2023 | 4E JAARGANG | NUMMER 4
De Verloskundige Waarom we doen wat we doen Fysiologie vs. pathologie De hoop levend houden
De kern van ons vak
Alles voor een goede start.
Drie supplementen essentieel voor een gezonde start van iedere baby.
Vitamine K & D Baby Vitamine K voor zuigelingen tot 4 maanden. Vitamine D3 in de juiste dosering van 10 mcg. Genoeg voor de hele eerste periode!
Voor de verloskundige zakelijk.vitakruid.nl
Symflora® Baby NIEUW
Multi Nacht Junior Probiotica voor zwangere vrouwen & baby’s. ` È ®Ã v½½ ¨ò § onderbouwd naar behoefte van baby’s.
Goed voor het gezichtsvermogen, de hersenen en ondersteuning van de botten en de bloedstolling.* *Op basis van goedgekeurde gezondheidsclaims Multi Nacht Junior
Voorwoord
De kern van ons vak Wat houdt het vak in? Het is misschien wel de belangrijkste en meest basale vraag voor elke zorgverlener. Een vraag die eigenlijk zelden gesteld wordt, maar zo belangrijk is. Juist als de wereld om ons heen verandert. Het biedt een basis van waaruit we met elkaar werken.
Job Paulus is directeur bij de KNOV.
Want, wat maakt ons nu precies verloskundigen? Is dat wat er in de wet BIG staat, wat we op de opleiding leren, het werk dat we dagelijks doen of wat in het beroepsprofiel staat? Waarschijnlijk een combinatie van dat, maar ik denk nog veel meer. De verloskundigen die ik heb leren kennen hebben namelijk ook vrijwel allemaal dezelfde deskundigheid, dezelfde betrokkenheid en dezelfde passie voor het vak. In deze editie gaan we hier dieper op in. Op pagina 45 deelt bestuurslid Alieke de Roon-Immerzeel haar kijk op het vak en benadrukt ze de kracht van verloskundigen. Ze roept op de focus te verleggen van risico-analyse naar gezondheidsbevordering. De nieuwe Senior Programmacoördinatoren vertellen hoe zij dit dagelijks uitdragen in hun werk op het bureau. Ank de Jonge vertelt op pagina 6 over over wat zíj ziet als vakinhoud en het belang van watchful attendance en waardegedreven zorg. Werk je in de regio Amsterdam of Leiden en wil je bijdragen aan het onderzoek hiernaar? Neem dan vooral contact op met Ank. Klinisch verloskundigen kijken in dit nummer naar de kern van hun werk in het ziekenhuis. Ze zien verschillen per ziekenhuis, maar ook overeenkomsten in het brede takenpakket en in het bewaken van de fysiologie. Zodat de zwangere vrouw ook in het ziekenhuis een zo goed mogelijke bevalervaring heeft. Op pagina 37 vind je een mooi artikel over onze ereleden. Zij zijn zo belangrijk geweest voor de verloskunde en de vereniging. Tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV) in december 2023 hebben we hier ook met elkaar bij stil gestaan. Als ik dit schrijf moet deze ALV nog plaatsvinden, maar ik hoop veel van jullie daar te hebben gezien. Ook vanwege het mooie middagprogramma waar ook veel ruimte is om stil te staan bij het thema vakinhoud. Mocht dat niet zo zijn, dan wens ik jullie vanaf deze plek alvast fijne feestdagen. En wil je in 2024 een keer meedenken of meepraten over de artikelen in dit nummer, neem dan gerust contact met ons op.
De Verloskundige
3
Colofon Redactieraad Kristi Francken (KNOV), Yvette Hoogenboom (Vrhl Content en Creatie), Danielle Bax, Regine Detollenaere, Hanneke Torij en Simone Valk Grafische vormgeving en druk Elma Media B.V. www.elma.nl Acquisitie Elma Media B.V. Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 - 33 16 00
6 Watchful attendance Waarom we doen wat we doen
Inhoud
Vormgeving, redactie en fotografie Vrhl Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V. Aan dit nummer werkten mee: Sara de Waal, Evelien Dochterty, Manon Louwers, Hedy Jak, Wilbert Collet, Janneke Mooij, Linda Nuis, Natascha van der Steen, Eveline Mestdagh Abonnementen, personalia en adreswijzigingen KNOV Jolanda Zocchi Postbus 2001 3500 GA Utrecht abonnementen@knov.nl Abonnementsprijzen Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten) voor 4 nummers per jaar: Nederland €111 Binnen Europa €138 Buiten Europa €161 Los nummer €31 Privacy Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing. De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar. ©2023 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht Oplage: 5.000 ISSN 0378-1925
De 4 Verloskundige
11 Klinisch verloskundigen Fysiologie vs. pathologie
23 Internationaal De hoop levend houden
DE KERN VAN ONS VAK
6 Wat is de kern van verloskunde? Interview met hoogleraar Ank de Jonge
11 Klinisch verloskundigen Fysiologie vs. pathologie
SAMENWERKEN
21
42
Column van een klinisch verloskundige
Onder haar hoede
Zij aan zij
One family at a time
65
23 Werken onder erbarmelijke omstandigheden Jeffthanie is verloskundige in Haïti
Dispuut INNOVEREN
14
Capaciteitsproblemen in de kraamzorg
Inleiden vs. afwachten
ONDERNEMEN
26
(wetenschap)
Erfelijke aanleg voor borstkanker
61
31
Mijn praktijk
Wat voor steun bied je tijdens de zwangerschap?
De incidentie van fluxus postpartum is gestegen (wetenschap)
37
Samenwerken met zzp’ers
KNOV
41
Onze ereleden
55
Wat we van hen kunnen leren
VIL
Nieuws
De herzieningspogingen
74
71
KNOV in actie
45 De kracht van verloskundigen Alieke de Roon-Immerzeel en vijf KNOV-collega’s over vakinhoud
Boekrecensie
51
72
Een dubbele feestdag
Verloskunde en gynaecologie:
Vijf bijzondere bevallingsverhalen
gezamenlijk opleiden
Update
Recap
Closer
De Verloskundige
5
Waarom we doen wat we doen
Wat is de kern van verloskunde? De Nederlandse verloskunde is uniek. Van oudsher hebben verloskundigen een sterke positie als professional in vergelijking met andere Europese landen. De afgelopen jaren zijn er verschillende dingen veranderd; bijvoorbeeld op het gebied van thuisbevallingen en gezondheidswinst door medische ingrepen. Waar moet eigenlijk de aandacht naartoe gaan? Hoogleraar Verloskundige Wetenschap Ank de Jonge geeft haar visie op het vak.
Thuisbevallingen Het hoge aantal thuisbevallingen is van oudsher een van de opvallendste dingen aan de Nederlandse verloskunde. Dat aantal is in de loop van de twintigste eeuw flink gedaald, van 98 procent in 1900, naar zo’n 80 procent na de oorlog, naar 50 procent in 1973, naar 30 procent aan het eind van de vorige eeuw. Inmiddels ligt het percentage thuisbevallingen rond de 14 procent. Toch is dat altijd nog een stuk hoger dan in andere Europese landen. Volgens Hoogleraar Verloskundige Wetenschap Ank de Jonge heeft dit verschillende oorzaken. ‘Ik denk dat het
‘Als verloskundige doe je het beste werk met je handen op je rug’ De 6 Verloskundige
deels een cultuurding is. We hechten veel waarde aan keuzevrijheid én we doen alles graag thuis: we sterven ook vaker thuis, we vieren feestjes thuis. Ik heb zelf in Engeland gewoond, daar ontmoet je mensen niet thuis maar in de pub. Wat ook een factor is, is dat verloskundigen in Nederland van oudsher een sterke positie als professional hebben. Wij hebben dat behouden, terwijl dat in veel andere landen is verdwenen. De autonome positie van onze eerstelijnsverloskundigen maakt het thuis bevallen veel makkelijker. Verloskundigen hebben hier ook heel lang het primaat gehad, waardoor verloskundige zorg door een verloskundige wel werd vergoed door het ziekenfonds, maar diezelfde zorg door een huisarts niet. Het kostenplaatje is mogelijk een stimulans geweest om thuisbevallingen
‘Een goede relatie leidt ook tot betere uitkomsten en minder medische interventies’
te behouden: voor een bevalling in het ziekenhuis moeten vrouwen helaas een eigen bijdrage betalen als er geen medische reden is om daar te zijn. Overigens kiezen vrouwen met een lage sociaaleconomische positie vaker voor het ziekenhuis, ondanks de eigen bijdrage.’
Toename medische interventies Toch is het aantal thuisbevallingen de afgelopen honderd jaar gestaag afgenomen.
Ank legt uit waardoor dit komt. ‘Allereerst zijn we door de jaren heen meer gaan verwijzen. Een belangrijke factor daarvoor is dat veel vrouwen pijnstilling willen, en medische pijnstilling betekent meestal overdracht naar het ziekenhuis. Daarnaast zijn we steeds meer medische interventies gaan doen: we grijpen sneller in ter voorkoming van steeds kleinere risico’s. We hebben nu nog de richtlijn dat een verloskundige alle vrouwen bij
41 weken zwangerschap een inleiding moet aanbieden. Maar inmiddels blijkt uit onderzoek dat dat helemaal niet kosteneffectief is bij vrouwen die al eerder een kind hebben gehad. Toch moet je het volgens de richtlijn aan iedereen aanbieden. De consequenties daarvan zijn groot, want het gaat om een grote groep die dan niet thuis kan bevallen. Als onderbouwing hiervoor wordt er vooral naar de gevolgen op korte termijn gekeken: als inleiden bij 41 weken een heel klein beetje minder kans op ernstige complicaties oplevert, is de consensus dat je dat niet kunt laten. Maar de andere gevolgen van deze ingreep worden dan vaak buiten beschouwing gelaten. Op korte termijn kun je stellen dat de meeste vrouwen liever niet ingeleid willen worden en dat meer vrouwen pijnstilling nodig hebben. Ook wordt het medische systeem zwaarder belast.
De Verloskundige
7
‘Je bent echt heel hard aan het werk, maar dat weet de buitenwereld vaak niet’ En er verschijnt steeds meer onderzoek dat een verband laat zien tussen inleiden en langetermijngevolgen voor het kind, zoals infecties op latere leeftijd en lagere citoscores.’
het krijgen van haar kind op haar manier. Als het nodig is stellen we medische ingrepen voor. Deze zorg tijdens de baring noemen we ‘watchfull attendence’.’
Waardegedreven zorg Watchful attendence: terug naar de kern Volgens Ank hebben we een tijdlang als maatschappij vooral aandacht gegeven aan het bereiken van gezondheidswinst met medische ingrepen, en te weinig aan wat de keerzijde daarvan is. ‘Als verloskundigen zijn we daarin meegegaan. Maar er waait de laatste tijd gelukkig een andere wind: een herwaardering voor persoonlijke aandacht voor de zwangere vrouwen.’ Toen Ank haar ambt aanvaarde als eerste Nederlandse hoogleraar Verloskundige Wetenschap, aan de VU Faculteit der Geneeskunde aan Amsterdam UMC, besprak zij in haar oratie het woord ‘midwife’ oftewel ‘verloskundige’. Dit woord is samengesteld uit de oud Engelse woorden ‘mid’ en ‘wife’ die respectievelijk ‘met’ en ‘vrouw’ betekenen. Ank vertelt: ‘Een midwife is dus een zorgverlener die ‘met de vrouw is’. Hierin zit de basis van wat verloskunde is: we lopen met de vrouw mee in haar transitie naar het ouderschap. We zijn bij haar met volle aandacht, om haar te versterken en te ondersteunen in
De 8 Verloskundige
Een ontwikkeling die samengaat met de herwaardering van watchful attendance is de toegenomen aandacht voor waardegedreven geboortezorg. ‘Dat betekent dat je zorg geeft die echt van waarde is voor mensen, die aansluit bij wat zij persoonlijk belangrijk vinden. Dus niet alleen handelen volgens protocollen: onderzoek zegt dit, dus doen we het. Maar dat je als verloskundige kijkt: is deze behandeling voor deze persoon wel het beste? Je kunt dat beter inschatten als je een persoonlijke relatie hebt met een vrouw. Dat betekent dat er niet steeds een andere verloskundige is, dus dat er continuïteit van zorg is, én dat je de tijd hebt om buiten de handelingen een gesprek te voeren over hoe het met de vrouw gaat en wat haar persoonlijke wensen zijn. Dat is dus geen kwestie van een echo maken, bloeddruk en buik controleren, en weer door. Tijd is een van de belangrijkste dingen die verloskundigen nodig hebben om een relatie met de zwangere op te bouwen. Een goede relatie is niet alleen fijn voor vrouwen, het leidt ook tot betere uitkom-
sten en minder medische interventies. Maar in de loop van de tijd zijn we meer nadruk gaan leggen op medische handelingen dan op de relatie met vrouwen. We besteden bijvoorbeeld veel aandacht aan echo’s. Soms is dat zinvol, maar we doen het nu ook als het niet zinvol is. In die ontwikkeling zijn we meegegaan, terwijl onze caseload te hoog is om goed continuïteit van zorg te kunnen bieden. Daar zouden we een veel groter punt van moeten maken.’ Ank denkt niet dat het nemen van meer tijd er noodzakelijkerwijs voor zorgt dat de krapte op de arbeidsmarkt nog hoger wordt dan die al is. ‘We hebben onder andere te weinig mensen omdat veel verloskundigen na een paar jaar al het vak uitstappen. Maar dat komt ook juist doordat het voor hen niet mogelijk is om continuïteit van zorg te verlenen, waardoor zij het niet meer leuk vinden. We weten uit internationale literatuur dat minder verloskundigen een burn-out krijgen als ze goede zorg kunnen verlenen. En: het scheelt weer tijd van ander personeel als minder vrouwen medische interventies nodig hebben in het ziekenhuis. Daarom werken we vanuit de universiteit samen met de KNOV en met het Midwifery Research Network Netherlands (MRNN) aan het COMIC project, waarin we bouwstenen ontwikkelen voor initiatieven om meer continuïteit van zorg te bieden.’
