuwe wet voor het mbo Het vo kent al sinds 1998 wetgeving voor de behandeling van klachten en een Modelklachtenregeling waarin de taken van de vertrouwenspersoon beschreven zijn. Sinds 1 augustus 2017 is klachtbehandeling ook voor de mbo-sector wettelijk vastgelegd in de ‘Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)’.

november 2017

Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs met betrekking tot enkele kwaliteitsaspecten in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie:

Artikel 7.4.8a. Klachten 1. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een behoorlijke behandeling van klachten van deelnemers, aspirantdeelnemers, voormalige deelnemers en examendeelnemers, personeel en overige betrokkenen bij het onderwijs of de praktijkbegeleiding van de instelling over gedragingen van het bevoegd gezag of ten behoeve van de instelling met taken belaste personen. 2. [...] 3. Het bevoegd gezag voorziet in een klachtencommissie die is belast met de behandeling van en advisering over klachten en die bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter die geen deel uitmaakt van het bevoegd gezag en niet werkzaam is voor of bij het bevoegd gezag. 4. […] 5. Het bevoegd gezag stelt voor de instelling een regeling vast waarin de klachtbehandeling met inachtneming van de voorgaande leden nader is uitgewerkt en maakt deze openbaar.

17


Mbo-instellingen zijn verplicht over een klachtenregeling te beschikken en deze toegankelijk te maken voor belanghebbenden door deze, bijvoorbeeld online, te publiceren. Studenten en hun ouders (indien de student minderjarig is), werknemers en anderen die betrokken zijn bij het onderwijs of de praktijkbegeleiding, kunnen een klacht indienen. De mbo-instelling moet beschikken over een onafhankelijke klachtencommissie. Mbo -instellingen kunnen ervoor kiezen zelf een onafhankelijke klachtencommissie in het leven te roepen. Ook kunnen zij zich aansluiten bij een Landelijke klachtencommissie (LKC). Deze klachtencommissie brengt advies uit aan de roc-bestuurder over de gegrondheid van een klacht. Een klacht kan gaan over een gedraging of een beslissing van het bestuur of van iemand anders die taken of werkzaamheden voor de instelling verricht. Dat kunnen bijvoorbeeld docenten zijn, maar ook zij die betrokken zijn bij de beroepspraktijkvorming.

Op scherp De nieuwe wetgeving rondom klachtrecht in het mbo betekent dat ook vertrouwenspersonen op roc’s zich bewust moeten zijn van hun taak als aanspreekpunt bij klachten en als begeleider van de klager in de klachtenprocedure. Dit kan betekenen dat de vertrouwenspersoon de klager ook vergezelt tijdens de zitting bij de klachtencommissie, mocht in een eerder stadium geen bevredigende oplossing voor de klacht zijn gevonden. Zoals voor deze klacht van een student:

Een student met een extra ondersteuningsbehoefte klaagde over zijn begeleiding. De opleiding had met hem wel afspraken gemaakt over extra hulp, aandacht en begeleiding, maar het was niet gebleken dat men deze extra ondersteuning vanaf het begin van de opleiding (niveau 2) planmatig had geboden. Dat gebeurde pas nadat de opleiding na enkele maanden een negatief studieadvies aan de student had gegeven. Hoewel de studieresultaten ook met die extra begeleiding niet florissant waren, mocht de student toch op stage. Mogelijk zou dat leiden tot succeservaringen, waardoor ook de rest van de studie beter zou verlopen. Gelet op de bijzondere situatie had de student van het roc mogen verwachten dat ook de begeleiding van de stage meer dan gebruikelijk zou zijn en dat de ouders van de student over het verloop daarvan zouden worden geïnformeerd. Dat is allemaal onvoldoende gebeurd, hetgeen ertoe leidde dat de LKC de klacht over de begeleiding van de student gegrond achtte.

o

(Zie: www.onderwijsgeschillen.nl; uitspraak 107167)

Tot slot Zowel vertrouwenspersonen in het vo als op roc’s moeten beseffen dat zij onderdeel zijn van Wetgeving inzake klachtbehandeling. Ook is de vertrouwenspersoon géén leerling- of studentenbegeleider. En tenslotte, de vertrouwenspersoon is beslist geen adres voor vertrouwelijke kwesties. Anke Visser verzorgt sinds 1988 cursussen voor vertrouwenspersonen in het onderwijs. Zie: www.ankemvisserschoolveiligheid.nl. Zij schreef de Toolkit en het Zakboek voor vertrouwenspersonen, www.uitgeverijpica.nl

18

Bij de Les 3 – Cultuurverandering


NVS-NVL LOB-congres

Bouw mee aan LOB Zet het in je agenda met een grote streep eronder: op 8 februari 2018 organiseren wij ons jaarlijkse LOB-congres.

Het jaarlijkse LOB-congres van de NVS-NVL is bij veel decanen inmiddels een vertrouwd evenement. De eerstvolgende editie staat voor de deur: het vindt plaats op donderdag 8 februari 2018. De locatie is wederom de Wageningen University.

Leden van de NVS-NVL hebben een streepje voor en betalen € 129 entree. Niet-leden betalen € 159.

Het thema en daarmee ook de naam van dit congres is ‘Bouw mee aan LOB’.

www.nvs-nvl.nl/bouwmeemetlob

Naast inspirerende plenaire lezingen door key-note speakers, gaan we op deze dag aan de slag met een gevarieerd aanbod aan workshops en inspiratiesessies. Het zijn bouwstenen waarmee je als decaan of loopbaanprofessional aan de slag kunt om effectief LOB-beleid binnen je school te creëren. Actuele thema’s krijgen in het programma nadrukkelijk een prominente plek.

Kijk voor alle informatie over Bouw mee aan LOB op onze cursuswebsite:

Op deze website zullen wij de komende weken steeds meer informatie plaatsen, namen van sprekers bekend maken en trainingen aankondigen. Wij hopen je graag op 8 februari te ontmoeten! Namens de organisatie, Marc Drenth, Petra van Gool en Simone Slagboom

Tijdens het congres is er weer veel ruimte om elkaar te ontmoeten en om te netwerken. Leer van elkaar, leer van mensen die aan de andere kant van het land wonen, leer tijdens de workshops. We sluiten het congres uiteraard af met een netwerkborrel.

november 2017

19


Het Expertisepunt LOB VO-MBO Sector-overstijgende ondersteuning Het Expertisepunt LOB VO-MBO is een door het ministerie van OCW geĂŻnitieerd project, uitgevoerd door een onafhankelijk team vanuit de VO-raad en de MBO Raad. De komende tweeĂŤneenhalf jaar moet het landelijk bijdragen aan betere integratie van LOB binnen vo-scholen en mbo-instellingen. Wat zijn de plannen en ambities van de projectmedewerkers?

door Pim Wijers

Vorig jaar liet minister Bussemaker per brief weten dat LOB beter moet omdat er nog steeds veel leerlingen en studenten uitvallen of van opleiding veranderen na een verkeerde studiekeuze. Dat stuurde zij naar aanleiding van kritieken uit het werkveld:

20

binnen scholen werd nog onvoldoende aandacht besteed aan kwalitatieve LOB. De NVS-NVL, het ISO en LAKS presenteerden samen met de VVD, de PvdA en het CDA een studiekeuzechecklist met een tiental punten om uitval in de overgang van het voortgezet

Bij de Les 3


naar het hoger onderwijs tegen te gaan. In november 2016 leidde dat tot een aangenomen Kamermotie over LOB. Daarnaast bleek vanuit de praktijk dat er na het eindigen van de Stimuleringsprojecten LOB nog steeds veel behoefte was aan deskundigheidbevordering. OCW vroeg het werkveld om door te pakken. Zo geschiedde: per 1 juli begon Marleen van de Wiel samen met collega Ellen Heijne officieel met het Expertisepunt LOB en op 1 september haakten Ivette Kleijngeld en Heleen Toebast aan als adviseurs. Met zijn vieren zijn ze inmiddels druk met het ontwikkelen van de plannen en activiteiten die binnen het projectplan staan beschreven. Het Expertisepunt LOB heeft geen malse ambities, want ook al zijn er landelijk talloze goede voorbeelden van LOBinitiatieven, er is nog steeds werk aan de winkel. De projectleden zijn gevestigd op het kantoor van de MBO Raad. ‘Maar,’ zegt Van de Wiel resoluut, ‘dat is alleen omdat de VO-raad fysiek gezien geen ruimte had om ons te huisvesten, dat is belangrijk om te vermelden. We willen niet de schijn opwekken dat het Expertisepunt LOB er alleen voor het mbo is. Wij zijn er nadrukkelijk ook voor alle vo-scholen, dus vmbo, havo en vwo.’

