De Verloskundige
De eerste ervaringen uit de praktijk
Hoe onze beroepsidentiteit vorm krijgt
Welzijn van startende verloskundigen
De eerste ervaringen uit de praktijk
Hoe onze beroepsidentiteit vorm krijgt
Welzijn van startende verloskundigen
weer/beloofdatikde verloskunstzogoedalsikkan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens Ik zal mijopenentoetsbaar opstellen, enikkenmijnverantwoordelijkheid voorde samenleving. weer/beloof dat ik de verloskunst zo goedals ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. al zo het beroep van verloskundige in ere houden. Dat beloof ik, of Zo waarlijk helpe mij God almachtig l de beschikbaarheid entoegankelijkheidvan de gezondheidszorg bevorderen. kzalaandecliëntgeen schadedoen. Ikluister en zalhaargoedinlichten. Ik zal geheimhouden wat mijistoevertro
Ikmaakgeenmisbruik van mijnverloskundige kennis , ooknietonder d aldeverloskundige kennisvanmijzelf en anderenbevorderen. Ikerkendegrenzen van mijnmogelijkhe
Fenegriek helpt om opnieuw fit te worden na de bevalling**
Vitamine C, B12, magnesium & folaat zijn goed voor de gemoedstoestand
Fenegriek ondersteunt de melkproductie na de bevalling**
Benieuwd naar alle voordelen van Postpartum Mama? Ontdek het! **Evaluatie gezondheidsclaims fenegriek zijn lopende NIEUW
Zakelijk.vitakruid.nl
Marieke Smith is bestuurder bij de KNOV.
Na het afleggen van onze eed ging ik aan de slag, deze zomer 23 jaar geleden. Een enorme verantwoordelijkheid én vrijheid herinner ik me. Hyperalert of ik de telefoon wel zou horen, geen ogen van een supervisor brandend in mijn rug, het op míjn manier doen. De ontroering bij een mooie baring, de twijfel bij het maken van beleid, het zoeken naar collegiaal overleg dat ik de eerste jaren vooral bij oud-studiegenoten vond… Bang om ervaren collega’s te bevragen. Steeds balancerend tussen spanning en genieten van autonoom werken. Iets wat ik teruglees in diverse interviews met de nieuwe lichting verloskundigen in deze uitgave.
We zijn zelfstandige types, en we zijn gelukkig niet alleen: we zijn verenigd in teams, in regionale samenwerkingen en in de KNOV. Het samen dragen van ons vak, het geluk en de onzekerheid, is zo cruciaal voor het werkplezier! Barbara Kwast drukte het prachtig uit in haar dankwoord op de Algemene Ledenvergadering van 28 juni, opgenomen op pagina 36: ‘Ik wens de jongere generatie alle inspiratie en moed om hun droom voor vrouwenrechten en gezondheid te verwezenlijken en de beroepsgroep van verloskundigen te ondersteunen, bemoedigen en verstevigen.’ Precies hierom wilde ik graag de vereniging besturen en vanuit onze kernwaarden Betrokken, Deskundig, Moedig en Verbindend de toekomst van de geboortezorg een boost geven. Als wij als verloskundigen onze kracht en energie bundelen, dan zijn we tot vrijwel alles in staat!
Onze missie is om de leden te verenigen vanuit beroepsidentiteit en vakinhoud. Samen zetten we ons bijzondere vak weer stevig neer en maken we onze meerwaarde voor vrouwen en de maatschappij zichtbaar. In alle contacten met collega’s is de bevlogenheid, het enthousiasme en plezier over het vak altijd voelbaar. Tegelijkertijd zijn er zorgen over de toekomstbestendigheid. Om onze kracht en bevlogenheid ook toekomstbestendig te maken, moeten we eerst met elkaar de vraag beantwoorden wie wij zijn als verloskundigen, en waar we wel of niet van zijn. En moeten we ruimte maken voor onze verscheidenheid en persoonlijke ontwikkeling, zoals collega en versiekundige Bea van der Put (pagina 60).
De webinars die we in het voorjaar organiseerden, gaven veel input die we inmiddels op het KNOV-bureau uitwerken. Lees hierover het item over de ‘beroepsidentiteitsdocumenten’ (pagina 26). De waarde om onze identiteit te beschrijven en op alle manieren uit te dragen, is groot. Vanuit deze documenten wordt naast het beroepsprofiel op termijn ook het opleidingsprofiel vormgegeven, zodat opleiding en het werkveld goed op elkaar aansluiten. Vanuit deze basis zijn we betrouwbare samenwerkingspartners. Naar elkaar, en met andere disciplines. Over die betrouwbare samenwerking naar elkaar en in VSV’s, vind je een interessant artikel op pagina 53.
Veel leesplezier!
Redactieraad
Kristi Francken (KNOV), Yvette Hoogenboom en Marco Beentjes (Vrhl Content en Creatie), Regine Detollenaere, Yvonne Kuipers, Simone Valk
Grafische vormgeving en druk
Elma Media B.V. www.elma.nl
Acquisitie
Elma Media B.V.
Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 - 33 16 00
Vormgeving, redactie en fotografie
Vrhl Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V.
Aan dit nummer werkten mee:
Mariska de Beijer, Evelien Docherty, Hedy Jak, Myra Langenberg, Marjolein Lansbergen, Manon Louwers, Janneke Mooij, Linda Nuis, Job Paulus, Alieke de Roon, Marieke Smith, Natascha van der Steen, Suzanne Thompson, Sara de Waal
Abonnementen, personalia en adreswijzigingen
KNOV
Postbus 2001 3500 GA Utrecht abonnementen@knov.nl
Abonnementsprijzen
Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten) voor 4 nummers per jaar: Nederland €116
Binnen Europa €144
Buiten Europa €168 Los nummer €32
Privacy
Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing. De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar.
©2024 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht
Oplage: 5.000
ISSN 0378-1925
Zelfzorgkwaliteiten Assertiviteit Doorzettingsvermogen Reflectievermogen Moeite met grenzen aangeven Gebrek aan zelfvertrouwen Perfectionisme
Welzijnsfactoren tijdens de studie
Wetenschappelijk onderzoek
6
Afgestudeerd. En dan?
Drie verloskundigen kijken terug op hun eerste activiteiten in het werkveld
10
Geslaagd!
Zij kwamen studiejaar 2023-2024 met een diploma uit de Nederlandse schoolbanken
15
Opgeleid in het buitenland
Verloskundigen die in het buitenland werden opgeleid en nu in Nederland werken, vertellen over de verschillen
25
Column van een klinisch verloskundige
Zijn als Els
32
Hoe begeleid je studenten?
Samen bouwen aan de toekomst van de verloskunde
59
Het échte studentenleven
Morsal Asefi neemt haar volgers mee in het leven van een student verloskunde
65
Stagelopen
Vijf studenten Verloskunde over onverwachte leermomenten tijdens stages
69
Bekroonde scripties
Twee prijswinnaars uitgelicht
INNOVEREN
19
Welzijnsfactoren van studenten Verloskunde in hun studie (wetenschap)
43
Inzicht krijgen in gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders met de CHAT-geboortezorg (wetenschap)
49
Bekend maakt bemind
Symposium en oratie over relaties in de geboortezorg, naar aanleiding van de inauguratie van Ank de Jonge tot hoogleraar
60
De rol van de verloskundige bij stuitligging
Hoe kan je je cliënt het beste begeleiden?
70
Wat komt er uit de PAN? Thema: neonatale reanimatie (wetenschap)
SAMENWERKEN
39
Janneke Mathijssen startte een eigen praktijk ‘Het is mijn derde kind’
53
Het Verloskundig Samenwerkingsverband
Drie ervaringsdeskundigen vertellen hoe het werkt binnen hun VSV
72
Je vakkennis up-to-date
Kennispoort Verloskunde bevat Nederlandstalige samenvattingen van (en het laatste nieuws over) relevant verloskundig onderzoek
KNOV
26
Verloskundige Beroepsidentiteit: een weg uit de huidige professionele identiteitscrisis?
De KNOV werkt aan het verwoorden en vormgeven van onze beroepsidentiteit
31
Update Nieuws
36
Barbara Kwast door de KNOV tot erelid benoemd
Ik zweer/belo
Ik zweer/bel
Ikzalaande Ik zaldeverl
Ik zal de besc
Ik zal zo het
En dan is het moment is daar: je bent verloskundige. Door de selectie gekomen, de opleiding doorlopen, de eed afgelegd en klaar om aan de slag te gaan. Elk jaar mogen we een grote groep nieuwe verloskundigen verwelkomen in onze beroepsgroep. Hoe kijken zij terug op hun eerste tijd in de praktijk of kliniek? Drie verloskundigen vertellen.
zweer/beloofdatikde verloskunstzogoedalsikkan zal uitoefenen ten dienste van mijn medeme Ik zal mijopenentoetsbaar opstellen, enikkenmijnverantwoordelijkheid voorde samenleving zweer/beloof dat ik de verloskunst zo goedals ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemen zal zo het beroep van verloskundige in ere houden. Dat beloof ik, of Zo waarlijk helpe mij God almach zal de beschikbaarheid entoegankelijkheidvan de gezondheidszorg bevorderen. Ikzalaandecliëntgeen schadedoen. Ikluister en zalhaargoedinlichten. Ik zal geheimhouden wat mijistoever
Ikmaakgeenmisbruik van mijnverloskundige kennis , ooknietonde k zaldeverloskundige kennisvanmijzelf en anderenbevorderen. Ikerkendegrenzen van mijnmogelijk
loofdatikde verloskunstzogoedalsikkan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. Ik zal mijopenentoetsbaar opstellen, enikkenmijnverant id voorde samenleving. loof dat ik de verloskunst zo goedals ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. t beroep van verloskundige in ere houden. Dat beloof ik almachtig. chikbaarheid entoegankelijkheidvan de gezondheidszorg bevorderen. decliëntgeen schadedoen. Ikluister en zalhaargoedinlichten. Ik zal geheimhouden wat mijistoevertrouwd.
‘Ik
Ikmaakgeenmisbruik van dige ke nietonder druk. rloskundige kennisvanmijzelf en anderenbevorderen. Ikerkendegrenzen van mijnmogelijkheden.
Na de opleiding in Amsterdam te hebben gevolgd, startte Violaure van Prooijen (25) een jaar geleden als eerstelijnsverloskundige in de regio Gelderse Vallei. Dat eerste jaar in de praktijk stond in het teken van landen én genieten.
‘Verloskundige worden was mijn droom. Ik heb er drie jaar over gedaan om überhaupt voor de opleiding geselecteerd te worden. In de tussentijd begon ik aan de hbo-v. Toen ik overstapte, vond ik de verschillen groot. Ik ben toch meer een praktijkmens en moest er flink voor werken. Er wordt niet voor niets gezegd dat het een pittige opleiding is. Nu ik een jaar werk ben ik enorm dankbaar voor de opleiding. Als je eenmaal aan het werk gaat, dan ben jij degene die het moet doen. Ook als er een complicatie optreedt. Dan ben ik blij dat ik mijn docent in mijn achterhoofd hoor en kan vertrouwen op mijn kennis. Je weet nooit welke vraag er gaat komen; je moet zoveel weten. En toch ken ik de antwoorden, daar blijf ik verbaasd over.’
Taak volbracht
ens. g. ns. htig. rtrouwd. r druk. kheden.
‘Verloskunde is een zelfstandig vak. Overleggen op een cruciaal moment zit er vaak niet in; je bent op jezelf aangewezen. Toch heb ik bewust gekozen voor de eerste lijn. Ik vind het heel mooi om urenlang naast een barende vrouw te zitten om de fysiologie het werk te laten doen. Tegenwoordig hebben zwangeren veel kennis en hebben zij ook veel wensen. Het is bijzonder om daarin mee te gaan en vanuit mijn rol de veiligheid te waarborgen. Ik hoef niet elk uur een vaginaal toucher te doen. Ik zette in het afgelopen jaar een knip. Daar had ik moeite mee. Maar inmiddels weet ik ook: als het fysiologisch gezien echt niet anders kan, dan moet het. En als ik af moet wijken van een bevalplan, dan neem ik de zwangere daar zo goed mogelijk in mee. Als ik dan achteraf hoor: ‘ik ben heel blij met mijn bevalling’, dan is mijn taak volbracht.’
‘Nu ik een jaar werk ben ik enorm dankbaar voor de opleiding’
Tijd voor de zwangere
‘Nu ik in de praktijk werk, merk ik dat er de tijd voor de zwangere wordt genomen. De achterwachten zijn goed geregeld. Als we ergens geen invloed op hebben, is dat de timing. Ik heb niet het gevoel dat ik opgejaagd ben. Natuurlijk gebeurt het weleens dat ik na mijn dienst nog even mijn notities afmaak, omdat ik er niet aan toe ben gekomen. Dat vind ik niet erg. Mijn eerste jaar in de praktijk stond in het teken van landen en genieten van wat ik bereikt heb na de studieperiode. Langzamerhand komt er ruimte om na te denken wat ik nog meer wil in het vak. Ik vind psyche en seksuologie heel belangrijk; mogelijk dat ik daar iets mee wil.’
Kim Huiskamp (41) wilde als kind al verloskundige worden. Na de middelbare school werd ze niet geselecteerd voor de opleiding en sloeg ze een andere richting in. Na tien jaar in de kinder en jeugdpsychiatrie besloot ze toch haar droom na te jagen. Nu werkt ze een kleine twee jaar als klinisch verloskundige in Ziekenhuis St Jansdal in Harderwijk.
‘Ik startte de opleiding met het idee dat ik eerstelijnsverloskundige zou worden. Maar na mijn eerste stage in de tweede lijn was ik verkocht. Dit vind ik veel leuker. Je werkt meer samen. Wij werken hier met twee klinisch verloskundigen per dienst, dat vind ik heel prettig. En dan is er natuurlijk nog de samenwerking met andere zorgprofessionals zoals verpleegkundigen en gynaecologen. In de eerste lijn had ik meer het gevoel er alleen voor te staan. Daar is niets mis mee, maar in de psychiatrie had ik veel ambulant gewerkt. Ik was toe aan iets anders. Een ander voordeel zijn de diensten, dat maakt dat ik makkelijker dingen met mijn kinderen regel.’
Beginselen leren
‘De overgang naar de praktijk vond ik pittiger dan verwacht. Als beginnend zorgprofessional moet je leren hoe je moet werken als verloskundige. Natuurlijk heb je stagegelopen en weet je hoe het in de praktijk gaat. Maar dan werk je toch vooral op de manier zoals je begeleider het wil zien. Het is nu aan jou om een eigen stijl te ontwikkelen. Tijdens de opleiding is er veel aandacht voor het toepassen van triage. Wanneer verwijs je door als het niet meer fysiologisch verloopt? Nu was ik de tweede lijn geworden en wist ik niet altijd wat te doen. Heel fijn was het dan ook dat ik een inwerktraject kreeg dat langer was dan daar gebruikelijk is.
‘De overgang naar de praktijk vond ik pittiger dan verwacht’
Zo kon ik de beginselen goed leren. Mijn collega’s in het team zijn daarnaast heel toegankelijk; ik kan altijd iemand om advies vragen.’
Goede ervaring bieden
‘Ik vind het belangrijk om zwangeren en hun partners een goede ervaring te bieden. Goede communicatie is hierbij essentieel. Er zijn tegenwoordig veel bevalwensen. Als een zwangere ingestuurd wordt, dan is een aantal wensen niet meer van toepassing. En soms gaat het om wensen waarbij het fijn is om er dieper op in te kunnen gaan, te exploreren waar de wens vandaan komt en hoe iemand het ziet. Tijdens de partus is het niet altijd het juiste moment om dat te doen. Het is fijn als een zwangere vooraf goed wordt geïnformeerd door de eerste lijn en de poli, op een moment dat daar tijd voor is. Zelf werk ik nog niet op de poli, maar alleen op de verloskamer. Binnenkort begin ik hopelijk met de echo-opleiding, zodat ik echo’s kan maken en ook op de poli aan de slag kan. Mijn droom? Psychiatrie en de poli met elkaar combineren. En mij meer verdiepen in bevaltrauma’s en hoe daarmee om te gaan.’
eloofdatikde verloskunstzogoedalsikkan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens.
Ik za etsbaar opstellen, enikkenmijnverantwoordelijkheid voorde samenleving. beloof dat ik de verloskunst zo goedals ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. et beroep va n. Dat beloof ik, of Zo waarlijk helpe mij God almachtig. eschikbaarh e gezondheidszorg bevorderen. andecliëntgee d doen. Ikluister en zalhaargoedinlichten. Ik zal geheimhouden wat mijistoevertrouwd.
kennis , ooknietonder druk. erloskundig renbevorderen. Ikerkendegrenzen van mijnmogelijkheden.
kgeenmisbruik van mijnverloskundige
Gelukkig zijn vele verloskundigen mij voorgegaan en heeft de KNOV een handig document (Handboek Starten als verloskundige, red.). Dat was voor mij heel helpend; zo zag ik niets over het hoofd. Het werken als waarnemend verloskundige ervaar ik als heel fijn en zelfs relaxed. Het is heel afgebakend. Op een vrije dag ben ik echt vrij. Dat was tijdens de opleiding wel anders. Verslagen, verrichtingen halen, studeren naast stagelopen… er liep altijd van alles. Natuurlijk heb ik als verloskundige ook mijn voorbereidingen en doe ik een dag per maand mijn administratie, maar het is echt anders.’
Vertrouwensband
Een jaar geleden werd Denise Westendorp (25) beëdigd als verloskundige. Ze rondde de opleiding af in Maastricht en ging direct aan de slag als vaste waarneemster in regio Best en Oirschot. Zo nu en dan springt ze in bij een andere praktijk.
‘Tijdens de opleiding wordt aandacht besteed aan hoe je als verloskundige kunt gaan werken. De eerste lijn trok mij gelijk. En omdat ik als zzp’er kon blijven werken bij mijn eindstageplek, ben ik dat gaan doen. Ik weet niet of ik voor altijd in deze vorm blijf werken, maar voor nu is het goed en leuk. Het ondernemerschap vond ik best een uitdaging. Naast verloskundige ben je ook ineens ondernemer. En daar komt veel bij kijken.
‘Het mooiste dat je kunt worden is jezelf’
‘Ik hou van het sociale stuk van de verloskunde. Het contact met de zwangere en partner, en het opbouwen van een vertrouwensband. Naarmate je iemand leert kennen, kun je de zorg beter afstemmen op de wensen en behoeften. In de praktijk waar ik nu werk is veel ruimte om tijd te maken voor de cliënt. Al was dat in de zomerperiode ook weleens anders. De kraamzorg kampt met tekorten, waardoor er meer op ons bordje komt. En dan is er minder tijd voor het sociale stuk. Dat vind ik jammer en zorgelijk. We hebben de kraamzorg heel hard nodig. Verloskundigen voelen zich betrokken en verantwoordelijk, maar het is ook belangrijk dat je goed voor jezelf zorgt en naar je collega’s omkijkt. Alleen zo kunnen we goed ons werk doen.’
Wat belangrijk is
‘Waar ik nog vaak aan denk als ik aan het werk ben, zijn de woorden van mijn begeleider tijdens mijn beëdiging: ‘Het mooiste dat je kunt worden is geen verloskundige, maar jezelf’. Tijdens mijn eerste jaar in de praktijk heb ik mijzelf verder ontwikkeld. Zo hecht ik waarde aan de dingen die voor mij belangrijk zijn. Bijvoorbeeld hoe ik communiceer met cliënten en hoe ik een partus begeleid. Dat is voor iedere verloskundige anders. Ik reflecteer vaak: ben ik mezelf? En hoe kan ik zorgen dat ik dicht bij mijzelf blijf? In september begin ik met de master Verloskunde. Op het programma staat onder andere persoonlijk leiderschap, wat hier ook aan bijdraagt. Ik kijk uit naar extra wetenschappelijke verdieping in het vak en mijn blik verbreden.’
In het studiejaar 2023-2024 kwam in Nederland weer een nieuwe lichting verloskundigen met een diploma uit de schoolbanken. Van harte gefeliciteerd!
v
Amsterdam
Amai Jonker Roelants
Anne Roelofs
Bente Koolhaas
Dana Damen
Dido Reijntjes
Elisabeth Vaes
Eva de Bruijn
Fleur Hoogenboom
Fleur Wiersma
Frederique Lont
Hanne Oosterveer
Inge van Schaik
Isabelle Stuit
Jana Kielman
Jennifer Clazing
Jip Hofma
Julia Boekholt
Karmijn Hilbers
Kaylee de Boer
Laura Geukema
Laure Andriesse
Laurine de Mol van Otterloo
Lisa Masselink
Loes Temming
Marjolijn Evers
Marthe ten Brinke
Maud Steijlen
Maxime Verkade
Michelle Wirjopawiro
Nahidu Becker
Nathalie Nolten
Nathalie Ordeman
Noa Blom
Olga Stip
Quinty Küsters
Riejanne Blaauw
Roos Haarman
Ruby van Iddekinge
Sanne ten Holt
Sanne van Meeteren
Sanne Op de Laak
Sanne van der Wal
Sarah Magazzino
Sifra van der Linden
Tjeerd Kole
Wendy Koster
Willemijn Olthuis
Willianne Schonewille
Yaroushka Witte
Groningen
Bente Albers
Dieske Visser
Dorien Panhuis
Elsa Osinga
Esmée Kijk in de Vegte
Esmee Oolman
Esther Fuite
Eva Laernoes
Fleur Nagengast
Gretha van der Sluis
Hannah Bakker
Jacobien Beekema
Jasmijn Hondebrink
Jeline Noordhuis
Jorieke Ganpat
Josee Keizer
Julia Siekmans
Juliëtte Roelink
Kelte van der Vegt
Lauryn Padding
Loïs Heerema
Maartje Arends
Machteld van Hoogen
Marloe Verbakel
Minke Geurkink
Nadine Achtereekte
Nathalie van der Lei
Noa Ketz
Onna Idema
Pien Eising
Rianne Jonkman
Roos van der Hoorn
Sjanne Schiphof
Vera Wabeke
Academie Verloskunde Maastricht (AVM)
Anoek Wannet
Anouk de Bie
Anouk Drissen
Babette Kuijpers
Britt van Rijn
Danique Dohmen
Dot Salemink
Emely Westenenk
Eva Muijtjens
Evie van der Velden
Fem Bongers
Fenna van Sommeren
Floortje Boschloo
Gia Peters
Imke Engelen
Ira van Ginneken
Jade van den Berg
Jaïra Apeldoorn
Jonie Meurkens
Jule Steuten
Julia Driessen
Julie van Steenis
Kim Valkenaars
Lieve Steenbakkers
Lisan van der Pol
Lizz van Ratingen
Lobke Zonnenberg
v
Manuela Rojas Morales
Marijn Wijbrandts
Maud de Visscher
Mette Dijkstra
Sharon Knops
Tess Maarse
Tessa Boeije
Yasmin Wahbi
Verloskunde Academie Rotterdam
Anne Breugem
Anne Kardux
Annemarijn Kamphuis
Anne-Sophie Mulder
Annouk Verrips
Britt Huisman
Claire Hendrickx
Danielle Deurwaarder
Eline Hendriks
Elske Seijkens
Hanieh Ghodsi
Hawa Sheik
Inge Terpstra
Louise van Bijnderen
Luca Hoogenboom
Maaike van Egmond
Marieke de Visser
Marit Strijdhorst
Melanie van der Harst
Merit Schelhaas
Masteropleiding Physician Assistant met instroomprofiel verloskunde:
Chantal Kleijnen
Chantal Kroes
Charlotte Moesker
Danielle Bouma
Danielle Nefkens
Edith Hulleman
Elise Timmermans
Esther Hammann
Eva Koper
Inge Brunenberg
Kim Kuiper
Kim Truijen
Lieke Spierings
Louise Heutink
Maggie 's-Gravendijk
Margret Spaans
Marlène Oomes
Petra Weij
Sofie van Gemert
Susan van Mourik
Tineke de Zeeuw
Wendy Heemskerk
Mirjam Brouwer
Nadesh van Steenis
Naomi van Ravesteijn
Nicole Acosta Herrera
Nikita Pellencau
Rebekka Sijl
Robin van der Voet
Sam van Maurik
Shamsa Sheik
Sietske Quist
Sija Kornet
Sofieke Bel
Sophia Wahid
Stéphanie Danel
Suzanne van Dijk
Vera Bostelaar
Vera Naus
Vivian Luttik
Wanda Moerdijk
Xaedy de Windt
Verloskundige Laura: "Ik hoef me tijdens bevallingen niet meer druk te maken om de telefoon."
