De Verloskundige 2021 | 2e jaargang | nummer 4
Continuïteit Position paper als lobbywapen Kiezen voor caseload cliënten over continuïteit Wetenschap achter nieuw vitamine K-beleid Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
VOORWOORD CONTINUÏTEIT VAN ZORGVERLENER et thema van deze De Verloskundige een open deur? Je zou het bijna denken. Wie wil nu niet dat elke vrouw in zo’n belangrijke en bijzondere periode van haar leven beschikt over de begeleiding door één of enkele bekende verloskundigen? Bij mijn zwangerschappen werd ik begeleid door een kleine praktijk met drie verloskundigen. Het was fijn met hen een band op te bouwen en een van hen bij mijn bevalling te hebben.
H
Binnen het huidige systeem lijkt het soms een utopie. Maar het holistische van dit mooie vak is essentieel. Daarom is het van belang om de verloskunde niet in allerlei losse taken op te delen. Continuïteit wordt alleen niet voldoende beloond. De KNOV vindt dat de bekostiging de kwaliteit moet volgen. Daar ligt de oplossing, want dat continuïteit voor kwaliteit zorgt, is meermaals bewezen. En levert kwaliteit op den duur niet meer geld op? Yvonne Fontein-Kuipers kaart in haar essay (pagina 6) terecht aan dat een investering in hogere vergoedingen per volledige begeleiding, zich moet terugbetalen. Die investering zorgt volgens haar voor minder verwijzingen, minder interventies in de tweede en derde lijn, vaker spontaan à terme bevallen van vrouwen, minder opnames van pasgeboren kinderen en minder korte en lange termijn iatrogene schade. Als je het zo bekijkt, is continuïteit het ook vanuit financieel oogpunt waard om in te investeren. De KNOV blijft in gesprek met verzekeraars en andere stakeholders om dat duidelijk te maken. De onlangs verspreidde position paper (pagina 64), is daar het meest recente middel voor. Charlotte de Schepper, directeur van de KNOV.
We willen het in dit magazine niet zozeer hebben over het belang van continuïteit. Want inderdaad: dat is een open deur; verloskundigen weten dat wel! We willen het hebben over het hóé. Hoe hebben ze het tij in Nieuw-Zeeland weten te keren (pagina 33)? Hoe zorgen we voor de nodige verandering (pagina 20)? En hoe zorgt een praktijk met meer dan twintig verloskundigen voor continuïteit (pagina 48)? Echt inspirerend om deze voorbeelden en ideeën te lezen. Ook interessant: hoe kijken de vrouwen voor wie we het doen, hier eigenlijk tegenaan? Op pagina 58 lees je het gesprek tussen drie jonge moeders. Twee van hen zijn helemaal pro-continuïteit. Maar verfrissend is ook de ervaring van Lyke, die tijdens haar eerste bevalling werd begeleid door een verloskundige die ze nooit eerder had gezien. De persoonlijkheid en kundigheid van deze verloskundige maakte dat Lyke desondanks alle vertrouwen in haar had. Uiteindelijk maken verloskundigen daarmee het verschil in elk systeem en elke situatie; met hun kennis van fysiologie en pathologie als het nodig is, met hun kunde en met hun onvoorwaardelijke passie. Heel veel leesplezier p ezier gewenst. Hartelijke groet,
De Verloskundige
3
COLOFON Redactieraad Kristi Francken en Jannika van Wijk (KNOV), Manon Louwers (VRHL Content en Creatie), Lianne Zondag, Hanneke Torij, Eveline Mestdagh en Daniëlle Bax. Grafische vormgeving en druk Elma Media B.V. www.elma.nl Acquisitie Elma Media B.V. Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 - 33 16 00
Continuïteit Yvonne Fontein-Kuipers over relationele continuïteit
6
Raymond R Ra ayym mon ond d de de Vries overr JZ JJZOJP ZO OJJP
Vormgeving, redactie en fotografie VRHL Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V. Abonnementen, personalia en adreswijzigingen KNOV, Jolanda Zocchi, Postbus 2001, 3500 GA Utrecht, abonnementen@knov.nl Abonnementsprijzen Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten) voor 4 nummers per jaar: Nederland €99 Binnen Europa €121 Buiten Europa €142 Studenten (buitenlandse opleidingen) €80 Los nummer €27 Privacy Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing. De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar. ©2021 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht Oplage: 5000 ISSN 0378-1925
4
De Verloskundige
58 Cliënten over continuïteit ‘Veel verschillende verloskundigen, maar goede communicatie’
64 Position statement hoop op systeemverschuiving
inhoud SAMENWERKEN 24 Twinning
CONTINUÏTEIT Relationele continuïteit 6 Een essay door Yvonne Fontein-Kuipers Verandering in de geboortezorg 20 Olaf Timmermans (expert in innovatie) aan het woord Internationaal 33 Wat Nederland van Nieuw-Zeeland kan leren Column van een klinisch verloskundige 41 Nieuwe columnist over continuïteit Dispuut 58 Cliënten over continuïteit Visie van verloskundigen en cliëntverenigingen 68 Vervolg op thema-artikel (pagina 6)
Twins over hun ervaringen Zij aan zij
42 Tweeling in de eerste en tweede lijn
ONDERNEMEN 30 Mijn praktijk WhatsAppen met cliënten
48 De Verloskundige 2.0 Vier praktijken die samensmolten
KNOV 47 Achter de schermen Ineke Kremers
INNOVEREN Column van verloskundigen in opleiding 13 Aandacht voor diversiteit ETSEO 14 Dit betekent het voor counseling (wetenschap) Woke Women 18 Preconceptionele campagne
57 Column van de voorzitter Carola Groenen
64 KNOV in actie Position paper
66 Update 70 KNOV in actie Recap
Nieuw beleid vitamine K 27 Dit ging eraan vooraf (wetenschap) Casus 38 Een tas vol vitamines Master verloskunde 44 Wachten op groen licht Zwanger met een beperking 50 Ervaringen van ouders (wetenschap) Blijven leren 62 Kennis paraat bij acute situaties Boeken 67
De Verloskundige
5
TO BE OR NOT TO BE?
In 2009 verscheen een het stuurgroeprapport ‘Een goed begin. n. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte’1. Hierin is aandacht voor het terugdringen van mortaliteit ortaliteit en morbiditeit, door continuïteit. Twee ee soorten continuïteit worden benoemd; continuïteit inuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens s tussen zorgverleners en continuïteit van n zorgmanagement. Sinds de verschijning van n dit rapport is er veel aandacht voor continuïteit. We vroegen -Kuipers er een essay over Yvonne Fontein-Kuipers te schrijven.
6
De Verloskundige
TEKST TEK KST S YVONNE FONTEIN-KUIPERS
Relationele continuïteit
Relationele continuïteit Volgens Sandall en collega’s2 kunnen continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement alleen bestaan, wanneer deze samengaan met relationele continuïteit. Relationele continuïteit is de doorlopende persoonlijke relatie tussen de individuele vrouw en één en dezelfde persoon of enkele personen binnen eenzelfde beroepsgroep, gedurende het gehele pre-, intra- en postpartum continuüm. In relationele continuïteit migreert de zorgverlener met de individuele vrouw door de zorgketen na verwijzing of overdracht3. Relationele continuïteit past binnen kwaliteitscriteria, binnen de zorgvisie van de overheid en binnen de visie van de geboortezorg. Het voldoet bovendien aan de behoeften van vrouwen. Toch heeft deze vorm van continuïteit verhoudingsgewijs minder aandacht gekregen dan continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en continuïteit van zorgmanagement4-7. Moeder en kind varen wel bij relationele continuïteit – fysiek en mentaal, op korte en op lange termijn2,3,8-13. Het draagt bij aan inter-observer betrouwbaarheid van prenatale metingen14,15 en aan werktevredenheid van verloskundigen16-18. Geschat wordt* dat ongeveer 23.897/145.181 (16,5%) van alle vrouwen die hun zorg in de eerste lijn starten, relationele continuïteit ervaren13,19,20. Dit is echter een ruwe schatting, omdat niet bekend is of in de solo- en duopraktijk de verloskundige met de vrouw migreert9.
Effect van relationele continuïteit Onderzoek naar relationele continuïteit binnen zorgmodellen als midwife led continuity of care, caseload, solopraktijken en duopraktijken, toont aan dat dit bijdraagt aan fysiologie. En dat het bijdraagt aan een vermindering van medische interventies (durante partu), meer participatie in zorg, meer keuzevrijheid van de vrouw en meer tevredenheid van zorg9,12,13. Verloskundigen die relationele continuïteit verlenen, ervaren minder werkdruk en hebben minder vaak een burn-out17. Het psychologische effect van relationele continuïteit is dat vrouwen meer vertrouwen krijgen in het eigen kunnen en dat zij een positieve attitude hebben ten aanzien van het verloop en de uitkomsten van de bevalling8. Vrouwen die relationele continuïteit hebben ervaren, benoemen de continuïteit als geïndividualiseerde zorg, die bijdraagt aan zelfvertrouwen, vertrouwen in de verloskundige, empowerment, controle en positieve geboorte-ervaringen7,10,11. Maar waarom is relationele continuïteit dan nog steeds niet de standaard zorg in de eerstelijnsgeboortezorg21?
De Verloskundige
7
'HET IS INTERESSANT OM TE ONDERZOEKEN IN HOEVERRE DE VROUW OP DE HOOGTE IS VAN DE POSITIEVE EFFECTEN VAN RELATIONELE CONTINUÏTEIT' Beleidsrapporten Uitkomstgerichte zorg richt zich op zorg die de beste uitkomst biedt, het beste bij de zorgvrager past en het beste beoordeeld wordt (uitkomstinformatie). De uitkomstinformatie behoort de norm te zijn in de geboortezorg. Ze moet bijdragen aan vermindering van kosten, verbetering van kwaliteit van leven van het individu en het werkplezier van de zorgprofessional6. Het College Perinatale Zorg (CPZ) richt zich op (re)organisatie van zorg op basis van goede praktijkvoorbeelden, met aandacht voor langeretermijninitiatieven, die onder meer gericht zijn op het voorkomen van onnodige vraag naar medische geboortezorg7. De partijen die deel uitmaken van CPZ, waaronder de KNOV, stellen dat kwaliteit van zorg bepaald hoort te worden door cliëntgerapporteerde uitkomsten (PROMs) en ervaringen (PREMs) en dat er kritisch gekeken moet worden hoe PROMs, PREMs, het aantal interventies en de kosten van interventies zich tot elkaar verhouden. Een van de PREMdomeinen is continuïteit van zorg**. Die continuïteit is gericht op continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement, maar niet op relationele continuïteit. Dit, terwijl (aanstaande) moeders van Nederland aangeven niet steeds door verschillende zorgverleners te willen worden behandeld4. Ervaringen met relationele continuïteit worden niet gemeten en zijn niet inzichtelijk – en dus geen onderdeel van kwaliteit van zorgindicatoren. Dit heeft gevolgen voor implementatie van relationele continuïteit als standaardzorg of kwaliteitsindicator. Gericht onderzoek naar de missende component van relationele continuïteit is noodzakelijk. Relationele continuïteit kan op verschillende manieren gemeten worden. Bijvoorbeeld: het aantal (prenatale) zorgverleners dat betrokken is bij de vrouw, het aantal en de duur van controles, de migratie van de eerstelijnsverloskundige na verwijzing, de wel of niet aanwezigheid van een voor de vrouw bekende verloskundige bij de partus en hieraan gekoppeld de verschillen in geboorte-uitkomsten, emotioneel welbevinden, maternale tevredenheid, interventies, (postpartum) kwaliteit
8
De Verloskundige
van leven – tussen vrouwen die wel en vrouwen die geen relationele continuïteit hebben ervaren. Een economische evaluatie kan gekoppeld worden aan de uitkomstmaten en aan ervaringsgericht onderzoek onder vrouwen.
De verzekeraar Tijd en geld worden vaak aangedragen als reden om geen relationele continuïteit te bieden. Het lijkt logisch dat wanneer je door relationele continuïteit interventies weet te vermijden, de vermeden of voorkomen onkosten terugvloeien naar degene die helpt dit te bewerkstelligen. Vanuit dit oogpunt is het te verdedigen dat relationele continuïteit (extra) betaald hoort te worden, omdat er in dit zorgmodel meer spontane (thuis)bevallingen, minder verwijzingen en minder interventies zoals inleiding, CTG, secundaire sectio caesarea en pijnbestrijding plaatsvinden9, 13. Een verhoging voor de betaling van een volledige begeleiding van de zwangerschap, bevalling en het kraambed is noodzakelijk, omdat verloskundigen meer tijd besteden aan een vrouw. De investering in een hoger honorarium per volledige begeleiding moet zich terugbetalen in de vermindering van het aantal verwijzingen en de vermindering van het aantal interventies in de tweede en derde lijn, het vaker spontaan à terme bevallen van vrouwen, minder opnames van pasgeboren kinderen en minder korte en lange termijn iatrogene schade. De kanttekening is dat de zorgverzekeraar veel belang hecht aan kwantiteit en aan het aantal zorgeenheden en -handelingen in de geboortezorg24-26. Een gericht gezondheidseconomisch onderzoek lijkt op zijn plaats om de (potentiële besparing van) verwijzingen en interventies te kaderen en deze te vergelijken met verhoging van het honorarium van eerstelijnsverloskundigen. Binnen het levensloopperspectief dragen fysiologische en positieve bevallingservaringen bij aan kwaliteit van leven van moeders, op korte en op langere termijn. De verminderde kwaliteit van leven van moeders kent naast een gezondheidsbelang, ook een maatschappelijk belang. De maatschappelijke kosten van moeders en gezinnen die minder goed functioneren komen echter niet in het geheel voor rekening van de zorgverzekeraar, maar worden ook vergoed uit overheidsgelden. In een pilotproject wordt kwaliteit van leven gemonitord tot zes maanden postpartum27. Het is van belang een langdurige (longitudinale) monitoring uit te voeren van de kwaliteit van leven van moeders die relationele continuïteit hebben ervaren tijdens
pre-, intra- en postpartum zorg versus moeders die geen relationele continuïteit hebben ervaren, gevolgd door een gezondheidseconomische evaluatie.
De verloskundige Verloskundigen zweren of beloven bij hun beëdiging de vrouw geen schade toe te brengen. Het is een interessante vraag of wij dit onbedoeld doen, door het weerhouden van relationele continuïteit. Verloskundigen benoemen relationele continuïteit nauwelijks op praktijkwebsites21. Onderzoek onder caseload en niet-caseload verloskundigen toont aan dat werk-familiebalans de belangrijkste reden voor niet-caseloaders is om niet met een caseloadmodel aan de slag te gaan. De verloskundigen die wel relationele continuïteit bieden zien werk-familiebalans juist als een reden om als caseloader te werken28. Verloskundigen hebben nu eenmaal verschillende percepties ten aanzien van hun vak, hun rol en relationele continuïteit29. Tolerantie en acceptatie dat er collega’s zijn die relationele continuïteit verlenen of juist niet, is in het belang van de vrouw, zodat zij terechtkan bij een collega die aansluit bij haar behoefte4. Onderlinge (regionale) concurrentie en inkomsten behoren ondergeschikt te zijn aan de belangen van de vrouw. Wanneer een verloskundige geen relationele continuïteit biedt, is het de taak van de verloskundige dit te bespreken, om de vrouw de keuze te geven naar deze vorm van zorg te zoeken als zij dit graag wil. Wanneer verloskundigen eigenaarschap hebben over, en materiële ondersteuning krijgen bij de transitie naar relationele continuïteit, is het succesvol implementeren van strategieën beter haalbaar30,31. Praktisch gezien zou het opsplitsen van grotere praktijken in kleinere teams een oplossing kunnen zijn.
‘TOLERANTIE EN ACCEPTATIE DAT ER COLLEGA'S ZIJN DIE RELATIONELE CONTINUÏTEIT VERLENEN OF JUIST NIET, IS IN HET BELANG VAN DE VROUW'
Het werkveld heeft behoefte aan ambassadeurs, leiders, innovators, socialmedia-influencers en kartrekkers. Zowel binnen de eigen beroepsgroep als onder academici, docenten, beleidsmakers en richtlijnontwikkelaars30. De bacheloropleiding verloskunde heeft de belangrijke taak om relationele continuïteit een onderdeel van het curriculum en het competentieprofiel te maken32. Daarnaast zou relationele continuïteit een duidelijke plek moeten hebben in pre-, intra-, en postpartumrichtlijnen en in het verloskundig beroepsprofiel. Staat de vraag ‘was er sprake van relationele continuïteit en hadden we daarmee mogelijke schade kunnen beperken of voorkomen?’ ooit centraal tijdens perinatale audits? Interessant om mee te nemen tijdens een MIO. Dit alles kan bijdragen aan professionele socialisatie en transformatie naar relationele continuïteit.
De Verloskundige
9
'GERICHT ONDERZOEK NAAR DE MISSENDE COMPONENT VAN RELATIONELE CONTINUÏTEIT IS NOODZAKELIJK'
De vrouw De vrouw wordt door de verloskundige beperkt geïnformeerd over relationele continuïteit21. Mogelijk hebben niet alle vrouwen er behoefte aan en hebben zij meer behoefte aan continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en zorgmanagement4. Echter, wanneer vrouwen niet volledig geïnformeerd zijn, is het besluitvormingsproces en de keuze voor een praktijk en/of verloskundige die relationele continuïteit biedt lastig. De vrouw behoort eerlijk geïnformeerd te zijn over goede praktijkvoorbeelden, zodat zij haar persoonlijke afweging en keuze kan maken. Het zou interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre de vrouw op de hoogte is van de positieve effecten van relationele continuïteit en in hoeverre zij haar keuze voor de verloskundige daarop baseert. Nu lijkt het dat vaak de vrouwen met eerdere slechte zorg- en bevallingservaringen een bewuste keuze maken voor een verloskundigenpraktijk die relationele continuïteit biedt.
To be or not to be? Samengevat kunnen we zeggen dat relationele continuïteit past binnen de kwaliteitscriteria van zorg en binnen de visie van de overheid en de geboortezorg. Het voldoet aan de behoeften van vrouwen en draagt bij aan werktevredenheid van verloskundigen die bewust kiezen voor relationele continuïteit. Toch lopen we tegen een aantal zaken aan, waardoor volledige implementatie in de eerste lijn bemoeilijkt wordt. Relationele continuïteit is nog steeds ‘een ondergeschoven kindje’ in de beroepsgroep en in beleidsvorming (zowel van de overheid als van de beroepsgroep), en heeft nog onvoldoende aandacht in professionele ontwikkeling, audits, onderzoek, informatievoorziening naar de vrouw en in financieel opzicht. Voor professionele socialisatie en transformatie naar relationele continuïteit is er behoefte aan leiderschap, iemand die zich benoemt als probleemeigenaar; binnen de beroepsgroep en maatschappelijk. Iemand die het gesprek met de zorgverzekeraar aangaat. Er is behoefte aan onderwijs en bijscholing, (gezondheidseconomisch) onderzoek en evaluatie, en aan inpassing van relationele continuïteit in het beroepsprofiel, richtlijnen en kwaliteitsontwikkeling. Na de aandacht voor en de implementatie van continuïteit van uitwisseling van cliëntgegevens en van zorgmanagement, is het nu de beurt aan relationele continuïteit. We kunnen immers pas echt spreken van continuïteit wanneer alle elementen zijn geborgd, inclusief relationele continuïteit.
10
De Verloskundige
* Uitgaande van 10,5% solopraktijken (n=35 caseload x gemiddeld 18,7 zorgeenheden/657 vrouwen; n=25 solisten x gemiddeld 105 zorgeenheden/3.500 vrouwen) en 16,5% duopraktijken (n=188 verloskundigen x 105 zorgeenheden/19.740 vrouwen) ** Tussen 28-36 weken zwangerschap en 4-6 weken postpartum beantwoordt de vrouw drie vragen over continuïteit: Wist u steeds wie de leiding had over de zorg die u kreeg? Wist uw nieuwe zorgverlener genoeg van uw situatie? Gaven de verschillende zorgverleners dezelfde adviezen?22,23
Bronnen 1. Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte. Utrecht: Stuurgroep zwangerschap en geboorte. 2009. 2. Sandall J, Coxon K, Mackintosh N, Rayment-Jones H, Locock L, Page L. (writing on behalf of the Sheila Kitzinger symposium). Relationships: the pathway to safe, high-quality maternity care Report from the Sheila Kitzinger symposium at Green Templeton College October 2015. Green Templeton College, Oxford. 2016. 3. Sandall J, Soltani H, Gates S, Shennan A, Devane D. Midwife-led continuity models versus other models of care for childbearing women. Cochrane Database Syst Rev. 2016; 28(4), CD004667. 4. NPCF. Cliëntenperspectief kwaliteit integrale geboortezorg. Uitkomsten achterbanraadpleging en kwaliteitscriteria t.b.v. zorgstandaard. Utrecht: Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. 2014. 5. CPZ. Integrale geboortezorg: ‘Samen bevalt beter’. Agenda voor de geboortezorg 2018-2022. Utrecht: College Perinatale Zorg. 2017. 6. VWS. Ontwikkeling uitkomstgerichte zorg 2018-2022. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2018. 7. van der Erf S, Strijbosch F. Initiatieven toegankelijkheid geboortezorg. Inventarisatie bij geboortezorgconsortia, ROAZ’en en landelijke partijen. UTRECHT: SRIM. 2020. 8. Homer C, Davis G, Cooke M, Barclay L. Women’s experiences of continuity of midwifery care in a randomised controlled trial in Australia. Midwifery. 2002; 18(2), 102–112. 9. Fontein Y. 2010. The comparison of birth outcomes and experiences of low-risk women in different sized midwifery practices in the Netherlands. Women and Birth. 2010; 23(3), 103-110. 10. Dahlberg U, Aune I. The woman’s birth experience – The effect of interpersonal relationships and continuity of care. Midwifery. 2013; 29, 407-415. 11. Perriman N, Davis D, Ferguson S. What women value in the midwifery continuity of care model: A systematic review with meta-synthesis. Midwifery. 2018; 62, 220–229. 12. Fontein-Kuipers Y, van Beeck E, van den Berg L, Dijkhuizen M. The comparison of the interpersonal action component of woman-centred care reported by healthy pregnant women in different sized practices in the Netherlands: A cross-sectional study. Women and Birth. 2021; 34(4), e376-383. 13. Offerhaus P, Jans S, Hukkelhoven C, de Vries R, Nieuwenhuijze M. Women’s characteristics and care outcomes of caseload midwifery care in the Netherlands: a retrospective cohort study. BMC Pregnancy and Childbirth. 2020; 517. 14. West J, Manchester B, Wright J, Lawlor D, Waiblinger D. Reliability of routine clinical measurements of neonatal and research measurements of neonatal skinfold thickness: findings from the Born in Bradford study. Paediatr Perinat Epidemiol. 2011; 25(2), 164-171. 15. Pattinson R, Theron G. Inter-observer variation in symphysis-fundus measurments. A plea for individualized antenatal care. S Afr Med J. 1989; 76(11), 621-622.
16. Collins CT, Fereday J, Pincombe J, et al. An evaluation of the satisfaction of midwives’ working in midwifery group practice. Midwifery. 2010; 26, 435-441. 17. Newton M, McLachlan H, Willis K, Forster D. Comparing satisfaction and burnout between caseload and standard care midwives: findings from two cross-sectional surveys conducted in Victoria, Australia. BMC Pregnancy and childbirth. 2014; 426. 18. Sheehy D, Smith M, Gray P, Homer C. Understanding workforce experiences in the early career period of Australian midwives: insights into factors which strengthen job satisfaction. Midwifery. 2021; 93, 102880. 19. NIVEL. Cijfers uit de registratie van verloskundigen. Peiling 2018. Utrecht: Nivel. 2020. 20. Perined. Kerncijfers Nederlandse Geboortezorg 2020. Utrecht: Perined. 2021. 21. Vermeul J, Fontein-Kuipers Y, Pluymaekers M. Waar is de vrouw? Vrouwgerichte zorg op verloskundige websites. Tijdschrift voor Verloskundigen. 2018; 43(6), 30-33. 22. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte T2, publicatieversie 1.2, 1 november 2019. 23. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte T4, publicatieversie 1.4, 1 mei 2020. 24. CZ OHRA Nationale Nederlanden. Overeenkomst eerstelijns verloskunde 2020-2021. 25. KNOV. De BEN schrapt de volume-eis in de kwaliteitsregisters basisechoscopie. 07 oktober 2021. knov.nl 26. RIVM. Kwaliteitseisen counseling prenatale screening. Versie 12.2. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Mileu. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2021. 27. BUZZ. Nederlandse Uitkomstenset Zwangerschap & Geboorte, versie 29, 1 juli 2020. 28. Newton M, Dawson K, Forster D, McLachlan H. Midwives' views of caseload midwifery - comparing the caseload and non-caseload midwives' opinions. A cross-sectional survey of Australian midwives. Women Birth. 2021; 34(1), e47-e56. 29. Fontein-Kuipers Y, de Groot R, van Beeck E, van Hooft S, van Staa A. Dutch midwives’ views on and experiences with woman-centred care – A Q-methodology study. Women and Birth. 2019; 32, e567-575. 30. Hollins Martin C, MacArthur J, Martin C, McInnes R. Midwives’ views of changing to a Continuity of Midwifery Care (CMC) model in Scotland: a baseline survey. Women and Birth. 2020; 33(5), e409-e419. 31. Chilvers R, Ross-Davie M, Crowther S, Hall L, Daniele M. Can continuity work for us? A resource for midwives. Londen: Royal College of Midwives. 2017. 32. Fontein-Kuipers Y, Romeijn E, Zwijnenberg A, Eekhof W, van Staa A. ‘ISeeYou’: A woman-centred care education and research project in Dutch bachelor midwifery education. Health Education Journal. 2018, 1-16.
