De Verloskundige
Mutsje op, mutsje af
Zo gaat goede cliëntinformatie jou helpen
Balanceren tussen evidence, protocollen en wensen
Het tijdperknageboorte
Adviseer jij al actief foliumzuur?
Actief foliumzuur is de best opneembare vorm voor ons lichaam
Met foliumzuur in de dosering aanbevolen door verloskundigen
Bevat tal van andere belangrijke stoffen voor de zwangerschap
Benieuwd welke voordelen Multi Dag & Nacht
Mama allemaal heeft? Ontdek het!
Zakelijk.vitakruid.nl
Een laag foliumzuurgehalte van de moeder is een risicofactor voor het ontstaan van een ontwikkelende foetus.
Het nageboortetijdperk
Recent heb ik een dag meegelopen bij de opleiding in Rotterdam. Aankomend verloskundigen en docenten namen me mee in acute vaardigheden, casuïstiek en evidence-based werken. Aan mij is geen goede verloskundige verloren gegaan. Hoewel de bracht mij nog redelijk goed afging, deed ik met name de stuitbevalling niet best. Vooral de opmerking van een student ‘Job, niet aan die baby trekken’ bleef me bij. Niet dat ik doorhad dat ik dat deed, ik wilde blijkbaar onbewust helpen. Maar is helpen niet gewoon ‘niets doen’?
Tijdens het lezen van de proefdruk van dit tijdschrift moest ik hieraan denken. In verschillende artikelen wordt ingegaan op het nut van bepaalde handelingen na de geboorte. In het Dispuut (pagina 58) gaat het over richtlijnen en interventies in het nageboortetijdperk. Ook is er een artikel dat gaat over het opdoen van een muts bij ieder kind na de geboorte (pagina 30). Waarom doen we dat eigenlijk? Speelt gewoonte hierbij een rol of is dat wetenschappelijk onderbouwd?
Ook het artikel over de verschillen tussen VSV’s in hun protocollen rondom actief leiden (pagina 6) geeft stof tot nadenken. Waarom zijn die verschillen er? Waarom is er een trend gaande om steeds meer te interveniëren, terwijl dit geen betere zorg oplevert? De verloskundigen die we spraken voor dit artikel pleiten tot minder doen en vaker wachten.
Toen ik thuiskwam na mijn dag in Rotterdam wees mijn vrouw mij op het boek ‘The house of god’, een boek uit de jaren ’70, dat zij tijdens haar geneeskundeopleiding moest lezen. Vooral een van de belangrijkste wetten lijkt actueler dan ooit: ‘The delivery of good medical care is to do as much nothing as possible’. Het boek ligt klaar en ik ga het met veel plezier lezen. En voor de cynici: betekent dit alles dan dat we helemaal niets meer moeten doen? Natuurlijk niet, ingrijpen is soms gewoon nodig. Maar tegelijkertijd geldt ook: baat het niet, dan schaadt het wel.
Colofon
Redactieraad
Kristi Francken (KNOV), Yvette Hoogenboom en Marco Beentjes (Vrhl Content en Creatie), Regine Detollenaere, Yvonne Kuipers, Simone Valk
Grafische vormgeving en druk
Elma Media B.V. www.elma.nl
Acquisitie
Elma Media B.V.
Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 - 33 16 00
Vormgeving, redactie en fotografie Vrhl Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V.
Aan dit nummer werkten mee: Evelien Docherty, Marjolein Lansbergen, Manon Louwers, Janneke Mooij, Linda Nuis, Iris Kroon, Job Paulus, Natascha van der Steen, Brigitte Tebbe, Sara de Waal, Linda Welther
Abonnementen, personalia en adreswijzigingen KNOV
Postbus 2001 3500 GA Utrecht abonnementen@knov.nl
Abonnementsprijzen
Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten) voor 4 nummers per jaar: Nederland €116
Binnen Europa €144
Buiten Europa €168 Los nummer €32
Privacy
Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing. De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar.
©2024 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht
Oplage: 5.000 ISSN 0378-1925
Standaard actief leiden: ja of nee?
Balanceren tussen evidence, protocollen en wensen
Inhoud
Mutsje op, mutsje af
Waarom wel en waarom niet? 30
NAGEBOORTETIJDPERK
6
Standaard actief leiden: ja of nee?
Een vergelijking tussen vier VSV’s, waarbij wordt gekeken hoe deze zich verhouden tot evidence 27
Column van een klinisch verloskundige Mijlpaal
29
Steriele waterinjecties
Als evidence niet in je ideologische straatje past 30
Mutsje op, mutsje af
De muts gezien vanuit verschillende perspectieven
44
7 vragen en antwoorden over de lotusbevalling 55
Wat te doen met de placenta?
Mogelijkheden waar cliënten voor kunnen kiezen
64
Geboortefotografie
Een blik op het werk van Beroepsorganisatie DuPho Geboorte en Stichting Keurmerk Geboortefotografie
INNOVEREN 10
Wat komt er uit de PAN?
Thema: perinatale asfyxie (wetenschap)
15
Boekrecensie
Geboorte van een ouder 16
Master Verloskunde
Docenten en studenten vertellen over hun eerste ervaringen met de nieuwe master
Vroeg versus laat afnavelen: een systematische review en meta-analyse (wetenschap)
Maternale leeftijd en inleiden (wetenschap) 56
Blijven leren
Vernieuwde training Begeleider ITV en casuïstiekbespreking van start
SAMENWERKEN 12
Zij aan zij
Ellen en Petra zijn nichtjes, vriendinnen én collega’s 40
Thuisarts.nl
Hoe goede digitale cliëntinformatie jou gaat helpen 52
Lief en Leed
De zeventigjarige Han Sitters neemt afscheid van de verloskunde
58
Dispuut
Barrières in het dagelijks werk om evidence-based te werken in het nageboortetijdperk KNOV 25
Update Nieuws 37
Even voorstellen: de beleidsadviseurs van de KNOV
Standaard actief leiden: ja of nee?
Actief leiden van het nageboortetijdperk: wat is het beleid van verschillende VSV’s in Nederland? Zijn er grote verschillen tussen hun protocollen en in hoeverre handelt de eerstelijnsverloskundige naar het protocol? Een vergelijking tussen vier VSV’s, waarbij wordt gekeken hoe deze zich verhouden tot de evidence ten aanzien van actief leiden.
Het betreft een kleine steekproef, maar eenduidigheid is er niet binnen de protocollen van VSV Kracht (Arnhem), VSV Maastricht-Heuvelland, VSV de Slinge (Achterhoek & de Liemers) en VSV IJsselland (regio Rotterdam/ Gouda). VSV Maastricht-Heuvelland en VSV de Slinge hebben een protocol waarin wordt geadviseerd standaard actief te leiden. Bij VSV Kracht gebeurt dit alleen op indicatie en VSV IJsselland heeft geen protocol (zie tabel op pagina 8).
Nu zegt een protocol an sich eigenlijk niets: veel interessanter is het om te kijken in hoeverre de verloskundige er daad-
‘De praktijk is lastig in een protocol te vangen’
werkelijk naar handelt. Dan wordt al gauw duidelijk dat de ondervraagde verloskundigen het er in elk geval over eens zijn dat de praktijk lastig in een protocol te vangen is. Zoals Roelande Kuiperij (VSV de Slinge), bijna 23 jaar werkzaam in de eerste lijn, het verwoordt: ‘De inschatting bij een partus is iets wat je over moet laten aan degene die erbij is. Het is elke keer weer anders.’
Niet volgens protocol
Die overtuiging lijkt de reden dat VSV IJsselland überhaupt geen protocol hanteert. Jacolien Rijsdijk, werkzaam in de eerste lijn bij VSV IJsselland: ‘Ons handelen is een combinatie van risico-inschatting, cijfers uit literatuur en richtlijnen en overleg met de barende. Daarbij weegt je eigen ervaring als verloskundige ook best zwaar.’
Dagmar Berends (eerstelijns verloskundige bij praktijk Amare in Oosterbeek en
aangesloten bij VSV Kracht (Arnhem) benoemt dezelfde redenen om af te wijken van het protocol. Dagmar: ‘Vaak is dit op verzoek van de cliënte: een zorgvraag buiten de richtlijn die op voorhand is besproken.’ Of een eigen inschatting. Dagmar: ‘Mits het bloedverlies het toelaat bijvoorbeeld, dan wacht ik langer dan dertig minuten voor de geboorte van de placenta. Of we kiezen voor een thuispartus ondanks B/D-indicatie. Denk aan
MPV ia of fluxus ia, maar tussendoor wel een partus met normaal bloedverlies en een normale geboortetijd van de placenta.’ Roelande sluit zich aan: ‘Ik heb bijvoorbeeld bij een badbevalling niet de neiging om te kijken of de placenta al losligt, dat doe ik vaak pas als de barende weer uit bad is – wat soms wel een half uur kan duren. Volgens ons protocol zou je al moeten insturen als de placenta niet meteen komt. Ik
stuur in als ik er zelf niet meer uitkom en mijn ‘trukendoos’ leeg is. Dat is soms al snel, en soms ook niet. Als iemand binnen tien minuten al op een liter bloedverlies zit, zeg ik ook niet: eerst het half uur volmaken, want zo staat het in het protocol.’ Roelande laat zich sowieso niet graag in het keurslijf van het VSV persen. ‘Wij zijn als eerste lijn totaal niet betrokken bij het opstellen van dit protocol. Dus ik voel me ook niet verplicht om dit te volgen.’ Daar komt bij dat zij inhoudelijk anders tegen het geboorteproces aankijkt dan in het protocol staat.
Logica
Het protocol van VSV de Slinge, waarbij Roelande is aangesloten, is een aantal jaar geleden gemaakt met als doel het relatief hoge aantal fluxus in de regio te doen dalen. Het herziene protocol luidt: standaard actief leiden en verwijzen naar de tweede lijn in het geval van ruim bloedverlies en/of vastzittende placenta. Roelande: ‘Ik heb nooit iets voor dit protocol gevoeld. Het gaat recht tegen mijn diepste overtuiging in, namelijk dat vrouwen in principe in staat zijn om te baren. Ook zonder onze aanwezigheid en interventies. We zijn de afgelopen jaren alleen maar méér gaan doen in plaats van minder, en het aantal fluxus is niet gedaald. Wat is dan de logica achter de gedachte dat we niet genoeg doen en nog meer moeten doen om het aantal fluxus te verminderen?’
Roelande pleit er juist voor om minder te doen. ‘We zitten er bovenop in het nageboortetijdperk: steeds aan de buik voelen, proberen de placenta geboren te laten worden, trekken aan de
Protocol standaard actief leiden
Actief leiden nageboortetijdperk
SV Kracht (Arnhem)VSV MaastrichtHeuvelland
VSV de Slinge (Achterhoek & de Liemers)
VSV IJsselland in regio Rotterdam/Gouda
Standaard neejajageen protocol
5 IE syntocinon im ja
10 IE syntocinon im ja
Op indicatie * na 10-15 minna 500 ccna 500 cc of na 15 min geen placenta
5 IE synto herhalen
10 IE synto ja; i.m.; zonodig herhalen 10
IE synto 10-15 min na 1e gift
Blaascatheterisatie jaCADja
Wanneer insturen tweede lijn?
na 500 cc bloedverlies of na 30 min geen placenta
na 500 cc bloedverlies of na 30 min geen placenta
na >750 cc bloedverlies of 30 min geen placenta/ placentarest
navelstreng, blaas leegmaken, synto geven et cetera. Dit geeft juist veel onrust, waarvan we tijdens de ontsluiting en uitdrijving weten dat dit de weeën niet bevordert. Waarom zou dit in het nageboortetijdperk dan anders zijn?’ Jacolien valt Roelande bij: ‘Tijdens de ALV van VSV IJsselland bleek dat wij ook een hoger dan gemiddeld percentage fluxus hebben. Dat lijkt verband te houden met het tevens hoger dan gemiddelde percentage inleidingen. Daarnaast zien we ook meer sectio’s. Het lijkt een opstapeling van ingrepen en complicaties te worden. Zonde!’
Uitdagende dynamiek
Zo komt er in de gesprekken over actief leiden een lastige dynamiek voor het voetlicht, die zowel tussen de eerste en
‘Er is weinig harde evidence op dit vlak, aan beide zijden’
tweede lijn speelt, als tussen collega’s onderling. Binnen de geboortezorg is nu eenmaal sprake van een verschil in visie, waarbij zorgverleners zich bevinden op een spectrum van ‘afwachten en pas ingrijpen áls het misgaat’ tot ‘ingrijpen vóórdat het misgaat’. Simone Valk (gepensioneerd in 2022 na veertig jaar werkzaam te zijn geweest in de eerste lijn): ‘Persoonlijk geloof ik niet in standaard actief leiden en heb ik veel ‘gestrekt been discussies’ gehad. Daar moet je tegen kunnen.’ Roelande: ‘Ik vind het soms wel lastig: het gedoe en de discussie die ik riskeer in de tweede lijn. Namelijk dat ik me niet aan het protocol heb gehouden en dat ik hiermee onnodige risico’s heb genomen.’ Simone: ‘Het is een veld met veel verschillende belangen en weinig harde evidence op dit vlak, aan beide zijden. Maar vooral veel emotie.’ Het is een uitdagende dynamiek, waarbij de barende uiteraard niet over het hoofd kan worden gezien. Steeds vaker willen vrouwen zorg op maat, waarbij hun voorkeuren worden opgenomen in een
‘Dit protocol gaat recht tegen mijn diepste overtuiging in’
geboorteplan. Zij worden vaak neergezet als lastige vrouwen die geen vertrouwen hebben in zorgverleners en hun expertise niet respecteren, zoals in maart dit jaar nog door een gynaecoloog in de landelijke media. Ongegrond en kwalijk, vindt Simone. Want het onderzoek dat deze arts in haar betoog aanhaalt – over de voordelen van het opzetten van mutsjes bij baby’s na de bevalling – is slechts gebaseerd op prematuren, niet aterme kinderen (zie ook het artikel op pagina 30). Deze vrouwen moet je niet wegzetten als ‘lastige vrouwen’ die intentioneel een arts dwars willen zitten, zoals door deze gynaecoloog wordt gedaan. Simone: ‘Vrouwen die dat weigeren hebben zich erin verdiept.’ En daarmee komen we tot een ander heikel punt: dat gebrekkig onderzoek soms als ultieme waarheid wordt gepresenteerd.
Magere evidence
Op welke evidence zijn de protocollen rondom actief leiden eigenlijk gebaseerd?
Simone: ‘Veel evidence is van zeer matige kwaliteit. Toch wordt er vaak aan onderzoek vastgeklampt vanuit de gedachte ‘het is gepubliceerd, dus zal het wel in orde zijn’.’ Simone moedigt een kritische houding aan: wat is de statistische significantie van onderzoeksresultaten en hoe verhoudt het onderzoek zich tot degene onder jouw zorg? ‘De kans bestaat dat de vrouw tegenover je is uitgesloten van het onderzoek waaraan jij je beleid
ophangt.’ In hoeverre is je handelen dan gegrond? Daarbij ziet Simone dat er sprake is van een soort selffulfilling prophecy. ‘Medische hulpverleners zijn net mensen. Evidence die bevestigt wat ze toch al vonden, slaan ze over het algemeen hoger aan dan evidence die het tegendeel bewijst.’ Begley et al. (2019) benoemen in een systematische review van studies naar actief leiden versus expectatief beleid specifiek de behoefte aan beter onderzoek rond dit onderwerp: ‘…this is one of many areas in which the quality of evidence is low, and it isn’t very helpful for women who need to make decisions (which is, of course, absolutely not the fault of the review authors), but perhaps in this case the authors’ call for further research which looks at the different components of the ‘active management’ package will lead to better studies’.
Regie
Ja, er is behoefte aan beter onderzoek, zoals Begley et al. benoemen. Maar het is wellicht belangrijker om te zorgen dat de dynamiek binnen de geboortezorg wordt verbeterd. Roelande: ‘We zijn de laatste jaren erg bezig met multidisciplinaire protocollen, we willen het zo graag eens zijn met elkaar. Misschien is het wel beter om te accepteren dat we verschillend tegen zaken aankijken. En dat we het niet altijd eens hoeven te worden.’ En die lastige vrouw? Die is uiteindelijk
wel degene die bepaalt. Aan jou als zorgverlener de schone taak haar te ondersteunen met goed onderbouwd advies. Dat benoemen Begley et al –waar dan dus wel gedegen wetenschappelijk onderzoek voor nodig is. ‘Women should be given information before they give birth to help them make informed choices’. Het gaat vaak om een gevoel van regie. Roelande: ‘Ik benoemde bij een cliënte met een fluxus en een manuele placentaverwijdering in de anamnese dat ze niet thuis kon bevallen. Daar had ze problemen mee. Niet dat ze dat per se wilde, maar ze wilde zélf de keus maken. Na overleg is ze prima poliklinisch in bad bevallen, zonder infuus en actief nageboortetijdperk.’
Bronnen
• Begley, C.M., Gyte, G.M., Devane, D., McGuire, W., Weeks, A, & Biesty, L.M. (2019). Active versus expectant management for women in the third stage of labour. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 2. cochranelibrary.com/cdsr/doi/10.1002/ 14651858.CD007412.pub5/full
• CPZ. Verloskundig Samenwerkingsverband (VSV). kennisnetgeboortezorg.nl/geboortezorg-landschap/verloskundig-samenwerkingsverband/
• Saxton, A., Fahy, K., Rolfe, M., Skinner, V., Hastie, C. (2015) Does skin-to-skin contact and breast feeding at birth affect the rate of primary postpartum haemorrhage: Results of a cohort study. Midwifery 31 (11). pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/26277824/
Wat komt er uit de PAN?
Thema perinatale asfyxie
Het tweede artikel in de reeks ‘Wat komt er uit de PAN?’ richt zich op het thema perinatale asfyxie. De geboorte van een asfyctisch kind, gedefinieerd als een Apgarscore 5 minuten <7 met de noodzaak voor opname op een Neonatale Intensive Care Unit (NICU) langer dan 24 uur, heeft een grote impact op ouders én zorgverleners.
Uit de perinatale audit komt naar voren dat de factor ‘delay’ een belangrijke rol speelt in de zorg rondom perinatale asfyxie. Er is sprake van delay als niet de juiste zorg op het juiste moment wordt geleverd.
Casus (fictief)
Cliënt A is een 32-jarige G1 afkomstig uit Nederland. Ze heeft een blanco algemene voorgeschiedenis. De zwangerschap verloopt ongestoord tot er bij 39+5 weken sprake is van verminderde kindsbewegingen. De verloskundige verwijst de zwangere naar het ziekenhuis voor een controle op diezelfde dag. Echter, aan het einde van de dag heeft de cliënt zich niet gemeld in het ziekenhuis en is hiervan ook geen terugkoppeling naar de verloskundige gemaakt. Als de zwangere zich uiteindelijk twee dagen later in het ziekenhuis meldt, is er sprake van een suboptimaal CTG. Er wordt geadviseerd tot inleiding van de baring en de zwangere wordt opgenomen op de zwangerenafdeling voor priming middels ballonkatheter. De volgende dag is de cliënt inleidbaar, maar is er geen plek op de verloskamers. Het CTG is onveranderd en er wordt gewacht tot er een verloskamer beschikbaar is voor het vervolg van de inleiding. Halverwege de middag kunnen op de verloskamers de vliezen worden gebroken en wordt gestart met bijstimulatie middels oxytocine. Gedurende de dag en avond zijn er meerdere periodes met een suboptimaal CTG, maar niet zodanig dat overgegaan wordt tot een interventie. Na de avond-nachtoverdracht heeft de zwangere zeven centimeter ontsluiting en is er sprake van abnormaal CTG. De bijstimulatie wordt gestaakt, de zwangere wordt in zijligging gelegd en het advies voor secundaire sectio volgt. Het CTG herstelt niet na het staken van de bijstimulatie en het OK-team wordt in huis gebeld voor een secundaire sectio categorie 1 (binnen 1 uur). 58 minuten na het besluit tot sectio wordt een kind geboren met normaal gewicht,
‘Het voorkomen van perinatale asfyxie is complex’
twee keer strak omstrengeld en Apgar score 0-4-7. Navelstreng pHA 7.01, Base Excess -12. Het kind heeft ondersteuning nodig bij het ademhalen en wordt opgenomen op de NICU. Moeder en kind herstellen zonder restverschijnselen. Bij de auditbespreking worden door het lokale audit team meerdere momenten van delay geïdentificeerd. Bij de zwangere die zich pas laat meldt voor de afgesproken controle in het ziekenhuis. Maar ook bij de zorgverlener door het ontbreken van een overdracht tussen de eerste en tweede lijn: de zwangere die diezelfde dag niet verschenen is, de wachttijd door volle verloskamers en de tijd tussen besluit voor een sectio en de daadwerkelijke sectio.
Bespreking
Recent onderzoek van Tacke et al. (2024) laat zien dat er een toenemende trend is van eenlingkinderen die geboren worden met een lage 5 minuten Apgarscore. In de periode 2010-2019 was er in Nederland een significatiestijging van 1,04 – 1,41% voor Apgar <7 (incidentie van 1 op 96 naar 1 op 71) en van 0,17 – 0,19 voor Apgar <4 (incidentie van 1 op 579 naar 1 op 515). Factoren die hier mogelijk aan bijdragen zijn een toename van ingeleide baringen van 22,8% (2010) naar 27,4% (2021) en epidurale analgesie (van 15,8% naar 23,7%).
Subgroepanalyses laten zien dat bij vaginale kunstverlossingen en spoedsectio’s relatief de hoogste toename van kinderen met perinatale asfyxie wordt gevonden.