Twintig jaar geleden begon Laura den Haan (43) bij Verloskundigen
Praktijk Uithoorn. Hoewel Laura het naar haar zin heeft bij deze praktijk, was er één ding waar ze minder blij mee was: de bereikbaarheid van het team. De frisse blik van een nieuwe collega deed Laura realiseren dat de bereikbaarheid anders geregeld moest worden. Zo kwam het team bij TeamTelefoon terecht.
De oude manier van werken
Voorheen maakte de praktijk gebruik van een afsprakenkaart met daarop het vaste nummer van de praktijk en de privénummers van alle teamleden. Op de voicemail konden cliënten afluisteren welk teamlid op dat moment bereikbaar was. Vervolgens moesten ze het privénummer van dat teamlid opzoeken en naar het desbetreffende nummer bellen.
Deze manier van werken veroorzaakte een aantal problemen. Zo was het inspreken van de voicemail en het doorschakelen van de telefoon na elke dienst frustrerend en kostte
dit tijd. Ook maakten de verloskundigen zich tijdens bevallingen en huisbezoeken druk om het doorschakelen van de telefoon. Tot slot was de afsprakenkaart met telefoonnummers verwarrend voor cliënten. Zij belden geregeld het verkeerde nummer, waardoor de teamleden ook buiten werktijd appjes en oproepen van cliënten kregen.
Beter bereikbaar
De TeamTelefoon-app biedt een oplossing voor alle problemen waar Verloskundigen Praktijk Uithoorn tegenaan liep. “We hoeven niet meer na elke dienst de voicemail opnieuw in te spreken,” legt Laura uit.
"We krijgen buiten
gebeld, schakelt TeamTelefoon de oproep automatisch door naar de dienstdoende verloskundige. Daardoor hoeven we ons tijdens een bevalling niet meer druk te maken om de telefoon.”
Op de dag zelf kun je het rooster nog makkelijk aanpassen. “Erg handig bij uitval door ziekte of een tien-minutengesprek op de school van je kinderen,” merkt Laura op. “Wat ik ook heel fijn vind, is dat er nu een duidelijke scheiding is tussen werk en privé. We krijgen geen verdwaalde appjes en belletjes meer buiten werktijd. Werkgerelateerde oproepen en voicemails zie je nu in één oogopslag in de app."
Wil je meer weten over de nieuwe oplossing van Verloskundigen Praktijk Uithoorn? Scan de qr-code.
of belletjes meer."
werktijd geen verdwaalde appjes
“In plaats daarvan zetten we het rooster voor de bereikbaarheidsdienst eens per week in de app. Wanneer het teamnummer wordt
Als (startende) verloskundige heb je bij je dagelijkse werkzaamheden te maken met uitdagingen en kansen. Gelukkig hoef je niet overal zelf een oplossing of werkwijze voor te bedenken. Op de verschillende KNOV-platforms kun je eenvoudig informatie vinden en vragen stellen aan collega's. Met deze digitale platforms verbindt de KNOV leden die in dezelfde setting werken met elkaar én met hun beroepsorganisatie. En kan de KNOV de belangen van haar leden nog beter behartigen.
17-06-2024
24-06-2024
Checklist_verlostas.pdf
We kunnen veel leren van elkaar!
Met digitale platforms verbindt de KNOV leden die in dezelfde setting werken met elkaar én met de KNOV. Hierdoor kun je onder andere:
• in contact komen met collega's;
• ideeën uitwisselen;
• documenten delen;
• een vraag stellen op het forum;
• een-op-een chatten met een collega;
• een groepschat aanmaken, bijvoorbeeld met collega's uit de regio;
• op de hoogte blijven van nieuws en evenementen die voor jou van belang zijn.
Drie platforms live
Toegang tot de platforms is exclusief voor KNOV-leden en gratis te gebruiken. Op dit moment staan er drie platforms live voor:
• VEVO’s
• Klinisch verloskundigen
• Kleinschalig werkende verloskundigen
Ben je lid van de KNOV en wil je toegang tot deze platforms? Mail dan naar platformcoördinator Quinty Spits: qspits@knov.nl.
Na de zomer volgen de platforms voor verloskundigen werkzaam in andere organisaties en domeinen, praktijkhouders, waarnemers, verloskundigen in loondienst (eerste lijn) en studenten.
Platformbijeenkomsten
Naast de digitale platforms zijn er ook fysieke bijeenkomsten. Daar worden de ontwikkelingen in het veld en bij de KNOV gedeeld en hoort de KNOV graag waar jij in de praktijk tegenaan loopt. Zo kan de vereniging haar belangenbehartiging goed afstemmen. Deze bijeenkomsten staan de komende tijd gepland:
• Woensdag 25 september: startbijeenkomst platform praktijkhouders
• Woensdag 25 september: startbijeenkomst platform studenten
• Donderdag 17 oktober: online platformbijeenkomst VEVO's
• Donderdag 14 november: platformbijeenkomst klinisch verloskundigen
Meer informatie over de platforms en de bijeenkomsten.
‘’Altijd de beste zorg’’
Alles voor een onbezorgde kraamtijd
Tijdens de zwangerschap lever jij de beste zorg voor jouw client. Vegro zorgt voor alle hulpmiddelen om jullie te ondersteunen tijdens de kraamtijd.
De voordelen van Vegro:
• Gratis lenen van kraamhulpmiddelen
• Kosteloos bezorgen en ophalen bij de cliënt
• Contracten met alle zorgverzekeraars
Bij Vegro kun je terecht voor het huren, lenen en kopen van onder andere bedverhogers, borstkolven en kraamverband.
Kijk op vegro.nl/kraamaanbod voor ons uitgebreide assortiment.
Om uiteenlopende redenen kiezen velen ervoor een verloskundigenopleiding in het buitenland te volgen. En hoewel de geboorte van een kind overal ter wereld op hetzelfde principe is gebaseerd, verschilt de rol van verloskundigen per land. En de opleiding dus ook. Twee verloskundigen die in het buitenland werden opgeleid en nu in Nederland werken vertellen over de verschillen en overeenkomsten. De een is net afgestudeerd in België en is begonnen in Nederland als verloskundige. De ander studeerde in Engeland, kwam jaren geleden al naar Nederland en werkt nu als docent en onderzoeker.
België
Na twee onsuccesvolle selectiepogingen in Rotterdam, besloot Anouk Speldenbrink (nu 21 jaar) de verloskundigenopleiding in België te volgen. Ze koos er bewust voor een aantal stages in Nederland te volgen. ‘Daardoor kon ik na mijn opleiding vrij snel wennen in Nederland.’ Maar verschillen waren er wel. Anouk vertelt dat ze vooral veel theorie kreeg over pathologie en dat voor prenatale begeleiding weinig aandacht was. ‘Consulten worden in België gedaan door de gynaecoloog. Vanaf 35 weken komt een zwangere
bij de vroedvrouwpoli in het ziekenhuis, waar de verloskundige werkzaam is. Daar worden CTG’s en echo’s afgenomen en daar vindt ook de bevalling plaats. Zodra de bevalling begint, belt de verloskundige de gynaecoloog. Die pakt het kind aan, zet de hechting en dan is de verloskundige weer aan zet. Als je meeloopt in België moet je de gynaecoloog expliciet vragen of je mag hechten. Soms mag dat, maar soms ook niet.’ Om het toch goed te leren, volgde Anouk in Nederland een uitgebreide cursus.
Van grijze muis naar poortwachter
Anouk vervolgt: ‘Het prenatale stuk – mensen begeleiden, voorlichten en vragen beantwoorden – heb ik tijdens mijn stages in Nederland geleerd. In België krijg je dat wat minder mee. Ook is de hiërarchie anders. In België is de gynaecoloog in de lead; als verloskundige leer je stil en onopvallend te zijn. Terwijl we het in Nederland belangrijk vinden dat de verloskundige stáát voor haar cliënt. Dat heb ik moeten leren, maar dat lukt nu goed. Als er beleid wordt bepaald dat niet evidence based is en waar ik het niet mee eens ben, dan zeg ik daar gerust wat van.’
Grotere verantwoordelijkheid
Waar Anouk nog het meest aan moest wennen, was de mate van verantwoordelijkheid die ze plotseling kreeg. ‘In Nederland gaat de
Doug:
telefoon 24/7. Ik realiseerde me: het advies dat ik nu geef, gaan mensen ook écht opvolgen. Dat is aan het begin best spannend. Eén keer belde een cliënt die zich niet lekker voelde. Ze was misselijk en dacht dat ze iets verkeerds had gegeten. In eerste instantie adviseerde ik haar het even aan te kijken, en om terug te bellen als de misselijkheid erger werd. Het zat me toch niet lekker, dus ik belde terug. Ze bleek het HELLPsyndroom te hebben. Als ik niets had gedaan of te laat had gehandeld, had het voor moeder en kind anders kunnen aflopen. In België krijg je dit soort situaties niet. Dat zorgt ervoor dat verloskundigen in Nederland scherper moeten zijn; wat we doen of zeggen heeft meer impact. Ik vraag me continu af of ik goede zorg geleverd heb en bespreek casussen met collega’s. Ik ben altijd benieuwd wat zij gedaan zouden hebben in een vergelijkbare situatie.’
Drie maanden inwerken
Hoe zorgt Anouk ervoor dat ze geen ‘last’ heeft van de verschillen? ‘Bij de verloskundigenpraktijk waar ik nu werk heb ik een inwerkperiode van drie maanden gehad. De eerste week liep ik mee met een collega en zag ze mij aan het werk. Daarna ging ik zelf aan de slag, maar kon ik
‘De werkwijze is anders, maar het zegt niets over de kwaliteit’
wel altijd bellen als ik ergens over twijfelde. Als iemand ging baren, ging ik er eerst heen om de situatie te beoordelen. Als de persweeën zich aandienden, belde ik naast de kraamzorg mijn collega die dan ook kwam. Na de drie maanden had ik het vertrouwen dat ik het zelf kon. En dat was ook zo.’
Wie ook in het buitenland is opgeleid, is Doug Cronie (58). Doug komt oorspronkelijk uit het Schotland en volgde in Engeland 35 jaar geleden de opleiding tot verloskundige. Hij werkt al jaren als onderzoeker en docent in Nederland. Verschillen die hij noemt, moeten we dus in het perspectief van die tijd zien. De eerste vijftien jaar van zijn werkende leven verbleef hij nog in Engeland. In 2007 ging hij aan de slag in een Nederlands ziekenhuis en net als Anouk moest hij wennen aan de grote verantwoordelijkheid die hij als verloskundige had. ‘Destijds waren er nachtdiensten bij dat er geen kinderarts of gynaecoloog aanwezig was. In een noodsituatie moest ik bepalen hoe te handelen en kon het even duren voordat er een specialist aanwezig was.’ Tijden zijn veranderd; nu zal wat Doug schetst minder vaak voorkomen. ‘Toch is er nog steeds een groot verschil met Nederland. Hier zijn de ziekenhuizen kleiner. In Engeland zijn er ziekenhuizen waar zo’n zevenduizend baringen per jaar plaatsvinden. Dan zijn er dus altijd meerdere gynaecologen aanwezig.’ Doug benadrukt dat hij de geboortezorg in het ene land niet beter vindt dan in het andere. ‘De werkwijze is anders, maar dat zegt niets over de kwaliteit van de zorg.’
Anouk:
‘In Nederland moeten we scherper zijn; wat we doen of zeggen heeft hier meer impact’
Respect voor de witte jas
Waar Anouk een verschil in hiërarchie merkte tussen gynaecoloog en verloskundige, merkte Doug dat vooral tussen verloskundige en cliënt. ‘In Engeland is veel respect voor mensen in een witte jas. Ik was gewend om de regie te hebben en gaf cliënten niet per se een hand als ik een dienst overnam. Dat werd in Nederland niet gewaardeerd en dat werd me één van de eerste dagen al vriendelijk verteld door een collega.’ Cliënt en zorgverlener zijn in Nederland dus gelijkwaardiger dan in Engeland. Een ander opvallend verschil is dat in Engeland een episiotomie aan de linkerkant wordt gezet. ‘Als je al je kinderen in één land krijgt, maakt dat verschil niet uit. Maar als je je eerste kind in Engeland krijgt en het volgende in Nederland, maakt het wel uit.’
Buddyfase
Volgens Doug kunnen we de impact van verschillen verkleinen door te werken met een buddyprogramma. In Engeland werken verloskundigen na het afstuderen een periode onder supervisie. Ze worden beschouwd als ‘junior’ en een ‘senior’ collega werkt hen in. Het lijkt een beetje op de drie inwerkmaanden die Anouk schetste. Doug: ‘Tijdens de buddyfase werk je onder toezicht van een ervaren collega. Het is de overgang van de opleiding naar het zelfstandig werken. Ik kan me voorstellen dat we dit ook in Nederland introduceren, ook voor verloskundigen die vanuit het buitenland naar Nederland komen. Een Nederlandse collega kan dan nog wijzen op verschillen en bijsturen waar nodig.’
Dagelijks 400 mcg extra foliumzuur tijdens de (pre-)zwangerschap is belangrijk voor de groei en werking van het lichaam, de aanmaak van witte en rode bloedcellen en voor de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind. Bij een tekort aan foliumzuur kan bloedarmoede ontstaan. Bij het ongeboren kind is er een verhoogde kans op de ontwikkeling van neurale buisdefecten.
Daarnaast is dagelijks 10 mcg extra vitamine D belangrijk voor een goede botopbouw van de ongeboren baby. Er zijn aanwijzingen dat het slikken van extra vitamine D de kans op zwangerschapsdiabetes en een baby met een laag geboortegewicht verkleint. Daarbij verlaagt het de kans dat een kind op latere leeftijd astma-achtige symptomen ontwikkelt.
Ook omega-3 vetzuren EPA en DHA uit vis(olie) zijn belangrijk. Ze zijn nodig voor de ontwikkeling van het netvlies en de hersenen van de baby. Daarnaast hebben ze een beschermend effect op het risico van vroeggeboorte.
Ons lichaam heeft elke dag vitamines en mineralen nodig om goed te blijven functioneren. De zwangerschap vitamines van Davitamon zijn speciaal afgestemd op de behoefte van vrouwen tijdens de (pre-)zwangerschap.
Gezondheidsraad adviseertvrouwen die (pre-)zwangerzijnelkedagextra foliumzuurenvitamine D tesuppleren van de hoogste kwaliteit. voor
Met Davitamon kies je al sinds 1928 een betrouwbaar voedingssupplement Op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten.
Moeite met grenzen aangeven Gebrek aan zelfvertrouwen Perfectionisme
OrganisatorischeZelfzorgkwaliteiten
Assertiviteit
Doorzettingsvermogen Reflectievermogen
Vaardigheidstrainingen
Passie voor verloskunde
Persoonlijke benadering Ondersteuning van docenten
GebrekStudielast Financieringaanadempauze (studie)kosten
Introductie
Het welzijn van studenten krijgt de afgelopen jaren steeds meer aandacht. Welzijn wordt hierbij gedefinieerd als een combinatie van het ervaren van positieve emoties, tevredenheid met het leven en het hebben van psychologische hulpbronnen om met tegenslagen om te gaan1. Studenten in het hoger onderwijs in Nederland geven aan psychische stress (51%) te ervaren, waarvan 12% ernstige stress2. Daarnaast gaf 68% van de studenten een hoge mate van emotionele uitputting aan. Prestatiedruk (76%) en slaapproblemen (41%) werden als belangrijkste oorzaken genoemd van verminderd welzijn, samen
Context
Binnenschools
Stage
Studie-eisen
Studielast
met een hoge werkdruk en competitieve cultuur tussen studenten3. Uitval onder studenten wordt veroorzaakt door stress, psychische problemen, angst, twijfel aan de eigen competenties en gebrek aan eigen effectiviteit5. Daarnaast is bekend dat factoren binnen de studie(omgeving) die door studenten als positief worden ervaren, bijdragen aan het welzijn4.
Onderzoek naar welzijn van studenten verloskunde uit het buitenland laat zien dat studenten stress ervaren door het moeten balanceren tussen studie en privéleven, en door problemen met de financiering van
Gebrek aan adempauze
Financiering (studie)kosten
Negatieve ondersteuning stagebegeleider
Constant beoordeeld worden
Stage-activiteiten
Constante beschikbaarheid voor baringen
Groepsdruk en competitie medestudenten
Elders moeten verblijven
Context Studie hulpbronnen
Binnenschools
Vaardigheidstrainingen
Passie voor verloskunde
Persoonlijke benadering
Ondersteuning van docenten
Stage Contact met zwangeren
Positieve ondersteuning stagebegeleider
Steun van medestudenten
hun studie6,7. Ook ervaren zij gevoelens van eenzaamheid en isolement tijdens stages1,7 De inhoud van het werk van een verloskundige is daarnaast ook geassocieerd met welzijn9. Dit heeft te maken met de confrontatie met de intieme levenservaringen van anderen, de pijn bij de bevalling, en mogelijke ongunstige uitkomsten van zwangerschap en geboorte9. De inhoud van het werk kan bevlogenheid opleveren of juist het gevoel van getest worden op veerkracht1,9. Wat helpt is een sociaal vangnet1,8,9 en een gevoel van verbondenheid binnen de opleiding met studenten, docenten1,8 en stagebegeleiders1,68,10. Het welzijn van studenten verloskunde is
Persoonlijke eisen
Moeite met grenzen aangeven
Gebrek aan zelfvertrouwen
Perfectionisme
Persoonlijke hulpbronnen
Organisatorische kwaliteiten
Zelfzorg
Assertiviteit
Doorzettingsvermogen
Reflectievermogen
Figuur 1. Codeboom van studie en persoonlijke eisen, studie en persoonlijke hulpbronnen vanuit het perspectief van studenten verloskunde (n=20).
volgens de onderzoekers nog niet eerder onderzocht in Nederland. Daarom is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Welke factoren binnen de bacheloropleiding Verloskunde in Nederland dragen bij aan of belemmeren het door henzelf beleefde welzijn van studenten?
In een exploratief kwalitatief onderzoek met semigestructureerde individuele en groepsinterviews zijn studenten bevraagd over hun ervaringen. Bachelorstudenten Verloskunde uit verschillende cohorten van twee opleidingslocaties in Nederland zijn uitgenodigd voor deelname via Microsoft Teams, door de jaarvertegenwoordigers via WhatsAppberichten.
De interviews werden afgenomen aan de hand van een topiclijst. Daarnaast zijn de bevindingen van de individuele interviews in de groepsinterviews voorgelegd. Alle interviews werden opgenomen en getranscribeerd. Na elk transcript vond een member check plaats.
Analyse vond plaats met thematische contentanalyse11 en de codes werden onderverdeeld in studie en persoonlijke eisen en studie en persoonlijke hulpbronnen.
Resultaten
In mei 2022 werden zeven individuele interviews gehouden met studenten verloskunde. Dertien studenten namen deel aan de groepsinterviews. Doordat er geen nieuwe thema’s naar voren kwamen bij het coderen van de groepsinterviews, konden we concluderen dat datasaturatie was bereikt. De gevonden resultaten worden weergegeven in figuur 1.
‘Persoonlijke benadering en passie werden als hulpbron ervaren’
Participanten ervoeren binnen de opleiding een hoge studielast en weinig hersteltijd tussen de studieonderdelen. Het combineren van zelfstudie met veel contacturen liet weinig ruimte voor privéafspraken of een bijbaan. Strakke deadlines en een hoog studietempo zorgden voor een hoge werkdruk. Het gebrek aan hersteltijd tussen de onderdelen belemmerde reflectie en ontspanning. ‘Dus het voelt gewoon soms alsof je een beetje in een intercity zit die maar doordendert.’ (P7)
Tijdens de stages ervoeren participanten prestatiedruk, gebrek aan support van stagebegeleiders, de belasting van constant oproepbaar moeten zijn en het ver van huis moeten verblijven. Het gevoel voortdurend beoordeeld te worden in de praktijk werd ook als zwaar ervaren.
‘Heb je gister een goede dag gedraaid met verloskundige A, ga je de dienst in met verloskundige B, moet je eigenlijk nu opnieuw goed presteren…Dus eigenlijk wil je jezelf altijd wel bij elke verloskundige op elk moment goed voordoen, en ja een goede beoordeling halen.’ (P4)
Tijdens de stages moeten studenten in de buurt van een praktijk verblijven, omdat ze oproepbaar en 24/7 beschikbaar moeten zijn.
Vijf dagen per week oproepbaar zijn werd als zwaar ervaren.
‘Stagebegeleiders die vragen dan: geef tijdig je grenzen aan, als je ergens tegenaan loopt of als het even niet meer gaat… maar als ik dat dan doe, dan wordt dat weer anders opgevat of gezegd van ‘ja we twijfelen aan je motivatie’’ (FG2)
Verschillende participanten ervoeren het ver van huis zijn tijdens hun stages als eenzame periodes, die hen belemmerden. Ze misten de steun van nabije vrienden en familie en hun vrijetijdsbesteding.
‘Afgelopen stage zat ik in [plaatsnaam] voor 10 weken, … je bent er ’s nachts vaak uit en overdag heb je spreekuren en kraamvisites en zeg maar dat hele onregelmatige. En dat je heel ver van je bekende omgeving bent, ja dat vond ik wel heel zwaar.’ (P2)
De stageplanning zonder invloed op waar en wanneer je wordt geplaatst en de werkdruk tijdens de stages werden als veeleisend ervaren.
‘Een beetje gehaast voel ik me. Je kan nooit echt even ontspannen, even uitstaan, even wat voor jezelf doen. Je bent altijd een beetje bezig in je hoofd van wie zou er kunnen gaan bevallen, wat moet ik dan doen, wat moet ik dan nog voorbereiden...?’ (P4)
Competitie en groepsdruk tussen studenten onderling werd gezien als belemmerend voor de studie en zorgde ervoor dat ze hun eigen lat te hoog legden.
‘Iedereen gaat zich toch een beetje vergelijken met elkaar. Dus dat er heel vaak gesproken wordt over; hoe zit het met je aantallen (verrichtingen, red.)?’ (P3)
Hulpbronnen
Participanten noemden verschillende hulpbronnen gerelateerd aan het binnenschools onderwijs, zoals vaardigheidstraining, de gezamenlijke passie voor de verloskunde en de persoonlijke benadering van docenten.
‘Ik heb eigenlijk van begin af aan dat ik bij deze opleiding startte wel echt het idee gehad van oké, ik wil echt verloskundige worden. En dat motiveert me ook gewoon heel erg om deze opleiding te doen.’ (P6)
Daarnaast ervoeren participanten de relatief kleine opleiding met een kleine groep docenten en studenten als persoonlijk en vriendelijk, wat bijdroeg aan het gevoel gezien te worden.
‘Ik vind het sowieso wel leuk aan de opleiding dat het best wel kleinschalig is, en dat je eigenlijk met iedereen wel een keertje hebt samengewerkt op een bepaalde manier. Dus met iedereen heb je wel een connectie, dat vind ik leuk ja.’ (FG2)
Tijdens de stages werden ook hulpbronnen genoemd zoals de contacten met zwangere vrouwen, positieve steun van stagebegeleiders en steun van medestudenten. Het voelen van waardering vanuit zwangeren en het hebben van een goede relatie met hun stagebegeleider bleek cruciaal voor participanten.