Stimuleren en ondersteunen Het Expertisepunt is een vervolg op de stimuleringsprojecten in het vo en het mbo. Het Stimuleringsproject LOB in het vo eindigde in 2014; in het mbo in 2015. Daar heeft het Servicepunt LOB Mbo tot juli 2017 de activiteiten voortgezet. Tijdens deze projecten is veel ervaring opgedaan en zijn verschillende producten en trainingen ontwikkeld en uitgevoerd. Een belangrijke taak voor het Expertisepunt is dan ook om scholen te ondersteunen bij het implementeren van deze opbrengsten en het beter borgen in de kwaliteitscyclus van de school. Dat wil het Expertisepunt doen door in te spelen op de behoeftes vanuit het werkveld. Zij zien een stimulerende rol voor zichzelf weggelegd, wat niet inhoudt dat er LOB-politie gestuurd wordt naar scholen en mbo’s die LOB nog niet voldoende inzetten. ‘Visie op LOB is een verantwoordelijkheid van de scholen zelf’, licht Van de Wiel toe. ‘Wij ondersteunen bij het uitvoeren van die visie. Het is onze doelstelling dat iedereen LOB omarmt en goed implementeert. Dat laat zich niet afdwingen. Ik heb daarom liever dat scholen bewust een LOB-beleid maken, met keuzes die passen bij wat zij zelf nodig hebben. We zijn geen belangenbehartiger en we gaan ook niet met Den Haag in discussie.’ Toebast, hiervoor zelf decaan havo-vwo, haakt aan: ‘Wel zien we in het

november 2017

‘Daarom stimuleren we om iedereen binnen de school bij LOB te betrekken’ vmbo, waar LOB een verplicht onderdeel is geworden van het curriculum, dat scholen steeds actiever LOBbeleid maken. Ik denk dat havo-vwo-scholen daarvan kunnen leren, want je ziet nog wel eens dat LOB daar een ‘taakje’ is, in plaats van een pedagogische grondhouding. Daarom stimuleren we om iedereen binnen de school bij LOB te betrekken. Niet alleen vanuit top-down beleid, maar ook bottom-up, aangejaagd door bijvoorbeeld vakdocenten.’ Kleijngeld, aanvullend: ‘We sluiten ons ook graag aan bij zaken die al goed lopen, zodat we kunnen ondersteunen indien nodig. We stimuleren dus, maar ondersteunen ook.’ Hoe komen LOB’ers straks met het Expertisepunt in contact? Toebast: ‘We organiseren landelijke bijeenkomsten en we zijn ook druk met het plannen van bijeenkomsten die inspelen op regionale behoeftes. Omdat er al verschillende congressen zijn, zoals de LOB-congressen van de NVS-NVL en de VvSL, moeten we kijken hoe wij ons gaan verhouden. We willen aanvullend zijn. Op onze website staat verder actuele informatie over ontwikkelingen binnen LOB en dat nieuws versturen we ook via onze nieuwsbrief. Ons doel is om heel zichtbaar te zijn, dus we willen dat men ons via alle kanalen kan bereiken. Daar vallen mail, telefoon, social media en face-to-face allemaal onder.’

‘Er wordt geen LOB-politie naar scholen gestuurd’ Bruggen bouwen Bruggen bouwen staat hoog op de agenda van het project. Doorstroom is zodoende een belangrijk onderdeel van het project. Niet alleen tussen niveaus in het vo of van het vo naar het mbo, ook doorstromen naar het hoger onderwijs. Toch is het ho geen projectpartner. ‘De Vereniging Hoger Onderwijs heeft besloten om nog niet mee te doen,’ vertelt Van de Wiel, ‘maar in ons projectplan staat nadrukkelijk vermeld dat er ruimte is om aan te haken wanneer daar behoefte aan is. De deur staat open.’

21


Het team achter het expertisepunt. V.l.n.r.: Heleen Toebast, Marleen van de Wiel, Ellen Heijne en Ivette Kleijngeld

Bruggen worden er ook gebouwd tussen het vmbo, havo, vwo en mbo. Men moet met elkaar en van elkaar leren. Kleijngeld: ‘Zo kunnen er in Groningen en Zeeland regio’s zijn waar men te maken heeft met krimp en een dalend aantal leerlingen op school of op het mbo. Hoe ga je daar mee om? Hoe verwijs je leerlingen door van het vo naar het mbo? Zijn er regionaal goede voorbeelden te vinden waar men van elkaar kan leren? Wij brengen partijen graag bij elkaar, ongeacht de afstand.’

Verhouding tot het werkveld Ook in verhouding tot verenigingen en stichtingen als de NVS-NVL, de VvSL of het Platform TL ziet het Expertisepunt een verwijzende rol voor zichzelf weggelegd. Van de Wiel: ‘Uit mijn verkennende gesprekken bleek dat vooral startende decanen of mensen met een LOB-taak in de school door al dat aanbod soms niet weten waar ze moeten beginnen. We kunnen een vertrekpunt zijn voor deze mensen, zodat we ze kunnen doorverwijzen naar partijen in het veld. Daar valt nog veel winst te behalen. Veel decanen weten bijvoorbeeld niet dat er twee decanenverenigingen zijn. Op het gebied van scholing zie ik een belangrijke rol voor de NVS-NVL weggelegd, want scholing bieden wij juist weer niet. Wij willen scholen ondersteunen bij het formuleren van hun scholingsbehoefte. Welke training of scholing past

22

bij de behoefte van de school? Daar is behoefte aan. Fijn dus als er een goed en breed aanbod is. Wat de NVS-NVL Academie betreft vind ik het goed om te zien dat er is gekozen voor verbreding in de doelgroepen en het aanbod. Dus niet alleen een Basiscursus Decanaat voor de decaan, maar ook een cursus als ‘LOB doen we samen’, waar decaan en leidinggevende samen op training komen.’ Het project loopt tot in 2019, maar het zal een utopische gedachte zijn dat het Expertisepunt zich dan al overbodig heeft gemaakt. Daarom monitort het Expertisepunt hun werkzaamheden. Hoe staat het er nu voor en hoe staat het met LOB in 2019? Van de Wiel: ‘Aan het einde van de projectperiode wordt gekeken of het wenselijk is dat we langer doorgaan. Dat kun je nu nog niet zeggen. Tot die tijd blijven we hoe dan ook vertellen dat LOB heel belangrijk is.’

Bij de Les 3


COLUMN

DOOR DIRK OLSTHOORN

Identiteitscrisis

Ik werk nu bijna een jaar als beleidsadviseur bij de gemeente. Er zijn wel honderd verschillen met het werk op school. Het grootste verschil: de leerlingen, die heb je niet op het stadhuis. Ik mis ze nog elke dag. Laatst had ik een afspraak op mijn oude school. Het was vlak voor de eerste bel en ik werd bij de ingang opgemerkt door een paar leerlingen. In het korte gesprekje dat volgde wisten ze mij alweer te raken. Noël vertelde mij trots dat het goed met hem ging op school en was benieuwd hoe ik mijn nieuwe baan vond. ‘Leuk, maar ik mis jullie wel’, zei ik eerlijk. ‘Wij missen u ook, hoor’, antwoordde Noël met een brede lach op zijn gezicht. En hij rende achter een vriendje aan. Ik voelde me welkom, maar ook een vreemde. Ik was hier duidelijk te gast.