Een systematic review van Klemann et al. (2023) laat zien dat delay een belangrijke factor is bij het optreden van zogenaamde ‘near misses’ of ongewenste perinatale uitkomsten. Patiëntgebonden factoren,
spoedzorg, werkdruk, beschikbaarheid van faciliteiten alsmede een niet-optimale communicatie en documentatie dragen bij aan vertraging van de juiste zorg op het juiste moment. Goede en adequate overdracht van zorg en informatie kan bevorderd worden als gebruik gemaakt wordt van een integraal dossier tussen alle betrokken lijnen. Klemann et al. geven aan dat dit onder de huidige wetgeving in alle landen een probleem is.
Conclusie
Er is een toename van perinatale asfyxie in Nederland, met in 2019 ongeveer 450 kinderen met een Apgar <7 na 5 minuten. De factor ‘delay’ speelt een belangrijke rol, zowel op het niveau van de cliënt maar ook op organisatieen zorgverlenerniveau. Het voorkomen van perinatale asfyxie is complex en het regelmatig (na)bespreken kan bijdragen aan bewustwording en verbetering.
Auteurs
1. Lector Audit en Registratie, in het bijzonder in de perinatale zorg, Perined Utrecht
2. Student geneeskunde, Amsterdam UMC, locatie VUmc
3. Gynaecoloog Amsterdam UMC
4. Gynaecoloog & UHD Onderwijs, Radboudumc Nijmegen, voorzitter perinatale audit regio Nijmegen
Correspondentie: jeroen.vandillen1@radboudumc.nl
Bronnen Tacke CE, Onland W, Bakker PCAM, Groenendaal F, Rosman AN, Broeders L, Been JV; N3 Benchmarking group; Ravelli ACJ. Increasing trends in a low 5-min Apgar score among (near) term singletons: a Dutch nationwide cohort study. J Perinatol. 2024;44:217-223
Klemann D, Rijks M, Mertens H, van Merode F, Klein D. Causes for medical errors in obstetrics and gynaecology. Healthcare (Basel). 2023;11;1636. Doi: 10.3390/healthcare11111636
De vaders van Ellen en Petra zijn broers en hebben samen een bedrijf in de lelie- en pioenenteelt. De nichtjes werkten daar als tieners in de vakanties. Later gingen ze samen in de supermarkt werken en na hun middelbare school werden ze allebei ingeloot voor de verloskundigenopleiding. Na hun opleiding scheidden hun wegen, maar toen een collega van Ellen stopte, werd Petra in haar plaats aangenomen. Het zijn dus niet alleen nichtjes, maar vooral ook vriendinnen en collega’s!
Zij Nichtjes,
Ellen over Petra
‘Van Andijk naar onze opleiding in Amsterdam waren we samen anderhalf uur onderweg. Dan discussieerden we over de verloskunde. Die discussies hebben mede bijgedragen aan onze gezamenlijke visie. Daarna zijn we ons eigen pad gegaan, maar nu we weer samenwerken merk ik dat we er qua fysiologie nog steeds hetzelfde instaan. Soms moeten we oppassen dat we geen front vormen; dat is niet eerlijk tegenover onze collega’s. We zijn ook direct naar elkaar, waardoor anderen weleens denken dat we ruzie hebben. Soms is dat ook zo, maar dat is dan ook zo weer goed. Het bekende gekibbel dat je met familie kunt hebben. En ook de kwetsbaarheid die daarbij hoort. Want doordat we weten dat we een glaasje bij elkaar kunnen breken, durven we alles tegen elkaar te zeggen. Aan Petra bewonder ik haar vertrouwen en haar rust. Ze laat zich niet snel gek maken. En ik bewonder hoe zij is omgegaan met haar eigen stilgeboren dochter. Ik kan me voorstellen dat je als verloskundige minder vertrouwen kan krijgen in je werk als zoiets jou zelf overkomt, maar het heeft Petra juist nog sterker gemaakt. Ze gebruikt haar eigen ervaringen om onze zwangeren te ondersteunen. Ik hoop dat we nog heel lang samen mogen werken en ook dat we wat vaker de tijd vinden om als vriendinnen met elkaar af te spreken.’
‘Het bekende gekibbel dat je met familie kunt hebben’
aan zij vriendinnen én collega’s
Petra over Ellen
‘Ellen is geduldig, luistert goed en streeft altijd naar een zo natuurlijk mogelijk verloop van zwangerschap en baring. Dat past bij hoe ik naar de verloskunde kijk. Onze verschillen zitten in onze communicatie. Ellen kan snel koppelingen maken, maar moet achteraf soms uitspraken nuanceren. Mijn uitspraken zijn weloverwogen, maar daardoor kan het lijken alsof ik in een vergadering weinig bijdraag. Mijn relaas horen mensen drie dagen later. Een voorbeeld: we overwegen termijnecho’s in de praktijk aan te bieden. In mijn hoofd ben ik de voors en tegens tegen elkaar aan het afwegen. Ik ben er wel mee bezig, maar stilletjes. Daar heeft Ellen geen idee van, bleek toen ze van de week een mail stuurde waarin ze aangaf dat ze stappen wilde zetten. Ze had het gevoel dat de overweging stil lag. Toen ik haar vertelde dat ik erover aan het nadenken was, was dat voor haar een eyeopener; ze had geen idee. Met haar mail heeft zij dan weer een deadline aan mijn hersenspinsels gegeven, wat ook goed is. Het was een droom om samen in een praktijk te werken. We delen ontzettend veel met elkaar en in mijn lastige periode was zij degene die door haar verloskundige achtergrond kon doorvragen naar hoe ik me écht voelde. En die mij bij de twee geboortes die volgden het vertrouwen gaf dat ik veilig thuis in bad kon bevallen.’
‘Zij kon doorvragen naar hoe ik me écht voelde’
Boekrecensie
Leesvoer
Door: Nike Mencke voormalig verloskundige en lactatiekundige IBCLC
Als verloskundige wist ik natuurlijk wel dat er een nieuw mensje in de buik van mijn cliënten groeide en dat dit niet alleen praktisch en lichamelijk iets deed met de ouders die de baby verwachtten. Toch was ik me nauwelijks bewust van de mentale processen die tijdens de zwangerschap, de bevalling en in de eerste jaren met de baby plaatsvinden. Dat besef kwam pas veel later, toen ik al lang geen bevallingen meer begeleidde, maar als lactatiekundige ouders hielp bij het ontspannen voeden van hun baby. Uiteindelijk realiseerde ik me pas écht goed wat de impact van het ouderschap op de ontwikkeling van kinderen is, door zelf drie kinderen te krijgen en de Infant Mental Health opleiding te doen.
Het mentale proces
Auteur Rhodé van den Berg heeft het voor elkaar gekregen om de lezer op een heldere en vriendelijke manier mee te nemen in het mentale proces van het worden van een ouder en het opbouwen van een band met je baby. Dat doet ze door alle ervaring die ze heeft opgedaan als pedagoog en IMH-consulent en de kennis uit de vele boeken die haar inspireerden, samen te voegen in een handzaam boek.
Invloed
De eerste helft van Geboorte van een ouder gaat in op de invloed van jou als volwassene. Hoe ben jij opgevoed en welke ervaringen kleuren jou in het (aanstaand) ouderschap of als professional werkend met jonge kinderen? Rhodé gaat in op de moederschapsconstellatie, een begrip waarvan naar mijn mening elke professional in de geboortezorg kennis zou mogen hebben. Ze legt uit wat er nodig is om als mens gezien, geliefd en veilig te zijn.
Auteur: Rhodé van den Berg
Titel: Geboorte van een ouder; De kracht van mentale voorbereiding op het ouderschap
ISBN: 9789492398574
Prijs: € 25,75*
Welke patronen, pijnpunten en angsten heb je en hoe ben je zelf gehecht aan je eigen ouders?
Een praktische duiding van de cirkel van gehechtheid helpt je hier als lezer bij.
Interacties
De andere helft van het boek gaat over de behoefte van de baby. Aan de hand van de piramide van Maslow zoomt ze in op de dagelijkse interacties met een baby of jong kind en hoe deze voorzien in diens lichamelijke en emotionele behoeften. De talloze korte casusvoorbeelden door het boek heen – hoe je als ouder onbewust of bewust kunt handelen in contact met je kind – geven hierbij niet alleen theoretische inzichten, maar ook praktische handvatten.
Inzicht
Het boek nodigt uit om eigen wensen, ervaringen, gedachten en emoties te beschrijven en zo meer inzicht te krijgen in de invloed van je eigen ouders en hoe je dit zelf wilt vormgeven in de zorg voor je kind of de kinderen waarmee je werkt. Als ik dit boek twintig jaar eerder in handen gehad, en de moed had gehad deze oefeningen daadwerkelijk in te vullen, dan was ik een andere moeder, verloskundige en lactatiekundige geweest. Ik hoop van harte dat alle (aanstaande) ouders en zorgverleners die met deze doelgroep werken, het boek lezen en echt even stil durven te staan bij de inhoud. Wat mij betreft verplichte kost voor studenten van de opleiding voor verloskundigen, gynaecologen, kinderartsen en medewerkers in de kinderopvang.
De master Verloskunde: een inspirerend begin
In september 2023 ging de Master of Science Verloskunde van start: een unieke samenwerking tussen drie hogescholen en vier opleidingslocaties. De tweejarige deeltijdopleiding is ontwikkeld vanuit de behoefte van verloskundigen in het werkveld en biedt hen verdieping en verbreding in het vakgebied. Drie docenten en drie studenten vertellen over hun eerste ervaringen met deze nieuwe master.
Voor wie zich wil verdiepen ‘Deze master is interessant voor alle verloskundigen die hun toekomstperspectief willen verbreden’, zegt docent Meta Weltens. ‘Meer ervaren verloskundigen hebben hiermee vaker een concreet doel voor ogen, zoals regionale rollen, een beleidsfunctie of het doen van promotieonderzoek. Jongere studenten zoeken vaak wat extra verdieping.’ Zo iemand is Puck van Koutrik. Zij rondde in 2022 haar bacheloropleiding verloskunde af en volgt nu de master, naast haar werk in een maatschap in een eerstelijnspraktijk.
‘Ik denk dat het voor iedereen hard werken is’
Ze vertelt: ‘Ik had het idee dat ik nog niet klaar was met studeren en wilde graag meer achtergrondinformatie om gegrond mee te kunnen denken over het vak. Deze master is daarom een goede aanvulling op de bacheloropleiding en verruimt meteen je blik. Ik ben blij met mijn werk in de praktijk, maar je zit wel op je eigen eilandje en je volgt toch je eigen VSV. Bij elke module horen twee keer twee fysieke dagen, maar doordat we daarbuiten een beperkt aantal uur per week online les krijgen, is het voor mij te combineren met mijn werk. Natuurlijk moet je wel ook thuis aan de slag, dus het is belangrijk om goed te plannen.’
Voor wie wil professionaliseren Studenten Silvia van Nisselrooij en Samie Zijlstra hebben beiden al aardig wat jaren ervaring als verloskundige, maar vinden het belangrijk om zich
‘Overstijgende zaken horen ook bij ons vak’
te blijven professionaliseren. Silvia: ‘De master belicht allerlei onderwerpen rondom de zwangere. Ons werk is natuurlijk veel meer dan alleen een bevalling begeleiden. Zoals bijdragen aan werkgroepen, richtlijnen en landelijke samenwerkingen, waarin wordt gewerkt aan overstijgende zaken op micro-, meso- en macroniveau. Die dingen horen ook bij ons vak, dus dat wil ik meenemen in mijn werk.’ Samie is altijd benieuwd geweest hoe het zou zijn om zich meer met beleid en organisatie bezig te houden. Ze vertelt: ‘Ik ben kritisch op de politiek rondom verloskunde. Ik
denk dat we onszelf als verloskundigen beter kunnen verenigen en positioneren. Na vijftien jaar vroedvrouw te zijn geweest wil ik me nu heroriënteren op wat ik verder wil doen. Misschien ga ik na de master wel terug de praktijk in, maar het kan ook dat ik stappen maak richting een beleidsfunctie, of misschien wel beide.’
Voor wie verbinding zoekt
Wat de studenten ook waardevol vinden, is de verbinding met andere verloskundigen. Silvia: ‘Door die verbinding met verloskundigen in het hele land ben je veel beter op de hoogte van wat er speelt, zowel in de eerste als de tweede lijn. We blijven praten met elkaar en kunnen veel van elkaar leren. We zijn één beroepsgroep en zouden eigenlijk met één blik naar de zwangere moeten kijken, maar er zijn nog veel verschillen, zeker ook per regio.’
Ook de docenten zien de master als een belangrijke stap naar verbinding tussen werkveld en opleidingen en tussen de opleidingen onderling. Docent Liesbeth Kool vertelt: ‘De academies hebben nauw samengewerkt om het masterprogramma op te zetten en geaccrediteerd te krijgen, daardoor zijn we al erg naar elkaar toegekomen.’ Docent Leonie Welling vult aan: ‘Als collega’s van de opleiding weten we elkaar makkelijk te vinden, over de locaties heen. Je voelt bij iedereen enorm veel enthousiasme voor het vak en waardering voor elkaar. Daarnaast is er veel onderling contact tussen studenten en docenten. Ik zie bij studenten dat hun netwerk meteen een stuk groter wordt en dat dat inspireert. Als je alleen in je eigen praktijk werkt heb je misschien contact met het VSV, maar hier staan studenten meteen in contact met allerlei mensen die op landelijk niveau over beleid denken. We zorgen ook dat we gastsprekers hebben op verschillende niveaus, ook van buiten de beroepsgroep, om het vak in een breder perspectief te zetten. Want de wereld is groter dan verloskunde alleen.’
Programma
Om de studenten klaar te maken voor een grotere rol op het gebied van de ontwikkeling of implementatie van beleid en onderzoek is er een gevarieerd programma samengesteld, waarin modules zoals Advanced Midwifery en Leiderschap, kwaliteit en beleid worden doorlopen. Elke module sluit aan op de meest actuele wetenschappelijke onderzoeken. Meta: ‘In de eerste module, Advanced Midwifery, gaan we iedere week aan de slag met een nieuw onderwerp, waarin we heel breed beginnen met het verkennen van paradigma’s en verschillende modellen in de geboortezorg. Vervolgens kijken we met de studenten: wat is jouw visie hierop? Wat zien jullie terug op de werkvloer? Hoe
‘Ik ben bewuster en kritischer gaan nadenken. Bovendien ga ik anders met cliënten om’
Docenten
Leonie Welling, coördinator en docent van de module Leiderschap, kwaliteit en beleid en docent van de module Advanced Midwifery, vanuit Hogeschool Rotterdam.
Liesbeth Kool, coördinator en docent van de tweejarige lintmodule Professionaliseren die langs de andere modules loopt, vanuit Hogeschool Inholland.
Meta Weltens, coördinator en docent van de startmodule Advanced Midwifery, vanuit Zuyd Hogeschool.
zou je dit in een ideale wereld kunnen optimaliseren?
Aan het eind van deze module laten we vervolgens alle aspecten samenkomen in een position paper over een onderwerp dat de studenten zelf kunnen kiezen.
Zo kunnen ze dicht bij hun eigen interesse blijven.’
Naast de reguliere modules loopt een lintmodule
Professionaliseren, om studenten bewust de stappen te laten maken van bachelor- naar masterniveau en om de integratie tussen de modules en de professionele ontwikkeling van de student zelf te bevorderen.
Kritischer in de praktijk
De studenten zijn tot nu toe lovend over de master.
Silvia legt uit: ‘Door de opleiding ben ik op een andere manier gaan nadenken. Ik ben bewuster en denk eerder: waarom is dat zo? Kan dat niet anders? Ik ga bovendien anders met cliënten en patiënten om, nu ik meer heb gelezen over hun beleving. Ik heb meer dan voorheen de drive om mijn werk zo goed mogelijk te doen. Ook kijk ik soms met een andere blik naar een situatie. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met de module Leiderschap, kwaliteit en beleid, en ik merk dat ik me
Studenten
Silvia van Nisselrooij is klinisch verloskundige en echoscopiste bij ziekenhuis Bernhoven in Uden en bij het Annaziekenhuis in Geldrop. Ze zat in een werkgroep ter voorbereiding van de master Verloskunde.
Samie Zijlstra is verloskundige sinds 2009 en was tot begin dit jaar een maat in Vroedvrouwenpraktijk van der Hoopstraat in Amsterdam. Zij neemt nu een sabbatical om zich te heroriënteren.
Puck van Koutrik rondde in 2022 de bacheloropleiding Verloskunde af en is nu eerstelijnsverloskundige en maat bij Lux Verloskundigen in Eindhoven.
‘Je netwerk wordt meteen een stuk groter en dat inspireert’
bijvoorbeeld iets waar je in de praktijk tegenaan loopt of waar je benieuwd naar bent. Vervolgens neem je de analyse van het artikel weer terug en gebruik je het in de praktijk of het VSV.’
Blijven ontwikkelen
‘Mensen zeggen weleens tegen mij: wat fijn dat het project masteropleiding nu af is’, vertelt Meta. ‘Maar zo voelt het helemaal niet, in positieve zin! Dit is nog maar het begin. We blijven bezig en we blijven doorontwikkelen, zodat de master goed blijft aansluiten bij het werkveld. Dat is ook wat ons energie geeft: van elkaar blijven leren en de verloskunde steeds beter maken.’ Liesbeth knikt instemmend: ‘Dat is voor ons allemaal een belangrijke drijfveer.
Het voelt goed om daaraan te werken. We blijven in beweging en dat is goed, want als je stilstaat ga je achteruit. De eerste module is nu goed neergezet en we hebben van de studenten goede en praktische feedback gekregen die we meteen konden gebruiken.
op de werkvloer soms afvraag: welke organisatiestructuur veroorzaakt deze situatie? Ook mijn position paper over langdurig gebroken vliezen van de vorige module werpt al zijn vruchten af: er komt een verbeterplan over de regionale verschillen in aanpak.’
Ook Puck en Samie ervaren al voordelen in de praktijk. ‘Het zet aan tot kritisch denken’, aldus Puck.
‘Waarom doen we wat we doen? Wie bepaalt wat?
Ik ga eerder het gesprek aan met mijn collega’s, omdat ik me beter toegerust voel door wat ik heb geleerd.’
Samie vult aan: ‘Dat merk ik ook: je leert breder kijken en stelt andere vragen. Je ziet de theorie als het ware in praktijk gebeuren, je ziet het systeem dat erachter zit. De opleiding is zeker niet puur theoretisch. Bij de keuze van artikelen voor methodologie kies je
Bijvoorbeeld dat er wat meer duidelijkheid mag zijn wat betreft de betekenis van een opdracht. Dat zijn dingen waar we meteen mee aan de slag kunnen. Er zijn nog genoeg uitdagingen waar we aan werken: hoe plannen we de lessen het beste, hoeveel doen we fysiek en hoeveel online, hoe implementeren we de methode? Daarin zijn we ook lerende.’
Meta concludeert: ‘Ik denk dat het voor iedereen, zowel de studenten als de docenten, hard werken is. Maar ook heel leuk, leerzaam en waardevol! Want studenten en docenten delen een gezamenlijke motivatie: een onderbouwde en stevige invloed en positie van verloskundigen in de geboortezorg.’
De master Verloskunde start elk jaar in de eerste week van september. Meer weten over de opleiding? Kijk op masterverloskunde.nl
Vroeg versus laat afnavelen:
een systematische review en meta-analyse
De navelstreng kan vroeg, binnen 15 seconden na de geboorte, worden afgeklemd. Of laat, na 1-2 minuten of totdat de navelstreng niet meer pulseert, zoals aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)1-3. Gezien de praktijkvariatie en uiteenlopende meningen over de exacte timing bij laat afnavelen,3,5,6 lijkt het bestuderen van neonatale bloed biomarkers interessant voor klinische evaluatie van de neonatale gezondheid7 Tot zover werd één meta-analyse uitgevoerd, waarbij gegevens van spontane vaginale geboortes en sectio’s werden samengevoegd, om het effect van timing bij laat afnavelen onder gezonde à terme pasgeborenen te onderzoeken8.
Methode
Deze systematische review en meta-analyse onderzoekt de impact van vroeg en laat afnavelen, de timing zoals beschreven in de introductie werd gehanteerd, op volgende neonatale bloed biomarkers: hematocriet, bilirubine, ferritine, transferrine en hemoglobine.
Literatuuronderzoek en selectieproces
De literatuursearch gebeurde in PubMed, Medline, CENTRAL, CINAHL en EMBASE. Selectie in Rayyan©, werd uitgevoerd volgens PRISMA en het Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions.
Inclusie
Gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT’s) die vroeg en laat afnavelen vergeleken en de neonatale biomarkers in het bloed binnen de eerste week na de geboorte rapporteerden, werden geïncludeerd. Alleen studies met een spontaan vaginale baring na een laagrisico à terme zwangerschap kwamen in aanmerking.
Beoordeling van het risico op bias
De methodologische kwaliteit van de geïncludeerde onderzoeken werd beoordeeld met behulp van de Risk of Bias-2 tool voor RCT’s uit het Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions.
Abstraheren van gegevens
De studiekarakteristieken, het aantal deelnemers per arm, uitkomstmaten, bloedafnamemoment en -methode, gemiddeldes, standaarddeviaties (SD) en moderatoren werden geëxtraheerd. Gestandaardiseerde gemiddelde verschillen (SMD) en standaardafwijking van het steekproefgemiddelde
‘Idtdi
‘In deze studie werd geen verschil in bilirubinewaarden gevonden in navelstrengbloed en capillaire bloedmonsters’
(SE) werden berekend uit de geëxtraheerde gemiddelden en SD’s in plaats van het absolute gemiddelde verschil in bloedeenheden (zoals g/dL). Gegevens werden gepoold om effectgrootte en -omvang tussen twee interventies te berekenen8,9. De effectgrootte, gerapporteerd als SMD, kan worden geïnterpreteerd als een klein; 0,20-0,50, matig; 0,500,80 of groot; ≥0,80 effect8,9.