De Verloskundige
11
Altijd bereikbaar, ook als je niet gestoord wilt worden.
De telefonieoplossing die zorgt voor kwaliteit en continuïteit in je praktijk. • Niet afhankelijk van data en groeit mee met de geboortezorg • De cliënt behoeft maar 1 telefoonnummer te onthouden, ongeacht waarvoor en of er sprake is van een eenpersoonspraktijk of met teams binnen de praktijk • Zeer eenvoudig aan- en afmelden dienstdoende verloskundige / bijschakelen van achterwacht, van een ander team of een andere praktijk • De beller kunnen laten horen dat; - De verloskundige bezig is met het begeleiden van een bevalling / het rijden van visites / het hebben van spreekuur / aan het rusten is / of …. • NOOIT een ander nummer te laten bellen bij geen gehoor. Wij hebben de techniek zo ontwikkeld dat de beller ALTIJD iemand aan de telefoon krijgt indien er sprake is van een calamiteit
Alles wat je als verloskundige de beller wil laten horen is een kwestie van een “klik” op de eigen mobiel van de verloskundige. De opties die zijn gegeven zijn voorbeelden, er kunnen vele andere voorkomende items worden vastgelegd en d.m.v. een klik geactiveerd worden. Of de praktijk nu uit 1 verloskundige bestaat of uit meerdere teams met meerdere verloskundige, met deze oplossing hebben alle soorten van praktijken, haar verloskundige en haar cliënten profijt. Wil je meer weten, kijk op http://www.mt-pd.nl/ telefonie-voor-verloskundigen.html of bel naar 085 – 022 1 022 of mail naar sales@mt-pd.nl voor het krijgen van een vrijblijvende demo bij jou op locatie. Deze oplossing wordt aanbevolen door vele verloskundigenpraktijken, referenties op verzoek verkrijgbaar. Het maakt voor de oplossing niet uit met welk mobieltje je werkt, of het nu duur, klein, oud of nieuw is.
MT-Professional Devices B.V. | adviseurs door heel Nederland | @: administratie@mt-pd.nl | Tel: 085 – 022 1 022
COLUMN
VAN EEN VERLOSKUNDIGE IN OPLEIDING
AANDACHT VOOR DIVERSITEIT BINNEN DE GEBOORTEZORG e Nederlandse samenleving is door de jaren heen steeds diverser geworden op het gebied van onder andere etnische, culturele en religieuze achtergrond. Hierdoor krijgen verloskundigen te maken met een diverse groep zwangere vrouwen. Dit kan zorgen voor mooie gesprekken en nieuwe inzichten, maar het kan ook onzekerheid en onbegrip met zich meebrengen. Er zijn aanwijzingen dat vrouwen ongelijk behandeld worden op basis van afkomst1. Minderheidsgroepen hebben zelfs een verhoogd risico op maternale sterfte2. Deze confronterende feiten waren de aanleiding om ons te verdiepen in deze onderwerpen.
D
FEMKE BLOKHUIS EN ROOS VAN DER HOORN zijn vierdejaars verloskundigen in opleiding in Groningen. Hun bachelor thesis draaide om de vraag ‘Hoe ervaar jij diversiteit en inclusiviteit binnen de verloskunde?’ Onder begeleiding van Céline Crajé interviewden zij medestudenten van de Verloskunde Academie in Groningen.
Wij wilden onderzoeken wat de ervaringen en meningen van verloskundestudenten waren, met betrekking tot diversiteit en inclusiviteit op de Verloskunde Academie in Groningen. Uit de interviews kwam een aantal belangrijke inzichten. Ten eerste merkten we dat studenten het lastig vonden om over de onderwerpen te praten, omdat zij bang waren kwetsende uitspraken te doen. Daarnaast viel op dat studenten bang waren onbewuste vooroordelen te hebben over minderheidsgroepen, die van invloed konden zijn op hun gedrag. Deze vooroordelen botsten met het streven naar gelijke behandeling van iedere cliënt. Tot slot omschreven studenten een homogene studentenpopulatie, terwijl zij tijdens de verloskundige stage juist te maken hebben met een zeer diverse cliëntenpopulatie. Studenten vonden het belangrijk dat het lesmateriaal en de studentenpopulatie meer divers is om hen voor te bereiden op hun rol als zorgverlener in een diverse maatschappij. Diversiteit in het lesmateriaal werd nu voornamelijk gebruikt om risico’s in kaart te brengen bij minderheidsgroepen, waardoor zij pathologie sneller aan deze groepen koppelden. Wij denken dat het belangrijk is dat er meer aandacht komt voor het onderwerp, zodat er meer bewustzijn ontstaat van (onbewuste) vooroordelen en zodat handelingsverlegenheid bespreekbaar wordt. Daarom hebben wij een aantal aanbevelingen opgesteld voor het verloskundig onderwijs. Ten eerste door het gebruik van divers beeldmateriaal, gekleurde fantomen en/of casussen waarbij minderheidsgroepen ook in een fysiologische context voorkomen, waardoor deze groepen genormaliseerd worden. Daarnaast kan diversiteit zowel binnen werkgroepen als colleges meer onder de aandacht gebracht worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gereflecteerd worden op situaties waarin discriminatie voorkomt, om zo bewust te blijven van het onbewuste beeld dat verloskundigen (in opleiding) hebben van bepaalde groepen.
Bronnen 1. Petersen E, Davis NL, Goodman D, Cox S, Syverson C, Seed K, Shapiro-Mendoza C, Callaghan WM, Barfield W. Racial/Ethnic Disparities in Pregnancy-Related Deaths - United States, 2007-2016. Morbidity and Mortality Weekly Report 2019 Sep 6;68(35):762-765. 2. NVOG. Preventie van maternale mortaliteit en ernstige maternale morbiditeit. Internetsite NVOG 2012. Beschikbaar via: https://www.nvog.nl/wp-content/ uploads/2017/12/Preventie-van-Maternale-Mortaliteiten-Ernstige-Maternale-Morbiditeit-2.0-07-03-2012.pdf. Geraadpleegd op 2021 mei 17.
De Verloskundige
13
TEKST JANNEKE GITSELS, LIDEWIJ HENNEMAN, LINDA MARTIN
WETEN SCHAP
Counselen anno 2022:
MEEBEWEGEN MET ONTWIKKELINGEN Het aanbod van prenatale screening op aangeboren aandoeningen is opnieuw uitgebreid en in beweging. Sinds 1 september 2021 kunnen zwangere vrouwen kiezen voor het Eerste Trimester Structureel Echoscopisch Onderzoek (ETSEO) en per 1 oktober verviel de combinatietest. Wat vraagt dit van counselors? Gebaseerd op recente onderzoeken in Nederland biedt dit artikel een aantal inzichten en handvatten voor de counselingspraktijk.
14
De Verloskundige
Routinisatie versus een weloverwogen keuze Met de introductie van de Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) voor de screening op down-, edwards- en patausyndroom, waren er zorgen over een ondoordacht gebruik of ‘routinisatie’ van deze test. Men vraagt zich bijvoorbeeld af: in hoeverre voelen zwangere vrouwen zich vrij om wel of niet te kiezen voor de NIPT? En in hoeverre maken zij een weloverwogen, geïnformeerde keuze? Vragenlijstonderzoek toont aan dat 75% van de zwangere vrouwen een weloverwogen keuze maakt en dat de NIPT niet als routinematige zorg wordt ervaren1. De eigen betaling van € 175 lijkt een van de factoren om geen NIPT te laten uitvoeren1,2. Een financiële bijdrage wordt niet gevraagd voor deelname aan de Structurele Echoscopische Onderzoeken (SEO’s). Vergelijkend met de deelname aan de NIPT (46,6%), is de deelname aan het Tweede Trimester Structureel Echoscopisch Onderzoek (TTSEO) (86,6%) hoog te noemen3. De vraag is of er sprake is van routinisatie bij de TTSEO én hoe dit bij de ETSEO zal zijn. Net als bij de introductie van de NIPT, doet deze vraag een appèl op counselors om hun cliënten zó te counselen, dat vrouwen in vrijheid een geïnformeerde keuze kunnen maken omtrent het ETSEO, de NIPT en het TTSEO4. Hierbij zijn een aantal competenties nodig, waarvan we uit onderzoek weten dat counselors deze ten dele bezitten5. Als eerste een grondhouding én de bereidheid tijd te nemen voor een gesprek waarin prenatale screening centraal staat en de counselor vanuit oprechte interesse een goede relatie met de vrouw opbouwt. Een gesprek waarin de counselor een proportioneel evenwicht zoekt tussen respect en aandacht voor de autonome gewetenskeuze die ouders maken enerzijds en het ongeboren leven anderzijds6. Ofwel, counseling is bedoeld de vrouw te ondersteunen bij het nadenken over verantwoordelijkheden jegens haar kind, in overeenstemming met haar opvattingen over goed moederschap7. Daarvoor heeft de counselor, naast communicatieve vaardigheden, een stevige basiskennis nodig5. Kennis van de aandoeningen waarop screening gericht is, waaronder de impact van aandoeningen op
'DE COUNSELOR HEEFT KENNIS NODIG VAN DE AANDOENING WAAROP SCREENING GERICHT IS' de ontwikkeling van het kind en de eventuele behandelbaarheid. Ook gedegen kennis van testkarakteristieken en het prenatale zorgproces zijn onontbeerlijk voor waardevrije counseling. Tot slot, het toepassen van dilemmacounseling. Dat wil zeggen, pro’s en contra’s bespreken, ook als cliënten aangeven hun keuze al gemaakt te hebben. De komst van het ETSEO is een mooi moment om bewust te focussen op hoe een zwangere vrouw überhaupt aankijkt tegen het concept screenen en niet direct in de modus van informatie zenden te schieten.
Counselen blijft in essentie hetzelfde In essentie zijn de vraagstukken die centraal staan tijdens de counseling, met de introductie van het ETSEO, niet veranderd. Het doel, screening op aangeboren aandoeningen voor het bieden van reproductieve handelingsopties, blijft immers gelijk. Alleen is het testaanbod aangepast. Gezien de door de cliënten beleefde ervaring van kwetsbaarheid omtrent de keuze rond prenatale screening, lijkt de vraag in hoeverre men tijdens de zwangerschap informatie wenst te verkrijgen over eventuele aangeboren aandoeningen bij hun kind, een zinnig startpunt voor de counseling. Doorvragen naar aandoeningen waaraan gedacht wordt, welk beeld men heeft van die aandoeningen en wat men met de verkregen informatie vermoedt te doen, kan ouders helpen om hun gedachten (verder) te vormen8,9. Deze start van de counseling, met aanvullend onder meer het bevragen
van overwegingen om het één wel te kunnen weten en het ander niet, kan een krachtige en zinnige manier zijn om routinisatie van ETSEO (en TTSEO) te beperken en een weloverwogen, geïnformeerde keuze te vergroten. Starten met het geven van een standaardpakket informatie over prenatale screening, kan een geïnformeerde keuze eerder in de weg staan dan bevorderen, omdat deze manier van werken voorbij gaat aan het bevorderen van ‘choice awareness’ en de individuele informatiebehoefte van de zwangere vrouw9. Counseling vraagt tijd en aandacht. Tijd die vrijgemaakt kan worden door de verruiming van de vergoeding en aandacht vanuit een oprechte grondhouding van interesse. Dat dit nodig is, blijkt uit onderzoek onder 219 vrouwen die geen NIPT lieten doen: slechts 13% van de vrouwen vertelde een counselingsgesprek te hebben gehad en 70% ontving naar eigen zeggen een kort introductiegesprek2. Het is goed mogelijk dat het korte introductiegesprek door de zorgverlener bedoeld was als counselingsgesprek, maar dat de vrouwen dit gesprek niet als zodanig herkenden. Wellicht wijst deze uitkomst op de kracht van een afgebakend gesprek, waarbij het voor de zwangere vrouw helder is dat overwegingen voor eventuele deelname aan prenatale screeningstesten besproken worden.
Verwachtingsmanagement Recent spraken de media van een ‘gezond kind’ na een ETSEO waarbij geen aanwijzingen waren gevonden voor een aandoening10. Dit toont het belang van goede counseling
NIEUWE BIJSCHOLINGSRONDE COUNSELING Op 1 januari 2022 start voor 2.700 counselors de nieuwe bijscholingsronde counseling prenatale screening. De counselor krijgt meer autonomie en keuzevrijheid in de te volgen bijscholing. De regie over het leren en bijblijven ligt bij de counselor zelf. In de volgende editie van De Verloskundige lees je meer over de nieuwe bijscholingsronde. Wil je in de tussentijd meer weten? Scan de code.
De Verloskundige
15
WETEN SCHAP
'UITKOMSTEN VAN NIPT EN SEO'S VAAG BESCHRIJVEN HELPT OUDERS NIET'
met zorgvuldig taalgebruik, waarbij benadrukt wordt dat de NIPT en SEO’s screeningstesten zijn en geen diagnostiek. De uitslag van screening is niet ‘goed of fout’, maar ‘er zijn wel of geen aanwijzingen voor aandoeningen gevonden’. Om zekerheid te krijgen is diagnostiek nodig. Een verwant thema is de wens van sommige ouders álles te willen weten, ofwel álles te willen uitsluiten11. Noch het één, noch het ander is mogelijk. Dit kan existentiële vragen oproepen naar de maakbaarheid van het leven en hoe daarmee om te gaan. Door de beperkte maakbaarheid van het leven te bespreken tijdens de counseling, kijken zij mogelijk anders aan tegen een uitslag waarbij een aanwijzing voor een aandoening gevonden wordt. Zeker nevenbevindingen kunnen door hun relatieve onbekendheid een bron van grote onzekerheid zijn, mede omdat het soms lang duurt voordat de zwangere meer duidelijkheid krijgt. Voor ouders kan het onduidelijk zijn wat de diverse screeningsmethoden opleveren, hetgeen een geïnformeerde keuze in de weg kan staan. De NIPT screent op chromosomale aandoeningen, terwijl de SEO’s zich richten op structurele aandoeningen die deels behandeld kunnen worden. Daarnaast kunnen NIPT en SEO’s een uitkomst geven waarvan onbekend is wat deze betekent of waarbij de betekenis onduidelijk blijft. Deze uitkomsten
16
De Verloskundige
vaag beschrijven helpt ouders niet, aangeven hoe vaak dit ongeveer voorkomt waarschijnlijk wel. Tot slot, de nekplooimeting, eerder onderdeel van de combinatietest, wordt gemeten tijdens het ETSEO. Daarmee is het ETSEO beslist geen screeningstest voor down-, edwards- en patausyndroom. Wat deze meting wel kan vertellen en hoe de uitslag van deze meting gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de NIPT is mogelijk complexer dan ouders verwachten.
Tot slot Het doel van counselen is vrouwen (en hun partner) te helpen bij het maken van een goed geïnformeerde, weloverwogen keuze. Deze keuze is in lijn met opvattingen over goed moederschap, leven met een eventuele aandoening en een zwangerschapsafbreking, gebaseerd op de juiste kennis over de te onderzoeken aandoeningen en de beschikbare testen7,12. Anders gezegd: counseling is bedoeld ouders te begeleiden in ethische besluitvorming betreffende prenatale screening waarin een interpretatieve dialoog plaatsvindt met aandacht voor ‘respect voor autonomie van de ouders en voor het menselijk leven’5. Ouders helpen bij een juiste begripsvorming van aspecten als screening en diagnose is daarbij een onontbeerlijk onderdeel van counseling.
Bronnen 1. van der Meij, KRM, Njio, A, Martin, L, Gitsels – van der Wal, J.T, Bekker, MN, van Vliet – Lachotski, EH, van der Ven, JEM, Kater – Kuijpers, A, Timmermans, DRM, Sistermans, EA, Galjaard, RJH, Henneman, L. Routinization of prenatal screening with the non-invasive prenatal test: pregnant women’s perspectives. Eur J Hum Genet (2021). https://doi.org/10.1038/s41431-021-00940-8 2. NIPT consortium. Onderzoeksrapport: Wel of geen deelname prenatale screening met de niet-invasieve prenatale test (NIPT); Verkenning achterstandswijken. 2021. https://niptconsortium.nl/studies/onderzoek-niet-deelname-nipt/ 3. Liefers J, Atsma F. Monitor 2019 Prenatale screening op down-, edwards- en patausyndroom en het Structureel Echoscopisch Onderzoek. https://www.pns.nl/documenten/professionalsmonitor-2019-screeningsprogramma-down-edwards-en-patausyndroom-en-seo 4. Martin, L, Gitsels, J. Besluitvorming in de verloskundigenpraktijk: counselen en gezamenlijke besluitvorming. De Verloskundige 2021;(3):14-16 5. Martin, L, Gitsels – van der Wal, JT, Hitzert, M, Henrichs, J. Clients’ perspectives on the quality of counseling for prenatal anomaly screening. A comparison between 2011 and 2019. Patient Education and Counseling 2021, 104;7:1796-1805. 6. Gastmans, C. Kwetsbare waardigheid; ethiek aan het begin en het einde van het leven. Uitgeverij Pelckmans Kalmthout, België, 2021. 7. Garcia, E, Henneman, L, Gitsels-van der Wal, JT, Martin, L, Koopmanschap, I, Bekker, MN, Timmermans, DRM. Non-invasive prenatal testing (NIPT) and pregnant women's views on good motherhood: a qualitative study. Eur J Hum Genet 2021 Aug 17. doi: 10.1038/s41431021-00945-3 8. Prinds, C, Gitsels – van der Wal, JT, Crombag, N, Martin, L. Counselling for prenatal anomaly screening-A plea for integration of existential life questions. Patient Education and Counseling, 2020; doi: 10.1016/j. pec.2020.03.025 9. Kater-Kuipers A, de Beaufort ID, Galjaard R-JH, Bunnik EM. Ethics of routine: a critical analysis of the concept of ‘routinisation’ in prenatal screening. J Med Ethics. 2018;44:626–31. 10. https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5251330/zwangere-vrouwen-13-wekenecho-afwijkingen-vroeg-zwangerschap 11. Van Sen, I, Bos, J. #jouwkeuzeonzezorg. Een ontwerpend onderzoek naar het gezamenlijke besluitvormingsproces van zwangere en counselor bij prenatale screening. 2021. 12. Gitsels-van der Wal, JT, Manniën, J, Ghaly, MM, Verhoeven, PS, Hutton, EK, Reinders, HS. The role of religion in decison-making on antenatal screening of congenital anomalies: a qualitative study among Muslim Turkish origin immigrants. Midwifery 2014;30:297-302.
Verbreding & verdieping in de echoscopie
Handvatten nodig om je logboek te maken? Wil je de puntjes op de -i- zetten voor de termijnbepaling of biometrie? De echosimulatie trainingen bij het METS Center bieden je de kans om onder deskundige begeleiding veel en veilig te oefenen. Ben je SEO- of basisechoscopist? We helpen je ook graag ter voorbereiding op jouw logboek, zodat je blijft voldoen aan de landelijke kwaliteitseisen. Toe aan een extra uitdaging? Onze nieuwe training TTSEO+ start in 2022! metscenter.nl/echosimulatie
Een zaadje planten met Woke Women alles weten en er is alweer zoveel nieuws bekend’, zegt Veronique, kartrekker van het drie jaar durende, door ZonMw gefinancierde project. ‘Wakker schudden’ dus, die vrouwen. Veronique: ‘Het klinkt romantisch, je pilstrip in de prullenbak gooien en knus met zijn tweetjes zien waar het schip strandt. Maar het is zo belangrijk om jezelf goed te informeren, zodat je er honderd procent zeker van bent dat je alles weet én doet, voor én tijdens je zwangerschap, om je baby zo sterk en gezond mogelijk een zo gezond mogelijke start te geven.’
Kritieke fase
oke Women® heet de campagne die vrouwen in de vruchtbare leeftijd bewust moet maken van het belang van een goede voorbereiding op een toekomstige zwangerschap. Uitgangspunt van de campagne is dat je met de juiste kennis onnodige risico's vermijdt en je kind een zo gezond mogelijke start geeft. ‘Natuurlijk weten de vrouwen uit je omgeving ook heel veel, maar niemand kan
W
‘PRECONCEPTIEZORG GAAT OVER EEN BUURVROUW DIE ROOKT OF EEN NICHT MET EEN TE HOOG BMI. HET GAAT NIET OVER HEN, DENKEN ZE’ 18
De Verloskundige
‘Veel vrouwen zien wel het belang van goede preconceptiezorg in, maar vinden zichzelf niet de doelgroep’, vervolgt Veronique. ‘Het gaat over een buurvrouw die rookt of een nicht met een te hoog BMI. Het gaat niet over hen, denken ze. En toch slikt maar de helft van de vrouwen correct foliumzuur, en dat glaasje wijn laat ook lang niet iedereen staan.’ Daarom is de campagne gericht op alle vrouwen in de vruchtbare fase, in de hoop een figuurlijk zaadje te planten. Zodat ze, als ze eenmaal zwanger willen worden, weten waar ze terecht kunnen met vragen. Veronique: ‘De verloskundige vertelt ze ook de do’s en don’ts tijdens de intake, maar vaak zijn ze dan al zes à acht weken zwanger. De vitale organen van de baby zijn dan al gevormd, het is een gemiste kans als je dan pas bepaalde informatie krijgt. Zo weet bijna niemand dat je bij diezelfde verloskundige ook een afspraak voor een kinderwensconsult kunt maken.’
TEKST ANNEMIEKE VERBEEK
SOCIALE VERLOSKUNDE
Een gezonde start voor een baby begint al vóór de conceptie. Met een brede campagne hoopt verloskundig promovenda Veronique Maas dat tussen de oren van jonge vrouwen te krijgen. ‘Alleen romantisch je pilstrip weggooien en ervoor gaan, is een gemiste kans.’
‘EEN GEMISTE KANS ALS JE PAS MET ACHT WEKEN ZWANGERSCHAP INFORMATIE KRIJGT OVER GEZONDE VOEDING OF STOPPEN MET ROKEN’ De straat op De Woke Women®-campagne is onderdeel van de APROPOS-II studie. Daarin wordt onderzoek gedaan naar het effect van een goede voorbereiding op de zwangerschap. De campagne is uitgerold in vijf regio's in Nederland – in samenwerking met in totaal acht verloskundigenpraktijken in Barneveld, Zoetermeer, Amersfoort, Deventer en Tilburg – en de onderzoeksgroep heeft de rest van het jaar om de data van de afgelopen drie jaar
campagne te analyseren. Naar verwachting rolt er eind 2021 een eindverslag met aanbevelingen van de digitale pers. Er is in die drie jaar héél veel gedaan. Er kwam een stoere website en sociale media werden groots ingezet. Zorgverleners werden samengebracht in werkconferenties, er zijn routekaarten en advieskaarten ontwikkeld om een kinderwens meer bespreekbaar te maken. En ze gingen de straat op, letterlijk. Veronique: ‘Op meer dan 150 plekken per regio hebben we posters en flyers opgehangen en uitgedeeld – van de drogist tot de bloemenwinkel en van middelbare scholen tot apothekers. Als ik weer een plek bedacht waar jonge vrouwen kwamen, stapte ik op mijn fiets met een stapeltje flyers. Met krijtacties op straat en veel media-aandacht, hebben we een flink bereik gehad. Nu is de vraag of al die aandacht ook wat teweeggebracht heeft.’
Nut en noodzaak En de mannen dan, zijn die niet net zo belangrijk om mee te nemen in de voorlichting? Zéker, zegt Veronique, maar focus is ook
belangrijk. ‘Op de website richten we ons ook op de partners, al was het maar omdat het voor vrouwen bijvoorbeeld enorm lastig is om te stoppen met roken als hun partner doorrookt. Maar de meerderheid van de mannen verzamelt informatie via hun partner, vandaar dat we vrouwen motiveren met hun partner te praten.’ Veronique benadrukt dat elke gezonde stap loont, ook als iemand al zwanger is. ‘Stoppen met roken en gezond eten is op élk moment een slimme keuze. We hopen dat het vanzelfsprekend wordt dat vrouwen zichzelf én andere vrouwen informeren over nut en noodzaak van een goede voorbereiding. Daarom hebben we ook meer dan twintig lokale ambassadeurs en influencers betrokken. De boodschap komt vaak beter aan als die van iemand komt die je bewondert. Zo was er een ambassadeur met een groot bereik op Instagram die over de campagne had gedeeld. Zij kreeg een berichtje van een volger die schreef dat ze na het zien van haar stories meteen een afspraak met de huisarts had gemaakt om iets aan haar overgewicht te doen. Dáár doen we het voor.’