‘Ruimte voor ontwikkeling’ Tegenover het missen van de leerlingen staan veel voordelen. Zo ben ik heel blij dat ik niet meer voortdurend achter de feiten aanloop en weer bezig ben met ontwikkeling. Sterker nog, ontwikkelen ís mijn nieuwe werk. In het onderwijs hield ik mij het liefst bezig met de ontwikkeling van de school. Hoe zorg je ervoor dat je als team zo goed mogelijk samenwerkt? Wat is er nodig om de leerlingen het zelfvertrouwen te geven om te kunnen presteren? Hoe zorg je dat leerlingen en medewerkers zich prettig voelen op school? Wat is aantrekkelijk onderwijs en hoe geef je dat vorm? In het antwoord op deze vragen schuilt het fundament van een school. Tien jaar geleden was er nog voldoende formatie beschikbaar voor bijvoorbeeld onderwijsvernieu-

november 2017

wing, coördinatie van excursies en culturele evenementen. De docentenbegeleider en de decaan waren voor de helft van hun tijd vrijgesteld van lessen. De laatste jaren stond de formatie zodanig onder druk, dat daar bijna niets van overbleef. Dat zorgt voor stilstand. Hoe langer je niks ontwikkelt, hoe groter de behoefte wordt. De schoolgemeenschap komt onder druk te staan en je loopt het risico dat je in een identiteitscrisis terecht komt. Het gebrek aan geld en tijd om te werken aan de ontwikkeling van een school staat in schril contrast met mijn werk bij de gemeente. Vreemd eigenlijk, want het onderwijs is een belangrijke steunpilaar van de samenleving. De gemeente heeft er belang bij dat het goed gaat met de scholen. Goed onderwijs zorgt in de toekomst voor zelfverzekerde mensen die zichzelf kunnen redden. Waarschijnlijk is goed onderwijs de beste manier om te voorkomen dat de kosten voor jeugdzorg, Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet uit de hand lopen. Sinds de decentralisaties is de gemeente daar volledig verantwoordelijk voor. Als je het zo bekijkt is het gek dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs, maar wel opdraait voor de gevolgen van slecht onderwijs. Ik zou het geweldig vinden om vanuit mijn huidige baan scholen te mogen helpen met de ontwikkeling van hun school. Maar ik zie het niet gebeuren. Daarom hoop ik dat er vanuit het rijk extra geld gaat naar het onderwijs voor werkdrukverlichting. Zodat er weer ruimte ontstaat voor ontwikkeling. Werkdrukverlichting is bovendien hard nodig om het beroep van leraar weer aantrekkelijk te maken. Anders hebben we straks een heel ander probleem.

23


Zorgcoördinatoren over de ondersteuning van jonge mantelzorgers Een praktisch artikel voor zorgcoördinatoren: hoe kunnen zij jonge mantelzorgers ondersteuning bieden vanuit school? Het vervolg op het artikel ‘Zorgcoördinatoren over de signalering van jonge mantelzorgers’ uit ons aprilnummer. Contact opnemen over dit artikel? Dat kan via a.de.boer@scp.nl

door Alice de Boer, Simone de Roos en Hanne Janssens

Een op de tien jongeren heeft te maken met een zorgsituatie thuis; zij worden ook wel jonge mantelzorgers genoemd. Meestal is de zieke een ouder, maar het kan ook een broer of zus zijn. Er is veelal sprake van een lichamelijke chronische ziekte, psychische aandoening, verslavingsprobleem of een vorm van autisme. Dergelijke zorgsituaties hebben nogal eens gevolgen voor het welbevinden, de schoolprestaties en identiteitsontwikkeling van de jongere. Veel jonge mantelzorgers hebben behoefte aan ondersteuning, maar vragen zelf niet snel om hulp. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) sprak met vijftien zorgcoördinatoren over de signalering en ondersteuning van jonge mantelzorgers op school en de dilemma’s die zij daarbij tegenkomen. In het aprilnummer van Bij de Les besteedden wij al aandacht aan het lastige begrip van de jonge mantelzorger en de signalering daarvan. In dit artikel gaan we in op hoe school jonge mantelzorgers kan helpen als zij eenmaal gesignaleerd zijn.

‘Veel kinderen hebben van zichzelf niet door dat ze jonge mantelzorger zijn’ 24

Ondersteuning in soorten en maten Uit onze gesprekken kwam naar voren dat zorgcoördinatoren vinden dat school een goede plek is voor laagdrempelige ondersteuning en afleiding voor kwetsbare scholieren, zoals jonge mantelzorgers. Ze zeggen dat het al helpt wanneer er aandacht is voor de leerling en zijn of haar thuissituatie. In een aantal gesprekken wordt gezegd dat school problemen vaak niet kan oplossen, maar wel ruimte kan creëren voor een luisterend oor: ‘Als je hier mag zijn, je verhaal mag doen en dat je mag huilen: dat vind ik ook een vorm van ondersteuning. School is natuurlijk de belangrijkste plek waar ze - naast thuis - veel zijn.’ Een eerste, belangrijke stap in de ondersteuning van jonge mantelzorgers is dat zij altijd bij hun mentor of een andere vertrouwenspersoon op school terecht moeten kunnen, zo zeiden we ook in het aprilnummer. Dat draagt er niet alleen toe bij dat mantelzorgers zich gezien en gehoord voelen, maar ook dat zij en hun mentor zich bewust worden van de zorgsituatie. Ook erkenning en begrip voor de situatie bij mentoren en docenten zijn daarbij belangrijk. Er zijn scholen die specifieke voorlichting inzetten (zoals Stichting Jonge Helden) om brede bewustwording over de problematiek van jonge mantelzorgers op school te stimuleren. Zulke voorlichting helpt ook om klasgenoten van jongeren met een zorgende rol te laten zien wat zij voor hun medeleerling kunnen betekenen. Een zorgcoördinator vertelt over het positieve effect dat deze bijeenkomst bij hen had:

Bij de Les 3


Foto: Jaren Wicklund

Zorgen voor een ander én goede cijfers halen, met extra ondersteuning van school

‘Na zo’n project is de sfeer veel opener, dan kun je er makkelijker met elkaar erover spreken. En dat betekent dat kinderen daar onderling meer oog voor krijgen en ook bij zichzelf vragen stellen als ‘hé, wat doe ik thuis eigenlijk?’ Dat is goed, want veel kinderen hebben van zichzelf niet door dat ze jonge mantelzorger zijn. Wat ook niet erg is, want we mogen allemaal best een beetje mantelzorger zijn [...], maar er zitten natuurlijk grenzen aan. Het is goed om het daar open met elkaar over te hebben.’

Praktische steun Een ander voorbeeld van ondersteuning is volgens de ondervraagde zorgcoördinatoren het bieden van praktische steun, zoals het maken van toetsen op andere momenten, de mogelijkheid bieden om op school huiswerk te maken, het geven van vrijstellingen of het geoorloofd aanvragen van verlof. Een docent vertelde over een jongen met een vader met hartproblemen. Hij hoefde een maand het eerste uur niet naar school te komen, omdat zijn moeder vroeg moest werken, waardoor de zoon zijn vader hartmedicatie kon geven. Het is van groot belang, zo onderstrepen zorgcoördinatoren, dat scholieren weten dat ze op school voor dit soort problemen terecht kunnen en dat ze ruimte in hun les- en toets-

november 2017

rooster kunnen krijgen: ‘Je zorgt dat je als school in beeld bent. Daar moet je je erg bewust van zijn. Zoals het bieden van dispensatie, dat het kind vrijstellingen krijgt voor bepaalde zaken, zodat hij of zij niet alles hoeft te doen.’