Statistische analyse
Er werd een meta-analyse uitgevoerd als tenminste twee artikelen (K≥2) dezelfde biomarker, rapporteerden. Als een studie dezelfde biomarker rapporteerde met meerdere tijdstippen (bijv. na 24 uur, 48 uur of een week postpartum), werd alleen het eerste tijdstip opgenomen. Wegens onvoldoende gegevens om een tijdreeksanalyse uit te voeren, werd het totale effect van laat en vroeg afnavelen samengevoegd en werd een subgroep-analyse uitgevoerd op basis van bloedafnametechniek: navelstrengbloed en neonataal capillair bloed. De randomeffectmodellen berekenden de gepoolde SMD met een 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI).
Publicatiebias
Publicatiebias werd aanwezig geacht als de funnel plot een asymmetrie vertoonde en als de p-waarde <0,05 was volgens de Rank correlatietest of Egger’s test. Er werd een aanvullende trim-and-fill analyse uitgevoerd
om te informeren of/hoeveel potentiële studies ontbraken en hoe deze het totale effect zouden beïnvloeden ten gunste van vroeg of laat afnavelen10.
Resultaten
Studieselectie en kenmerken
De literatuursearch resulteerde in 1.635 artikelen, waarvan 15 geïncludeerd voor analyse.
Risico op bias
Er was een matig risico op bias. Vanwege de aard van de interventie was het onmogelijk om het personeel te blinderen wat beoordeeld werd als hoog risico. Het laboratoriumpersoneel, dat de bloedmonsters analyseerde, was geblindeerd voor de interventie, maar niet of het om navelstreng- of capillair bloed ging. Er kan geen detectiebias zijn opgetreden vanwege de objectieve meting van biomarkers.
Kenmerken van de studies
De studies includeerden 1.052 deelnemers met laat afnavelen (1-5 minuten of wanneer de navelstreng ophield met pulseren) en 1.021 deelnemers met vroeg afnavelen (<10-30 seconden). Navelstrengbloed werd afgenomen na het afnavelen. Capillaire bloedafname varieerde van 2 tot 48 uur na afnavelen. Op basis van K≥2 worden de volgende biomarkers gerapporteerd: hemoglobine, bilirubine en hematocriet.
Effect van DCC op hemoglobine
Het totale gepoolde effect, bij dertien studies, wees op statistisch significant hogere hemoglobinespiegels bij laat afnavelen vergeleken met vroeg afnavelen en vertoonde een matig effect: SMD 0,46 (95%BI 0,20 tot 0,72, p=0,0005). Er werd geen effectverschil gevonden tussen bloedmonsters afgenomen uit de navelstreng: SMD -0,04 (95%BI -0,57 tot 0,49, p=0,88). Postpartum (>2 - 48 uur) capillaire hemoglobinespiegels waren statistisch significant hoger bij laat afnavelen en vertoonden een groot effect: SMD 0,76 (95%BI 0,56 tot 0,97, p=0,00001).
Er bleek geen statistisch significante funnelplot-asymmetrie voor de navelstrengbloedmonsters (z=-0,801, p=0,012). Uit de trim-and-fill-analyse bleek dat vier aanvullende studies nodig zijn om de effecten van laat afnavelen op het neonatale hemoglobinegehalte te beïnvloeden. Deze onderzoeken zouden de verschillen tussen vroeg of laat afnavelen echter niet veranderen.
Effect van DCC op bilirubine
De meta-analyse, bij zes studies, toonde geen statistisch significant verschil tussen laat en vroeg afnavelen en vertoonde een klein effect: SMD 0,13 (95%BI -0,03 tot 0,28, p=0,22). De gepoolde effectgrootte was verwaarloosbaar voor navelstrengbilirubinewaarden: SMD van 0,03 (95%BI -0,24 tot 0,31, p=0,82)
en klein voor neonatale capillaire waarden: SMD 0,15 (95%BI -0,04 tot 0,33, p=0,12). Volgens de trim-and-fill analyse waren geen aanvullende studies nodig om het effect te beïnvloeden.
Effect van DCC op hematocriet
De totale gepoolde effectgrootte, bij acht studies, was klein tot matig: SMD 0,4 (95%BI 0,00 tot 0,80). Het hematocriet was statistisch significant lager in het navelstrengbloed bij laat afnavelen vergeleken met vroeg afnavelen, en vertoonde een klein effect: SMD -0,3 (95%BI -0,53 tot -0,07, p=0,01). Het hematocriet van de capillaire bloedmonsters was statistisch significant hoger bij laat afnavelen en vertoonde een groot effect: SMD 0,75 (95%BI 0,42 tot 1,09, p <0,001).
De Egger’s test toonde geen statistisch significante funnel plot asymmetrie (z=1,204, p=0,228), en de trim-and-fill analyse suggereerde geen potentieel ontbrekende studies om het effect te beïnvloeden.
Discussie
Deze review onderzocht de impact en het verschil in effectgrootte tussen biomarkers in bloed van navelstreng- en capillairbloedmonsters van gezonde voldragen pasgeborenen, afgenomen na vroeg of laat afnavelen. De hematocriet- en hemoglobinewaarden van capillair bloed verbeterden ten gunste van laat afnavelen met een matig tot groot effect.
‘De kracht van de review ligt in de stratificatie op basis van de bloedafnametechniek’
Er was geen effectverschil op bilirubinewaarden tussen laat en vroeg afnavelen, ongeacht de bloedafnametechniek. De bevindingen ondersteunen eerdere aanbevelingen voor laat afnavelen1,3. Een belangrijke bevinding is het belang van zowel tijdstip als techniek van bloedafname. Biomarkers geëvalueerd op basis van vroeg postpartum navelstrengbloed, gaven geen effectverschil tussen tijdstip van afnavelen. Neonatale biomarkers uit later afgenomen capillaire monsters, toonden een matig tot hoog effect ten gunste van laat afnavelen voor hematocriet en hemoglobine. De verschillen in biomarkers en de bloedafnamemethoden zouden toegeschreven kunnen worden aan veranderingen in de bloedsomloop bij de overgang van zuurstof- en bloedvoorziening vanuit de navelstreng naar pulmonale bloedstroom11 Aangezien afnavelen de cardiopulmonale overgang bij de geboorte beïnvloedt, kan het effect van het afnavelen alleen nauwkeurig worden geschat op basis van neonatale capillaire bloedmonsters12
In deze studie werd geen verschil in bilirubinewaarden gevonden in navelstrengbloed en capillaire bloedmonsters. Bilirubinespiegels van pasgeborenen kunnen variëren door de afbraaksnelheid van rode bloedcellen, de leverfunctie en de efficiëntie, met een beperkte invloed van het tijdstip waarop de navelstreng wordt dichtgeknepen. Dit komt overeen met eerdere bevindingen13-15 Laat afnavelen verhoogde hematocriet- en hemoglobinewaarden. Dit ondersteunt eerdere aanwijzingen dat neonaten met laat afnavelen, statistisch significant hogere hematocriet- en hemoglobinewaarden hebben, echter binnen de klinisch relevante drempelwaarden, vergeleken met vroeg afnavelen14,16
Hoewel de meeste geïncludeerde RCT’s een lage power hadden (<100 deelnemers per arm per studie), verbeterde pooling, met tenminste 700 deelnemers per arm per analyse, de power van deze meta-analyse. De kracht van de review ligt in de stratificatie op basis van de bloedafnametechniek, die leek te bepalen of en wanneer de gezondheidseffecten van laat afnavelen merkbaar worden. De bevindingen kunnen niet gegeneraliseerd worden naar neonaten uit hoog-risico zwangerschappen, die te vroeg geboren zijn of geboren zijn via een keizersnede. De belangrijkste implicatie van dit onderzoek is dat de bloedafnametechniek, via de navelstreng of neonatale capillaire bloedafname, van invloed is op het effect van laat afnavelen. Dit benadrukt dat het moment van bloedafname en beoordeling cruciaal is voor het begrijpen van de klinische status van de pasgeborene. Aangezien de biomarkers in het bloed verschilden naargelang de techniek van de bloedafname en het tijdstip (vroeg of laat postpartum), kan er discussie ontstaan over welke waarden klinisch relevant zijn ter beoordeling van de gezondheid van de pasgeborene. Het is daarom belangrijk om kritisch na te denken over de fysiologische verklaring en betekenis van de verschillen in biomarkers tussen de bloedafnametechnieken en -afnametijden.
Conclusie
Laat afnavelen draagt bij aan de gezondheid van à terme gezonde neonaten na een spontaan vaginale baring. Het heeft een matig statistisch significant effect op neonatale capillaire biomarkers. De bloedafnametechniek is een belangrijke factor voor de klinische evaluatie.
Bronnen
1.World Health Organization (WHO), 2014. Guideline: Delayed Umbilical Cord Clamping for Improved Maternal and Infant Health and Nutrition Outcomes (Geneva. Report No.: 978-92-4-150820-9).
2.Mercer, J.S., Erickson-Owens, D.A., Deoni, S.C.L., Dean Iii, D.C., Tucker, R., Parker, A.B., et al., 2022. The effects of delayed cord clamping on 12-month brain myelin content and neurodevelopment: a randomized controlled trial. Am. J. Perinatol. 39 (1), 37–44.
3.American College of Obstetricians and Gynecologists, 2020. Committee on obstetric practice. Delayed umbilical cord clamping after birth: ACOG Committee opinion, number 814. Obstet. Gynecol. 136 (6), e100–e106.
4.Peberdy, L., Young, J., Massey, D., Kearney, L., 2022. Integrated review of the knowledge, attitudes, and practices of maternity health care professionals concerning umbilical cord clamping. Birth 49 (4), 595–615.
5.Weeks, A., 2007. Umbilical cord clamping after birth. BMJ 335 (7615), 312–313.
6.Winter, C., Macfarlane, A., Deneux-Tharaux, C., Zhang, W.H., Alexander, S., Brocklehurst, P., et al., 2007. Variations in policies for management of the third stage of labour and the immediate management of postpartum haemorrhage in Europe. BJOG 114 (7), 845–854.
7.Becker, M., Gscheidmeier, T., Gross, H.J., Cario, H., Woelfle, J., Rauh, M., et al., 2022. Differences between capillary and venous blood counts in children-a data mining approach. Int. J. Lab. Hematol. 44 (4), 729–737.
8.McDonald, S.J., Middleton, P., Dowswell, T., Morris, P.S., 2013. Effect of timing of umbilical cord clamping of term infants on maternal and neonatal outcomes. Cochrane Database Syst. Rev. 2013 (7), CD004074.
9.Hedges, L., Olkin, I., 1985. Statistical Methods for Meta-analysis. Academic Press, New York, NY [Google Scholar].
10.Murad, M.H., Wang, Z., Chu, H., Lin, L., 2019. When continuous outcomes are measured using different scales: guide for meta-analysis and interpretation. BMJ 364, k4817
11.Shi, L., Lin, L., 2019. The trim-and-fill method for publication bias: practical guidelines and recommendations based on a large database of meta-analyses. Medicine (Baltimore) 98 (23), e15987.
12.Hooper, S.B., Te Pas, A.B., Lang, J., van Vonderen, J.J., Roehr, C.C., Kluckow, M., et al., 2015. Cardiovascular transition at birth: a physiological sequence. Pediatr. Res. 77 (5), 608–614.
13.Crossley, K.J., Allison, B.J., Polglase, G.R.,Morley, C.J., Davis, P.G., Hooper, S.B., 2009. Dynamic changes in the direction of blood flow through the ductus arteriosus at birth. J. Physiol. 587 (Pt 19), 4695–4704.
14.Kc, A., Rana, N., Malqvist,M., Jarawka Ranneberg, L., Subedi, K., Andersson, O., 2017. Effects of delayed umbilical cord clamping vs early clamping on anemia in infants at 8 and 12 months: a randomized clinical trial. JAMA Pediatr. 171 (3), 264–270.
15.Kemper, A.R., Newman, T.B., Slaughter, J.L., Maisels, M.J.,Watchko, J.F., Downs, S.M., et al., 2022. Clinical practice guideline revision: management of hyperbilirubinemia in the newborn infant 35 or more weeks of gestation. Pediatrics 150 (3).
Originele publicatie: Zamouri C, Stiers M, Torfs K, Mestdagh E, Kuipers Y. Deferred cord clamping to improve neonatal blood values. A systematic review and meta-analysis. International Journal of Nursing Studies. Scan de code om het originele artikel te lezen.
Update
Oratie Ank de Jonge
Bekend maakt bemind. Het belang van goede relaties in de geboortezorg. Op 14 juni is het zover: Ank de Jonge, verloskundige en de eerste hoogleraar verloskunde van Nederland, houdt haar inaugurele rede bij haar benoeming tot Hoogleraar Verloskundige Wetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ank is geruime tijd hoogleraar verloskundige wetenschap aan het Amsterdam UMC (VUmc) en is nu ook benoemd in Groningen. Voorafgaand aan haar oratie is er een symposium met als thema ‘Goede relaties in de geboortezorg’, waar verschillende sprekers de essentie van goede relaties belichten. Een mooie kans om om te leren en mee te discussiëren over dit belangrijke onderwerp! Scan de code voor meer informatie.
Onderzoek naar basistakenpakket en praktijkkosten
De KNOV is gestart met een onderzoek naar het basistakenpakket (BTP) van verloskundigen. Hiermee willen we de tijdsbesteding van eerste- en tweedelijnsverloskundigen en de kosten van de eerstelijnsverloskundigenpraktijk achterhalen. De uitkomsten worden onder andere gebruikt bij het herzien van het beroepsprofiel en als parallelonderzoek om straks input te leveren op het beleid van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). KPMG voert het onderzoek in opdracht van de KNOV uit.
De NZa brengt via haar kostenonderzoek de gemaakte kosten van verloskundigenpraktijken in kaart. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek herijken zij de tarieven voor verloskunde van 2026. De dataverzameling van het NZa-kostenonderzoek loopt van september tot en met november 2024. Als de NZa je benadert, dan ben je verplicht om mee te doen.
We bedanken alle deelnemende verloskundigen voor hun bijdragen aan deze onderzoeken.
In memoriam: Hajo Wildschut
Op 28 februari is gynaecoloog/perinatoloog n.p. Hajo I.J. Wildschut onverwachts overleden op 73-jarige leeftijd. Hajo was een bij vele vakcollega's zeer geliefd gynaecoloog. Hij droeg verloskundigen een warm hart toe en zette zijn ervaring en contacten in om een toekomst bestendige geboortezorg vorm te geven. Recent nog koos het KNOVbestuur twee van zijn boeken ‘Over tijd, kantelpunten in de naoorlogse geboortezorg’ en ‘Integrale geboortezorg. Samen bevalt goed’ uit om het gesprek binnen de beroepsgroep mee op gang te brengen. Met Hajo’s boeken én met de inspirerende quote op zijn rouwkaart zetten we graag zijn werk voort: ‘I can’t change the direction of the wind, but I can adjust my sails.’. We wensen de familie van Hajo veel sterkte.
Medimama app Lareb
Op Moederdag is de MediMama app gelanceerd. In deze app kunnen zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven informatie vinden over de veiligheid van vrij verkrijgbare medicijnen rondom de zwangerschap. De app geeft ook leefstijladviezen die kunnen helpen bij het verminderen van zwangerschapsklachten voordat er eventueel gestart wordt met medicijnen. Omdat zelfzorgmiddelen te verkrijgen zijn zonder een advies van een arts of verloskundige is het juist voor deze middelen van belang dat vrouwen zichzelf goed informeren voordat ze een middel willen gebruiken. De MediMama app is ontwikkeld door Moeders van Morgen in samenwerking met de KNOV, de NVOG en het Centraal Bureau Drogisterijbedrijven (CBD). Ook zwangeren en pas bevallen vrouwen hebben meegewerkt bij de ontwikkeling en testfase.
van een klinisch verloskundige
Marjolein
Lansbergen
is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.
Mijlpaal
Pas heb ik een mijlpaal bereikt. Ik wist dat het een keer zou gebeuren, maar nú had ik hem nog niet verwacht. Zeker, ik kom niet meer vers van de opleiding en werd al wat vaker aangesproken met ‘u’. Ook kom ik steeds minder vaak zwangeren tegen met wie ik mijn geboortejaar deel. Het horen van de leeftijd van nieuwe collega’s maakt het nog duidelijker: ik begin me in een ander segment te begeven.
De cliënt die ik in een drukke dienst beoordeelde – omdat mijn collega die voor haar zorgde bij een andere baring vast stond – vertelde aan de dienstdoende die ná ons kwam dat ‘de oudere verloskundige’ ook nog was geweest. Niet: ‘Die ene die op het laatst nog even kwam’, of: ‘Die met dat halflange haar’, nee hoor: de oudere verloskundige! Mijn collega’s vonden het erg vermakelijk en zagen het positief in: ‘oudere’ klinkt tenslotte altijd nog beter dan ‘oude’. En toegegeven, vergeleken met mijn 26-jarige collega was dit door de cliënt toegekende label ook niet geheel onterecht.
Deze ‘mijlpaal’ moet ik maar gaan accepteren vrees ik, nu ik bijna mijn tweede decennium als verloskundige heb gevuld. In negentien jaar heb ik heel wat baby’s maar natuurlijk evenzoveel placenta’s voorbij zien komen. Bij reacties als: ‘Getver, wat een ranzig ding!’ voel ik plaatsvervangende krenking, want wat is die koek toch een magisch iets! ‘Zonder placenta geen baby!’, luidt in zo’n geval dan ook meestal mijn reactie.
Zoals bij alles als je een baby krijgt anno 2024, ontkomt onze doelgroep ook bij de koek niet aan keuzestress. Wordt het een halve of hele lotus, een smoothie, capsules, balsem of tinctuur? Een mooie kunstafdruk, sieraad, begraven (met boompje erop) of kies je voor een nobel doel: stamcelopslag voor Sanquin of donatie voor hoornvliestransplantaties? Zelf koos ik destijds voor begraven. Op de laatste dag van mijn verlof haalde ik bij beide de schep tevoorschijn (de vriezer was het tussenstation). Helaas geen mooie boom erop: inmiddels zijn de koeken bedekt door een strak laagje kunstgras.
In mijn ziekenhuis werden, ruim voor mijn tijd, alle placenta’s verzameld voor gebruik in cosmetica, wist een van de gynaecologen te vertellen. Misschien wordt het tijd me in deze optie te gaan verdiepen. Dagelijks een rijke laag placentacrème voor het slapen en in de ochtend naar behoefte nog een extra likje. En dan maar hopen dat ik niet al op korte termijn tot ‘die oude’ word gebombardeerd.
De nieuwe superieure kolfervaring
Solo
Freestyle™
voor het welzijn van moeders en baby's
ONS ANATOMISCHE ONTWERP MAAKT HET VERSCHIL:
DUBBEL AFKOLVEN voor meer melk in minder tijd!1
DRUKBEZETTE MOEDERS HEBBEN HUN HANDEN MEER DAN VOL!
Onze compacte, lichte handsfree borstkolven combineren comfort, gebruiksgemak en op onderzoek gebaseerde technologieën voor een superieure kolfervaring. Ze passen in de broekzak van de moeder, en wegen daardoor niet op de borst. De nieuwe draagbare, anatomisch gevormde opvangcups 1P zijn uitzonderlijk licht. Ze zijn samengesteld uit slechts 3 te reinigen onderdelen, zijn voorzien van een stabiele onderkant om omvallen te voorkomen en hebben een capaciteit van 150 ml per cup.
Medela introduceert een nieuwe exclusieve nieuwsbrief voor professionals in de geboortezorg. In deze nieuwsbrief delen we de laatste inzichten rond borst-voeding en moedermelk. Wilt u ook op de hoogte blijven?
Meld u eenvoudig aan via medela.nl/nieuwsbrief of scan de QR-code
Onze op onderzoek gebaseerde handsfree opvangcups zijn ontworpen om plaatselijk samendrukken tot een minimum te beperken en sluiten perfect aan op de natuurlijke vorm van de lacterende borst, voor meer discretie. Het is tevens aangetoond dat de op onderzoek gebaseerde borstschilden van 105° een comfortabelere en efficiëntere kolfervaring bieden.2
DISCREET
1 2 3
3 ONDERDELEN, GEMAKKELIJK SCHOON TE MAKEN
PERFECT OM TE MULTITASKEN
LICHT EN COMFORTABEL
DE
DRAAGBAARAls evidence niet in je ideologische straatje past
Evidence wordt niet altijd even enthousiast ontvangen. Want wat als de gevonden uitkomsten niet overeenkomen met beroepsideologie? We nemen je graag mee in een casus uit de UK, besproken door professor in de Verloskunde Yvonne Kuipers.
In februari 2024 publiceerde The BMJ (voorheen the British Medical Journal) een ingezonden stuk. De auteur – een medicus – bekritiseerde hierin dat de NICE (National Institute for Health and Care Excellence) het toedienen van steriele waterinjecties had opgenomen in de NICE guideline intrapartum care, als aanbeveling voor pijnbestrijding tijdens de baring. De auteur beschrijft steriele waterinjecties als een blijk van slechte zorg en niet ethisch. De kritiek is eveneens gericht op de systemische methodologie die de NICE gebruikt om tot aanbevelingen te komen, leidend tot pseudo-evidence.
Het ‘UK Network of Professors of Midwifery and Maternal and Newborn Health’, heeft inmiddels een antwoord geformuleerd. De kern van dit antwoord luidt als volgt:
NICE is een gerenommeerde organisatie, die klinische richtlijnen ontwikkelt voor de internationale gezondheidszorg. Er wordt hierbij een duidelijke systematische methodiek gehanteerd, om juist betrouwbaarheid van bevindingen te vergroten en vooroordelen te minimaliseren.