‘Ik denk dat ik echt veel stappen heb gemaakt, ik heb me echt goed ontwikkeld. Dankzij fijne begeleiding, een fijne omgeving, voel ik me daar ook echt veilig.’ (FG2)
Medestudenten konden zowel als ‘studieeis’ als ‘een waardevolle hulpbron’ fungeren. Contact met medestudenten bevorderde wederzijds begrip en gedeelde ervaringen. Samen studeren zorgde voor motivatie en leidde tot hechte vriendschappen.
Persoonlijke eisen en hulpbronnen Participanten ervoeren persoonlijke uitdagingen, zoals grenzen stellen, gebrek aan zelfvertrouwen en perfectionisme. Het bepalen van beschikbaarheid tijdens stages was lastig, en de druk om stages optimaal te benutten was vaak zelf opgelegde druk, wat ook werd versterkt door verwachtingen van de opleiding en soms het thuisfront. ‘Ik wil echt bewijzen dat ik de studie kan doen. Dus ik heb wel een beetje ook een soort prestatiedruk of zo… omdat ik het gewoon wil halen. Het is meer die motivatie die je overheerst…’ (P5)
Participanten gaven aan dat het vermogen om de studie en vrije tijd te organiseren een belangrijke hulpbron was.
‘Proberen bij te blijven denk ik dat mij heel erg hielp… Gewoon alles aftikken en dan heb je weer echt al je energie en je focus op wat je die stage en die module moet doen.’ (P7)
daarnaast ook helpend waren bij het functioneren tijdens de opleiding.
Discussie
De studieeisen leidden tot hoge werkdruk en een tekort aan tijd voor herstel en reflectie binnen het verloskundeopleidingsprogramma. Tijdens stages ervoeren studenten uitdagingen zoals weg zijn van huis, 24/7 oproepbaar zijn en veeleisende opdrachten. Relaties met stagebegeleiders en medestudenten varieerden in intensiteit en van helpend naar belemmerend. Als docenten een persoonlijke benadering en passie boden werd dit als hulpbron ervaren. Studenten ervoeren persoonlijke uitdagingen zoals grenzen stellen, zelfvertrouwen en perfectionisme. Persoonlijke hulpbronnen omvatten organisatorische vaardigheden, zelfzorg, assertiviteit en doorzettingsvermogen.
Uit het onderzoek bleek dat het leerklimaat verschilt tussen de school en de stages. Binnenschools ervoeren studenten een ondersteunende aanpak van docenten, terwijl stages soms stressvol waren door het gedrag van stagebegeleiders en van medestudenten1214. Deze druk werd gevoed door verschillende factoren, zoals competitie tussen studenten onderling over functioneren tijdens de stage, praktijkbeoordelingen en wettelijke vereisten12
‘Ik wil echt bewijzen dat ik de studie kan doen’
Assertiviteit was helpend tijdens de stages, doorzettingsvermogen hielp hen door de opleiding heen te komen. Daarnaast benoemden ze sociale vaardigheden en reflectievermogen als belangrijke eigenschappen voor een verloskundige, die
Samen met een competitieve cultuur binnen de eigen peer groep, leek de kwaliteit van de leeromgeving in stages ontoereikend. Prestatiedruk en vergelijken van uitkomsten is eerder gevonden in onderzoek3. Het stellen van grenzen door studenten aan hun eigen beschikbaarheid voor een betere balans tussen stage en privéleven, werd door
stagebegeleiders geïnterpreteerd als ongemotiveerd. De houding van verloskundigen ten aanzien van nieuwe collega’s om beschikbaar zijn voor het werk en voor zwangeren werd eerder geduid als ‘Midwives eat their young’ 12,15,16 .
Contacten met medestudenten en thuisfront werden ook als hulpbronnen ervaren. Medestudenten bieden steun en begrip1. Dit is vergelijkbaar met de rol die exmedestudenten hebben als bron van support voor startende verloskundigen14. Zoals internationaal onderzoek ook aantoont ervoeren studenten een gebrek aan steun van hun thuisfront tijdens de stages vaak ver van huis7. De belasting van het ver van huis zijn beïnvloedde studenten in hun functioneren tijdens stages. Dit vereist aandacht van opleiders en mag niet zomaar worden afgewimpeld als een vaststaand gegeven voor een student in opleiding tot verloskundige.
Beperkingen van het onderzoek
Een beperking van het onderzoek is de keuze van de studiepopulatie van twee opleidingslocaties. Hoewel de competenties van de curricula op deze locaties passen in het nationale competentieraamwerk, kunnen de studieeisen en hulpbronnen anders zijn. De uitkomsten moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
Aanbevelingen
Aanvullend onderzoek naar de effecten van studieeisen en hulpbronnen op het welzijn van studenten verloskunde is aanbevolen. Daarnaast kan vervolgonderzoek ook ervaringen meenemen van studenten die tussentijds gestopt zijn met de opleiding om de te beïnvloeden factoren die de studenten belemmerden in de organisatie van de
opleiding te identificeren en te gebruiken voor bijstellingen.
Binnen het programma van de Bacheloropleiding Verloskunde moeten mogelijkheden worden geboden voor studenten om tijd in te bouwen voor verwerking en reflectie. De opleidingen verloskunde moeten de verantwoordelijkheid nemen voor het inrichten van veilige en effectieve leeromgevingen tijdens de stage. Stages inrichten met actievere bijdragen van docenten, stagebegeleiders en studenten draagt bij aan effectievere leeromgevingen in de praktijk17.
Stagebegeleiders moeten zich bewust worden van hun impact op de socialisatie van studenten in het beroep18. Hierbij gaat het om hun verwachtingen naar studenten ten aanzien van beschikbaarheid en hun verantwoordelijkheid voor het creëren van een veilige leeromgeving.
Conclusie
Uit het onderzoek bleek dat het leerklimaat verschilt tussen binnenschools en de stages. Binnenschools ervoeren studenten een ondersteunende aanpak van docenten, terwijl stages soms stressvol waren door het gedrag van stagebegeleiders en medestudenten. Deze druk werd gevoed door verschillende factoren, zoals studievoortgang, praktijkervaring en wettelijke vereisten. Ondersteuning van stagebegeleiders en medestudenten fungeerde ook als hulpbronnen. Het aanpakken van prestatiedruk en het creëren van ruimte voor verwerking en reflectie kunnen bijdragen aan het welzijn van studenten.
‘Medestudenten bieden steun en begrip’
Dit artikel is een Nederlandstalige bewerking van het artikel Exploring the determinants of student midwives’ wellbeing during their studies: A qualitative study. Women and Birth, 374, 101626 door Kool, L., van Hoogen, M., Heerema, L., & Feijen-de Jong, E. I. (2024). Verloskunde Academie Amsterdam en Groningen, afdeling eerstelijns geneeskunde en langdurige zorg, Verloskundige wetenschap, Universitair Medisch Centrum Groningen.
hou van dit product 100% aanbevolen voor alle zwangere vrouwen
is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.
Pas geleden maakte ik voor het eerst persoonlijk kennis met ChatGPT voor het vertalen van een folder. Dit was – zoals de jonkies op mijn werk me beloofden tijdens de koffie – inderdaad vele malen sneller dan mijn oude, een beetje van mezelf, een beetje Google Translate, tactiek. Stiekem probeerde ik AI nog altijd te negeren, maar ik begin toch de voordelen te zien. Want: minder typen betekent meer tijd over.
Op de verloskamer begeleid ik een prime. Vanmorgen zijn haar vliezen gebroken en nu is ze goed in partu, met snelle vordering en een stralend CTG. Ze heeft al acht centimeter ontsluiting; het is zwaar, maar over pijnstilling heeft ze het niet. Gelukkig laat de drukte het toe dat ik bij haar kan blijven. Een warme kruik tegen haar onderrug, af en toe een peptalk, dat is het eigenlijk wel. Na een tijdje komt ze opeens even uit haar bubbel: ‘Sorry hoor, ik hou jou wel echt van je werk!’ Ik schiet bijna in de lach van verbazing en raad haar aan vooral in haar bubbel te blijven. Zeker, er ligt altijd wel administratie, een protocol om bij te werken of een mail die op reactie wacht. Maar dít blijft toch het mooiste van het vak.
Terwijl ik naast een barende zit moet ik vaak denken aan Els. Els is een van mijn moeders grote helden: de verloskundige die haar ondersteunde toen ik, thuis in Almelo, op de wereld werd gezet. Wat maakte haar nou zo’n held? Els deed ‘niks’. ‘Ze zat gewoon in de hoek, met een tijdschrift’, vertelde mijn moeder. ‘En zolang zij zat te lezen, wist ik dat het goed ging.’ Het was ‘watchful attendance’, zonder dat iemand toen nog die term kende.
Mijn nieuwe vriend ChatGPT kent al precies de kracht van watchful attendance: ‘Een waardevolle benadering van geboortezorg, die de nadruk legt op ondersteuning, observatie en het minimaliseren van onnodige interventies. Deze methode kan niet alleen bijdragen aan een positievere bevallingservaring voor vrouwen, maar ook aan betere gezondheidsuitkomsten voor moeder en kind.’
Ook heeft ChatGPT een advies: ‘Terwijl de medische wereld zich ontwikkelt, is het belangrijk om benaderingen zoals watchful attendance te onderzoeken en integreren, om zo een evenwicht te vinden tussen technologische vooruitgang en natuurlijke processen in de geboortezorg.’ Voor de volgende folder omarm ik zeker weer de technologie. En in die bonustijd? Dan blijf ik graag doen wat geen AI-tool kan: een Els zijn.
Al eeuwen heeft de verloskundige een bijzondere positie in de Nederlandse geboortezorg. Met een lang verworven maatschappelijke positie was de verloskundige samen met de huisarts de hoeksteen van de eerstelijnszorg. Hierdoor heeft de fysiologische verloskunde in Nederland zich kunnen ontwikkelen tot een sterk, zelfstandig ambacht, dat vanuit de eerste lijn ook de weg naar de ziekenhuizen vond. In het recente verleden heeft de Nederlandse verloskundige, met haar expertise in de fysiologische geboortezorg en professionele autonomie, als inspiratiebron gefungeerd voor verloskundigen wereldwijd. Landen zoals Canada en Nieuw-Zeeland hebben bij het opnieuw vormgeven van hun geboortezorg de Nederlandse verloskunde als voorbeeld gebruikt. Hoe worden wij weer onze eigen inspiratiebron? Binnen de KNOV gaan we aan de slag met het verwoorden en vormgeven van onze verloskundige beroepsidentiteit. Zodat we weer weten waar we voor staan en dat samen uitdragen!
Een citaat, toegeschreven aan Mark Twain, luidt: ‘When the world ends, I’ll go to the Netherlands because there, everything happens 50 years later’. Dit citaat zouden we zo kunnen toepassen op de ontwikkelingen in de verloskunde in het huidige tijdperk. Landen als Canada en Nieuw-Zeeland ontdekken (of herontdekken) de waarde van de verloskundige met haar unieke kijk op de fysiologische geboortezorg, terwijl het in Nederland lijkt alsof deze waarde uit het oog is verloren: een situatie waarin vele landen zich vijftig jaar geleden bevonden. De discussie over het verloskundige vak in de afgelopen jaren – waaronder die over de veiligheid van de geboortezorg na de publicatie van de Europeristat-data en de ‘Don’t try this at home’-achtige krantenkoppen – heeft grote invloed gehad op deze situatie en daarmee onze maatschappelijke positie. Maar als beroepsgroep moeten we ook de hand in eigen boezem steken. De tegengeluiden die trachtten het verloskundige perspectief bespreekbaar te maken en deze maatschappelijke discussie te beïnvloeden, ontvingen te weinig bijval van ons allemaal, zowel als leden als de KNOV landelijk.
Dynamische ontwikkeling
De Nederlandse geboortezorg heeft zich daarnaast in de afgelopen jaren dynamisch ontwikkeld. Zo is het aantal klinisch verloskundigen sterk toegenomen, waardoor de fysiologie ook in medische setting beter bewaakt en bevorderd kan worden. We hebben daarnaast verschillende aspecten van de zorg naar ons toe getrokken, zoals preconceptiezorg, counseling, anticonceptie en antenatale CTG’s. Ook zijn we meegegaan in het vormgeven van integrale geboortezorg, hoewel we
‘Bij de ontwikkelingen in de inhoud en organisatie van ons vak is een sterke beroepsidentiteit nodig’
daar ironisch genoeg nog geen eenduidige definitie van hebben. Bij deze ontwikkelingen in de inhoud en organisatie van ons vak is een sterke beroepsidentiteit nodig om onderscheidend te kunnen werken vanuit de eigen beroepsnormen en -waarden. Wat verloskundigen onderscheidend maakt ten aanzien van andere professionals in de geboortezorg, is de rol als ‘hoeder’ van de fysiologische benadering van de zwangerschap, baring en kraamperiode. Dit ambacht is onze core business, ons bestaansrecht als verloskundigen.
Regie herpakken
Op de ontwikkelingen van de laatste – bewogen – jaren hebben we niet altijd voldoende invloed gehad. We kunnen stellen dat dit heeft geleid tot een soort identiteitscrisis. Hebben we eigenlijk nog goed scherp wat onze waarde is en waar we voor staan? Immers, de beroepsgroep zonder sterke beroepsidentiteit loopt het gevaar dat anderen die (voor haar) invullen. Dat moeten we voorkomen en daarom moeten we aan de slag en de regie herpakken! Dat is wat het project ‘Verloskundige Beroepsidentiteit’ beoogt: samen met het werkveld, bestuur en
Suzanne Thompson is Senior Programmacoördinator Onderwijs & Wetenschap en projectleider van het project Verloskundige Beroepsidentiteit
KNOV-bureau onze beroepsidentiteit onderzoeken en vaststellen. Dit pad zijn we al met elkaar gaan belopen in 2022. Het huidige KNOV-bestuur is gekozen vanwege een gezamenlijk gevoelde urgentie dat verloskundigen in Nederland hun unieke status kwijtraken en dat collega’s hun beroepsidentiteit zeker voelen en gemakkelijk aanboren, maar moeilijk kunnen uitdragen. Het aantreden van het bestuur en de vele gesprekken met collega’s in het land, gesprekken
‘Dat is wat het project beoogt: samen met het werkveld, bestuur en KNOV-bureau onze beroepsidentiteit onderzoeken en vaststellen’
met externen en input van verloskundigen tijdens Algemene Ledenvergaderingen, ledendagen en webinars hebben deze urgentie bevestigd. Deze bijeenkomsten maakten bovendien duidelijk dat we taal nodig hebben om ons verhaal te vertellen. Die urgentie en de kracht van taal gaan we inzetten om de beroepsidentiteit van de Nederlandse verloskundige te beschrijven en vast te stellen, zodat we de regie pakken en het tij kunnen keren.
In de komende maanden gaat een projectgroep hiermee aan de slag. Ondersteund door het KNOV-bureau levert een diverse groep collega’s uit de beroepspraktijk, het verloskundige onderwijs en wetenschap, expertise en input om de beroepsidentiteit op de zorginhoud en op onze wettelijk verankerde rol als poortwachter te beschrijven. In 2025 gaan we ook kijken naar randvoorwaardelijke aspecten waar onze identiteit van invloed is: samenwerkingsvormen, bekostiging en technologie.
Bredere input
Een bredere input van KNOV-leden is onmisbaar. Daarom staan we tijdens de Ledendag op 13 september stil bij dit project. Daarnaast zullen we via de platforms om input vragen. En tijdens de KNOV-tweedaagse op 13 en 14 maart 2025 (save the date!) presenteren we de eerste opbrengsten van dit project. De uiteindelijke vorm moet nog worden bepaald: een reeks boeken, een podcast, film, webinar of nog iets anders. Ook daar krijgen we graag input op. Hoe dan ook, onze
herontdekkingstocht naar wie we zijn als verloskundigen, de weg uit de huidige identiteitscrisis, moet geen product worden dat stof vergaart, ergens in een lade. Onze beroepsidentiteit moet zichtbaar worden, zodat de aandacht voor de fysiologische benadering, het ambacht van het verloskundige vak, als rode draad loopt door de zorg die we leveren, door het verloskundige onderwijs en door de verloskundige wetenschap die ons beroep onderbouwt. Het beschrijven en vaststellen van onze beroepsidentiteit legt een stevig fundament voor de toekomst. Een fundament waar onze unieke waarde als hoeders van de fysiologie – ongeacht de setting waarin we werken –geborgd is voor de toekomst.
Bronnen
• Marland H. Questions of Competence: The Midwife Debate in The Netherlands in the Early 20th Century. Medical History. 1995; 39:317-37
• Cahill HA. Male appropriation and medicalization of childbirth: an historical analysis. Journal of Advanced Nursing. 2001; 33(3):334-42
• Thompson SM. Increasing Self-Efficacy in Student Midwives for Physiological Childbirth. 2020. Accessed 26th July 2024. Increasing self-efficacy in student midwives for physiological childbirth: The design and development of a midwifery education initiative - the ESSENTIAL programme — Maastricht University; Introduction; pp 13.
• International Confederation of Midwives. ICM Core Document. Philosophy and Model of Midwifery Care. Den Haag: ICM; 2014
• Hercelinskyj G, Cruikshank M, Brown P, Phillips B. Perceptions from the front line: Professional identity in mental health nursing. International Journal of Mental Health Nursing. 2014;23(1):24-32
Als lid versterk je niet alleen je eigen positie, maar ook die van alle verloskundigen in Nederland. Door als collectief op te treden, staan we sterk en kunnen we breed gedragen stappen zetten richting een nog betere geboortezorg.
• Je kunt meedenken over en bijdragen aan de inhoud van het vak.
• Je hebt toegang tot handige documenten over waarneming, praktijkvoering, overname, tariefbepaling, toelatingscontracten, etc.
• Als je lid bent van de KNOV ben je automatisch ook aangesloten bij de geschilleninstantie.
• Als klinisch verloskundige heb je via de KNOV toegang tot juridische ondersteuning door vakbond FBZ.
• Je krijgt toegang tot de KNOV helpdesk.
• Je hebt toegang tot het online inspiratienetwerk, waar meer dan 2.600 verloskundigen met elkaar in gesprek gaan en elkaar helpen.
• Je ontvangt vier keer per jaar het tijdschrift De Verloskundige.
• Je krijgt toegang tot de nieuwe KNOV-platforms.
Het KNOV-lidmaatschap
De KNOV behartigt jouw belangen aan landelijke tafels.
We staan voor je klaar met informatie en advies over de inhoud en organisatie van verloskundige zorg. Al 125 jaar.
‘De KNOV helpt mij door het clusteren van goede en betrouwbare informatie over onderwerpen die belangrijk zijn in mijn werk. Ik vind het ook heel leuk om dankzij de vereniging in contact te komen met andere verloskundigen. Op de ledendagen ontmoet je veel mensen. Dat is voor mij heel waardevol.’ Denise Westendorp, eerstelijnsverloskundige
Lid worden of meer weten?
Kijk op knov.nl/lid-worden of scan de code.
Het Kwaliteitsregister Verloskundigen wordt herzien. In samenwerking met een onderzoeksbureau is een grondige evaluatie uitgevoerd, waaraan bijna 300 verloskundigen hebben deelgenomen.
We gaan voor een stevige herziening, we willen echt iets anders doen, samen met jullie. De ambitie van de KNOV is een Kwaliteitsregister dat bijdraagt aan de vorming, identiteit en beleving van één beroepsgroep. Een register waarin de verloskundige identiteit zichtbaar wordt, met (waar passend) ruimte voor differentiatie. Het register moet de kwaliteit van de beroepsbeoefening bevorderen vanaf het moment dat de opleiding is afgerond. Tot slot moet het een hulpmiddel zijn voor verloskundigen om hun bekwaamheid op peil te houden. Het verwezenlijken van deze ambitie is een meerjarentraject. In samenwerking met een werkgroep (gevormd door verloskundigen en het Bureau Kwaliteitsregister) starten we dit jaar met het verminderen van de ervaren (administratieve) lasten.
Ben je benieuwd wat we nog meer gaan doen?
Scan de code.
Het Cliëntenpanel Geboortezorg, oftewel het Geboortezorgpanel, is een initiatief van Patiëntenfederatie Nederland. Via het Geboortezorgpanel vragen zij ervaringen en meningen van cliënten over onderwerpen en thema’s in de geboortezorg. Aan de hand van deze ervaringen en meningen kunnen organisaties in de geboortezorg de zorg verder verbeteren en nog beter aan laten sluiten bij de behoeften en wensen van de zwangere en haar partner. Het Geboortezorgpanel heeft bijna 1.500 leden en roept verloskundigen op om cliënten op het bestaan ervan te wijzen. De doelgroep betreft zwangeren, mensen die in de afgelopen vijf jaar zwanger zijn geweest of een kinderwens hebben. Zij willen graag groeien om nóg beter onderzoek te kunnen doen.
Scan de code voor een overzicht van onderwerpen al zijn onderzocht.
Op 13 en 14 maart 2025 vindt een splinternieuw evenement plaats: de KNOVTweedaagse! Op dit moment is het tweedaagseteam druk bezig met het samenstellen van een boeiend programma met diverse sprekers en onderwerpen. Binnenkort wordt het hele programma bekendgemaakt en kunnen KNOVleden zich inschrijven.
Dit kun je verwachten
De Tweedaagse vindt plaats bij hotel Mennorode, prachtig gelegen in de bossen rond Elspeet. Hier organiseert de KNOV twee dagen lang inspirerende en vakinhoudelijke lezingen, workshops én een feest. Ben jij verloskundige en lid van de KNOV? Zet deze dagen dan vast in de agenda, want dit wil je niet missen!
Herinner je het jezelf nog? De eerste baring waar je bij was? Misschien is het nog niet zo lang geleden, wellicht tel je af naar je pensioen óf heb je de praktiserende deur dichtgetrokken. Hoe dan ook: als verloskundige ben je allemaal ooit in opleiding begonnen. Er ligt een maatschappelijke taak bij eenieder om studenten goed op te leiden. Hoe vullen we deze taak samen het beste in?
Het allerbelangrijkste dat ik heb geleerd van al mijn stages, is dat ik voor het juiste vak heb gekozen!’, deelt een enthousiaste Eveline Hemrica, vierdejaarsstudent aan de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. Een prachtige bevestiging voor de student verloskunde die in september dit jaar hoopt af te studeren. Zij blikt terug op leerzame stageperiodes: naar eigen zeggen heeft zij zich door inhoudelijk uiteenlopende stages zowel op persoonlijk als professioneel vlak goed kunnen ontwikkelen. In de eerstelijnspraktijk kreeg zij de fysiologie goed ‘onder de knie’ en tijdens haar klinische stages leerde ze veel over de pathologie – en hoe ze de fysiologie toe kon passen in een klinische setting. Bovendien kreeg zij te maken met diverse populaties.
Zwangeren met een lagere sociaaleconomische status, hoogopgeleide zwangeren en vrouwen van zeer verschillende nationaliteiten: het heeft allemaal bijgedragen aan een brede ontwikkeling. Zo staat Eveline met veel overtuiging aan de start van haar loopbaan. Wat zijn voor haar de belangrijkste bouwstenen waar zij in haar verdere carrière op kan leunen?
Samenwerking
‘Ik heb geleerd hoe belangrijk het is om de zwangere, barende en kraamvrouw centraal te stellen in de zorg die je verleent. Goede communicatie met je cliënt is cruciaal. Daarbij is het altijd van belang om goed naar het individu te kijken. Iedereen is anders en vraagt om een eigen en dus unieke benadering’, zegt Eveline. Verder is zij zich ervan bewust geworden hoe
essentieel een goede samenwerking tussen verschillende zorgverleners is. Eveline: ‘Door elkaars expertise en kennis te benutten, kunnen wij samen de kwaliteit van zorg blijven verbeteren en betere resultaten behalen voor onze cliënten en onszelf.’