De kracht van een term Ank legt uit dat watchful attendance niet nieuw is, het principe bestond al. ‘Onderzoekers omschreven het eerder alleen anders, bijvoorbeeld als: ‘intelligently
drinking a cup of tea’, of ‘the less you do, the more you give’. Het gaat uiteindelijk om de herwaardering van persoonlijke aandacht. Maar doordat we er geen ‘officiële’ term voor hadden, wisselde het heel erg per verloskundige of het werd gegeven, en hoe. En ook kun je het in het bevallingsproces ineens kwijtraken. Stel je voor dat een vrouw ondersteuning bij haar baring nodig heeft, terwijl je zelf naar iemand anders door moet. Een paar jaar geleden zou ik niet een andere verloskundige bellen om te vragen om die vrouw te ondersteunen met watchful attendence, ook als ik dacht dat ze het wel nodig had. Nu zou ik dat wel doen omdat het belang ervan meer erkend wordt. Ik hoor de term watchful attendance ook steeds vaker: op de opleiding, bij verloskundigen op de werkvloer, maar ook bij gynaecologen in opleiding of in ziekenhuizen. Natuurlijk is de praktijk weerbarstig en heb je die niet zomaar veranderd, maar er is duidelijk wel meer aandacht voor.’
tuiging dat dat de manier is om de kern van ons vak te behouden. Ik ga me daar in elk geval samen met collega’s hard voor maken. Onder andere door het ontwikkelen van een gids met tien dingen waar je aan kunt denken als je watchful attendance geeft. Daarnaast probeert de KNOV te realiseren dat verloskundigen meer continuïteit kunnen bieden en meer tijd krijgen voor vrouwen. Want tijd is essentieel. Ook is er financiering nodig: die is nu nog gericht op de handelingen die zorgverleners verrichten en veel minder op de ondersteuning die ze bieden. Terwijl het inmiddels wetenschappelijk onderbouwd is dat die steun net zo belangrijk is als het uitvoeren van medische handelingen.’
Behoud van vakinhoud
Praktijken gezocht
Maar we zijn er nog niet, volgens Ank. Zij hoort bijvoorbeeld studenten zeggen dat ze zich een beetje verloren voelen als ze bij een baring even niets te doen hebben. ‘Dat vind ik verschrikkelijk om te horen, want dan zijn we blijkbaar vergeten studenten iets essentieels te leren, namelijk dat je als verloskundige het beste werk doet met je handen op je rug. Als we dat als beroepsgroep vinden, moeten we watchful attendance een belangrijk deel van ons vak maken en het concept handen en voeten geven. Want het is mijn over-
Om te laten zien wat watchful attendance in praktijk precies betekent, voert de afdeling Verloskundige Wetenschap (Amsterdam UMC, UMCG, AVAG)
samen met de afdeling Antropologie van de VU een onderzoek uit. Ank vertelt: ‘In dit onderzoek observeren studenten Antropologie baringen. Zij leggen vast wat een verloskundige die ‘niets doet’ precies doet. We zoeken hiervoor nog praktijken die een student willen toelaten bij een baring, zeker in de omgeving Amsterdam-Leiden. Ik hoop dus dat mensen zich opgeven naar aanleiding van dit artikel, want het is zo belangrijk dat we studenten kunnen leren wat watchful attendance is én dat de buitenwereld ziet wat we doen. Want mensen denken soms: de verloskundige zit er een beetje bij, dat kan de doula of zelfs de buurvrouw ook wel. Maar terwijl de verloskundige erbij zit analyseert die de situatie: gaat alles wel goed? Is alles nog binnen normale grenzen? En welke ondersteuning heeft de vrouw die gaat bevallen nodig? Je bent echt heel hard aan het werk, maar dat weet de buitenwereld vaak niet.’
Verloskundigen in de regio’s Amsterdam en Leiden die van januari tot maart 2024 mee willen doen met het onderzoek naar watchful attendance kunnen zich melden bij Ank de Jonge: ank.dejonge@amsterdamumc.nl of 06 21115591.
De Verloskundige
9
Bestel gratis het magazine GezondGroeien voor je cliënten Verloskundigen en gynaecologen deelden dit jaar al ruim 31.000 magazines GezondGroeien uit aan jonge (aanstaande) ouders. Dit reclamevrije magazine van het Voedingscentrum staat boordevol praktische en onafhankelijke informatie over voeding voor zwangeren en ouders met kinderen tot 1 jaar. Bestel het gratis magazine ook in 2024 voor de cliënten in je praktijk. Zwangeren blij met het magazine Uit lezersonderzoek weten we dat zwangeren het magazine erg waarderen en driekwart zegt door het magazine meer kennis te hebben over gezonde voeding voor zichzelf en hun baby. GezondGroeien wordt met een 8,2 beoordeeld.
Zo bestel je het magazine gratis: Bestel het magazine GezondGroeien kosteloos als professional via www.voedingscentrum.nl/064 of scan de QR-code. Log daar in met je zakelijke account of vraag er gratis een aan. Vul bij het bestellen eerst het aantal dozen in dat je wilt ontvangen en vervolgens de kortingscode infozienGG om de bestelling gratis te laten bezorgen. Deze kortingscode is alleen geldig bij het magazine GezondGroeien en niet in combinatie met andere artikelen.
Meer weten wat het Voedingscentrum allemaal heeft voor jou als verloskundige? Ga naar www.voedingscentrum.nl/verloskundigen
Klinische verloskunde: wat is de kern?
Fysiologie ontmoet pathologie
Als klinisch verloskundige geef je dagelijks zorg aan zwangere vrouwen in het ziekenhuis. Maar het werk is niet in elk ziekenhuis hetzelfde. Wat doe je wel en wat doe je niet? Wat is nu precies het verschil tussen jouw werk en dat van de andere professionals om je heen? Wat is de kern van jouw vak? En hoe combineer je de medische setting met aandacht voor de beleving van de zwangere vrouw? Drie klinisch verloskundigen vertellen hoe zij dat doen.
Breed takenpakket ‘Er zijn veel verschillende taken die bij het vak klinische verloskunde kunnen horen’, legt klinisch verloskundige Joëlle Rijpma-van Vlijmen uit. ‘De basis is het verlenen van tweede- en soms derdelijnszorg bij zwangerschap en bevalling en het verzorgen van de kraambedden. Maar daarnaast zijn er nog veel meer werkzaamheden mogelijk. Sommige verloskundigen verrichten versies, maken echo’s, voeren triage uit bij spoedconsulten, of houden tweedelijns of derdelijns poliklinische spreekuren. De derdelijns poli’s worden in samenwerking met gynaecologen gehouden, zoals poliklinieken voor cardiologie, nierziekten, diabetes, enzovoorts. Ik werk in het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) en doe
‘Arts-assistenten en gynaecologen hebben vooral oog voor de medische context’
bijvoorbeeld de immunologiepolikliniek, voor vrouwen die een auto-immuunziekte hebben en zwanger zijn. Daarnaast doen we in het WKZ thuismonitoring, voor zwangere vrouwen die een opnameindicatie hebben, maar van wie we de vitale functies thuis bewaken. Tenslotte verzorgen klinisch verloskundigen ook scholing voor verpleegkundigen, coassistenten en collega-verloskundigen, zoals een training voor obstetrische calamiteiten.’
Verschillen per ziekenhuis Hoeveel van deze taken een klinisch verloskundige uitvoert, verschilt per ziekenhuis. Verloskundige Renate Bontenbal vertelt: ‘Voordat ik in het Ikazia Ziekenhuis startte heb ik een paar jaar in het HagaZiekenhuis gewerkt. Daar was de gynaecoloog iets meer op de achtergrond en had ik iets meer vrijheid en verantwoordelijkheid. Er waren minder verschillen tussen een physician assistant (PA) en een ‘gewone’ klinische verloskundige: net als de PA’s mochten wij poli’s draaien en triage uitvoeren bij spoedconsulten. In het Ikazia kijkt de gynaecoloog meer mee met wat je doet. Die betrokkenheid is goed, maar de keerzijde is dat ik soms meer vertrouwen zou willen in mijn eigen visie en inschatting.
De Verloskundige
11
‘Ik hoop dat we als verloskundigen in de toekomst onze invloed en ervaring kunnen behouden’ Dat het takenpakket van klinisch verloskundigen in het Ikazia wat minder breed is vind ik persoonlijk niet zo erg, want verloskamers vind ik uiteindelijk toch het leukste om te doen. Ook help ik geregeld mee met de triage. Daarnaast ben ik echoscopiste, dus ik draai ook eens in de twee weken een echospreekuur.’
Aandacht voor beleving Klinisch verloskundigen proberen ervoor te zorgen dat zwangeren en hun partners in een tweede- of derdelijnssetting een zo normaal mogelijk bevalervaring hebben. Het bewaken van de fysiologie
dus. Dat is volgens Neeltje Crombag, klinisch verloskundige bij het UMC Utrecht, een net wat andere blik dan die van de gynaecologen waarmee verloskundigen samenwerken in het ziekenhuis. ‘Wij leren van gynaecologen veel over pathologie – iets waar je als startend verloskundige soms nog niet veel over weet. Je leert beoordelen wat rode vlaggen zijn binnen die context. Maar waar zij zich vooral op de pathologie richten, brengen wij die soms complexe medische setting samen met de beleving van de overgang naar het ouderschap. Neem bijvoorbeeld een zwangere vrouw met taaislijmziekte. Dat is een ziekte waar best intensieve zorg voor nodig is, maar naast iemand met een taaislijmziekte is de zwangere vrouw bijvoorbeeld ook gewoon een jonge vrouw die voor het eerst een kindje krijgt. Als verloskundige wil je aandacht hebben voor hoe zij de zwangerschap beleeft. Wat heeft zij nodig om door die zwangerschap te komen? Hoe kunnen we de zorg zoveel mogelijk op haar beleving aanpassen?’ Joëlle vult aan: ‘Artsen willen alles zo goed mogelijk monitoren, maar het is voor een zwangere bijvoorbeeld belastend om de hele tijd aan een CTG te liggen. Hierover gaan we dan soms het gesprek aan met de arts.’ Ook Renate herkent dit: ‘Als iemand bijvoorbeeld zwangerschapsvergiftiging heeft, zit diegene aan een infuus en moet je de bloeddruk in de gaten houden. Maar je kunt wel kijken: kan ze nog vrijheid in beweging krijgen, kan ze bijvoorbeeld douchen? Ook als iemand ziek is, kun je de ruimte zoeken om de bevalling zo normaal mogelijk te laten gaan.’