Op de aanbeveling betreft steriele waterinjecties, in de voorlopige versie van de geüpdatete NICE intrapartum guideline in september 2023, werd positief gereageerd door Royal College of Midwives en Royal College of Obstetricians & Gynaecologists. Anesthesiologen waren minder enthousiast vanwege gebrek aan een biologische verklaring voor het effect van steriele waterinjecties. Echter, er bestaan meer effectieve interventies waarvan het onderliggend mechanisme niet volledig bekend is. Aspirine bijvoorbeeld. Op een gegeven moment was dit het meest gebruikte medicijn ter wereld als zijnde pijnstillend, anti-inflammatoir en koortsstillend. Maar het mechanisme was decennia niet bekend.
De opname van steriele waterinjecties in de NICE guidance gaat om het aanbieden van meerdere opties, niet het vervangen van bestaande. Vrouwen hebben verschillende wensen en behoeften als het aankomt op baringspijn en het omgaan hiermee. En hun ervaring van deze pijn varieert enorm. Opiaten en epidurale pijnstilling zijn niet altijd effectief als vrouwen rugweeën hebben en ze hebben allerlei bijwerkingen, die sommigen liever
vermijden. NICE neemt nu de optie voor steriele waterinjecties op in een lijst van zes niet-farmacologische opties en zes farmacologische opties voor het verlichten van baringspijn.
Een aanbeveling die leidt tot ideologisch antagonisme – zoals steriele waterinjecties –is wat anders dan een ongefundeerde aanbeveling, al lijkt het een het ander te beïnvloeden. Antagonisme leidt tot het ondermijnen van evidence en dus ook de zorg van vrouwen durante partu. Ook al kan een zorgverlener zich niet geheel vinden in een op evidence gebaseerde keuze van een vrouw, het niet aanbieden of het ongefundeerd bekritiseren van een interventie beïnvloedt keuzevrijheid en besluitvorming van vrouwen.
Mutsjemutsjeop,af
In het ziekenhuis wordt bij ieder kind direct na de geboorte een muts opgezet, omdat het anders het risico zou lopen snel af te koelen.
Ook wanneer geen sprake is van prematuriteit.
Maar: wetenschappelijk bewijs lijkt hiervoor te ontbreken. Wat zijn de overwegingen van de verschillende betrokkenen op deze werkwijze?
Vanuit de cliënten
Wel een muts
Lauranne vindt het goed dat haar kind na de geboorte voor de zekerheid een muts op krijgt. ‘Een baby kan zichzelf nog niet goed op temperatuur houden’, beargumenteert ze. ‘Daarnaast lijkt het me ook een fijn, geborgen gevoel geven. Ik had me er van tevoren niet echt in verdiept, maar ik ken eigenlijk geen mensen die niet bewust voor het mutsje hebben gekozen. Wel of geen muts is ook geen vraag die mij bij het opmaken van het geboorteplan werd gesteld. Bij mij persoonlijk was er wel een extra reden om voor de muts te kiezen: mijn eerste kind werd dysmatuur geboren, daar was het sowieso nodig. Mijn tweede kind was ook aan de kleine kant, dus ook toen was er voor mij geen twijfel. Maar ook voor kinderen met een gemiddeld gewicht lijkt een muts me prettig en rustgevend.’
Geen muts
Britt denkt daar anders over. ‘Mijn wens was dat mijn kind na de geboorte geen muts op kreeg. Ik vond het fijn om na de geboorte huid-op-huidcontact met mijn baby te hebben en te zorgen dat we elkaar konden ruiken. Ook had ik van tevoren gelezen dat dit bevorderlijk was voor het geven van borstvoeding.
Wat ook meespeelde is dat ik in bad wilde bevallen, dan leek het me niet logisch om een muts op te zetten. Ik wilde thuis bevallen, maar omdat ik daar de rust niet kon vinden heeft mijn verloskundige ervoor gezorgd dat ik in een ziekenhuis in bad kon bevallen. Ik gaf mijn wens door aan de verloskundige die daar was.
Zij zei dat het wel werd aangeraden, maar ze begreep dat het in bad minder logisch was.* Ze zei dat het kon als de temperatuur extra in de gaten werd gehouden.
Het ging allemaal heel goed, dus ik ben tevreden met de keuze. De consequentie van de keuze of je wel of geen muts opzet is niet heel groot, dus het lijkt me prima als iedereen hierover zelf mag beslissen. Het is belangrijk dat er rond de geboorte ruimte is voor overleg hierover, dat voor- en nadelen worden besproken.’
*De combinatie van in bad bevallen en een muts opzetten wordt afgeraden door de KNOV. Wanneer de muts van het kind nat wordt is de kans op afkoelen groter dan wanneer er geen muts wordt gedragen.
Vanuit de verloskundige/vroedvrouw
Zo volledig mogelijk
Vroedvrouw Margot van Dijk is van mening dat verloskundige kennis vaak op een eenzijdige manier wordt gedeeld. ‘Zo word je als verloskundige ook opgeleid: zo is het, en niet anders. Ik wil kennis van verschillende kanten belichten, stel graag kritische vragen over wat we doen. Ook over wat ik zelf doe. Ik vind het heel belangrijk dat verloskundigen volledige informatie kunnen bieden, zodat de zwangere haar eigen keuze zo goed mogelijk kan maken. Volledige kennis verzamel je door wetenschappelijk onderzoek maar ook vanuit visies van andere vroedvrouwen of artsen.’
Het bewijs
Niet alleen in het ziekenhuis maar ook in de eerste lijn is het volgens Margot de norm om een kind direct na de geboorte een muts op te zetten. ‘Ik denk dat de meeste verloskundigen dat doen, want zo leren we het. De redenatie is zo: als een kind wordt geboren koelt het af, en dan vooral via het hoofd. De muts zou zijn om de temperatuur van het kind te reguleren. De onderzoeken die hierbij worden aangehaald zijn echter geen onderzoeken naar baby’s, maar naar
‘Er is onderzoek dat de positieve effecten van huid-op-huidcontact aantoont’
onderkoelde volwassenen of drenkelingen. Die liggen echter niet op een warme borst. Dit is dus een typisch geval waarbij onderzoek uit de context is gehaald. Er is inmiddels recenter onderzoek uitgevoerd waarbij de temperatuur van vijfhonderd baby’s werd gemeten.1 De aanleiding voor dit onderzoek was dat juist oververhitting een bekend risico is voor plotselinge wiegendood. De onderzoekers wilden vaststellen of het gebruik van de muts effect had, omdat dit ouders het signaal kan geven dat het nodig is veel kleding aan te doen, wat het risico op oververhitting vergroot. De onderzoekers vonden geen significante verschillen in temperatuur tussen kinderen die wel direct een muts op kregen en kinderen zonder muts. Althans: als we het over gezonde, à terme kinderen hebben met een gewicht van meer dan 2.500 gram. Dus ondanks dat het de regel is om bij alle pasgeborenen dat mutsje op te zetten, is het niet evidence-based.’
Baat het niet dan schaadt het niet?
Met bovengenoemd onderzoek wordt niets gedaan, vermoedt Margot. ‘We zitten vast in hoe we het altijd hebben gedaan. Vroeger was het wellicht wel nodig, toen we pasgeboren kinderen gelijk weghaalden bij hun moeder, en aangekleed in een wiegje legden. Inmiddels liggen de meeste kinderen het eerste uur op moeders borst. En als het opzetten van een muts geen schadelijk effect zou hebben dan zou het geen probleem zijn. Maar: dat weten we dus niet.’
Tegelijkertijd is er wel onderzoek dat de positieve effecten van huid-op-huidcontact aantoont.
Zo blijkt er een positieve correlatie te zijn tussen huid-op-huidcontact tussen ouders en kinderen en het oxytocinegehalte.1 De oxytocinespiegels stegen aanzienlijk bij zowel zuigelingen als hun ouders tijdens huid-op-huidcontact. Ouders met hogere oxytocinespiegels vertoonden meer synchronie en responsiviteit in de interacties met hun kinderen2
Volgens Margot is deze oxytocine-boost van levensbelang. ‘Het zorgt namelijk voor een soepele placentageboorte met weinig bloedverlies. Ik ben dus benieuwd of als we dit sterke effect onderbreken met een muts, dit de placentageboorte negatief beïnvloedt.’
Omgekeerde wereld
‘Dit is een van de vele voorbeelden’, zegt Margot. ‘Het gaat niet om een muts, maar het gaat om alle verloskundige interventies die we doen. Denk maar eens aan al de ‘kleine’ rituelen die we doen. Mutsje op, navelstreng doorknippen, aan de baarmoeder voelen... Het zijn allemaal dingen die we routinematig doen, die een gevoel van veiligheid geven. Het is de omgekeerde wereld dat er geen bewijs hoeft te zijn om wel te interveniëren, maar wel bewijs om niet te interveniëren. Zo verkondigde een gynaecoloog laatst in de krant dat het weigeren van een muts een ongegronde hype is, teweeggebracht door influencers. Deze persoon zei dat zij ervoor gestudeerd heeft en dat het gevaarlijk is om niet te doen. Waarom moet een zwangere daarnaar luisteren? Afwijken van de norm roept irritatie op. Mensen redeneren vaak: het hoort zo. We doen het toch niet voor niks? Er is toch over nagedacht?’
Kritisch denken
Zowel in de eerste als in de tweede lijn gaan verloskundigen met dit soort afwegingen op verschillende manieren om. ‘Veel zorgverleners beseffen niet dat er op veel punten geen houvast is’, denkt Margot. ‘De belangrijkste reden om dingen te doen is gewenning en ervaring. Nieuw wetenschappelijk onderzoek kan helpen, maar het blijft lastig om een interventie terug te draaien, omdat het op zo’n grote schaal wordt toegepast en zo ingebed zit in de cultuur. Zodoende heeft maar een deel van de richtlijnen gedegen wetenschappelijk onderzoek aan de basis. Dat kun je zien als je de verschillen in beleid tussen landen vergelijkt, want die hebben beschikking over dezelfde onderzoeken maar hebben toch andere richtlijnen. Bovendien gaat de ontwikkeling van richtlijnen traag, dus als er al overeenstemming is over nieuwe inzichten gaat er veel tijd overheen eer deze worden geïmplementeerd. Of het nu om een muts gaat of iets anders: uiteindelijk vind ik het als vroedvrouw belangrijk dat er ruimte is voor de autonomie van de zwangere. En dat kan alleen als er geen keuzes worden opgedrongen en er plek is voor kritisch denken.’
Disclaimer: De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie zijn ook benaderd voor medewerking aan dit artikel, maar wilden hun visie op dit onderwerp niet delen.
Bronnen
1. Lazzeri J, Giordano NA, Christ L, Polomano RC, Stringer M. Hats Off for Full-Term Healthy Newborns: No Benefits for Thermoregulation. J Perinat Neonatal Nurs. 2023 Oct-Dec 01;37(4):340-347.
2. Scatliffe N, Casavant S, Vittner D, Cong X. Oxytocin and early parent-infant interactions: A systematic review. Int J Nurs Sci. 2019 Sep 12;6(4):445-453.
Bewegen in de zwangerschap heeft veel voordelen!
Promoot ZwangerFit® en andere manieren van bewegen tijdens de zwangerschap en hang de poster op in de wachtkamer. De poster vind je in dit magazine.
Als lid versterk je niet alleen je eigen positie, maar ook die van alle verloskundigen in Nederland. Door als collectief op te treden, staan we sterk en kunnen we breed gedragen stappen zetten richting een nog betere geboortezorg.
Word lid van de KNOV
Ledenvoordelen
• Je kunt meedenken over en bijdragen aan de inhoud van het vak.
• Je hebt toegang tot handige basisdocumenten met betrekking tot waarneming, praktijkvoering, overname, tariefbepaling, toelatingscontracten, etc.
• Als je lid bent van de KNOV ben je automatisch ook aangesloten bij de geschilleninstantie.
• Als klinisch verloskundige heb je via de KNOV toegang tot juridische ondersteuning door vakbond FBZ.
• Je krijgt toegang tot de KNOV helpdesk.
• Je hebt toegang tot het online inspiratienetwerk, waar meer dan 2.500 verloskundigen met elkaar in gesprek gaan en elkaar helpen.
• Je ontvangt vier keer per jaar het tijdschrift De Verloskundige.
Het KNOV-lidmaatschap
De KNOV behartigt jouw belangen aan landelijke tafels.
We staan voor je klaar met informatie en advies over de inhoud en organisatie van verloskundige zorg. Al 125 jaar.
‘De KNOV is een verbindende factor voor alle eersteen tweedelijns verloskundigen in Nederland. Zelf zit ik in de beleidscommissie van de KNOV, waarbij de aandacht uitgaat naar fysiologie en de focus op gezondheid. Zo pak ik mijn rol om samen met collega’s de beste zorg te bieden aan moeder, kind en partner.’
Heidi Janssens-de Jong, eerste- en tweedelijnsverloskundige
Lid worden of meer weten?
Kijk op knov.nl/lid-worden of scan de code.
Élke vrouw is anders
Kies samen de anticonceptiemethode die het beste bij haar past
Ik wil betrouwbare anticonceptie voor 5 jaar, met minder hormonen.1,2
Ik wil betrouwbare anticonceptie voor 8 jaar*3
* Mirena is ook geïndiceerd voor:
- Behandeling van versterkt menstrueel bloedverlies of menorragie (tot maximaal 8 jaar*)
- Als progestageenadjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (3 jaar) jaar 3
* Voor de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie is aangetoond dat Mirena gedurende een periode van 5 jaar werkzaam is. Als de klachten van hevig menstrueel bloedverlies na 5 jaar niet zijn teruggekeerd kan overwogen worden om het gebruik van Mirena te continueren tot maximaal 8 jaar. Zie de verkorte productinformatie elders in deze uitgave. Referenties: 1. SmPC KyleenaTM (levonorgestrel), 03/2023. 2.Gemzell-Danielsson K, et al. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2017; 210: 22-8. 3. SmPC Mirena® (levonorgestrel), 03/2023.
Passie voor het vak
Wie voeren eigenlijk de gesprekken met zorgverzekeraars, met Perined over datakwaliteit, beheren de nieuwe platforms, leggen internationaal contacten of coördineren de aanvragen van kwaliteitsgelden? De KNOV heeft een team van betrokken, gepassioneerde beleidsadviseurs die zich inzetten voor allerlei onderdelen uit het vak. Graag stellen we ze aan jullie voor.
Eline Nanninga
Aandachtsgebieden: Data- & gegevensuitwisseling en Bekostiging & zorgcontractering
Studie en achtergrond:
Bijna afgeronde opleiding tot verloskundige, maar toen gerealiseerd dat ik het overstijgende en beleidsmatige over de verloskunde interessanter vond. Vervolgens gezondheidswetenschappen gedaan met onderzoeksstages bij Midwifery Science en de NZa.
Waarom de KNOV: Ik vind de verloskunde een prachtig en belangrijk vak, waar ik mij graag voor wil inzetten. Ik kan mijn achtergrond in zowel verloskunde als gezondheidswetenschappen bij de KNOV goed combineren.
Waar ben je trots op in je werk: Samen met Perined hebben we het afgelopen jaar de datakwaliteit van gegevens van dossier tot en met Perined in kaart gebracht en kunnen bevestigen wat iedereen al jaren aanvoelde; er is verlies of omvorming van data. Dat was een flinke uitdaging om dit te onderzoeken. Dit jaar zet ik mij met collega’s hard in om hier verandering in te brengen!
Waar woon je: Utrecht
Waar word je blij van: van een mooie wandeling in de natuur. En van schema’s, cijfertjes en Excel.
Annabel Njio
Aandachtsgebieden:
Onderwijs, kwaliteitsregister en informatiebeveiliging
Studie en achtergrond:
Opleiding: BSc Gezondheidswetenschappen, MSc Health Sciences Prevention and Public Health, vervolgens helpdesk digitale zorginstelling en de implementatie NIPT bij RIVM Centrum voor Bevolkingsonderzoek
Waarom de KNOV: Ik vind het leuk om te werken aan het optimaliseren van (zorg)processen en het meedenken over oplossingen waar ik direct praktische toepassing voor zie. Ik zet me graag in voor de beschikbaarheid van de juiste kennis voor verloskundigen, zodat zij zich kunnen richten op wat ertoe doet: hun werk.
Waar ben je trots op in je werk: Het zien van verbetering en mooie oplossingen!
Waar woon je: Amsterdam
Waar word je blij van: Koken, eten, theater en festivals!
Sanna Veenstra-Kwakkel
Aandachtsgebied: Internationale verloskunde
Studie en achtergrond: Ik ben in 2016 afgestudeerd aan de AV-M en sindsdien werkzaam als eerstelijnsverloskundige. In 2018 heb ik de tropenopleiding voor verloskundigen gevolgd in Antwerpen en daarna ben ik onder andere werkzaam geweest in Haïti en Pakistan. Op dit moment rond ik mijn master International Public Health af aan de Vrije Universiteit in Amsterdam
Waarom de KNOV: Hier kan ik de verbinding kan leggen tussen ons Nederlandse werkveld en de internationale gemeenschap van verloskundigen. Overal ter wereld zijn verloskundigen bezig om de zorg voor moeders en kinderen te verbeteren, en elke setting kent daarbij haar eigen unieke uitdagingen. Ik vind het fantastisch dat ik als klein schakeltje mee mag draaien in dat geheel.
Waar ben je trots op in je werk: De samenwerkingen met verloskundigen uit andere landen: ik ben ervan overtuigd dat we best trots mogen zijn op ons eigen unieke systeem maar dat dit altijd moet samengaan met een open en nieuwsgierige houding naar hoe anderen het doen. We hoeven het wiel niet altijd zelf uit te vinden, we kunnen zoveel leren van de landen om ons heen!
Waar woon je: Den Haag
Waar word je blij van: De bergen in met mijn man Jelmer, kampeerweekenden, en een goed boek!
Florien van Rij
Aandachtsgebieden: Coördinatie inzet ZonMw kwaliteitsgelden, juridisch dossier en dossier post partum (kraamzorg etc.)
Studie en achtergrond: Sociaal Pedagogische Hulpverlening, vroedkunde in België (niet afgemaakt), achtergrond in het sociaal domein met jonge, aanstaande moeders
Waarom de KNOV: Ook al ben ik zelf geen verloskundige geworden, in mijn hart blijf ik verliefd op het vak. Ik word er blij van om de verloskundigen in Nederland te mogen ondersteunen in hun werk en hoop op mijn manier bij te kunnen dragen aan het voortbestaan van dit prachtige werk.
Waar ben je trots op in je werk: De hoge mate van professionaliteit en kennis die ik zie in de beroepsgroep en de liefde en drive die ik zie voor het vak.
Waar woon je: Den Haag, mauie stad achtâh de dùine
Waar word je blij van: Breien, wandelen in het groen, familie-tijd
Nalonya van der Laan
Aandachtsgebied: Vakinhoud
Studie en achtergrond: Verpleegkunde, Verloskunde, Midwifery Science (niet afgerond), eerstelijnsverloskundige als praktijkhouder tot en met 2022
Waarom de KNOV: Vanwege gezondheidsredenen ben ik als praktijkhouder en als verloskundige gestopt, waardoor ik nu opgedane kennis en ervaringen kan inzetten als beleidsadviseur bij KNOV.
Sanna:
‘Ik hoorde ooit de quote: 'No hatting, no chatting, no patting' en die probeer ik waar mogelijk in praktijk te brengen’
Waar ben je trots op in je werk: Tarief Centering, kleine zaadjes planten, die leiden tot grotere projecten.
Waar woon je: In Zwitserland, op steenworp afstand van Saas-Fee en Zermatt
Waar word je blij van: Zwartneusschapen (de moeite waard om te googelen)
Florien:
‘Ik weet nog de eerste keer dat ik een placenta mocht aanraken tijdens de open dag van de opleiding. Te gek, vond ik dat!
Na de geboorte van onze dochter was ik echter zo aan het nagenieten van de bevalling, dat de geboorte van mijn eigen placenta een beetje voelde als een ‘moetje’. Ik had er weinig aandacht voor… Gelukkig wel een foto!’
Sophie DekkerAandachtsgebied:
Richtlijnontwikkeling (Ontwikkeling & Innovatie)
Studie en achtergrond:
Verloskundige, in 2021 ben ik afgestudeerd aan de Verloskunde Academie Groningen. Daarna ben ik aan de slag gegaan als medisch adviseur anticonceptie bij een farmaceut en 1 mei dit jaar ben ik gestart bij de KNOV als beleidsadviseur.
Waarom de KNOV: Ik wil mij graag inzetten voor de verloskunde en hoop hier via de ontwikkeling van verschillende kwaliteitsdocumenten een mooie bijdrage aan te kunnen leveren.
Waar ben je trots op in je werk: Dat ga ik nog ontdekken! Ik bewonder in elk geval de passie en drive die verloskundigen uitdragen enorm en ben trots om onderdeel uit te kunnen maken van het geheel.
Waar woon je: Aan de IJssel in het mooie Deventer, de parel van het Oosten
Waar word je blij van: De standaarddingen: gezelligheid, bewegen, een zonnetje en lekker eten/ drinken, bij voorkeur een tafel vol gerechtjes om samen met vrienden/familie te delen!
Quinty Spits
Aandachtsgebieden: Platforms, Anticonceptie, Preconceptie, Preventie
Studie en achtergrond: Verloskundige, MSc healthcare policy, innovation & management in Maastricht
Waarom de KNOV: Hier kan ik mijn kennis en praktijkervaring combineren en mezelf inzetten voor het behouden en waar nodig verbeteren van de geboortezorg in Nederland. De functie als platformsecretaris kwam voor mij als geroepen, want ik houd enorm van innoveren en mensen met elkaar verbinden. Voor mij is dit de perfecte combinatie tussen werken aan beleid op de inhoudelijke dossiers en de belangenbehartiging van verloskundigen. Ik werk ook nog af en toe als verloskundige in de praktijk en dit vind ik geweldig om te combineren met het werk bij de KNOV.