Ook Jacolien Rijsdijk (stagebegeleider en verloskundige bij Verloskundigenpraktijk Een Goed Begin) ziet in die samenwerking een sleutelrol. Daarom stelt zij dat het heel waardevol zou zijn als er in de opleiding meer aandacht was voor praktijkorganisatie, regionale structuren en welke rol loondiensters, maten en waarneemsters hebben in dat geheel. Een overtuiging die, volgens haar, velen met haar delen. Jacolien: ‘Ook het samenwerken met assistenten, praktijkmanagers, de kraamzorg, et cetera: hoe verhoud je je tot die collega’s?’
Verwachtingen
Eveline neemt waardevolle inzichten mee aan de start van haar verloskundige loopbaan. Hoe heeft de ondersteuning in haar stages hieraan bijgedragen? ‘Ik heb altijd de ruimte gevoeld om te mogen leren, maar ook om fouten te mogen maken.’
Ook tijdens haar klinische stages, in zowel het Wilhelmina Kinderziekenhuis als het OLVG – toch grotere organisaties – was er altijd een aanspreekpunt voor al haar vragen, zowel vakinhoudelijk als persoonlijk.
Eveline kreeg de kans om te leren en te groeien, volgens haar mede door een veilig, open en stimulerend werkklimaat met oog voor haar als student verloskunde. Wat zij van een stagebegeleider verwacht? ‘Dat zij of hij veel vakinhoudelijke kennis, empathisch vermogen en een goed luisterend oor heeft om op de juiste manier te kunnen (be)handelen.’
Maar een stage is tweerichtingsverkeer. Hoe ziet zij de rol van de student daarin? Motivatie en een zekere mate van assertiviteit van de student verloskunde vindt zij essentieel. ‘Stagelopen kan uitdagend zijn, daarom is een goede voorbereiding belangrijk. Weet wat er van je verwacht wordt, wat je
Eveline Hemrica is vierdejaarsstudent aan de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. Zij verwacht in september van dit jaar af te studeren. Haar huidige eindstage is bij Verloskundigenpraktijk Driebergen/Rijssenburg.
leerdoelen zijn en wat je sterke en zwakke punten zijn. Door dit aan het begin van je stage goed te bespreken met je stagebegeleider, zorg je ervoor dat je op één lijn zit.’ Dan ga je er met dezelfde verwachtingen in, wat volgens Eveline helpend is. ‘En bespreek wat te doen als iets niet helemaal volgens plan verloopt. Zo voorkom je miscommunicatie en teleurstellingen.’
Ook tussentijdse (en wederzijdse) feedbackmomenten vindt Eveline van groot belang. Net als een zwangere of barende, wil een student zich gesteund en gehoord voelen: ‘Dan kunnen zowel de stagebegeleider
‘Net als een zwangere of barende, wil een student zich gesteund en gehoord voelen’
Jacolien Rijsdijk is sinds 2008 werkzaam als eerstelijnsverloskundige. In 2011 behaalde zij haar diploma voor basisechoscopie. Sinds 2022 is zij bestuurslid bij Stichting Geboorteketen.
als de student samen veel bereiken en terugkijken op een positieve en leerzame ervaring voor beiden.’
Voldoende tijd
Jacolien onderschrijft dat kennisdeling, ruimte om fouten te maken en het bieden van uiteenlopende ervaringen, van belang zijn voor een goede stagebegeleiding. Om leermogelijkheden te stimuleren is het daarbij belangrijk voldoende tijd in te ruimen voor het begeleiden van studenten. Want stagebegeleiding is een aangelegenheid die tijd kost.
‘Wij ruimen extra uitloopplekjes in op ons spreekuur en nemen meer tijd voor de kraamvisites. We proberen de kraamvisites zo te verdelen dat de student haar leerdoelen kan behalen.’ Een goede ontwikkeling vindt Jacolien dat er steeds vaker coaching is voor studenten bij uiteenlopende ervaringen tijdens het leerproces.
Claartje Hart is stagecoördinator en verloskundige (np) aan de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen. Zij heeft 18 jaar gewerkt in de eerste lijn en heeft in 2016 de overstap gemaakt naar de Academie Verloskunde.
van Eijk-van der Stok is stagecoördinator en kerndocent verloskunde bij de bacheloropleiding Verloskunde aan de Hogeschool Rotterdam. Zij heeft een Master Physician Assistent en is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft. Daar werkt zij als oproepkracht naast haar baan op de hogeschool.
Zaken die er ongetwijfeld aan bijdragen dat een student zich gesteund en gehoord voelt, zoals Eveline aanstipt.
Uitdagingen
Zijn er zaken waar Jacolien als stagebegeleider tegenaan loopt? Het geven van feedback op een constructieve manier, vindt zij weleens uitdagend. Jacolien: ‘Negatieve feedback probeer ik zo klein mogelijk te houden, gelijk te benoemen en niet op te sparen. Ik probeer dat altijd vrij luchtig te houden. Ik weet niet goed of dat lukt, daar ben ik weleens bezorgd om.’
Ze noemt nog een verbeterpunt voor zichzelf: ‘Ik heb nu weinig kennis van de toetsingsmethode van de opleiding, soms voelt dat wat ‘onhandig’. Ik heb me er tot nu toe ook niet in verdiept omdat het voor m’n gevoel ook vrij snel
verandert.’ Voor dit soort uitdagingen is er gelukkig ondersteuning vanuit stagebureaus die aan de opleidingen gekoppeld zijn. Claartje Hart, stagecoördinator en verloskundige (np) aan de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (Hogeschool Inholland): ‘Voor stagebegeleiders zijn we laagdrempelig bereikbaar. Wij bellen en bezoeken de praktijken tijdens de stages en vragen dan of we ze nog ergens bij kunnen ondersteunen in de begeleiding.’ Door deze gesprekken kom je gezamenlijk tot inzichten. Soms helpt het om het niveau te schetsen van studenten: wat mag je als begeleider in een bepaalde studiefase verwachten?
Claartje: ‘Als een vierdejaarsstudent het nageboortetijdperk niet actief leidt, terwijl de barende een BDindicatie
heeft door een fluxus in de anamnese, voldoet dit niet aan het gewenste niveau.’ Naast deze directe bereikbaarheid wordt er vanuit de verloskundige opleidingen ook ondersteuning geboden door middel van scholing.
Gezamenlijk aanbod
Landelijk wordt door alle opleidingen gratis een geaccrediteerde opleiding ‘Werkplekleren’ aangeboden aan stagebegeleiders. Behalve de eerste module (die gaat over het curriculum, stagedoelen en beoordelingsformulieren) is deze opleiding op alle locaties hetzelfde omdat hij gezamenlijk is ontwikkeld. In vier modules wordt verder ingegaan op casuïstiek en coachen. Ingrid van Eijkvan der Stok (stagecoördinator en kerndocent verloskunde aan de Hogeschool Rotterdam): ‘De modules kunnen bij de verschillende verloskundige opleidingen gevolgd worden. Dus je kunt module 1 volgen in Rotterdam, en bijvoorbeeld module 2 in Amsterdam. Binnen de training staat het begeleiden van de student centraal, waarbij de stagebegeleider allerlei handvatten aangeboden krijgt.’ Een half jaar na afronding van de laatste module volgt een nabespreking. Claartje: ‘We voeren een gesprek over het opleiden en hoe ze hetgeen ze geleerd hebben in praktijk brengen.’ Aanvullend op de continue mogelijkheid tot overleg, de praktijkbezoeken en trainingen, organiseren de opleidingen samen een landelijke opleidersdag. Claartje: ‘Afgelopen mei ging dat over didactisch coachen.’
‘De numerus fixus is omhoog gegaan: er zijn steeds meer stageplekken nodig’
Langstudeerders
Met een gemotiveerde student en goede begeleiding vanuit de stagebureaus kom je al een heel eind. Toch zien stagebegeleiders en stagecoördinatoren wel wat hobbels op de weg. Claartje hoort bijvoorbeeld wel eens van begeleiders dat ze ‘de attitude’ van sommige studenten ingewikkeld vinden: ‘Vaak wordt genoemd dat ze ‘te goed’ zijn in hun grenzen aangeven.’
Claartje benoemt dat studenten bijvoorbeeld in de avonden of in het weekend niet ingeroosterd willen worden vanwege andere bezigheden, zoals sporten. Wettelijk gezien dient een student zestig baringen bij te wonen. Logischerwijs doe je er langer over om af te studeren, als jij jezelf minder beschikbaar stelt voor diensten. Ingrid: ‘De lijst met studenten die langer doorstuderen wordt bij ons elk jaar langer.’ Ook Jacolien ziet het aantal langstudeerders toenemen. Dit beeld past in de tendens van meer studenten die niet meer nominaal studeren, waardoor zij er langer over doen. Ze proberen een gezonde balans te houden tussen leren en leven. Studenten moeten vaak meer werken om rond te komen: boodschappen zijn duurder en huurprijzen zijn omhoog gegaan. Naast het aantal langstudeerders benoemen zowel Claartje als Jacolien capaciteitsdruk. Claartje: ‘De numerus fixus is omhoog gegaan dus we zullen steeds meer stageplekken
nodig hebben. De eerste lijn is zich over het algemeen bewust van de noodzaak tot opleiden, zeker na de campagne ‘1 vio extra’ van vorig jaar. De krapte zit in de tweede lijn, daar is moeilijk beweging in te krijgen.’ Jacolien vult aan: ‘Wij beginnen in onze regio de capaciteitsdruk wel te voelen. Daarbij zien wij nu in regio Rotterdam een vrij snelle verschuiving in de inrichting van de praktijken. Meer praktijken met minder maten dan voorheen en een grote(re) schil van waarneemsters om zich heen. De vrijheid van de waarneemster kan het gevangenschap van de maten betekenen.’ Er is daardoor ook minder tijd om studenten te begeleiden tijdens een stage, met nog minder stageplekken als gevolg.
De eed eren
In de Algemene Ledenvergadering van 28 juni haalde het KNOVbestuur de verloskundige eed aan: hoe werkt deze voor eenieder door in de dagelijkse praktijk? Jacolien: ‘Het was voor mij tijdens de vergadering een eye opener dat de eed zich niet beperkt tot cliënten, maar verder strekt naar collega’s binnen en buiten je praktijk en dus ook studenten.’ Iets wat Jacolien meeneemt in haar huidige handelen als stagebegeleider. Uit die eed: […] ‘Ik zal de verloskundige kennis van mijzelf en anderen bevorderen’. Een mooie drijfveer voor stagebegeleiders, en voor de KNOV als beroepsvereniging. Eveline pakt ook alvast haar verantwoordelijkheid: ‘Ik hoop in mijn toekomstige loopbaan zelf studenten te mogen begeleiden. Dit houdt je namelijk gedurende je hele loopbaan scherp en je kennis actueel!’
Heb jij interesse om stagebegeleider te worden?
Neem contact op met:
- Claartje Hart, stagecoördinator Amsterdam / Academie Verloskunde Amsterdam Groningen Stagebureau.vaa@inholland.nl
- Henriëtte van Wijk, stagecoördinator Groningen / Academie Verloskunde Amsterdam Groningen Stagebureau.vag@inholland.nl
- Ingrid van Eijk-van der Stok, stagecoördinator / Hogeschool Rotterdam i.van.eijk-van.der.stok@hr.nl
- Simone Mets, stagecoördinator / Academie Verloskunde Maastricht Zuyd Hogeschool simone.mets@zuyd.nl
Ereleden zijn leden die een bijzondere bijdrage hebben geleverd – en soms nog steeds leveren –aan het vak van verloskundige en de vereniging. Tijdens de ledenvergadering van de KNOV op vrijdag 28 juni 2024, maar liefst 60 jaar na haar afstuderen en een leven waarin zij het vak wereldwijd uitoefende, viel die eer toe aan Barbara Kwast. Hieronder haar dankwoord.
Geachte leden van het bestuur van de KNOV, mevrouw Marieke Smith, mevrouw Maaike van Rijn en mevrouw Alieke de Roon, geachte heer Job Paulus, directeur bureau KNOV en staf, geachte collega-verloskundigen, geachte aanwezigen. 2024 is een bijzonder jaar voor mij. Zestig jaar geleden, in 1964, ben ik afgestudeerd als verloskundige in Londen en rond mijn 85e verjaardag verleden jaar, heb ik mijn laatste bevalling mogen begeleiden in Ethiopië. Toen ik dit jaar op mijn verjaardag werd gebeld door mevrouw Maaike van Rijn, dat de KNOV van plan was om mij erelid te maken, kon ik mij geen mooiere verrassing voorstellen!
Vandaag is een ontroerende dag. Ik waardeer ten diepste de eer om bij de ereleden van de KNOV te mogen horen. Ik ben blij en vereerd met dit erelidmaatschap, wetende dat er vele
anderen die met mij gewerkt en mij ondersteund hebben in mijn carrière in deze eer mogen delen.
Na 20 jaar, vanaf 1965, te hebben gewerkt en verloskundigen en artsen opgeleid te hebben in Malawi, Nigeria en Ethiopië, en in Engeland te promoveren op moedersterfte in Ethiopië, kwam ik in 1986 bij de WHO en stond ik aan de wieg van het mondiale Safe Motherhood Initiative dat in februari 1987 in Nairobi gelanceerd werd om de moedersterfte met 75 procent terug te dringen in 2000.
Het bijzondere was dat in augustus 1987 de eerste pre-congress workshop van ICM, WHO en UNICEF plaatsvond – voor het 21e congres van de International Confederation of Midwives (ICM) in Den Haag – waarbij wijlen erelid KNOV, mevrouw Ali Lems zich inzette voor de organisatie namens de Nederlandse Organisatie van Vroedvrouwen.
‘Er is veel werk gedaan en nog veel te doen’
Naar aanleiding van dit congres stond er een artikel in het NRC op 26 augustus 1987 getiteld: Vroedvrouwen zetten zich in voor collega’s in de derde wereld. Wijlen KNOV-erelid mevrouw Filippa Lugtenburg was toen de Nederlandse gastvrouw en presidente. Zij vergeleek in haar welkomstspeech het verloskundig scenario in ontwikkelingslanden met dit in westerse landen. De moedersterfte wereldwijd was toen tussen 500 en 1.000 per 100.000 levende geboortes – elke minuut stierf er een vrouw ergens op de wereld voor, tijdens of na de bevalling. In 2020 zijn dat 223 vrouwen per 100.000 levende geboortes en sterft er wereldwijd een vrouw elke twee minuten.
In 1987 beviel 34 procent van de vrouwen in Nederland thuis. In 2023 was dat 14 procent, maar over de gehele linie zijn verloskundigen betrokken bij 70 procent van alle bevallingen, omdat velen als klinisch verloskundige werken. Mevrouw Lugtenburg uitte in 1987 haar zorg over misbruik van medische apparaten bij klinische bevallingen.
Toen ik – na 35 jaar afwezigheid – in 1995 terugkwam naar Nederland, bleef ik betrokken bij internationaal werk en was ik ook betrokken bij het opzetten van de Hamlin College of Midwives in Addis Ababa in 2007, waar ik tot 2012 lesgaf in emergency obstetric care aan student-verloskundigen in een ruraal ziekenhuis.
Toch wilde ik ook graag meer ervaren van het werk van Nederlandse verloskundigen en ik mocht meekijken in de praktijken van Angela Verbeeten, Simone Valk en haar initiatief van Proactive Support of Labor en het Thuismonitoring-project voor hoog-risico zwangeren waarvan Marianne Sanders
coördinator was. Van Franka Cadée heb ik over het Nederlandse Twinning-project geleerd. Ik ben haar daar heel dankbaar voor, evenals vele anderen die ik hier niet allen kan noemen.
Tussen 1965 – toen ik voor het eerst naar Malawi vertrok –en 2024 is er veel positiefs gebeurd op mondiaal gebied met betrekking tot sexual and reproductive health and rights en in de wereld van verloskunde. Wanneer vrouwen in hun reproductieve leven echte keuzes kunnen maken door informatie en empowerment, dan kunnen ze ook de juiste beslissingen nemen voor zichzelf, voor hun families, hun gemeenschappen en hun landen. Maar er is nog veel werk te doen en de KNOV zal nationaal en internationaal haar actieve bijdrage leveren. Zij doet dit al via midwives4mothers en andere initiatieven om ook de positie van verloskundigen internationaal te verstevigen. Nederland heeft nu vier verloskundigen die professoren zijn. De recente oratie van professor Ank de Jonge is een inspiratie. Ja, Ubuntu. Ik ben trots dat ik erelid mag zijn van de KNOV en wens de jongere generatie alle inspiratie en moed om hun droom voor vrouwenrechten en gezondheid te verwezenlijken en de beroepsgroep van verloskundigen te ondersteunen, bemoedigen en verstevigen.
Dank u wel. Vertaald in Malawi: zikomo kwambiri, In Ethiopië: amezegenalehu, en in Tanzania: asante sana.’
Barbara E. Kwast
Erelid KNOV
In 2020 startte Janneke Mathijssen een eigen praktijk. Hier kon ze haar visie kwijt: de manier zoals zij verloskunde wilde bedrijven. Nu vier jaar later maakt ze op verzoek van De Verloskundige met gepaste trots de balans op. ‘We hebben vorig jaar 70 procent van de bevallingen zelf kunnen afmaken.’
Wie is Janneke Mathijssen?
‘Ik ben 29 jaar en in de eerste plaats moeder van Luus (2020) en Wout (2024). In 2016 ben ik afgestudeerd in Maastricht. Aansluitend werkte ik in Tilburg, bij een praktijk die ging fuseren met andere praktijken onder het dak van een ziekenhuis. Mijn plek kwam te vervallen. In mijn wens om in een klein team een-op-eenzorg te kunnen leveren kon ik in Haarlem aan de slag. Dat was een gemiddelde praktijk met drie mensen en dit beviel goed. Na enige tijd kreeg ik – na een dissociatie –
de kans om samen met een collega door te starten in dezelfde wijk. We namen 80 cliënten mee, maar moesten verder helemaal opnieuw beginnen. Verloskundigenpraktijk Luna is mijn derde kind’, lacht Janneke.
Waar kwam die behoefte vandaan om in een maatschap plaats te nemen?
‘Die wens heb ik altijd gehad. Het ondernemen sprak mij aan en ik wilde heel graag een fijne, veilige werkplek die ik zelf kon organiseren, waar ik zou kunnen terugvallen op een team. Met mensen waar ik van op aan kon, die elkaar zouden ondersteunen en een luisterend oor bieden als je een keer een rotbevalling achter de rug had. Een praktijk die ruimte zou bieden aan verloskundige studenten. Allemaal zaken die ik soms miste in het werkveld en waar ik voor wilde strijden. Gelukkig had ik een leuke, lieve collega waarmee ik samen de stap durfde te zetten. Dat was een heel belangrijke motivatie voor mij.’
Vielen de eerste stappen op ondernemersgebied tegen of voelde het direct als thuiskomen?
‘We hebben een visie geschreven, een website opgetuigd en een nieuwe locatie geopend. Maar ondanks dat er een hoop op ons af kwam is het
me niet tegen gevallen. Daar moet ik wel bij vermelden dat ik toen nog geen kinderen had. Mijn maat had dat wel en voor haar is het denk ik wel een pittige periode geweest. Ik kon al mijn energie in de praktijk stoppen. We hadden dan wel cliënten om mee te beginnen, maar nog geen pand. Ook uitval door ziekte, verlofdagen en vervanging regelen zorgden voor hoofdbrekens. Nog steeds overigens. De organisatie valt altijd tegen, maar is ook iets wat uiteindelijk wel op z’n plek valt. Dergelijke zaken overheersen niet.’
Hoe zag die organisatie er in eerste instantie uit?
‘Bij de start waren we met twee verloskundigen en een assistente. In een half jaar tijd hadden we zoveel inschrijvingen dat we door konden groeien. Dat was geluk. Tijdens het zwangerschapsverlof bij mijn eerste kind kwam er een derde verloskundige bij, die inmiddels ook in de maatschap zit.’
Waar liep je tegenaan als ondernemer waar je voordien nooit aan hebt gedacht?
‘Mijn collega had al de nodige ervaring als maat. Zij wist hoe je moest declareren en hoe je een goede administratie bijhoudt. Dat scheelde veel. Ik kan me voorstellen dat dit lastig is als je niemand hebt om even mee te sparren, om uitleg te vragen of je daarmee op weg te helpen. In taakverdeling waren we complementair. Zij deed de administratieve kant,
‘Ik wilde heel graag een fijne, veilige werkplek die ik zelf kon organiseren’
ik stortte me op de marketing. Vorig jaar is zij naar Drenthe verhuisd, dat vind ik wel heel jammer. Nu heb ik me de administratie eigen gemaakt. Inmiddels bestaat Verloskundigenpraktijk Luna weer uit een maatschap van twee personen, aangevuld met twee waarnemers en twee echoscopisten.’
Hoe is je werkprivébalans?
‘Ja goed, zeker wel. Ik werk drie dagen per week met één spreekuur en twee diensten. Waarbij we één weekend delen in vier weken. Thuis hebben we het goed geregeld voor de kinderen en voor elkaar. Ik heb geluk met een partner die in het onderwijs werkt. Hij werkt parttime en heeft 12 weken per jaar vakantie. Ook kunnen we terugvallen op een hele goede gastouder. Je wilt een stabiel team bieden, ook tijdens een zwangerschapsverlof of ziekte. Mijn werk-privébalans slaat zeker uit naar de goede kant, zolang het rooster draait zoals het draait. Als iemand onverhoopt z’n been breekt dan kun je niet anders doen dan je schouders eronder zetten en doorbijten. In de wetenschap dat zo’n periode ook wel weer voorbij gaat.’
Wat zijn de mooiste kanten aan het hebben van een eigen praktijk?
‘Het is heel fijn om te werken vanuit de visie die je zelf hebt kunnen vormgeven. Wij willen een-opeenzorg leveren, onze cliënten kennen. Voor mij persoonlijk vergroot dat mijn werkplezier. Als ik word gebeld voor een bevalling, dan weet ik waar ik naartoe moet, bij wie ik terecht kom en wat ik daar kan verwachten. Omdat we de tijd nemen, kunnen we mensen ook beter begeleiden en daardoor in de eerste lijn houden. In de huidige bezetting hanteren we een opnamestop na 27 aanmeldingen per maand. Dat is niet leuk, maar vind ik beter dan het alternatief: dat je mensen onvoldoende aandacht kunt geven, dat er geen vangnet is, dat je tussen
‘Mijn werk-privébalans is goed, zeker wel’
twee kamers heen en weer moet pendelen voor meerdere bevallingen tegelijkertijd. Natuurlijk is het ene moment nog steeds drukker dan het andere, maar we willen trouw blijven aan onze visie. Door de opnamelimiet kunnen we een-opeenzorg leveren en dat is waarom ik mijn eigen praktijk ben begonnen.’
Wat is het resultaat?
‘In 2023 hebben wij 70 procent van de bevallingen zelf kunnen afmaken. Van de partus die we zelf doen zitten we met thuisbevallingen rond de 60 procent. Het is echt niet dat wij cliënten onze ideeën opleggen of proberen te overtuigen: uiteindelijk draait het allemaal om een tevreden cliënt, die goed geïnformeerd wordt en de kans krijgt om bewust na te denken over zelf te maken keuzes.
Het aanbieden van CenteringZwangerschap helpt daarbij. Dergelijke cijfers rondom het afmaken van (thuis)bevallingen zijn in mijn ogen alleen haalbaar als je vanuit rust kunt werken.’