De Verloskundige
19
is verandering Het grootste deel van de zorgverleners is niet geschoold in omgaan met innovaties. Dat geldt ook voor verloskundigen. Dat stelt Olaf Timmermans, professor Healthy Region bij HZ University of Applied Sciences en Universiteit Antwerpen. ‘Er is een permanent spanningsveld tussen ‘zorgproductie’ en vernieuwing.’
ls ik acuut hartfalen heb en onder narcose gebracht wordt, dan weet iedereen om mij heen exact wat ze moeten doen. De chirurg, anesthesist en OK-assistent gaan op dat moment niet met elkaar staan brainstormen over hoe ze het eens aan zullen pakken. Gelukkig maar; in de zorg zijn protocollen en strak geformuleerde procedures van elementair belang. Tegelijkertijd belemmeren die het innovatief gedrag dat broodnodig is voor vernieuwingen in de zorg.’ Aan het woord is Olaf Timmermans, expert rond innovaties in de zorg en verbonden aan de HZ University of Applied Sciences in Vlissingen en het Centre for Research and Innovation in Care van de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit van Antwerpen. Timmermans promoveerde in 2012 op de vraag wat de rol van teams is bij het invoeren van vernieuwingen in de zorg. Hij is regelmatig promotor bij
‘A
20
De Verloskundige
verloskundig onderzoek en zijn dochter Elise werkt als klinisch verloskundige in Delft. We spreken Timmermans over hoe zorgverleners in het algemeen, en verloskundigen in het bijzonder, hun eigen professionele koers kunnen behouden in het steeds complexere veld waarbinnen ze werken. Hoe beweeg je je als verloskundige in een zorglandschap waar verzekeraars zoveel invloed hebben, een capaciteitsprobleem bestaat en de werkdruk zo hoog is? En vooral: hoe zorg je in zo’n landschap voor continuïteit van zorgverlener?
Zorgverleners werken constant in een spagaat, stel je in je proefschrift. Ze moeten zowel ‘produceren’ als innoveren. Olaf Timmermans: ‘Als je uitgaat van een ziekenhuissituatie, dan heb je daar afdelingen waar mensen werken die zorg verlenen. Je kunt ook zeggen: ze produceren zorg. Een team is er primair op gericht de dagelijkse
TEKST ANNEMIEKE VERBEEK
HET ENIGE CONTINUE,
‘GESTANDAARDISEERDE ZORG EN VERNIEUWING LOPEN DOOR ELKAAR HEEN’ gestandaardiseerde zorg te geven die patiënten nodig hebben. Ondertussen wordt óók van ze verwacht dat ze met een helikopterview naar hun eigen werk kijken. Dat, bijvoorbeeld, als blijkt dat alle patiënten een tien op de pijnscore geven, ze denken: wat klopt hier niet? Wat kunnen we anders doen, beter? Vernieuwing is ook inherent aan de zorg, het zijn twee simultane processen die continu door elkaar heen lopen. Je hebt kleine innovaties – een nieuw protocol handhygiëne – en radicale vernieuwingen – zoals een nieuwe zorgstandaard of integrale zorg. Al die veranderingen vragen veel van mensen, waarbij de omgeving waarin ze werken steeds complexer wordt. Veel teams trekken dat slecht, en sommigen lukt het juist wél om mee te bewegen.’
Als dat lerende vermogen binnen een team er niet is, kan dat leiden tot zinloze of zelfs schadelijke handelingen. ‘De gebaande paden volgen is niet altijd wat het beste is. Daarom moeten we onszelf blijven afvragen waarom we de dingen doen die we doen, en of het beter kan. Niet omdat we competitief ‘de beste’ willen zijn, maar wel om te zorgen dat de dingen die je doet, ook de goede dingen zijn. Vanuit de verpleegkunde, mijn vakgebied, weten we dat er minstens vijftig veelgebruikte interventies zijn waarvan niet bekend is of ze gunstig, of mogelijk zelfs schadelijk zijn. Bij verloskunde zie je ook een enorme regionale differentiatie in percentages van bepaalde interventies, dus ik vermoed dat daar hetzelfde geldt. In de hele zorg is de neiging dingen te doen omdat ‘we dat nu
De Verloskundige
21
‘WENDBAARHEID, INNOVATIEF EN PROACTIEF WERKGEDRAG ZIJN BELANGRIJKE COMPETENTIES’
kant: verloskundigen werken niet in een bubbel, de maatschappij verandert. Verzekeraars eisen meer, politieke besluiten hebben een directe invloed op de verloskundige praktijk.’
Kun je daar een voorbeeld van geven?
eenmaal zo doen’. Dat heeft ook te maken met hoe we opgeleid worden: niet vanuit competenties en vanuit een integraal geheel, maar te veel gericht op feitelijke kennis en losse vakken. En als je eenmaal in de praktijk werkt, neem je de bestaande werkcultuur over. Is die veilig en open, dan is er ruimte voor groei en leren. Maar vaak is het het tegenovergestelde.’
Zie je deze dynamiek ook in de eerste lijn? ‘Bij verpleegkundigen is de onderlinge afhankelijkheid groter dan bij verloskundigen, omdat die laatste groep, ook in het ziekenhuis, zelfstandiger hun handelen bepaalt. Ook in een maatschap handelen verloskundigen zelfstandig; je kan een hele dag werken zonder een collega te zien. De invloed van het team is bij verpleegkundigen groter, en dus is de invloed van dat team op hoe je met veranderingen omgaat ook groter. Aan de andere
22
De Verloskundige
‘Eerstelijnsverloskundigen zijn zorgprofessional en meestal ondernemer. Als politieke besluiten leiden tot andere eisen van verzekeraars, moeten ze daar hun bedrijfsprocessen op aanpassen, of ze het nou eens zijn met die koerswijziging of niet. Wanneer Den Haag besluit dat kansarmoede speerpunt nummer één in de geboortezorg is, dan beweegt er van alles in het sociale domein. Het was natuurlijk altijd al belangrijk in welke wijk je werkte, en met welke populatie. Een kwetsbare populatie vraagt vaak meer van de verloskundigen. Maar met bijvoorbeeld projecten als Kansrijke Start is de rol van verloskundigen nog breder geworden. Veel verloskundigen leveren graag een bijdrage aan landelijke en vooral lokale werkgroepen en projecten, maar dat zijn allemaal niet-declarabele uren. En dat terwijl de werkdruk onder verloskundigen al hoog is.’
Hoe behoud je als verloskundige je eigen professionele koers als er zoveel dingen zijn waar je geen invloed op lijkt te hebben? ‘Op politiek-strategische beslissingen en keuzes van verzekeraars hebben we allemaal gering invloed. Het gaat schuren als er spanning ontstaat tussen wat jij als verloskundige aan
zorg wilt geven, en wat er mogelijk is of vergoed wordt binnen het systeem. Hoeveel regie ervaar je om daar in de praktijk vorm aan te geven? Hoe kan je naast die barende vrouw blijven staan, terwijl er aan alle kanten aan je getrokken wordt? In de verpleegkunde zijn er veel publicaties over zogeheten ‘gemiste zorg'. Vraag een verpleegkundige aan het eind van de dag of ze heeft kunnen doen wat ze van plan was, dan is er een grote kans dat er een flink gat gaapt tussen wens, plan en de daadwerkelijke uitvoering. Ze rennen de benen onder hun lijf vandaan, en gaan op drukke dagen gefrustreerd naar huis omdat ze niet verder zijn gekomen dan het lopen van minimale ronden.’
En die schaarste maakt continuïteit van zorg bijna onmogelijk, lijkt het. ‘Continuïteit kan je vanuit verschillende invalshoeken benaderen. Als je het vanuit patiëntveiligheid belicht, dan weten we dat er juist onveilige situaties ontstaan rondom momenten van overdracht of verandering van de situatie. Informatie wordt veelal onjuist of niet volledig doorgeven. Dat kan je vaak relatief makkelijk ondervangen, bijvoorbeeld met gezamenlijke overdrachtsformulieren. Als je het vanuit de cliënt belicht, dan gaat continuïteit over een vertrouwd gezicht naast je hebben, juist bij stressvolle momenten. Als je het zwangeren vraagt, willen ze het liefst vanaf het allereerste consult tot en met de bevalling dezelfde verloskundige aan hun zijde. Iemand die ook met haar meegaat als ze toch in het ziekenhuis belandt. Organisatorisch is dit bijna niet voor elkaar te krijgen. Daarom zie ik meer heil in het meer eigen regie geven aan zwangeren en hun partner. Uit het afstudeeronderzoek van mijn dochter blijkt dat vrouwen een groter vertrouwen in hun eigen kunnen krijgen als ze goede educatie krijgen van hun verloskundige. Mogelijk dat die vrouwen minder hechten aan het één-vertrouwd-gezichtprincipe.’
De verloskundige hoeft niet alles te doen?
Ligt daar een rol voor de opleidingen?
‘In Den Haag hebben ze een buddy-systeem voor moeders in kwetsbare omstandigheden opgezet. Een goed voorbeeld van hoe je zwangeren minder afhankelijk kunt maken van verloskundigen en tóch voor continuïteit zorgt. Daarom is het zo belangrijk dat verloskundigen een breed ‘lerend netwerk’ hebben in hun wijk, stad of gemeente. Er is veel kennis en ervaring over effectieve methodieken, we hoeven het wiel echt niet telkens opnieuw zelf uit te vinden.’
‘Het is aan het onderwijs om niet alleen vakinhoudelijk sterke verloskundigen af te leveren, maar ze ook een set competenties te geven om met veranderingen en innovaties om te gaan. Het enige continue is verandering, je kan niet lang op dezelfde manier werken. Wendbaarheid en innovatief en proactief werkgedrag zijn belangrijke competenties in de huidige tijd.’
Dat ‘leren’ levert niet altijd direct tastbare resultaten op. Een van de redenen, stel je, waarom veel zorgverleners het onzinnig vinden, al die werkconferenties, workshops en brainstormen.
‘Veel praktijken doen intervisie, maar die lijkt vooral gericht op het bespreken van ethisch ingewikkelde en complexe casuïstiek. Niet alle praktijken doen evenveel aan reflectie op ontwikkelingen. De verloskunde is een frontlinieberoep met alle drukte en hectiek die daarbij hoort, dus ik heb daar alle begrip voor. Maar innovatie, groei en ontwikkeling ontstaan alleen als er af en toe wordt stilgestaan. Letterlijk. Een beroepsvereniging als de KNOV kan daarin faciliteren, maar ook in de eigen praktijk kan dit op gang komen. Onder de streep is het ook een kwestie van willen en organiseren. Ik stel het even boud, maar toch: erken dat er een spanningsveld is tussen werkdruk en vernieuwing, maar organiseer en regel het. Zat dynamische teams, praktijken en VSV’s die laten zien dat het kan.’
‘We zijn opgeleid om te handelen. Dus we willen weten: wat ga ik doen en welk effect gaat dat geven? Maar nu zit je bijvoorbeeld in een werkgroep terugdringen kansarmoede en duurt het wel twee, drie, misschien wel vier gesprekken voordat er iets concreets op tafel ligt. We zijn niet opgeleid om met die ambiguïteit om te gaan, dat je ergens aan begint, maar niet direct weet waar het gaat eindigen. Terwijl veel sociale innovaties in het sociaal-maatschappelijk domein wel op die manier starten.’
Hoe zou zo’n werkhouding er in de verloskundige praktijk uitzien?
'WE ZIJN NIET OPGELEID OM MET DIE AMBIGUÏTEIT OM TE GAAN, DAT JE ERGENS AAN BEGINT, MAAR NIET DIRECT WEET WAAR HET GAAT EINDIGEN’
De Verloskundige
23
niets is wat het lijkt…
TEKST TAMARA WARLICH
TWINNING BUITEN DE LIJNEN,
(ALS JE MAAR GOED KIJKT!)
Vol enthousiasme zijn de 22 Twins begonnen met Twinning Buiten de Lijnen. Een dynamisch proces met als doel: het versterken van de continuïteit van zorg voor zwangere vrouwen, door een verloskundige over de lijnen heen. Op een creatieve manier ontwikkelen de Twins deelprojecten.
et is verleidelijk om te denken dat deze deelprojecten de uitkomst van Twinning zijn. Zeker, ze zijn een mooi resultaat, maar niet de belangrijkste uitkomst. Om continuïteit van zorg door de verloskundige te bewerkstelligen, is sterk leiderschap door diezelfde verloskundige nodig en dát is het belangrijkste effect van Twinning. We vroegen twee Twins (geen Twinpaar met elkaar) naar hun kijk op het project en hun ervaringen met continuïteit van zorg.
H
Wil je jezelf voorstellen? Marloes: ‘Ik ben Marloes Horstink-van der Heiden, getrouwd, drie geweldige kinderen en in 1995 cum laude afgestudeerd in Antwerpen. Ik heb in het buitenland gewerkt in de eerste, tweede en derde lijn. Sinds 2015 ben ik tweedelijnsverloskundige bij OLVG West. Sinds 2019 werk ik ook als Physician Assistant klinisch verloskundige en ben ik CRM-, BLS- en NLS-trainer en kwaliteitsmedewerker binnen de unit.’ Maaike: ‘En ik ben Maaike van der Woude, in 2019 afgestudeerd als verloskundige bij de Verloskunde Academie in Groningen. Daarna direct gestart als eerstelijnsverloskundige en nu werkzaam bij it Bertehûs in Akkrum. Sinds een half jaar werk ik daar ook als basisechoscopist.’
Waarom doe je mee met Twinning? Marloes: ‘Als kwaliteitsmedewerker merk ik dat er nog veel meer van elkaar te leren valt en dat we samen voor de zwangere vrouwen moeten zorgen. Dus ik dacht gelijk: dit is super! Vanuit ons VSV verzorgen wij al veel projecten, dus het Twinning-project kunnen we direct goed integreren binnen ons VSV en het OLVG.’
24
De Verloskundige
Maaike van der Woude
Maaike: ‘Een oud-studiegenoot kende het Twinning-project en tipte mij. Al vanaf mijn studententijd ben ik geïnteresseerd in de samenwerking tussen eerste-, tweede- en derdelijnsverloskundigen. Dit is precies waar het Twinning-project over gaat. Ik hoop door het project meer inzicht te krijgen in hoe het komt dat verloskundigen uit de verschillende lijnen met hun expertise anders tegen onderwerpen van continuïteit van zorg aankijken. Daarnaast ben ik ook benieuwd naar de overeenkomsten die we hebben.’
De Twins nemen deel aan workshops, studiereizen, debatten en werkbezoeken en zetten kleinschalige projecten op. Hiermee ontwikkelen ze hun leiderschapskwaliteiten. Met twee gevalideerde methodes ‘General Self-Efficacy Scale’ 1 en ‘Most Significant Change benadering’ 2, meten we hun persoonlijke ontwikkeling. Bronnen 1. Schwarzer, R; Jerusalem, M. 1995 Generalized self-efficacy Scale. In J. Weinman, S. Wright, & M. Johnston, Measures in Health Pyschology: A user’s portfolio. Causal and control beliefs (pp. 35-37). Windsor, UK. 2. Mariël Kanne, Sabrina Keinemans & Ed de Jonge. 2020. Terugblik en reflectie op de ethische dimensie van een praktijkgericht onderzoek met gebruik van de Most Significant Change-benadering. KWALON 2020 (25) 2.
Hoe ben je al bezig met continuïteit van zorg? Marloes: ‘Al sinds ik in het OLVG werkzaam ben, zijn we met projecten bezig.’ Maaike: ‘Ik denk dat we in de zorg dagelijks bezig zijn met continuïteit. Voorbeelden hiervan zijn persoonlijke zorgpaden, het meewerken aan protocollen en richtlijnen en vergaderingen met collega-praktijken en het ziekenhuis.’
Wat neem je mee uit de eerste twee workshops? Marloes Horstink
Wat verwacht je ervan? Marloes: ‘Continuïteit voor de zwangere vrouw door in elkaars keuken te kijken. Door te leren van elkaars expertise en door elkaar te inspireren en te ondersteunen.’ Maaike: ‘Ik verwacht een deelonderwerp uit te werken met mijn Twin en zo bij te dragen aan de verbetering van de continuïteit van zorg in de geboortezorg. Persoonlijk verwacht ik meer inzicht te krijgen in de mening die andere verloskundigen uit de verschillende lijnen hebben over het onderwerp ‘continuïteit van de zorg’.’
Marloes: ’Wat mij vooral opviel was dat ik niet de enige ben die multitasker is. Geweldig om te zien dat er meerdere verloskundigen zijn die positieve energie en zin hebben om naast hun werk extra zaken op te pakken. Iedereen verklaart me voor gek met wat ik allemaal doe, maar nu we elkaar beter leren kennen, merk ik dat ik nog meer van deze inspirerende mensen kan leren.’ Maaike: ‘De brainstormsessie is bij mij het meest blijven hangen. Die ging over onze wens voor de toekomst als het gaat om continuïteit van zorg, waarbij we uitgingen van een situatie waarin geld geen rol speelt. Door de brainstorm realiseerde ik dat we uiteindelijk allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben, alleen verschillen we van opvatting over de weg daarnaartoe. Zolang we vanuit dat gemeenschappelijke doel verder gaan, kunnen we kijken wat we van elkaar nodig hebben om te komen tot (meer) continuïteit van zorg.’
Welke ervaring heb je als het gaat om continuïteit? Marloes: ‘Bij ons VSV draaien we veel pilots, waarbij de eerste lijn balloninleidingen en CTG’s bij minder leven uitvoert. En we draaien een pilot met meconiumhoudend vruchtwater in de eerste lijn. We geven multidisciplinaire trainingen, samen met eerstelijnsverloskundigen en kraamverzorgsters en op de poli hebben we gedeelde zorg door de eerste en tweede lijn.’ Maaike: ‘Ik werk in een dorpspraktijk met een klein team van verloskundigen. Cliënten zien daardoor vaak een vast gezicht gedurende de zwangerschap, bevalling en kraamtijd. Hierdoor ben ik deelgenoot van het gehele proces en ik denk dat dit bijdraagt aan de continuïteit van de zorg. Ook binnen het VSV merk ik dat we stappen zetten door het aanpassen van zorgpaden.’
Kun je iets vertellen over het deelproject van jou en je Twin? Marloes: ’Ik licht een tipje van de sluier op: we gaan een escape delivery room bouwen die gericht is op teambuilding en samenwerking, en waarin de zwangere centraal staat.’ Maaike: ‘Mijn Twin en ik onderzoeken hoe we de continuïteit van zorg kunnen optimaliseren bij vrouwen met een sectio in de anamneses. Hoe en wat precies volgt later, maar onze wens en hoop is dat de zwangere vrouwen een vast gezicht zien en met vertrouwen hun zwangerschap, bevalling en kraambed in gaan.’ Marloes: ’Het is bijzonder om te mogen deelnemen. Ik ben trots om bij dit team te horen!’
De Verloskundige
25
Mediq brengt persoonlijke aandacht in de praktijk
Bent u op zoek naar een breed assortiment met producten voor u in de praktijk? Dan bent u bij Mediq aan het juiste adres. U kunt via onze webshop pluspunt.mediqmedeco.nl gemakkelijk en snel producten bestellen. U kunt bij ons terecht voor producten zoals Philips echografiesystemen, Wesseling onderzoeksbanken, instrumentarium, disposables en praktijkrinrichting.
Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met onze klantenservice via telefoonnummer 0186 - 63 45 00 of stuur een e-mail naar: sales.eerstelijn@mediq.com. 0186 63 45 00 | sales.eerstelijn@mediq.com | www.mediq.nl
TEKST: LIANNE ZONDAG, MSC
WETEN SCHAP
Nieuw vitamine K-beleid in Nederland
Een vitamine K-tekort bij pasgeborenen kan leiden tot vitamine K-deficiëntiebloedingen (VKDB). Om pasgeborenen te beschermen tegen deze bloedingen, krijgen zij vlak na de geboorte vitamine K toegediend. Het huidige profylaxebeleid is sinds 2011 van kracht, maar blijkt niet minder late VKDB te geven bij kinderen met een galgangatresie. Om die reden heeft de staatssecretaris van VWS op 10 juni 2021 besloten om het vitamine K-profylaxebeleid voor pasgeborenen te veranderen. In dit artikel geven we een overzicht van het proces voorafgaand aan het besluit van de staatssecretaris en informatie over het nieuwe beleid en implementatietraject. Huidig beleid Gebrek aan vitamine K kan bij pasgeborenen in de eerste uren tot maanden na de geboorte leiden tot (ernstige) bloedingen1. Dit worden vitamine K-deficiëntiebloedingen (VKDB) genoemd. VKDB worden in drie categorieën ingedeeld op basis van het moment waarop de bloeding ontstaat: vroege bloedingen ontstaan in de eerste uren na de geboorte, klassieke bloedingen in de eerste week na de geboorte en late bloedingen vanaf week 2 tot 12 weken na de geboorte. Door een kleine lichaamsvoorraad vitamine K lopen pasgeborenen een risico op een tekort. Dit geldt met name voor baby’s die borstvoeding krijgen. Deels omdat borstvoeding een laag vitamine K-gehalte bevat1, maar
mogelijk ook omdat de darmflora van borstgevoede kinderen anders is dan van kinderen die kunstvoeding krijgen. In het huidige beleid hebben borstgevoede kinderen met een niet ontdekte galgangatresie een verhoogd risico op VKDB. Galgangatresie is een aangeboren afwijking waarbij de galwegen niet (goed) zijn aangelegd (zie afbeelding 1). Het kan ook betekenen dat de grote galgang tussen de lever en de galblaas niet (goed) is aangelegd of verstopt is. Door de leveraandoening hebben deze kinderen een probleem met de opname van vetten en daardoor ook met de opname van vetoplosbare vitamines, zoals vitamine K. Per jaar worden in Nederland ongeveer tien kinderen geboren met een galgangatresie.
De Verloskundige
27
WETEN SCHAP
1 In het huidige beleid krijgen pasgeborenen direct na de geboorte 1 mg vitamine K oraal toegediend. Voor borstgevoede pasgeborenen geldt het advies om ze vanaf dag 8 tot 3 maanden dagelijks 150 µg vitamine K-druppels te geven. Helaas blijkt het beleid vanaf 2011 geen daling te geven van het aantal VKDB bij borstgevoede pasgeborenen met een galgangatresie2,3.
Proces tot nieuw beleid In 2017 heeft de Gezondheidsraad geadviseerd om de vitamine K-profylaxe voor pasgeborenen aan te passen en voor borstgevoede pasgeborenen over te gaan naar een eenmalige intramusculaire vitamine K-injectie vlak na de geboorte4. Het advies beschrijft een alternatief met drie orale doses voor kinderen waarvan de ouders een injectie weigeren. De vitamine K-toediening voor kinderen die kunstvoeding krijgen blijft in dit advies ongewijzigd. Naar aanleiding van dit Gezondheidsraadadvies is er een gezamenlijke brief door de NVK, Stichting Kind en Ziekenhuis, AJN, Bo Geboortezorg, KNOV en NVOG opgesteld, om zorgen te uiten dat er onderscheid wordt gemaakt op basis van het type voeding dat de baby krijgt. Omdat alleen kinderen die borstvoeding krijgen een injectie zouden krijgen, kan de keuze voor borst- dan wel kunstvoeding hierdoor worden beïnvloed.
Afbeelding 1: Galgangatresie
28
De Verloskundige
2
3
4
Afbeelding 2: Besluitvormingsproces voorafgaand aan herziening vitamine K-profylaxebeleid
Vervolgens heeft het RIVM op verzoek van het ministerie van VWS een beleidvormingsanalyse gemaakt5 (zie afbeelding 2). Hierin is een overzicht gemaakt van aspecten die belangrijk kunnen zijn bij de vorming van een eventueel nieuw vitamine K-profylaxebeleid voor pasgeborenen in Nederland. Hierin is naar kosteneffectiviteit, draagvlak onder zorgprofessionals en toediening van vitamine K in het buitenland gekeken. Dit leidde tot vier hoofdopties: a) het laten zoals het is, b) opvolgen advies Gezondheidsraad (2017), c) volledig intramusculair en d) volledig oraal met drie doses. Bij al deze opties is het advies van de Gezondheidsraad het uitgangspunt geweest, waarbij beleid zo uniform mogelijk gemaakt wordt voor alle kinderen. In 2020 heeft de staatssecretaris van VWS overlegd met diverse organisaties die betrokken zijn bij de geboortezorg. Hieruit bleek dat alle betrokkenen een wijziging van de vitamine K-profylaxe voor pasgeborenen in Nederland wenselijk vinden6. Ze ondersteunen een vitamine K-profylaxe-regime dat effectief is en waarbij geen onderscheid wordt gemaakt op basis van het type voeding dat de pasgeborene krijgt.