Waar ben je trots op in je werk: Ik ben supertrots op de platforms die al zijn opgezet en die nog gaan komen. En op ons team; we zijn een sterk team en gaan er volle bak samen tegenaan.
Waar woon je: Breda
Waar word je blij van: Waarvan niet! Leuke dingen ondernemen met mijn vriend, vriendinnen en familie. Zonnige terrasjes, cappuccino's drinken, een festival bezoeken en op vakantie hiken, een stad of zee ontdekken of een goed boek lezen aan het strand. Daarnaast elke week lekker losgaan tijdens de bootcamp of bij het klussen in huis.
Hoe goede digitale cliëntinformatie jou gaat helpen
Met het grote aanbod aan informatie, online en op social media, is het belangrijk om terug te kunnen vallen op actuele en betrouwbare informatie. Daarom wordt er hard gewerkt aan de vernieuwing van deverloskundige.nl. Wat de toegevoegde waarde van een platform met digitale cliëntinformatie is voor jou én je cliënt? We vragen het Thuisarts.nl, dat is uitgegroeid naar een veelgebruikt informatieplatform voor artsen én hun patiënten.
Jantine Woudstra is sinds maart dit jaar hoofdredacteur van Thuisarts.nl. Daarvoor werkte ze voor het platform als arts-redacteur, naast haar werkzaamheden als huisarts. Om antwoord te geven op deze vraag, gaat ze eerst terug in de tijd. ‘Thuisarts.nl is ruim tien jaar geleden opgericht door een aantal huisartsen en patiëntvoorlichters van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Ze wilden graag goede informatie om huisartsen te ondersteunen in de praktijk en dat die informatie ook online makkelijk vindbaar was. Zij bedachten daarom Thuisarts.nl.’
Een platform voor iedereen
Het initiatief ging van start met informatie over huisartsgerelateerde onderwerpen. Inmiddels is het aanbod veel breder. Thuisarts.nl is er nu voor
alle vragen over gezondheid en ziekte, voor zowel lichamelijke als psychische klachten. Ook de vorm waarin dat gebeurt is uitgebreider. Het is niet meer alleen tekst, maar ook videocontent en interactief materiaal. Jantine stipt nog een verbreding aan: ‘Thuisarts is nu het platform waarbij de burger centraal staat. Iemand die niet ziek is, maar wel vragen heeft over gezondheid. Of een patiënt die een ziekte of klachten heeft.’ Thuisarts.nl is nog steeds belangrijk voor de huisarts, maar inmiddels ook voor de assistent en medisch specialisten in het ziekenhuis. Hoe heeft dat zich ontwikkeld?
‘Thuisarts.nl werd door de hoeveelheid content steeds beter vindbaar, waardoor het platform vaker gebruikt werd. Dat waren allang niet meer alleen de mensen die bij hun arts waren geweest. Maar ook mensen die online gingen zoeken naar antwoorden op vragen als ‘Wat heb ik?’
‘De informatie sluit aan bij wat je als arts vertelt, omdat je zelf handelt volgens de richtlijnen’Jantine Woudstra, hoofdredacteur Thuisarts.nl.
en ‘Wat moet ik doen?’ kwamen op Thuisarts.nl. Steeds meer mensen wisten ons te vinden. Langzamerhand is de omslag gemaakt naar een platform voor burgers en patiënten.’
Drie verschillende functies
Door de jaren heen is het platform ontwikkeld naar wat het nu is. Welke rol vervult het inmiddels?
‘Thuisarts.nl geeft mensen meer grip op hun eigen gezondheid. De informatie schrijven we altijd met een bepaald handelsperspectief. Wat kan iemand zelf doen, wat zijn de oorzaken en hoe zit een ziekte in elkaar? En ook: wanneer is het verstandig om een arts te raadplegen. Met de informatie krijgt de lezer meer regie over eigen gezondheid of ziekte. Het platform wordt daarnaast nog steeds veelvuldig door artsen gebruikt. Het heeft een functie voor, tijdens en na een consult. ‘Als arts kun je Thuisarts.nl in de spreekkamer gebruiken om een situatie samen met een patiënt door te lopen. Dat deed ik als huisarts vaak. Daarnaast is het een goed naslagmiddel, want tijdens een consult kan er veel informatie gedeeld worden. Nu kunnen mensen thuis rustig nalezen wat er is besproken met de arts. Ook zien we dat mensen het gebruiken ter voorbereiding op een consult.’
De KNOV heeft met deverloskundige.nl dezelfde ambitie en hoopt met het nieuwe platform zowel verloskundigen als cliënten te kunnen helpen.
Een fijne basis
De toegevoegde waarde van een digitaal informatieplatform als Thuisarts.nl blijkt ook uit verschillende proeven. Een kwart van de mensen die 112 belt, kan zichzelf met Thuisarts.nl helpen, deelde het ministerie van VWS vorig jaar in een interview met het AD. Jantine vult aan: ‘Er zijn onderwerpen – en we zijn bezig met meer teksten hiervoor –die inhaken op het moment dat iemand nog niet bij de huisarts is geweest. Denk bijvoorbeeld aan informatie over een bloedneus en gestoten teen.
Hiervoor ontwikkelen we informatie over wat je zelf kunt doen als je nog geen arts hebt geraadpleegd, want misschien hoef je helemaal niet te bellen. Natuurlijk staat er ook altijd wanneer het verstandig is om wél te komen. Patiënten zijn hierdoor zelfredzamer en kunnen beter bepalen wat ze moeten doen.’ Op het moment dat mensen voor bepaalde aanleidingen eerst online kijken wat ze zelf kunnen doen, kan blijken dat een bezoek aan de huisarts helemaal niet nodig is. In dat geval helpt Thuisarts.nl een arts ook. ‘Als het gaat om iets dat mensen zelf kunnen oplossen en dus niet op het spreekuur hoeven komen, dan scheelt dat tijd. Maar als er wel een consult nodig is, dan tref je als arts een patiënt die al enigszins geïnformeerd is. Dat is een fijne basis voor een goed gesprek.’
Afnemende druk
Assistenten gebruiken Thuisarts.nl ook aan de telefoon. Bijvoorbeeld als blijkt dat mensen nog niet naar de arts hoeven met hun klacht. Mensen kunnen online lezen wat ze zelf kunnen doen tegen hun klachten. En wanneer ze weer terug moeten bellen of toch naar de arts moeten. ‘In de praktijk zag ik bijvoorbeeld patiënten die met een ziek kind binnen kwamen en zeiden: ik heb alles gedaan wat op Thuisarts.nl stond, maar ik kom er niet uit. Je ziet dan dat mensen al zelf actie hebben ondernomen, wat weer scheelt in de spreekkamer en in de hoeveelheid consulten. In het verleden is er weleens onderzoek gedaan naar het gebruik van Thuisarts.nl en de telefoontjes naar de huisartsenpraktijk. Daaruit bleek de druk van met name de korte en telefonische consulten was afgenomen sinds de komst van Thuisarts.nl.
Het gebruik van Thuisarts.nl levert artsen meer op, volgens Jantine. ‘Dat je als arts kunt verwijzen naar een platform waarvan je weet dat het betrouwbaar is, helpt zowel de patiënt als de arts.
Een arts hoeft zelf niet meer op zoek naar geschikte informatie. Wat op Thuisarts.nl staat, klopt. Alle informatie is gebaseerd op de nieuwste richtlijnen. Daarnaast weet je als arts ook dat de informatie aansluit bij wat je zelf vertelt, omdat je zelf handelt volgens de richtlijnen. Het komt allemaal uit dezelfde bron.’ Dit is ook een uitgangspunt voor deverloskundige.nl. Alle onderwerpen op de vernieuwde site die gebaseerd zijn op richtlijnen of onderzoek vermelden straks deze bron.
Breed gedragen
Thuisarts.nl is inmiddels een begrip in Nederland. Hoe heeft het platform die positie weten te bemachtigen? ‘Ik denk dat dat met name te maken heeft met het feit dat het platform breed gedragen wordt in de huisartsenzorg. Veel huisartsen wijzen hun patiënten op het platform. En iedereen komt wel een keer bij de huisarts, waardoor je er vanzelf mee in aanraking komt. Ook de medisch specialisten doen dit nu. Het is daarnaast toegankelijke informatie in begrijpelijke taal volgens
‘Met de informatie krijgt de lezer meer regie over eigen gezondheid of ziekte’
taalniveau B1. De informatie sluit aan op vragen van situaties waarin mensen zich bevinden.
Doordat artsen er zo actief mee zijn, weten mensen ons goed te vinden. Ook worden we goed gevonden via Google. En de informatie van Thuisarts.nl is op meer plekken vindbaar door een API-koppeling, zoals in onder andere verschillende apps en informatiesystemen en op de website van het OLVG.’
Een mooi gegeven is dat deverloskundige.nl eveneens informatie van Thuisarts.nl kan tonen, en dat er in de toekomst informatie kan worden uitgewisseld tussen beide sites. deverloskundige.nl is hier technisch op voorbereid.
Versterken en ontwikkelen
Sinds de start van Thuisarts.nl heeft het platform een grote groei doorgemaakt. Er wordt continu gewerkt aan de vindbaarheid. Enerzijds van het platform (via zoekmachines als Google), maar ook van de onderwerpen. Op dit moment wordt de zoekfunctie van de website geoptimaliseerd.
‘Wat we graag willen, is dat als je het platform bezoekt omdat je informatie zoekt, dat je gelijk in jouw situatie terechtkomt. Dus stel: je hebt maagklachten en bent nog niet bij een dokter geweest.
Dan willen we dat je de informatie te zien krijgt die op dat moment voor jou van belang is. Bijvoorbeeld informatie over wat je nu moet doen. Onze uitdaging is dus: hoe kunnen we onze zoekfunctie nog beter maken, zodat mensen op het juiste moment gelijk de juiste informatie krijgen?’. Diezelfde vragen waren uitgangspunten voor de vernieuwde informatie-architectuur op deverloskundige.nl.
Ook hier is de informatie straks logischer vindbaar.
Toekomst
En als het om toekomstplannen gaat… Wat zijn die? Jantine: ‘Onze grote wens is om in Nederland voor iedereen het platform met betrouwbare informatie te worden. Waar iedereen als eerste naartoe gaat met een vraag over gezondheid of ziekte. De samenwerkingen die we hiervoor hebben, gaan we versterken. En wellicht kunnen we (meer) samenwerken met andere beroepsgroepen. Wat ook belangrijk is, is dat we het platform blijven ontwikkelen. We werken in verschillende teams, zoals Research & Development, Online Content, Dataservices en Strategie & Organisatie. Elke expertise is bezig met optimalisatie. Zo doen we nu bijvoorbeeld onderzoek naar de ontwikkelingen met kunstmatige intelligentie (AI), zijn we bezig met het beter inzetten van beeld op Thuisarts.nl en werken we aan een kanaalstrategie: hoe kunnen we nóg beter vindbaar worden met bijvoorbeeld social media. Allemaal plannen waar we goed over aan het nadenken zijn om in de toekomst nog zichtbaarder en beter vindbaar te worden.’
7 vragen en antwoorden
over de lotusbevalling
Het begrip lotusgeboorte of -bevalling is vernoemd naar Claire Lotus Day. Begin jaren ’70 liet zij, na de geboorte van haar zoon, de navelstreng niet doorknippen maar aan de placenta zitten1. Het is een keuze die vijf decennia later nog steeds navolgers heeft: naar schatting bijna vijf procent van de ouders in Nederland. In dit artikel nemen we de belangrijkste vragen rondom de lotusbevalling en de halve lotusbevalling onder de loep.
1. Wat is een lotusbevalling precies?
Bij een lotusbevalling wordt de navelstreng niet doorgeknipt, maar wordt gewacht tot deze vanzelf loslaat. Zo blijven kind en placenta doorgaans nog zo’n drie tot tien dagen na de geboorte aan elkaar verbonden2
2. Wat is het verschil met een halve lotusbevalling?
Bij een halve lotusbevalling wordt de navelstreng wél doorgeknipt, maar pas nadat de placenta geboren is. De gekozen tijd varieert per individu tussen ongeveer een uur en ‘zo lang als goed voelt’.
3. Wat doe je bij een lotusgeboorte met de placenta?
Na een lotusgeboorte blijft het kind via de navelstreng verbonden aan de placenta. Deze wordt naast het kind in een vergiet boven een schaal gelegd, waar hij kan uitlekken. Na ongeveer 24 uur is dit proces voltooid. De placenta kan vervolgens worden gewassen, waarmee bloedresten worden verwijderd, en drooggedept. Uitdroging kan worden versneld door de placenta dagelijks aan beide kanten met zout in te wrijven. Veelal wordt de placenta in een hydrofiele doek bewaard in een mand of schaal naast het kind1,2
‘Het is belangrijk de gezondheid van het kind te monitoren’
4. Wat gebeurt er met de placenta in de periode na de geboorte?
Na een lotusgeboorte droogt de navelstreng steeds verder in. Hij verschrompelt, kleurt zwart en laat uiteindelijk los. Dit gebeurt meestal na ongeveer een week. In de tussentijd kan de placenta een onprettige geur afgeven. Om dit te verbloemen worden vaak kruiden ingezet zoals rozemarijn, lavendel of tijm1
5. Waar komt deze werkwijze uit voort?
Eerdere voorbeelden van uitzonderlijke aandacht voor de placenta zijn wijd over de aardbol verspreid. Volgens de overlevering begroeven de Maori’s uit Nieuw-Zeeland de placenta ritueel op voor hen heilige plaatsen. De Hmong uit Zuid-Oost Azië zou de placenta eveneens (hebben) begraven, maar dan vanuit de overtuiging hem weer nodig te hebben voor een volgend leven.
Praktische tips voor de verloskundige
Luidt de wens om tot een lotusbevalling over te gaan? Neem deze keuze dan op in het geboorteplan. Bij een geplande sectio kunnen de mogelijkheden van een lotusbevalling van tevoren met de gynaecoloog worden besproken. Het honoreren van dit verzoek is voorbehouden aan het betreffende zorgteam. Aansluitend is het ook raadzaam om de kraamzorg in te lichten.
Zorg dat navelstreng en placenta schoon worden gehouden om infecties te voorkomen. Bijvoorbeeld door deze regelmatig te wassen met water en milde zeep. Laat ouders contact opnemen als zij zich zorgen maken over complicaties of vragen hebben over de zorg voor navelstreng en placenta.
Informeer betrokkenen om de gezondheid van het kind nauwlettend in de gaten te houden: een lotusbevalling brengt mogelijk gezondheidsrisico’s met zich mee. Krijgt het kind koorts, drinkt het slecht of zijn er tekenen van infectie zoals roodheid, zwelling of afscheiding rond de navelstreng? Dring dan aan op contact, eventueel via de kraamzorg.
‘Neem de keuze op in het geboorteplan’
lotusbevalling. Studies die er wel zijn hebben een lage bewijskracht. Langer dan gebruikelijk wachten met het doorknippen van de navelstreng zorgt er volgens sommige theorieën voor dat het kind langer belangrijke stoffen binnenkrijgt, het zou bijvoorbeeld anemie voorkomen. Ook zou het minder heftig zijn voor de baby en zou de navelstreng eerder afvallen. Sommigen mensen hebben de overtuiging dat het laten uitkloppen van de navelstreng een fysiologisch proces is dat de baby ten goede komt3. Mogelijke immuniteitsof andere voordelen zijn echter niet bewezen. Zodra de navelstreng is uitgeklopt, stroomt er geen bloed meer naar het kind.
7. Wat zijn mogelijke nadelen?
Clair Lotus Day liet zich destijds inspireren tot het in stand houden van de verbinding tussen kind en placenta na het observeren van chimpansees. In de jaren 80 van de vorige eeuw pikte yogameester en vroedvrouw Jeannine Parvati Baker het idee van de lotusbevalling op. Het gedachtengoed vond tevens navolging door Shivam Rachana uit Australië, oprichter van het International College of Spiritual Midwifery en schrijver van het boek Lotus Birth.
6. Wat zijn de mogelijke voordelen van een lotusbevaling?
Er is weinig evidence voor het onderbouwen van de keuze voor een lotusbevalling of een halve
Er zijn aanwijzingen dat de kans op gezondheidsproblemen bij het kind na een lotusbevalling iets groter is. In de placenta kunnen bacteriën groeien die voor een ontsteking kunnen zorgen. Diverse online publicaties noemen ook andere risico’s, waaronder een te hoog bilirubinegehalte en een te hoog percentage rode bloedcellen in het bloed van het kind. Er is echter aanvullend onderzoek nodig om de juistheid van deze conclusies te onderbouwen.
Literatuurverwijzing
1.Zinsser LA. Lotus birth, a holistic approach on physiological cord clamping. Women and Birth. 2018;31(2):e73-e76. https://doi.org/10.1016/j.wombi.2017.08.127.
2.Whittington JR, Ghahremani T, Whitham M, Phillips AM, Spracher BN, Magann EF. Alternate Birth Strategies. Int J Womens Health. 2023 Jul 21;15:1151-1159. PMID: 37496517; PMCID: PMC10368118.
3.Gönenç İM, Aker MN, Ay E. Qualitative study on the experience of lotus birth. J Obstet Gynecol Neonatal Nurs. 2019;48(6):645–653. https://doi.org/10.1016/j.jogn.2019.08.005.
Maternale leeftijd en inleiding: een dilemma?
Steeds vaker krijgen zwangeren een inleiding aangeboden vanwege hun leeftijd. Dit zou perinatale sterfte voorkomen. Echter, bij deze gedachtegang wordt te weinig rekening gehouden met andere maternale persoonskenmerken. Een overstijgende blik op dit onderwerp laat zien dat het inleiden van deze groep veel nadelen met zich meebrengt. Daarom pleiten vier onderzoekers ervoor om de maternale leeftijd wel mee te nemen in de klinische besluitvorming en niet uitsluitend op basis van de maternale leeftijd een inleiding aan te bieden.
Aanleiding
Zowel in het buitenland als in Nederland worden steeds meer zwangeren ingeleid vanwege een hoge maternale leeftijd.
‘De incidentie perinatale sterfte is afgenomen sinds 2010, ook voor zwangeren van 40 jaar en ouder’
De aanleiding is literatuur waarin aangetoond wordt dat de incidentie van perinatale mortaliteit hoger is bij zwangeren van 40 jaar en ouder1,2. Zowel in de media als in de geboortezorg is er veel aandacht voor het voorkomen van perinatale sterfte. Het is evident dat zorgverleners iedere perinatale sterfte zouden willen voorkomen, indien dit mogelijk zou zijn. Zowel voor ouders als voor zorgverleners is de ervaring van perinatale sterfte zeer aangrijpend. Indien achteraf het idee bestaat dat dit voorkomen had kunnen worden, dan kan dit een gevoel van tekortschieten teweegbrengen.
Met het inleiden van de baring kan met name foetale sterfte voorkomen worden welke anders op zou treden bij een latere zwangerschapsduur. Na evaluaties van casuïstiek waarbij perinatale sterfte optrad bij een oudere zwangere, hebben bepaalde regio’s besloten om inleidingen aan te bieden vanaf de leeftijd van 40 jaar en ouder, of zelfs vanaf 35 jaar. Vervolgens volgen sommige regio’s het voorbeeld van de naburige regio waar dit beleid al is ingevoerd.
Perinatale sterfte in relatie tot maternale leeftijd
De incidentie perinatale sterfte is afgenomen sinds 2010, ook voor zwangeren van 40 jaar en ouder. Daarnaast zijn de verschillen tussen de leeftijdscategorieën afgenomen.
week37week 38week 39week 40week 41week 42
Leeftijd <25 jaar
Leeftijd 35-39 jaar Leeftijd ≥40 jaar
Figuur 1. Incidentie perinatale sterfte in de verschillende weken onder vrouwen die nog zwanger zijn aan het begin van diezelfde week in 2012-2018. 0 0,1
De exacte incidentie van perinatale sterfte naar leeftijd is beantwoord in een artikel van Goodarzi et al. in 2022, waarin 603.833 gezonde à terme baringen van een eenling werden geïncludeerd3. In dit artikel richten we ons op perinatale sterfte, wetende dat ernstige perinatale morbiditeit ook een belangrijke uitkomst is. Voor de analyses werden Perined-data van 2012-2018 gebruikt. Het artikel beoogde een populatie te includeren welke nog geen indicatie voor inleiding had (anders dan de leeftijd), waar dus uitsluitend op basis van de maternale leeftijd een inleiding aangeboden zou kunnen worden. Exclusiecriteria waren daarom: meerlingzwangerschap, zwangeren met een baring <37 weken, congenitale afwijkingen, primair tweedelijnszorg, overdracht naar de tweede
Leeftijd 25-29 jaar Leeftijd 30-34 jaar
lijn <37 weken, een geregistreerde medische indicatie voor overdracht naar de tweede lijn >37 weken en ontbrekende informatie over zwangerschapsduur of meerlingzwangerschap. Uit deze data werd duidelijk dat de incidentie van perinatale sterfte voor zwangeren van 40 jaar of ouder is verhoogd, maar dat dit niet het geval is voor zwangeren tussen 35 en 39 jaar. De incidentie is het hoogste bij 42 weken, maar kwam in de 7 jaar maar 2 keer voor in de groep van 40 jaar en ouder (figuur 1).