Zijn er momenten geweest dat je dacht ‘waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen?’
‘Toen ik 37 weken zwanger was van mijn eerste kind en een bevalling stond te doen. Mijn collega zei: ‘Je baby groeit niet goed, je moet stoppen met nachtdiensten draaien. Zelf had ik pas achteraf in de gaten hoe belachelijk ik bezig was, want fysiek ging het nog wel. Luus is na 38 weken geboren.’
Hoe kijk je vier jaar na dato terug op de beslissing om voor jezelf te beginnen?
‘Het heeft erg goed uitgepakt; we groeiden snel, we konden vrij snel een nieuwe collega verwelkomen en hebben samen al vele successen gevierd. Daarbij hebben we een fijne werkplek, waar we op ónze manier geboortezorg leveren. Het is fijn als alle neuzen dezelfde kant op staan, ook wanneer de keuze van een cliënt om thuis te bevallen eigenlijk buiten de richtlijn valt. Zolang je met elkaar blijft praten, kom je er altijd samen uit.’
Wat zou je verloskundigen adviseren die voor zichzelf of binnen een maatschap willen werken?
‘Doe het niet alleen, maar met iemand die je vertrouwt en die je aanvult. Verder heb je alleen een beetje lef nodig. En een gezamenlijke visie. Die visie mag overigens best verschillen van andere praktijken; een beetje diversiteit maakt het totaalaanbod juist sterker. Het is goed wanneer cliënten zelf kunnen kiezen welke praktijk het beste bij hen past.’
Vanaf het moment dat ze zwanger is vertrouwt de jonge mama op de zorgverleners om haar heen. Zo ook voor de borstvoeding. Als verloskundige wilt u de moeder helpen met de juiste adviezen en professionele hulpmiddelen. Om haar borstvoedingservaring zo comfortabel en prettig mogelijk te maken, ontwikkelt Medela hoogwaardige producten rondom borstvoeding uit intensief en jarenlang wetenschappelijk onderzoek en op basis van de natuur. Voor de dagen na de geboorte kunnen deze borstvoedingsproducten steun of verlichting bieden.
Purelan Lanolinezalf
Snelle verlichting voor pijnlijke tepels. Veilig, natuurlijk en effectief. Ook voor andere droge plekjes van moeder en baby. 100 % Ultra-zuivere lanoline
Ultra-ademende zoogkompressen
Maximale absorptie, extra dun, super zacht en ultra-ademend, voor maximaal comfort en bescherming.
Tepelhoedje
Maakt borstvoeding mogelijk als aanleggen lastig of pijnlijk is. Nu in nieuw opbergdoosje van 100% biobased plastic.
Hydrogel pads
24 uur verlichting en verkoeling bij pijnlijke tepels of kloven. Ondersteunt de genezing.
De juiste borstkolf
Wanneer direct voeden aan de borst nog niet voldoende lukt moet een moeder gaan afkolven om haar borstvoeding goed op gang te brengen. Dit doet ze het beste met de professionele Symphony borstkolf. Deze kolf heeft het INITIATE en MAINTAIN programma om de borstvoeding op gang te brengen en daarna op te bouwen en in stand te houden.
Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe onderzoeken, inzichten, webinars, en exclusieve trainingen en evenementen? Meldt u dan aan voor onze nieuwsbrief via www.medela.nl/nieuwsbrief of scan de QR-code.
Beperkte gezondheidsvaardigheden dragen bij aan slechtere maternale en neonatale uitkomsten3-9. Door zorg af te stemmen op gezondheidsvaardigheden kunnen zorgverleners beter aansluiten bij de (aanstaande) ouders. Veel zorgverleners, ook in de geboortezorg, vinden het echter moeilijk om ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden te herkennen10-13.
Het doel van dit onderzoek was om een hulpmiddel te ontwikkelen dat zorgverleners ondersteunt bij het inzicht krijgen in de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders.
Gezondheidsvaardigheden zijn de cognitieve en sociale vaardigheden die bepalen of mensen in staat zijn om toegang te krijgen tot informatie, deze te begrijpen en te gebruiken op manieren die hen helpen bij een goede gezondheid1 In Nederland heeft ongeveer één op de drie mensen beperkte gezondheidsvaardigheden; zij hebben dus moeite met het vinden, begrijpen, beoordelen en gebruiken van gezondheid-gerelateerde informatie2
Ontwikkeling door participatief actieonderzoek
In een actieonderzoek met 72 zorgverleners (verloskundigen en kraamverzorgenden), 10 (aanstaande) ouders en 14 experts werd een gespreksinstrument ontworpen, met als doel om zorgverleners te ondersteunen
bij het inzicht krijgen in de gezondheidsvaardigheden van de (aanstaande) ouders in hun praktijk: de CHAT-geboortezorg.
De basis was de gevalideerde Health Literacy Questionnaire14 en een gespreksinstrument voor de algemene zorg (CHAT)15
Gespreksinstrument gebaseerd op gevalideerde tool
De Health Literacy Questionnaire (HLQ) is een gevalideerde vragenlijst met 44 vragen waarmee gezondheidsvaardigheden binnen negen domeinen gemeten kunnen worden14 Deze is echter niet goed bruikbaar tijdens reguliere spreekuren vanwege de lengte en de gesloten vraagstelling van de vragenlijst. Daarom werd - op basis van de HLQ - een gespreksinstrument ontwikkeld om inzicht te krijgen in gezondheidsvaardigheden: de CHAT15. De negen domeinen en 44 vragen
van de HLQ zijn teruggebracht tot in totaal 10 vragen binnen vijf domeinen die de zorgverlener met de patiënt bespreekt:
1) Ondersteunende relatie met de zorgverlener.
2) Ondersteunende relatie met de sociale omgeving.
3) Informatietoegang en -begrip.
4) Huidig gezondheidsgedrag.
5) Gezondheidsbevordering.
Hiermee krijgt de zorgverlener tijdens het gesprek inzicht in de behoeften en sterke punten van de gezondheidsvaardigheden van de patiënt. De CHAT is een bruikbaar instrument voor de algehele zorg. Omdat een instrument dat wordt gericht op een specifieke doelgroep beter wordt geïmplementeerd16-17, is de CHAT-geboortezorg ontwikkeld. Dit gebeurde in twee fases.
Fase 1
Focusgroepen en interviews Ouders (n=10) Zorgverleners (n=25)
1.
1
Vragenlijsten Zorgverleners (n=15)
Implementatie in de praktijk Zorgverleners (n=15)
Interviews Zorgverleners (n=2)
Ontwikkeling CHATgeboortezorg versie 1
Focusgroepen Zorgverleners (n=15)
Ontwikkeling CHATgeboortezorg versie 2
Pilot 2
Vragenlijsten Zorgverleners (n=42)
Implementatie in de praktijk Zorgverleners (n=42)
Focusgroepen Zorgverleners (n=47)
van de ontwikkeling van de CHAT-geboortezorg met aantal deelnemers.
In fase 1 is informatie verzameld bij zorgverleners en (aanstaande) ouders over hun behoeften en ideeën met betrekking tot gezondheidsvaardigheden en het gesprek daarover. Dit is gedaan via focusgroepen en interviews eind 2019, waarin relevante onderwerpen zijn besproken uit de vijf domeinen van de CHAT en de toepassing op de geboortezorg. PHAROS, het expertisecentrum dat als uitgangsput heeft ‘Gezondheid en kwaliteit van zorg voor iedereen in Nederland’, gaf feedback op de eerste versie van de CHAT-geboortezorg inzake leesbaarheid en geschiktheid voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden.
Fase 2
In fase 2 werd de CHAT-geboortezorg in opvolgende rondes door verloskundigen en kraamverzorgenden in de praktijk gebracht, geëvalueerd en aangepast. Pilot 1 vond plaats begin 2022. Deze werd gevolgd door pilot 2,
Interviews Zorgverleners (n=5)
Ontwikkeling CHATgeboortezorg versie 3
een ronde met meer zorgverleners, in de zomer van 2022. Ter afsluiting gaf een panel van experts feedback in het najaar van 2022 (figuur 1). Tijdens pilot 1 en 2 namen zorgverleners deel aan een focusgroep. In deze focusgroepen werd het concept gezondheidsvaardigheden geïntroduceerd bij de deelnemers, uitleg gegeven over de ontwikkeling van de CHAT-geboortezorg tot dan toe en feedback opgehaald. Na de focusgroepen gebruikten de zorgverleners de CHAT-geboortezorg in de praktijk om het gesprek over gezondheidsvaardigheden aan te gaan met (aanstaande) ouders. Dit gebruik werd vervolgens geëvalueerd via een vragenlijst gebaseerd op de MIDI18, QQ1019 en Most significant Change methodiek20. De vragenlijst bevatte vragen over de innovatie, het gebruik van de innovatie, de sociopolitieke context en de organisatie waarbinnen de innovatie wordt gebruikt. De laatste vraag in de vragenlijst had betrekking op de meest significante verandering als gevolg van de imple-
Feedback van experts
Interactieve online feedback meeting + feedback via e-mail Experts (n=14)
Ontwikkeling definitieve versie CHATgeboortezorg
mentatie van de innovatie. Om een verder inzicht te krijgen in hoe zorgverleners de CHAT-geboortezorg hadden ervaren, zijn in beide pilots enkele zorgverleners geïnterviewd. Tijdens het interview zijn verdiepende vragen over opvallende resultaten van de vragenlijst gesteld.
Het panel van experts gaf mondeling feedback in een onlinebijeenkomst of schriftelijk via de mail. De experts waren onder andere een hoogleraar gezondheidsvaardigheden en patiëntparticipatie, een gynaecoloog en vertegenwoordigers van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, van jeugdgezondheidszorg, van PHAROS en van kraamzorgorganisaties.
Gedurende het project werden er notities gemaakt tijdens de focusgroepen en werden interviews opgenomen, getranscribeerd en gecodeerd om de data te kunnen analyseren. Vragenlijstdata werden verwerkt en geanalyseerd middels beschrijvende statistiek in SPSS.
De CHAT-geboortezorg als resultaat
Fase 1
Zowel zorgverleners als (aanstaande) ouders vonden het belangrijk om alle verschillende domeinen van de CHAT15 te bespreken. Het stellen van vragen over domein 4 (Huidig gezondheidsgedrag) en 5 (Gezondheidsbevordering) werd vaak als moeilijker ervaren door zorgverleners, omdat ze cliënten graag hun eigen keuzes laten maken en niet oordelend over willen komen. Cliënten vonden bij deze domeinen een persoonlijke aanpak belangrijk. Op basis van deze eerste uitkomsten zijn voorbeeldvragen per domein van de CHAT15 geformuleerd, om inzicht te krijgen in gezondheidsvaardigheden specifiek voor de geboortezorg. Bovendien werden er ten opzichte van de CHAT voorbeeldobservaties toegevoegd, omdat zorgverleners aangaven vaak vanuit een observatie een gesprek te starten.
Na fase 1 bevatte de CHAT-geboortezorg vijf domeinen met in totaal 24 voorbeeldvragen en 11 voorbeeldobservaties.
Fase 2
Naar aanleiding van de evaluaties van pilot 1 werden de voorbeeldvragen uit de CHATgeboortezorg zo neutraal en open mogelijk geformuleerd, highlights werden toegevoegd in de zinnen om het gebruiksgemak te bevorderen en domein 4 (Huidig gezondheidsgedrag) en 5 (gezondheidsbevordering) werden samengevoegd tot één domein omdat
scheiding ervan tijdens een gesprek als kunstmatig werd ervaren. Er werd een duidelijke scheiding aangebracht tussen domein 1 (Ondersteunende relatie met zorgverlener) en 2 (Ondersteunende relatie met sociale omgeving). Voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties werden op basis van feedback toegevoegd, samengevoegd of herschreven. Naar aanleiding van de feedback opgehaald in pilot 2 werden enkel nog voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties toegevoegd, samengevoegd of herschreven.
Na fase twee omvatte de definitieve versie van de CHAT-geboortezorg vier domeinen (figuur 2):
1. Ondersteunende relatie met zorgverleners.
Dit domein heeft betrekking op de gevoelens van ouders om begrepen en ondersteund te worden door zorgverleners en hun vermogen om actief deel te nemen aan de zorg en hun weg te vinden in het gezondheidszorgsysteem.
2. Ondersteunende relatie met sociale omgeving.
Dit domein heeft betrekking op de gevoelens van ouders om begrepen en ondersteund te worden door hun sociale netwerk wanneer zij geconfronteerd worden met gezondheidgerelateerde problemen.
3. Informatie vinden, begrijpen en gebruiken. Dit domein heeft betrekking op het vinden,
‘De laatste evaluatie liet zien dat de CHAT-geboortezorg het bewustzijn rondom gezondheidsvaardigheden van zorgverleners vergroot’
begrijpen en beoordelen van de noodzakelijke gezondheidsinformatie om hun eigen gezondheid te beheren.
4. Huidig gezondheidsgedrag en gezondheidsbevordering.
Dit domein heeft betrekking op het huidige gezondheidsgedrag van de ouders en gezondheidsbevordering om actief hun eigen gezondheid te verbeteren.
Elk domein bevat meerdere voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties die zorgverleners kunnen gebruiken bij het inzicht krijgen in de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders. In totaal bevat de CHAT-geboortezorg achttien voorbeeldvragen en dertien voorbeeldobservaties binnen vier domeinen. Binnen de domeinen kan de zorgverlener kiezen welke voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties te gebruiken, afhankelijk van de (aanstaande) ouders en hun context.
De CHAT-geboortezorg is een hulpmiddel voor zorgverleners om tijdens het gesprek aandachtspunten met betrekking tot de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders inzichtelijk te krijgen. Het wordt niet gebruikt als een diagnostisch instrument.
De laatste evaluatie liet zien dat de CHAT-geboortezorg het bewustzijn rondom gezondheidsvaardigheden van zorgverleners vergroot; ondersteuning geeft bij de start van een gesprek; richting geeft bij het verkennen van gezondheidsvaardigheden en dat het gebruik zorgt voor een diepgaander gesprek tussen de zorgverlener en de (aanstaande) ouder. Zorgverleners vonden de CHATgeboortezorg bij hun functie passen en gebruiksvriendelijk, maar wel tijdrovend.
In gesprek over gezondheidsvaardigheden | november 2022
Gezondheidsvaardigheden zijn de vaardigheden van mensen om informatie over gezondheid te verkrijgen te begrijpen te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van gezondheidsgerelateerde beslissingen
Doel : Inzicht krijgen in de gezondheidvaardigheden van ( aanstaande ) ouders
van alle Nederlanders heeft beperkte gezondheidsvaardigheden
Om een goed beeld te krijgen van gezondheidsvaardigheden bespreek je de volgende vier domeinen:
Ondersteunende relatie met zorgverleners
Ondersteunende relatie met sociale omgeving
Informatie vinden, begrijpen en gebruiken
Huidig gezondheidsgedrag en gezondheidsbevordering
Hoe gebruik je de gesprekstool : De gesprekstool bevat voorbeeldvragen en - observaties voor de vier domeinen waarin ouders beperkte gezondheidsvaardigheden kunnen hebben
Combineer vragen en observaties voor een goede inschatting Stel vragen over elk domein , gebruik hierbij de vragen die het meest passend zijn Verdeel de domeinen over meerdere momenten of bespreek alle domeinen op één moment
Maak aantekeningen in het cliëntendossier Gebruik de praktijkkaart werkwijzen bij ( aanstaande ) ouders beperkte gezondheidsvaardigheden
SCHRIJF OP IN HET CLIËNTDOSSIER:
Domein Besproken Aandachtspunten 1 ...
1. ONDERSTEUNENDE RELATIE MET ZORGVERLENERS
VRAGEN
Als je een vraag hebt over de zwangerschap en daarna met wie van de mensen die in de zorg werken ga je dan praten ? Bijv HA VK gyn KZ of CB Weet je welke persoon welke vraag het beste kan beantwoorden? En kun je die persoon makkelijk bereiken?
Bijv persoon werkt in de buurt of afspraak maken is makkelijk
Hoe vind je het om met die persoon te praten over je zorgen of vragen?
OBSERVATIES
Kunnen de ouders hun probleem/klacht goed uitleggen aan jou als zorgverlener?
Staan er nog andere zorgverleners in het zorgdossier? Hoe reageren ouders op zorgverleners die langskomen in de kraamtijd?
2. ONDERSTEUNENDE RELATIE MET SOCIALE OMGEVING
VRAGEN
Als je een vraag hebt over de zwangerschap en daarna met welke mensen in je omgeving ga je dan praten ? Bijv partner familie vrienden kennissen en buren
Hoe vind je het om met die persoon te praten over je zorgen of vragen?
Heb je het gevoel dat die persoon je begrijpt?
Wie helpen jou het beste met (vragen over) je gezondheid of die van de baby? Hoe helpen ze jou nu? En hoe denk je dat ze je over een tijdje helpen?
3. INFORMATIE VINDEN, BEGRIJPEN EN GEBRUIKEN
Zoek je weleens informatie over de zwangerschap en daarna? Waar vind je deze informatie?
Kun je die informatie makkelijk vinden of is dat moeilijk?
Wat vind je van die informatie?
Sommige informatie wordt gemaakt door verloskundigen Sommige informatie is reclame
Weet je welke informatie je kunt vertrouwen en welke niet?
Vind je die informatie makkelijk of moeilijk? Is het te weinig te veel of precies genoeg informatie?
OBSERVATIES
Komt er iemand mee naar het spreekuur? Is dat altijd dezelfde persoon?
Komt er bezoek als de baby geboren is waarmee ouders gezondheidsgerelateerde zaken bespreken?
Heeft de (aanstaande) moeder steun van de partner bij gezondheidsgerelateerde vragen?
OBSERVATIES
Wat vragen de ouders aan jou?
Met welke informatie komen de ouders bij jou?
Wat doen de ouders met de informatie die ze krijgen? Kunnen ze de aanwijzingen goed opvolgen?
Zijn er signalen dat de ouders moeite hebben met lezen en schrijven?
4. HUIDIG GEZONDHEIDSGEDRAG EN GEZONDHEIDSBEVORDERING
VRAGEN (Huidig gezondheidsgedrag)
Hoe zorg je goed voor jezelf en voor de baby? Welke dingen doe je elke dag of elke week om gezond te blijven?
VRAGEN (Gezondheidsbevordering)
Wat vind je makkelijk als je gezond wilt leven? Wat moeilijk? Wie of wat helpt jou om gezond te leven? En wie of wat helpt jou juist niet? Wat wil je doen om gezond te leven?
OBSERVATIES
Zijn de (aanstaande) ouders actief met gezondheid bezig?
Vragen de ouders om hulp?
Kunnen de ouders stappen zetten om zich gezond te gaan gedragen?
Figuur 2. De CHAT-geboortezorg. Op de voorkant van de A4 kaart zijn de instructies van het gebruik zichtbaar. Op de achterkant staan de vier domeinen met daarbinnen de voorbeeldvragen en -observaties.
Discussie
De CHAT-geboortezorg is een praktisch instrument voor het inschatten en bespreken van de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders. Het is gebaseerd op de CHAT15 en gevalideerde Health Literacy Questionnaire14, waardoor het alle relevante constructen bevat die nodig zijn om een compleet overzicht van de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders te verkrijgen.
De CHAT15 is aangepast naar de CHATgeboortezorg door de vragen toepasselijk te maken voor de geboortezorg en door voorbeeldobservaties toe te voegen. Voorbeeldobservaties werden toegevoegd omdat observaties worden gebruikt bij het inschatten van gezondheidsvaardigheden en kunnen dienen als startpunt voor gesprekken hierover. Eerder onderzoek toonde aan dat observaties de meest gebruikelijke vorm van beoordeling van gezondheidsvaardigheden
zijn21, maar het gebruik van enkel observaties kan tot verkeerde inschattingen leiden. Juist de combinatie van observeren, vragen en bespreken draagt bij aan een betere inschatting. Uit het huidige onderzoek komt naar voren dat de CHAT-geboortezorg het bewustzijn vergroot van gezondheidsvaardigheden bij verloskundigen en kraamverzorgenden. Deze bewustwording is van belang voor een goede inschatting van gezondheidsvaardigheden. Dit is bij zorgverleners de basis om informatie
beter aan te passen aan de gezondheidsvaardigheden van cliënten22. Bovendien kunnen zorgverleners die zich bewust zijn van hun rol bij het aanpassen van zorg aan gezondheidsvaardigheden, de waarde die gehecht wordt aan gezondheidsinformatie door cliënten vergroten23.
Hoewel sommige zorgverleners in dit onderzoek hun bezorgdheid uitten over de mogelijke tijdsinvestering bij het gebruik van de CHAT-geboortezorg, wordt verwacht dat bij langduriger gebruik de domeinen met bijbehorende voorbeeldvragen en -observaties meer ‘eigen’ worden gemaakt. Dit vergemakkelijkt de inzet, laat het minder tijd kosten en levert mogelijk aan de achterkant tijdswinst op doordat er betere communicatie ontstaat tussen zorgverlener en (aanstaande) ouders. De zorgverleners in het onderzoek gaven aan dat de CHAT-geboortezorg makkelijk te integreren is in bestaande zorgstructuren binnen de geboortezorg. De voorbeeldvragen en -observaties kunnen selectief ingezet worden en er bestaat vrijheid om binnen de domeinen de formulering van vragen aan te passen en meer eigenheid te geven. Om een volledig beeld van de gezondheidsvaardigheden te verkrijgen is het van belang om alle vier de domeinen te bespreken.
Een beperking van dit onderzoek is mogelijke selectiebias, doordat zorgverleners die al betrokken waren bij de zorg voor ouders met beperkte gezondheidsvaardigheden mogelijk meer geneigd waren om deel te nemen. Dit kan leiden tot positievere evaluatie van de tool. Desondanks had hun motivatie waarschijnlijk weinig invloed op het daadwerkelijke ontwerp van de tool. Een andere beperking was de beperkte deelname van
(aanstaande) ouders, wat vooral kwam door wervingsproblemen in fase 2. Dit wordt deels gecompenseerd door de betrokkenheid van (aanstaande) ouders - met verschillende achtergronden - gedurende fase 1, het kwalitatieve karakter van het onderzoek en de bewustwording van de onderzoekers om de feedback gedurende het hele proces mee te nemen. PHAROS heeft bijgedragen door het controleren van de voorbeeldvragen en voorbeeldobservaties in de CHAT-geboortezorg op duidelijkheid en begrijpelijkheid. Een sterk punt van het onderzoek is dat er tijdens het project op verschillende momenten op verschillende manieren door meerdere personen van het onderzoeksteam data is verzameld en geanalyseerd. Door deze benadering werd eerder opgehaalde data gevalideerd. Bovendien is de CHAT-geboortezorg ontwikkeld op basis van een iteratief proces van participatief actieonderzoek, waarbij de eindgebruikers van de CHATgeboortezorg betrokken waren bij het ontwikkelen van deze tool. Dit vergroot de mogelijkheid om de CHAT-geboortezorg succesvol te implementeren in de Nederlandse geboortezorg.
‘Take home’ message
De CHAT-geboortezorg is een veelbelovende gesprekstool om de gezondheidsvaardigheden van (aanstaande) ouders in te schatten en te bespreken. Het omvat de relevante gevalideerde constructen van gezondheidsvaardigheden. Een voorlopige evaluatie van het gebruik leverde positieve feedback op. De onderzoekers nodigen je uit om de CHAT-geboortezorg te gaan gebruiken in de praktijk en te zien wat het jou als zorgverlener maar ook je cliënt kan opleveren.
De CHAT-geboortezorg is ontwikkeld binnen het onderzoeksproject ZANGG (Zorg Afstemmen op Gezondheidsvaardigheden in de Geboortezorg). Scan de code voor de door ZANGG ontwikkelde producten.