Geef het de tijd
Joëlle Rijpma-van Vlijmen Opgeleid als klinisch verloskundige in Engeland. Inmiddels tien jaar werkzaam als klinisch verloskundige bij UMC Utrecht, locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ)
De 12 Verloskundige
Tijd speelt een belangrijke rol in het realiseren van een natuurlijke bevalling, denkt Renate. ‘Gynaecologen en verpleegkundigen willen vaak sneller overgaan tot actie, omdat zij meer kijken vanuit de setting van ziekte. Terwijl even afwachten soms echt beter is. Voor de ervaring van de moeder,
Neeltje Crombag Klinisch verloskundige op de polikliniek (maternale poli en foetale poli) en Assistent Professor bij UMC Utrecht, locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ).
maar soms ook voor de uitkomst. Als alles goed gaat, neem dan rust. Geef de bevalling de tijd. Geef de moeder de tijd. Het lijken maar kleine dingen maar ik denk dat dat belangrijk is. Een bevalling wordt gestuurd door hormonen, dat proces kan verstoord raken als we dingen veranderen. We zien dat als we een vrouw verplaatsen van huis naar ziekenhuis de weeën even wegvallen. Ook felle lichten in een kamer kunnen invloed hebben. Door kunstmatige elementen wordt de bevalling dus minder ‘normaal’. Ik probeer om in de klinische setting rekening te blijven houden met deze basale dingen. Om meer op één lijn te komen zou het misschien goed zijn als ook verpleegkundigen die op de afdeling verloskunde werken meer opleiding zouden krijgen over hoe een normale, natuurlijke bevalling gaat, bijvoorbeeld door mee te lopen met een eerstelijnsverloskundige.’
hierdoor steeds meer naar het ziekenhuis en een medische omgeving. Maar arts-assistenten en gynaecologen hebben vooral oog voor de medische context, zij missen soms aandacht voor de fysiologie van een natuurlijke bevalling. Ik hoop daarom dat we ook in de toekomst als verloskundigen onze invloed en ervaring kunnen behouden en kunnen blijven zorgen dat er aandacht voor de fysiologie en de vrouw als geheel blijft. Natuurlijk is het goed dat artsen hun eigen visie hebben, zodat er een dialoog is en we kunnen zoeken naar de ideale balans. We kunnen elkaar aanvullen.’ Neeltje denkt dat het in academische ziekenhuizen wel goed zit met de balans. ‘Ook al hebben we als verloskundige aandacht voor fysiologie, doordat we veel complexe gevallen zien filteren we wel op zo’n manier dat complicaties zo veel mogelijk tijdig worden opgevangen. We weten inmiddels ook goed wat er kan misgaan.’ Joëlle voegt toe: ‘De klinische verloskundige probeert de zorg zo normaal mogelijk te houden op een verantwoorde manier.’
Een toekomst van balans Volgens Renate is het belangrijk om de balans tussen fysiologie en pathologie te blijven zoeken. ‘Of we willen of niet, steeds meer mensen bevallen in het ziekenhuis. Steeds meer mensen willen pijnstilling en er zijn steeds meer complexe casussen, zoals zwangeren met een hoger BMI of een hogere leeftijd. Verloskundige zorg verschuift
Renate Bontenbal Opgeleid als klinisch verloskundige in België en twee jaar in Engeland gewerkt. Inmiddels vijf jaar werkzaam als klinisch verloskundige in Nederland, momenteel in het Ikazia Ziekenhuis.
De Verloskundige
13
Wetenschap
Tekst Aafke Bruinsma
Inleiden vs. afwachten Op 21 september 2023 promoveerde verloskundige Aafke Bruinsma aan de Universiteit van Amsterdam op haar proefschift ‘Late term pregnancy - Clinical outcomes and daily practice’; over het inleiden van de baring bij 41 weken vergeleken met een afwachtend beleid tot 42 weken zwangerschap. Voor dit tijdschrift schreef ze een beknopte versie van haar proefschrift.
De 14 Verloskundige
H
et doel van dit promotieonderzoek was het vergelijken van electieve inleiding van de baring bij 41 weken met afwachtend beleid tot 42 weken zwangerschap in verschillende onderzoeken: een review, een trial, een prospectief cohortonderzoek en een kosteneffectiviteitsanalyse1,2,3,4. De trial is opgezet om de veiligheid en effectiviteit van de twee managementstrategieën te evalueren. Het cohortonderzoek geeft aanvullende informatie over het effect in de dagelijkse praktijk. De gehele à terme periode (37+0 tot 42+0 weken amenorroe) wordt ingedeeld in ‘vroeg à terme’ (37 tot 39 weken), ‘vol à terme’ (39 tot 41 weken) en de ‘laat à terme’ (41 tot 42 weken) zwangerschap. Vanaf 42 weken is er sprake van een serotiene zwangerschap5. Het proefschrift focust op de laat à terme periode.
De aanleiding van het INDEX project INDEX is het acroniem voor INDuction (inleiden; IOL) versus EXpectant management (afwachtend beleid; EM). Het INDEX project is gestart in 2012 en loopt ten tijde van de publicatie van dit artikel nog steeds (2023). Uit de literatuur komt naar voren dat de wetenschappelijke onderbouwing niet eenduidig is over het te volgen beleid bij zwangerschappen tussen 41 en 42 weken. Voor 2012 werd in Nederland een afwachtend beleid tot 42 weken over het algemeen als standaard beschouwd voor vrouwen met een ongecompliceerde zwangerschap6. Meta-analyses, die waren gepubliceerd tot 2011, suggereerden een positief effect op perinatale sterfte en meconium aspiratiesyndroom (MAS), maar niet op foetale
sterfte, in het voordeel van iinleiden van de baring. Er waren weinig incidenten denten in beide b groepen (inleiden en afwachten), maar de resultaten van deze onderzoeken waren niet generaliseerbaar voor de duur van het afwachtende beleid in de Nederlandse setting, namelijk tot 42 weken7,8,9. De auteurs van de Cochrane systematische review (2006) concludeerden dat het absolute risico extreem laag is en dat vrouwen adequaat moeten worden voorgelicht over zowel de relatieve als de absolute risico’s7. Hussain et al. trokken een iets andere conclusie met vergelijkbare cijfers in vergelijking met de Cochrane systematische review (2006), namelijk ‘electieve inleiding voor zwangerschappen in de laat à terme periode (≥ 41 weken amenorroe) leidt tot een significante vermindering van perinatale sterfte (RR 0,31; 95% BI 0,11 tot 0,88) en een niet-significante daling van foetale sterfte (RR 0,29; 95% BI 0,06 tot 1,38)’8. De richtlijn Serotiniteit van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) (2007) suggereerde dat wanneer aanstaande ouders met een laag-risicozwangerschap vroegen om een inleiding tussen 41 en 42 weken amenorroeduur de baring kon worden ingeleid na counseling6. Ondanks de onduidelijkheid over het te volgen beleid bij deze termijn (41-42 weken) en het daaropvolgende gebrek aan consensus, waren er centra in Nederland die hun beleid hadden aangepast van inleiden bij 42 weken naar inleiden bij 41 weken. Dit gebeurde slechts op basis van de resultaten van de Cochrane review Induction of labour for improving birth outcomes for women at or beyond term en de systematische review van Hussain et al.7,8. Maar een standaard beleid van inleiden bij 41 weken was op dat moment echter niet
‘De behoefte oefte aan klinisch gerandomiseerd onderzoek gaf de aanzet tot het opzetten van het INDEX project’
te rechtvaardigen voor de Nederlandse laag-risicopopulatie, maar ook niet voor een afwachtend beleid tot 42 weken. Dit resulteerde in zowel inter- als intraprofessionele discussies over het optimale beleid voor laag-risico zwangeren in de laat à terme zwangerschap. Echter werd in de betreffende richtlijn het kennishiaat over het optimale moment van de bevalling en de noodzaak van klinisch gerandomiseerd onderzoek in 42e week (41-42 weken amenorroe) beschreven6. Dit was de aanleiding dat zowel de KNOV als de NVOG prioriteit gaven aan onderzoek naar het beleid in de laat à terme zwangerschap en zij dit onderwerp zagen als de meest urgente gezamenlijke kennislacune met betrekking tot gezamenlijke besluitvorming. De behoefte aan klinisch gerandomiseerd onderzoek gaf de aanzet tot het opzetten van het INDEX project.
De Verloskundige
15
De belangrijkste resultaten De review In deze review worden twee systematische reviews beschreven en beoordeeld die inleiden vergelijken met afwachtend beleid 10,11,1. Er zijn in totaal 22 trials opgenomen die voor de uitkomsten perinatale sterfte, MAS en aantal sectio’s zijn beoordeeld ten aanzien van de zwangerschapsduur van de interventie (inleiding) en het afwachtende beleid. Hiervoor werd een indeling gemaakt in drie perioden, namelijk een zwangerschapsduur < 41 weken, tussen 41 en 42 weken en ≥ 42 weken. Slechts één studie (N=600) vergeleek een inleiding bij 41+0/1 weken met een afwachtend beleid tot 42 weken12. De conclusie is dat het inleiden van de baring vanaf 41 weken het risico op slechte perinatale uitkomsten vermindert zonder dat het percentage sectio’s toeneemt. Het precieze moment waarop de inleiding zou moeten plaatsvinden is niet gespecificeerd, want in de studies werden verschillende periodes van het inleiden van de baring (variërend van 39 tot 42 weken) vergeleken met verschillende periodes van een afwachtend beleid (variërend van 41 tot
‘In de INDEX trial werden in totaal 1.815 laag-risico vrouwen gerandomiseerd’ De 16 Verloskundige
≥ 44 weken). En dus leverden de bestaande systematische reviews, ten tijde van de publicatie in 2018, onvoldoende wetenschappelijk bewijs om een electieve inleiding bij 41 weken te adviseren in plaats van een afwachtend beleid tot 42 om het risico op slechte perinatale uitkomsten te verminderen. De trial In de INDEX trial werden in totaal 1.815 laag-risico vrouwen gerandomiseerd. Uiteindelijk zijn 1.801 vrouwen geïncludeerd en geanalyseerd; 900 in de inleidgroep (41 of 41+1) en 901 in de afwachtgroep tot 42 weken. De randomisaties werden tussen mei 2012 en maart 2016 gedaan door 123 eerstelijns verloskundigenpraktijken en 45 ziekenhuizen2. De primaire uitkomst was een samengestelde uitkomst van perinatale sterfte en neonatale morbiditeit (Apgarscore < 7 na 5 minuten, arteriële pH < 7,05, meconium aspiratie syndroom, plexus brachialis laesie, intracraniële bloeding en opname op een neonatale intensive care unit (NICU)). Secundaire uitkomsten bestonden uit een samengestelde uitkomst van maternale mortaliteit en morbiditeit (fluxus postpartum (≥ 1000 ml), manuele placentaverwijdering, derde- of vierdegraads perineumruptuur en opname op de intensive care afdeling) en andere maternale uitkomsten, zoals modus partus en behoefte aan analgesie. Na de trialregistratie en tijdens het includeren van vrouwen aan de INDEX trial kwam de ACOG/AAP (American College of Obstetricians and Gynecologists/American Academy of Paediatrics) in 2015 met een update over de Apgarscore. Ze schreven dat een 5-minuten Apgarscore < 4 kan worden beschouwd
als een betere indicator van een ernstige neonatale uitkomst in onderzoeken dan een Apgarscore < 7, omdat het één van de eerste indicaties van encefalopathie kan zijn (13). Vanwege deze wijziging van afkapwaarde werd een aanvullende analyse van de primaire uitkomst uitgevoerd met de Apgarscore < 4 in plaats van < 7 na vijf minuten: de samengestelde slechte perinatale uitkomst. De primaire uitkomst, waarbij de Apgarscore < 7 wordt aangehouden, wordt als samengestelde ongunstige perinatale uitkomst beschreven. In de inleidgroep had 1,7% (15/900) van de vrouwen een samengestelde ongunstige perinatale uitkomst tegenover 3,1% (28/901) in de afwachtgroep. Het verschil tussen beide groepen was significant in het voordeel van de inleidgroep (RR 0,54; 95% BI 0,29 tot 1,00, p-waarde 0,045). De belangrijkste bijdrage aan de samengestelde ongunstige perinatale uitkomst was de Apgarscore < 7 na vijf minuten: IOL 1,2% (11/900); EM 2,6% (23/901). Drie van deze neonaten, allemaal in de afwachtgroep, hadden een Apgarscore < 4 na vijf minuten. In de aanvullende analyse van samengestelde slechte perinatale uitkomst werd geen significant verschil gevonden tussen beide groepen (IOL 4/900; EM 12/901; RR 0,33; 95% BI 0,11 tot 1,03). Ook werd er geen significant verschil gevonden in ongunstige maternale uitkomsten (IOL 122/900; EM 102/901; RR 1,20; 95% BI 0,94 tot 1,53) en in de kans op een sectio (IOL 97/900; EM 97/901; RR 1,00; 95% BI 0,77 tot 1,31). Bij het aanhouden van een Apgarscore van < 4 na vijf minuten, dus volgens het herziene ACOG/AAP advies, en het excluderen van de neonaten met ernstige congenitale afwijkingen (IOL n=3; EM n=3), resulteerde
geïncludeerd. In de afwachtgroep van de trial hadden de meeste vrouwen die lootten voor afwachten tot 42 weken een voorkeur voor inleiden bij 41 weken in tegenstelling tot de afwachtgroep in het cohortonderzoek waar juist vrouwen die de voorkeur gaven aan dat afwachtende beleid deelnamen. Vrouwen met een voorkeur voor inleiden blijken angstiger te zijn en een lagere kwaliteit van leven te hebben in vergelijking met vrouwen met een voorkeur voor afwachten14.