Met een inleiding van de baring zou een deel van de perinatale sterfte vanaf 40 weken voorkomen kunnen worden. Het is daarom van belang te weten hoeveel mortaliteit optrad vanaf 40 weken in de verschillende
leeftijdscategorieën. Voor zwangeren <35 jaar was de incidentie 0,09%, voor zwangeren tussen 35-39 jaar 0,10% en voor zwangeren van ≥40 jaar 0,19%. In absolute aantallen ging het om 253 sterfgevallen bij zwangeren <35 jaar, om 59 gevallen bij zwangeren tussen 35-39 jaar en om 16 gevallen bij zwangeren van 40 jaar en ouder (tabel 1). In totaal ging het om 8.496 zwangeren van 40 jaar en ouder die ingeleid zouden kunnen worden vóór 40 weken om potentieel 16 gevallen van perinatale sterfte te voorkomen. Omgerekend zijn dat 526 inleidingen om potentieel 1 sterfgeval te voorkomen. Echter, de 312 sterfgevallen in de andere leeftijdscategorieën worden hiermee niet voorkomen. Het grootste deel van de perinatale sterfte treedt dus alsnog op als zwangeren van ≥40 jaar worden ingeleid.
Andere persoonskenmerken Iedere zwangere vertoont een diversiteit aan persoonskenmerken, zoals pariteit, sociaaleconomische status (SES) en etniciteit.
Maternale leeftijd aantal sterfgevallen incidentie
<35 jaar2530,09%
35-39 jaar590,10%
≥40 jaar160,19%
Tabel 1. Perinatale sterfte ≥40 weken in de periode 2012-2018.
Leeftijd n%n%n%n%
<25 jaar 560,12180,1330,1310,29
25-29 jaar 1350,12480,07260,1680,23
30-34 jaar 1220,13870,09420,12160,18
35-39 jaar 450,18330,09210,10130,18
≥40 jaar 170,5140,0910,0430,19
Deze reiken verder dan slechts de leeftijd.
Het integreren van diverse persoonskenmerken in de berekening van de incidentie van perinatale sterfte draagt bij aan een nauwkeurigere identificatie van zwangeren met een verhoogde kans op perinatale sterfte. In tabel 2 zijn de persoonskenmerken leeftijd en pariteit gecombineerd in de berekening van de kans op perinatale sterfte. Het valt op dat er bij multiparae met een hoge maternale leeftijd geen verhoogde kans is op perinatale sterfte vergeleken met de andere leeftijdscategorieën, iets wat we ook zien in de literatuur over inleiden bij 41 weken4 Ook zien we dat de incidentie voor multiparae P1 van 40 jaar of ouder lager is dan voor nulliparae van bijvoorbeeld 25 jaar. Geconcludeerd kan worden dat de incidentie voor sommige oudere zwangeren zelfs lager is dan voor sommige jongere zwangeren.
Dit is ook te zien bij etniciteit (tabel 3). De incidentie perinatale mortaliteit is voor niet-Nederlandse zwangeren in bijna alle leeftijdscategorieën hoger dan voor Nederlandse zwangeren. Echter, bij niet-Nederlandse zwangeren speelt leeftijd
een kleinere rol in de kans op perinatale sterfte. De incidentie is met name hoger voor Nederlandse zwangeren van 40 jaar of ouder, vergeleken met jongere zwangeren.
Ook SES speelt een rol in de incidentie van perinatale sterfte (tabel 4). De incidentie is over het algemeen lager bij zwangeren met een hoge SES in vergelijking met zwangeren met een lage SES, maar er is een duidelijkere stijging zichtbaar met het stijgen van de leeftijd voor zwangeren met een hoge SES, vergeleken met zwangeren met een lage SES.
Naar aanleiding van deze cijfers rijst de vraag of het inleiden vanwege uitsluitend maternale leeftijd gerechtvaardigd is. De incidentie van perinatale sterfte is niet bij alle zwangeren met een hoge maternale leeftijd verhoogd. En de incidentie is voor sommige zwangeren die jonger zijn dan 40 jaar hoger dan voor sommige oudere zwangeren. Dit impliceert dat het aanbieden van een inleiding uitsluitend gebaseerd op de maternale leeftijd ten onrechte uitgaat van een algemene incidentie van perinatale sterfte bij bepaalde leeftijdscategorieën.
Generaliseren
Bij maternale leeftijd wordt de indicatie voor een inleiding gesteld op basis van een verhoogde kans ten opzichte van jongere zwangeren. Deze manier van kijken naar de indicatiestelling voor inleiding is anders dan de indicatiestelling op basis van een
EtniciteitNederlandsNiet-Nederlands
Leeftijd n%n%
<25 jaar 490,12290,14
25-29 jaar 1550,10630,15
30-34 jaar 2100,11660,15
35-39 jaar 790,11420,21
≥40 jaar 230,2370,19
Tabel 3. Perinatale mortaliteit van 2012-2018 in relatie tot leeftijd en etniciteit.
Leeftijd n%n%n%
<25 jaar 350,15340,1290,10
25-29 jaar 720,131010,10430,10
30-34 jaar 580,111390,12700,10
35-39 jaar 380,19580,14270,09 ≥40 jaar 40,13140,23110,25
4.
complicatie, zoals hypertensie of foetale groeivertraging. De vraag moet dan gesteld worden bij welk verschil in kans op perinatale sterfte een inleiding gerechtvaardigd is. Het aantal zwangeren met een hoge maternale leeftijd dat ingeleid moet worden om sterfte te voorkomen, is enorm hoog. Daarom kan gesteld worden dat een inleiding voor deze indicatie niet gerechtvaardigd is. Bij het inleiden op basis van een enkelvoudig persoonskenmerk worden bovendien personen gegeneraliseerd die onderling meer van elkaar verschillen dan op elkaar lijken, ook wat betreft de incidentie van perinatale sterfte.
Juiste focus
Terecht is er aandacht voor het terugdringen van perinatale sterfte. Iedere zorgverlener wenst dat geen enkele sterfte meer optreedt. Toch moeten we ons afvragen of de focus op maternale leeftijd over het geheel leidt tot minder perinatale sterfte. Een toename in het aantal inleidingen vraagt veel van de capaciteit van de zorg in het ziekenhuis. Ingeleide baringen duren langer dan baringen die spontaan starten. Een zeer groot aantal zwangeren van 40 jaar of ouder
‘Een toename in het aantal inleidingen vraagt veel van de capaciteit van de zorg in het ziekenhuis’
moet ingeleid worden om één geval van sterfte te voorkomen. Het verder vergroten van de nu al zeer uitdagende capaciteitsproblemen leidt onvermijdelijk tot verminderde toegang tot natale zorg voor andere zwangeren, bijvoorbeeld voor zwangeren die medicamenteuze pijnstilling nodig hebben, en ook voor acute verloskundige zorg. Steeds vaker kunnen verloskundigen vanuit de eerste lijn niet terecht in een nabij ziekenhuis bij een acute situatie.
Het inleiden van zwangeren met een relatief lage incidentie van perinatale sterfte draagt dus bij aan verminderde toegang tot zorg voor zwangeren met een hogere kans op complicaties. Daarnaast brengen meer inleidingen hogere zorgkosten met zich mee.
Nadelen
Het inleiden van zwangeren vanwege een hogere kans op perinatale sterfte vanwege hun leeftijd, baant mogelijk de weg voor het aanbieden van inleidingen aan andere, nog grotere groepen zwangeren, zoals alle nulliparae. Inleiden heeft veel nadelen. Zo blijkt uit de literatuur dat bij een inleiding mogelijk vaker hyperstimulatie van de uterus5 en uterusrupturen voorkomen6,7 Ook gaat een inleiding vaker gepaard met andere interventies, zoals veelvoudige vaginale touchers8 en het gebruik van medicamenteuze pijnbestrijding9-11, en deze interventies hebben ook potentiële bijwerkingen. Gerandomiseerde studies naar inleiden versus afwachtend beleid vanwege een leeftijd van ≥35 jaar laten geen verschil zien in het percentage sectio caesarea12 Zwangeren zijn vaak minder mobiel als gevolg van het infuus en de CTG-bewaking, en de baring duurt vrijwel altijd langer, ook in de beleving van zwangeren13. Tot slot wordt uit de literatuur duidelijk dat een langere zwangerschapsduur is geassocieerd met betere foetale hersenontwikkeling en -connectiviteit14-21. Ook laten grote cohortstudies zien dat er na het inleiden van de
uitsluitendop
‘Het inleiden van zwangeren uitsluitend op basis van maternale leeftijd is ongenuanceerd en weinig doelmatig’
baring mogelijk vaker sprake is van icterus, ziekenhuisopname in de eerste vijf levensjaren vanwege oor-, neus- en keelinfecties of vanwege infecties van de luchtwegen22
WGBO
Zijn zorgverleners op basis van de Wet geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) dan niet verplicht om zwangeren voor te lichten over een verhoogde kans op perinatale sterfte op basis van hun leeftijd? Hierover is vaak verwarring, want zorgverleners hebben inderdaad op basis van deze wet een verplichting tot voorlichting. Maar, de wet schrijft voor om voor te lichten over de te verwachten gevolgen en risico’s specifiek van ‘onderzoeken of behandelingen’. Nergens staat in de WGBO dat zorgverleners verplicht zijn voor te lichten over een verhoogde kans op een nadelige uitkomst van de zwangerschap en baring zelf. In een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg wordt dit ook duidelijk: zwangerschap en bevalling zijn ‘natuurgegevens’ waar het informed consent principe van de WGBO niet geldig is23. Zorgverleners zijn wel verplicht te informeren over de nadelen van een inleiding van de baring, maar niet over nadelen en kansen op nadelige uitkomsten van zwangerschap en baring an sich.
Conclusie en aanbevelingen
Het inleiden van zwangeren uitsluitend op basis van maternale leeftijd is ongenuanceerd en weinig doelmatig. Het benadrukken van één maternaal persoonskenmerk leidt tot generalisatie van een populatie zwangeren, waarbij onvoldoende rekening gehouden wordt met grote onderlinge variatie binnen die groep in de kans op perinatale sterfte en morbiditeit. Bovendien moeten er 531 zwangeren van 40 jaar en ouder à terme ingeleid worden om potentieel één perinatale sterfte te voorkomen, hetgeen niet realistisch en doelmatig is bij de nu toch al zeer uitdagende capaciteitsproblemen waar ook de geboortezorg mee kampt. Het inleiden van alle zwangeren van 40 jaar en ouder zal bijdragen aan verminderde toegang tot acute geboortezorg in het ziekenhuis voor andere zwangeren. Zorgverleners dienen bij het vormgeven van gepersonaliseerd beleid voor iedere zwangere rekening te houden met de maternale leeftijd, maar dienen deze factor niet geïsoleerd te beschouwen, aangezien vele andere factoren ook geassocieerd zijn met een hogere of lagere kans op nadelige perinatale uitkomsten. Alleen dan maken we de zorg meer passend en persoonlijk.
De cijfers in dit artikel zijn gebaseerd op de resultaten van een artikel gepubliceerd in Birth: Goodarzi B, SeijmonsbergenSchermers A, van Rijn M, Shah N, Franx A, de Jonge A. Maternal characteristics as indications for routine induction of labor: A nationwide retrospective cohort study. Birth. 2022 Feb 28. doi: 10.1111/birt.12628.
Auteurs
Dr. AE. Seijmonsbergen-Schermers1, verloskundige en onderzoeker
Dr. B. Goodarzi1, verloskundige en onderzoeker
Prof. dr. Arie Franx2, gynaecoloog-perinatoloog
Prof. dr. Ank de Jonge1, verloskundige en onderzoeker
Volledige affiliatie
1. Amsterdam UMC location Vrije Universiteit Amsterdam, Midwifery Science, De Boelelaan 1117, (1081 HV), Amsterdam, the Netherlands Midwifery Academy Amsterdam Groningen, InHolland, Amsterdam, the Netherlands Amsterdam Public Health, Quality of Care, Amsterdam, the Netherlands University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of Primary and Long-term Care, PO Box 196, 9700 AD Groningen, the Netherlands
2. Department of Obstetrics and Gynaecology, Erasmus MC, University Medical Center, Rotterdam, The Netherlands.
Bronnen
1.Saccone G, Gragnano E, Ilardi B, Marrone V, Strina I, Venturella R, et al. Maternal and perinatal complications according to maternal age: A systematic review and meta-analysis. Int J Gynaecol Obstet. 2022;159(1):43-55.
2.Lean SC, Derricott H, Jones RL, Heazell AEP. Advanced maternal age and adverse pregnancy outcomes: A systematic review and meta-analysis. PLoS One. 2017;12(10):e0186287.
3.Goodarzi B, Seijmonsbergen-Schermers A, van Rijn M, Shah N, Franx A, de Jonge A. Maternal characteristics as indications for routine induction of labor: A nationwide retrospective cohort study. Birth. 2022;49(3):569-81.
4.Alkmark M, Keulen JKJ, Kortekaas JC, Bergh C, van Dillen J, Duijnhoven RG, et al. Induction of labour at 41 weeks or expectant management until 42 weeks: A systematic review and an individual participant data meta-analysis of randomised trials. PLoS Med. 2020;17(12):e1003436.
5.Heuser CC, Knight S, Esplin MS, Eller AG, Holmgren CM, Manuck TA, et al. Tachysystole in term labor: incidence, risk factors, outcomes, and effect on fetal heart tracings. Am J Obstet Gynecol. 2013;209(1):32.e1-6.
6.Rydahl E, Declercq E, Juhl M, Maimburg RD. Routine induction in late-term pregnancies: follow-up of a Danish induction of labour paradigm. BMJ Open. 2019;9(12):e032815.
7.Al-Zirqi I, Daltveit AK, Forsen L, Stray-Pedersen B, Vangen S. Risk factors for complete uterine rupture. Am J Obstet Gynecol. 2017;216(2):165.e1-.e8.
8.Shetty A, Burt R, Rice P, Templeton A. Women’s perceptions, expectations and satisfaction with induced labour--a questionnaire-based study. European journal of obstetrics, gynecology, and
reproductive biology. 2005;123(1):56-61.
9.Grivell RM, Reilly AJ, Oakey H, Chan A, Dodd JM. Maternal and neonatal outcomes following induction of labor: a cohort study. Acta Obstet Gynecol Scand. 2012;91(2):198-203.
10.Alfirevic Z, Kelly AJ, Dowswell T. Intravenous oxytocin alone for cervical ripening and induction of labour. Cochrane Database Syst Rev. 2009(4):Cd003246.
11.Rossignol M, Chaillet N, Boughrassa F, Moutquin JM. Interrelations between four antepartum obstetric interventions and cesarean delivery in women at low risk: a systematic review and modeling of the cascade of interventions. Birth. 2014;41(1):70-8.
12.Fonseca MJ, Santos F, Afreixo V, Silva IS, Almeida MDC. Does induction of labor at term increase the risk of cesarean section in advanced maternal age? A systematic review and meta-analysis. European journal of obstetrics, gynecology, and reproductive biology. 2020;253:213-9.
13.Hildingsson I, Karlstrom A, Nystedt A. Women’s experiences of induction of labour--findings from a Swedish regional study. Aust N Z J Obstet Gynaecol. 2011;51(2):151-7.
14.Burger RJ, Mol BW, Ganzevoort W, Gordijn SJ, Pajkrt E, Van Der Post JAM, et al. Offspring school performance at age 12 after induction of labor vs non-intervention at term: A linked cohort study. Acta Obstet Gynecol Scand. 2023;102(4):486-95.
15.Chan E, Leong P, Malouf R, Quigley MA. Long-term cognitive and school outcomes of late-preterm and early-term births: a systematic review. Child Care Health Dev. 2016;42(3):297-312.
16.Kim DJ, Davis EP, Sandman CA, Sporns O, O’Donnell BF, Buss C, Hetrick WP. Longer gestation is associated with more efficient brain networks in preadolescent children. Neuroimage. 2014;100:619-27.
17.El Marroun H, Zou R, Leeuwenburg MF, Steegers EAP, Reiss IKM, Muetzel RL, et al. Association of Gestational Age at Birth With Brain Morphometry. JAMA Pediatr. 2020;174(12):1149-58.
18.Murray SR, Shenkin SD, McIntosh K, Lim J, Grove B, Pell JP, et al. Long term cognitive outcomes of early term (37-38 weeks) and late preterm (34-36 weeks) births: A systematic review. Wellcome Open Res. 2017;2:101.
19.Bentley JP, Roberts CL, Bowen JR, Martin AJ, Morris JM, Nassar N. Planned Birth Before 39 Weeks and Child Development: A PopulationBased Study. Pediatrics. 2016;138(6).
20.Davis EP, Buss C, Muftuler LT, Head K, Hasso A, Wing DA, et al. Children’s Brain Development Benefits from Longer Gestation. Front Psychol. 2011;2:1.
21.Rose O, Blanco E, Martinez SM, Sim EK, Castillo M, Lozoff B, et al. Developmental scores at 1 year with increasing gestational age, 37-41 weeks. Pediatrics. 2013;131(5):e1475-81.
22.Dahlen HG, Thornton C, Downe S, de Jonge A, Seijmonsbergen-Schermers A, Tracy S, et al. Intrapartum interventions and outcomes for women and children following induction of labour at term in uncomplicated pregnancies: a 16-year population-based linked data study. BMJ Open. 2021;11(6):e047040.
23.VWS. Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Beslissing in de zaak onder nummber 2002/037. Staatscourant; 2003. p. 6.
Contact Anna Seijmonsbergen-Schermers a.seijmonsbergen@amsterdamumc.nl
Verklaring belangenverstrengeling
De auteurs verklaren dat er geen sprake is van (financiële) belangenverstrengeling.
‘In mijn witte jas ben ik een kameleon’
Interview met klinisch verloskundige Han Sitters
Nog tien nachtdiensten te gaan. Dan neemt de zeventigjarige Han Sitters afscheid van de verloskunde.
Ze heeft altijd in de kliniek gewerkt. Haar streven is om elke vrouw – binnen haar mogelijkheden en wensen –een fysiologische bevalling en een goede ervaring te bezorgen. Haar vertrouwen in de natuur is groot:
‘De natuur bepaalt of wij nodig zijn. Onze rol als verloskundigen is beperkt. Het draait allemaal niet om jou.’
Uit liefde voor de verloskunde, naar eigen zeggen ‘het leukste beroep ter wereld’, werkte Han door tot ver na haar pensioen. Opgeteld vijftig jaar, waarvan zestien in Afrika. Han is niet zo van het middelpunt zijn of in de schijnwerpers treden. Maar haar collega’s van het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis in Dirksland haalden haar over om dit interview te geven.
‘Hoe ouder ik word, hoe meer ik weet dat ik het
niet weet’
Zij zijn namelijk groot fan. Van Han leerden zij haast vergeten fysiologische handgrepen (zoals Von Ritgen), zuinig zijn met het zetten van epi’s en geen angst te hebben voor een schouderdystocie. Han staat bekend om haar rust en vertrouwen, maar ook om haar kritisch denken en wetenschappelijke interesse. In Kenia werkte Han mee aan de opbouw van een academisch ziekenhuis en gaf ze onderwijs. Ze woont inmiddels weer vijf jaar in Nederland, samen met haar man Cox. Ze is moeder van zes kinderen, waarvan twee geadopteerd.
Je doet alleen avond- en nachtdiensten in locatie Dirksland. Hoe houd je dat vol?
‘Ik ben een soort nachtdier. Ik houd ervan als de ruis van overdag tot rust komt en het donker wordt. Ik kan toe met heel weinig slaap. Overdag ben ik een bezige bij.
Dan sta ik vaak in mijn moestuin of ben lekker aan het koken, maak wandelingen en fietstochten. Yoga en meditatie geven mij de rust. En verder: mijn werk is mijn hobby!’
Wat trekt jou aan in de klinische verloskunde?
‘Ik vind het heerlijk; de patiënt tijdens de baring. In mijn witte jas ben ik een kameleon. Ik pas me aan elke situatie en elke vrouw aan. Ik probeer snel in te schatten wat een vrouw nodig heeft.’
Je collega’s hebben veel respect voor jouw manier van werken. Ze zeggen ‘Als Han bezig is, zit soms zelfs de gynaecoloog in een hoekje’. Wat is volgens jou goede verloskunde?
‘Ik heb niet zo’n visie op verloskunde. Soms kunnen mensen in de verloskunde zo stellig dingen beweren, ik vind dat lastig.
‘Je krijgt ervaring door van elke situatie te leren, goed én slecht’
Hoe ouder ik word, hoe meer ik weet dat ik het niet weet. De natuur bepaalt of wij nodig zijn, het draait niet om ons. Toen ik net begon als verloskundige, was me dat al gauw duidelijk. Vrouwen hadden mij toen amper nodig. In deze tijd wordt er veel meer van ons gevraagd. We werken in een keurslijf van protocollen, meestal ontstaan omdat inzichten veranderen en kennis toeneemt.
Maar protocollen zijn niet heilig! Je kunt je bij elke situatie afvragen of het protocol erin past. Het streven is om voor iedereen de zorg zo veilig mogelijk te maken. Je ervaring zorgt ervoor dat je niet een vaststaand idee hebt van ‘zo moet het gaan’. Zo kun je nog steeds autonoom zijn, ook binnen het keurslijf van protocollen.’
Daar spreekt vertrouwen uit. Hoe is dat bij jou ontwikkeld?
‘Door mijn eigen weg te zoeken. Als jonge verloskundige werkte ik vaak met immigrantenvrouwen. Deze vrouwen bevielen toch wel, wat ik ook deed. Het belangrijkste was, dat je hun vertrouwen kreeg. In Kenia had ik dezelfde ervaring. We deden daar veertig bevallingen per dag, met heel weinig personeel. Ik heb daar leren improviseren en zag dat de natuur het vaak goed regelt.’
Hoe kwam je in Kenia terecht?