Dit is een Nederlandse samenvatting van een eerder gepubliceerd artikel: Development of the Conversational Health Literacy Assessment Tool for maternity care (CHAT-maternity-care): participatory action research | BMC Health Services Research | Full Text (biomedcentral.com)
Auteurs
Evi M.E. Vlassak (RM, MSc)1, Elina Miteniece (PhD)1, Judit K.J. Keulen (RM, PhD)1, Marjolein Gravendeel (MSc)1, Irene Korstjens (PhD)1, Luc Budé (PhD)1, Marijke J.C. Hendrix (PhD)1, Marianne J. Nieuwenhuijze (RM, Prof., PhD)1,2
1. Zuyd University of Applied Sciences, Research Centre for Midwifery Science, Maastricht, The Netherlands.
2. Maastricht University, Care and Public Health Research Institute (CAPHRI), Maastricht, The Netherlands.
Sluit je aan bij Bloom. Een platform speciaal voor Voluson™ gebruikers. Om jou te helpen bij je groeiende echo-activiteiten.
Op 14 juni 2024 was de inauguratie van Ank de Jonge tot hoogleraar Verloskundige Wetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Zowel haar oratie als het daaraan voorafgaande symposium stonden in het teken van relaties in de geboortezorg. Wat is er nodig om goede relaties te bevorderen? Ank vertelt over het onderzoek hiernaar.
‘Relaties zijn nu eenmaal complex’
Het is fijn dat we als afdeling Verloskundige Wetenschap nu twee reguliere leerstoelen hebben’, vertelt Ank. Ze was al regulier hoogleraar aan de VU en het Amsterdam UMC, en werkte sinds 2021 daarnaast als honorair hoogleraar Verloskundige Wetenschap aan de RUG en het UMCG. Daarnaast is de afdeling Verloskundige Wetenschap ook verbonden met de AVAG. ‘Mijn werkzaamheden blijven grotendeels hetzelfde, maar mijn functie is nu echt ingebed in het hooglerarenplan van de RUG. Dus ik ga ervan uit dat als ik vertrek iemand anders mijn plaats inneemt. Die bestendiging is een stap in het versterken van Verloskundige Wetenschap. We vonden het als afdeling dan ook een mooie gelegenheid om er een symposium aan te koppelen over het thema van mijn oratie: relaties in de geboortezorg. Het was een geslaagde dag met veel bezoekers, zowel verloskundigen als wetenschappers en cliëntvertegenwoordigers. Er waren
afwisselende lezingen, van onze eigen onderzoekers Lilian Peters en Esther Feijen-de Jong, maar ook van gynaecoloog Marco Versluis en van Beth Murray Davis, een verloskundig wetenschapper uit Canada. Beth doet onderzoek naar continuïteit van zorg door verloskundigen, daar hebben relaties veel mee te maken. We weten namelijk dat continuïteit veel positieve effecten heeft, en dat dat vooral het gevolg is van de relatie die verloskundigen met vrouwen opbouwen.’
Goede relaties zijn van levensbelang
In haar oratie vertelt Ank over het concept ‘Ubuntu’, dat ervan uitgaat dat goede relaties met anderen en de wereld om ons heen de kern vormen van onze identiteit. Goede relaties zijn letterlijk van levensbelang. Zo is er observationeel onderzoek waaruit blijkt dat vrouwen in kwetsbare situaties, die continue zorg van verloskundigen ontvangen, minder vaak te vroeg bevallen of een te kleine baby krijgen. ‘Er moet nog meer onderzoek naar
worden gedaan,’ zegt Ank, ‘maar er zijn allerlei aanwijzingen dat de relatie met de verloskundige een positief effect heeft. Als je meer tijd met iemand doorbrengt leer je iemand beter kennen, niet alleen qua medische aspecten maar ook de psychosociale kant. Hierdoor krijgen vrouwen het gevoel dat ze je kunnen vertrouwen en benaderen, waardoor hun stressniveau lager wordt. Ze zullen sneller contact opnemen met vragen of problemen en meer openstaan voor counseling over levensstijl.’
Het gesprek aangaan op een andere manier
Maar een goede relatie opbouwen is nog niet zo makkelijk. ‘Zelfs als je denkt dat je het goed doet, zit je er soms toch naast’, vertelt Ank. ‘Tijdens mijn oratie heb ik een film laten zien, waarin je een verloskundige ziet die heel erg haar best doet om een vrouw in een kwetsbare situatie te helpen bij haar problemen. Je ziet de vrouw knikken en zeggen dat ze het begrepen heeft. Maar als de verloskundige weg is, hoor je hoe de vrouw het echt ervaren heeft: ze voelt zich niet serieus genomen, want dit is de zoveelste zorgverlener die haar problemen denkt op te lossen. De les is dat alleen je best doen niet altijd genoeg is om je te verplaatsen in mensen die anders zijn dan jijzelf. De kunst is om
niet te denken dat je problemen van anderen kunt oplossen, maar om naast vrouwen te gaan staan en ze te ondersteunen bij het inrichten van hun leven op de manier zoals zij dat willen. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar het is complex om te realiseren. Daarom doen wij veel onderzoek naar hoe je nou precies tot een goede relatie komt en proberen we nieuwe methoden te implementeren. Een voorbeeld van een nieuwe methode die is ontwikkeld en uitgetest, is ‘het verbindende gesprek’: een training die wordt aangeboden aan zorgverleners in de hele provincie Groningen. Zij leren met deze training op een andere manier het gesprek aan te gaan. Bijvoorbeeld door minder te oordelen en door begrip te hebben voor keuzes die mensen maken. Je kunt iemand wel uitleggen wat de risico’s van bijvoorbeeld roken zijn, maar dat heeft geen zin als je je niet verplaatst in iemands leven. Het begint met begrijpen waarom iemand iets doet.’
Verbinding tussen geboortezorg en sociaal domein
Wat ook in Anks oratie aan bod komt is het belang van het versterken van de samenwerking tussen instanties om relaties te verbeteren. Er zijn verschillende projecten waarin verloskundige wetenschappers de samenwerking tussen de geboortezorg en andere organisaties onderzoeken. ‘Veel problemen die vrouwen in kwetsbare situaties hebben zijn niet op te lossen binnen de geboortezorg alleen’, legt Ank uit. ‘Daarom moet er samenwerking zijn tussen de zorg in de wijk en het ziekenhuis, tussen geboortezorg en het sociaal domein, en tussen de geboortezorg en het informele netwerk van vrouwen. In het project ‘Samen voor Gezondheid’, geleid door de Verloskunde Academie Maastricht, onderzoeken we bijvoorbeeld hoe we de samenwerking tussen de geboortezorg en het sociaal domein blijvend kunnen verbeteren. Dat is ook de insteek van ‘Kansrijke Start’,
‘De kunst is om naast vrouwen te gaan staan en ze te ondersteunen bij het inrichten van hun leven op de manier zoals zij dat willen’
waarin we met een breed netwerk samenwerken om de omstandigheden van de eerste 1.000 dagen van een kind te verbeteren.’
Een waaier van onderzoeksmethoden
De afdeling Verloskundige Wetenschap werkt samen met cliënten, verloskundigenpraktijken en docenten van de AVAG in het Childbirth Network. Ook is er een samenwerking met andere verloskundige onderzoekers, bijvoorbeeld binnen het Midwifery Research Network Netherlands (MRNN) en met onderzoeksinstituten in binnen- en buitenland. ‘Het is van belang om verschillende onderzoeksmethoden te gebruiken’, vertelt Ank. ‘Steeds vaker voeren we participatieve actie-onderzoeken uit, waarbij het onderzoeken en invoeren van nieuwe zorg tegelijk gebeurt. Er is dan een cyclus waarbij we samen met zorgverleners en cliënten steeds evalueren of iets werkt.
Al doende leren we dus. Op die manier kunnen we ook meer de diepte in en samen met het veld kijken: waarom werkt het in de ene regio wel en in de andere regio niet? Relaties zijn nu eenmaal complex. In de ene situatie kan iets beter werken dan in een andere situatie. In de wetenschap bestaat de overtuiging dat het gerandomiseerde onderzoek de belangrijkste onderzoeksmethode is. Wij voeren zelf ook gerandomiseerd onderzoek uit, maar veel van de dingen die we hebben besproken zijn zo complex dat je er niet komt met alleen deze vorm van onderzoek. Daarom wil ik meegeven: staar je er niet blind op, want zeker bij complexe vraagstukken loop je het risico ze te veel te versimpelen. Beter is het om gebruik te maken van een waaier van onderzoeksmethoden en per onderzoeksvraag te kijken welke methode het beste past.’
‘We weten dat continuïteit veel positieve effecten heeft’
Wat zou jij onderzoeken?
Door het versterken van de relatie tussen wetenschap en praktijk wordt Verloskundige Wetenschap volgens Ank steeds doelgerichter. ‘We blijven dit soort relaties versterken, want we zien gewoon dat we zo het meeste bereiken. Ik wil dan ook graag eindigen met een oproep aan de verloskundigen die dit lezen: benader ons vooral als je iets wilt onderzoeken. Wij horen graag wat jullie belangrijk vinden, zodat ons onderzoek ertoe doet in de praktijk!’
Je kunt contact opnemen met Ank via ank.dejonge@amsterdamumc.nl.
Verkorte productinformatie Mirena®
175x116mmKNOV C.indd 1
Samenstelling: Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Indicaties: Anticonceptie (na 8 jaar vervangen); behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie (werkzaamheid bevestigd voor 5 jaar; vervangen wanneer symptomen terugkeren of na uiterlijk 8 jaar); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen). Contra-indicaties: Zwangerschap of het vermoeden ervan; aanwezigheid of vermoeden van mammacarcinoom of andere geslachtshormoonafhankelijke maligne aandoeningen; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; cervicitis; genitale infecties, SOA; endometritis post partum; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwi-jkingen); cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus, waaronder myomen, indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; acute aandoeningen van de lever of levertumoren; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Mirena is niet de eerste keuze voor postmenopauzale vrouwen met gevorderde uteriene atrofie. Wanneer bij de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies de bloeding niet tot staan komt, of wanneer er sprake is van zware doorbraakbloedingen, moet met een andere (bijvoorbeeld organische) oorzaak van de bloeding rekening worden gehouden. Onregelmatige bloedingen kunnen sommige symptomen en aanwijzingen voor endometriumpoliepen of -carcinoom maskeren. Tijdens het inbrengen resp. verwijderen kan de patiënte als gevolg van een vasovagale reactie flauwvallen tijdens de ingreep en bij epilepsiepatiënten kan er een insult optreden. Tijdens het eerste jaar van het gebruik ontwikkelt zich bij 57% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd geleidelijk een oligomenorroe, en bij 16% een amenorroe. Tegen het einde van het achtste jaar van het gebruik wordt door respectievelijk 26% van de Mirenagebruiksters onregelmatig bloedverlies en door 34% amenorroe ervaren. Bij recidiverende endometritis of ontstekingen in het kleine bekken, of als een acute infectie ernstig is of niet binnen enkele dagen op een behandeling reageert, moet het IUD worden verwijderd. In klinische onderzoeken bij de indicatie anticonceptie, was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en lag deze in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s en IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Mirena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van hevig menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Mirena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUD worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie. Het risico op perforaties kan ook verhoogd zijn bij vrouwen met een uterus in retrover-sie-flexie. Het IUD moet in geval van perforatie zo snel mogelijk worden verwijderd. De mogelijkheid van een ectopische zwangerschap moet worden overwogen in geval van lage abdominale pijn, en met name als de menstruatie uitblijft of als een vrouw met amenorroe begint te bloeden. Het absolute risico van ectopische zwangerschap bij Mirena-gebruiksters is klein. Echter, als een vrouw met Mirena in situ zwanger raakt, is het relatieve risico van ectopische zwangerschap verhoogd. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/pijn in het kleine bekken, veranderd menstruatiepatroon inclusief toename en afname in menstrueel bloedverlies, spotting, oligomenorroe en amenorroe, vulvovaginitis, vaginale afscheiding. Vaak: depressieve stemming/depressie, zenuwachtigheid, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, acne, hirsutisme, rugpijn, benigne ovariaal cyste, dysmenorroe, gevoelige borsten, pijn in de borsten, expulsie van het IUD (geheel of gedeeltelijk), gewichtstoename. Soms: opgeblazen gevoel, alopecia, pruritus, eczeem, chloasma/huidhyperpigmentatie, uteriene perforatie, ontstekingen in het bekken, endometritis, cervicitis/Pap-smear normaal (klasse II), oedeem. Onbekend: hypersensitiviteit, inclusief huiduitslag, urticaria en angio-oedeem, verhoogde bloeddruk. Handelsvorm: Verpakking met 1 IUD. Nummer van de vergunning: RVG 16681. Vergunninghouder: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofd-dorp. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp, tel. 023 799 1000. Afleveringstatus U.R. Datum van goedkeuring/herziening van de SmPC: 20 maart 2023. Versie: oktober 2023. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar. MA-MIR-NL-0003-9
Verkorte Productinformatie KyleenaTM 19,5 mg, afleveringsysteem voor intra-uterien gebruik
Samenstelling: Werkzame stof: bevat 19,5 mg levonorgestrel. Hulpstoffen: Polydimethylsiloxaan elastomeer, siliciumdioxide (colloïdaal watervrij), polyethyleen, bariumsulfaat, polypropyleen, koperftalocyanine, zilver. Indicatie: Anticonceptie voor maximaal 5 jaar. Contra-indicaties: Zwangerschap; acute of terugkerende PID (pelvic inflammatory disease) of aandoeningen die geassocieerd zijn met een verhoogde kans op infecties in het kleine bekken; acute cervicitis of colpitis; endometritis post partum of geïnfecteerde abortus gedurende de afgelopen drie maanden; cervicale intra-epitheliale neoplasie, tot genezing; maligniteit van uterus of cervix; progestageen-gevoelige tumoren, bijv. borstkanker; abnormaal uterien bloedverlies met onbekende oorzaak; congenitale of verworven uterusanomalie, waaronder myomen die het inbrengen en/of vasthouden van het intra-uteriene systeem zouden belemmeren (d.w.z. als zij de baarmoederholte vervormen); acute leveraandoeningen of levertumor; overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Indien één of meerdere van de volgende aandoeningen bestaan of voor het eerst optreden een specialist consulteren of verwijdering overwegen: migraine, focale migraine met asymmetrisch verlies van gezichtsvermogen of andere symptomen die wijzen op voorbijgaande cerebrale ischemie; uitzonderlijk ernstige hoofdpijn; geelzucht; duidelijke bloeddrukverhoging; ernstige arteriële ziekte, bijvoorbeeld beroerte of myocardinfarct. De bloedglucosespiegel dient te worden gemonitord bij gebruiksters van Kyleena die lijden aan diabetes. Het inbrengen en verwijderen kan gepaard gaan met enige pijn en bloeding. De ingreep kan een vasovagale reactie bespoedigen. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Effecten op het menstrueel bloedingspatroon zijn bij de meeste gebruiksters van Kyleena te verwachten. Als het bloedverlies in de loop van de tijd heviger en/of onregelmatiger wordt, dienen passende diagnostische maatregelen te worden genomen. Zoals tijdens het gebruik van alle typen IUS/IUD zijn infecties in het kleine bekken gemeld. Zoals bij andere gynaecologische of chirurgische procedures kan na insertie van een IUD een ernstige infectie of sepsis optreden, hoewel dit zeer zeldzaam is. In klinische onderzoeken was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en lag deze in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s/IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Kyleena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van hevig menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Kyleena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUS worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Perforatie of penetratie van het corpus uteri of de cervix door een intra-uterien anticonceptivum kan voorkomen. Bij eventuele perforatie een dergelijk systeem verwijderen; operatief ingrijpen kan noodzakelijk zijn. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie, evenals een uterus in vaste retroversie-flexie. Als de draadjes voor het verwijderen bij follow-uponderzoek niet zichtbaar zijn bij de cervix, moeten onopgemerkte expulsie en zwangerschap worden uitgesloten. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/pijn in het kleine bekken, acne/seborroe, veranderingen in het bloedingspatroon, waaronder meer of minder menstruatiebloedingen, spotting, soms optredend bloedverlies en amenorroe, ovariumcyste, vulvovaginitis, gewichtstoename. Vaak: depressieve stemming/depressie, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, alopecia, infectie van het bovenste deel van het tractus genitalis, dysmenorroe, pijnlijke of gevoelige borsten, expulsie van het systeem (volledig en partieel), afscheiding uit de geslachtsorganen. Soms: hirsutisme, uteriene perforatie. Handelsvorm: 1x1 IUS. Nummer van de vergunning: RVG 118462. Vergunninghouder: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V, Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp, tel. 023 799 1000 Afleverstatus: U.R. Datum goedkeuring/herziening van de SmPC: 20 maart 2023. Versie: oktober 2023. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar. MA-KYL-NL-0007-7
Als je net bent afgestudeerd als verloskundige, kan het echte werk beginnen! Of je nu start in een praktijk, als waarnemer of in een ziekenhuis: de kans is groot dat je te maken krijgt met een Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV). Hoe ziet zo’n VSV er in de praktijk uit, waar draait het binnen zo’n samenwerking om en mag je als nieuwkomer meteen meebeslissen?
We vroegen het drie ervaringsdeskundigen.
Een VSV is een regionaal netwerk waarin organisaties van verloskundig zorgverleners, kraamzorgorganisaties, gynaecologen en andere professionals binnen de geboortezorg samen het zorgbeleid bepalen rondom zwangerschap en geboorte. Multidisciplinair en lijnoverstijgend dus. Een VSV is vaak ingericht rondom een ziekenhuis.
VSV In Zwang
‘Iedereen mag vanuit elke discipline meebeslissen’
In Zwang is het samenwerkingsverband van zorgverleners in de geboortezorg van de regio Gouda. Hier werken zelfstandige verloskundigenpraktijken nauw samen met de gynaecologen en klinisch verloskundigen van het Groene Hart Ziekenhuis en regionale kraamzorgorganisaties. Ilse Rijkaart van Oostrom is eerstelijnsverloskundige en voormalig bestuurslid van In Zwang. ‘Ons VSV bestaat uit twee onderdelen’, vertelt ze. ‘Een informatief VSV en een besluitvormend VSV; dit zijn bijeenkomsten die voor een heel jaar ingepland staan. Een informatief VSV is bedoeld om de vertegenwoordigers van de leden te informeren over een bepaald onderwerp. De opkomst is doorgaans groot, iedereen is welkom. Bij een besluitvormend VSV worden besluiten genomen. Hier zijn vanuit elke achterban doorgaans twee leden aanwezig die gemachtigd zijn om besluiten te nemen. Deze besluiten zijn altijd eerst voorbesproken tijdens vergaderingen met hun achterban. Voor de eerste lijn is dat onze coöperatie.’
Een voorbeeld van zo’n besluit is een protocol dat voor alle leden van het VSV geldt. ‘Zo hebben we onlangs het protocol diabetes gravidarum opgesteld’, legt Ilse uit. ‘Dit begon met een informatief VSV: een presentatie over nieuwe inzichten en wetenschappelijke onderbouwingen rondom dit ziektebeeld. Vervolgens is een werkgroep samengesteld, met een afvaardiging vanuit alle disciplines. Deze werkgroep heeft een conceptprotocol opgesteld, dat naar de achterban is gegaan. Op basis van de reacties heeft de werkgroep het protocol aangepast en opnieuw aan de achterban voorgelegd. In het besluitvormend VSV is besloten om het in te voeren. We weten nu allemaal hoe we rond zwangerschapsdiabetes te werk gaan. Een duidelijk protocol waar iedereen zich in kan vinden.’
Sociocratisch beslissen
Ilse geeft aan dat In Zwang als één van de eerste VSV’s sociocratisch is gaan werken. ‘Dit betekent dat iedereen, vanuit elke discipline, mag meebeslissen. Alle betrokkenen, dus ook leden uit de achterban, hebben een even belangrijke stem. Dat werkt heel prettig. Heeft de achterban geen overwegend bezwaar, dan kan de vertegenwoordiger zijn stem uitbrengen. Een besluit wordt alleen aangenomen als niemand een overwegend bezwaar heeft. Is iemand vanuit de achterban het ergens niet mee eens, dan overleggen we over alternatieven, tot er wel overeenstemming is. Op deze manier kun je goed beslissingen nemen en wordt elk besluit door alle leden gedragen, over alle linies. Dat schept vertrouwen.’ Een prettige werkwijze, vindt Ilse. ‘Je vergadert effectief en iedereen is gelijk. Je werkt onderling samen en je kent elkaar. Dat merkt een cliënt ook. Bovendien geeft het mij werkplezier: omdat ik veel mensen ken, is de drempel om even te overleggen heel laag.’
VSV Zwolle en omgeving
Lida Groot JebbinkPostmus is praktijkhouder van Bloei verloskundigen in Hasselt en Vollenhove. Haar praktijk is lid van VSV Zwolle en omgeving, een groot VSV waarbij zesentwintig eerstelijnsverloskundigenpraktijken en acht kraamzorgorganisaties zijn aangesloten, plus de gynaecologen, artsassistenten, klinisch verloskundigen, verpleegkundigen, kinderartsen, neonatologen en anesthesisten van het Isala ziekenhuis. Verder zijn het Netwerk
Acute Zorg, de RAV IJsselland (de ambulance) en de Jeugdgezondheidszorg bij het VSV betrokken.
‘Een flinke club’, zegt Lida. ‘Minimaal vier keer per jaar vergaderen we over actuele onderwerpen. Samen sparren we over zaken waar we tegenaan lopen en over protocollen die worden vernieuwd, toegelicht en geaccordeerd.’
Hoe komt zo’n protocol binnen het VSV Zwolle en omgeving tot stand? Lida: ‘Is er een actueel onderwerp waarvoor een protocol nodig is, of moet een protocol worden herzien? Dan stellen we een werkgroep samen. Deze werkgroep bestaat uit een gemêleerd gezelschap uit de eerste en de tweede lijn, zodat we het vanuit alle invalshoeken aanvliegen. Het eerste concept wordt per mail rondgestuurd, waarna iedereen erop mag schieten.
Na de eerste feedback volgt een tweede ronde, waarin nog een keer kritisch wordt gekeken naar het aangepaste concept. Vervolgens wordt er in een vergadering over het protocol gestemd. Elke stem telt even zwaar.
Zijn er geen grote bezwaren en gaat iedereen akkoord, dan is het rond. Staan veel leden er verschillend tegenover, dan wordt het protocol herzien en volgt opnieuw een stemronde.’
Kritisch zijn
Lida kan het zich voorstellen dat het als pas afgestudeerde best spannend kan zijn om je stem te laten horen. ‘Omdat de groep samenwerkingspartners erg groot is en je misschien tegen anderen opkijkt.
Maar het is bij ons gelijkwaardig geregeld: iedereen mag kritisch zijn en naar iedereen wordt geluisterd.
Bij ons gaat het er heel gemoedelijk aan toe, zo zijn er jaarlijks ook informele, gezellige activiteiten waarbij je elkaar op een andere manier leert kennen. Ik vind dat heel waardevol en het is goed om je netwerk te vergroten. Ons vak van eerstelijnsverloskundige is meestal erg solistisch. Juist dit soort samenwerkingen en bijeenkomsten zorgt voor saamhorigheid en een teamgevoel.
Samen denken we na over de best mogelijke en veiligste zorg voor zwangeren in de regio. We willen elkaar graag versterken!’