Nieuw beleid De staatssecretaris heeft als nieuw beleid gesteld dat alle pasgeborenen vitamine K via een eenmalige intramusculaire injectie krijgen toegediend, met als tweede keuze een orale variant met drie doses (zie figuur 1). Hiervoor is gekozen omdat deze wijze van toediening het meest effectief is en in andere landen succesvol wordt toegepast. Ook wordt er bij deze optie geen onderscheid gemaakt tussen kinderen die borstvoeding of kunstvoeding krijgen.
Implementatie Het RIVM heeft een implementatieplan opgesteld om inzicht te krijgen in de consequenties van het nieuwe beleid op bijvoorbeeld de financiering, de administratieve lasten, wie vitamine K gaat toedienen en hoe en waar dit wordt vastgelegd. Het is belangrijk dat alle betrokken zorgprofessionals op de hoogte zijn van hun rol en verwachtingen. Daarnaast is er aandacht voor eenduidige
Alle à terme pasgeborenen * †
Vlak na de geboorte
Voorkeur
2de keuze
1 mg IM
2 mg oraal
Dag 4 tot 6
2 mg oraal
Week 4 tot 6
2 mg oraal
* voor kinderen met bepaalde vooraf gediagnosticeerde stollingsaandoeningen wordt IM toediening afgeraden en heeft het orale regiem de voorkeur [ref impl plan] † dit geldt ook voor kinderen met bepaalde risicofactoren, bijvoorbeeld orale gift onmogelijk, pasgeborenen waarvan moeder tijdens zwangerschap medicatie heeft gebruikt die interfereren met het vitamine K-metabolisme
Figuur 1
‘GEEN ONDERSCHEID TUSSEN KINDEREN DIE BORSTVOEDING OF KUNSTVOEDING KRIJGEN’ voorlichting voor (toekomstige) ouders en monitoring van effectiviteit van het nieuwe beleid. De verwachting is dat de voorbereidingen van de implementatie circa één jaar in beslag gaan nemen en dat er gestart wordt met het nieuwe beleid rond september 2022. In de implementatieperiode wordt door het RIVM informatiemateriaal ontwikkeld. De KNOV is aan het onderzoeken hoe zorgprofessionals voldoende geschoold kunnen worden en is in gesprek met de NZa voor tariefverhoging.
Belangrijkste punten - Voor pasgeborenen met een galgangatresie is in 2011 het beleid gewijzigd. Deze wijziging van beleid blijkt echter niet te leiden tot een afname van late VKDB bij kinderen met een galgangatresie. - Nieuw beleid dat naar verwachting halverwege 2022 ingaat: alle pasgeborenen krijgen 1 mg vitamine K intramusculair direct postpartum toegediend. - Wanneer ouders dit niet willen, is het alternatief 3x 2 mg vitamine K oraal: direct postpartum, op dag 4-6 en in week 4-6. - Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen het type voeding dat de pasgeborene krijgt. - Vitamine K, intramusculair en oraal, moet toegediend worden door middel van een micellaire oplossing vitamine K die op recept verkrijgbaar is.
Bronnen 1. Shearer, M.J., Vitamin K deficiency bleeding (VKDB) in early infancy. Blood Rev, 2009. 23(2): p. 49-59. 2. Lowensteyn, Y.N., et al., Increasing the dose of oral vitamin K prophylaxis and its effect on bleeding risk. Eur J Pediatr, 2019. 178(7): p. 1033-1042. 3. Witt, M., et al., Prophylactic Dosing of Vitamin K to Prevent Bleeding. Pediatrics, 2016. 137(5). 4. Gezondheidsraad, Vitamine K bij zuigelingen. Publicatienr. 2017/04. 2017, Gezondheidsraad: Den Haag. 5. Verkaik-Kloosterman, J. and M.H. de Jong, Vitamine K-profylaxe bij pasgeborenen - Beleidvormingsanalyse. 2020, RIVM. 6. De staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Vitamine K-profylaxe bij pasgeborenen. 2020
De Verloskundige
29
Whats Appen
MET CLIËNTEN:
wees alert op de risico’s Met cliënten appen is snel en laagdrempelig, maar mag het ook? Wat is – juridisch gezien – toelaatbaar en waar ligt een eventuele grens? Klarie de Boer, juridisch programmamanager bij de KNOV, deelt haar expertise. n de praktijk lijkt het steeds vaker te gebeuren; even snel tussendoor appen met een cliënt. Het is snel, makkelijk en kan eigenlijk overal. In principe is het je eigen keuze om dit communicatiemiddel wel of niet te gebruiken. Toch is het belangrijk je te realiseren dat je als verloskundige een beroepsgeheim hebt en te maken hebt met privacywetgeving.
I
Medische gegevens ‘Het gebruik van WhatsApp is niet verboden in de zorg,’ vertelt Klarie de Boer van de KNOV. ‘Maar het is wel goed te beseffen
30
De Verloskundige
dat de Autoriteit Persoonsgegevens – de organisatie die toeziet op het naleven van privacyregels – het als niet veilig communicatiemiddel classificeert. In 2016 hebben zij al aangegeven dat WhatsApp als communicatiemiddel voor zorgverleners niet geschikt wordt bevonden. Aan het gebruik ervan zijn risico’s verbonden en er zijn veiliger alternatieven, zoals bellen met een cliënt.’ De moeilijkheid zit hem in de vertrouwelijkheid van de gegevens van cliënten. Als zij met een verloskundige appen, dan is dat terug te voeren naar de persoon.
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
MIJN PRAKTIJK
VOOR HET RUNNEN VAN EEN PRAKTIJK HEB JE ONDERNEMERSVAARDIGHEDEN NODIG. DEZE RUBRIEK HELPT JE OP WEG. DIT KEER MET TIPS VOOR WHATSAPP-GEBRUIK.
En andersom ook: als je met je cliënt appt, is daaruit alleen al op te maken dat er contact is met een verloskundige nog los van de (vertrouwelijke) inhoud van het bericht. ‘WhatsApp schijnt gegevens te delen met bedrijven,’ licht Klarie toe. ‘Het is niet bekend waar die gegevens terechtkomen en hoe ze precies worden opgeslagen. Het is niet verstandig om als zorgverlener herleidbare gegevens van cliënten te delen via WhatsApp. Het is te ondoorzichtig wat ermee gebeurt.’
Beroepsgeheim Juridisch gezien zijn er natuurlijk ook gewoon regels. ‘Je beroepsgeheim houdt in dat je als verloskundige moet zwijgen over wat je tijdens je werk te weten komt over een cliënt. Zo kan iedereen erop vertrouwen dat de informatie die je als cliënt deelt, vertrouwelijk blijft,’ zegt Klarie. Ook de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) biedt duidelijke regels en richtlijnen over het waarborgen van privacygegevens en hoe hiermee om te gaan. ‘Zorgverleners mogen geen gegevens verstrekken aan anderen,’ vertelt Klarie. ‘Er is een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling van de cliënt of personen die optreden als vertegenwoordiger van de cliënt. Denk aan een ouder, curator of mentor. Uitgebreide informatie hierover is te vinden in de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens.’
Bewustzijn Die regels worden soms in de waan van de dag vergeten en daarin kan een risico schuilen. ‘Als een cliënt je appt met een vraag, dan wil je vaak ook snel antwoord geven. Het is dan zaak goed op te blijven letten en bewust te zijn dat je dat volgens de regels doet,’ aldus Klarie. Als voorbeeld schetst ze de situatie dat een cliënt appt dat ze haar kindje niet meer voelt bewegen. ‘Dan zou je – in de drukte van een dienst –
‘HET IS NIET VERSTANDIG HERLEIDBARE GEGEVENS VAN CLIËNTEN TE DELEN VIA WHATSAPP’ de neiging kunnen hebben hierover terug te appen. Maar voor medische aangelegenheden kun je beter een veiliger middel kiezen, zoals bellen,’ adviseert Klarie. ‘Via de app weet je niet waar het terechtkomt. Het kan gebeuren dat de cliënt haar telefoon ergens op tafel heeft liggen waardoor iemand meekijkt op het scherm op het moment dat het appje binnenkomt. Of een telefoon is gestolen. Met dit soort informatie blijft het spannend.’ Klaries belangrijkste advies is het vermijden van privacygevoelige informatie. ‘Als je
met je cliënt een afspraak wil regelen via WhatsApp – de cliënt stemt ermee in en is zich bewust van de risico’s van WhatsApp – dan is er in principe niets aan de hand, er wordt geen medische informatie verstrekt. Wel blijkt hieruit dat er contact is met een verloskundige. Dus ook hier dien je zorgvuldig en bewust mee om te gaan,’ legt ze uit. ‘Het is vaak al zo normaal WhatsApp te gebruiken, dat het goed is om het er in de praktijk met elkaar over te hebben. Hoe wil je hiermee omgaan?’ Die keuze is aan jou.
De Verloskundige
31
100% natuurlijke ingrediënten Parfum- en geurvrij Vegan
Bio-Oil® Huidverzorgingsolie vermindert de kans op het ontwikkelen van huidstriemen doordat het de elasticiteit van de huid bevorderd. Het dient twee keer per dag aangebracht te worden, vanaf de start van het tweede trimester. Nu ook verkrijgbaar in een 100% natuurlijke formule! Aanbrengen al vanaf de eerste trimester. Parfum- en geurvrij. Voor uitgebreide productinformatie en details van de klinische testen, ga naar bio-oil.com. Resultaten kunnen per persoon verschillen.
TEKST ANNEMIEKE VERBEEK
INTERNATIONAAL
VAN LEERLING NAAR MENTOR
Wat Nederland kan leren van
Nieuw-Zeeland In de jaren ‘90 kwam verloskundige Celia Grigg hier om te leren van de Nederlandse geboortezorg. Terug in Nieuw-Zeeland bewerkstelligde ze met collega’s én cliënten niets minder dan een revolutie: van een ondergeschikte rol in een door gynaecologen gedomineerd zorgstelsel, werden zij de belangrijkste zorgverleners, in een systeem dat continuïteit van zorgverlener als wettelijk verankerd fundament heeft.
De Verloskundige
33
INTERNATIONAAL
en lage caseload, volledige autonomie, amper doorverwijzingen naar de ‘tweede lijn’ en niet onbelangrijk: een redelijke financiële vergoeding voor de continue begeleiding van zwangere vrouwen vanaf het begin van de bevalling tot twee uur na de geboorte van hun baby. De geboortezorg in Nieuw-Zeeland klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Op papier ís het nagenoeg ideaal, zegt verloskundige Celia Grigg via een Zoom-verbinding vanuit de hoofdstad Auckland. De praktijk is zoals altijd weerbarstig, maar daarover later meer. Eerst een stapje terug in de geschiedenis. Want wat heeft gezorgd voor de omwenteling waarbij begin jaren negentig het geboortezorgsysteem zo’n honderdtachtig graden draaide? Van een systeem waarin verloskundigen een ondergeschikte rol speelden en vrouwen tijdens hun bevalling vaak te maken kregen met een scala aan zorgverleners. Naar de huidige situatie, waarin verloskundigen bij het leeuwendeel van de baringen in the lead zijn, en de meeste zwangeren één vast gezicht hebben van begin tot eind van hun baring?
E
Hoe het was Nederland speelde geen onbelangrijke rol in die omslag. Celia, die al 26 jaar verloskundige is en zich ook daarvoor als activist hard maakte voor vrouwvriendelijke geboortezorg, kwam hier begin jaren negentig onderzoek doen naar het geboortezorgsysteem. ‘Munitie vergaren’, zoals ze het noemt, om de positie van verloskundigen in haar thuisland te versterken. ‘Jullie thuisbevallingenpercentage was in die tijd rond de 33%, alle verloskundigen waar ook ter wereld keken met een gezonde mengeling van bewondering en afgunst naar die cijfers. Ook de sterke autonomie van verloskundigen in het systeem met een eerste en tweede lijn was iets wat we mee terug namen als mogelijke optie. Onze geboortezorg werd destijds vrijwel volledig gedomineerd door gynaecologen; bevallingen waren volledig gemedicaliseerd en vonden allemaal in het ziekenhuis plaats.’ Huisartsen hadden destijds een belangrijke rol in de geboortezorg van het uitgestrekte en dunbevolkte land (5 miljoen inwoners op een oppervlak ter grootte van Groot-Brittannië); zij deden de controles tijdens de zwangerschap en beoordeelden of de actieve fase van de bevalling begonnen was. Celia:
34
De Verloskundige
‘DE HOOFDZORGVERLENER MOET BINNEN TWINTIG MINUTEN BIJ EEN BEVALLING ZIJN EN BLIJFT TWEE UUR POST PARTUM’ ‘De zwangere werd vervolgens naar het ziekenhuis gestuurd, waar ze tijdens de baring bijgestaan werd door een verloskundige. Of meerdere verloskundigen, als de bevalling over meerdere diensten voortduurde. Deze verloskundigen hadden vrouwen nooit eerder ontmoet, het waren vluchtige passanten. Was de geboorte nabij, dan kreeg de huisarts een seintje om ‘het klusje af te maken’.’ Van continuïteit was volgens Celia geen sprake, het was een komen en gaan van mensen op de bevalkamer, wat het fysiologische verloop niet bevorderde. ‘Wilde een vrouw thuis bevallen, dan was ze afhankelijk van de bereidwilligheid van haar huisarts. Wij hebben geen kraamzorg die partusassistentie verzorgt. Bij een thuisbevalling riep de huisarts de hulp in van een voor de barende vrouw onbekende verloskundige om te assisteren. Ook dan kwam de huisarts alleen voor de uitdrijving.’
het uitgangspunt is. In het model krijgen vrouwen een uit algemene middelen gefinancierd persoonsgebonden budget, waarmee zij zélf bepalen wie als hoofdzorgverlener de verloskundige zorg uitvoert. Zo’n 80% van verlen vrouwen kiest een verloskundige, de rest voor een de vro gynaecoloog of huisarts. Continuïteit van zorg werd gynae wettelijk verankerd: de hoofdzorgverlener moet binnen wettel twintig minuten in het ziekenhuis zijn als een bevalling begint en is verplicht te blijven tot twee uur na de bevalling. Huisartsen stopten grotendeels met verlosbevalli kundige zorg, vertelt Celia. ‘Zij vonden het financieel kundig niet langer aantrekkelijk om barende en logistiek log vrouwen te begeleiden.’ vrouw
De revolutie De toen nog almachtige medische stand had geen rekening gehouden met de van oudsher welbespraakte, goed georganiseerde en sterke vrouwen van het land. Steeds meer vrouwen spraken zich uit tegen de zorg die ze kregen. Zwangerschap en geboorte, zo stelden zij, waren intieme familiegebeurtenissen. Ze waren het zat om behandeld te worden als potentieel riskante medische tijdbommen. Celia: ‘De relatie tussen bestuurders en burgers is bij ons warm, de lijnen zijn kort. Door het hele land overtuigden vrouwen de politiek dat het anders moest. Dat het anders kón.’ De wetgeving werd in 1990 aangepast – ogenschijnlijk minimaal, maar met een grote impact: verloskundigen werden voor het eerst een autonome beroepsgroep en hoefden dus niet meer onder supervisie van een arts hun werk te doen. Er werd een model ontwikkeld waarin de vrouw echt centraal staat, waar zij bepaalt wie de zorg geeft en waar een fysiologische bevalling
Voor de d circa drieduizend geregistreerde verloskundigen veranderde er veel. Aan de ene kant kregen kundig ze als hoofdzorgverlener meer taken. Aan de andere werden ze ook eindelijk betaald voor het werk kant w dat ze toch al deden. Celia: ‘Dit laatste gold met name voor de community midwives, werkzaam in de gemeenschap zoals bij jullie de eerstelijnsverlosgemee kundigen. Zeker bij thuisbevallingen, zo’n 3% van de kundig vrouwen bevalt thuis, was het veel liefdewerk oud vrouw papier. Verloskundigen boden die continuïteit, omdat papier ze de beste zorg wilden geven, maar kregen daar niet voor betaald. In het nieuwe model werden thuisbevallingen geïntegreerd in het systeem. Ook hoefden zij niet meer onder supervisie van een huisarts of gynaecoloog hun werk te doen.’
De overgang Vrouwen omarmden de veranderingen, maar artsen verzetten zich hevig en hadden lange tijd de media op hun hand. Celia: ‘Wij hebben geen gynaecologen zoals jullie met Kloosterman een arts hadden met een fysiologische inborst die de kwaliteit van verloskundigen erkende. Wij werden gezien als incapabele mensen, hippies met harige benen en ouderwetse ideeën. Met verloskundigen aan het roer zou er een onveilige chaos ontstaan, moeders en baby’s zouden massaal sterven. Het was geen makkelijke tijd om vroedvrouw te zijn. Elke slechte uitkomst werd breed uitgemeten in de media, alles wat we deden lag onder een vergrootglas. Toch bleef de politiek achter ons staan, en: vrouwen waren tevreden. De ellende bleef natuurlijk uit. Sterker nog: al snel bleek dat
De Verloskundige
35
INTERNATIONAAL
uitkomsten verbeterden, ook onder inheemse vrouwen, het kwetsbaarste deel van de populatie.’ Ze vervolgt: ‘Toen duidelijk was dat de situatie zou blijven zoals die was, zeiden artsen: ‘Oké, maar dán moeten jullie ook een betere opleiding krijgen.’ Tot die tijd waren verloskundigen klinisch opgeleid in Groot-Brittannië, of waren het verpleegkundigen die een aanvullende training in de verloskunde hadden gedaan. ‘Prima’, zeiden wij, ‘dat is waar we al jaren om vragen!’ Nu is er een volwaardige opleiding in Nieuw-Zeeland zelf. Dat geeft bijvoorbeeld ook Maori-vroedvrouwen de kans zich te ontwikkelen en zo van grote betekenis te zijn voor zwangere vrouwen uit hun eigen gemarginaliseerde gemeenschap.’ De verhouding tussen verloskundigen onderling stond ook lang onder spanning, vertelt Celia. ‘Na de wetswijziging besloten veel verloskundigen het ziekenhuis te verlaten en in de gemeenschap te werken. Dat werd hen door voormalige collega’s niet altijd in dank afgenomen. Als de vroedvrouwen in het ziekenhuis kwamen met hun vrouwen, was de spanning vaak voelbaar. De klinisch werkende verloskundigen draaiden drukke diensten in het ‘oude’ systeem. Zij namen bijvoorbeeld de zorg over na een overdracht of bij een inleiding, terwijl de community midwives in hun ogen snel geld verdienden met gemiddeld maar zestig zorgeenheden per jaar. Inmiddels kennen de meeste verloskundigen beide werelden, en kiezen ze wisselend voor werken in het ziekenhuis of als zelfstandige, afhankelijk van wat op dat moment het beste bij hun gezinsleven past.’
De vergelijking met Nederland Dik twee decennia bestaat het geboortezorgmodel in Nieuw-Zeeland, het nieuwe is er al een tijdje van af. De verhoudingen op de werkvloer zijn genormaliseerd. Verloskundigen en artsen werken bij gelegenheid goed samen aan nieuwe richtlijnen en trekken samen op richting politiek als er een gedeeld belang is. Celia: ‘Onder de streep heeft de medische wereld geaccepteerd dat verloskundigen de primaire zorgverleners zijn rondom bevallingen. Dat uitgangspunt wordt niet meer betwist.’ Celia kent geen gelijk systeem ter wereld dat het beter doet, óók het Nederlandse niet. Ze kent beide systemen goed; niet alleen deed ze hier onderzoek,
36
De Verloskundige
‘VROUWEN BEPALEN ZELF WIE DE VERLOSKUNDIGE ZORG UITVOERT’ haar dochter is ook met een Nederlandse partner en hun twee kinderen zijn in Amsterdam geboren. De doorgewinterde verloskundige kiest haar woorden zorgvuldig, voor het eerst tijdens het gesprek. Ze wil niemand afvallen en heeft nog steeds grote bewondering voor haar collega’s hier, maar vindt ondertussen wél dat het Nederlandse systeem grote manco ‘s heeft. ‘Per verloskundige meer dan honderd zorgeenheden per jaar is ongekend – dat is één. Dat werkt dat hoge aantal overdrachten in de hand. Het is gewoon niet te doen. En bij ons zijn het niet de verzekeraars die bepalen wat wel en niet vergoed wordt, de overheid financiert het systeem vanuit algemene middelen. Private belangen gaan zelden hand in hand met het algemeen belang, en al helemaal niet met het belang van vrouwen.’ Haar eigen dochter beviel in Nederland en haar ervaring verbaasde Celia. ‘Ze zat bij een grote praktijk, er was amper sprake van een vertrouwensrelatie. Met mijn dochter is geen enkel gesprek gevoerd over verwachtingen, haar wensen, wat voor steun ze zocht, hoe ze zich kon voorbereiden op het geboorteproces – niks. Bij ons is het ondenkbaar dat een zwangere vrouw alleen maar langskomt voor routinematige controles en binnen tien minuten weer buiten staat. Wij werken holistisch en altijd vanuit de overtuiging dat wat er ook gebeurt tijdens de zwangerschap, en welke complicatie er ook optreedt, we eerst en vooral te maken hebben met een persoon. Een vrouw die gaat baren. Onze overdrachtscijfers zijn heel laag, er is in tegenstelling tot bij jullie geen financiële prikkel om ingewikkelde casuïstiek over te dragen omdat je als verloskundige betrokken blijft. Is er een consult van een gynaecoloog nodig, dan maakt de vrouw een afspraak voor dat specifieke onderzoek en keert
daarna gewoon terug. Overdragen tijdens een baring gebeurt, bijvoorbeeld bij de wens voor een ruggenprik, maar ook daar geldt: haar vrouw-zijn blijft centraal staan. De gynaecoloog wordt onderdeel van het team, maar de verloskundige blijft betrokken. Een inleiding start meestal onder begeleiding van de verloskundige van het ziekenhuis, maar zodra de actieve fase start, wordt haar eigen verloskundige gebeld. Wij hebben ook amper doula’s, omdat we zelf die continuïteit blijven bieden.’
Het piept en kraakt Uiteraard is ook in Nieuw-Zeeland de praktijk weerbarstig. ‘Ook wij kennen een schreeuwend tekort aan verloskundigen, zoals de hele zorg wereldwijd gebukt gaat onder een groot personeelstekort’, zegt Celia. ‘Daardoor staat de continuïteit onder druk en wordt de last van het systeem door steeds minder schouders gedragen. Het advies is om maximaal zestig zwangeren per jaar te begeleiden. Sommigen doen er minder, er zijn er ook die er honderd doen – dat wordt hier echt als excessief gezien en het is de vraag of die verloskundigen aan de wettelijke criteria voor goede zorg voldoen. Zoals in elk beroep, heb je mensen die er met passie volledig voor gaan, en mensen voor wie het gewoon werk is. Dat het verloskundigen zijn, maakt ze nog geen heiligen.’ Geld blijft een issue, vertelt Celia. ‘Toen de wetgeving veranderde, hebben we de overheid gedaagd om
‘MET VERLOSKUNDIGEN AAN HET ROER ZOU EEN ONVEILIGE CHAOS ONTSTAAN’
dezelfde betaling te krijgen als huisartsen altijd kregen. De rechter stelde ons in het gelijk, maar de vergoeding is nu al jarenlang bevroren. Bij een mannelijke medische professie was de overheid daar nooit mee weggekomen, daar ben ik van overtuigd. Binnenkort is er weer een rechtszaak om een redelijke vergoeding af te dwingen. Een goed inkomen is een voorwaarde om nieuwe verloskundigen aan te trekken. Zeker in de grote steden is het leven duur en de werkdruk hoog – je zou als nieuwe verloskundige bijna gek zijn om je daar te vestigen.’ Ze weet dat de haalbaarheid van een caseloadmodel in Nederland soms in twijfel getrokken wordt. ‘Het zou te belastend zijn, altijd maar on call zijn voor cliënten en de soms lange aanwezigheid bij een baring. Maar onderzoek laat zien dat ziekten als burn-out meer voorkomen onder de verloskundigen in het ziekenhuis. Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen waarom ons systeem piept en kraakt, waarom zo veel verloskundigen hun vak verlaten, maar het bieden van continuïteit is er niet één van.’ Een kwakkelende registratie voor de wetswijziging maakt het volgens Celia lastig perinatale uitkomsten voor en na 1990 goed te vergelijken, maar volgens haar zijn zowel moeders als baby’s beter af in het huidige systeem. De babysterfte is gedaald, evenals het aantal vroeggeboorten. Onder Maori-vrouwen is de mortaliteit gedaald, maar het blijft de meest kwetsbare groep door onder meer armoede, verslavingsproblematiek en institutioneel racisme. Celia: ‘Een belangrijke drive voor de vernieuwing van het systeem, was het omlaag brengen van het aantal keizersneden. Dat is niet gelukt; we schommelen rond de 15%, net als in 1990. Je kunt ook zeggen: dat cijfer is gestabiliseerd. In buurland Australië, waar de geboortezorg vrijwel volledig geleid wordt door gynaecologen, is het percentage in dezelfde periode meer dan verdubbeld. Er zijn mensen die zeggen: onder de streep zijn we er weinig mee opgeschoten. Maar tevredenheidsonderzoeken laten zien dat onze vrouwen positievere bevalervaringen hebben dan Amerikaanse, Australische en Britse vrouwen. Klinische uitkomsten zijn belangrijk, maar niet het enige dat telt. Als vrouwen alleen al beter terugkijken op hun bevalling, dan is het dat al waard.’