Ondersteuning thuis Kijken of er meer ondersteuning in de thuissituatie noodzakelijk is en hoe dit dan geregeld kan worden is een andere manier van ondersteuning bieden vanuit school. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door in gesprekken met ouders de inzet van een gezinsbegeleider of huishoudelijke hulp te stimuleren. Een zorgcoördinator zegt dat hij in gesprekken met leerlingen zo veel mogelijk probeert te spiegelen: Zijn er al andere mensen die van dit probleem afweten? Welke hulp denk je dat nodig is? Wat kan de huisarts voor je doen? Een ander noemt de kerk als hulpbron en weer een ander verwijst door naar de maatschappelijk werker van de gemeente. Enkele zorgcoördinatoren benadrukken het belang van het op tijd inschakelen van andere partijen voor de ondersteuning van jonge mantelzorgers. Die samenwerking verloopt soms moeizaam, omdat vanwege privacy niet alles besproken mag worden met school. Toch zouden lijnen tussen hulpverle-

25


OPENDAG

13JAN2018

Dé vakopleiding voor de infra. Monteur | Uitvo erder Landmeter | Str aatmaker (allround) Vakm an GWW Machinist Technicus mobie le werktuigen

Infra

JA!

@SOMACollege |

/SOMACollege

SOMA College | Ceintuurbaan 2 | Harderwijk | www.soma-college.nl


ning en school korter kunnen: ‘Hulpverlening is niet gericht op school, zo is onze ervaring. We staan nog wel eens achteraan de rij als school en dat is echt een lastig punt. Je werkt als school heel hard aan het schoolgedeelte, thuis is er van alles en we weten niet van elkaar wat we aan het doen zijn. We hebben elkaar juist nodig!’

Multi-problematiek Er passeren bij zorgcoördinatoren en docenten soms ook ernstige situaties de revue waarbij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling worden geuit. In die gevallen zijn ouders vaak niet in staat of bereid een problematische situatie aan te passen en worden kinderen te zwaar belast met verantwoordelijkheden. Er is dan nogal eens sprake van multiproblematiek, bijvoorbeeld naast gezondheidsproblemen van gezinsleden ook financiële en sociale problemen. In die gevallen wordt soms de meldcode toegepast. Een reactie van een zorgcoördinator: ‘Ik ken een meisje dat naast het doen van de boodschappen ook de keuken moest opruimen en eigenlijk voor de hele familie moest zorgen. Daar hebben we de meldcode actief ingezet omdat er géén hulp gestart werd: ‘Als jullie nu niets doen, dan gaan wij melden.’ Eén van de argumenten was wel dat zij zoveel thuis moest doen, omdat een van de ouders last had van borderline.’

‘Hij hoefde een maand het eerste uur niet naar school te komen’ Is school er ook voor privéproblemen? Hiervoor zagen we dat sommige zorgcoördinatoren nagaan wat er in de thuissituatie nodig is. Dat doen sommigen echter juist niet; het bereik van ondersteuning voor jonge mantelzorgers is een discussiepunt onder zorgcoördinatoren. Meerdere gesprekspartners zeggen dat een zorgsituatie thuis als een privéprobleem wordt gezien waar school uit zou moeten blijven. Een docent zegt: ‘Je bent als school geen maatschappelijke instelling, je mag niet zeggen hoe het eigenlijk moet gebeuren thuis.’ Een ander meldt dat er veel scholen zijn zij die denken: ‘Moeten we daar nou allemaal gaan inklimmen...?’ Er zijn zorgcoördinatoren die vinden dat privéproblemen juist wel tot de verantwoordelijkheid van de school te rekenen is. En één ondervraagde ziet het zelfs als rol voor iedereen als mens, medescholier, buur of collega om door te vragen als er dingen misgaan: ‘Hé, gaat het wel goed daar?’

november 2017

Van orthopedagoog tot en met opgepluste vakdocent Een andere kwestie die met enige regelmaat in de gesprekken aan de orde kwam is dat de rol van de zorgcoördinator heel verschillend kan zijn. De een doet bij zorgwekkend gedrag aan diagnostiek en observatie vanwege de vooropleiding als orthopedagoog, terwijl de ander zichzelf eerder als een ‘opgepluste vakdocent’ ziet. Sommigen vinden het onderscheid tussen bepaalde rollen niet helder, zoals die tussen leerlingbegeleider en zorgcoördinator. In sommige scholen vinden er standaard huisbezoeken plaats, bij anderen weer niet. Ook lijkt het erop dat zorgcoördinatoren op kleinere scholen naar verhouding minder leerlingen onder zich hebben. We kwamen de variatie van 1:120 tot en met 1:1900 tegen. Dit soort verschil in formele taken en de uitwerking daarvan in de praktijk maakt dat jonge mantelzorgers soms wel (en soms niet) gesignaleerd worden en ook specifieke ondersteuning kunnen krijgen.

Gezien en gehoord Zorgcoördinatoren die te maken hebben met scholieren met een ziek gezinslid zeggen dat zij een heterogene groep vormen (zie het aprilnummer). Dit betekent dat ook de ondersteuning die deze jongeren nodig hebben heel divers van aard kan zijn. Jongeren zouden het gevoel moeten hebben dat ze bij iemand terecht kunnen, dat ze gezien en gehoord worden. Ook is flexibiliteit in het lesrooster van belang en/of het uitstellen van huiswerk en toetsen als dat nodig is. Opvallend is ook dat er veel variatie is in opvattingen bij zorgcoördinatoren over de ondersteuning van jonge mantelzorgers. Dit hangt vaak samen met hoe wordt gedacht over (de inmenging in) privésituaties, waarbij jonge mantelzorgers soms wel als bijzondere groep worden gezien, maar soms ook niet. De verschillen in invulling van de functie van zorgcoördinator binnen scholen zijn vooral onwenselijk als daardoor leerlingen met een hulpvraag niet worden opgemerkt en daardoor geen begrip, erkenning en ondersteuning krijgen.

Korte en lange termijn Als jongeren met een ziek gezinslid op school de aandacht en hulp kunnen krijgen die zij nodig hebben, zal dit positief uitpakken. Op de korte termijn zullen deze scholieren zich beter gaan voelen, zowel mentaal als lichamelijk. Ze zullen de situatie thuis beter aan kunnen. Ook kunnen hun schoolprestaties gaan verbeteren. Er zijn zelfs aanwijzingen dat passende ondersteuning op de lange termijn een beroep op (geestelijke) gezondheidszorg kan voorkomen. Het loont dan ook om vanuit middelbare scholen te investeren in het verbeteren van de signalering en ondersteuning van deze bijzondere groep scholieren.

27


T d an er

MA HE tueurirng l

c v u

Ouders betrekken bij LOB

Samen aan zet: een good practice Weinig vo-scholen in Nederland - en daarbuiten - betrekken ouders bij LOB. Terwijl onderzoek steevast aantoont dat dit een van de zeven LOB-activiteiten is die aantoonbaar bijdraagt aan een succesvolle studiekeuze in het hoger onderwijs. Leerlingen in het vo willen bovendien dat hun ouders structureel en vanaf het eerste leerjaar worden betrokken bij LOB. De Van der Capellen scholengemeenschap in Zwolle maakt werk van ouderbetrokkenheid in LOB. Een good practice.

door Annemarie Oomen

Sinds 2012 organiseren Bertien Dechesne, decaan aan de havo-afdeling, en haar collega’s van de mavoen vwo-afdeling interactieve ouderavonden onder de titel ‘Samen aan Zet’ (SAZ). Daar bereiden leerlingen én hun ouders zich voor op de sector-, profiel- of de studiekeuze.