Aafke Bruinsma tijdens haar promotie. Aafke Bruinsma studeerde in 2005 af aan de Academie Verloskunde Maastricht. In 2008 behaalde zij haar mastertitel. Vanaf 2012 was zij als verloskundigonderzoeker betrokken bij de INDEX studie en startte zij haar promotietraject bij prof. dr. B.W.J. Mol, prof. dr. J.A.M. van der Post, dr. E.R. de Miranda en dr. J. van Dillen. Dit deed zij samen met verloskundige Judit Keulen en gynaecoloog Joep Kortekaas, alle drie promovendi binnen het INDEX project. Ondertussen werkte ze als eerstelijnsverloskundige, later stapte ze over naar de tweede lijn. Inmiddels is ze werkzaam als docent aan de Verloskunde Academie Rotterdam.
inleiden van de baring bij 41 weken in een statistisch significante risicovermindering van 0,9% (IOL 0,4% versus EM 1,3%; NNT 113; 95% BI 57 tot 4.624) vergeleken met afwachten tot 42 weken, maar met een aanzienlijk lagere incidentie van de samengestelde slechte perinatale uitkomst in beide groepen. De kans op een goede perinatale uitkomst in beide groepen was groot en de kans op perinatale sterfte, Apgarscore < 4 na vijf minuten en opname op een NICU was laag. Cohortonderzoek Tussen 2012 en 2016 werden er 3.642 vrouwen die voldeden aan de in- en exclusiecriteria van de INDEX trial, maar niet wilden deelnemen aan de trial geïncludeerd in het prospectief cohortonderzoek. Van deze
vrouwen had 59,7% (n=2.174) een voorkeur voor een afwachtend beleid en 10,2% (n=372) een voorkeur voor inleiden bij 41 weken. Van 30,1% (n=1.096) van de vrouwen was niet bekend welke voorkeur zij hadden of welk beleid er was gevolgd3. De meeste vrouwen die deelnamen aan de INDEX studie hadden een voorkeur voor een inleiding bij 41 weken (74,6%) en slechts 9,7% gaf aan een voorkeur te hebben voor een afwachtend beleid tot 42 weken. Dit in tegenstelling tot vrouwen in het cohortonderzoek van wie 17,4% een voorkeur had voor een inleiding bij 41 weken en 71,5% voor een afwachtend beleid14,3. In de inleidgroepen van beide onderzoeken (trial en cohort) waren het de vrouwen die een voorkeur hadden voor een inleiding die werden
De incidentie van ongunstige en ernstige perinatale uitkomsten was lager in de INDEX cohortstudie dan in de INDEX trial. Een ongunstige perinatale uitkomst kwam in de inleidgroep in het cohort 1,1% en in de trial 1,7% voor en in de afwachtgroep respectievelijk 1,9% en 3,1%. Ernstige perinatale uitkomst kwam in de inleidgroep in het cohort 0,3% en in de trial 0,4% voor en in de afwachtgroep respectievelijk 1,0% en 1,3%2,3. Of zelfselectie een rol speelt bij de lagere incidentie van ongunstige en ernstige perinatale uitkomsten in de afwachtende groep in de cohortstudie is nog niet duidelijk, hoewel het aannemelijk lijkt dat deze groep representatief is voor vrouwen met een laag risico die de voorkeur geven aan een afwachtend beleid in de laat à terme zwangerschap. Zowel de INDEX trial als het INDEX cohortonderzoek waren ‘underpowered’ om een betrouwbare conclusie te trekken over perinatale sterfte. Om een mogelijk verschil in sterfte tussen twee groepen te kunnen aantonen, is een grotere steekproef nodig, wat een uitdaging is in trialsettings. Dat was de reden dat de data van de INDEX trial samengevoegd werden met de data van de SWEPIS-studie (SWEdish Post-term
De Verloskundige
17
i St d Zweden 2019) in een Induction Study, individuele patiëntendata meta-analyse (IPD-MA) (N=4.561)15,16. De onderzoeksopzet van de SWEPIS-trial (N=2.760) was vergelijkbaar met de INDEX trial en richtte zich ook op de periode 41-42 weken amenorroe. In de IPD-MA was de samengestelde ernstige perinatale uitkomst significant lager na inleiden bij 41 weken in vergelijking met afwachten tot 42 weken (RR 0,42; 95% BI 0,21 tot 0,91). Er was geen verschil in modus partus tussen de inleidgroep en de afwachtgroep. Een nadeel van de SWEPIS-trial was dat de studie eerder moest worden gestopt dan gepland. Dit gebeurde op advies van hun ‘Data and Safety Monitoring Board’ (DSMB) vanwege een hogere perinatale sterfte (n=6) in de afwachtgroep in vergelijking met de inleidgroep (n=0). Het gevolg van het vroegtijdig stopzetten, kan een overschatting van
‘Resultaten naar pariteit zijn relevanter dan de ‘algemene’ bevindingen in obstetrisch onderzoek’ De 18 Verloskundige
ico op per het risico perinatale sterfte zijn, mede gezien het verschil in perinatale sterfte tussen de SWEPIS en INDEX2,16. Het percentage perinatale sterfte in de INDEX trial was 0,11% in de inleidgroep vergeleken met 0,22% in de afwachtgroep2. In de SWEPIS-trial waren deze percentages 0,0% versus 0,36%16. Er was een verschil in monitoring van de afwachtgroepen tussen de SWEPIS en INDEX trial. Aan de SWEPIS-trial namen vrouwen deel van binnen en buiten de regio Stockholm. Binnen de regio Stockholm kregen vrouwen routinematig (volgens het lokale protocol) een 41-weken echo aangeboden, met ongeveer 100% deelname. In deze regio werden alleen vrouwen met een goede echo-uitkomst geïncludeerd in de trial. Buiten Stockholm werd geen 41-weken echo of andere controle routinematig uitgevoerd. Perinatale sterfte in de afwachtgroepen was 0,0% (0/557) in de regio Stockholm versus 0,7% (6/822, 5 foetale sterfte, één neonatale sterfte) in de regio buiten Stockholm16. Dit impliceert dat het hogere perinatale sterftecijfer in de SWEPIS-trial in vergelijking met de INDEX trial veroorzaakt zou kunnen worden door het ontbreken van foetale monitoring in de laat à terme zwangerschap en dus een overschatting van het risico met zich mee zou kunnen brengen. Kosteneffectiviteitsonderzoek Er is met de data van de INDEX trial een kosteneffectiviteitsanalyse uitgevoerd4. In deze analyse werd de kosteneffectiviteit van het inleiden van de baring bij 41 weken en een afwachtend beleid tot 42 weken beoordeeld. De belangrijkste uitkomstmaten waren directe medische kosten en de samengestelde ongunstige en slechte perinatale uitkomsten.
De gemiddelde kosten (niet significant) bedroegen 3.858 euro in de inleidgroep en 3.723 euro in de afwachtgroep (gemiddeld verschil 135 euro; 95% BI -235 euro tot 493 euro). Antepartum kosten waren hoger in de afwachtgroep (105 euro) vergeleken met de inleidgroep (14 euro) door meer consulten. De intrapartum kosten waren hoger in de inleidgroep (2.888 euro) vergeleken met de afwachtgroep (2.462 euro) door de langere verblijfsduur in het ziekenhuis (in uren). Postpartum kosten waren lager in de inleidgroep 965 euro vergeleken met 1.155 euro in de afwachtgroep door de lagere kosten van neonatale opname. Pariteit In de dagelijkse praktijk zijn vrouwen altijd nulli- of multipara met de bijbehorende verschillen in het verloop van de zwangerschap en baring. Resultaten naar pariteit zijn relevanter dan de ‘algemene’ bevindingen in obstetrisch onderzoek. Dit is de reden dat één van de stellingen behorende bij het proefschrift was: In obstetrisch onderzoek dient in de sample size berekening voor de primaire uitkomst stratificatie naar pariteit overwogen te worden. Een hogere incidentie van de samengestelde ongunstige en ernstige perinatale uitkomsten werd gezien bij nulliparae vergeleken met multiparae, zowel in de trial als in het cohort3,2. In de INDEX trial werd een lagere ongunstige perinatale uitkomst waargenomen bij multiparae (IOL 0,9%; EM 1,8%; RR 0,50, 95% BI 0,15 tot 1,71) vergeleken met nulliparae (IOL 2,4%; EM 4,1%; RR 0,59; 95% BI 0,29 tot 1,20)3. Dit resultaat geldt ook voor de ernstige perinatale uitkomst. Lagere percentages werden waargenomen bij multiparae
(IOL 0,4%: EM 1,0%; RR 0,44; 95% BI 0,06 tot 2,76) vergeleken met nulliparae (IOL 0,4%; EM 1,6%: RR 0,28; 95% BI 0,04 tot 1,40). De ‘number needed to treat’ (NNT) om één ernstige perinatale uitkomst bij nulliparae te voorkómen is 89 (95% BI 55 tot ∞) en multiparae is de NNT 174 (95% BI 73 tot ∞) (ongepubliceerde gegevens INDEX studie). Voor multiparae wordt dit resultaat ondersteund door de IPD-MA15. De kans op een ernstige perinatale uitkomst was verlaagd voor nulliparae in de inleidgroep (IOL 0,3% versus EM 1,6%; RR 0,20; 95% BI 0,07 tot 0,60; NNT 79; 95% BI 49 tot 201), maar niet voor multiparae (IOL 0,6% versus EM 0,3%; RR 1,59; 95% BI 0,15 tot 17,30). Er werd in de IPD-MA geconcludeerd dat het voordeel van inleiden bij 41 weken om de perinatale uitkomsten te verbeteren alleen werd aangetoond voor nulliparae, maar niet voor multiparae zwangeren15. In de trial was het sectiopercentage bij nulliparae vergelijkbaar tussen beide groepen, namelijk 18% 2. In het cohortonderzoek werd voor nulliparae een significante stijging gevonden in de groep vrouwen die de voorkeur gaf aan een inleiding bij 41 weken vergeleken met de groep die de voorkeur gaf aan afwachten tot 42 weken (IOL 21,1%; EM 15,1%; aRR 1,41; 95% BI 1,01 tot 1,97)3. In de kosteneffectiviteitsanalyse kwam uit subgroep analyse naar pariteit een betalingsbereidheid (willingness-to-pay) om één ongunstige perinatale uitkomst te voorkomen voor nulliparae van 47.000 euro en voor multiparae van 190.000 euro. Om één slechte perinatale uitkomst te voorkomen zou de betalingsbereidheid 62.000 euro voor nulliparae en 970.000 euro voor multiparae
‘Vrouwen kunnen deze resultaten gebruiken om weloverwogen keuzes te maken’
perinatale en maternale uitkomsten. t Daarom zouden laag-risico vrouwen, en dan specifiek multiparae, niet standaard een inleiding van de baring moeten worden aangeboden vóór 42 weken. De voor- en nadelen en de absolute risico’s zouden samen met de voorkeur van de vrouw en haar persoonlijke situatie moeten worden besproken waarbij sprake is van gezamenlijke besluitvorming. De resultaten van de onderzoeken in dit proefschrift zullen zorgverleners meer houvast geven tijdens het counselen van vrouwen die een zwangerschapsduur van 41 weken naderen. Vrouwen kunnen deze resultaten gebruiken om weloverwogen keuzes te maken over het beleid dat voor hen het meest geschikt is.
moeten zijn. De uitkomsten van de kosteneffectiviteitsanalyse van de INDEX trial suggereren dat inleiden van de baring bij 41 weken kosteneffectief zou kunnen zijn voor nulliparae, terwijl het onwaarschijnlijk is dat het kosteneffectief is voor multiparae (4).
Conclusie De algemene conclusie van het proefschrift is dat de kans op een goede perinatale uitkomst bij beide strategieën (inleiding bij 41 weken en afwachten tot 42 weken) hoog is, wat impliceert dat de incidentie van zowel ongunstige als slechte perinatale uitkomsten laag is. Deze lage incidentie is over het algemeen in het voordeel van inleiden van de baring bij 41 weken. Bij laag-risico nulliparae zou een inleiding bij 41 weken enerzijds de perinatale uitkomsten licht kunnen verbeteren, anderzijds zouden ze ook geassocieerd kunnen worden met een toename van het aantal sectio’s. Bij laag-risico multiparae leidt een electieve inleiding bij 41 weken niet tot betere
Lees het hele proefschrift.
Scan de code om naar de bronnen te gaan.