De Verloskundige
37
TEKST MOEDERS VAN MORGEN
CASUS
Als verloskundige krijg je allerlei verzoeken en vragen over geneesmiddelen rondom zwangerschap. In deze rubriek helpt Moeders van Morgen (voorheen pREGnant) je aan de hand van casuïstiek een passend antwoord te formuleren.
Een tas vol vitamines
Baat het niet, dan schaadt het niet?
Een cliënt komt je spreekuur binnen met een tas vol vitamines, mineralen en kruidenpreparaten. Haar vraag luidt: ‘Kan ik mijn supplementen blijven gebruiken tijdens de zwangerschap?’. Hoe onschuldig zijn dergelijke pillen?
Noodzakelijke vitamines Het gebruik van sommige supplementen is belangrijk tijdens – of zelfs vóór – de zwangerschap. Hierbij gaat het om foliumzuur (400 µg) en vitamine D (10 µg). Ook is het van belang voldoende jodium (brood), calcium (zuivel) en/of docosahexaeenzuur (DHA) (visvetzuren/omega-3) binnen te krijgen. Suppletie is over het algemeen niet nodig, omdat er voldoende van deze voedingsstoffen in (gevarieerde) voeding zitten. Wanneer een zwangere vrouw hier desondanks langere tijd te weinig van binnenkrijgt, en het lukt niet deze inname via de voeding te verhogen, is het raadzaam dit aan te vullen met supplementen. De dagelijkse aanbevolen hoeveelheden zijn maximaal 200 µg jodium, 1000 mg calcium en 250-450 mg DHA1. Let erop dat de maximale hoeveelheid jodium niet wordt overschreden, want
38
De Verloskundige
vanaf 12 weken zwangerschap kan een teveel aan jodium leiden tot schildklierproblemen (struma en hypothyroïdie) van de foetus2.
Multivitamine en losse supplementen Wanneer een zwangere vrouw meerdere supplementen nodig heeft, lijkt een multivitamine speciaal voor zwangere vrouwen de ideale oplossing. Hier zit de juiste hoeveelheid foliumzuur en vitamine D in, afgestemd op de zwangere vrouw. Deze hoeven zij dus niet ook nog los te gebruiken. Veel van de multivitaminen voor de zwangere vrouw bevatten echter niet voldoende jodium, DHA en vooral calcium. Uit data van Moeders van Morgen blijkt dat tweederde van de vrouwen een multivitamine speciaal voor de zwangere vrouw gebruikt. Daarnaast geeft 16% aan ook losse vitamine D
te gebruiken. Dit percentage ligt waarschijnlijk hoger, omdat er ook vrouwen zijn die naast een multivitamine voor de zwangere vrouw, losse foliumzuurtabletten met vitamine D nemen. Het advies is niet meer dan 100 µg vitamine D te gebruiken. Vitamine D kan worden opgeslagen in bijvoorbeeld vetweefsel of de lever, en langdurige overschrijding van de maximale hoeveelheid kan leiden tot nierstenen of kalkafzetting rond organen. De kans om via supplementen teveel vitamine D binnen te krijgen, is klein3,4. Desondanks is het vaak onnodig deze supplementen naast elkaar te gebruiken.
Te hoge dosering Het gebruik van diverse vitamines en supplementen wordt een ander verhaal wanneer de kans bestaat dat de inname wel te hoog wordt. We nemen magnesium als voorbeeld. Naast de inname via voeding is de aanvaardbare bovengrens 250 mg magnesium via supplementen5. Magnesium wordt betrekkelijk vaak door zwangere vrouwen gebruikt, vooral tegen rusteloze benen en beenkramp. Uit onderzoek komt niet duidelijk naar voren dat magnesium effectief is bij beenkrampen. Er zijn slechts enkele studies gedaan, met een dosis van 300-360 mg per dag. Twee studies zagen een positief effect6,7, twee andere studies niet8,9. In Moeders van Morgen geven 517 zwangere vrouwen aan magnesium te gebruiken (8% van het totaal aantal deelnemers). Van de groep die de dosis heeft ingevuld, is de mediane dosis 375 mg en 56% gebruikt een dosis boven de maximaal aanbevolen 250 mg. Een magnesiumtekort komt bijna nooit voor5. Het kan in uitzonderlijke gevallen optreden bij het gebruik van bepaalde maagzuurremmers of maagdarmaandoeningen10,11. In het geval dat een magnesiumtekort door een arts wordt vastgesteld, is er natuurlijk geen bezwaar wanneer de inname van magnesium hoger is dan hier gesteld, mits gemonitord wordt op overdosering. Een teveel aan magnesium (hypermagnesiëmie) of magnesiumintoxicatie treedt na orale toediening gelukkig zelden op. Na intraveneuze toediening van magnesiumsulfaat bij pre-eclampsie kan dit wel optreden en leiden tot hypocalciëmie (te weinig calcium) of neurologische depressie bij het kind12. Een overschrijding van de maximale dagelijkse hoeveelheid kan wel vervelende gevolgen hebben, zoals diarree5.
Baat het niet, dan schaadt het niet? In het verlengde van bovenstaand voorbeeld zijn er legio voorbeelden van het gebruik van vitamines, supplementen en ook kruidenpreparaten waarbij het idee leeft 'baat het niet, dan schaadt het niet'. Bij veel van deze middelen geldt dat ze niet officieel als geneesmiddel staan geregistreerd. Als gevolg
MOEDERS VAN MORGEN Moeders van Morgen is het kenniscentrum van Lareb op het gebied van het gebruik van geneesmiddelen rondom kinderwens, de zwangerschap en borstvoedingsperiode. Met het register worden zwangerschappen prospectief gevolgd middels online vragenlijsten. Zwangere vrouwen wordt gevraagd naar (ervaringen rond) algemene gezondheid, leefstijl, geneesmiddelengebruik en vaccinaties. - Kennisbank: moedersvanmorgen.nl/kennisbank - Telefonische counseling: 073 64 69 702 - Contactpersoon: Carlijn Litjens PhD, c.litjens@lareb.nl
daarvan is er geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze middelen. Daarnaast is er, net zoals bij geregistreerde medicijnen, vaak onvoldoende informatie beschikbaar om te concluderen of ze veilig gebruikt kunnen worden tijdens de zwangerschap en borstvoedingsperiode. Een goed voorbeeld is borstvoedingsthee. Deze thee wordt verkocht met de claim dat het de melksecretie bevordert, de moedermelk voedzamer maakt en dat het darmproblemen bij het kind vermindert. Borstvoedingstheeën bevatten vaak venkel, anijs en/of karwij. In venkel en anijs zit estragrol, dat is een genotoxisch carcinogeen. Er zijn geen gegevens bekend over hoeveel estragol in de moedermelk
komt en wat daarmee het mogelijke risico voor het kind is. Hier gaat het idee 'baat het niet, dan schaadt het niet' dus zeker niet op. Sinds eind 2020 wordt daarom door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit het gebruik van borstvoedingsthee (net als anijsen venkelthee) afgeraden aan zowel zwangere als borstvoedende vrouwen.13 Het Voedingscentrum heeft dit advies overgenomen. Desondanks is borstvoedingsthee gewoon in de handel, zowel in de drogisterijen als op de online markt. Bronnen De bronnen behorend bij dit artikel vind je via tijdschrift.knov.nl.
De Verloskundige
39
Een TENS-apparaat wordt gebruikt voor verschillende vormen van pijnverlichting. De GeboorteTENS wordt vooral gebruikt ter verlichting van weeënpijn tijdens de bevalling. Deze vorm van pijnverlichting is zowel thuis als in het ziekenhuis toepasbaar. De GeboorteTENS heeft geen schadelijke gevolgen, het gebruik heeft geen invloed op de hartslag, bloeddruk en ademhaling van moeder en kind.
Informatiemateriaal Het volgende materiaal (Nederlands en Engels) is via info@geboortetens.nl beschikbaar voor informatieavonden en cursussen • GeboorteTENS folder • Informatievideo • Gebruikshandleidingen
Verbreding & verdieping in de echoscopie
Geboorte comfortabel, effectief en eenvoudig
Veel en veilig oefenen op scantrainers onder deskundige begeleiding. Krijg handvatten om te voldoen aan de nieuwste landelijke kwaliteitseisen.
Langakker 5c • 5371 EV Ravenstein Telefoon: (0486) 41 72 20 E-mail: info@geboorteTENS.nl www.geboorteTENS.nl
85x116mm_KNOV_B.indd 1
1-4_85x116mm_A.indd 09-11-2021 14:33 1
27-10-2021 12:16
DierenLot.nl 175x116mm.indd 1
11-11-2021 13:52
COLUMN
VAN EEN KLINISCH VERLOSKUNDIGE
IT TAKES A VILLAGE et is een drukke nachtdienst. Op kamer 7 ligt Anne, een primigravida die beginnend in partu is. Ze heeft een angststoornis en is bekend op onze poli ‘angst voor de bevalling’.
H
De weeën zijn frequent, ze is onzeker maar doet het fantastisch! Door coaching en aanwezigheid wordt ze rustiger. We sluiten samen de TENS aan. Dat is spannend, maar de sensaties zijn niet vervelend en het geeft haar een gevoel van controle. Ik loop frequent binnen, peil of het goed gaat en of het oké is als ik weer even wegga. Na een uurtje heb ik mezelf vrijgespeeld en blijf ik bij haar op de kamer. Daar zit ik de komende vijf uur. Om moed in te praten. Een hand vast te houden. Te bekrachtigen. Te zijn.
DJAINA VENNINGS is klinisch verloskundige bij het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein.
Ze twijfelt over pijnstilling. Anne geeft aan dat ze niet zozeer nú behoefte heeft aan pijnstilling, maar bang is dat er onvoldoende progressie is en ze uitgeput raakt. Of dat het lang duurt als ze toch pijnstilling nodig heeft.
Vanaf deze editie van De Verloskundige deelt ze in een column haar ervaringen in het ziekenhuis.
De angst voor onvoldoende vorderen blijkt ongegrond, want ze vordert als een speer en zucht de weeën knap weg. We besluiten samen om Remifentanyl aan te sluiten. Ze probeert het een keertje uit, maar wordt er duizelig van en dat overvalt haar. Ze heeft het niet nodig. De gedachte dat het er is, is genoeg. De vliezen breken en Anne krijgt vlot daarna reflectoire persdrang. We persen. In bad. Op bed. Rugligging. Zijligging. All fours. De kleine ligt in Aaa en maakt het haar niet makkelijk. Anne is angstig. We zetten alle zeilen bij om haar hier doorheen te coachen. Iedere wee bevestigen we dat het goed gaat. Het caput draait bij, maar Anne geeft aan dat ze echt niet meer kan. Ik bespreek de opties, Anne kiest vol overtuiging voor een vacuüm. Ik passeer de AIOS, omdat deze mevrouw gebaat is bij een bekend gezicht tijdens dit laatste spannende stukje. Onder supervisie van de gynaecoloog doe ik de KIWI, een prachtige zoon wordt geboren. Anne is opgelucht en verbaasd: ze heeft het gedaan! En ik… ik ben trots. Op deze dame, maar ook op mijn team. Ik zat naast Anne, maar de beste zorg waarborgen deden we als team. Mijn collega’s moesten op de gang harder lopen, de AIOS moest accepteren dat ze haar leermoment niet kreeg. Ze zeggen ‘it takes a village to raise a child’, maar op de verloskamers geldt evengoed ‘it takes a village…’.
De Verloskundige
41
Esther over Manon ‘Ik geloof dat ik met een artikel uit de Libelle kwam aanzetten, waarin een verloskundige geportretteerd werd. ‘Dát ga ik doen’, zei ik tegen Manon en dat plantte ook een zaadje bij haar. Ik werd meteen ingeloot en Manon niet, maar dat is goed voor ons geweest. We hebben daardoor ieder ons eigen pad gekozen, met eigen studiegenoten, later eigen collega’s en nu zelfs een eigen lijn. Door persoonlijke gebeurtenissen koos ik ervoor om de overstap naar het ziekenhuis te maken. Daardoor kijk ik nu ook met een klinische blik naar de geboortezorg. Manon – die nog steeds in een eerstelijnspraktijk werkt – trekt me nog weleens terug naar de fysiologie. Ik waardeer Manon om haar geduld, kunde en voelsprieten. In een vroeg stadium voelt zij al aan welke kant het opgaat en ze weet de vraag achter de vraag te ontdekken. Ik ben blij met haar als collega in de eerste lijn. Een verloskundige als Manon gun ik iedereen.’
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE BEELD MICHEL TER WOLBEEK
Esther en Manon Wesselink zijn een eeneiige tweeling en allebei verloskundige. Ze maken elkaars zinnen af en voelen elkaar aan, maar gingen in hun beroep ieder hun eigen weg. Dat houdt Esthers fysiologische blik scherp en laat Manon de tweede lijn beter begrijpen.
‘ZE TREKT ME TERUG NAAR DE FYSIOLOGIE’
Zij aan Esther en Manon kozen 42
De Verloskundige
‘IK ZOU NIET KUNNEN WAT ESTHER KAN’ Manon over Esther ‘We zijn hetzelfde, Esther en ik. We denken hetzelfde en voelden het zelfs toen de ander ging bevallen. Zo verrassend was het dus niet dat ook ik besloot verloskundige te worden. De omstandigheden hebben voor het verschil in loopbaan gezorgd. Ik werk nog altijd in de eerste lijn, Es in de tweede lijn. Daar hebben we het vaak over. Er is verschil tussen eerste- en tweedelijnsverloskundigen. Die omvat niet alleen de plek, maar gaat ook over meer of minder solistisch werken en het wel of niet kunnen opbouwen van een band met je cliënt. Ik heb bewondering voor hoe Esther ook het tweedelijns werken eigen heeft gemaakt. En zelfs de masteropleiding Physician Assistant heeft afgerond. Ze doet dat maar mooi als alleenstaande ouder met drie pubers. Ik zou dat nooit gekund hebben!
zij hun eigen weg De Verloskundige
43
Master Verloskunde
TEKST ANNEMIEKE VERBEEK
HET RAAMWERK STAAT
wacht op groen licht
Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid durven ze te zeggen: de hbo masteropleiding Verloskunde komt er. Zoals het er nu uitziet, kan de eerste lichting studenten begin 2023 beginnen, zeggen hoogleraar Midwifery Marianne Nieuwenhuijze en projectleider Sigrid Vermin.
at het geen inkoppertje zou worden, dat wist Sigrid Vermin, onderwijsadviseur aan de Hogeschool Rotterdam, toen ze ja zei op de vraag of ze als projectleider de kar wilde trekken bij het opzetten van de nieuwe hbo masteropleiding Verloskunde. De master is een unieke samenwerking tussen de drie verloskundigenopleidingen en daarmee – zoals dat in de wereld van Sigrid heet – een ‘joint degree’; een opleiding die door verschillende onderwijsinstellingen samen gegeven wordt. Sigrid: ‘De opleiding zal parttime, over een periode van twee jaar, aangeboden worden. Zo is het voor verloskundigen te combineren met het werken in de praktijk. Een deel van het curriculum zal daarom ook online plaatsvinden – vanuit blended learning bieden we straks een mengvorm van fysiek en online onderwijs.
D
44
De Verloskundige
Ja, dat was al vóór de pandemie het plan. De toekomstige studenten zitten verspreid over het land, komen vanuit de kop van Groningen tot aan het onderste puntje van Limburg, we zoeken naar een vorm die voor iedereen werkbaar is.’
Complex proces De lancering van de master is al een paar keer verplaatst. De voorlaatste datum van september 2022 gaat waarschijnlijk niet gehaald worden; er wordt nu gemikt op februari 2023. Sigrid: ‘Een nieuwe opleiding opzetten is een complex proces. We hebben net alle data verzameld voor de zogeheten doelmatigheidstoets, waarbij we bij het ministerie van Onderwijs financiering kunnen aanvragen. Daarin moeten we aantonen dat de opleiding een maatschappelijk belang dient en dat
Marianne Nieuwenhuijze
Sigrid Vermin
‘MEER COMPETENTIES NODIG OM MEE TE KOMEN IN DE GEBOORTEZORG’ het noodzaak heeft voor het werkveld. Pas als we de goedkeuring van Den Haag hebben, kunnen we accreditatie aanvragen. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) neemt vervolgens een besluit over de kwaliteit van de opleiding. Daarvoor moet je het hele eerste jaar uitgewerkt hebben, in ons geval dus de héle opleiding: een uitgewerkt curriculum, inclusief lesmateriaal, examenreglementen en een plan voor studiebegeleiding. Pas als de accreditatie binnen is, mogen we officieel beginnen met het werven van studenten. We verwachten plek te hebben voor 20 à 30 studenten.’
Stippen verbinden Voor Marianne Nieuwenhuijze, hoogleraar Midwifery/ Fysiologische Verloskunde in Maastricht, is de meerwaarde van de master evident. ‘Het is steeds voelbaarder dat een verloskundige meer competenties nodig heeft om mee te komen in de snel veranderende geboortezorg. In de bachelor – binnen het hoger onderwijs een studie met een van de hoogste studielasten – is daar geen ruimte voor. De master zal straks aan de ene kant vakinhoudelijke verdieping geven en studenten daarnaast in verschillende keuzemodules overstijgende kwaliteiten bijbrengen. We hebben verloskundigen nodig die de stippen kunnen verbinden. Die een brug kunnen vormen tussen de eerste en tweede lijn. Die weten hoe je evidence based inzichten in de praktijk kan vormgeven, die weten hoe je innovaties kunt implementeren. Dat kunnen natuurlijk vakinhoudelijke innovaties zijn, bijvoorbeeld hoe je goede zorg door
De Verloskundige
45
‘DOOR DE MASTER KUNNEN VERLOSKUNDIGEN EFFICIËNTER TAKEN VERDELEN EN UITVOEREN’ verloskundigen neerzet voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes. Maar het kan ook gaan om het opzetten van een moederraad, of namens de VSV of coöperatie deelnemen aan brede werkgroepen binnen het sociale domein of onderhandelingen met verzekeraars. Binnen elke maatschap heb je verloskundigen die zich nu al met dit soort onderwerpen bezighouden en die behoefte hebben aan extra scholing om goed toegerust aan de slag te gaan. Ook kwaliteitszorg moet vanuit het VSV vorm krijgen. Dat betekent: data verzamelen, inzicht krijgen in hoe je het doet, wat cliënten vinden, interpreteren waar verbeterpunten liggen en hoe die opgepakt en geïmplementeerd kunnen worden. Dan moet je wel weten hoe je zo’n hele cyclus systematisch aanpakt. Dat kunnen ze tijdens de master leren. De positie van verloskundigen zal er alleen maar steviger van worden.’
Niet in beton gegoten Op dit moment zijn Sigrid, Marianne en alle betrokkenen nog druk bezig met het definitief vormgeven van het inhoudelijke programma. Ook willen ze eigenlijk niet wachten met het aantrekken van studenten; ze willen al in de startblokken staan voor als er groen licht komt. Sigrid: ‘In theorie zou het nog ergens kunnen stranden, maar de randvoorwaarden voor goedkeuring en accreditatie zijn goed. Daarom polsen we alvast het animo onder mogelijke studenten. Iedereen staat te popelen, er zijn veel enthousiaste verloskundigen die hun toekomstperspectief willen verbreden.’ De tweede helft van de master zal bestaan uit een keuzemodule, waar ook de afstudeerscriptie uit voort zal vloeien. Marianne: ‘Waarschijnlijk worden dat vier keuzemodules: onderzoeksvaardigheden, zorg rondom zwangeren in kwetsbare omstandigheden, onder-
46
De Verloskundige
nemerschap en management en als laatste innovatie en implementatie. De keuze voor de keuzemodules is nog niet in beton gegoten, maar dekt wel de reikwijdte van de uitdagingen waar we als beroepsgroep voor staan. Elk onderwijsinstituut zal een van de modules ‘adopteren’ en verantwoordelijk zijn voor uitvoering en evaluatie ervan. Hoe de verdeling gaat zijn tussen Maastricht, Rotterdam, Amsterdam en Groningen is nog niet duidelijk, maar daar komen we wel uit.’
In de praktijk Doen waar je affiniteit mee hebt, waar je goed in bent en energie van krijgt: binnen maatschappen en andere verloskundige teams zal er volgens Marianne straks meer ruimte zijn voor differentiatie tussen verloskundigen. ‘Als het aantal verloskundigen met een masterdiploma stijgt, is het logisch dat iemand die bijvoorbeeld de module ondernemerschap gedaan heeft, zich binnen het samenwerkingsverband waarin ze zich bevindt, gaat bezighouden met bedrijfsvoering. Daarmee kan de masteropleiding ook bijdragen aan het verminderen van de werkdruk; verloskundigen kunnen straks efficiënter taken verdelen en uitvoeren.’ Marianne verwacht niet dat het tussen verloskundigen voor wrijving gaat zorgen dat de een wel en de ander mogelijk geen mastertitel heeft. Wél is het volgens haar onvermijdelijk dat het betalingssysteem op de schop moet. ‘In de tweede lijn betekent meer taken en verantwoordelijkheden, een opschaling met bijbehorende financiële compensatie. In de eerste lijn is er nu nog veel te veel liefdewerk oud papier; er wordt meer verwacht, maar daar staan geen declarabele uren tegenover. Dat is niet houdbaar. Samen met de KNOV is het zoeken naar een betalingssysteem dat niet louter uitgaat van zorgeenheden, maar ook van zorgoverstijgende werkzaamheden. Je kunt niet steeds meer vragen van verloskundigen en daar geen pot geld tegenover zetten.’
ACHTER DE SCHERMEN
Voordat ze bij de KNOV kwam werken, had Ineke Kremers haar eigen bedrijf. Vanuit huis ondersteunde ze ondernemers als virtueel assistent. Toen ze in 2020 bij toeval op de website van de KNOV belandde, kwam ze de vacature voor officemanager tegen. Die bleek haar op het lijf geschreven.
Ineke Kremers Je was toe aan iets nieuws? ‘Daar stond ik inderdaad voor open, want doordat ik altijd thuiswerkte miste ik een team. Een baan in de geboortezorg leek me mooi. Enkele jaren daarvoor was ik moeder geworden van Janne en ik zat in de moederraad van mijn regio. Vanuit die interesse belandde ik ook op de website van de KNOV. Toen ik de vacaturetekst las, voelde ik me meteen aangesproken. Mijn werkervaring bleek relevant voor de functie, en de visie van de KNOV – continuïteit van zorg en de vrouw centraal – sprak me aan.’
Wat houdt je werk precies in? ‘Ik ondersteun onder meer de communicatieafdeling. Ik zorg dat de nieuwsbrieven verstuurd worden, aanpassingen op de website worden doorgevoerd en ik pak allerhande organisatietaken op. Ook houd ik me bezig met de organisatorische kant van de trainingen. Ik zorg dat leden zich kunnen inschrijven, dat trainingsruimtes gereserveerd worden en dat de trainers weten wat ze moeten doen. Daarnaast krijg ik samen met de andere officemanagers – Marieke en Rosa – de telefoontjes binnen, waardoor ik ook veel contact met de leden heb. Leuk om te merken hoe gepassioneerd verloskundigen over hun vak zijn. Al met al afwisselend werk dus, dat vraagt om veel ballen in de lucht houden en om creativiteit. En dat vind ik er zo leuk aan; bij de KNOV is het nooit saai.’
Wat doe je als je niet aan het werk bent? ‘Sinds een aantal jaar ben ik actief in de moederraad. Zo dacht ik mee over het issue of er wel of geen reanimatietafel op de bevalkamer moest komen. En momenteel kijken we of wij ook aan kunnen sluiten bij de Werkgroep Voorlichting. Mooi als wij – als moeders – daarover mee kunnen denken. Verder heb ik dus een dochter van vier, ben ik lid van een toneelvereniging waar ik ook bestuurslid ben en sport ik twee keer per week. En ik heb een moestuin verderop in de straat. Ik hou ervan lekker actief te zijn. Nu Janne naar school gaat, heb ik daar ook weer meer tijd voor.’
De Verloskundige
47
VIER PRAKTIJKEN
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
DE VERLOSKUNDIGE 2.0
In het centrum van Tilburg bestaat geen concurrentie meer tussen geboortezorgverleners. Sinds 2018 zijn de verloskundigenpraktijken, de gynaecologen en kinderartsen van de twee ziekenhuizen (die eerder al gefuseerd waren) en de plaatselijke kraamzorgorganisatie één. Onder de naam Fam werken alle zorgverleners samen in één digitaal systeem en volgens dezelfde afspraken. Bijna vier jaar later vertelt Fam-verloskundige Nieke Widdershoven hoe dat bevalt en hoe zo’n grote praktijk continuïteit borgt.
samengevoegd tot één een ‘hun’ en ‘jullie’ meer. Geen financiële prikkels binnen de verloskundige teams. En samen de beste zorg leveren voor de zwangere vrouw, haar partner en hun kind. Alle partijen zagen het voordeel in van een systeem waarbij de focus ligt op de kwaliteit van zorg. Zonder dat een verloskundige rekening hoeft te houden met de verschillende manieren van werken van meerdere ziekenhuizen; daar zijn nu dezelfde afspraken over gemaakt. Er is minder kans op fouten tijdens een overdracht, doordat iedereen werkt in één gezamenlijk dossier – uiteraard volgens de AVG-voorwaarden.