Behoeften onder ouders Aanleiding om het anders te doen leidde tot een pilot met decanen van zes havo-scholen. Zij ontwierpen samen voor het derde of het vijfde leerjaar een serie van vier avonden. Deze werden op hun school uitgevoerd, bijgestaan door mentoren en de afdelingsleider. Het programma van de avonden was gebaseerd op een behoeftenonderzoek onder de ouders. Het viel Dechesne het meest op dat ouders in het vijfde leerjaar sterk de behoefte hadden om informatie te krijgen over de kwaliteit van opleidingen in het hbo en over baankansen na hbo. Ze vervolgt: ‘Verder trof het me dat ouders aangaven dat ze de kwaliteiten en interesses van hun eigen kind niet goed kunnen inschatten. Ze kwamen daarover moeilijk in gesprek met hun kind.’

Programma Ouders kunnen zich met hun kind vrijwillig opgeven voor de SAZ-avonden. Het is een bewuste keuze. Dechesne: ‘Voor 5 havo organiseren we nog steeds vier avonden. Ze starten in september en lopen door tot half november. Ook mijn collega’s van vwo en mavo

28

organiseren voor hun examenklassen in die tijd drie avonden SAZ. De laatste avond doen wij samen met DUO, maar dat staat helaas op de tocht, omdat DUO geen voorlichters meer geeft.’ De eerste avond is het onderwerp ‘Hoe kom je in gesprek?’ Dechesne laat de leerlingen twee interessetesten maken, terwijl ze met de ouders over do's and dont’s praat. Een mini cursusje coaching-gesprekken, als het ware. De tweede helft van de avond bespreken ouders en kind de testen samen. De ouders zijn met specifieke vragen voorbereid. De tweede avond bestaat uit ‘speeddaten’ met oud-leerlingen, met als gespreksonderwerp ‘Hoe heb jij destijds gekozen?’. Dechesne: ‘We voeren een discussie over kiezen met je hart of met je hoofd. In het tweede deel van de avond geef ik een uitleg over twee sites: Hoe en waar vind je informatie over kwaliteit van opleidingen? Daarna zoeken ouders en kind samen achter de computer een en ander op over gewenste vervolgopleidingen.’ De derde avond is niet plenair. ‘Naar behoefte kunnen ouders en leerlingen afspreken met een mentor of decaan, voor een gesprek over de stand van zaken of wanneer ze individuele vragen hebben. Lang niet iedereen maakt daar gebruik van’, zegt Dechesne. De vierde avond is voor alle eindexamenleerlingen havo en vwo en hun ouders, dus niet alleen SAZ’ers. Dechesne: ‘In samenwerking met DUO geven we

Bij de Les 3 – Cultuurverandering


voorlichting over studiefinanciering, studiekeuzecheck, selectiestudies, enzovoort. We sluiten de avond af met het maken van een financieel plan met diegene die dat willen.’

Interactief Dechesne is enthousiast over een bijkomstigheid, die volgens haar niet onderschat mag worden: ‘Door de ervaringen die we in het vijfde leerjaar opdeden, werden de ouderavonden over de profiel- en of sectorkeuzes in alle derde klassen en de tweede klas mavo sindsdien een stuk interactiever dan daarvoor.’ Voor 3 havo heeft Dechesne een reeks van drie avonden gemaakt. Ouders en leerlingen leren daadwerkelijk samen (family learning): dat is een van de uitkomsten van het onderzoek dat met de pilot gepaard ging. Een andere uitkomst is dat ouders en leerlingen ook van andere leerlingen en ouders leren (community interaction). Dat was en is nu nog steeds zichtbaar, zegt Dechesne: ‘Dat komt doordat ouders en leerlingen met elkaar discussiëren en werken aan opdrachten op die avond. Zij zien hoe andere ouders met hun kind aan het werk zijn met de uitslagen van tests. Leerlingen die daar liever niet hadden willen zijn, moesten nu wel in gesprek met hun ouders, omdat anderen dat ook gewoon deden. We krijgen steeds weer positieve feedback van ouders aan het einde van elke avond.’

Anders gaan werken Op de vraag of deze manier van werken invloed heeft op hoe ze haar werk als decaan doet, antwoordt Dechesne positief: ‘Ja, ik ben nu meer ondersteunend voor de mentoren en ik heb nu alleen nog gesprekken met leerlingen die mij laten weten daaraan behoefte te hebben, terwijl ik eerder met iedereen een gesprek plande.’ Uit het onderzoek on-

der de ouders die deelnamen aan SAZ blijkt dat zij, in tegenstelling tot de ouders uit de controlegroepen, ervoeren geïnformeerd te zijn over een groot aantal onderwerpen. Hun ouderlijke self-efficacy nam toe, hun attitude veranderde, hun vaardigheden namen toe, ze praatten meer met hun kind en hadden geleerd hoe ze dat moeten doen. Ze werden zich meer bewust van hun eigen rol en die van hun kind en ze voelden zich meer in staat om hun kind te ondersteunen in zijn of haar loopbaanbeslissingen. ‘Het grootste struikelblok lijkt de veelheid van avonden’, aldus Dechesne. ‘De grootste kracht is het inrichten van de avonden op een interactieve manier. Zoveel mogelijk vraaggericht. Mentoren geven aan makkelijker contact te hebben met ouders, juist omdat zij elkaar nu intensief hebben meegemaakt. De mentoren weten dan ook dat de leerlingen die aan SAZ hebben meegedaan goed op weg zijn met hun vervolgstudiekeuze. Bovendien heeft het meenemen van de mentoren in SAZ voor hen een scholende LOB waarde en daar heeft de hele school, ouders, leerlingen en de mentoren zelf, enorm profijt van.’

Meer lezen Voor dit artikel zijn de volgende bronnen geraadpleegd: • Schut, K., Kuijpers, M., & Lamé, M. (2013) ‘Scholieren eisen tijd en begeleiding voor hun loopbaan’: Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten. Utrecht: LAKS & OIG. goo.gl/B6RRqv • Young, R.A. et al. (2001) ‘Career development in adolescence as a family project’, Journal of Counseling Psychology, 48(2), pp. 190-202. • Warps, J. (2013) LOB en studiesucces. Onderzoek naar de opbrengsten van LOB op basis van de Startmonitor 2012-2013. Nijmegen: ResearchNed. goo.gl/ngJT7r

29


KORTNIEUWS

Normen voor LOB?

door Pim Wijers en Truda Zijp

Hoe staat het ervoor met de motie Duisenberg en de landelijke LOB-normen die in deze motie gevraagd worden? Peter Huwae - tot afgelopen schooljaar onze beleidsmedewerker LOB havovwo - geeft een derde update op onze website, waarin hij schetst dat het proces traag verloopt. Het bestuur van de VO-raad zal zich op 15 november uitspreken over de gewenste landelijke normen voor LOB in het voortgezet onderwijs. De hele update van Huwae vind je op onze website. Daar staan ook links naar de twee eerdere updates en naar de visie van de NVS-NVL over LOB. Zie: https://goo.gl/fs2JCn

Makers-evenementen in het onderwijs Het ministerie heeft 500.000 euro beschikbaar gesteld aan de Stichting Crafts Council Nederland, het Nationale Theater en de Stichting Waag Society. Zij krijgen de subsidie om makersevenementen te organiseren voor docenten, leerlingen en studenten in alle onderwijssectoren. Zij kunnen in 2018 met activiteiten aan de slag op het gebied van creativiteit, technologie en ambachten.

30

Denk daarbij aan evenementen in musea, een festivalavond en masterclasses. De evenementen moeten ook docenten inspireren om in het onderwijs meer te doen met ‘maken’. Demissionair minister Bussemaker: ‘Maken maakt leerlingen en studenten creatief, kritisch en ondernemend en stimuleert analytisch denken en samenwerken.’