De Verloskundige
19
De nieuwe superieure kolfervaring Solo™
Freestyle™ DUBBEL AFKOLVEN voor meer melk in minder tijd!1
DRUKBEZETTE MOEDERS HEBBEN HUN HANDEN MEER DAN VOL! Onze compacte, lichte handsfree borstkolven combineren comfort, gebruiksgemak en op onderzoek gebaseerde technologieën voor een superieure kolfervaring. Ze passen in de broekzak van de moeder, en wegen daardoor niet op de borst. De nieuwe draagbare, anatomisch gevormde opvangcups 1P zijn uitzonderlijk licht. Ze zijn samengesteld uit slechts 3 te reinigen onderdelen, zijn voorzien van een stabiele onderkant om omvallen te voorkomen en hebben een capaciteit van 150 ml per cup. ONS ANATOMISCHE ONTWERP MAAKT HET VERSCHIL: Onze op onderzoek gebaseerde handsfree opvangcups zijn ontworpen om plaatselijk samendrukken tot een minimum te beperken en sluiten perfect aan op de natuurlijke vorm van de lacterende borst, voor meer discretie. Het is tevens aangetoond dat de op onderzoek gebaseerde borstschilden van 105° een comfortabelere en efficiëntere kolfervaring bieden.2
voor het welzijn van moeders en baby's Medela introduceert een nieuwe exclusieve nieuwsbrief voor professionals in de geboortezorg. In deze nieuwsbrief delen we de laatste inzichten rond borst-voeding en moedermelk. Wilt u ook op de hoogte blijven? Meld u eenvoudig aan via medela.nl/nieuwsbrief of scan de QR-code
DISCREET
DRAAGBAAR
ANATOMISCH ONTWERP
LICHT EN COMFORTABEL
3 ONDERDELEN, GEMAKKELIJK SCHOON TE MAKEN
BOOTST DE BABY NA
NIET-KANTELENDE BASIS
150 ML
1 2 3
PERFECT OM TE MULTITASKEN
AUTOMATISCHE REGISTRATIE
Literatuur: 1 Prime DK et al. Breastfeed Med. 2012 Dec;7(6):442-447. 1P Patent EP22182874.2. 2 Sakalidis VS et al. Acta Obstet Gynecol Scand. 2020; 99(11):1561-1567 (compared to 90° breast shields).
Medela AG, Lättichstrasse 4b, 6340 Baar, Switzerland, www.medela.com
Column van een klinisch verloskundige
One family at a time De beroepsverdiepende stage: terwijl de meeste klasgenoten kiezen voor Afrika of gewoon in Nederland blijven, trekken mijn studievriendin Maartje en ik de stoute schoenen aan. Niks ontwikkelingsland, niks thuisblijven: we willen naar New York! Googelen maar en wat mails versturen: we zien wel waar het schip strandt. Het strandt, en hoe. Net voor we onszelf in 2005 officieel verloskundige mogen noemen vertrekken we samen voor een maand naar ‘The Big Apple’. Onze gastvrouw Patricia, verloskundige en directeur van de verloskunde opleiding van NYU, heeft een uitgebreid schema voor ons opgesteld. We bezoeken geboortecentra en ziekenhuizen, maken kennis met het (in Nederland nog onbekende) fenomeen doula en horen over de ‘too posh to push'-trend: vrouwen die om een keizersnede vragen zonder medische reden.
Marjolein Lansbergen is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.
We mogen mee met een zwangere verloskundige naar haar controle bij een collega en belanden op een picknick in Central Park waar we zelfs nog geïnterviewd worden voor de documentaire ‘The business of being born’. Of we de uiteindelijke versie niet haalden vanwege onze Engelse uitspraak of de inhoud van onze antwoorden zal voor ons altijd onduidelijk blijven. We worden het hemd van het lijf gevraagd over het Nederlandse systeem en krijgen bewonderende reacties: Nederland is het geboortewalhalla! Het bevestigt hoe we zijn opgeleid, we mogen trots zijn op ons vak en ons zorgsysteem. Eén centraal thema komt naar voren, waar we ook zijn en wie we ook spreken: de geboortezorg in de Verenigde Staten staat onder druk. Het aantal epiduralen en sectio’s rijst de pan uit en de aanklaagcultuur maakt het praktisch onwerkbaar, vooral voor zelfstandig verloskundigen. Noem het jeugdig optimisme of naïviteit, maar wij denken: Ha! Dát zal ons dus mooi niet gebeuren. Wij hebben het goed voor elkaar met ons uitstekende systeem en de thuisbevalcultuur. Over hoe het, ook in Nederland, de laatste decennia veranderd is hoef ik hier niet uit te wijden. ‘Too posh to push’ is niet meer vreemd, ‘tokofobie’ is een serieus onderwerp geworden en geboorteplannen zijn niet meer weg te denken. En in plaats van een sectio op verzoek, groeit juist ook de wens tot zo min mogelijk interventies. Daar in New York hadden we de veramerikanisering van ons systeem nog niet kunnen voorzien. En hoe de Nederlandse verloskunde er over nog eens vijftien of twintig jaar uitziet kan niemand ons vertellen. Veel verandert: dat is vaak uitdagend en soms ook lastig. Trots op ons vak mogen we ondanks dat blijven. Want, zo zeiden de Amerikanen het in 2005 al treffend: ‘Midwives change the world. One family at a time.’
De Verloskundige
21
Mogen we even je aandacht?
Het hCG-hormoon uit de urine van Moeders voor Moeders wordt uitsluitend verwerkt in humane vruchtbaarheidsmedicijnen. Álle urine die Moeders voor Moeders inzamelt wordt in de Aspen fabriek in Boxtel verwerkt tot bruikbare grondstof hCG, dat wordt verwerkt in humane vruchtbaarheidsmedicijnen. Deze vruchtbaarheidsmedicijnen zijn wereldwijd beschikbaar. Ook in Nederland. Berichtgevingen, verhalen of geruchten over het gebruik van ons hCG in producten voor de intensieve veehouderij, cosmetica, afslankmiddelen of in sportscholen zijn fake news. Wij nodigen je van harte uit om een kijkje te komen nemen in de fabriek en het unieke proces van de urineverwerking te komen aanschouwen. Heb je interesse in een fabrieksbezoek of heb je nog vragen over Moeders voor Moeders of de berichtgevingen in de media? Neem dan contact met ons op via info@moedersvoormoeders.nl of bel 088 – 278 00 00.
Scan de QR-code en bekijk de reis van het hCG-hormoon.
Moeders voor Moeders 088 - 278 00 00 info@moedersvoormoeders.nl moedersvoormoeders.nl
Volg ons: moedersvoormoeders moedersvoormoeders
Moeders voor Moeders is onderdeel van Aspen Oss B.V.
Internationaal
Hoop houden onder
erbarmelijke omstandigheden Over de hele wereld werken verloskundigen onder erbarmelijke omstandigheden door bijvoorbeeld oorlog, armoede, conflicten of natuurgeweld. Je werk blijven doen in zo’n situatie vraagt om veel veerkracht, doorzettingsvermogen en moed. Hoe blijf je als verloskundige overeind? We vragen het Jeffthanie Mathurin, verloskundige in Port-Au-Prince; de hoofdstad van Haïti. Ruim tachtig procent van de stad is overgenomen door gewelddadige gangs. Jeffthanie woont in een wijk die redelijk veilig was, maar met de dag onveiliger wordt. Hoe zien haar leven en werk eruit?
A
mbitieus, vastberaden en gepassioneerd: dat is Jeffthanie Mathurin in een notendop. Via Zoom spreken we de in Haïti gevestigde verloskundige over waarom ze koos voor dit beroep, hoe haar carrière een vlucht nam vanaf de start en hoe het is om in een stad te wonen waar dreiging aan de orde van de dag is. ‘Ik heb verloskunde altijd een heel mooi beroep gevonden: het is een heel nobel beroep. Haïti kent het hoogste maternale sterftecijfer van het hele Caribisch gebied. Daar wilde ik iets aan doen.’ Met dit als drijfveer en een grote dosis toewijding startte Jeffthanie haar opleiding tot verloskundige. In 2018 studeerde zij af.
‘Ik kan mijn stem laten horen en de stem van de vrouwen voor wie we zorgen’
Gepassioneerd Jeffthanie straalt als ze over haar studie en haar carrière praat. Na drie jaar als verloskundige werkzaam te zijn geweest, nam zij in 2021 plaats in het bestuur van de beroepsvereniging voor verloskundigen in Haïti. Ze werd daarmee op vijfentwintigjarige leeftijd het jongste bestuurslid ooit. Ze besloot toen ook om Engels te leren: Jeffthanie is tweetalig opgegroeid met Frans en Haïtiaans Creools, maar zag hoe het spreken van Engels de mogelijkheden en kansen voor haar beroepsvereniging vergrootte. Datzelfde jaar nog meldde ze zich aan voor het Young Midwife Leadershipprogramma (YML) van de International Confederation of Midwives (ICM). Een aanmeldingsproces dat volledig in het Engels ging, inclusief een sollicitatiegesprek met het programmabestuur. Ze werd toegelaten. ‘Toen ik het bericht kreeg over mijn toelating was ik met een patiënt. Ik schreeuwde het uit van blijdschap. Toen ze hoorde waar het over ging juichte ze met mij mee. Mijn enthousiasme werkte aanstekelijk.’ Gepassioneerd gaat ze verder en vertelt hoe ze vervolgens
De Verloskundige
23
met het YML-programma naar Denemarken ging voor de Normal Labour and Birth Research Conference (NLNB22) van ICM in 2022. Het was tijdens de conferentie dat zij in contact kwam met de voormalige Digital Communications Coordinator bij de ICM die duidelijk Jeffthanies kwaliteiten en gedrevenheid zag. ‘Toen haar functie beschikbaar kwam gaf zij me het vertrouwen om te solliciteren. Ik twijfelde of het niet te hoog gegrepen was maar zij overtuigde mij ervan dat ik het kon.’ Sinds maart 2023 is Jeffthanie Digital Communications Coordinator bij de ICM.
Continue dreiging Tijdens het 33ste ICM-congres in Bali dit jaar spreekt Jeffthanie tijdens een plenaire sessie, genaamd ‘The last healthcare professionals standing – an exploration of the role of midwives in humanitarian and fragile setting'. Jeffthanie: ‘Ik kon Haïti op de kaart zetten. ICM was niet bekend met de problemen waar wij in Haïti mee te kampen hebben en hoe dat van invloed is op de verloskundige zorg in ons land. Ik kon mijn stem laten horen, de stem van onze beroepsvereniging en de stem van de vrouwen voor wie we zorgen.’ Daar krijgt ze een
Jeffthanie Mathurin
De 24 Verloskundige
‘Veel vrouwen zijn genoodzaakt zonder enige begeleiding thuis te bevallen’ staande ovatie nadat ze over de hartverscheurende realiteit in Haïti vertelt. Voor de sessie verzamelde ze persoonlijke verhalen van vrouwen en verloskundigen in Haïti. Jeffthanie deelt enkele van deze verhalen in ons gesprek. Ze vertelt hoe sinds de moord op president Jovenel Moïse in juli 2021 het land in de greep wordt gehouden door gewelddadige gangs. ‘Ze ontvoeren mensen, ze nemen hele wijken over, dringen huizen binnen, ziekenhuizen.’ Zwaar bewapend en een spoor van vernieling achterlatend. Tussen januari en augustus dit jaar alleen heeft dit ruim 2.400 mensenlevens gekost, raakten daarnaast nog eens 900 mensen gewond en werden 950 mensen ontvoerd (bron: U.N. Human Rights Office). ‘We zien een grote stijging in maternale sterfte, en gender based violence waarbij veel vrouwen en jonge meisjes worden verkracht en mishandeld.’ Jeffthanie vertelt over een collega die tijdens een bevalling onder vuur werd genomen en zichzelf en de barende vrouw moest zien te beschermen tegen de kogels. Ze gaat verder over hoe zij zelf twee dagen vastzat in het ziekenhuis en hoe ze niet naar huis kon omdat de situatie te onveilig was en omdat er niemand was die haar dienst kon overnemen. Ze beschrijft hoe iedereen een doelwit is, ook veel zorgverleners: je kunt op elk moment van de dag zomaar ontvoerd worden. Ze heeft het van dichtbij met collega’s meegemaakt. De wijk waar ze zelf woont, wordt steeds onveiliger. Eerder deze maand was ze weg van haar familie, omdat ze voor werk in Canada was. Ze voelde zich machteloos en verloren toen ze hoorde dat haar familie op het punt stond uit hun wijk te vluchten omdat de situatie te dreigend werd. ‘Hier is het onveilig, maar ben ik in elk geval bij ze in de buurt.’
Meer weten over het YML-programma? Scan de code.