G
48
De Verloskundige
Nieke Widdershoven met een van haar cliënten
Eén worden Een fusie tussen de geboortezorgverleners maakte het mogelijk. Vier jaar geleden werden de verloskundigen van de vier oorspronkelijke praktijken door elkaar gehusseld, waaruit vijf nieuwe verloskundige teams ontstonden. Ook een team gynaecologen is
met Fam, willen we het casemanagerschap een betere invulling geven en daar uitgebreider over informeren. Hoe weten we nog niet. Maar het kan een mooie manier zijn om – waar de behoefte zich voordoet – beter te voorzien in continuïteit.’
Haalbaarheid continuïteit
‘DE TRIAGIST BEPAALT WAAR SPOEDGEVALLEN TERECHTKOMEN’ onderdeel van Fam. Voor een zo goed mogelijke overgang, zaten in elk team twee verloskundigen uit een ‘oude’ praktijk, zodat de cliënten die op dat moment zwanger waren, in ieder geval twee bekende gezichten zouden houden. Maar dat de continuïteit tijdens de overgang naar Fam iets minder was, daar was niet aan te ontkomen, geeft Nieke aan. ‘Gelukkig duurde die overgang maar negen maanden. Door twee collega’s uit de oude praktijk in ieder team te plaatsen, hebben we dit zo goed mogelijk ondervangen. Duidelijke communicatie – over de verandering – en een goede overdracht waren in die periode belangrijker dan anders. We hebben geen negatieve reacties gehad. Van cliënten horen we vooral dat ze heel blij zijn dat ze nu altijd bij ons terechtkunnen.’
Casemanager De vijf teams bestaan ieder uit vijf tot zes verloskundigen, van wie één of twee waarnemers. Iedere cliënt heeft een ‘casemanager’; een vast aanspreekpunt bij wie ze altijd terechtkan. ‘Een mooi concept, waarover we iedere cliënt informeren. Toch wordt er maar een enkele keer gebruik van gemaakt. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de mate waarin we de cliënt informeren; dat kan uitgebreider. Nu we wat langer onderweg zijn
Continuïteit is dus belangrijk voor Fam. ‘Maar we zijn er nog niet’, geeft Nieke aan. ‘Natuurlijk lezen ook wij wetenschappelijke literatuur, waarin twee tot maximaal drie verloskundigen in een team wordt aangeraden. Dat kunnen wij niet waarmaken. We doen wat we kunnen. En we geven de cliënt de keuze in het aantal verloskundigen dat zij wil zien. Nu zien we regelmatig dat de zwangere de beschikbaarheid in haar agenda boven de continuïteit van twee tot drie verloskundigen verkiest. We kunnen in de toekomst meer sturen op dat kleinere aantal verloskundigen, door uitleg te geven over het belang van continuïteit door een kleiner team.’
Triagedienst Wat zijn de succesfactoren van Fam? Nieke hoeft niet lang na te denken en noemt de triagist, die altijd aanwezig is om de spoedtelefoontjes aan te nemen. Elke verloskundige heeft eens per maand triagedienst. ‘Zij beoordeelt – ook ‘s nachts: wat is voor deze mevrouw het allerbeste op dit moment? Is dat de eerste of tweede lijn? En als het de eerste lijn is; waar kan ze zo snel mogelijk terecht? Uit de enquêtes blijkt dat onze cliënten dat waarderen. Ze geven aan het prettig te vinden dat – waar ze ook voor bellen – ze altijd iemand kunnen spreken of zien. En voor de dienstdoende verloskundigen is het prettig dat zij hun volledige aandacht op hun cliënt kunnen richten en niet continu gebeld worden.’
Verschuiving naar de eerste lijn ‘Ook is onze relatie met de gynaecologen verbeterd. We realiseren ons beter wat de meerwaarde van de andere lijn is en ervaren een sterker wij-gevoel; we zorgen nu echt sámen voor onze cliënten. Alle zwangeren
– gezond of reeds bekend in het ziekenhuis – krijgen hun intake bij de verloskundige. Dus ook de vrouw die door een fertiliteitstraject zwanger is geworden, de vrouw die bij de internist liep met schildklierproblematiek en de vrouw die bekend was bij de neuroloog in verband met ms. Zij starten standaard in de eerste lijn en bevallen vaak ook bij ons. Daardoor heeft een duidelijke verschuiving naar de eerste lijn plaatsgevonden.’ Het aantal zorgeenheden is toegenomen en daarom heeft ieder team nu gemiddeld twee waarnemers. ‘We zitten onder de norm van 106 zorgeenheden per verloskundige, maar merken desondanks dat de werkdruk hoog is. We overwegen een extra team om nog meer tijd en aandacht aan de zwangere te kunnen besteden, zodat we de kwaliteit hoog kunnen houden. Op dit moment gaat dat nog goed.’
Meer begrip voor gynaecologen De intensievere samenwerking met gynaecologen zorgt voor meer begrip voor elkaar, geeft Nieke aan. De medische visie van een gynaecoloog zorgde nogal eens voor onbegrip. ‘Nu zie ik hoe waardevol het is dat zij bij voorbaat al nadenkt over bepaalde risico’s, zoals de risico’s bij eiceldonatie. We houden elkaar scherp en leren van elkaar. En dat we in hetzelfde systeem werken, zorgt ervoor dat we
‘DE CASEMANAGER KAN MEER CONTINUÏTEIT BIEDEN’
belangrijke informatie nooit missen. Het succes van dat systeem staat of valt natuurlijk met de mate waarin de zorgprofessional zichzelf inleest. Dat kost tijd. Maar als het soms door capaciteit of geld lastig is om continuïteit te bieden, dan verminderen we wel het risico op fouten, wat vaak als argument voor het belang van continuïteit wordt gebruikt.’
De Verloskundige
49
50
De Verloskundige
TEKST SANDER R. HILBERINK, JEANNE HOVESTADT, HANNEKE DE MOOIJ, MARRIT RIETKERK TEKST: SANDER EN HANNEKE R. HILBERINK, TORIJ JEANNE HOVESTADT, HANNEKE DE MOOIJ, MARRIT RIETKERK EN HANNEKE TORIJ
WETEN SCHAP
Zwangerschap en ouderschap met een
visuele beperking:
Ervaringen van vrouwen en hun partners Persoonsgericht werken is een belangrijke pijler van goede geboortezorg. Toch is een grote groep vrouwen – vrouwen met een levenslange beperking – onderbelicht1, 2. Dit artikel beschrijft het afstudeeronderzoek van drie studenten Verloskunde van Hogeschool Rotterdam naar de ervaringen en ondersteuningsbehoeften binnen de geboortezorg van vrouwen (en hun partners) met een visuele beperking. Ervaringen binnen de geboortezorg en uitkomsten Uit internationale literatuur blijkt dat vrouwen met een visuele beperking vaker suboptimale zorg krijgen. Uit een Poolse studie met zestien zwangere vrouwen, blijkt dat naast negatieve attitudes van verloskundigen en weinig tot geen aandacht voor hun specifieke vragen en behoeften tijdens de ‘zwangerschapsgroepen’, ook de toegankelijkheid van de geboortezorg zelf hier te wensen over laat3. Een studie in Washington State laat zien dat vrouwen met een visuele beperking een verhoogd risico hebben op pre-eclampsie en een premature bevalling en dat ze vaker worden ingeleid dan andere vrouwen. Verder hebben deze vrouwen meer kans op ziekenhuisopnames van meer dan twee dagen na een vaginale bevalling. Na een bevalling via een keizersnede hebben baby's van vrouwen met een visuele
handicap een verhoogd risico op een ziekenhuisopname van meer dan twee dagen postpartum4. Vanuit Kenniscentrum Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam werken lectoren met verschillende aandachtsgebieden aan innovaties in de zorg. Vanuit de lectoraten ‘Ondersteuningsbehoeften Levenslang & Levensbreed’ en ‘Verloskunde en Geboortezorg’ ontstond de vraag hoe vrouwen met een visuele beperking en hun partners in Nederland de geboortezorg ervaren. Drie studenten Verloskunde richtten zich in hun afstudeeronderzoek op de beleving en ervaringen van vrouwen (en hun partners) met een visuele beperking met betrekking tot de geboortezorg. In dit artikel beschrijven we de uitkomsten van deze drie onderzoeken. Met de uitkomsten hopen we bij te dragen aan optimalisering van geboortezorg, juist voor deze groep vrouwen.
De Verloskundige
51
WETEN SCHAP Achtereenvolgens komen vijf thema’s aan bod: Voorbereiding op het ouderschap, De toegankelijkheid van de prenatale zorg, De kraamtijd en de kraamverzorgende, Teamwork, en Context.
Methode Via 220 stagepraktijken, vijf podcasts voor zwangere vrouwen en vijf Facebookgroepen voor mensen met een visuele beperking, zijn deelnemers geworven. Inclusiecriteria voor de vrouwen waren: (1) 18 jaar of ouder, (2) het niet of met grote moeite een gezicht van iemand kunnen herkennen op een afstand van vier meter5, (3) een vaste partnerrelatie en (4) een huidige zwangerschap of maximaal twee jaar geleden bevallen. In totaal zijn acht vrouwen met een visuele beperking en hun partners geïncludeerd. Alle zestien deelnemers tekenden een informed consent. De vrouwen en hun partners werden individueel geïnterviewd via Microsoft Teams aan de hand van een topiclist die was opgesteld op basis van de literatuur. Interviews werden uitgeschreven en thematisch geanalyseerd.
Deelnemers Acht vrouwen (van wie vier zwanger) en acht mannelijke partners (van wie twee met een visuele beperking) (gemiddelde (spreiding) leeftijd 37,0 (27-49)) namen deel aan het onderzoek. Twee stellen waren in verwachting van hun eerste kind. De kenmerken van de vrouwen zijn weergegeven in Tabel 1.
Tabel 1: Kenmerken van de deelnemende vrouwen
Leeftijd (gem. (range))
52
Als voorbereiding op het moederschap wisselden sommige vrouwen ervaringen uit tijdens de zwangerschap met andere ouders met een visuele beperking. Dit ging bijvoorbeeld via Facebookgroepen, speciaal voor ouders met een visuele beperking. Ook Bartiméus (onderzoek- en behandelorganisatie voor mensen met een visuele beperking) werd genoemd als hulp bij de voorbereiding. De vrouwen gaven aan graag praktische tips te krijgen, voornamelijk voor de verzorging van het kind, zoals een sprekende thermometer of tape als hulpmiddel. Eén vrouw noemde ook de wens om van de verloskundige zulke tips te krijgen. Drie partners hadden geen behoefte aan (extra) informatie in de voorbereiding op het ouderschap. Meest genoemde reden hiervoor was dat vaders het simpelweg niet nodig vonden om zich voor te bereiden. Twee partners vanwege het feit dat ze niet wisten wat ze moesten verwachten. Drie partners bereidden zich vooral voor door ervaringen van familieleden of door te oefenen met verzorging van neefjes of nichtjes. Twee partners hadden folders of boeken gelezen ter voorbereiding op het ouderschap, met name om zelf voorbereid te zijn, maar ook omdat dit voor hun vrouw/vriendin moeilijker was vanwege haar visuele beperking.
Vrouwen (n=8)
De toegankelijkheid van de prenatale zorg
33,3 (27-41)
Een belangrijk thema in vrijwel alle interviews was de matige toegankelijkheid van de prenatale zorg. Enerzijds betrof dit de fysieke toegankelijkheid. De fysieke obstakels waar de vrouwen mee te maken hadden waren doorzichtige deuren, karretjes in de loopruimte, afgeplakte bankjes in verband met de coronamaatregelen, trappetjes, drempels en kleine wegwijzerbordjes. Deze obstakels zorgden ervoor dat de vrouwen op hun weg naar de zorgverlener letterlijk tegen dingen aanliepen. Dit gold ook voor de partners die zelf een visuele beperking hadden. Soms was de lichtinval een probleem: bij veel licht was hun zicht beperkter dan met een juiste hoeveelheid licht. Zonneschermen en regelbaar licht waren voor hen een uitkomst. Het vervoer naar de verloskundige was voor velen lastig, met name wanneer de zwangerschap ver gevorderd was. Vanwege lichamelijke ongemakken was reizen met het openbaar vervoer en lopen dan niet altijd mogelijk.
Visuele beperking (n)
8
Zwanger (n)
4
Aantal kinderen (n) 0 1 2 4
2 2 3 1
Leeftijd jongste kind (n) 1-6 maand 7-12 maand 13-18 maand 19-24 maand
1 2 2 1
Amenorroeduur (n) 11 weken 16 weken 32 weken 35 weken
1 1 1 1
Tijdens laatste zwangerschap onder zorg in (n) Eerste lijn Tweede lijn
5 3
Heeft werk (n)
6
De Verloskundige
Voorbereiding op het ouderschap
Voor de vrouwen die op het moment van het interview zwanger waren speelde hierin ook de angst voor corona een rol. Anderzijds had de toegankelijkheid van zorg betrekking op de zorgverlening zelf. Allereerst vonden de vrouwen het belangrijk dat hun zwangerschap centraal stond en niet hun visuele beperking. Ze wilden een ‘normale’ cliënt zijn, maar hadden soms wel een andere benadering dan ‘normaal’ nodig. Veel vrouwen gaven de voorkeur aan mondelinge informatie met daarbij schriftelijke dan wel digitale informatie achteraf om het thuis via hulpmiddelen na te lezen. Dit ging niet altijd goed. Mondelinge communicatie van zorgverleners vraagt om concreet zijn, bijvoorbeeld door de naam te zeggen tegen wie gepraat wordt of door geen aanwijzende voornaamwoorden te gebruiken. ‘Misschien dat ze niet ‘hier’ en ‘daar’ kan zeggen, maar dat ze wat specifieker is. Bijvoorbeeld: het bed staat rechts in de hoek. En niet: ga daar op het bed liggen.’ (V3)
‘ZE WILLEN EEN ‘NORMALE’ CLIËNT ZIJN, MAAR HEBBEN SOMS WEL EEN ANDERE BENADERING NODIG’
Daarbij werd een open houding van de verloskundigen gewaardeerd. Het is geen ‘one size fits all’. Sommige vrouwen vonden het prettig als met hen werd meegedacht hoe obstakels op te lossen, anderen lieten het initiatief graag over aan de zorgverlener. Alle geïnterviewden gaven aan dat ze de behoefte hadden aan een zorgverlener die openstond voor aangepaste begeleiding in verband met de visuele beperking. Soms zat deze behoefte in een meer gedetailleerde beschrijving, soms was dit het openstaan voor een specifieke benadering zoals het aankondigen van lichamelijk contact of de mondelinge beschrijving en uitgebreide toelichting van bepaalde procedures (bijvoorbeeld uitleg CTG). ‘Wat moet ik met al die piepjes? Is dat goed? Is dat niet goed? En misschien zou je dat ook doen bij iemand die wel ziet. Alleen die kan misschien ook nog z’n ogen gebruiken.’ (V3) Bovenstaande gold ook voor de echo, de vrouwen konden de echobeelden op het tweede beeldscherm niet zien. Vaak gebruikten ze de telefoon om de echobeelden te kunnen zien door de beelden op te nemen en later vergroot af te spelen of door de camerafunctie op hun telefoon als loep te gebruiken. Sommige vrouwen gaven aan dat ze de echobeelden wel zagen door mee te kijken op het scherm van de echoscopist, als deze naar hen toegedraaid werd. Dit beeldscherm bevond zich dichterbij, waardoor ze deze beter konden zien dan het tweede beeldscherm. De begeleiding tijdens de zwangerschap vraagt soms om bovenstaande aanpassingen, die voor zorgverleners niet vanzelfsprekend zijn. Daarom vonden de vrouwen het lastig wanneer er veel verschillende zorgverleners waren. Een klein team werd op prijs gesteld. ‘Dat is eigenlijk een van de meest irritante dingen. Dat ik op een gegeven moment ook niet meer wist of het nou de verpleging was, de kraamhulp of de verloskundige. Dan is het wel fijn als je even je naam en je rol zegt, en vertelt wat je komt doen.’ (V3)
De kraamtijd en de kraamverzorgende Bij de kraamtijd kwamen dezelfde aspecten in communicatiebehoeften, de houding van de zorgverleners en toegankelijkheid naar voren, net als bij de prenatale zorg. De vrouwen gaven aan dat het moederschap met een visuele beperking anders is dan bij moeders die wel kunnen zien.
De Verloskundige
53
WETEN SCHAP duurde. Het was voor de cliënt belangrijk dat de kraamverzorgende het niet erg vond om meerdere keren iets uit te leggen of als bepaalde handelingen langer duurden. Niet iedere zorgprofessional had ervaring met een persoon met een visuele beperking. Daarom was het voor deze vrouwen extra van belang dat een verloskundige en kraamverzorgende op de hoogte waren van de beperking en ook meedachten hierin. De vrouwen hadden het nodig dat de zorg werd afgestemd op hen, dat moeilijkheden werden besproken en dat er samen overlegd kon worden over een oplossing. ‘Ik heb het fijn gevonden dat tijdens of na de bevalling de verloskundige even blijft. En dat we aansluitend kraamzorg kregen. Dat we niet alleen hoefden te zijn.’ […] ‘Als er iets is, kunnen wij dat niet goed merken of zien. Ik vond het fijn dat er iemand bij was.’ (P5) De meeste vrouwen spraken positief over ‘hun’ kraamverzorgende. Met name de houding van een kraamverzorgende was cruciaal voor deze positieve ervaring. Omdat de situatie anders was dan anders (vanuit professionals’ perspectief), hadden zij een kraamverzorgende nodig die buiten de lijnen durfde te denken en creatief was om dingen te bereiken. De vrouwen vonden het belangrijk ruimte te krijgen om de verzorging zelf te doen. Dit hielp hen om het sneller te leren en het uiteindelijk (grotendeels) zelf te doen. De visuele beperking maakte het namelijk lastiger om te leren, omdat alles op gevoel moest gebeuren. Om deze ruimte te krijgen was geduld van de kraamverzorgende belangrijk; de visuele beperking maakte dat (het aanleren van) de verzorging langer
‘De kraamzorg en de mensen in het ziekenhuis laten dan extra voelen. ‘Hier moet je vastpakken en hier moet je niet vastpakken.’ Ja weet je, zo’n klein hummeltje wat je niet aan alle kanten kan tillen… Dat is dan echt een kwestie van even goed laten voelen, dat kan je niet laten zien aan mij.’ (V2) Hierin was vertrouwen een belangrijk aspect. Vrouwen gaven aan een kraamverzorgende nodig te hebben die het gevoel gaf dat het goed zou komen met de verzorging.
Teamwork De vrouwen werden door hun partner geholpen wanneer zij zelf iets niet konden. Er werden afspraken gemaakt over welke taken specifiek door de partner gedaan moesten worden. Het meest genoemde is het geven van vitamine D-druppels, iets wat door de visuele beperking vaak niet zelf gedaan kon worden. Bovendien zeiden de vrouwen dat hun partner nodig was om de kinderen in de gaten te houden of om te checken of er geen gevaarlijke dingen op de grond lagen. De meeste partners (n=6) gaven aan dat hun vrouw meer taken op zich nam, omdat zij minder of niet werkte. Vrijwel alle partners gaven aan het vanwege de visuele beperking van hun vrouw extra belangrijk te vinden om als team samen te werken in het uitvoeren van de dagelijkse verzorging en elkaar hierin aan te vullen. Zo deden de partners meer als ze vrij waren en nam de vrouw taken op zich die de man lastig vond, zoals het verschonen van luiers.
Context De vrouwen hadden regelmatig het gevoel niet als volwaardige moeder beschouwd te worden. Dit betrof niet zozeer mensen die dicht bij hen stonden, zoals familieleden (want die kenden de persoon beter en wisten daardoor dat ze het wél kon), maar de professionals of kennissen die hen minder goed kenden. Er werd gedacht dat vrouwen met een visuele
‘VROUWEN HADDEN REGELMATIG HET GEVOEL NIET ALS VOLWAARDIGE MOEDER BESCHOUWD TE WORDEN’
54
De Verloskundige
beperking het moederschap niet aan zouden kunnen. De vrouwen hadden het van familie, vrienden, kennissen en zorgverleners nodig om als volwaardige vrouw en moeder beschouwd te worden. ‘Tijdens mijn zwangerschappen en bij de begeleiding door verloskundigen vond ik het veel prettiger, omdat het veel meer op mij werd afgestemd. Het werd niet uit de weg gegaan. Ik heb helemaal niet dat ‘bewijzen’ bij hen gevoeld, dat was heel fijn. Ik werd gewoon als volwaardig gezien.’ (V6) Tegelijkertijd zeiden sommige vrouwen dat het moederschap met een visuele beperking gepaard ging met onzekerheden. Dit kon zich bijvoorbeeld uiten in het niet durven vertellen aan anderen hoe zij het moederschap vormgaven, wanneer hiernaar gevraagd werd. Ook dan waren hun partner en familie nodig om hun verhaal kwijt te kunnen. Zowel de vrouwen als de partners hadden, met name tijdens de kraamweek, behoefte aan hulp van familie voor het verzorgen van het eten en helpen bij de verzorging van het kind. De vrouwen vonden het prettig wanneer familie bereikbaar was als de partner niet thuis was. Een partner met een visuele beperking vond het belangrijk dat zijn eigen moeder bleef slapen na de bevalling. Beide partners met een visuele beperking hadden behoefte aan hulp vanuit organisaties zoals Visio (expertisecentrum voor slechtziende en blinde mensen) of Bartiméus. Zo vond een man het fijn als deze organisaties vervoer regelden wanneer zijn vrouw met het kind naar het ziekenhuis moest, omdat beiden geen auto konden rijden. Andere hulp had betrekking op acceptatie (het kind bleek ook een visuele beperking te hebben) en tips of geruststelling dat alles goed gaat. Ook een begripvolle werkgever was belangrijk. Vrijwel alle partners gaven aan vaderschapsverlof nodig te hebben in de kraamweek. Dit gaf ruimte voor praktische zaken, zoals aanleren van verzorging, ondersteuning van de kraamvrouw en tijd om uit te rusten. Vaak hadden de partners behoefte aan aanvullend verlof naast het vaderschapsverlof om met hun vrouw aan het gezinsleven te kunnen wennen. Enkele anderen zeiden dat ze extra verlof nodig hadden als hun kind ziek was.
Conclusie en aanbevelingen Voor vrouwen met een visuele beperking en hun partners is de houding van anderen, onder wie zorgverleners, belangrijk voor het goed kunnen aanleren van de verzorging, het krijgen
van vertrouwen in het ouderschap en de ervaringen die zij hebben met de zorg. Veel verschilt niet met vrouwen zonder deze beperking, maar het onderstreept de noodzaak dat de zorgverleners aandacht moeten hebben voor belangrijke nuanceverschillen. Een open, flexibele en meedenkende houding met aandacht voor duidelijke uitleg en toegankelijkheid van zorg is hierbij van belang. Het is belangrijk dat zorgverleners openstaan voor aanpassingen in de zorg. Hierbij is het nadrukkelijk ook van belang om de partner van de vrouw met een visuele beperking te betrekken. Voorts geven vrouwen en hun partners aan behoefte te hebben aan weinig wisseling van zorgverleners. Begrip van de werkgever, praktische hulp van familie en vrienden en teamwork tussen de ouders zelf worden genoemd als andere belangrijke aandachtspunten.
SCAN DE CODES VOOR PRAKTISCHE INFORMATIE
Oogvereniging
Mamaplaats
Bronnen 1. Brown HK, Ray JG, Chen S, Guttmann A, Havercamp SM, Parish S, Vigod SN, Tarasoff LA, Lunsky Y. Association of Preexisting Disability With Severe Maternal Morbidity or Mortality in Ontario, Canada. JAMA Netw Open. 2021 Feb 1;4(2):e2034993. doi: 10.1001/jamanetworkopen.2020.34993. 2. Hilberink SR. Tussen – Over levenslange en levensbrede ondersteuningsbehoeften. Rotterdam: Hogeschool Rotterdam Uitgeverij; 2021. ISBN: 9789493012141. https://www.hogeschoolrotterdam.nl/ contentassets/926058916ed144958a63f52228a5f80d/hr200006opmaak-openbare-les-boekje-sander-hilberink_digi-9maart2021.pdf 3. Mazurkiewicz B, Stefaniak M, Dmoch-Gajzlerska E. Perinatal care needs and expectations of women with low vision or total blindness in Warsaw, Poland. Disabil Health J. 2018 Oct;11(4):618-623. doi: 10.1016/j.dhjo.2018.05.005. 4. Schiff MA, Doody DR, Crane DA, Mueller BA. Pregnancy outcomes among visually impaired women in Washington State, 1987-2014. Disabil Health J. 2021 Jul;14(3):101057. doi: 10.1016/j.dhjo.2020.101057. 5. Botterweck A, Frenken F, Janssen S, Rozendaal L, de Vree M, Otten F. Plausibiliteit nieuwe metingen algemene gezondheid en leef stijlen. Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek; 2001.