Pilot Teach-nasium In Rotterdam start in het schooljaar 2018-2019 op twee vo-scholen een pilot ‘Teach-nasium’ voor leerlingen uit havo 3 en vwo 4. Het is een programma waarmee leerlingen naast hun reguliere lesrooster kennis kunnen maken met het leraarsvak. Ook kunnen zij een stage volgen op de eigen school of een basisschool. Vwoleerlingen kunnen ook begeleiding krijgen voor de combinatie van de pabo en een master onderwijskunde. Het Teach-nasium wil de belangstelling voor werk in het onderwijs bevorderen. De voorwaarden en de selectie voor deelname zijn naar verwachting komend voorjaar klaar. OCW en de Rotterdamse onderwijswethouder zullen de pilot in de gaten houden.

Aanvullende eisen mbo Een aantal specifieke mbo-opleidingen mag naast het behalen van het juiste vmbo-diploma aanvullende eisen voor toelating stellen. Het ministerie van OCW heeft voor het schooljaar 20182019 een conceptlijst gemaakt van betreffende opleidingen. Deze lijst geldt al voor de leerlingen die nu in het examenjaar zitten. De mbo-opleidingen op de lijst mogen aanvullende eisen stellen, maar zijn dit niet verplicht. Als ze aanvullende eisen willen stellen moeten zij de informatie daarover tijdig bekend maken. Zie: www.rijksoverheid.nl en zoek op conceptlijst mbo-opleidingen.

Creatief opgeleiden Uit een inventarisatie van de Vereniging Hogescholen (VH) bleek dat creatief opgeleiden opvallend snel een baan vinden. In het sectorplan hbo-kunstonderwijs waren al afspraken gemaakt om het aantal studenten voor deze opleidingen te verminderen vanwege een vermeend gebrek aan werkgelegenheid. Alleen in de creatieve industrie vond studentengroei plaats. Een recent overzicht van VH laat zien dat afgestudeerden van de kunsthogescholen juist

Bij de Les 3


zeer gunstige arbeidskansen hebben. Creatief opgeleiden weten goed de weg naar de arbeidsmarkt te vinden en komen ook vaak op plekken terecht waar ze niet direct voor opgeleid zijn. De vrije geesten van deze mensen zorgt ervoor dat ze makkelijk over hun discipline heen kunnen kijken. Meer lezen kan op www. scienceguide.nl/201709/goedevooruitzichten-creatief-opgeleide

Trainingen op maat voor de zorgcoördinator Momenteel leggen we met de NVS-NVL Academie de laatste hand aan ons nieuwe professionaliseringsaanbod voor zorgcoordinatoren. Binnenkort bieden we zorgcoördinatoren trainingen op maat, in de vorm van een zelf samen te stellen modulair aanbod. Jij beslist samen met je Samenwerkingsverband of ondersteuningsteam uit de regio welke thema’s jullie belangrijk vinden, je stelt modules samen binnen de NVS-NVL Academie en dan komen wij met onze experts bij jou langs voor op maat gemaakte professionaliseringssessies. We onderscheiden 3 hoofdmodules, waaraan vervolgens 9 keuzemodules gekoppeld zijn. De hoofdmodules

november 2017

zijn Visie, Ondersteuningsstructuur en Positie & Positionering. De keuzemodules bestaan uit thema’s zoals Passend onderwijs, Gesprekstechnieken, Omgaan met een diagnose of Privacy. Per module trekken we tweeëneenhalf tot drieënhalf uur uit. Jij bent de baas, dus in samenspraak bepalen we hoe de modules worden ingedeeld.

Steeds meer mbo’ers naar het buitenland Tijdens hun opleiding gaan Nederlandse mbo’ers steeds vaker naar het buitenland. Zo had 7 procent van de in 2015 afgestudeerde studenten buitenlandervaring opgedaan, zo bleek uit een analyse van Nuffic. Het Europese streefcijfer in 2020 is 6 procent. Twee jaar geleden was het aantal mbo’ers dat naar het buitenland ging nog 5,7 procent. De toename is vooral te danken aan stages. Die zijn meer in trek dan studieplekken. Het merendeel van de studenten (52,6 procent) ging voor een periode van drie tot zes maanden naar het buitenland. Opvallend is de sterke vertegenwoordiging van vrouwelijke studenten: 62,8 procent van de mbo’ers die stage lopen in het buitenland is vrouw.

Rectificatie In de Bij de Les van september staat op bladzijde 17 een ingezonden vraag van Rolienke van der Velde (per abuis gespeld als Rolienka van der Velde). Zij heeft deze vraag niet gesteld en de vraag is zonder haar toestemming gepubliceerd bovendien. In haar mail aan toenmalig beleidsmedewerker Peter Huwae, over het staatsexamen havo als vangnet, gaf zij aan dat dit niet meer mogelijk is. Van der Velde vroeg de NVS-NVL om actie te ondernemen richting het ministerie. In de geplaatste brief lijkt het echter alsof Peter Huwae dit zo bedacht heeft. Deze mailwisseling had niet geplaatst mogen worden. Onze excuses aan mevrouw Van der Velde.

31


Doe méér voor

MOLENS

molenfonds.nl


r

a

A EM ur ltnudering

TH c u ve

Veranderkracht en persoonlijk leiderschap Hoe neem jij regie op je eigen visie? Je wilt LOB op de kaart hebben in school of dat passend onderwijs goed geregeld is. Je zit boordevol goede ideeën, maar niemand lijkt ze te willen overnemen. Stomme collega’s! Of ligt de oplossing van dit probleem misschien wel bij jezelf? Anna de Rijk vertelt over hoe je je eigen kracht en kwaliteiten in kunt zetten om draagvlak te creëren en anderen te bewegen tot veranderend gedrag.

door Pim Wijers

In de loop der jaren zijn we met elkaar een eind op weg gekomen met het vormgeven van LOB in de school. Passend onderwijs bieden gaat ook steeds beter. Maar hoe komt het dan toch dat LOB nog steeds vaak aan personen blijft hangen? Dat de zorgcoördinator nog steeds aangeeft op een eilandje te zitten? Dat LOB en passend onderwijs bieden vaak afhangt van de wil van je leidinggevende? Hoe krijg je al je collega’s mee? Wie is waar eigenlijk eigenaar van en hoe kun je dat eigenaarschap vergroten? Hoe zet je je visie op je expertise breed uit binnen de school? Het zijn vragen die Anna de Rijk en haar collega Els van Osch na jarenlange ervaring op scholen steeds weer horen. Ze hebben gemerkt dat je door middel van je eigen veranderkracht veel voor elkaar kan krijgen, tenminste, als je weet wat je wilt bereiken. Je bent zelf de sleutel om dat wat je wilt voor elkaar te krijgen. Wat is je doel? Waar zou je over vijf jaar willen zijn? En passen de activiteiten die je nu organiseert daarbij? Aan het woord is De Rijk die samen met Van Osch trainer is van de cursus ‘Veranderkracht en persoonlijk leiderschap’ van de NVS-NVL.

november 2017

Trainer Anna de Rijk

‘Ga op zoek naar bondgenoten’ Wat is persoonlijk leiderschap eigenlijk? ‘Persoonlijk leiderschap betekent dat jij zelf leider bent in de rol die je hebt. Het houdt in dat je jezelf kunt managen, dat je weet wat je mogelijkheden zijn en dat je daar dan ook verantwoordelijkheid voor neemt. Het betekent ook dat je weet wat je kan en wat je niet kan, maar je moet er dan wel voor waken dat je niet te snel denkt: ‘Daar ga ik niet over, dus ik neem er geen verantwoordelijkheid voor.’ Als je iets binnen de school wil veranderen, begin je bij jezelf en je eigen gedrag. Dan toon je persoonlijk leiderschap.’