Young Midwife Leadership-programma Ann Yates is Lead Facilitator van het Young Midwife Leadership-programma bij de ICM: een tweejarig programma waarbij jonge verloskundigen (onder de 35 jaar) in de breedste zin van het woord leren over leiderschap. Het programma (gesubsidieerd door Johnson & Johnson) wil verloskundigen in lageinkomenslanden de kans bieden om verbetering te brengen in de geboortezorg van hun land.
Ann Yates
De hoop levend houden De Verenigde Naties zijn bezig een internationale politiemacht, onder leiding van Kenia, te vormen om te proberen de situatie in Haïti onder controle te krijgen. Jeffthanie wil hoopvol zijn, maar beseft hoe politieke belangen een rol spelen en dat andere crisissituaties – de oorlogen in Oekraïne en Gaza – ook prioriteit vragen. ‘Maar wij kunnen zo ook niet langer door. De situatie is onleefbaar.’ Hoe houdt zij zich staande en hoe houdt zij de hoop levend? Haar werk – hoe uitdagend ook momenteel – is tegelijkertijd wel datgene dat haar afleiding biedt. Haar het gevoel geeft dat ze iets kan doen. De ICM, en vooral het YML-programma dat ze volgt, helpt daarbij: ‘Het YML-programma biedt veel mogelijkheden om mijn stem wereldwijd te laten horen: om te laten zien wat er in Haïti gebeurt en wat voor hulp er nodig is.’ Zo heeft zij via haar beroepsvereniging subsidie bij de International Planned Parenthood Federation (IPPF) weten te krijgen voor een mobiele kliniek. Doordat veel ziekenhuizen door de gangs gesloten zijn of onbereikbaar zijn is toegang tot zorg een groot probleem voor zwangere vrouwen. In de mobiele kliniek zijn in elk geval voldoende medische middelen en medicijnen aanwezig om baringen te begeleiden. ‘Wij proberen de vrouwen zo goed mogelijk te helpen. Uiteindelijk zijn wij hun naaste partners.’ Maar met de harde realiteit van onvoldoende personeel, het feit dat de situatie op straat te onveilig is of de onbekendheid onder vrouwen over het bestaan van de kliniek, zijn veel vrouwen alsnog genoodzaakt zonder enige begeleiding thuis te bevallen.
De deelnemers werken aan het vormen van een hechte groep, verrijken hun netwerk wereldwijd, leren communicatievaardigheden met een focus op belangenbehartiging. ‘In die twee jaar werken ze aan een groepsproject en een individueel project.’ Ze leren daarbinnen realistische doelstellingen te formuleren (wat is haalbaar binnen de twee jaar van het programma?), te budgetteren en contacten opbouwen en onderhouden met stakeholders. Ann: ‘Van het State of the World Midwifery onderzoek (2022) weten we dat verloskundigen een enorm verschil kunnen maken – door meer dan 90 procent van de zorg te verlenen – voor vrouwen gedurende de meest kwetsbare periode in hun leven. Continue verloskundige zorg vergroot ook de overlevingskans van hun pasgeboren baby. De verloskundigen die deelnemen aan het YML-programma zijn allemaal bekend met hartverscheurende situaties en grote maternale sterfte en babysterfte. Ze zijn ontzettend gedreven om hier verandering in te brengen. Ze leren hoe ze politici, ministeries van volksgezondheid en management van ziekenhuizen kunnen bereiken en betrekken. Ik ben onder de indruk van hoe ze het onmogelijke mogelijk weten te maken.’
Bronnen - PBS News Hour (Oktober, 2023). UN human rights official is alarmed by sprawling gang violence in Haiti. www.pbs.org/newshour/world/un-humanrights-official-is-alarmed-by-sprawling-gang-violence-in-haiti - PBS News Hour (Oktober, 2023). UN to send international police force to Haiti to combat rising gang violence. www.pbs.org/newshour/show/un-to-sendinternational-police-force-to-haiti-to-combat-rising-gang-violence
De Verloskundige
25
Erfelijke aanleg voor borstkanker:
wat voor steun bied je tijdens de zwangerschap? De 26 Verloskundige
In Nederland heeft 1 op de 60 vrouwen een erfelijke aanleg voor borstkanker. Deze vrouwen wordt op jonge leeftijd screening aangeboden buiten het bevolkingsonderzoek (BVO) om. De startleeftijd hangt af van de hoogte van het risico. Tijdens de zwangerschap wordt echter geadviseerd die screening stop te zetten, met als hoofdreden dat door veranderingen in het borstweefsel diverse screeningsmethodes veel slechter te beoordelen zijn met fout-negatieve en fout-positieve uitkomsten tot gevolg. Dit brengt onzekerheid, angst en vragen met zich mee. Waar deze groep vrouwen behoefte aan heeft: duidelijke informatie en ondersteuning vanuit hun verloskundige. Hoe help jij hen hierbij?
J
olien is 33 jaar en voor het eerst zwanger. Vijf jaar geleden verloor ze haar moeder aan borstkanker en bleek dat er een erfelijke aanleg in de familie zit: om precies te zijn de BRCA-mutatie. Sindsdien wordt Jolien jaarlijks gescreend middels een klinisch borstonderzoek en een MRI-scan: een hele geruststelling. Maar nu vertelt de verpleegkundig specialist haar dat de screening tijdens de zwangerschap wordt stopgezet. Als zij de screening zo snel mogelijk wil hervatten, kan ze overwegen geen borstvoeding te geven – of in elk geval niet langer dan zes tot acht weken. Jolien voelt zich angstig, zit met veel vragen en haar borstvoedingsdroom lijkt voordat haar kindje er is al in duigen te vallen. Bij wie kan ze terecht?
groep vrouwen. Zij horen niet thuis bij een borstkankerorganisatie. Maar door die erfelijke aanleg zitten ze wel met veel vragen en zorgen.’ Die zijn voor hen anders dan voor borstkankerpatiënten. ‘Het was duidelijk dat ze hun eigen groep nodig hadden.’ Twee jaar geleden werd aanvullend op de Facebook-groep Stichting Erfelijke Kanker Nederland (SEKN) opgericht. Désirée over haar werk bij de stichting: ‘We halen helaas bijna dagelijks mythes uit de lucht. Door goede informatievoorziening proberen we dit te veranderen, en we hopen ook wat zorgen weg te nemen.’ Vanwege de borstscreening is er al contact met een arts of verpleegkundig specialist. Maar om deze groep vrouwen écht goed te ondersteunen moet de verloskundige ook mee, stelt Désirée.
Geen borstkankerpatiënt
Belast verhaal
De casus van Jolien is fictief maar illustreert desalniettemin een werkelijke situatie waar een grote groep zwangere vrouwen in Nederland zich in herkent. Désirée Hairwassers is gezondheidswetenschapper en patient advocate & adviseur bij Stichting Erfelijke Kanker Nederland. Zij zet zich in voor de belangenbehartiging en hulp aan mensen met erfelijke aanleg voor kanker. Zo startte zij tien jaar geleden een besloten Facebook-groep om ondersteuning te bieden aan deze groep want ‘die was er nog helemaal niet’. Terwijl het om een aanzienlijk aantal gaat: in Nederland heeft 1 op de 60 vrouwen een erfelijke aanleg voor borstkanker, en 1 op de 263 vrouwen heeft de BRCA-mutatie (waarbij de kans op borstkanker 60 tot 80 procent is en de kans op eierstokkanker 40 procent). Désirée: ‘Dit is een – nu in elk geval nog – gezonde
Deze vrouw stapt namelijk bij jou binnen met een belast verhaal. Angst voor verlies of ziekte – of een directe ervaring hiermee – is bij deze cliënt aanwezig. Zij zal het kind van wie zij zwanger is – of dat nu een dochter of zoon is – op een dag moeten inlichten, omdat dit kind drager van de mutatie kan zijn en deze mutatie ook weer kan overbrengen. Soms komt zij uit een IVF-traject omdat zij koos
‘Elke zwangerschap brengt onzekerheden met zich mee: hoe vertaalt dit zich voor deze vrouw?’ De Verloskundige
27
Aanbevelingen vanuit een nieuwe richtlijn De module ‘Screening buiten het bevolkingsonderzoek (BVO) en beeldvorming bij symptomen tijdens de zwangerschap en borstvoeding’ zal voor het eerst worden opgenomen in de Richtlijn Borstkanker. Wanneer precies is nog niet bekend maar in dit kader vast de belangrijkste aanbevelingen op een rij. Dr. Inge-Marie Obdeijn, als radioloog verbonden aan het Erasmus MC, is betrokken bij het samenstellen van dit nieuwe onderdeel: ‘Uit informatie van Stichting Erfelijke Kanker Nederland is gebleken dat er behoefte is aan duidelijkheid. Op het gebied van screening van vrouwen met een verhoogd borstkankerrisico in de periode van zwangerschap en borstvoeding worden tegenstrijdige adviezen gegeven, en zij kunnen nu niet terugvallen op een expert opinion. Vrouwen met een verhoogd borstkanker risico zullen met hun vragen over screening en klachten tijdens de periode van zwangerschap en borstvoeding in eerste instantie naar hun behandelend arts of verpleegkundig specialist gaan. Voor zowel zorgverleners als zwangeren is het belangrijk om te weten dat er nu een officieel en breed gedragen standpunt is geformuleerd dat opgenomen is in de Richtlijn Borstkanker en daardoor makkelijk online toegankelijk.’ In de komende versie van de richtlijn zal het advies staan om deze vrouwen in de periode van zwangerschap en borstvoeding niet te screenen door middel van MRI, mammografie, echografie, en ook niet door klinisch borstonderzoek. In de richtlijn lees je voor elke screeningsmethode een uitgebreide toelichting op wat de reden is deze stop te zetten. Alhoewel in deze periode geen screening wordt geadviseerd, lijkt het continueren van het contact van vrouwen met een verhoogd risico met een polibezoek of een telefonisch consult eens in de zes maanden waardevol, om laagdrempelig eventuele vragen en klachten te bespreken en zo nodig actie te ondernemen.
De 28 Verloskundige
‘Er is een kennishiaat waardoor tegenstrijdige adviezen worden gegeven’ voor pre-implantatie genetische diagnostiek. Het kindje van wie zij zwanger is heeft de erfelijke aanleg dus niet, maar het IVF-traject was waarschijnlijk een stressvolle periode. Kortom: zorg ervoor dat je haar verhaal goed begrijpt – al voordat ze bij jou binnenstapt. De zwangerschapsperiode brengt hoe dan ook onzekerheden en vragen met zich mee: hoe vertaalt dit zich voor deze groep vrouwen? ‘Het helpt al enorm als het een onderwerp van aandacht is: als ze er met jou over kan praten’, zegt Désirée. Nu de borstscreening wordt gestopt wil deze vrouw graag weten: wat kan dan nog wel? En bij wie kan ik terecht? Désirée: ‘Goede zorg betekent dat jij de juiste kennis kunt geven, en weet naar wie je kunt doorverwijzen als daar behoefte aan is.’
Kennishiaat Dat er momenteel een groot gebrek aan kennis is – zowel bij cliënten als zorgverleners – ziet Désirée dagelijks terug in vragen die zij krijgt. Teddy Roorda – lactatiekundige IBCLC bij Erasmus MC Rotterdam en verbonden aan de Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen (NVL) – onderschrijft dit probleem: ‘Er is een kennishiaat waardoor tegenstrijdige adviezen rondom borstvoeding worden gegeven.’ Belangrijk dus dat verloskundigen ook weten te verwijzen naar lactatiekundigen. Nu wordt vaak het advies gegeven niet langer dan zes tot acht weken borstvoeding te geven om zo de borstscreening zo snel mogelijk weer te kunnen hervatten. Terwijl dit advies niet evidence based is. Sterker nog: het geven van borstvoeding verkleint het risico op borstkanker. Teddy: ‘Op basis van de juiste informatie en cijfers help je vrouwen een keuze maken die voor hen goed voelt en waar ze geen spijt van
Overige aanbevelingen
krijgen.’ Wat die keuze is, dat ligt uiteindelijk bij hen. Soms geeft wetenschappelijk onderzoek nog geen volledig inzicht. Dan is het een kwestie van in overleg beslissen op basis van de informatie die er wél is. En aan dat kennistekort wordt gewerkt: binnenkort verschijnt een nieuwe richtlijn (zie kader ‘Aanbevelingen vanuit een nieuwe richtlijn’) met aanbevelingen rondom screening tijdens de periode zwangerschap en borstvoeding. Een enorme winst in de begeleiding voor deze groep vrouwen en een belangrijk naslagwerk voor jou als zorgverlener. Waar nodig, kun je uiteraard doorverwijzen voor verdere voorlichting, ondersteuning rondom screening of borstvoeding en lotgenotencontact.