De Verloskundige
55
Universitaire Masterstudie
Evidence Based Practice in Health Care MSc/Drs Start 21e academisch jaar september 2022 Tweejarige universitaire deeltijd masterstudie tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker). Bridging health care and science Q een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau Q modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering Q (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd Q voor medici, paramedici, promovendi, verpleeg- en verloskundigen Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding: www.amc.nl/masterebp
1-4_85x116mm_A.indd 1
1-4St_85x116mm 12-05-2021 13:05 E.indd 1
09-11-2021 14:31
People.Health.Care.
Cellacare® Materna
voor een actieve zwangerschap Cellacare Materna Classic en Comfort ortheses zijn bedoeld om: Q
Q
Q
Q
Lees meer :
de lumbale wervelkolom te stabiliseren, een verkeerde houding te corrigeren, een verstoorde balans te verbeteren, het risico op vallen te verminderen.
Cellacare Materna biedt u de mogelijkheid om zwangere vrouwen bijna directe verlichting te geven voor pijn in de onderrug. www.Lohmann-Rauscher.com 19356_Advertentie_175x116mm Materna_Verloskundige_Okt2021.indd 1 1_2ligKNOV_B.indd 1
25-10-21 15:04 09-11-2021 14:36
COLUMN VAN DE VOORZITTER
MINDSET k zit aan tafel met een groep verloskundigen. Casuïstiek en bijbehorende emoties vliegen voorbij; herkenning, verwondering, medeleven en… verbinding. Deze verloskundigen zijn werkzaam in verschillende settings en in verschillende landen. Ik ben met het project ‘Twinning Buiten de Lijnen’ op werkbezoek in Denemarken.
I
We doen inspiratie op en werken aan projecten. Waar we ook werken, we streven naar het versterken van de beroepsgroep en het ontwikkelen van leiderschapskwaliteiten. Het is een thema in Nederland en het speelt tegelijkertijd in de landen om ons heen. We kunnen elkaar makkelijk vinden. Wij, verloskundigen. We hebben immers dezelfde mindset! En de sleutel is: wij hebben respect voor elkaar. Het zijn de simpele constateringen van onze Deense collega’s tijdens deze reis. De vrouwen in Nederland bevallen in 70% van de gevallen bij een verloskundige; verloskundigen werkzaam in de eerste lijn en in de kliniek. We weten dat een belangrijke uitkomstmaat een goede bevalervaring (ongeacht de manier van bevallen) is. Daar hebben wij dus in 70% van de gevallen direct invloed op. Hoe borgen we dit, ook bij een overdracht, was de vraag aan de Deense verloskundigen die in toenemende mate ook ‘homebirths’ doen. Hun antwoord was ook dit keer simpel: ‘Ik zeg altijd tegen de vrouw dat zij naar hele goede collega’s gaat, en dat ik weet dat zij bij hen goede zorg zal krijgen’. Daarnaast blijven de verloskundigen bij de vrouw na verwijzing. Er is een piloot en een co-piloot, dat werkt zonder discussie in Denemarken. Carola Groenen, voorzitter van de KNOV De eenheid in de beroepsgroep bevorderen begint met simpele, kleine dingen. Iets waar we allemaal direct mee kunnen starten. Het begint bij onze instelling: we hebben dezelfde mindset. Dat is goed voor de zwangeren, goed voor elkaar en goed voor onze beroepsgroep. En dat combineren met veel lol samen aan tafel. De verloskundigen in ‘Twinning Buiten de Lijnen’ laten nu al zien dat dit werkt. Carola Groenen
De Verloskundige
57
‘Ik wens
DOOR ÉÉN VERLOSKUNDIGE
begeleid te worden’ 58
De Verloskundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
DISPUUT Onze beroepsgroep wijdt er onderzoeken, projecten en nu een heel magazine aan: continuïteit. Maar hoe belangrijk vinden de vrouwen voor wie we het doen dat eigenlijk? We vroegen Thirza van Ooijen, Mirjana Krstevska en Lyke Hendriks te reageren op de stelling ‘Ik wens door één verloskundige begeleid te worden’. Hoe zwaar woog continuïteit in hun keuze voor een verloskundige en hoe kijken ze daar nu tegenaan?
MIRJANA KRSTEVSKA is als het gesprek plaatsvindt zwanger van haar tweede kind. Ze koos na een eerdere bevalling in het ziekenhuis bewust voor een caseloadverloskundige.
T
Thirza en Lyke bevielen afgelopen zomer van hun tweede kind, bij Mirjana kan het elk moment zover zijn. Als we hun ervaringen in continuïteit moeten uitdrukken, ervoeren Thirza en Mirjana tijdens hun eerste zwangerschap weinig tot geen continuïteit; bij hun tweede zwangerschap hadden ze met minder verloskundigen of zelfs één persoon te maken. Lyke kreeg tijdens haar beide zwangerschappen veel gezichten te zien, maar kijkt daar positief op terug.
‘IK SNAP DAT EEN DOULA NIET MEDISCH ONDERLEGD IS, MAAR ZIJ KENDE MIJN WENSEN’
Doula voor verdieping Mirjana: ‘Mijn jongste is drieënhalf. Ik had voor een verloskundigenpraktijk gekozen die een vriendin had aangeraden. Achteraf gezien, was die praktijk erg groot. Elke afspraak had ik een andere verloskundige en daardoor leerde ik niemand echt goed kennen. Twee maanden voor ik uitgerekend was, ging ook nog eens het team op de schop. Kon ik kennismaken met weer allemaal nieuwe verloskundigen. Elk consult duurde tien, maximaal vijftien minuten. Ik kreeg niet de indruk dat het mogelijk was een wat uitgebreider gesprek te voeren. Ik vond het allemaal best spannend en heb dat ook aangekaart. Daar hebben we een kort gesprekje over gevoerd, maar voor de echte geruststelling heb ik een doula in de arm genomen. Zij legde uit wat er kon gebeuren tijdens een bevalling en gaf ademhalingsoefeningen mee. Met mijn doula had ik een klik en ik vond het fijn dat ze mee kon tijdens de bevalling. Maar mijn vliezen braken voortijdig, waardoor ik medisch werd. Een klinisch verloskundige kwam tijdens de dienstwisseling de kamer binnen en nam de hele bevalling over. Uiteindelijk heeft ze me goed begeleid en is de bevalling prima verlopen. Maar het is niet gegaan op de manier die ik had gewild. Ik snap dat een doula niet medisch onderlegd is, maar zij kende mijn wensen en bevalplan. Ik vond het niet fijn dat zij buitenspel werd gezet en dat er geen ruimte meer was voor haar suggesties.’
Bewuste keuze Lyke: ‘Het klinkt alsof dit niet de verloskundige voor jóú was. Wat als dit wel een prettig persoon voor jou was geweest, had dat verschil gemaakt?’ Mirjana: ‘Dat denk ik wel. Als ze meer ruimte had gelaten voor mijn doula, bijvoorbeeld. En nogmaals; ze heeft niet alles verkeerd gedaan. Ze heeft me ook op een bijzondere manier aangemoedigd en stond zelfs te juichen aan het eind, samen met de rest van de kamer. Dat vond ik ontzettend gaaf en was een van de mooiste momenten. Maar deze ziekenhuisbevalling is wel de reden geweest dat ik bij mijn huidige zwangerschap voor een caseloadverloskundige heb gekozen. Dat ervaar ik tot nu toe als heel prettig.’
Geen voorbereidende gesprekken Thirza: ‘Je verhaal is herkenbaar. Ik heb mijn eerste zwangerschap en bevalling niet zozeer als negatief ervaren. Maar nu ik ook een thuisbevalling en begeleiding door een kleinschalig team met Centering Pregnancy heb meegemaakt, weet ik hoe het ook kan. Daardoor kijk ik tegenwoordig anders tegen mijn eerste bevalling aan. Ik werd zwanger via een fertiliteitstraject en was vanwege mijn medicijngebruik vanaf week één medisch.
De Verloskundige
59
DISPUUT
LYKE HENDRIKS werd tijdens haar beide zwangerschappen begeleid door een grote verloskundigenpraktijk. Haar eerste bevalling werd begeleid door een verloskundige die ze niet eerder had gezien.
De enige bewuste keuze die ik maakte, was dat ik in bad wilde bevallen. De fertiliteitsgynaecoloog wist een nabijgelegen ziekenhuis waar dat kon, dus daar ging ik naartoe. Tijdens de poliklinische controles kwam een bevalplan niet aan de orde. Ze checkten of de baby het goed deed en of met mij alles goed ging, en ik kon weer naar huis. Ik was een patiënt met een nummertje en kreeg een verloskundige die op dat moment dienst had. Van vriendinnen hoorde ik dat ze gesprekken voerden met hun verloskundige over het erkennen van je kind en de spullen die je in huis moet hebben. Die voorbereidende gesprekken heb ik niet gehad. Ik heb alles zelf via internet moeten opzoeken. Op dat moment dacht ik dat dat normaal was.’ Lyke: ‘Daar sta ik van te kijken. Wij hadden een heel zorgplan, waarin stond wat je in verschillende fases tijdens en na je zwangerschap moest doen. Daarin stond ook hoe het zat met het erkennen van je baby. Maar als ik jullie verhalen hoor, realiseer ik me wel dat ik geluk heb gehad. Mijn zwangerschappen en bevallingen verliepen ongecompliceerd en ik heb met verschillende verloskundigen te maken gehad met wie ik allemaal een klik had. Mijn verloskundigenpraktijk heb ik niet heel bewust gekozen. Toen ik zwanger was, heb ik gewoon gegoogeld. Er kwam een praktijk naar boven waar ik ook vriendinnen en schoonzussen over gehoord had. Ik belde de praktijk en kwam terecht bij een team dat bestond uit een stuk of zes verloskundigen. Zij benadrukten de voordelen van een groot team. Elke verloskundige heeft de nodige basiskennis, maar iedereen kijkt weer met een andere blik naar een situatie en iedereen heeft ook eigen specialismes. Zo zou er altijd een geschikte verloskundige voor mij zijn. Ik had vertrouwen in het team. Het waren stuk voor stuk aardige vrouwen die de tijd namen om mij te leren kennen, mij op mijn gemak stelden en kundig waren. Bij mijn eerste bevalling had ik een verloskundige die ik nog nooit had gezien. Heel even dacht ik: wie is dit? Maar voor een kennismaking was weinig tijd, want ik
moest al persen. En ook in haar had ik direct het volste vertrouwen. Ze bleef rustig en had gevoel voor humor, wat mijn vriend en ik erg konden waarderen. Dit voelt een beetje als ‘makkelijk praten’, omdat ik de luxe had niet medisch te zijn en allemaal leuke verloskundigen heb getroffen.’
Laagdrempelige zorg Mirjana: ‘Met zo’n ervaring zou ik geen continuïteit ook niet erg vinden. Ik vind niet dat je je luxepositie hoeft te verdedigen. Je hebt gewoon veel geluk gehad.’ Thirza: ‘Jouw ervaring Lyke, is hoe het voor iedereen zou moeten zijn. En dat is wat je doet als je zwanger bent, toch? Googelen naar de dichtstbijzijnde verloskundige. Ik deed hetzelfde bij mijn tweede zwangerschap en kwam terecht bij een dorpspraktijk waar ik met de fiets naartoe kon. Het team bestond uit drie verloskundigen. Ik twijfelde nog tussen die praktijk en een caseloadverloskundige, maar koos voor de praktijk omdat ik daar een beter gevoel bij had en omdat zij zelf de echo’s uitvoerden. Tijdens deze zwangerschap voelde ik me geen patiënt, maar een vrouw die zwanger was. Op een zaterdag viel ik. Ik belde en werd gerustgesteld. Veel laagdrempeliger dan wanneer je medisch bent. In het ziekenhuis hadden ze me meteen weer als een medisch geval gezien en had ik helemaal naar het ziekenhuis gemoeten. Na de bevalling was er rust; ik kon anderhalf uur met mijn dochter op bed liggen.
‘DOOR HET GROTE TEAM ZOU ER ALTIJD EEN GESCHIKTE VERLOSKUNDIGEN VOOR MIJ ZIJN’
60
De Verloskundige
‘TIJDENS DE POLIKLINISCHE CONTROLES KWAM EEN BEVALPLAN NIET AAN DE ORDE’ De verloskundige was een beetje aan het rommelen en deed de administratie. Mijn tweede dronk meteen aan de borst, dat ging bij mijn eerste echt niet. In het ziekenhuis is minder tijd en ruimte.’ Mirjana: ‘Ik herinner me dat de verloskundige enkele weken voordat ik uitgerekend was vertelde dat je maar beperkt de tijd hebt voor je bevalling. Daar schrok ik van. Tijdens de bevalling was er gedram en dreigde de verloskundige met allerlei apparaten, omdat ik niet snel genoeg vorderde. Als je nou stopt met zeuren, dacht ik nog, dan lukt het misschien wél.’ Lyke: ‘Hoe gaat het nu? Vind je het spannend?’ Mirjana: ‘Toen ik net zwanger was, was ik angstig. Ik was bang dat de bevalling weer op zo’n drama zou uitlopen. Met mijn verloskundige heb ik het daar uitvoerig over gehad. Zij heeft de angst weten weg te nemen; nu is er alleen
THIRZA VAN OOIJEN had bij haar eerste zwangerschap vanaf het begin een medische indicatie. Gedurende haar hele tweede zwangerschap werd ze begeleid door een kleinschalige verloskundigenpraktijk.
wat gezonde spanning. Ook haar achterwacht heb ik ontmoet. Dat is ook een ontzettend leuk mens waar ik vertrouwen in heb. Ze delen elkaars visie en die past perfect bij hoe ik er nu in sta. Aan een doula heb ik op dit moment geen behoefte. Mijn verloskundige heeft die rol op zich genomen. Welke keuze zou jij maken Lyke, bij een eventuele volgende zwangerschap?’
Continuïteit ondanks groot team Lyke: ‘Ik zou het liefst weer begeleid worden door hetzelfde team, omdat ik daarmee twee goede ervaringen heb gehad. Het waren dan veel verschillende gezichten, maar ze communiceerden goed met elkaar. Zo was van mijn tweede zoon het hartje nog niet helemaal rijp, waardoor het af en toe oversloeg. Tijdens de volgende controle had ik een andere verloskundige. Zij kwam er direct op terug, controleerde het hartje extra en stelde me gerust. Ook mijn bevalplan was bij iedereen bekend, waardoor het voor mij niet uitmaakte wie mijn bevalling zou begeleiden. Het was wel extra leuk dat de verloskundige die ik nog kende van de controles tijdens mijn eerste zwangerschap, mijn tweede bevalling begeleidde. Ik snap dat continuïteit meerwaarde brengt, maar dat kan ook op andere manieren dan door begeleiding van één verloskundige.’ Thirza: ‘Zelfs als je medisch wordt, zou het mogelijk moeten zijn om een vorm van continuïteit te ervaren. Wat nou als ze de poliklinische controles en verloskunde samenvoegen in het ziekenhuis, zodat er in ieder geval een kans bestaat dat je de verloskundige die je bevalling begeleidt al eens hebt gezien? Misschien is het ook mogelijk om de teams in het ziekenhuis kleiner te maken, zoals ze ook in Lykes praktijk hebben gedaan.’ Mirjana: ‘Dat er na de bevalling geen continuïteit is, vind ik niet eens zo erg. Dan is het spannendste stuk geweest en zie je de verloskundige nog maar een paar keer. Wel vind ik het belangrijk dat je tijdens de bevalling wordt bijgestaan door een bekende verloskundige. Dat moet toch te organiseren zijn, ook als er sprake is van een team? Wordt dat team te groot, dan is het inderdaad verstandig om het op te delen in groepen van vier of vijf verloskundigen. Het moet mogelijk zijn dat zij binnen negen maanden allemaal de zwangere vrouw gezien hebben. En om meer aandacht te hebben voor wat een vrouw ervaart en te zeggen heeft. Zodat daarop geanticipeerd kan worden en de vrouw met vertrouwen haar bevalling in gaat.’
De Verloskundige
61
TRAINING Acute vaardigheden voor verloskundigen
acute situaties
INHOUD Zorgverleners komen acute situaties maar weinig tegen en daarom is het belangrijk om ze regelmatig te oefenen. Zo weet je hoe te handelen als zo’n situatie zich voordoet.
DUUR 1 dag – 8 uur
LOCATIE In de eigen praktijk (of op verzoek een andere ruimte)
DOCENT Karien de Munk
CURSIST Maria Hoenderdos, verloskundige bij Verloskundigen Vida in Amsterdam
62
de Verloskundige
Gelukkig blijft het de uitzondering op de regel, maar als verloskundige kun je tijdens bevallingen plotseling voor levensbedreigende situaties komen te staan. Dan is het belangrijk dat je snel en adequaat kunt handelen. Voor Maria Hoenderdos was dat het uitgangspunt om de training Acute vaardigheden voor verloskundigen te volgen en haar skills weer even op te frissen.
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
BLIJVEN LEREN
Kennis paraat bij
S
‘Sommige verloskundigen hebben nog nooit een reanimatie meegemaakt, anderen wel of zelfs meerdere keren: je krijgt het op je pad of niet. Ik had al een keer een training bij Karien de Munk gevolgd, dus ik kende haar manier van lesgeven. Naast goede uitleg en praktische handelingen, is het fijn dat ze voor ieders verhalen aandacht heeft en meedenkt hoe je in acute situaties zo optimaal mogelijk kunt functioneren.’
Technieken oefenen ‘Bij acute situaties zijn er vaak standaard verrichtingen die je gewoon uit je hoofd moet leren. Maar het is goed om die te oefenen, omdat je ze zo weinig doet. We hebben de schouderdystocie gedaan; een spannende complicatie, ook omdat er wel tijdsdruk op zit om het voor elkaar te krijgen. We oefenden infuusprikken bij de vrouw. Als een vrouw thuis
veel bloed verliest, kan het handig zijn als het infuus alvast is geprikt voordat de ambulance komt. Dat vereist een bepaalde techniek die je niet vaak doet. En we oefenden met de meest hachelijke situatie; als een pasgeborene gereanimeerd moet worden. Allemaal om ervoor te zorgen dat als het gebeurt, je paraat hebt wat te doen.’
Niet alleen ‘Naast uitleg en het oefenen van praktische handelingen tijdens acute situaties, geeft Karien veel ruimte aan het bespreken en delen van eigen ervaringen. Dat daar rustig de tijd voor wordt genomen, heeft een grote meerwaarde. Je kunt je verhaal doen en ingaan op wat wel en niet voor je werkte in zo’n acute situatie. Je leert op die manier ook veel van anderen. Ik deelde mijn ervaring in Bevalcentrum West in Amsterdam. Ik was moe, en had van tevoren niet naar de reanimatietafel gekeken. Onverwacht kwam er midden in de nacht een slap kind uit, ik was daar helemaal niet alert op. De baby moest ik acuut op de reanimatietafel leggen, maar ik had niet door hoe de tafel werkte. Die tafel – met al die knopjes en slangetjes – overweldigde me op dat moment. Ik voelde me enorm onthand. Toen ik deze ervaring deelde, leerde ik dat ik me nooit meer zo wilde voelen. Sindsdien controleer ik altijd alle knopjes op die tafel voordat ik de bevalling ga doen. Daardoor voel ik me zekerder. Karien heeft een miniversie van zo’n tafel, dus daar kon ik op oefenen. En ik heb geleerd me uit te spreken tegenover betrokken zorgverleners, dat ik vertel hoe ik erin sta. Want soms heb je je dag niet, of ben je moe. Het is fijn als de ander dat weet. Je hoeft het niet alleen te doen.’
Scenario’s uitwerken ‘Ook oefenden we – door middel van rollenspel – verschillende acute situaties. Je werkt dan
een casus uit waarin iedereen een eigen rol heeft: iemand is de moeder, een ambulancemedewerker, de kraamverzorgster of de partner. Als je dan oefent dat een pasgeboren baby bij een thuisbevalling gereanimeerd moet worden, dan zie je heel duidelijk hoe je als verloskundige op zo’n moment tussen meerdere mensen beweegt en hoeveel druk dat geeft. Je moet de baby reanimeren en bent aan het tellen, je moet op datzelfde ogenblik ook communiceren met je omgeving: contact opnemen met de meldkamer, praten met de kraamverzorgster en de ouders. Dat is heel veel! Een dergelijk scenario is niet je core business, het gebeurt heel weinig, maar daarom is het wel van belang je kennis op peil te houden en te oefenen.’
Schokkende indrukken ‘Als verloskundige maak je af en toe aangrijpende gebeurtenissen mee. Dat projecteer je vaak op jezelf of op een ander. Terwijl je er juist iets van kunt leren als je naar de wisselwerking kijkt. Het is zo belangrijk om te praten over heftige casussen. Bij ambulancepersoneel is debriefing een standaard onderdeel van hun werk. Bij ons is dat helaas niet zo, omdat we solistisch werken en iedereen daarna gewoon doorgaat. Ik ga niet midden in de nacht een collega bellen om een verhaal te delen. Inmiddels zien de meeste zorgverleners in dat het noodzakelijk is om regelmatig stil te staan bij deze – soms traumatische – ervaringen. Ik ervaarde het als een verrijking om in deze veilige setting met mijn eigen collega’s gebeurtenissen uit te diepen en erover te praten. Om met elkaar mee te denken en na te gaan wat er gebeurde, voor jezelf en de ander en hoe dat voelde. Je hebt het toch vaak in je eentje meegemaakt. Het bespreekbaar maken en reflecteren, kan voor veel lucht en ruimte zorgen. ’
de Verloskundige
63
TEKST: ANNEMIEKE VERBEEK
KNOV IN ACTIE
Niet over de schutting
Internationaal is de wetenschap eenduidig: continuïteit van zorg door verloskundigen heeft onmiskenbare voordelen voor barende vrouwen, voor hun partner en voor verloskundigen. Toch is de praktijk soms weerbarstig. Niet alleen in Nederland, maar ook elders in de wereld. De ICM publiceerde er een nieuwe position paper over. ‘Als KNOV kunnen we hiermee laten zien dat dit concept wereldwijd gedragen wordt.’ et is ongebruikelijk dat ik als journalist mijn eigen ervaringen met de geboortezorg in mijn artikelen verwerk. N=1, elke situatie en elke vrouw is anders en neutraliteit in mijn schrijfsels is belangrijk. Toch deel ik nu het hier gaat over continuïteit van zorg door de verloskundige, graag het verhaal van mijn derde zwangerschap. Omdat het positieve effect daarvan voor mij zo glashelder was. Ik koos toen, zeven jaar terug alweer, voor een caseloadverloskundige. Daar had ik geen complexe redenen voor: ik vond haar een fijn mens en wilde mezelf die laatste zwangerschap verwennen met de volle aandacht van een verloskundige die niet voor elk consult in mijn dossier hoefde te gluren om te zien wie ik ook alweer was. Toen wist ik nog niet hoe ontzettend hard ik die volle aandacht nodig zou hebben. Hoe haar continue steun en aanwezigheid tijdens mijn medisch ingewikkelde zwangerschap en spannende bevalling onmisbaar zouden blijken. Hierover later meer.
H
Minder ingrijpen, grotere tevredenheid Continuïteit van zorg door de verloskundige is een van de pijlers uit de KNOV-visie De verloskundige in 2030 en tevens onderwerp van een nieuwe position paper die de
64
De Verloskundige
International Confederation of Midwives (ICM) onlangs publiceerde over Midwife-led Continuity of Care (MLCC). ‘De kern hiervan is dat één verloskundige of een klein team van verloskundigen een vrouw begeleidt tijdens de zwangerschap, bevalling en kraamperiode’, zegt Liselotte Kweekel, tot voor kort beleidsadviseur internationale zaken bij de KNOV en coauteur van bovengenoemde position paper. Sinds kort werkt Liselotte voor de ICM. Liselotte: ‘Deze vorm van zorg leidt tot betere uitkomsten, minder medische interventies, meer tevredenheid bij vrouwen en minder kosten.’ Dát continuïteit door verloskundigen werkt, daar is wetenschappelijke consensus over. Wat cijfers op een rij: de Cochrane review uit 2016 liet zien dat vrouwen die binnen een MLCC-systeem zorg kregen, 16% minder kans hadden hun baby te verliezen, 19% minder kans om hun baby voor 24 weken zwangerschap te verliezen, 24% minder kans op een premature bevalling, 15% minder kans hadden op een ruggenprik, 10% minder op een kunstverlossing, 16% minder kans op een knip en 5% minder kans op een spontane vaginale bevalling. Er was geen verschil in het aantal keizersneden, ook werden er geen significante nadelen gevonden.
naar de gynaecoloog voor een specifiek onderzoek of een specifieke complicatie, maar behoudt ze ook haar verloskundige. In Nieuw-Zeeland en Canada doen ze dat ook zo. Continuïteit van zorg door verloskundigen kan op verschillende manieren vorm krijgen.’