33


Iedereen heeft wel eens een dieet gevolgd, al dan niet succesvol, om een paar maanden later gewoon weer naar die zak chips te grijpen. Verandering moet uit je tenen komen... ‘Ja, het duurt jaren. Ik eet nu veel minder vlees dan zes jaar geleden, al vond ik zes jaar geleden ook dat ik minder vlees moest eten. Tijdens het doorbreken van patronen betreed je onbekend terrein, daar voelen veel mensen zich niet prettig bij en dus vervallen ze in die oude patronen. Soms moet je echter gewoon accepteren dat je maatje 40 hebt en dat je daarmee gelukkig bent; acceptatie is een onderdeel van persoonlijk leiderschap. Als je om hulp vraagt omdat je weet dat je zelf iets niet kunt, dan maak je van je zwakte een pluspunt. Je maakt dan iemand anders ook eigenaar van jouw doel.’

‘Zonde om energie te verspillen aan zaken waarop je geen invloed hebt’

Stel, we zijn ons bewust van ons gedrag en we kennen onze grenzen: we willen persoonlijk leiderschap tonen! Hoe zorgen we er nu voor dat onze visie of ons beleid wordt overgenomen door de rest van de school? ‘In je eentje houd je het niet vol. Daarom moet je op zoek naar bondgenoten: find a friend. Vind iemand in de school met wie je samen kunt optrekken en met wie je kunt sparren, zodat je vanuit die basis je netwerk in de school kunt uitbreiden. De volgende stap in het proces van persoonlijk leiderschap is doelen stellen. Waarom wil je iets bereiken? Hoe ga je dat volbrengen? Wat heb je daarvoor nodig? Schrap alle activiteiten die niets te maken hebben met die doelstelling. Ik kom vaak genoeg op scholen waar een doelstelling het betrekken van mentoren is, terwijl dan in geen enkele werkgroep een mentor zit. Als je wil dat mensen hun gedrag veranderen, moet je ze inspraak geven. Ze moeten invloed kunnen uitoefenen. Je ziet ook vaak dat mensen voor de leerling nadenken: ‘Hoe wordt die beter van mijn plan?’ De leerling zelf wordt er zelden bij betrokken. Als je het meteen aan hem of haar vraagt, scheelt het je veel denkwerk en mogelijk verkeerde conclusies!’

‘Je hebt zelf de kracht om een tendens te doorbreken. Die kracht moet je alleen wel ontdekken’

34

Bij de Les 2


Dat klinkt heel logisch.

raak je uitgeput en moet je opgeven. Dan krijg je misschien wel een burn-out. Je moet daarom ook ‘nee’ durven zeggen, of ‘ik kom daar pas volgende maand aan toe’. Ook dat is persoonlijk leiderschap tonen.’

‘Dat klinkt logisch, maar dat is het niet. In bedrijven zie je ook zo vaak dat het MT veranderingen doorvoert, zonder de mensen te raadplegen die deze veranderingen moeten uitvoeren. Ze mogen er wel invloed op uitoefenen, maar in grote lijnen is het plan al klaar. Dat gaat niet werken, want je kunt anderen niet veranderen, het moet uit jezelf komen. Verandering moet ook een proces zijn met elkaar.’

Jullie training ‘Veranderkacht en persoonlijk leiderschap’ is op dit moment toegespitst op LOB, maar eigenlijk kan iedereen binnen de school zo’n cursus volgen?

Toch kun je als Don Quichot en Sancho Panza geen leger windmolens verslaan. Als de schoolcultuur zo star is dat er niet wordt meebewogen, wat dan?

‘Ja, veranderkracht kun je overal toepassen, want mensen lopen ongeacht hun functie of baan vaak tegen dezelfde problemen aan.’

‘Het is zonde van de tijd om je energie te verspillen aan zaken waarop je geen invloed. Richt je op de mensen die wél willen. Als je op een school werkt waar een negatieve cultuur heerst, dan wordt het normaal om daar in mee te gaan. Stel dat jij besluit om daarmee te stoppen en dingen van de positieve kant gaat bekijken, dan zullen mensen bij jou ook ander gedrag gaan vertonen. Het werkt aanstekelijk. Als je al je kracht op die windmolens blijft richten,

Wat zeg je tegen de lezer die dit stuk bijna uitheeft en denkt: ‘Ik ben geen onverschrokken held en wil het liever ook niet zijn. Mijn kracht zit hem in het bedenken van goede ideeën, maar ik vind het moeilijk om mensen aan te spreken over mijn visie, ook al ben ik daar nog zo van overtuigd.’

november 2017

‘Vind een vriend in de school die wel sterk in zijn schoenen staat, want anders red je het niet.’

35


Uhhh... dze... bluhh...

Scheve mond?

Verwarde spraak?

Lamme arm?

Herkent u ĂŠĂŠn van deze signalen? Sla direct alarm. Bel 112 om hersenbeschadiging te voorkomen. hartstichting.nl


ESTAFETTERUBRIEK

Als ik één ding binnen mijn school mocht veranderen... MARC GEEFT HET STOKJE DOOR AAN MIRANDA TRIJSSENAAR VAN HET NASSAU COLLEGE IN ASSEN

Marc Drenth, beleidsmedewerker bij de NVS-NVL, mentor en decaan De gastauteurs van deze estafette-rubriek laten zich ongehinderd door budget, beleid en onbenulligheden uit over hun ideale school. Wat als zij het een dag voor het zeggen hadden en één ding mochten veranderen? Als ik één ding binnen mijn school mocht veranderen, dan zou ik zo snel mogelijk de huidige structuur en manier van toetsen en lesgeven op de schop nemen. Toetsweken werden afgeschaft en niet de toets, maar de leerling werd het uitgangspunt. Niet allemaal door dezelfde hoepel. Verder zou er, mits mogelijk, alleen nog formatief getoetst worden en niet meer dan noodzakelijk. De leerling spreekt samen met de mentor en de ouders zijn ambitie uit en geeft richting en sturing aan zijn eigen leerproces. Er zou nooit meer over leerlingen worden gesproken, alleen nog maar mét. Rapportvergaderingen worden persoonlijke coachgesprekken met de leerling, waarna zij zelf de ontwikkelpunten, sterke kanten en doelen aan de ouders en mentor presenteren. Natuurlijk onderbouwd met een plan van aanpak, dat met behulp van vakdocenten en de mentor tot stand is gekomen. De leerling, het mentoraat en LOB zouden dan de stam zijn van mijn school. De vakken, de kennis en de competenties en vaardigheden die nodig zijn voor de ontwikkeling van de leerling zijn de takken. Omdat ik geloof in het feit dat de ontwikkeling van een leerling zich grotendeels afspeelt buiten de school, zou ik kiezen voor een ‘20/80-learning variant’. Vier van de vijf dagen worden op school ingevuld en de andere dag in de wereld daarbuiten. Echte opdrachten en stages bij echte bedrijven en instellingen waar de leerlingen aan de bak moeten. Het is dan ook van wezenlijk belang om het bedrijfsleven meer te betrekken bij de school. Zo kunnen we er hopelijk gelijk voor zorgen dat het onderwijs en de maatschappij beter op elkaar zijn afgestemd.

november 2017

‘Een school hoort aan te sluiten bij de maatschappij van nu’ Uiteraard is dit idee voor een groot deel ingegeven door mijn LOB-hart. Ik geloof er heilig in dat een leerling alleen verder komt door ervaringen op te doen, hiervan te leren en op basis daarvan keuzes leert maken. Het loopbaanreflectiegesprek vormt het vliegwiel tussen hetgeen de leerling kan, wat hij wil, het leerproces en zijn motivatie. Elk gesprek eindigt met een actie of doel van de leerling. Omdat het onderwijs voor elke leerling anders is, is dit ook gelijk het einde van de klassieke school zoals wij die kennen uit de tijd dat het als instituut is ontstaan. Wat mij betreft is dat trouwens al ver over tijd. Die oude school past niet meer in onze snel ontwikkelde maatschappij. Een school hoort aan te sluiten bij de maatschappij van nu, maar nog belangrijker: we moeten de vaardigheden leren die de leerling klaarmaakt voor de maatschappij van morgen. Helaas weten we niet hoe die maatschappij eruit zal zien. De enige manier is dus de leerlingen op te leiden tot zelfstandige jongvolwassenen die weten waar ze voor staan, wat ze belangrijk vinden en keuzes durven maken. Een leven lang leren en keuzes maken, daar gaat het om.