‘De drempel om even te overleggen is heel laag’
VSV Franciscus Gasthuis & Vlietland
Eveline van der LeeuwJongekrijg is zelfstandig eerstelijnsverloskundige en voorzitter van de Stichting Geboorteketen, die bestaat uit elf verloskundigenpraktijken. Vanuit die laatstgenoemde rol is Eveline betrokken bij het VSV Franciscus Gasthuis & Vlietland, in de regio Rotterdam. ‘Ons VSV bestaat uit een dagelijks bestuur van drie leden en een operationeel team; de motor van het VSV’, legt zij uit. ‘In het operationeel team zit een afvaardiging van verschillende disciplines: de Stichting Geboorteketen en twee collegasamenwerkingsverbanden, de kraamzorg en de afdelingen gynaecologie, verloskunde, kindergeneeskunde en het management van het ziekenhuis. We hebben per onderdeel iemand gemandateerd, waardoor het operationeel team uit negen personen bestaat. We bespreken met elkaar de voortgang: is de grote lijn die we met elkaar hebben afgesproken haalbaar of is bijsturing nodig?’
Ook binnen dit VSV vindt de besluitvorming sociocratisch plaats. Eveline: ‘Iemand brengt via een voorlegger bij de agenda een plan of idee in, zodat de achterban van de leden zich kan inlezen. Tijdens de vergadering wordt gestemd, waarbij elke stem even zwaar telt. Ook als nieuwkomer heb je dus meteen inspraak. Er wordt alleen een besluit genomen als niemand een bezwaar heeft. En heb je een bezwaar, dan moet je een tegenvoorstel indienen. Dit kost soms wat meer tijd, maar op deze manier worden meer gedragen beslissingen genomen en daar heeft iedereen profijt van. Niet alleen mensen met een duidelijke mening komen aan het woord: iedereen wordt gevraagd naar zijn visie. Dat werkt goed. De keerzijde is dat niet ieder individueel VSVlid zomaar kan aanhaken bij een vergadering en dat niet iedereen evenveel aandacht heeft voor een bepaald onderwerp. Het is dan ook belangrijk om iedereen binnen het VSV goed te informeren en mee te krijgen. Hierbij is communicatie het toverwoord. Daarom sturen we regelmatig emailnieuwsbrieven rond en hebben we een groepsapp. Om elkaar op de hoogte te houden, maar ook om te weten wie je waarvoor kunt benaderen als je een vraag hebt.’
Samenwerken
Volgens Eveline zou het goed zijn om in de opleiding aandacht te besteden aan VSV’s. ‘Misschien gebeurt dat ook wel, daar heb ik geen zicht op. Het is goed dat je begrijpt hoe het verloskundig systeem in jouw regio werkt; dat gaat veel verder dan zwangeren begeleiden. Dit betekent dat je als nieuwkomer actief vragen moet stellen, maar ook dat je als praktijkhouder actief informatie moet geven. Zo is het bijvoorbeeld handig als je weet welke regionale ontwikkelingen er spelen en wat er bijvoorbeeld van je wordt verwacht als je als waarneemster in een praktijk gaat werken. We moeten goed samenwerken in de eerste en de tweede lijn, anders redden we het niet met elkaar. Als je je alleen met je eigen praktijk bezighoudt, mis je dat.’
Waar kunnen pas afgestudeerde verloskundigen tegenaan lopen als ze toetreden tot een VSV? Eveline: ‘Het kan je best gaan duizelen: er zijn zoveel mensen bij betrokken en er worden zoveel termen en afkortingen gebruikt dat je kan denken: ‘Waar gaat het nu over? Wie heeft welke rol en bij wie kan ik terecht met vragen?’ Een VSV gaat veel verder dan samenwerken in een ziekenhuis, het kost even tijd om dit te ervaren. Binnen ons VSV willen we het zo laagdrempelig mogelijk maken: we geven helder aan bij wie je waarvoor terecht kan. We willen de nieuwe generatie verloskundigen een zachte landing geven en in ze investeren. Dat verdienen ze en daar hebben we zelf ook veel profijt van.’
‘Het kan je best even gaan duizelen’
Samenwerking met andere zorgverleners is een vanzelfsprekend onderdeel van ons vak. Verloskundigen zijn zowel in de eerste lijn als in de kliniek verantwoordelijk voor een goede risicoinschatting, overdracht én betrokkenheid van andere zorgverleners. Samenwerking is dus geen doel op zich, maar een middel waarmee we de zorg aan zwangere vrouwen vormgeven.
Basiskader
Als KNOV hebben we het Basiskader van de Federatie van VSV’s* geaccordeerd. Dit kader beschrijft de verantwoordelijkheden en bijbehorende taken die momenteel bij de VSV’s zijn belegd en vormt de basis voor de verdere professionalisering van VSV’s. Het kader beschrijft alleen taken die niet monodisciplinair belegd zijn. De zorgverleners maken immers het VSV en zijn zelf verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire taken.
Aandachtspunten
De KNOV ziet een aantal aandachtspunten bij de VSV’s dat de samenwerking juist kwetsbaar maakt. Als eerste is de gelijkwaardigheid van de partijen niet altijd goed geborgd: ‘mogen’ we iets van gynaecologen of hebben we daadwerkelijk een eigen positie? En geldt dit voor zowel eerstelijns als klinische collega’s? Daarnaast is het belangrijk om duidelijkheid te hebben over hoe besluitvorming is geregeld, wat je wel en niet oppakt als VSV en dat je concrete resultaten behaalt. Daarbij is het goed regelen van enkel de multidisciplinaire taken het uitgangspunt, zoals gegevensuitwisseling, capaciteitsmanagement en borging van de poort(wachters)functie van verloskundigen. Zo voorkomen we bovendien dat we onevenredig veel tijd, inzet en geld uitgeven aan het VSV die we niet kunnen investeren in
tijd voor onze cliënten en de daadwerkelijke samenwerking op de werkvloer. Tot slot is het belangrijk om goed te beoordelen of iets lokaal (waaronder in het VSV), regionaal of landelijk opgepakt moet worden. De capaciteitsproblematiek vraagt vaak om betrokkenheid van meerdere ziekenhuizen, waardoor samenwerking tussen de deelnemers van verschillende VSV’s essentieel is.
Bij richtlijnontwikkeling en implementatie geldt eveneens dat dit breder opgepakt moet worden dan binnen het VSV, zoals nu vaak gebeurt.
Als elk VSV dat apart met een eigen werkgroep doet is dat niet efficiënt. En nog belangrijker is dat dit niet wenselijke praktijkvariatie tussen regio’s oplevert. Het is eenvoudiger als landelijk de kaders duidelijk zijn en implementatie meer een samenwerking is tussen landelijk en regionaal. Om dit beter te kunnen faciliteren werkt de KNOV aan een landelijk kwaliteitsbeleid.
Toekomst
We zien een toekomst voor ons waar we samenwerken binnen netwerken. Soms binnen het VSV en vaker ook daarbuiten. Waar de rollen en verantwoordelijkheden van de partners duidelijk zijn. Waar we afspraken kunnen maken over wat we samen doen en we tegelijkertijd afbakenen wat goed alleen kan. Waar het VSV niet per definitie om het ziekenhuis is gebouwd, maar een samenwerkingsverband juist ondersteunend is aan de vragen die er spelen. Daar willen we met elkaar aan werken.
*Scan de code om het Basiskader van de Federatie van VSV’s te downloaden.
Social
Tekst Yvette Hoogenboom
Morsal Asefi
Beter bekend als: @studentverloskunde
Derdejaarsstudent aan: Hogeschool Rotterdam
Haar ouders: studeerden verloskunde in Rusland
Met ruim 225.000 volgers op TikTok en meer dan 1.000 volgers op Instagram neemt @studentverloskunde haar volgers mee in het leven van – de naam zegt het al – een student verloskunde. Achter het account zit Morsal Asefi (22), student aan de Hogeschool Rotterdam. Waarom doet ze dit? En wat brengt het haar? We stuurden haar een DM en raakten in gesprek.
Waarom ben je @studentverloskunde gestart?
‘Toen ik zelf aan het oriënteren was op een opleiding, ben ik naar veel open dagen geweest. Dat ik in de zorg wilde werken, wist ik al snel. Ik merkte dat ik behoefte had aan ervaringen van studenten: wat vonden zij van de studie? Ik wilde meer weten dan de informatie op de website van de opleiding. Zelf had ik zo’n account willen volgen toen ik mijn studiekeuze maakte. Daarom ben ik @studentverloskunde begonnen. Alleen op TikTok en Instagram, omdat ik die kanalen zelf ook gebruik. Ik zit niet op SnapChat en Facebook.’
Wat deel je zoal?
‘Ik maak stories als ik een dag op school ben. Zo geef ik een kijkje achter de schermen bij mijn opleiding. En ik deel bijvoorbeeld waar ik tegenaan loop rondom toetsen. Ik probeer het echte plaatje te laten zien, zoals ik het ervaar. Ik vind het soms best pittig. Dat zegt niets over de opleiding, hoor. Sommige dingen zijn voor de één makkelijker dan voor de ander.’
Door wie word je gevolgd?
‘Ik richt mij op (aankomende) studenten, maar ik krijg ook vaak reacties van zwangeren. Uit verschillende hoeken krijg ik terugkoppeling. Letterlijk en figuurlijk, want op
TikTok heb ik ook veel volgers uit het buitenland. Dat is heel leuk, want in de comments ontstaan mooie gesprekken. Zo deelde ik eens een video over spiralen zetten en daar kwamen allerlei reacties op uit het buitenland over hoe het daar gaat.’
‘Ik laat zien hoe ik de opleiding ervaar’
Je zit nu in het derde jaar van de opleiding. Ga je hiermee door?
‘In mijn laatste jaar, waarin ik veel stage ga lopen, blijf ik posten. Tijdens eerdere stageperiodes heb ik gemerkt dat er dan veel mensen meekijken. Als ik net een bevalling had gehad en daarover – uiteraard niet te herleiden – vertelde, dan had ik veel kijkers. Hoe het daarna loopt weet ik nog niet. Ik wil als waarneemster in de eerste lijn gaan werken; de hoeveelheid contact en meer tijd voor de fysiologie spreken mij erg aan.’
Volg jij een socialmediaaccount dat interessant is voor collega's? Laat het ons weten via redactie@knov.nl!
Een cliënt in jouw praktijk is 35 weken zwanger en het kind ligt in stuit. Je hebt er iets over geleerd in de opleiding, misschien ben je het tegengekomen tijdens een stage, maar nu gaat het om je eigen cliënt. Hoe kan je je cliënt het beste begeleiden?
Wanneer een kind aan het einde van de zwangerschap in stuit ligt, is het de rol van de verloskundige om de ouders te informeren over de mogelijkheden. Bea van der Put is versiekundige en één van de initiatiefnemers van de voorlichtingswebsite stuitinwest.nl (die binnenkort waarschijnlijk anders gaat heten, red.). Ze zegt: ‘Ligt een kind bij 34 weken in stuit? Dan is er in wezen nog niets aan de hand. Maar zodra week 35 is bereikt, ontstaat gevoelsmatig een soort issue. Plotseling moeten ouders nadenken of zij een uitwendige versie willen. En als ze dat niet willen of als het kind na de uitwendige versie in stuit blijft liggen: een stuitbevalling of een sectio.’
Eerder counselen
Met de vraag die in week 35 ontstaat, moeten de ouders binnen korte tijd keuzes maken die ze als ingrijpend kunnen ervaren. Moeten we eerder beginnen met counselen? Bea: ‘Dat is een lastige, want in 96 procent van de gevallen waarbij een stuitligging eerder in de zwangerschap voorkomt, zal het kind voor de 35 weken een hoofdligging aannemen.’ Of het verstandig is om al deze mensen te informeren over de voor en nadelen van een uitwendige versie, een stuitbevalling en een sectio, is de vraag. ‘Dat zou voor extra spanning kunnen zorgen, wat de kans op een hoofdligging alleen maar verkleint’, zegt Bea. Daar zou zijzelf dus niet voor pleiten. Dat betekent niet dat counseling in deze fase nog niet nodig is. ‘In tegendeel. Ik zou de zwangere informeren dat het heel normaal is als je kind bij 30 weken nog in stuit ligt. Dat er ook een kans bestaat dat het kind in stuit blijft liggen. En ik zou uitleggen wat de voordelen van een hoofdligging zijn, ten opzichte van een stuitligging, zonder te benadrukken dat het pathologie is.’
‘Ouders kunnen door hun omgeving negatief beïnvloed worden’
Draairuimte creëren
Praten in risicotermen kan volgens Bea voor angst zorgen; precies wat we niet willen. Wel oppert ze om eerder de vraag te stellen: ‘Wat doe jij om met je kind te spelen?’ Bea: ‘Met die vraag bedoel ik eigenlijk: wat doe jij om je kind uit te nodigen om de draai te maken?’ Als antwoord geeft Bea wat suggesties, zich tegelijkertijd beseffend dat die niet altijd wetenschappelijk zijn bewezen. Maar zij is ervan overtuigd dat ze de bewegelijkheid van het kind bevorderen en dat het in ieder geval de moeite waard is om ermee te experimenteren volgens het principe ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. ‘Stimuleer je cliënt bijvoorbeeld om tegen het kind te praten, met de handen op de buik het kind te voelen en houdingen aan te nemen waarop de zwangere merkt dat het kind reageert. Maar bijvoorbeeld ook acupunctuur, Moxatherapie of andere alternatieve methoden kunnen worden overwogen.’ Let wel: voor deze suggesties is dus geen evidence te vinden. Daarnaast is voldoende rust volgens Bea belangrijk. ‘Sporten is prima, maar wissel dat af met genoeg ontspanning. Het is opvallend hoe weinig stuitliggingen ik in de coronaperiode had. Ik vermoed dat het komt doordat vrouwen het minder druk hadden en vaker de tijd namen om bijvoorbeeld een wandeling te maken. Wie op kantoor zit met haar benen over elkaar, geeft de baby minder ruimte om een eigen positie te kiezen dan iemand die regelmatig wisselt van houding en geregeld rechtop staat. Ikzelf zou een zwangere met een baby in stuit altijd aanraden om op tijd met verlof te gaan.’
Uitwendige versie
Vanaf 35 weken kan een uitwendige versie worden gedaan. De cliënt kiest of dit in de eerste of tweede lijn gebeurt. In 50 procent van de gevallen lukt het hiermee om het kind te laten draaien. ‘Om ouders goed te informeren over de opties, is het heel belangrijk om zélf te weten wat die opties inhouden. Eigenlijk zou iedere verloskundige een keer een uitwendige versie van dichtbij moeten meemaken. Ik nodig dan ook iedereen uit om een keer mee te lopen met een versiekundige.’
Overigens werken in sommige regio’s geen versiekundigen in de eerste lijn. Dat betekent dat een cliënt naar het ziekenhuis moet om een versie te krijgen. De counseling over de versie is onafhankelijk van de plaats waar die plaatsvindt.
Bea tipt: ‘Ga als het lukt met je cliënt mee als de uitwendige versie wordt gedaan.’
Stuitbevalling of sectio
Soms zijn er meerdere pogingen nodig voor een uitwendige versie. Ligt het kind dan nog steeds in stuit? Dan is het tijd om na te denken over de bevalling. Bea vertelt: ‘Toen ik net begon als verloskundige, was het heel normaal dat zwangeren met een kind in stuitligging, vaginaal gingen bevallen. Met de publicatie van de Term Breech Trial (TBT) in 2000 werd dit anders. Het zorgde voor een forse stijging van het aantal geplande sectio’s bij een kind in stuitligging.’
De KNOV heeft een video ontwikkeld over de uitwendige versie.
Bekijk hem via de code.
‘Vanaf 35 weken kan een uitwendige versie worden gedaan. In 50 procent van de gevallen lukt dat’
Steven Giesbers werkt sinds 2021 als gynaecoloog. Hij kent het onderzoek en zegt: ‘Ondanks dat vervolgstudies de conclusies uit het TBTonderzoek weerlegden, kiezen ouders met een kind in stuitligging nog altijd vaker voor een keizersnede dan voor een vaginale bevalling. Wat meespeelt in die beslissing is dat ouders door hun omgeving negatief beïnvloed kunnen worden. Zowel door de directe omgeving als via social media. Ze horen bijvoorbeeld dat een stuitbevalling gevaarlijk is.’
Maar voordelen zijn er zeker. Steven: ‘De voornaamste reden voor ouders om te kiezen voor een vaginale stuitbevalling is het sneller kunnen herstellen na de bevalling. Bovendien is er niet automatisch een medische indicatie bij een volgende zwangerschap.’
Ook Bea ziet voordelen: ‘Het niet plannen, maar kunnen wachten totdat het kind zelf komt kan ook belangrijk zijn voor ouders. En hoe fijn is het wanneer je als zwangere erop kunt vertrouwen dat je zelf je kind in stuitligging kunt baren. Ik denk dat dit heel erg empowerend kan werken.’
Charlotte van den Burg begeleidt als klinisch verloskundige ouders met stuitbevallingen in de tweede lijn. Ze zegt: ‘De laatste jaren zie je dat er weer meer expertise komt en nieuwe onderzoeksresultaten. Ouders zoeken naar een plek voor support in de keuze voor een vaginale bevalling. En die inzichten helpen ook de aansluiting tussen de eerste en tweede lijn in de zorg rondom de stuitbevalling te optimaliseren.'
Om versiekundige te worden is een opleiding noodzakelijk. De Academie Verloskunde
Amsterdam Groningen (AVAG) biedt een driedaagse bijscholing tot versiekundige aan. Naast deze bijscholing is het ook mogelijk om een nascholing te volgen. De nascholing bestaat uit twee delen: een hands-on gedeelte om de vaardigheden rond de uitwendige versie op te frissen en een multidisciplinair gedeelte waarin beleid en organisatie van de uitwendige versie onder de loep wordt genomen.
Om de kwaliteit van uitwendige versies te waarborgen registreren versiekundigen zich in het deelregister uitwendige versie van het Kwaliteitsregister Verloskundigen. Geaccrediteerde scholing en recente ervaring zijn belangrijke eisen om geregistreerd te worden en te blijven. Een versiekundige moet voldoen aan inschrijving in het Kwaliteitsregister Verloskundigen (basis) en certificatie voor de training tot versiekundige. Ieder jaar vindt herregistratie plaats. Hiervoor moet aan de volgende eisen worden voldaan: het verrichten van minimaal 10 versies per jaar; registratie van alle verrichte versies en uitvoering van de versies volgens protocol.
Alle versies die verricht zijn door versiekundigen dienen te worden geregistreerd via het registratieplatform. Deze gegevens zijn niet alleen belangrijk voor herregistratie van versiekundigen, maar ook voor statistisch onderzoek.
Samenwerking zorgverleners
De samenwerking tussen de eerste en tweede lijn is volgens Bea heel belangrijk. ‘Als de uitwendige versie in de eerste lijn niet lukt, vindt vaak een tweede poging plaats in de tweede lijn. Ik vind het belangrijk om dan mee te gaan. Want ook al zie ik als versiekundige de cliënt tijdens die eerste uitwendige versie voor het eerst; voor de ouders maakt die ingreep vaak veel indruk. Ik merk dat het gewaardeerd wordt als ik meega naar de tweede lijn.’ Ook Charlotte merkt dat continuïteit van zorgverlener voordelen biedt. ‘Het kunnen bieden van continuïteit van zorgverlener geeft vertrouwen tijdens de bevalling. Voor mij zijn de mooiste stuitbevallingen dan ook die waarbij ik de ouders al ken. Bijvoorbeeld van een uitwendige versie die ze bij mij hebben gedaan of van de counseling vooraf. Belangrijk is dat ouders goed terug kunnen kijken op de gemaakte keuzes, waarbij ik ze heb begeleid. Het maakt niet uit of ze uiteindelijk vaginaal hebben kunnen bevallen of dat er toch een sectio nodig was.’
Informatiebronnen
Die keuzes moeten dus wel op basis van goede informatie gemaakt worden en daarom is counseling zo belangrijk. Bea heeft een aantal handige tips om beter onderlegd te counselen: ‘Bekijk de video van de KNOV (zie kader op pagina 62, red.), bezoek voorlichtingswebsites en luister de podcastaflevering die ik samen met Floortje Vlemmix opnam voor Verloskundig Baken. En vergeet niet mee te lopen met een versiekundige. Dat kan echt heel leerzaam zijn.
‘De voornaamste reden om te kiezen voor een vaginale stuitbevalling is sneller herstel’
Kies samen de anticonceptiemethode die het beste bij haar past
Ik wil betrouwbare anticonceptie voor 5 jaar, met minder hormonen.1,2
Sinds
Ik wil betrouwbare anticonceptie voor 8 jaar*3
* Mirena is ook geïndiceerd voor:
- Behandeling van versterkt menstrueel bloedverlies of menorragie (tot maximaal 8 jaar*)
- Als progestageenadjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (3 jaar) jaar 3
* Voor de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie is aangetoond dat Mirena gedurende een periode van 5 jaar werkzaam is. Als de klachten van hevig menstrueel bloedverlies na 5 jaar niet zijn teruggekeerd kan overwogen worden om het gebruik van Mirena te continueren tot maximaal 8 jaar. Zie de verkorte productinformatie elders in deze uitgave. Referenties: 1. SmPC KyleenaTM (levonorgestrel), 03/2023. 2.Gemzell-Danielsson K, et al. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2017; 210: 22-8. 3. SmPC Mirena® (levonorgestrel), 03/2023.
Stagelopen is niet niks: de kennismaking met verloskunde op de werkvloer is niet altijd wat je als student verwacht. Deze vijf studenten Verloskunde vertellen over de indrukken die zij tijdens hun stages hebben opgedaan.
Maud Egberts is 19 jaar en woont in Amsterdam. Ze heeft stagegelopen in de Bijlmer bij twee verschillende praktijken.
‘Stagelopen was eigenlijk alles wat ik niet verwacht had. Ik stelde me een verloskundige voor als iemand die haar expertise op gebied van zwangerschap, geboorte en de kraamperiode gebruikt in spreekuren en natuurlijk bij de bevallingen zelf. Maar toen ik ging stagelopen waren er zoveel meer taken die ik niet had voorzien! Ik wist niet dat een verloskundige soms ook optreedt als een soort coach, of als psycholoog, mediator of huisarts. Je moet van zoveel dingen verstand hebben: is dit normaal of niet normaal? Wat betekent dat voor de zwangerschap en voor het kind? Daar was ik niet op voorbereid. Ik kwam uit de theoretische bubbel van school en merkte dat we het over veel dingen nog niet hadden gehad. Al komt dat denk ik ook wel door de populatie van de praktijken waar ik stageliep met veel sociale verloskunde. Heel leuk, maar ook behoorlijk uitdagend. Wat ik vooral lastig vond tijdens de stage is om de werkwijze van een verloskundige te bespreken. Soms werkt iemand bijvoorbeeld op een manier die anders is dan ik heb geleerd, of waar ik zelf niet achtersta. Bijvoorbeeld al snel de navelstreng doorknippen. Ik zou willen dat ik dan de ruimte voelde om te vragen naar de beweegredenen van de verloskundige om iets op die manier te doen. Ik heb één keer zoiets gevraagd en kreeg toen een vrij negatieve reactie. Sindsdien durf ik niet meer goed. Ik ben ook vrij bescheiden en realiseer me dat ik nog maar een tweedejaars ben. Ik verwacht dat ik in het derde en vierde jaar beter word in het nemen van die ruimte!’
Annelies de Vries is 34 jaar en woont in Utrecht. Ze gaat naar de Academie Verloskunde in Amsterdam en heeft bij verschillende eerstelijnspraktijken stagegelopen.