‘Ik ben twee keer naar Ghana geweest om een Nederlandse vriendin bij de bevalling te helpen. Mijn man Cox en ik vonden het geweldig daar. We zeiden tegen elkaar: zodra het kan gaan we naar Afrika terug, om er te werken. We zijn in totaal 25 jaar in Afrika geweest. Vijf jaar in Zambia en twintig jaar in Kenia.’
Wat heb je vanuit Nederland meegebracht naar Kenia?
‘Vooral praktisch organiseren. Bij mijn aankomst werkte ik in een streekziekenhuis met heel weinig gebouwen en voorzieningen. De president van Kenia besloot op een dag dat het een academisch ziekenhuis moest worden. Door een samenwerking met Amerikaanse en Canadese universiteitsorganisaties kwamen er opleidingen voor artsen, gynaecologen en echoscopisten.
Vlak na de eeuwwisseling in het Amphia Ziekenhuis.Cv Han Sitters
2019 - 2024 VerloskundigeVan Weel Bethesda ziekenhuis Dirksland
2018 - 2019Honorary Lecturer Moi University, Department of Reproductive Health
2018 - 2019Verloskundig technische mentor in verloskundig kwaliteitsverbeteringsprogramma
AMPATH (Academic Model Providing Access to Healthcare) ampathkenya.org
2006 - 2018 Verloskundige, Klinische InstructieMoi Teaching and Referral Hospital, Eldoret, Kenya
2005 - 2006Masteropleiding Klinische VerloskundeDeelcertificaten
1977 - 2006 VerloskundigeBarbara ziekenhuis Geleen, Joseph Ziekenhuis Eindhoven, Ignatius Ziekenhuis Breda, Amphia Ziekenhuis Breda
De kwaliteit van zorg kwam er op een steeds hoger plan. Heel leuk om te zien en aan mee te helpen. Toen ik begon met werken in Kenia was er veel mis op het vlak van bejegening; vrouwen werden er nog geslagen tijdens de bevalling. Ik heb de verpleegkundigen en verloskundigen kunnen bijbrengen dat de bevalling veel beter gaat als ze lief zijn tegen de mensen. Verder heb ik protocollen ontwikkeld en heel veel lesgegeven. Alles onder het mom van mensen een goede ervaring bezorgen. Vooral niet mensen afhankelijk maken, wat zo vaak gebeurt bij ontwikkelingswerk. Ik heb altijd met de mensen samengewerkt. Leidinggegeven door een voorbeeld te stellen.’
Wat bracht je van Kenia mee naar Nederland?
‘Ook al bevielen vrouwen daar op een verlosbed zonder laken – met hopelijk een sopje tussen de bevallingen door – de kwaliteit van zorg in Kenia was helemaal niet zo slecht. Het nageboortetijdperk werd er bijvoorbeeld altijd actief gedaan. Het is in Kenia beter om de natuur daarbij niet altijd zijn gang te laten gaan. Vooral bij de vrouwen daar, met veel
‘In Kenia zag ik dat de natuur het vaak goed regelt’
minder goede voeding en gezondheid. We liepen met sommige zaken voor op Nederland. Dat kwam waarschijnlijk omdat we als academisch ziekenhuis dicht op de internationale research zaten. Zo deden we mee aan de WOMAN trial, waarmee de effectiviteit van tranexaminezuur op postpartum bloedverlies werd aangetoond.’
Je staat bekend om je kritisch denken. ‘Ik heb wel een mening, maar ga die eerst toetsen. Ik kijk alles na op internet, bijvoorbeeld wanneer protocollen van elkaar verschillen. In mijn rustige uren in de nacht probeer ik aan de hand van onze eigen data inzicht te krijgen in ons verloskundig handelen, bijvoorbeeld over inleiden in verband met macrosomie.’
Hoe komt het volgens jou dat de verwijscijfers zo hoog zijn en steeds meer vrouwen klinisch bevallen?
‘Ik denk dat we in onze tegenwoordige maatschappij minder zelfredzaam en ook kwetsbaarder zijn. We beschouwen zwangerschap en baring steeds minder als onderdeel van de natuur. Als er iets misgaat, wordt het al gauw gezien als een fout van de zorgverlener. Dit maakt onze rol als verloskundige te groot. Het maakt ons ook kwetsbaar. In reactie daarop verwijzen we sneller door, om maar geen risico te nemen. Ook vrouwen zijn kwetsbaar. Zwangerschap en baring vormen de grootste risico’s in hun leven. Het zijn heel nieuwe ervaringen. En een bevalling is natuurlijk knetterhard werken. Mensen worden boos als er iets misgaat, dat maakt dat zij eerder een klacht zullen indienen. Als de Inspectie of het Tuchtcollege eraan te pas komt, heeft dat gevolgen voor de zorg en de mensen die erin werken. Daardoor ontstaan er striktere regels. We zitten gevangen in een soort cirkel.’
Wat zou je daarover willen meegeven aan je jongere collega’s?
‘Blijf nieuwsgierig, vraag steeds: waarom? Neem je vak serieus, maar weet dat je rol beperkt is tot met name: luisteren, bijstaan en – als het goed gaat – heel weinig handelen. Je bent opgeleid als verloskundige en je krijgt ervaring door van elke situatie te leren, zowel de goede als de slechte. Blijf jezelf uitdagen.’
Je collega’s gaan je missen, zeggen ze. (Lachend) ‘Ik vertrouw erop dat ze zich prima redden zonder mij! De wereld draait door. Ik ben niet zo van het missen en terugkijken. Ik ben nu zo mindful: het is goed zoals het is.’
Wat te doen met de placenta?
Vrouwen hebben postpartum de keuze wat er na de geboorte met hun placenta gebeurt. Waar de ene cliënt de placenta liever achterlaat, wil de ander hem meenemen om er een blijvende herinnering van te maken, of de placenta doneren. Hieronder stippen we enkele mogelijkheden aan waar cliënten voor kunnen kiezen.
Placenta-afdruk
Elke placenta heeft een eigen ‘adertekening’. Hiervan kan een afdruk gemaakt wordt, oftewel placentakunst. Hiervoor wordt de placenta ingesmeerd met verf en gestempeld op een vel papier.
Tatoeage
De placenta op het lichaam vereeuwigd; het kan met een tatoeage. Door een afdruk te maken – net zoals bij een placenta-schilderij – kan de placenta worden getatoeëerd.
3D-print
De 3D-prints van de zwangere buik ken je ongetwijfeld. Met dezelfde techniek is het ook mogelijk om placenta’s te printen. De placenta wordt gedigitaliseerd met een handscan, waarna een 3D-replica uit de printer rolt. Daarvan kan ook een brons gegoten beeldje gemaakt worden.
Geboorteboom
Er zijn mensen die ervoor kiezen om de placenta in de tuin te begraven en hier (later) een boom op te planten; een geboorteboom ter ere van het nieuwe leven.
Sieraad
De placenta kan worden verwerkt in een sieraad en als herinnering gedragen. Een klein deel van de placenta wordt in een ring, ketting of parel verwerkt, net zoals ook met moedermelk kan worden gedaan.
De toepassingen van de placenta gaan verder dan hiernaast genoemd. Opbakken en opeten, blenden tot een smoothie, verwerken tot een balsem of drogen en malen tot pillen; óók dat zijn dingen die vanuit bepaalde overtuigingen door kersverse moeders gedaan worden met hun placenta.
Vernieuwde training Begeleider ITV en casuïstiekbespreking van start
Het is goed om af en toe stil te staan bij de dingen die je als verloskundige doet. Reflecteren op eigen handelen leidt tot inzicht, waarmee je structureel kwalitatieve verbeteringen in het werk kunt doorvoeren. Die inzichten komen echter niet uit de lucht vallen: daar is het regionaal methodisch intercollegiaal overleg (MIO) voor in het leven geroepen. Het begeleiden van zo’n MIO is cruciaal werk, dat vanuit de KNOV wordt ondersteunt met de vernieuwde training Begeleider ITV en casuïstiekbespreking. Verloskundigen Jeanet Groenleer en Marieke Klapwijk-Hermus vertellen hoe zij hiermee concreet de kwaliteit van de verloskundige zorg in hun regio’s helpen verbeteren.
Elke verloskundige maakt in haar vak situaties mee waarvan ze achteraf denkt: hier had ik misschien anders kunnen handelen; maar tijd om te reflecteren is er vaak niet. Daarnaast is het vak continu in beweging. Nieuwe standaarden en onderzoeken leiden voortdurend tot kleine aanpassingen in de dagelijkse routine. ITV- en casuïstiekbijeenkomsten zijn bij uitstek de gelegenheid om een casus met collega’s uit te diepen of een nieuwe ontwikkeling te bespreken.
Moderniseringsslag
De training waarin je leert om zo’n bijeenkomst te leiden – voorheen bekend als training Toetsgroepbegeleider –is onlangs in een nieuw jasje gestoken en heet nu training Begeleider ITV en casuïstiekbespreking. De opleiding tot verloskundige is immers ook veranderd. Naast de uitleg over de werkwijzen is er in de training nu ook aandacht voor leertheorieën: hoe leren mensen, hoe krijg je ze in de leerstand? De afgelopen maanden is een werkgroep aan de slag gegaan met het herontwerp van de training. Input werd gehaald uit een enquête onder KNOV-leden en uit gesprekken met oud-deelnemers. De training is nu af en ‘draait’ sinds enkele weken.
E-learning en praktijkdag
De vernieuwde training start met een E-learning, die onder beheer van de KNOV valt. Wie die heeft gevolgd, woont een praktijkdag en een online terugkombijeenkomst bij een scholingsaanbieder bij. Na het doorlopenvan zowel de E-learning als de vaardigheidstraining kan de deelnemer zelfstandig ITV-cycli en casuïstiekbesprekingen begeleiden.
Bewustwording
Twee verloskundigen die al jarenlang MIO-groepen begeleiden, lichten graag toe wat hen motiveert om hun collega’s en zichzelf scherp te houden. Jeanet Groenleer van de Geboortezaak in Houten: ‘Uit elke situatie in je werk valt iets te leren. Vaak vroeg ik me na afloop van zo’n situatie af: waarom deed ik dit? Was het routine, gewoonte, of zat er een visie achter?’
De training Toetsgroepbegeleider was haar op het lijf geschreven. Jeanet houdt een paar keer per jaar MIO-bijeenkomsten voor haar Geboortezaak-collega’s en eens in de maand voor de LEV-scholing met open inschrijving. ‘Sinds corona doen we de LEV-scholing online. Daardoor hebben we nu meer contact met mensen van verder weg. Het is interessant om te horen in welk opzicht de aanpak in andere regio’s verschilt van de onze.’
Ander format
Onderwerpen bedenkt Jeanet samen met de deelnemers – waarin zijzelf een stem heeft om te bepalen of die geschikt zijn – of de KNOV draagt onderwerpen aan.
Vaak gaat het om (nieuwe) richtlijnen of nieuwe thema’s. Ze herinnert zich een cyclus waarin de groep zich verdiepte in de richtlijn over icterus. ‘Het blijkt moeilijk vast te stellen wanneer een baby té geel is. Jeanet krijgt nog altijd energie van de bijeenkomsten. ‘Ik ben voorzitter, aanjager, procesbewaker, en ik zorg ervoor dat we het antwoord vinden op onze vraag. Er is een notulist en iedereen krijgt huiswerk mee. We tellen bijvoorbeeld aantallen in onze eigen praktijken en we doen literatuuronderzoek.’
Wil jij de kwaliteit van verloskundige zorg in jouw regio verbeteren?
Volg dan de training Begeleider ITV en Casuïstiekbespreking. Scan de code voor meer informatie.
Collega Marieke Klapwijk-Hermus van Verloskundigenpraktijk Oosterhout pakt de bijeenkomsten net iets anders aan. ‘In onze regio hield de toetsgroepbegeleider er een aantal jaar geleden mee op. Het werd daarbij steeds lastiger om onderwerpen naar wens te vinden en de groep gemotiveerd te houden. Het was overigens wel altijd heel gezellig. Toen heb ik het format iets gewijzigd om te kijken wat dat zou opleveren.’ Ze vervolgt: ‘Omdat ik ben gepromoveerd, ben ik iets makkelijker in het vinden van relevante vakliteratuur en kan ik die beter op waarde schatten. Verschil met de reguliere ITV is dat ik zelf het onderwerp bedenk en alvast geschikte wetenschappelijke literatuur over het onderwerp verzamel in plaats van de deelnemers. Daardoor kun je sneller en dieper het onderwerp induiken. Het loopt als een trein!’
Marieke start een paar keer per jaar een nieuwe reeks bijeenkomsten. Onlangs heeft ze met haar groep uitgebreid stilgestaan bij het bespreken van de à terme datum en het effect van een electieve inleiding. ‘Wat erg interessant was, is dat we dit binnen IGO Annature nu integraal, dus met eerste en tweede lijn samen, op de MIO/ITV-manier deden. Hoe ga je om met de vraag: ‘Ik ben het beu en wil bevallen’, wat heeft hier invloed op en hoe bespreek je dit aan de spreekkamertafel? Het leidde tot hele interessante gesprekken!’ Tot slot vertelt Marieke dat zij – vanuit deze rol in de kwalitatieve verbetering van de verloskunde in haar regio – ook gewoon nog altijd veel plezier beleeft aan de bijeenkomsten. ‘Daarbij komt dat kennis vaak beter beklijft als je er zelf actief mee aan de slag gaat.’
Marieke Klapwijk-Hermus.Barrières in het dagelijks werk om evidence-based te werken in het
Evidence-based werken dient de keuzes die je in de geboortezorg moet maken te vergemakkelijken. Maar is dat ook zo? Sommige verloskundigen hebben regelmatig de ervaring te moeten schipperen tussen de beschikbare evidence, specifieke wensen van ouders, bestaande protocollen en hun eigen gevoel van wat juist is. Wat is aanvaardbaar? Wat werkt wel en wat niet?
Voor dit artikel gaan verloskundigen Hanna den Hartog, Heidi Janssens en Yvon Noordermeer hierover met elkaar in gesprek.
Vindt er een kanteling plaats in het werken in het nageboortetijdperk?
Heidi put in haar antwoord uit twintig jaar ervaring in het vak in de regio Emmen. ‘Ik merk verschil met die beginjaren’, reageert ze. ‘Destijds werd meer op gevoel gewerkt. Deze manier van werken dreigt te worden ondergesneeuwd door protocollen en dat vind ik jammer. Soms zijn er lokale afspraken waar ik mijn vraagtekens bij zet. Vaktechnisch vind ik het belangrijk om onderbouwd te werken, niet ‘omdat we het altijd zo gedaan hebben’ of ‘omdat het nu eenmaal de afspraak is’. Ja, ik voel me weleens belemmerd in mijn dagelijks werk om evidence-based te werken. Dat geldt trouwens niet alleen voor het nageboortetijdperk, maar is van toepassing in een bredere context. Met name bij de overgang van een poliklinische baring naar klinisch loop ik tegen zaken aan. Hoe verklaar je
bepaalde keuzes aan collega’s en gynaecologen?
Ook kan er sprake zijn van verzoeken van cliënten waarbij ik mezelf afvraag of ik hier wel in mee wil gaan. Ook al snap ik hen soms heel goed, toch kan het een oncomfortabel gevoel met de situatie opleveren.’
Kun je een voorbeeld geven van waar het gaat wringen?
‘Iemand die tijdens een vorige bevalling een flinke fluxus heeft gehad en geen preventieve maatregelen wil nemen. Soms kan ik hen geruststellen, zo’n naaldje zit er immers zó in, maar soms worden we gedwongen om risico’s te nemen waarmee de grens wordt bereikt van waar ik toe bereid ben.’
Yvon herkent dat gevoel wel: ‘Ik had ook een cliënt die zich bij mij meldde met de stellige wens om thuis te bevallen, na een historie met een zeer complexe, klinisch ingeleide baring, elke mogelijke interventie en drie liter bloedverlies. Dan zoek ik onderbouwd naar mogelijke manieren om dat veilig in te passen. Tenslotte willen iedereen een baring overleven. Gelukkig krijgen we in de regio Rotterdam alle ruimte om dergelijke beslissingen te nemen. Daar ben ik superblij mee, we hebben er hard aan gewerkt om dat voor elkaar te krijgen.’
Heidi werkt in een combinatiepraktijk met eerste- én tweedelijnszorg. Yvon is benieuwd of de weerstand bij Heidi voortkomt uit die specifieke setting.
Hanna den Hartog-van Veen werkt sinds 2016 in de eerste lijn in het Groene Hart van Nederland, met als uitvalsbasis Alphen aan den Rijn. Naast verloskundige is zij ook lactatiekundige.
‘Dien je bijvoorbeeld ook rekening te houden met collega’s waar je mee werkt of mensen die je dienst overnemen: hoe zij hierop zullen reageren? Dan sta je voor het dilemma om te kiezen tussen de beste samenwerking met collega’s of voor een blije cliënt’, merkt zij op. ‘Daar heb je een goed punt’, antwoordt Heidi. ‘Maar het ligt niet alleen bij de overgang van eerste naar tweede lijn. Om een fictief voorbeeld te noemen: als iemand in bad wil bevallen voel ik mij daar heel comfortabel bij, terwijl een collega die mijn dienst overneemt zich daar anders over zou kunnen uitspreken.’
Cliënten worden ook steeds mondiger.
Zij lezen zich goed in via het internet.
Hebben jullie daar last van?
Yvon: ‘Een cliënt stelde mij terecht de vraag waarom het fluxuspercentage in de laatste twintig jaar zo is gestegen. Hebben de dingen die wij als zorgprofessionals zijn gaan doen dan misschien geleid tot meer bloedverlies? Daar had ze een punt. Iets veilig proberen te maken kan immers ook een averechts effect hebben. We weten dat meer inleidingen en meer bijstimulatie leiden tot meer
MPV’s, omdat de placenta dan eigenlijk nog helemaal niet toe is aan loslaten. De vraag is in dat geval op welke evidence wij ons handelen baseren’, aldus Yvon. ‘Onze eigen vroedvrouw-evidence toont aan dat hoe meer je vooraf aan de moeder ‘rommelt’, hoe meer bloed er aan het einde vloeit. Daarbij is ‘gewoon even wachten’ goed voor de moeder-kindhechting, net als voor de start van de borstvoeding.’ Hanna, eerstelijnsverloskundige in Alphen aan den Rijn, herkent die stellingname.
‘We hebben in onze regio veel mensen met een uitgesproken wens om thuis te bevallen met een eerstelijnszorgverlener. In onze praktijk bespreken wij altijd eerst met het team waar iedereen zich goed bij voelt en waar de grens van ingrijpen ligt.
Voor cliënten is de vervelende ervaring van een eerdere bevalling vaak de reden om 180 graden te draaien. Zij willen dit nooit meer meemaken en keren zich op deze manier af van de reguliere werkwijze. Met een grondige uitleg merk ik wel dat ze daar toch vaak op terugkomen.’ Voor Hanna begint het te schuren wanneer mensen heel stellig aangeven wanneer zij iets wel of niet willen.
Zoals: ‘pas na zoveel cc bloedverlies mag dit worden gedaan’ of ‘pas na zoveel tijd na de bevalling mag er actie worden ondernomen aangaande de placenta’. Hanna: ‘Wat nu als ik met al mijn kennis en praktisch inzicht na twintig minuten vind dat er een indicatie is om te handelen? Dan heb ik niet
‘Bij de overgang van poliklinisch naar klinisch loop ik tegen zaken aan’
Yvon Noordermeer
is sinds 2011 verloskundige en werkt in Rotterdam. Als voormalig industrial design engineer benadert zij de zorg als een product dat mensen gebruiken. Yvon is ook lactatiekundige en echoscopist en werkt sinds 8 jaar als caseload verloskundige. Verder neemt zij zitting in de KNOVwerkgroepen Leidraad zorgvragen buiten richtlijnen en Commissie Stuitligging en uitwendige versie. Haar principe: laat de cliënte met behoud van diens autonomie bevallen in een setting die de fysiologie ondersteunt.
aan haar plan voldaan! In de ideale situatie heeft de cliënt vertrouwen in mijn handelen. Dan weet zij dat ik haar plan ken. En dat ik mijn uiterste best ga doen om dit zoveel mogelijk na te streven, waarbij ik alleen gefundeerde veranderingen zal doorvoeren.’ Yvon knikt: ‘Het draait om vertrouwen. Ik ken mijn cliënten door en door en dat is een luxe. Het helpt enorm om voldoende tijd te hebben om samen uit te dokteren wat het beste is.
De problemen ontstaan wanneer verloskundigen of cliënten niet meer comfortabel zijn met de situatie.’
Een dienst van Heidi legt daarbij problemen in de overgang van eerste naar tweede lijn bloot. ‘Ik kom natuurlijk ook vaak een verloskamer binnen als
‘Voor mij gaat het schuren als cliënten heel stellig worden’
er op de bel is gedrukt na een liter bloedverlies en iemand in shock dreigt te raken. Dan moet er direct gehandeld worden. Vaak hoor je achteraf: ‘dat was niet mijn plan’. Het is plezierig wanneer je mensen al kent vanuit de zwangerschap.’
In hoeverre zorgt evidence dat je als verloskundige rechtlijnig kunt handelen?
‘Het is een handleiding, maar geen vastomlijnd gegeven om de juiste wijze van handelen aan op te hangen’, vindt Heidi. ‘Bij sommige mensen is 200 cc bloedverlies een probleem. Terwijl een ander na twee liter de volgende dag uit bed springt alsof er niets aan de hand is.’ Yvon is meer bezig met het creëren van de juiste omstandigheden voor de vrouw. ‘Je kunt afgaan op een meting, maar ik probeer te onderzoeken waaróm die bloeding heeft plaatsgevonden en welke factoren kunnen worden meegenomen die maken dat zij er beter uit komt. Natuurlijk zijn we niet van alle aspecten voldoende op de hoogte om hier zinvol op aan te vullen, maar ik heb ook wel eens een late overstapper in mijn praktijk ontvangen die een ferritinegehalte van 6 had. Dan heb ik sterk het vermoeden dat er vóór haar overstap onvoldoende aandacht is geweest voor de vraag waarom deze waarde zo laag was.’