37


Op welk vlak wil jij je professionaliseren?

Agenda Welke trainingen biedt de NVS-NVL Academie in 2018?

j

18 januari ͻ 10.00 - 16.00 uur Basiscursus Decanaat ͻ 10.00 - 16.30 uur Veranderkracht en persoonlijkheid leiderschap: hap hoe neem jij regie op LOB? ͻ 15.30 - 18.00 uur Intervisie startende decanen en LOB-coördinatoren (vo) ͻ 15.30 - 18.00 uur Intervisie startende slb'ers (mbo) ͻ 15.30 - 18.00 uur Intervisie startende zorgcoördinatoren ren (mbo) ͻ 15.30 - 18.00 uur Intervisie startende zorgcoördinatoren natoren (vo) ͻ 09.30 - 16.30 uur Verdiepingstraining Loopbaangesprekken gespre (vo en mbo)

15 maart ͻ 10.00 - 16.30 uur Veranderkracht en persoonlijkheid leiderschap: hoe oe neem jij regie op LOB? (vo)

25 januari ͻ 16.00 - 19.00 uur Inspiratiesessie - Het loopbaandossier: van vmbo naar mbo ͻ 10.00 - 16.30 uur Doorstuderen of een tussenjaar? Help leerlingen en ouders op weg! (vo en mbo) ͻ 16.00 - 19.00 uur LOB doen we samen: training voor decanen/ LOB-coördinatoren mét leidinggevende (vo)

april 19 a ͻ 10.00 - 16.00 uur Aan de slag met de Routekaart in het vmbo (vo) ͻ 10.00 - 16.30 uur Doorstuderen of een tussenjaar? Help leerlingen en ouders op weg! (vo en mbo) ͻ 09.30 - 16.30 uur Verdiepingstraining Loopbaangesprekken (vo en mbo)

8 februari ͻ 09.00 - 17.00 uur LOB Congres: Bouw mee met LOB

24 mei ͻ 10.00 - 16.00 uur Basiscursus Decanaat - dag 1

15 februari ͻ 09.30 - 16.30 uur Basistraining loopbaangesprekken (vo en mbo) ͻ 10.00 - 16.30 uur Veranderkracht en persoonlijkheid leiderschap: hoe neem jij regie op LOB? (vo)

38

april 5a ͻ 10.00 - 16.00 uur uu Krijg je mentoren mee met LOB! (vo) mento ͻ 10.00 - 16.00 16.0 uur Basiscursus Decanaat 10 ap april ͻ 09.00 - 16.00 16. uur Congres: De Dag van de d Zorgcoördinator 2018 12 april ͻ 09.30 - 16.30 uur loopbaangesprekken (vo en mbo) Basistraining loo

Kijk op www.nvs-nvl.nl/academie voor alle informatie!

Bij de Les 3


Het grootste vakblad voor begeleiders in vo & mbo In januari

1

s Bij de Les e Le d j i B Bij de Les jaargang 14

8

mag

or e vo azin

scho

c olde

leer t en anaa

g idin gele ngbe l i ma gaz ine voo r sch ool dec ana

| september 2017

2

a t en lee r ling beg

ele idin g

ma ga zin

e vo or sc ho old

ec an aa

t en lee r lin gb

eg ele idi

jaargang

14 | okto ber

2017

ng

• Hoe werkt selectie op een

De toek omst is nu

n denke Hokjes (u ook) t

Is je leer

Talenten en excellentie s

De kracht

ling er kl

aar voor

?

van iederc.

EN In individu IEDERE 18 Va ur van kwedstrijden Iede n, aute op het alle Vaesse rhoogste po Jannet dium w met 22 ie rv Zon te der In feedback 6 au kun je nie 6 ger nive t excelle Robots, ren een ho automa op 26 en NVS-NVL kk tisering ie Academie: 14 Va en de ge em ad Op welk vla 16 volgen vo NVL Ac k wilMjij aajez tscelf or schoo g NVShapp vereli l en werk bet ncerin jke ere rev n?olutie 24 La s en onde 34 Opleide rwijs n voor de banen die nog nie t bestaan

et he reen do

Decan

Bij de

en Q Mento re

... kijken we naar selectie voor vervolgonderwijs

n Q L eerlin

gbege

leiders

Q

Zorgco

ördina

toren

• •

particuliere instelling? De studiekeuzecheck: hoe staan we ervoor? Doorstromen met een beperking: wat kan er beter?

Les

praktisch en deskundig

Bij de Les is een uitgave van de Nederlandse Vereniging van Schooldecanen en Leerlingbegeleiders. Leden van de vereniging NVS-NVL ontvangen Bij de Les altijd gratis.

www.nvs-nvl.nl

Bij de Les en? g n a v t n o s i grat Word lid L van NVS-NV


Schrijf nu

in!

Nascholingsagenda

Wij organiseren inspirerende nascholing voor u als intern begeleider. Onze cursussen en congressen zijn zo ingericht dat u de opgedane kennis direct in de praktijk kunt brengen. Hieronder vindt u een greep uit ons nascholingsaanbod: voor en door collega’s. Bekijk onze complete agenda op www.medilexonderwijs.nl/vo Maandag 11 december

Nieuw congres!

FEEDBACK AAN LEERLINGEN IN HET VO

Woensdag 13 december

Eindelijk herhaald!

JJONGEREN MET AD(H)D ( )

Begeleiding g g en ondersteuning in het onderwijs

Onmisbaar voor leren en motiveren

www.medilexonderwijs.nl/adhd

www.medilexonderwijs.nl/feedback

Nieuw congres!

Donderdag 14 december

SCHRIJFONDERWIJS IN HET ((V)MBO )

Nieuw congres!

92% raadt aan!

Donderdag 11 januari

JJONGENS, BIJJ DE LES!

www.medilexonderwijs.nl/taboes

98% raadt aan!

Over de ((leer)behoeften ) van jjongens g in het voortgezet onderwijs

www.medilexonderwijs.nl/jongensvo 1-daagse cursus

Vrijdag 12 januari

EERSTE HULP BIJ ONGELUKKEN OP SCHOOL

TABOES IN DE KLAS

Bespreken van maatschappelijk j gevoelige g g onderwerpen met jongeren

Verbeter de schrijfvaardigheid j van uw leerlingen

www.medilexonderwijs.nl/schrijfonderwijs

Dinsdag 19 december

Vrijdag 12 januari

WEDDEN DAT JIJ HET BETER KAN?

Signaleren g en aanpakken p van onderpresteren in het vo

www.medilexonderwijs.nl/onderpresteren 3-daagse cursus

Dinsdag 16 januari

ANTIPESTCOÖRDINATOR IN HET VO Pestgedrag g g signaleren g en bespreekbaar maken

EHBO aan leerlingen g en collega’s in het vo en mbo Te laat: uitverkocht! rt Nieuwe datum: dinsdag 20 maa

www.medilexonderwijs.nl/eerstehulp Medilex Onderwijs - Congressen en cursussen voor het onderwijs

www.medilexonderwijs.nl/antipestcoordinatorvo T. (030) - 700 12 20

E. info@medilexonderwijs.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.