Systeemverschuiving
‘DÁT CONTINUÏTEIT VAN ZORG DOOR VERLOSKUNDIGEN WERKT, DAAR IS WETENSCHAPPELIJKE CONSENSUS OVER’ Niet één manier Het is volgens Liselotte evident dat continuïteit met 106 zorgeenheden per jaar niet haalbaar is; de werklast van Nederlandse eerstelijnsverloskundigen is ongekend hoog. Liselotte: ‘Continuïteit biedt niet alleen voordelen voor de barende vrouw en haar partner, maar óók voor de verloskundige. In een MLCC-systeem ervaren zij meer voldoening en is er minder uitval door ziekten als burn-out. In bijvoorbeeld Groot-Brittannië hebben verloskundigen rond de 35 zorgeenheden. Daar begint elke afgestudeerde verloskundige in het ziekenhuis te werken en kan ze pas bij meer ervaring, zelfstandig in de wijk werken. Zij kunnen daardoor ook vrouwen met medische complicaties tijdens de baring bijstaan; ze zijn opgeleid om bijvoorbeeld een CTG te beoordelen. In IJsland idem dito: ook na overdracht blijft de verloskundige in 9 van de 10 gevallen bij de barende vrouw. Heeft een Britse verloskundige veel vrouwen met complexe zwangerschappen, dan schroeft ze haar caseload naar beneden. Dat kan alleen als je daar financiële compensatie voor krijgt. Als continuïteit het uitgangspunt is, gaat een zwangere vrouw alleen
Liselotte heeft goede hoop dat de position paper kan bijdragen aan een systeemverschuiving, al was het maar omdat de KNOV met de paper bij stakeholders – van ministerie tot verzekeraars, en van andere beroepsverenigingen tot lokale overheden – kan aanschuiven. ‘Zo kunnen we laten zien dat deze visie internationaal breed gedragen wordt. Dat helpt tijdens gesprekken over bijvoorbeeld het verlagen van het aantal zorgeenheden of financiële compensatie voor verloskundigen die na een overdracht bij de barende blijven. In Nederland staan we met ons systeem al 1-0 voor. Continuïteit is immers al realiteit voor een groot deel van de vrouwen dat in de eerste lijn bevalt. De grootste winst is te behalen bij vrouwen met een medische indicatie en na een overdracht.’
Over de schutting Weer even terug naar mijn eigen bevalling. Onze derde dochter werd, net als haar zussen, thuis geboren. Dat was niet vanzelfsprekend. Door een medische indicatie was volgens protocol het advies om in het ziekenhuis te bevallen. Toch thuisbevallen was een van de lastigste beslissingen die ik ooit heb genomen. Eén die ik nooit had kúnnen nemen als mijn verloskundige niet al die tijd aan onze zijde bleef staan. Zij gooide ons niet ‘over de schutting’, maar hielp ons de kluwen aan vaak tegenstrijdige informatie te ontwarren. Ze luisterde. Nam ons serieus. Stelde kritische vragen en gaf ook kraakhelder haar eigen professionele grenzen aan: omdat ik haar 100% vertrouwde, was ik zonder mitsen of maren naar het ziekenhuis gereden als zij dacht dat dat veiliger was. Elk jaar op de verjaardag van mijn dochter, stuur ik haar een recente foto en vertel ik wéér hoe dankbaar ik nog steeds ben dat ze er onvoorwaardelijk voor ons was.
De Verloskundige
65
90 jaar Moeders voor Moeders Moeders voor Moeders bestaat 90 jaar. Corina Suppers, woordvoerder namens Moeders voor Moeders: ‘We waarderen de samenwerking met verloskundigen. Urine blijft nog steeds nodig om wensouders te helpen de kans op het geluk van een zwangerschap te vergroten. Via verschillende kanalen proberen we daarom zoveel mogelijk vrouwen te bereiken. Onze mediakit biedt diverse uitingen die ook jij kunt gebruiken voor je website en/of socialmediakanalen.’ Scan de code voor meer informatie.
Auditcommissie Maternale Sterfte De Auditcommissie Maternale Sterfte en Morbiditeit NVOG (AMSM) is ontstaan uit de samenvoeging van de Commissie Moedersterfte NVOG (1981) en de NethOSS (Netherlands Obstetric Surveillance System) in 2015. De commissie heeft als opdracht factoren die van invloed zijn op moedersterfte en ernstige maternale morbiditeit in Nederland te bestuderen. Dit gebeurt door middel van een Confidential Enquiry. De AMSM bestaat uit gynaecologen (in opleiding), een verloskundige en een anesthesioloog. De data worden goed beveiligd en anoniem geregistreerd onder de paraplu van Perined. Elke maternale sterfte (tot 1 jaar postpartum) verdient een analyse om ervan te leren voor de toekomst! Je kunt een casus melden via de NethOSS-contactpersoon van jouw regio of via info@nethoss-perined.nl.
In memoriam: Joke de Kort Op 5 september overleed mr J.H. de Kort, Joke voor haar vele vrienden. Joke is twintig jaar betrokken geweest bij de Klachtencommissie KNOV. Ze was een scherp jurist, maar verloor nooit de menselijke maat uit het oog. Bij het intreden van de Wkkgz werd de Klachtencommissie Geschilleninstantie Verloskunde. Joke begeleidde de transitie, waarna ze afscheid nam.
66
De Verloskundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
UPDATE
Vernieuwde KNOV-website Half november is de vernieuwde KNOV-website gelanceerd. Om toegang te krijgen moet je eenmalig je wachtwoord aanpassen. Je hebt hierover een mail ontvangen van leden@knov.nl. Check ook je spam! Fase 1 van de nieuwe website is hiermee afgerond: een grondige make-over. De verloskundige staat nu centraal in beeld, en de navigatie – met minder niveaus – zorgt voor gebruiksgemak. Vanaf de homepage kun je nu bijvoorbeeld direct naar de Registers en zoek je eenvoudig in Richtlijnen & Standaarden. Via MijnKNOV kun je interessegebieden aangeven om specifiek nieuws te ontvangen. Ook handig: je kunt zonder opnieuw in te loggen, van MijnKNOV naar PE-online! Fase 2 (eind december 2021) bestaat uit het toevoegen van een zelflerende zoekmachine. Voor een deel is de content al geactualiseerd, maar in fase 3 komen ook onder meer richtlijnen en standpunten aan de orde. Dat vergt nu eenmaal meer tijd. Er is al een start mee gemaakt. Heb je tips of suggesties? Laat het weten via info@knov.nl.
PIL: praktische website voor professionals in de preconceptiezorg Preconceptiezorg biedt mogelijkheden om risicofactoren op ongunstige zwangerschapsuitkomsten al voor de zwangerschap aan te pakken. Maar welke adviezen geef je precies? De Preconceptie Indicatielijst (PIL) is daarom aangepast naar een handige tool, namelijk de website www.preconceptieindicatielijst.nl. Op deze bruikbare website worden aanbevelingen gegeven met betrekking tot onderwerpen als medische anamnese, obstetrische voorgeschiedenis, erfelijkheid en leefstijl. De aanbevelingen zijn direct toepasbaar en achtergrondinformatie is eenvoudig op te zoeken. De PIL is ontwikkeld door de KNOV en andere beroepsorganisaties in de zorg op initiatief van CPZ.
BEGELEIDING NA EEN AFGEBROKEN ZWANGERSCHAP OF ABORTUS
MIJN LICHAAM. AM. MIJN BABY. MIJN KEUZES. S. BEVALLEN ALS EEN FEMINIST Dit boek – geschreven door bestsellerauteur auteur Milli Hill – gaat in op de rechten van vrouwen tijdens de bevalling. Ze legt uit waarom vrouwen bij de bevalling de regie mogen opeisen en hun eigen beslissingen kunnen nemen. Volgens Hill – die ook de Positive Birth Movement oprichtte – is bevallen een feministische kwestie en moeten hardnekkige restanten van een patriarchale samenleving snel overboord. Aan de hand van wetenschappelijk onderzoek, haar persoonlijke verhaal en ervaringen van moeders, neemt ze de lezer bij de hand om deze opvatting over het voetlicht te brengen. Haar belangrijkste doel: vrouwen bewust maken dat zij volledige zeggenschap hebben over hun bevalling. En dat zij daar actief een bijdrage aan kunnen leveren. AUTEUR: MILLI HILL UITGEVER: SAMSARA ISBN: 9789492995742 PRIJS: € 22,90
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
BOEKEN
E abortus kan veel impact hebben op de vrouw, haar Een rrelatie, haar gezin en haar gezondheid. Ook jaren later nog. Door het grote taboe op abortus is er veel verborgen verdriet. Als professional is het belangrijk om aandacht te hebben voor abortus en de impact die e een afbreking ook later ter nog kan hebben. Dit boek bevat ervaringsverhalen, verhalen, checklists en tips. s. AUTEUR: MIRIAM VAN KREIJ UITGEVERIJ: ACADEMIA PRESS 03 ISBN: 9789401480703 PRIJS: € 27,99
D DONDERSLAG DO BIJ HELDERE HEMEL HE H
AUTEUR: MICHAELA VAN CASPEL - VAN DUIJKEREN UITGEVERIJ: BOEKENGILDE ISBN: 9789090348124 PRIJS: € 18,95
H kkan écht: vrouwen die zonder signalen zwanger zijn. Geen dikke buik, en Het bloedverlies dat wordt aangezien voor menstruatie. En dan opeens hevige pijn als de bloed b bevalling zich aandient. Deze vrouwen stuiten op nogal wat onbegrip, vooroordelen en beva b ongeloof, niet alleen van hun dierbaren maar ook van medisch personeel. Gepensioneerd onge o verloskundige Michaela van Caspel – van Duijkeren wil een lans breken voor deze vverlo vvrouwen. Ze sprak voor dit boek zestien vrouwen die volkomen verrast werden door de geboorte van hun kind. Ook reacties van naasten en ervaringen van hulpverleners d die met dergelijke bevallingen te maken kregen, komen aan bod. Een onthutsende gebeurtenis die om een vriendelijke en zachtmoedige aanpak vraagt.
De Verloskundige
67
WAT VIND JIJ? Op pagina 6 las je het essay van Yvonne Fontein-Kuipers over relationele continuïteit. We vroegen verloskundigen, vertegenwoordigers van cliëntorganisaties en andere betrokkenen om een reactie. Caroline Kooij, eerstelijnsverloskundige en MSc Health Sciences: ‘Twee jaar geleden startte onze praktijk een caseloadpilot. Diensten draaien we sindsdien in een duo, met de onmisbare hulp van onze groepspraktijk. Mensen om me heen verklaarden me voor gek; wie gaat er nou meer werken voor minder geld? Toch wegen voor ons de voordelen zwaarder dan de nadelen. Deze – meer continue – manier van werken levert ons meer werkplezier op. Ook vrouwen vinden het prettig; zij hebben meer vertrouwen in haar verloskundige en in de bevalling. De relatie is wederkerig en diepgaand, waardoor er vaker sprake is van echte shared decision making. De zwangere vrouw neemt daardoor andere – veelal goedkopere – keuzes en wenst minder ingrepen. Ik ben het met Yvonne eens dat er daarom economisch onderzoek moet worden gedaan naar de effecten van relationele continuïteit. Ook onderzoek naar preventie en langetermijneffecten van deze zorg, en onderzoek naar duurzame inzetbaarheid van verloskundigen zijn belangrijk. Want de huidige normpraktijk en schotten in de zorg ondersteunen deze kleinschaligheid niet. Tevens is een caseloadverloskundige nu vaak een eliteproduct, waardoor alleen hoogopgeleide vrouwen ervoor kiezen of vrouwen die eerder een slechte ervaring hebben gehad. Terwijl ik denk dat juist vrouwen uit een lagere economische klasse of vrouwen die voor het eerst zwanger zijn baat hebben bij meer relationele continuïteit.’
68
De Verloskundige
TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE
Relationele continuïteit Myrthe Stel, eerstelijnsverloskundige:
‘Waarom is continuïteit van zorg eigenlijk nog een vraag? Als eerstelijnsverloskundige ben je de vertrouwenspersoon voor de zwangere vrouw en haar partner. Continuïteit kan op verschillende manieren worden toegepast. Zowel door een persoon als door een team. Het belangrijkste is een vaste vertrouwenspersoon voor de cliënt. Iemand die de zwangere vrouw met enige regelmaat ziet en die beschikt over korte lijnen met overige zorgverleners. Continuïteit is mijns inziens niet per definitie één persoon of één team. Het vraagt om een coördinerend zorgverlener die ervoor zorgt dat de communicatie en bijvoorbeeld een overdracht naadloos kan verlopen. Zo zou bij een baring die wordt overgedragen de vertrouwenspersoon, in dit geval de verloskundige uit de eerste lijn, alsnog de zorg kunnen bieden aan de vrouw onder uiteindelijke verantwoordelijkheid van de tweede lijn. Door deze samenwerking blijft er voor de barende vrouw een continuïteit bestaan. Wanneer deze weg zou vallen ontstaat er een verstoring in het baringsproces, welke veelal op handelingen uitkomt en de fysiologie helaas doet wegvallen. Zoals in de factsheet van de KNOV staat omschreven, hebben we in Nederland een goede startpositie om de continuïteit te gaan toepassen. Laten we samen voor deze vorm van zorg gaan. Die brengt betere uitkomsten, een vermindering van medische interventies, minder kosten en bovenal tevredenheid bij de cliënt.’
Anne Mooij, adviseur patiëntbelang bij Patiëntenfederatie Nederland: ‘De meeste mensen hebben behoefte aan een vast gezicht of een aantal vaste gezichten als ze zorg krijgen. Zeker ook de zwangere vrouw is geholpen met niet te veel wisselende gezichten, zowel tijdens haar zwangerschap, bevalling als kraambed. Bekende gezichten helpen om vertrouwen te hebben in de zorg én zorgverlener. Daarnaast zijn zwangere vrouwen gebaat bij continuïteit van zorg. Uiteindelijk heeft immers een groot deel van de vrouwen — zowel met de eerste als tweede lijn te maken — en ziet zij in het kraambed weer andere zorgverleners. Goede gegevensuitwisseling, overdracht en eenduidige informatievoorziening zijn hierin van belang, zodat de vrouw een naadloze overgang door de keten heen ervaart.’
Aly Mijnheer-Breeman, eerstelijnsverloskundige: ‘Als verloskundige gun ik iedere zwangere vrouw en iedere collega relationele continuïteit. De voordelen die in het artikel genoemd worden zijn voor cliënt en zorgverlener welkom. Praktijken worden steeds groter en hebben meer zorgverleners. We kennen de cliënt steeds minder goed en zijn daardoor minder betrokken. Maar wat ik mis in het essay van Yvonne is de visie van de zorgverleners hierop vanuit de praktijk. Het financiële stuk wordt benoemd, laat ik ervan uitgaan dat dat gehonoreerd wordt door de verzekeraars en dat daarbij de dreigende norm van zelfstandig begeleide partus vervalt of hieraan aangepast wordt. Maar hoe is het om bijna continu beschikbaar te moeten zijn in combinatie met een gezin? Willen verloskundigen dit nog wel? Hoe geef je dan vorm aan alle cliëntoverstijgende werkzaamheden, zoals declaratie, registratie, wetten en kaders waar je als zorgverlener en praktijkhouder aan moet voldoen? Een onderzoek naar wat de verloskundigen daadwerkelijk willen en kunnen zou een goede aanvulling zijn.’
Catja Warmelink, postdoc-onderzoeker:
Marjolein van Gelderen, voorzitter De Geboortebeweging: ‘Verloskundige, jij doet ertoe! Jij mag de meest bijzondere tijd uit mijn leven begeleiden, namelijk het moment dat ik moeder word. Ik wil jou aan mijn zijde als steun en toeverlaat op mijn meest kwetsbare moment. Ik moet mijzelf letterlijk blootgeven, aan mijn vertrouwde verloskundige is dat een stuk minder ingrijpend. Ik hoef bij jou niet te investeren in kennismaken tussen de weeën door, want ik ken je al. En zeg nou zelf; dit bijzondere moment wil je na al die maanden toch helemaal niet missen? Ja, continuïteit is belangrijk, horen we aan alle kanten. Er volgt vaak een ‘maar’. Te duur, te ingewikkeld. Het gevolg? Mijn bevalling verloopt stroever met een onbekende naast me. Ik heb een kans van 1 op 5 op het oplopen van een trauma, omdat jij iets doet waarbij je, alle goede intenties ten spijt, mijn grenzen over gaat. Omdat je niet weet wie ik ben, wat mijn verhaal is, wat ik nodig heb. Laten we ons samen inzetten voor veilige ondersteuning van een bevallende vrouw. Jij doet ertoe!’
‘Vele handen maken niet altijd licht werk. In ons onderzoeksproject ‘Samen kwetsbaar, samen sterk’ van de vakgroep Verloskundige Wetenschap Groningen, zijn ruim zeventig zorgverleners en (aanstaande) moeders in kwetsbare situaties geïnterviewd. Continuïteit van zorgverleners beïnvloedt mede de zorg. Ik citeer een aantal geïnterviewden: ‘Continuïteit ook van ketenpartners in eenzelfde gezin...’ ‘Heel veel wisselingen...’ ‘Je wordt er knettergek van…’ ‘Écht een groot probleem…’ Ook de continuïteit van de relatie is belangrijk, omdat het om mensen in een kwetsbare situatie gaat die in hun leven vaker te maken hebben (gehad) met veel onzekerheid, discontinuïteit, weinig vertrouwen in instituties en zorgverleners. Het is vaak tijdrovend precisiewerk, dat sensitiviteit, reflectie en bewustzijn vraagt. Niet altijd krijgen kwetsbare zwangeren tijdig de juiste hulp, omdat zorgverleners onvoldoende inzicht hebben in hun omstandigheden of omdat zij deze omstandigheden verschillend beoordelen. Dit verhoogt het risico op kwetsbaarheid en ongunstige zwangerschapsuitkomsten. In twee ‘leergemeenschappen’ gaan zorgverleners en (aanstaande) moeders samen onderzoeken hoe de zorg beter kan aansluiten bij de behoeften en wensen van deze kwetsbare vrouwen.’
JOUW VISIE IN DE VERLOSKUNDIGE? Op het Inspiratienetwerk vragen we geregeld naar jouw mening voor een artikel als dit. Wil jij ook jouw visie kwijt? Word lid van de Facebook-groep ‘Inspiratienetwerk voor KNOV-leden’ en hou onze oproepen in de gaten. Je kan ook een e-mail sturen naar redactie@knov.nl. Dan nemen we contact met je op als we input van verloskundigen zoeken.
De Verloskundige
69
De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Iedere editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Ben je op zoek naar andere wetenschappelijke adviezen of wil je uitgebreide versies van de adviezen lezen? Scan dan de QR-code. Heb je zelf ook een vraag? Stel deze dan gerust via de helpdesk. De adviseurs je helpen je graag op weg! AROM in eerste lijn na ballon-/ foleykatheter In 2019 werd een wetenschappelijk advies gegeven omtrent het inleiden buiten het ziekenhuis, door middel van een ballonkatheter. Onlangs werd een aanvullend advies gegeven over een amniotomie in de thuissetting. De huidige literatuur geeft aan dat het gebruik van een foleykatheter in de thuissituatie, gevolgd door amniotomie, veilig is en mogelijk zou kunnen leiden tot 33% minder baringen in de tweede lijn, van de inleidingen die in de eerste lijn begeleid kunnen worden. Er zijn aanwijzingen dat bij circa 85-87% van de vrouwen de baring spontaan op gang komt binnen 12-24 uur na amniotomie, na een foleykatheter in de eerste lijn. Gebruik van de foleykatheter in de eerste lijn kan een bijdrage leveren aan verlaging van de druk op de geboortezorg in het ziekenhuis en een toename van de continuïteit van de zorg. Bij implementatie van de foleykatheter en aansluitend amniotomie in de eerste lijn, is het belangrijk dat de uitkomsten van deze zorg worden geregistreerd en geëvalueerd, omdat grote studies hiernaar en peer-reviewed artikelen hierover nog ontbreken.
Finse/Noorse methode ter preventie van perineumschade Voor het tweede advies gingen de wetenschappelijk adviseurs op zoek naar nieuw bewijs voor de invloed van de implementatie van de Finse methode op het aantal OASI (obstetric anal sphincter injury). De vier fasen binnen de Finse manier van werken werden opnieuw verhelderd. Hierbij staat aandacht voor training op communicatie, tempo en visualisatie van
70
De Verloskundige
het perineum voorop. Er zijn best veel publicaties verschenen rond deze methode, die allen aangeven dat er een daling is van het aantal OASI. In deze publicaties ontbreekt steeds een controlegroep, waardoor vergelijking met andere methodes niet opgaat. Omdat de Finse methode uit vier onderdelen bestaat, is het onduidelijk welk van de onderdelen eventueel zou leiden tot een daling van OASI. Daarnaast blijkt dat de invoering van de Finse methode heeft geleid tot een stijging in het aantal episiotomieën en wordt een minder gunstige rugligging hiervoor aangeraden. Concluderend stelt het advies dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor een invoering van de Finse methode als standaard zorg tijdens de uitdrijving.
Aspirine en bloedverlies Naar aanleiding van het derde advies van de wetenschappelijk adviseurs, wordt de counseling rond Aspirinegebruik ter preventie van pre-eclampsie aangepast. Ook eventuele nadelen worden toegevoegd. Zo kan een inname van een lage dosering Aspirine tijdens de zwangerschap mogelijk leiden tot een licht verhoogd risico op maternale bloedingen. Vrouwen die Aspirine gebruiken hebben circa 15% kans op bloedverlies >500 ml, vergeleken met circa 14% voor vrouwen die geen Aspirine gebruiken in de zwangerschap.
Voor KNOV-leden zijn de complete adviezen terug te vinden op knov.nl. Scan de code om ze te raadplegen.
TEKST EVELINE MESTDAGH
KNOV IN ACTIE
Recap
Moedermelk is de vloeibare vorm van liefde Ardo Alyssa borstkolf
ardo alyssa double
Krachtige kolf met geïntegreerde accu en MyArdo app De nieuwe Ardo Alyssa is een compacte, gebruiksvriendelijke en innovatieve borstkolf. Het is ’s werelds eerste (dubbelzijdige) borstkolf met een automatisch Power Pumping-programma. Bovendien kunt u uw kolfsessies opslaan, de borstkolf op afstand bedienen dankzij de MyArdo app en dankzij de geïntegreerde Ãààš˙ĆêêÿŜ˙š˙æê˙Ə̇êŽĉßĉğĉŜêĉŜ˙Ĭĥ˙ĬŷêŎÃğ˙êĦ˙ÃğŜĉęæ˙Ŝê˙ĜĬğŷêĦʨ Automatische Power Pumping – eenvoudig, vooraf ĀêæêƎ̇ĦĉêêŎæ˙ÃÿĜĬğÿŋŎĬĀŎÃĥĥÃ˙ĥêŜ˙êêĦ˙ĉĦŜêŎŷÃğ˙ŷÃĦ˙êêĦ˙ uur dat de clustervoeding van een baby imiteert om de melkproductie te verhogen. Memory Plus - gepersonaliseerd afkolven met één druk op de knop - Hierdoor wordt niet alleen de hele kolfgeschiedenis opgeslagen, maar wordt deze ook automatisch gereproduceerd wanneer de borstkolf de volgende keer wordt gestart. Bedienbaar via de MyArdo-app - Met de MyArdo-app kan de Ardo Alyssa-borstkolf comfortabel vanaf de smartphone worden bediend. Tevens biedt de app belangrijke informatie over de functies van de borstkolf en handige tips over het afkolven. De kolf werkt ook zonder app. Bekijk meer over de Alyssa: https://www.ardomedical.nl/ ardo-alyssa-double/
Meer weten? Mail naar info@ardomedical.nl of bel naar ons kantoor via: 030-2804242 www.ardomedical.nl
Het puurste babydoekje ter wereld is nu ook plasticvrij
Slechts 2 ingrediënten
Puurder dan katoen & water
100% plantaardige doekjes
Onderzoek door onafhankelijke experts van de Skin Health Alliance bevestigt dat WaterWipes puurder zijn dan katoen en water. Bovendien hebben recente klinische onderzoeken aangetoond dat WaterWipes een lagere incidentie en een kortere duur van luieruitslag hebben bij zowel voldragen als premature baby’s.1,2
1
Price AD, Lythgoe J, Ackers-Johnson J, et al. The BaSICS (Baby Skin Integrity Comparison Survey) Study: a prospective experimental study using maternal observation to report the effect of baby wipes on the incidence of irritant diaper dermatitis from birth to eight weeks of age. Pediatrics & Neonatology 2020. doi:10.1016/j.perneo.2020.10.003. [Epub ahead of print] 2 Rogers S, Thomas M, Chan B, et al. A Quality Improvement Approach to Perineal Skin Care: Using Standardized Guidelines and Novel Diaper Wipes to Reduce Diaper Dermatitis in NICU Infants. Adv Neonatal Care 2020. doi:10.1097/anc.0000000000000795 [Epub ahead of print] Pediatrics & Neonatology 2020 Adv Neonatal Care 2020