Wat is in jullie ogen wél de ideale situatie?
Hanna: ‘Recent heb ik een geboorte begeleid bij iemand die een plaatsindicatie had maar per se
thuis wilde bevallen. Terwijl zij beginnend in partu was heb ik het geboorteplan nogmaals met haar kunnen doornemen en dat was heel fijn. Het schiep wederzijds vertrouwen dat mijn handelen in geval van nood goed zou zijn. Uiteindelijk heeft zij thuis gebaard zonder dat ik heb moeten ingrijpen. Dat voelde voor mij als de ideale situatie.’
Volgens Heidi zou het mooi zijn als alle verloskundigen voldoende tijd krijgen om in het voortraject te steken. ‘Bij het eerste kind,’ voegt zij daar ter verduidelijking aan toe, ‘want dat is beter dan bij de tweede zwangerschap om een trauma heen te moeten werken. Tegelijkertijd voorkomen we hiermee vragen die buiten de richtlijn vallen. Sociale media scheppen een verkeerd beeld van hoe bevallen écht is. Dat je een aanloop hebt. Dat het een poosje kan duren. Mensen die goed zijn voorbereid voelen niet de behoefte om na 39 weken te worden ingeleid en hebben een realistisch verwachtingspatroon.’ Hanna: ‘We moeten voorkomen dat mensen die in de tweede lijn terechtkomen zich niet gehoord voelen. Het is onwenselijk dat zij zich in de toekomst afkeren van deze mogelijkheid omdat zij een oprecht vervelende ervaring hebben gehad. Hoe minder dit gebeurt, hoe minder mensen het gevoel hebben een geboorteplan te moeten maken om soortgelijke situaties te voorkomen.’ Voor Yvon is de ideale situatie wanneer de protocollen de evidence van de fysiologie bij
‘Iets veilig proberen te maken kan een averechts effect hebben’
Heidi Janssens - de Jong
werkt sinds twintig jaar als verloskundige in Oost-Nederland. Voorheen in een kleine plattelandspraktijk, inmiddels in een combinatiepraktijk met geïntegreerde eerste- en tweedelijnszorg. Naast bevallingen bij mensen thuis vindt het klinische deel plaats in ziekenhuislocatie Scheper te Emmen. Hier integreert zij eerstelijnszorg in de kliniek, met aandacht voor de fysiologie in de medische casuïstiek.
een normale bevalling niet beïnvloeden. ‘Daarin kan de aanwezigheid van een extra persoon in de ruimte al verstorend werken bij een moeder met een trauma. Dat kan een trauma uit een eerdere baring zijn, maar ook een seksueel trauma of door andere oorzaken. Baren gedraagt zich als een intiem moment, en zoiets eenvoudigs als een te lage temperatuur, of het licht aandoen omdat je het dan beter kunt zien, zorgt voor een verstoring in het basale brein die verder nergens staat beschreven. Niet de complexiteit van de casuïstiek is een heikel punt, wél het deel dat precair is, zoals de aanraking of de communicatie mét en óver een vrouw. Als verloskundigen zijn wij bij uitstek de gatekeepers voor de waarde van de fysiologie.’
VerloskundigenPolis
ABN AMRO Verzekeringen
Samen met ABN AMRO hebben wij de Verloskundigenpolis ontwikkeld. Dit is een modulair verzekeringspakket speciaal voor verloskundigen. U kiest zelf welke dekkingen u hiervan wilt afsluiten. Natuurlijk kan MBV u hierover adviseren.
Beroepsaansprakelijkheid
Bedrijfsaansprakelijkheid
Rechtsbijstand
Verlostas
Bedrijfsschade WEGAM
Waarom MBV?
Onafhankelijk advies
Transparante beloning
Breed aanbod verzekeraars
Vast aanspreekpunt
Alles onder één dak
t 033 456 51 47 info@mbv-fa.nl
175x116mmKNOV J indd 1
Verkorte productinformatie Mirena®
Samenstelling: Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Indicaties: Anticonceptie (na 8 jaar vervangen); behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie (werkzaamheid bevestigd voor 5 jaar; vervangen wanneer symptomen terugkeren of na uiterlijk 8 jaar); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen).
Contra-indicaties: Zwangerschap of het vermoeden ervan; aanwezigheid of vermoeden van mammacarcinoom of andere geslachtshormoonafhankelijke maligne aandoeningen; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; cervicitis; genitale infecties, SOA; endometritis post partum; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwi-jkingen); cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus, waaronder myomen, indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; acute aandoeningen van de lever of levertumoren; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Mirena is niet de eerste keuze voor postmenopauzale vrouwen met gevorderde uteriene atrofie. Wanneer bij de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies de bloeding niet tot staan komt, of wanneer er sprake is van zware doorbraakbloedingen, moet met een andere (bijvoorbeeld organische) oorzaak van de bloeding rekening worden gehouden. Onregelmatige bloedingen kunnen sommige symptomen en aanwijzingen voor endometriumpoliepen of -carcinoom maskeren. Tijdens het inbrengen resp. verwijderen kan de patiënte als gevolg van een vasovagale reactie flauwvallen tijdens de ingreep en bij epilepsiepatiënten kan er een insult optreden. Tijdens het eerste jaar van het gebruik ontwikkelt zich bij 57% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd geleidelijk een oligomenorroe, en bij 16% een amenorroe. Tegen het einde van het achtste jaar van het gebruik wordt door respectievelijk 26% van de Mirenagebruiksters onregelmatig bloedverlies en door 34% amenorroe ervaren. Bij recidiverende endometritis of ontstekingen in het kleine bekken, of als een acute infectie ernstig is of niet binnen enkele dagen op een behandeling reageert, moet het IUD worden verwijderd. In klinische onderzoeken bi de indicatie anticonceptie, was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en lag deze in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s en IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Mirena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van hevig menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Mirena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUD worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie. Het risico op perforaties kan ook verhoogd zijn bij vrouwen met een uterus in retrover-sie-flexie. Het IUD moet in geval van perforatie zo snel mogelijk worden verwijderd. De mogelijkheid van een ectopische zwangerschap moet worden overwogen in geval van lage abdominale pijn, en met name als de menstruatie uitblijft of als een vrouw met amenorroe begint te bloeden. Het absolute risico van ectopische zwangerschap bij Mirena-gebruiksters is klein. Echter, als een vrouw met Mirena in situ zwanger raakt, is het relatieve risico van ectopische zwangerschap verhoogd. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/pijn in het kleine bekken, veranderd menstruatiepatroon inclusief toename en afname in menstrueel bloedverlies, spotting, oligomenorroe en amenorroe, vulvovaginitis, vaginale afscheiding. Vaak: depressieve stemming/depressie, zenuwachtigheid, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, acne, hirsutisme, rugpijn, benigne ovariaal cyste, dysmenorroe, gevoelige borsten, pijn in de borsten, expulsie van het IUD (geheel of gedeeltelijk), gewichtstoename. Soms: opgeblazen gevoel, alopecia, pruritus, eczeem, chloasma/huidhyperpigmentatie, uteriene perforatie, ontstekingen in het bekken, endometritis, cervicitis/Pap-smear normaal (klasse II), oedeem. Onbekend: hypersensitiviteit, inclusief huiduitslag, urticaria en angio-oedeem, verhoogde bloeddruk. Handelsvorm: Verpakking met 1 IUD. Nummer van de vergunning: RVG 16681. Vergunninghouder: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofd-dorp. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp, tel. 023 799 1000. Afleveringstatus U.R. Datum van goedkeuring/herziening van de SmPC: 20 maart 2023. Versie: oktober 2023. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar. MA-MIR-NL-0003-9
Verkorte Productinformatie KyleenaTM 19,5 mg, afleveringsysteem voor intra-uterien gebruik
Samenstelling: Werkzame stof: bevat 19,5 mg levonorgestrel. Hulpstoffen: Polydimethylsiloxaan elastomeer, siliciumdioxide (colloïdaal watervrij), polyethyleen, bariumsulfaat, polypropyleen, koperftalocyanine, zilver. Indicatie: Anticonceptie voor maximaal 5 jaar. Contra-indicaties: Zwangerschap; acute of terugkerende PID (pelvic inflammatory disease) of aandoeningen die geassocieerd zijn met een verhoogde kans op infecties in het kleine bekken; acute cervicitis of colpitis; endometritis post partum of geïnfecteerde abortus gedurende de afgelopen drie maanden; cervicale intra-epitheliale neoplasie, ot genezing; maligniteit van uterus of cervix; progestageen-gevoelige tumoren, bijv. borstkanker; abnormaal uterien bloedverlies met onbekende oorzaak; congenitale of verworven uterusanomalie, waaronder myomen die het inbrengen en/of vasthouden van het intra-uteriene systeem zouden belemmeren (d.w.z. als zij de baarmoederholte vervormen); acute leveraandoeningen of levertumor; overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Indien één of meerdere van de volgende aandoeningen bestaan of voor het eerst optreden een specialist consulteren of verwijdering overwegen: migraine, focale migraine met asymmetrisch verlies van gezichtsvermogen of andere symptomen die wijzen op voorbijgaande cerebrale ischemie; uitzonderlijk ernstige hoofdpijn; geelzucht; duidelijke bloeddrukverhoging; ernstige arteriële ziekte, bijvoorbeeld beroerte of myocardinfarct. De bloedglucosespiegel dient te worden gemonitord bij gebruiksters van Kyleena die lijden aan diabetes. Het inbrengen en verwijderen kan gepaard gaan met enige pijn en bloeding. De ingreep kan een vasovagale reactie bespoedigen. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet he systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Effecten op het menstrueel bloedingspatroon zijn bij de meeste gebruiksters van Kyleena te verwachten. Als het bloedverlies in de loop van de tijd heviger en/of onregelmatiger wordt, dienen passende diagnostische maatregelen te worden genomen. Zoals tijdens het gebruik van alle typen IUS/IUD zijn infecties in het kleine bekken gemeld. Zoals bij andere gynaecologische of chirurgische procedures kan na insertie van een IUD een ernstige infectie of sepsis optreden, hoewel dit zeer zeldzaam is. In klinische onderzoeken was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en lag deze in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s/IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Kyleena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van hevig menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Kyleena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUS worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Perforatie of penetratie van het corpus uteri of de cervix door een intra-uterien anticonceptivum kan voorkomen. Bij eventuele perforatie een dergelijk systeem verwijderen; operatief ingrijpen kan noodzakelijk zijn. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie, evenals een uterus in vaste retroversie-flexie. Als de draadjes voor het verwijderen bij follow-uponderzoek niet zichtbaar zijn bij de cervix, moeten onopgemerkte expulsie en zwangerschap worden uitgesloten. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/pijn in het kleine bekken, acne/seborroe, veranderingen in het bloedingspatroon, waaronder meer of minder menstruatiebloedingen, spotting, soms optredend bloedverlies en amenorroe, ovariumcyste, vulvovaginitis, gewichtstoename. Vaak: depressieve stemming/depressie, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, alopecia, infectie van het bovenste deel van het tractus genitalis, dysmenorroe, pijnlijke of gevoelige borsten, expulsie van het systeem (volledig en partieel), afscheiding uit de geslachtsorganen. Soms: hirsutisme, uteriene perforatie. Handelsvorm: 1x1 IUS. Nummer van de vergunning: RVG 118462. Vergunninghouder: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V, Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp, tel. 023 799 1000 Afleverstatus: U.R. Datum goedkeuring/herziening van de SmPC: 20 maart 2023. Versie: oktober 2023.Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar. MA-KYL-NL-0007-7
Buddy
Het favoriete multifunctionele kussen voor mama’s (in spe) dat hen ondersteunt tijdens de zwangerschap en voedingsmomenten.
Wil jij de producten van doomoo gebruiken?
Krijg 25% korting* op de aankoop van een Buddy kussen. Surf snel naar doomoo.com en gebruik deze code tijdens het uitchecken:
Geboortefotografie focust op samenwerking
De meest indrukwekkende gebeurtenissen in een mensenleven lenen zich bij uitstek om vast te leggen op de gevoelige plaat. Er zijn twee organisaties in Nederland die zich sterk maken voor kwalitatief hoogwaardige geboortefotografie: beroepsorganisatie DuPho Geboorte en Stichting Keurmerk Geboortefotografie. Vanuit verschillende doelstellingen vinden zij elkaar in de passie voor het vak: ‘Dit is het mooiste vak van de wereld’.
Net zoals bij verloskundigen het geval is staan geboortefotografen wekenlang in de wacht voor zwangere cliënten. De telefoon staat dag en nacht aan: elk moment kan de oproep komen om in actie te komen. Mirjam Cremer, woordvoerder van de Beroepsorganisatie DuPho Geboorte en eigenaar van Pure Life Geboortefotografie, en Renate van Lith van de Stichting Keurmerk Geboortefotografie, legden in hun loopbaan al vele geboortes vast. In de jaren die achter ons liggen is er een hoop veranderd in het geboortefotografielandschap, weten zij. Fotografen wisten in het verleden niet altijd waar zij rekening mee dienden te houden tijdens het werk in een ziekenhuis. Zo is de opstelling van een fotograaf op de zorgvloer van cruciaal belang om zorgverleners niet in de weg te lopen en dient op de OK rekening te worden gehouden met steriliteit en protocollen. Beide organisaties werken daarom hard aan de professionalisering van de geboortefotografie.
Beroepsorganisatie DuPho Geboorte dateert uit 2013. In eerste instantie opgericht als Geboortefotografen.com, sloot de organisatie zich later aan bij Dutch Photographers; de beroepsorganisatie van professionele beeldmakers in Nederland. ‘Wij staan voor professionalisering van het vak’, vertelt Mirjam. ‘Daarbij komen we op voor de belangen van bij ons aangesloten geboortefotografen. Van de circa 1.700 leden vallen momenteel 42 fotografen onder de afdeling Geboorte. Wij richten ons daarbij op ziekenhuizen, ouders en VSV’s. Zo maken we ons onder andere sterk voor een goede samenwerking en het vertrouwen om bijvoorbeeld ook professioneel op een OK te kunnen
fotograferen. Tegelijkertijd vinden deze fotografen bij DuPho Geboorte een platform waar zij met collega’s kunnen samenwerken, antwoorden op vragen kunnen vinden of op elkaar kunnen terugvallen bij een noodsituatie.’
Opleiding
Aan de toelating van fotografen tot zowel de Stichting Keurmerk Geboortefotografie als de beroepsvereniging gaat een strenge selectieprocedure vooraf. Tot de toelatingseisen van de beroepsvereniging behoren onder andere: het in hoge kwaliteit kunnen fotograferen van geboortes, kennis van het beleid voor geboortefotografie op de OK
‘Om een keurmerk te kunnen krijgen moet je onder andere goed verzekerd zijn’
en de privacywetgeving, inschrijving bij de KvK en een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. Verder is iedere fotograaf in bezit van twee professionele camera’s die hij of zij altijd bij zich heeft wanneer een geboorte wordt vastgelegd. Inmiddels is er een mooie lijst van ziekenhuizen waar de leden van DuPho Geboorte en Stichting Keurmerk Geboortefotografie mogen fotograferen. Mirjam: ‘We willen ouders en zorgverleners het vertrouwen geven dat ze met een professional werken, hetgeen zichtbaar wordt gemaakt via een gepersonaliseerd pasje van de beroepsvereniging dat de fotograaf altijd bij zich draagt.’ DuPho begeleidt de fotografen juridisch, zakelijk en creatief. ‘Dan praat je bijvoorbeeld over contacten met de pers, maar ook over verdere opleiding in de fotografie’, aldus Mirjam. ‘Ons vak staat niet stil. Via
workshops brengen we nieuwe ontwikkelingen bij onze fotografen onder de aandacht.’
Erkenning
Het willen uitdragen van professionaliteit komt ook sterk naar voren bij de Stichting Keurmerk Geboortefotografie. Deze stichting is ontstaan in 2020, vanuit de wens van professionele geboortefotografen om zich in de zorg aantoonbaar te kunnen onderscheiden ten opzichte van de hobbyfotograaf. Daar het geen erkend beroep is, waar een diploma voor nodig is om te kunnen starten, is een keurmerk in het leven geroepen. Dit keurmerk wordt mede bewaakt door mensen uit de geboortezorg. Renate: ‘Met het keurmerk kunnen we onplezierige ervaringen van zorgverleners en ouders in de toekomst helpen voorkomen.’
Een van de doelen van de Stichting Keurmerk Geboortefotografie is ook dat professionals in de geboortezorg geen omkijken hebben naar het toetsen van een fotograaf op geschiktheid. Zij ondersteunt ziekenhuizen in het tot stand komen van beleid rondom geboortefotografie, maar kan desgevraagd ook de juiste geboortefotograaf op de juiste plek zetten. Om het keurmerk te kunnen krijgen moeten de fotografen van het keurmerk voldoen aan een waslijst criteria, samengebracht in een toetsingskader. Dan hebben we het – net als bij beroepsvereniging DuPho - eveneens over inschrijving bij de KvK, maar ook je houden aan de reclamecode. En het kunnen voldoen aan de privacywetgeving, die voor zorgverleners van groot belang kan zijn. Zorgverleners worden nooit zonder toestemming herkenbaar gefotografeerd. Niet iedereen wil zichzelf immers terugzien via social media, daar moet te allen tijde akkoord voor worden gevraagd. De fotograaf heeft een contract met de klant en werkt volgens heldere afspraken met het ziekenhuis. Bij het vormgeven van de eisen in het toetsingskader van Stichting Keurmerk Geboortefotografie is met name rekening gehouden met de belangen van de zorgverlener. Diverse ziekenhuizen hebben hiervoor een bijdrage geleverd.
Zekerheid
‘Goed voorbeeld is de situatie dat een te groot aantal fotografen onverzekerd werkt’, aldus Renate. ‘Dat brengt grote risico’s met zich mee. Om een keurmerk te kunnen krijgen moet je dus ook een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering hebben voor eventuele schade. Verder is het in de fotografie bijvoorbeeld van belang dat er geen stickertjes op apparatuur zichtbaar zijn, bijvoorbeeld testdata van apparaten op de OK. Fotografen dienen zorgvuldig rekening te houden met de omgeving: zij zijn hier tenslotte te gast. Keurmerkhouders zijn gedegen ondernemers die hun zaakjes op orde hebben. Hiermee proberen we het kaf van het koren te scheiden voor de zorgverleners.’ De toetsing bij de Stichting Keurmerk Geboortefotografie bestaat naast de feitelijke documententoets uit een gesprek met een onafhankelijke toetsingscommissie, waarin onder meer een gynaecoloog, een verloskundige en een obstetrieverpleegkundige zitten, onder meer aangevuld met een docent van de fotovakschool. Samen stellen zij de
kandidaat bloot aan criteria waarvan zij vinden dat je daaraan als professionele geboortefotograaf moet voldoen. Renate: Wij geloven in de kracht dat niet collega’s elkaar beoordelen. De onafhankelijke toetsingscommissie gaat daarom in gesprek met de fotograaf, waarbij de houding van de kandidaat en de visie op het vak binnen de geboortezorg een rol spelen. Weet je je bijvoorbeeld goed op te stellen op de zorgvloer? Ben je bekend met de protocollen in een OK? Toetsing is een tweejaarlijks terugkerend gebeuren voor onze fotografen, en daar kom je niet zomaar doorheen! En op die manier toetsen wij dus ook of fotografen na het behalen van het keurmerk aan de gestelde eisen blijven voldoen. Wanneer daar iets in wijzigt ontvangen ziekenhuizen daar automatisch bericht van. Op die manier ontzorgen we de ziekenhuizen ook.’
Van breder belang voor ouders
Er komt dus nogal wat bij professionele geboortefotografie kijken, blijkt uit de uitspraken van zowel beroepsorganisatie DuPho Geboorte als Stichting Keurmerk Geboortefotografie. Voor ouders draait het daarbij niet alleen om achteraf mooie beelden kijken, het kan ook een groter belang dienen. Er gebeurt immers veel in een kort tijdsbestek en veel ouders kunnen zich achteraf niet alle details herinneren. Juist ook wanneer zaken anders verlopen dan vooraf bedacht, bijvoorbeeld bij een sectio, kunnen de beelden achteraf van onschatbare waarde blijken bij de verwerking van de bevalling. Zo kan fotografie de gemiste tijd met het kind voor een deel goedmaken.
Alles voor een goede start.
Het groeien van een baby is een veelomvattend proces.
Ondersteuning met de juiste supplementen is dus elke zwangere vrouw aan te bevelen.
Multi Dag & Nacht Mama
Twee tabletten voor een optimaal bioritme (dag en nacht). Met het beste actieve foliumzuur
Quatrefolic®.
Vitamine K & D Baby
Voor de verloskundige
Vitamine K voor zuigelingen tot 4 maanden. Vitamine D3 in de juiste dosering van 10 mcg. Genoeg voor de hele eerste periode!
Symflora® Baby
Probiotica voor zwangere vrouwen & baby’s. onderbouwd naar behoefte van baby’s.
het puurste babydoekje ter wereld
WaterWipes® bevatten slechts 2 ingrediënten: 99,9% water en een druppel fruit extract. WaterWipes® zijn de meest aanbevolen babydoekjes door kraamverzorgenden in Nederland* en helpen om de gevoelige huid te beschermen.
100% plantaardige doekjes Puurder dan katoen & water Slechts 2 ingrediënten