‘Mijn tweedejaarsstage in de eerste lijn was indrukwekkend en leerzaam, maar ook echt zwaar. Zeker met drie kleine kinderen thuis. Door het onregelmatige werken vervaagt de grens tussen privé en werk. Gelukkig had ik hele fijne begeleiders die met me meedachten, en ook weleens zeiden: ga maar naar huis, dan zien we je morgen weer. Tegelijkertijd was ik soms juist teleurgesteld als ik niet wakker werd gebeld, omdat ik zo graag bij een bevalling had willen zijn! Naast de onregelmatige werktijden kan het ook emotioneel zwaar zijn. Bij een kraambed hoor je soms dat iemand heftige dingen heeft meegemaakt. Je doet er dan alles aan om er voor iemand te zijn, maar dan nog kan een situatie heel moeilijk zijn voor iemand. Dat raakt me wel. Ik kom uit het bedrijfsleven en dat is niet te vergelijken. Ook wist ik nooit precies wat ik kon verwachten als stagiair. Er zijn vrouwen die eerst niet zitten te wachten op een stagiaire bij hun bevalling, maar die vervolgens bijdraaien en uiteindelijk heel blij zijn dat je erbij bent. Van tevoren besefte ik niet dat ik als stagiaire een verschil kon maken, bijvoorbeeld door tegen de aanstaande mama te zeggen: ‘ik blijf bij je, wat er ook gebeurt’, en dat ze daaruit steun put. Om op die manier van waarde zijn; daar kreeg ik kippenvel van.’
Morsal Asefi is 22 jaar en woont in Eindhoven. Ze studeert verloskunde aan de Hogeschool Rotterdam en heeft stagegelopen in drie eerstelijnspraktijken en een ziekenhuis.
‘De eerste dag dat ik stage ging lopen, weet ik nog goed. Ik was zó nerveus. Dat was nergens voor nodig, want bij aankomst stond een lieve begeleider voor me klaar.
En alle collega’s waren bereid om mij te begeleiden.
Dat voelde veilig. Ik kreeg veel ruimte om dingen te doen. Mijn verwachting van de praktijk kwam niet helemaal overeen met de realiteit. Mijn beeld was dat je als verloskundige vooral veel bij bevallingen bent. Ik had niet gedacht dat je met name spreekuren aan het houden bent en dat je veel op kraamvisite gaat. De eerste nacht die ik oproepbaar was, stond ik in de startblokken. Als ik opgeroepen zou worden, dan was ik er klaar voor. Uiteindelijk duurde het een aantal weken tot mijn eerste bevalling. Bij de aanvang van de stage was ik onzeker, maar ik groeide al snel en werd steeds zekerder van mijn kunnen. Na mijn eerste stage wist ik: dit is mijn vak. Ik zou niks anders meer willen doen.’
Marise Luisman is 23 jaar en woont op kamers in Groningen. Zij heeft stagegelopen bij drie verschillende praktijken in de eerste lijn.
‘Meteen op mijn eerste stagedag werd ik al ’s nachts gebeld. Als dat altijd zo gaat is het wel pittig, dacht ik. In mijn eerste jaar ben ik bij veel bevallingen geweest en ging ik veel nachten eruit, omdat ik zoveel mogelijk wilde zien, leren en meedoen. Dat was soms erg intensief. Voor mijn stage tijdens het tweede jaar had ik me schrap gezet, maar kreeg ik een maand lang geen bevallingen! Zo kan het dus ook gaan. Wat ik soms lastig vond, waren de casussen waarbij pathologie vastgesteld werd en waarbij het ging om het verlies van een zwangerschap. Een voorbeeld hiervan is de eerste miskraam die ik tijdens mijn stage meemaakte. De ouders verwachtten hun eerste kind en voor hen was deze uitkomst een grote schok. Ook voor mij was dat heftig. Ik heb gemerkt dat het per begeleider verschilt hoeveel aandacht diegene heeft voor hoe dit voor een stagiaire is. Als je zoiets meemaakt is het daarom goed om zelf aan te geven wat je behoeften zijn. Gelukkig wordt er op de opleiding aandacht besteed aan soortgelijke situaties. Wat juist leuker was dan ik had verwacht, was dat ik als stagiair in de eerste lijn echt een band met de cliënten kon opbouwen. Naarmate ik cliënten tijdens mijn stage vaker op het spreekuur had gezien, betrokken zij mij steeds meer bij de zwangerschap, waardoor ik meer voor ze kon betekenen.’
Lianne Giovinazzo is 19 jaar en woont in Maastricht. Ze heeft zowel in twee praktijken als in twee ziekenhuizen stagegelopen.
‘Het stagelopen was deels zoals ik had verwacht: pittig, maar ook heel gaaf. Ik vond het super om aan de slag te gaan met wat ik had geleerd. Tegelijk vond ik het wel heel uitdagend. Waar ik achter kwam, is dat mijn kennis nog beperkt is. Ik dacht dat we tijdens de opleiding veel leerden, maar eenmaal in de praktijk merkte ik dat je óók heel veel op de werkvloer moet leren. Bij een zwangerschap zijn er immers veel aspecten die relevant zijn of waar mensen vragen over hebben, zoals: Mag je je onder de zonnebank? Hoe ga je om met praktische beperkingen zoals een kleine ruimte? Ik werd tijdens de stages goed begeleid. In het ziekenhuis vond ik het mooi dat je al veel handelingen mag doen, waardoor je veel leert. In de eerste lijn waren begeleiders daar soms wat terughoudender in: zorg dragen voor de cliënt komt op één, dus eerst werd gecheckt wat de wens van de cliënt is. Het voordeel daar was wel dat ik in een kleiner team werkte, waardoor mijn begeleider me beter kende. Wat ik vooral zwaar vond was dat mijn stageplekken niet in de buurt waren, waardoor ik voor elke stageplek een kamer moest huren. Ik kende daar niemand, dus ik was daar best alleen.’
Zwanger worden is helaas niet voor alle vrouwen vanzelfsprekend. De vraag naar vruchtbaarheidsmedicijnen is nog altijd groot. Voor de productie van deze medicijnen wordt o.a. het hCG-hormoon gebruikt dat uit urine van zwangere vrouwen gefilterd wordt. Daarom is het belangrijk dat pril zwangere vrouwen hun urine aan Moeders voor Moeders blijven doneren.
Het belang van urinair hCG
Hoewel er een synthetische versie van dit hormoon bestaat, is het cruciaal dat beide versies beschikbaar blijven. Sommige vrouwen reageren namelijk minder goed op de synthetische variant of geven de voorkeur aan de natuurlijke (urinaire) variant. Met beide varianten hebben artsen de keuze om de best mogelijke vruchtbaarheidsbehandeling te geven.
Samen bereiken we meer
Voor de productie van humane vruchtbaarheidsmedicijnen met urinair hCG is veel urine nodig. We zijn daarom dringend op zoek naar pril zwangere vrouwen. Hierbij kunnen we jouw hulp goed gebruiken. We waarderen het enorm als je Moeders voor Moeders onder de aandacht brengt in jouw praktijk.
Over Moeders voor Moeders
Moeders voor Moeders is onderdeel van het farmaceutische bedrijf Aspen API. We zamelen urine in van zwangere vrouwen om het hCGhormoon te winnen. Dit hormoon is de werkzame stof in vruchtbaarheidsmedicijnen die gebruikt worden bij IUI, IVF en ICSI. Deze medicijnen zijn van grote waarde voor wensouders bij wie zwanger worden niet vanzelf gaat.
Contactgegevens
Onderdeel van Volg ons op
Prijswinnaar 1
Hanne Oosterveer en Famke Ozinga hebben eind vorig jaar de scriptieprijs gewonnen bij de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG), met onderzoek dat zij deden tijdens de onderzoeksstage in jaar 3: ‘Het effect van een geboorteplan bij vrouwen die tijdens de baring worden overgedragen, op de bevalervaring en het gevoel van mistreatment’.
Hierbij werd onderscheid gemaakt of het geboorteplan werd besproken (wel vs. niet). Dit werd vergeleken met de bevalervaring van vrouwen die geen geboorteplan hadden opgesteld. Vroegtijdige resultaten van de Birth Experience Study Nederland (BEStNL) toonden dat het niet bespreken van een geboorteplan na een overdracht leidt tot een significant minder goede bevalervaring, gemeten met de Childbirth Experience Questionnaire versie 2.0 (CEQ2.0).
Tevens werd gekeken naar het type geboorteplan en of dit van invloed was op de bevalervaring. Waaronder een wensenlijst, het kenbaar maken van een visie over bevallen en of er in het geboorteplan rekening was gehouden met verschillende scenario’s. De bevalervaring tussen deze groepen bleek vergelijkbaar, volgens de voorlopige resultaten. Wanneer er een geboorteplan was opgesteld bleek de bevalervaring minder goed te zijn dan wanneer een geboorteplan in zijn geheel ontbrak. De resultaten zijn zorgvuldig gecorrigeerd voor mogelijke confounders in een multivariabele lineaire regressie analyse.
De nieuwe lichting verloskundigen is onze belofte voor de toekomst. Op deze pagina tonen we twee bekroonde scripties van het afgelopen academische jaar.
Prijswinnaar 2
Lieke Geven, Mira Riksen en Anouk de Bie kregen op 28 juni 2024 de Door Spronken Scriptieprijs van de Academie Verloskunde Maastricht (AVM) uitgereikt voor hun scriptie ‘Baden en koelen om je ruptuur te genezen, is dat wel wetenschappelijk bewezen?’ De uitreiking vond plaats tijdens de jaarlijkse refereerdag van de AVM, waar studenten de resultaten van hun bachelorscriptie presenteerden aan verloskundigen, docenten, onderzoekers en medestudenten. De scriptie betreft een literatuurstudie naar de effectiviteit van zitbaden en koelen op de wondgenezing van tweedegraads rupturen en episiotomiewonden.
Een bachelorscriptie bestaat uit een systematische literatuurstudie over een onderwerp dat het werkveld aanlevert. Een tweedegraads ruptuur of episiotomie komt bij ongeveer 20 procent van de bevallingen voor. De conclusie? Dat er weinig valide onderzoeken zijn uitgevoerd, dus vervolgonderzoek is wenselijk. De onderzoeken die zijn gevonden en beoordeeld tonen aan dat het toepassen van koelen en zitbaden nauwelijks effect heeft op de wondgenezing bij tweedegraads rupturen en episiotomieën.
De Perinatale Audit Nederland (PAN) bestaat in Nederland sinds 2010. Vanuit PERINED worden elke drie jaar nieuwe auditthema’s vastgesteld en de regionale auditteams gefaciliteerd en geïnspireerd. In de vierdelige serie ‘Wat komt er uit de PAN?’ geven we in de vorm van een dubbelpublicatie in NTOG en De Verloskundige terugkoppeling van de thema’s in de periode 2017-2023. Dit keer het (regio)thema ‘Neonatale reanimatie’.
Casus (fictief)
Cliënt T. is een 32-jarige G1P0 met een blanco voorgeschiedenis en een ongecompliceerde zwangerschap. Bij een zwangerschapsduur van 38+4 weken kreeg ze spontaan weeënactiviteit en startte de baring onder begeleiding van de verloskundige. Bij 4 centimeter ontsluiting braken de vliezen en was er sprake van buikpijn en meconiumhoudend vruchtwater. De cliënt werd met spoed verwezen naar het ziekenhuis, waar op de verloskamer het CTG werd aangesloten. Klinisch was er verdenking van een abruptio placentae met op het CTG persisterend foetale harttonen van 60-70 slagen per minuut. De noodbel werd ingedrukt voor een spoedsectio, de CTG werd afgesloten. Bij aankomst op de operatiekamer werd aangegeven dat er geen tijd was voor spinale anesthesie en dat de blaaskatheter na de operatie nog geplaatst moest worden (de code rood sectio). Tien minuten na vertrek naar de OK werd een levenloze zoon geboren: de neonaat werd op tafel gelegd, de beademingen leken aanvankelijk niet binnen te komen. Na herpositionering bleken de beademingen wel effectief te zijn. Er werd slijm afgezogen en een mayo-tube geplaatst. Hartmassage werd gestart en na 15 minuten leek er hartactie van meer dan 60 slagen per minuut te zijn, maar dit daalde weer snel weer na het stoppen van de massage. Er werd adrenaline via navelvene lijn toegediend na 11, 13, 20 en 23 minuten. Na 25 minuten besloot het team de reanimatie te staken en is de neonaat overleden. Bij de audit bleek dat in de documentatie belangrijke informatie over de stappen tijdens de reanimatie ontbraken, zoals het aantal insufflaties, het percentage
‘Er werden verbeterpunten in de documentatie geïdentificeerd’
zuurstof, of er thoraxexcursies te zien waren en of er tussendoor hartactie is geweest. Er werden geen verbeterpunten in de zorg geïdentificeerd, maar wel in de documentatie.
Bespreking
Neonatale reanimatie wordt beschouwd als een moeilijk te evalueren interventie, de ‘black box van neonatale reanimatie’, waarbij de huidige kwaliteit van documentatie als onvolledig en onnauwkeurig wordt ervaren.1 Mede daarom werd in de periode 2019-2023 naast de landelijke thema’s vanuit de regioteams het thema ‘Neonatale reanimatie’ voorgedragen. In de periode 2019-2023 werden 23 casussen van neonatale reanimatie geaudit. Bijna 75% van de deelnemers in deze onderzoekspopulatie was primipara, vergeleken met 45% landelijk in 2021. Van deze groep beviel 87% in het ziekenhuis met een medische indicatie (landelijk 73%) en 46% had epiduraal pijnstilling (landelijk 24%). De gemiddelde zwangerschapsduur was 38 weken (28-41), en 8% van de kinderen had geboortegewicht <p3. De mediane Apgarscores van de kinderen was 1, 1, en 3 op respectievelijk een, vijf, en tien minuten en zestien kinderen (67%) zijn overleden. Tijdens de audit van deze 23 casussen werden 63 verbeterbare zorgfactoren geïdentificeerd. Deze verbeterpunten waren voornamelijk gericht op problemen in de organisatie van de zorg en naleving van de richtlijnen, standaarden en gebruikelijke zorg. Een voorbeeld hiervan is dat hulp werd gevraagd via de telefoon in plaats van de noodknop. Uiteindelijk bleken vier van de 63 verbeterpunten gerelateerd aan de neonatale reanimatie, waaronder: onvolledige documentatie, problemen met het vrij maken van de luchtweg, onduidelijkheid over de dosering en timing van adrenaline, en onvoldoende temperatuurbewaking waardoor het kind te veel was afgekoeld tijdens de reanimatie. Ondanks regionale aandacht voor het thema ‘reanimatie pasgeborene’ en aanwezigheid van kinderartsen bij alle audits, was er in de 23 casussen onvoldoende documentatie om de
kwaliteit van de reanimatie te kunnen beoordelen. In verschillende beroepsgroepen (onder meer SEH en NICU) worden de laatste jaren video-opnames gemaakt van de reanimaties. In een observationele pre-post cohortstudie bleek dat een wekelijkse audit van deze video-opnames resulteerde in betere naleving van de richtlijn en betere documentatie van de neonatale reanimatie.2
Conclusie
De huidige documentatie van de reanimatiesetting is onvoldoende om via perinatale audits inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van neonatale reanimatie. Met een betere richtlijn en implementatie omtrent de documentatie kan de perinatale audit wellicht in de toekomst alsnog worden gebruikt om neonatale reanimatie te evalueren. In de tussentijd kan het gebruik van video-opnamen van neonatale reanimatie worden aanbevolen als methode om vaardigheden, documentatie en naleving van richtlijnen te verbeteren.
Auteurs
1. Masterstudent geneeskunde, Radboudumc Nijmegen
2. Neonatoloog, Radboudumc Nijmegen; lid regioteam perinatale audit Nijmegen
3. Gynaecoloog & UHD Onderwijs, Radboudumc Nijmegen; voorzitter perinatale audit regio Nijmegen
4. Lector Audit en Registratie, Perined Utrecht
Correspondentie: jeroen.vandillen1@radboudumc.nl
Bronnen
Avila-Alvarez A, Davis PG, Kamlin COF, Thio M. Documentation during neonatal resuscitation: a systematic review. Arch Dis Child Fetal Neonatal Ed. 2021 Jul;106(4):376-380.
Root L, van Zanten HA, den Boer MC, Foglia EE, Witlox RSGM, Te Pas AB. Improving Guideline Compliance and Documentation Through Auditing Neonatal Resuscitation. Front Pediatr. 2019;7:294.
Wanneer en waarom is dit platform opgericht?
Denise: ‘Het platform is in 2006 opgericht met als doel om onderzoek dóór verloskundigen toegankelijk te maken vóór verloskundigen. In die tijd was het nog vrij nieuw dat verloskundigen onderzoek deden. Die nieuwigheid is er natuurlijk af, maar onderzoek willen we wel blijven verspreiden zodat verloskundigen gebruik kunnen maken van deze wetenschappelijke kennis in hun werk. Inmiddels besteden we ook aandacht aan onderzoek van bijvoorbeeld gynaecologen, gezondheidswetenschappers en psychologen. Als het maar relevant is voor verloskundigen.’
Wie zitten er eigenlijk achter de Kennispoort?
Denise: ‘Kennispoort Verloskunde is een begrip op zich en veel mensen denken dat het vanuit de KNOV wordt georganiseerd. Maar het is een initiatief van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde (SOV).’
Marit: ‘Het gaat dan om de Academie Verloskunde Maastricht (AVM), de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG) en de Verloskunde Academie Rotterdam (VAR). We werken als onafhankelijke redactie; we zijn vrij om onderwerpen te kiezen en te publiceren.’
Hoe verzamelen jullie nieuwe onderzoeken en publicaties?
Marit: ‘We hebben – inclusief ikzelf – drie redactieleden, waarvan er twee van huis uit verloskundigen zijn. Daardoor kunnen we onderwerpen heel goed toetsen aan de praktijk. We vergaderen zes keer per jaar met elkaar en maken dan in overleg een selectie van zes artikelen die recent zijn
‘Het moet echt relevant zijn voor verloskundigen’
gepubliceerd in internationale, wetenschappelijke tijdschriften. We kijken wat er interessant kan zijn voor verloskundigen, welke onderwerpen actueel zijn of waar wat meer discussie over is. Van deze artikelen maken we een Nederlandstalige samenvatting.’
Denise: ‘Ons doel is om te stimuleren dat verloskundigen evidence based werken en dat zij goed zijn toegerust voor het leveren van de best mogelijke geboortezorg.’
Zijn verloskundigen beter toegerust in hun werk als ze kennisnemen van de laatste onderzoeken?
Denise: ‘Het idee is dat, als je een artikel van ons leest, je die kennis de volgende dag meteen kunt toepassen. De praktijk is natuurlijk vaak weerbarstiger. Maar kennis kan wel bijdragen aan het verstevigen van een verloskundige, bijvoorbeeld tijdens
overleg met collega’s. Of in gesprek met een gynaecoloog.’
Marit: ‘We kijken ook naar internationale publicaties en onderzoeken. Maar we houden goed in de gaten wat relevantie heeft in Nederland. Het onderzoek moet wel enigszins aansluiten bij de Nederlandse geboortezorg.’
Weten verloskundigen het platform te vinden?
Denise: ‘We hebben ongeveer 6.000 bezoekers per maand en hebben een goede nieuwsbrief met bijna 4.000 abonnees, voornamelijk verloskundigen, maar ook studenten en zorgmedewerkers uit het ziekenhuis. Het is leuk om zoveel geïnteresseerden wekelijks te mogen mailen met de nieuwste content. Wekelijks zijn er één of twee nieuwe publicaties. Dat kan een samenvatting zijn van een onderzoek of een interview met een Nederlandse onderzoeker.’
Julie maken ook podcasts. Waarom zijn jullie dat gaan doen?
Denise: ‘Afgelopen studiejaar hebben we een podcastserie gemaakt die ‘Vol Verwachting’ heet. Daarin komen recent gepromoveerde verloskundigen aan het woord. Zij gaan in op de ontdekkingen die zij deden na jarenlang onderzoek doen. Marit heeft ook als onderzoeker meegewerkt aan een podcast.’
Marit: ‘Het was heel mooi om ook op deze manier mijn promotieonderzoek naar bevallingservaringen onder de aandacht te brengen. Want ik hoop natuurlijk dat mijn bevindingen bij degenen terechtkomen die er iets aan kunnen hebben.’
Denise: ‘Als hoofdredacteur zie ik het als mijn taak om de doelgroep op verschillende manieren te bereiken, want iedereen neemt op een andere manier kennis tot zich. Als een onderwerp leeft, zien we dat meteen terug in de bezoekersaantallen. De laatste aflevering ging over wel of niet inleiden bij 41 weken. Over dat onderwerp is veel te doen geweest in de afgelopen tijd. In het aankomende studiejaar willen we een nieuwe podcastserie maken, waarin we verloskundigen in gesprek willen laten gaan met wetenschappers.’
Hoe draagt Kennispoort bij aan de vooruitgang in de verloskunde?
Marit: ‘Kennispoort is een betrouwbare bron voor vakkennis. Alle onderzoeken zijn op een toegankelijke manier vertaald naar het Nederlands door mensen die zelf bij opleidingen Verloskunde werken en zelf onderzoek doen en/of doceren.’
Denise: ‘Wij schromen ook niet om kritisch te zijn. Uit Marits promotieonderzoek komen ook verbeterpunten naar voren voor
‘Kennispoort Verloskunde is een initiatief van de Samenwerkende Opleidingen Verloskunde’
zorgverleners en verloskundigen. We kregen de vraag of we niet bang waren verloskundigen daarmee in een minder goed daglicht te zetten. Daar zijn wij niet bang voor. Wij denken dat het belangrijk is om te laten zien dat het al heel goed gaat, maar er ook altijd verbeterpunten zijn. We zijn niet terughoudend om die aan te kaarten en plegen geen zelfcensuur.’
Marit: ‘Het is juist mooi om als redactie scherp te blijven met elkaar. Ieder vanuit zijn eigen achtergrond en expertise natuurlijk.’
Hoe maken jullie impact?
Denise: ‘Jaarlijks komen we als redactie bij elkaar voor een professionaliseringsslag. Onlangs volgden we tijdens die bijeenkomst een workshop over de wijze waarop je impact kunt maken met de informatie die je deelt. Na die workshop besloten we een nieuw element toe te voegen aan de artikelen die wij publiceren. We maken een apart kader bij de onderzoeken waarin de vraag ‘wat betekent dit voor jou als verloskundige?’ centraal staat. Daardoor zijn we nog scherper geworden op de inhoud; als we dat kader niet kunnen invullen, dan maken we ook geen samenvatting van het onderzoek. Dan gaat het vaak om een onderzoek dat nog vervolg nodig heeft of wat beleidsmatig impact heeft, maar niet zozeer voor verloskundigen in de praktijk. Het idee is dat al onze artikelen ook echt relevant zijn voor verloskundigen.’
Hebben jullie nog andere plannen, doelen of ambities met Kennispoort?
Denise: ‘We willen de doelgroep, álle studenten verloskunde en verloskundigen, zo goed mogelijk bereiken. Voor de komende periode proberen we onze nieuwsbrief zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen en meer nieuwsbriefabonnees te genereren. Mensen naar je website krijgen is lastiger dan wanneer mensen een mail ontvangen en zelf kunnen klikken op een bericht dat ze relevant of interessant vinden. Verder zetten we vooral de huidige manier van werken voort!’
Zelf ook je kennis op peil houden via Kennispoort Verloskunde?
Je kunt je gratis abonneren op de wekelijkse nieuwsbrief. Scan de code voor meer informatie.
Actief foliumzuur is de best opneembare vorm voor ons lichaam
Met foliumzuur in de dosering aanbevolen door verloskundigen
Bevat tal van andere belangrijke stoffen voor de zwangerschap
Benieuwd welke voordelen Multi Dag & Nacht
Mama allemaal heeft? Ontdek het!
Zakelijk.vitakruid.nl
Een laag foliumzuurgehalte van de moeder is een risicofactor voor het ontstaan van een open ruggetje bij de zich ontwikkelende foetus.
WaterWipes® bevatten slechts 2 ingrediënten: 99,9% water en een druppel fruit extract. WaterWipes® zijn de meest aanbevolen babydoekjes door kraamverzorgenden in Nederland* en helpen om de gevoelige huid te beschermen.