Persoonlijk De angst en zorgen van je cliënt neem je wellicht nooit helemaal weg: dat kan ook eigenlijk niet. ‘Een leven zonder angst bestaat niet. En angst heeft evolutionair gezien een hele goede functie: het houdt ons veilig’, stelt perinataal psycholoog Carine Godri. Een perinataal psycholoog is gespecialiseerd precies in dat stukje waar de groep met erfelijke kanker tegenaan loopt: angst, onzekerheid, het niet weten of spannende medische situaties. Mocht je zien dat de mentale gezondheid van jouw cliënt ernstig onder druk staat, dan kan het helpend zijn als zij weet dat er professionals zijn met expertise specifiek voor haar situatie. Carine: ‘Wij kijken: hoe verhoud jij je tot die angst? Hoe kijk je naar de cijfers die er zijn, waar vind jij steun en hoe ga je om met onzekerheid? Als je daar inzicht in hebt, dan weet je hoe je met jouw angst kunt omgaan.’ Dat is voor elke cliënt heel persoonlijk: als verloskundige maak je het verschil als jij die persoonlijke situatie begrijpt.
Module Screeningsschema Bron Breast Cancer Risk Genes – Association Analysis in More than 113,000 Women, The New England Journal of Medicine: nejm.org/doi/full/10.1056/nejmoa1913948
- Screen vrouwen met actieve kinderwens met MRI en/of mammografie volgens aanbevelingen in Module Screeningsschema. Scan hiervoor de code onderaan deze pagina. - Indien in geval van sterke verdenking op of bewezen maligniteit in de periode van borstvoeding een MRI-onderzoek geïndiceerd is, wordt dit veilig geacht omdat de hoeveelheid constrastvloeistof (gadolinium) die door het kind wordt opgenomen verwaarloosbaar klein is. Borstvoeding hoeft niet onderbroken te worden na een MRI-onderzoek met gadolinium. - Continueer het contact van vrouwen met een verhoogd risico in de periode van zwangerschap of borstvoeding met een polibezoek of een telefonisch consult eens in de zes maanden, om laagdrempelig eventuele vragen en klachten te bespreken en zo nodig actie te ondernemen. - Verricht echografie als beeldvorming van eerste keus in geval van een palpabele afwijking tijdens zwangerschap of de periode van borstvoeding om onderscheid te maken tussen (onverdachte) cysteuze en (mogelijk verdachte) solide laesies. - In geval van bewezen maligniteit in de periode van zwangerschap (behalve in het eerste trimester) en borstvoeding is optimale beeldvorming door middel van MRI geïndiceerd als voorbereiding op de behandeling. - Screening met beeldvorming kan circa twee maanden na het staken van de borstvoeding weer hervat worden. Wil je op de hoogte worden gehouden van de verschijning van de nieuwe richtlijn? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief van Stichting Erfelijke Kanker Nederland via info@kankerindefamilie.nl Voor vragen en ondersteuning rondom screening en borstvoeding, lotgenotencontact en psychologische begeleiding, kun je verwijzen naar: - Stichting Erfelijke Kanker Nederland: kankerindefamilie.nl - Besloten Facebook-groep voor lotgenotencontact: facebook.com/groups/268169713338017 - Wetenschappelijke cijfers en informatie kanker: kanker.nl - Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen: nvlborstvoeding.nl - Verwijsportaal voor zwangere en pas bevallen vrouwen voor psychologische ondersteuning rond de zwangerschap, postnatale periode en tijdens fertiliteitstraject: psychezwangerschap.nl
De Verloskundige
29
t c u d o r p it d n a v u o Ik h
100% aanbevolen voor alle zwangere vrouwen
Tekst Anna E Seijmonsbergen-Schermers, Ellen TC Rooswinkel, Lilian L Peters, Corine J Verhoeven, Suze Jans, Kitty Bloemenkamp, Ank de Jonge
Wetenschap
Aantal vrouwen met fluxus postpartum gestegen De incidentie van fluxus postpartum is tussen 2000 en 2014 flink gestegen. Ook worden er meer bevallingen ingeleid en bijgestimuleerd, wordt er vaker gebruik gemaakt van medicamenteuze pijnbestrijding en eindigen meer bevallingen in een sectio caesarea. Toch lijkt er weinig verband te zijn tussen de toename in deze interventies en de stijgende trend in fluxus postpartum. Wel is er een kleine associatie tussen de stijging in toepassing van interventies en de stijgende trend in manuele placentaverwijdering.
Achtergrond Fluxus postpartum, ook wel haemorragie postpartum (HPP), is een van de belangrijke oorzaken van maternale sterfte en morbiditeit1. In veel landen is een stijgende trend van HPP beschreven2,3, maar er is maar weinig bekend over factoren die deze stijging veroorzaken4,5. Studies die mogelijke oorzaken hebben onderzocht, hebben geen rekening gehouden met de invloed van manuele placentaverwijdering (MPV). Van alle gevallen van HPP, is er bij 18% ook sprake van een vastzittende placenta6. Andersom is er bij 61% van de gevallen van MPV ook sprake van een HPP7. MPV en HPP zijn dus sterk met elkaar gecorreleerd. Daarnaast kan het causale pad twee kanten op gaan: MPV kan HPP veroorzaken, maar juist ook voorkomen. Daarom is het belangrijk om in onderzoek naar HPP ook MPV te onderzoeken en er niet voor te corrigeren. Ook andere geboorte-interventies kunnen geassocieerd zijn met HPP3,8. De stijgende trend in sommige geboorte-interventies3,9 doet de vraag rijzen of dit heeft bijgedragen
aan de stijging in HPP. In dit onderzoek werd daarom onderzocht wat de trend is in HPP, MPV en interventies over de jaren 2000 tot 2014 en welke factoren geassocieerd zijn met de trend in HPP en MPV voor vrouwen in de eerste- en tweedelijns geboortezorg.
Methode Voor deze cohortstudie werden Perined-data gebruikt. Alle geboortes van eenlingen tussen 2000 en 2014 werden geïncludeerd. Cases waarin er geen informatie beschikbaar was over de zwangerschapsduur, pariteit of eenling- versus meerlingzwangerschap werden geëxcludeerd. Vanaf 2015 kon de data niet geïncludeerd worden, omdat er problemen waren in de Perined-data met de variabelen HPP, MPV, bijstimulatie, pijnbestrijding en sectio caesarea (SC). De incidentie was in die jaren lager dan in werkelijkheid door aanleverproblemen bij de ziekenhuizen. De primaire uitkomstmaten waren HPP van een liter of meer in de eerste 24 uur na de geboorte en MPV. Voor de uitkomst MPV werden vrouwen met een SC geëxcludeerd,
omdat de placenta dan altijd manueel wordt verwijderd. Allereerst zijn maternale, neonatale, zorgverleners- en baringskarakteristieken van de geïncludeerde baringen beschreven. Vervolgens is de trend in HPP en MPV over de jaren voor eerste- en tweedelijns baringen beschreven. Ook is de trend in de interventies: inleiding, bijstimulatie, medicamenteuze pijnbestrijding, kunstverlossing, SC en episiotomie in dezelfde jaren weergegeven. Vervolgens is onderzocht of er een significant verschil was in incidentie van de uitkomsten voor de jaren 2014 versus 2000. Deze associaties zijn vervolgens in stappen gecorrigeerd, om inzicht te krijgen in de invloed van de factoren waarvoor gecorrigeerd is. Zo is allereerst gecorrigeerd voor verschillen in populatiekarakteristieken en vervolgens is correctie voor verschillen in interventies toegevoegd. Er is hier alleen voor de interventies inleiding, bijstimulatie, medicamenteuze pijnbestrijding en SC gecorrigeerd, omdat de trend van deze interventies steeg. De trend in kunstverlossing en episiotomie was juist dalende.
De Verloskundige
31
Totale populatie van 2000 - 2014 n=2,332,005
missing n = 8,401 Tweedelijnszorg n=1,508,330
Nulliparae n=761,892
Multiparae n=746,438
met vaginale baring n=574,898
met vaginale baring n=578,604
Eerstelijnszorg n=815,274
Nulliparae n=261,873
Multiparae n=553,401
Figuur 1. Flowchart van de studiepopulatie.
Om nog meer inzicht te krijgen in de associatie tussen interventies en uitkomstmaten, is tot slot de associatie tussen interventies en HPP en MPV in de tweede lijn berekend, gecorrigeerd voor karakteristieken en andere beschreven interventies.
MPV kwam significant vaker voor in 2014, vergeleken met 2000, zowel in de eerste als in de tweede lijn. In de tweede lijn steeg de incidentie HPP van 4,3% naar 6,6% en MPV van 2,4% naar 3,4% (figuur 2a en 2b). In de eerste lijn steeg de incidentie HPP
van 2,5% naar 4,1% en MPV van 1,0% naar 1,5% (figuur 2a en 2b). In de tabellen 1 en 2 is de trend in HPP en MPV met correcties voor populatiekarakteristieken en interventies zichtbaar gemaakt voor nulliparae en multiparae. Corrigeren voor karakteristieken en interventies had niet veel invloed op de stijgende trend van HPP. Dit betekent dat een verandering in karakteristieken en gebruik van interventies over de jaren 2000 tot 2014 geen verband hielden met de stijgende trend in HPP. Bij MPV in de tweede lijn was een iets grotere stijging te zien in de trend na corrigeren voor populatiekarakteristieken en een kleinere stijging na aanvullende correctie voor interventies. Dit betekent allereerst dat een verandering in karakteristieken ertoe heeft
Populatie
Stijgende trend in HPP en MPV De incidentie van HPP in de gehele populatie was 4,9% en 2,5% voor MPV. Zowel HPP als
De 32 Verloskundige
12 10
Incidentie in %
In totaal werden er 2.332.005 baringen geïncludeerd in deze studie (zie figuur 1). Vrouwen in 2014 waren ouder en vaker van niet-Nederlandse etnische achtergrond, vergeleken met vrouwen in 2000. Daarnaast steeg de incidentie SC in anamnese van 11,1% naar 14,1% en daalde het aantal kinderen met een geboortegewicht ≥4000 van 16,4% in 2000 naar 14,5% in 2014. Ook daalde het aantal baringen ≥42 weken van 6,1% naar 1,4%. Terwijl in 2000 nog 40,1% beviel onder zorg van de eerste lijn, was dit gedaald naar 29,1% in 2014.
8 6 4 2 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
HPP
MPV
HPP of MPV
2012 2013 2014
HPP en MPV
Figuur 2a. Trend in incidentie van HPP en MPV tussen 2000 en 2014 voor vrouwen in tweedelijns zorg.
12
geleid dat de MPV incidentie minder hard is gestegen. Ten tweede betekent het dat een stijging in het gebruik van de interventies inleiding, bijstimulatie en medicamenteuze pijnbestrijding gedeeltelijk geassocieerd was met een stijging in MPV. Wanneer er geen stijging in deze interventies had plaatsgevonden, was de incidentie van MPV minder hard gestegen.
Incidentie in %
10 8 6 4 2 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
HPP
MPV
HPP of MPV
2012 2013 2014
HPP en MPV
Interventies
Ongeacht de trends zijn ook de associatie tussen interventies en HPP en MPV in de tweede lijn onderzocht. Er was te zien dat een HPP vaker voorkomt na een inleiding dan na een spontane start van de baring bij zowel nulliparae (aOR 1,29; 95% BI 1,26-1,32) als multiparae (aOR 1,34; 95% BI 1,31-1,37). Een vergelijkbare associatie werd gevonden met MPV. Kunstverlossing was voor zowel nulliparae (aOR 1,11; 95% BI 1,08-1,15) als multiparae geassocieerd met MPV (aOR 1,17; 95% BI 1,10-1,24). De incidentie HPP was echter lager voor nulliparae die per SC waren bevallen, maar hoger voor multiparae die per SC waren bevallen, beiden vergeleken met een vaginale baring. Onder nulliparae kwam een HPP het minst vaak voor na een secundaire SC (aOR 0,53; 95% BI 0,52-0,55), gevolgd door een primaire SC (aOR 0,71; 95% BI 0,68-0,75). Onder zowel nulliparae als multiparae was
Figuur 2b. Trend in incidentie van HPP en MPV tussen 2000 en 2014 voor vrouwen in eerstelijnszorg.
40
35
30
Incidentie in %
Er was een stijgende trend in de inleiding, bijstimulatie, medicamenteuze pijnbestrijding en SC te zien (figuur 3).
25
20
15
10
5 0 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Inleiding Sectio caesarea
Bijstimulatie Pijnbestrijding
2012 2013 2014
Kunstverlossing Episiotomie
Figuur 3. Trend in incidentie van interventies tijdens de baring tussen 2000 en 2014.
De Verloskundige
33
Dit artikel is een aangepaste en vertaalde versie van het artikel dat verschenen is in Birth: Seijmonsbergen-Schermers AE, Rooswinkel ETC, Peters LL, Verhoeven CJ, Jans S, Bloemenkamp K, de Jonge A. Trends in postpartum hemorrhage and manual removal of the placenta and the association with childbirth interventions: A Dutch nationwide cohort study. Birth. 2023 Sep 12. doi: 10.1111/birt.12765.
beperking is de manier waarop bloedverlies wordt gemeten. Dit verschilt tussen zorgverleners en er is vaak sprake van een onderschatting als het niet wordt gewogen11. Een sterk punt van deze studie is het gebruik van de landelijke database waardoor een groot aantal baringen geïncludeerd konden worden. Daarnaast is het belangrijk dat naast HPP ook MPV onderzocht kon worden, zodat getoond kon worden dat er in beide uitkomsten een stijgende trend is. Er kon ook data getoond worden voor eerste- en tweedelijnszorg apart en voor nulliparae en multiparae apart.
epidurale analgesie geassocieerd met een hogere kans op HPP en MPV. Ook hadden vrouwen met een episiotomie meer kans op zowel een HPP als een MPV.
Mogelijke verklaringen
Beperkingen en sterke punten Deze studie werd beperkt door de afwezigheid van een aantal variabelen in de dataset, zoals maternale body mass index (BMI), onderliggende pathologieen, gedetailleerde etnische achtergronden en roken. Ook was er onderrapportage van SC in anamnese10. Een andere
Jaar
Body mass index Er zijn veel mogelijke verklaringen voor de stijgende trend in HPP en MPV. De stijging in HPP en MPV kon niet verklaard worden door een verandering in populatiekarakteristieken. Andere variabelen die niet geïncludeerd konden worden, zouden wel een verklaring kunnen zijn. Met name een stijging in het
MPV bij baringen onder tweedelijnszorg ten
%
Interventies In dit onderzoek is geen associatie tussen de stijgende trend gevonden in interventies en de stijgende trend in HPP, maar wel in kleine mate met MPV. Andere studies suggereren dat sommige interventies geassocieerd zien met de kans op HPP en MPV. Dit wordt met name gezien voor het gebruik van oxytocine voor inleiding of bijstimulatie van de baring10,11,20,28-33. Gerandomiseerde studies (RCT’s) laten echter geen associatie zien. Ondanks dat RCT’s de enige onderzoeksvorm zijn om causaliteit aan te tonen, worden ze beperkt door inclusie van een selectieve populatie. Het blijft dus onduidelijk of oxytocine echt leidt tot een hogere kans op HPP en MPV. Besluit tot deze interventies moet niet lichtvaardig genomen worden en vanwege de nadelen van de interventie alleen toegepast
MPV bij baringen onder eerstelijnszorg ten
tijde van de geboorte Totaal n
aantal vrouwen met een hoge body mass index zou geassocieerd kunnen zijn met de stijging in HPP en MPV. Om dit te weten te komen, is vervolgonderzoek hiernaar nodig.
tijde van de geboorte
OR
aORa
aORb
(95% BI)
(95% BI)
(95% BI)
Totaal n
%
OR
aORa
(95% BI)
(95% BI)
Nulliparae 2000
58.386
36.344
2,5
1,00
1,00
1,00
22.042
1,3
1,00
1,00
2014
53.674
40.711
3,5
1,39 (1,27-1,51)
1,51 (1,38-1,64)
1,36 (1,25-1,49)
12.963
2,2
1,67 (1,42-1,98)
1,72 (1,45-2,03)
Multiparae 2000
77.140
36.383
2,2
1,00
1,00
1,00
40.757
0,9
1,00
1,00
2014
71.710
40.443
3,2
1,49 (1,36-1,63)
1,56 (1,42-1,71)
1,45 (1,33-1,59)
31.267
1,2
1,36 (1,17-1,57)
1,39 (1,20-1,62)
Tabel 1. Ongecorrigeerde en gecorrigeerde odds ratio’s (OR) van de trend in HPP tussen 2000 en 2014. a Gecorrigeerd voor maternale leeftijd, etnische achtergrond, socio-economische status, geboortegewicht, zwangerschapsduur, 3e/4e graads ruptuur, (alleen tweede lijn: hypertensieve aandoeningen, stollingsstoornissen)
De 34 Verloskundige
Jaar
HPP bij baringen onder tweedelijnszorg ten
HPP bij baringen onder tweedelijnszorg ten
tijde van de geboorte Totaal n
%
tijde van de geboorte
OR
aORa
aORb
(95% BI)
(95% BI)
(95% BI)
Totaal n
%
OR
aORa
(95% BI)
(95% BI)
Nulliparae 2000
69.395
47.442
4,6
1,00
1,00
1,00
21,953
3,3
1,00
1,00
2014
66.539
53.621
7,0
1,56 (1,48-1,65)
1,66 (1,57-1,76)
1,64 (1,55-1,73)
12,918
5,4
1,68 (1,51-1,87)
1,70 (1,53-1,90)
2000
86.069
45.255
4,1
1,00
1,00
1,00
40,814
2,0
1,00
1,00
2014
84.850
53.770
6,1
1,53 (1,44-1,62)
1,56 (1,47-1,66)
1,52 (1,44-1,62)
31,080
3,5
1,76 (1,61-1,93)
1,79 (1,63-1,96)
Multiparae
Tabel 2. Ongecorrigeerde en gecorrigeerde odds ratio’s (OR) van de trend in MPV na vaginale geboortes tussen 2000 en 2014. a Gecorrigeerd voor maternale leeftijd, etnische achtergrond, socio-economische status, geboortegewicht, zwangerschapsduur, 3e/4e graads ruptuur, (alleen tweede lijn: hypertensieve aandoeningen, stollingsstoornissen) b Gecorrigeerd voor de factoren hierboven en voor: inleiding of bijstimulatie, SC, pijnbestrijding tijdens de baring.
worden bij vrouwen met een duidelijke medische indicatie12. Sneller ingrijpen Een andere verklaring zou kunnen zijn dat er toegenomen aandacht is van zorgverleners voor het optreden van HPP. Allereerst wordt aanbevolen om bloedverlies te wegen, wat een verandering in diagnostiek kan hebben veroorzaakt13. Echter, dit advies en de toegenomen aandacht bestaan al verschillende jaren en toch is de incidentie verder gestegen. Ook zijn de aanbevelingen voor de duur van het nageboortetijdperk veranderd. Het aanbevolen moment om een MPV in te zetten is aangepast
van 60 minuten of meer in 200414 naar 30 minuten in 20157. De WHO definieert een vastzittende placenta als een nageboortetijdperk van 30 minuten of meer en adviseert een MPV op dat moment indien er sprake is van een actieve bloeding15. De verandering in beleid kan een verklaring zijn van de gestegen MPV-incidentie. Echter, dit had ten doel om de incidentie HPP te laten dalen. In tegenstelling wordt juist een stijging gezien. Er zijn vooralsnog geen RCT’s gedaan waarin de optimale timing voor een MPV werd onderzocht. Ook is het nog onduidelijk of een verandering in oxytocinegebruik postpartum heeft bijgedragen aan de stijging in HPP. Vervolgonderzoek
is hard nodig om aanbevelingen te kunnen doen ten aanzien van het optimale beleid in het nageboortetijdperk.
Conclusie De incidentie van HPP en MPV is gestegen in zowel de eerste als de tweede lijn. De stijging in HPP was niet geassocieerd met een verandering in populatiekarakteristieken of een stijging in interventies. De stijging in MPV was voor een deel geassocieerd met een stijging in inleiding, bijstimulatie en medicamenteuze pijnbestrijding. Meer onderzoek is nodig om concrete aanbevelingen te kunnen geven over het beste beleid tijdens het nageboortetijdperk.
Anna E Seijmonsbergen-Schermers1,2,3,4, Ellen TC Rooswinkel1,2,3,4, Lilian L Peters1,2,3,4, Corine J Verhoeven1,2,4,5,6,7, Suze Jans8, Kitty Bloemenkamp9, Ank de Jonge1,2,3,4 1 Amsterdam UMC locatie Vrije Universiteit Amsterdam, Midwifery Science 2 Midwifery Academy Amsterdam Groningen, Inholland 3 Amsterdam Public Health, Quality of Care 4 University of Groningen, University Medical Center Groningen, Department of General Practice & Elderly Care Medicine 5 Department of Obstetrics and Gynaecology, Maxima Medical Centre, Veldhoven 6 Division of Midwifery, School of Health Sciences, University of Nottingham 7 Amsterdam Reproduction and Development 8 TNO, Netherlands Institute of applied sciences, dept. of Child Health, Leiden 9 Department of Obstetrics, Birth Centre Wilhelmina’s Children Hospital, Division Woman and Baby, University Medical Centre Utrecht
Scan de code om naar de bronnen te gaan.
De Verloskundige
35
Altijd bereikbaar, ook als je niet gestoord wilt worden.
De telefonieoplossing die zorgt voor optimale bereikbaarheid • Altijd en overal bereik via het beste netwerk van Nederland. • Jouw cliënten hoeven alleen het hoofdnummer maar te kennen, de app zorgt ervoor dat de juiste mensen bereikbaar zijn. • Via de app meld je je eenvoudig aan en af. Of je nu dienst hebt, bijspringt of lekker een weekend vrij bent. • Via de app laten jullie de beller simpel horen dat: de verloskundige bezig is met het begeleiden van een bevalling / het rijden van visites / het hebben van spreekuur / aan het rusten is / of een door jullie gewenst bericht.
• Werk je nu met een 2e nummer bij geen gehoor? Dat is met onze techniek niet meer nodig. De beller krijgt altijd iemand aan de telefoon als er sprake is van een calamiteit.
Naast telefonische bereikbaarheid is het ook mogelijk dat jullie bereikbaar zijn via WhatsApp. Uiteraard via het vaste telefoonnummer en door meerdere collega’s te beantwoorden. Wil je zien hoe dit in de praktijk werkt? Bel of WhatsApp ons dan op 0528 - 217 217 en we plannen graag een afspraak in bij jullie op locatie! Inmiddels werken veel praktijken naar volle tevredenheid al met onze oplossing. Uiteraard zijn referenties op aanvraag verkrijgbaar.
MT-Professional Devices B.V. | Altijd advies op maat! | 24/7 service | @: info@mt-pd.nl | Tel: 0528-217217
De belangrijke bijdragen van onze ereleden In de loop der jaren zijn er binnen de KNOV heel wat ereleden benoemd. Stuk voor stuk bijzondere mensen die een waardevolle bijdrage hebben geleverd aan de vereniging en/of het vak. Hun inzet is een belangrijk puzzelstukje in de verloskundige geschiedenis. Daarom verdienen de ereleden een prominente plek binnen de vereniging.
De Verloskundige
37
H
et idee hiervoor kwam van Simone Valk, net gepensioneerd verloskundige en – dat wist ze op dat moment nog niet – in december zelf benoemd als erelid. Ze was benieuwd of er een overzicht was van alle ereleden. ‘Dat bleek helaas niet helemaal het geval; er circuleren verschillende lijstjes met namen van ereleden, maar er is geen compleet overzicht.’ Om hier verandering in te brengen werkt Simone samen met Marian van Huis, onder andere oud-voorzitter van de KNOV en gepensioneerd verloskundige, aan een mooie plek voor de ereleden binnen de KNOV. Simone: ‘We willen hiermee jongere collega’s bewuster maken op wiens schouders ze staan en zorgen dat ze weten wat de geschiedenis van de KNOV is.’
De puzzel compleet maken Een overzicht met een biografie en een foto van elk erelid op een zichtbare plek op de KNOV-website; dat is het streven. Daar zijn Simone en Marian druk mee bezig. Ze graven in archieven, gaan op zoek naar familieleden en spreken veel oudere leden. Simone: ‘We hebben eerst de lijstjes met namen verzameld. Over sommige ereleden staat niets op papier. Daarvoor moeten we actief op zoek naar informatie. Ik heb op uitnodiging van Loes Schultz, ook erelid, twee dagen in de archieven van de Catherina Schrader Commissie op Urk gezocht om meer te weten te komen. Ik heb echt zitten spitten door oude notulen. En gelukkig heeft Marian
‘Van de ereleden kunnen we leren over het belang van een organisatie’ een goed geheugen en veel contacten.’ Marian vult aan: ‘Het is echt puzzelen. Van sommige ereleden wisten we in het begin nog niets. We benaderen oud-medewerkers van de KNOV en de oudste oud-voorzitter van de NOV; mevrouw Cromheecke. Zij diepte nog een oude almanak op waar de lijst tot die tijd in vermeld was. Van ereleden die al overleden zijn, zoeken we contact met familieleden voor aanknopingspunten. En we vragen ereleden om hun verhaal te delen.’
Wat we kunnen leren van ereleden De twee willen graag van elk erelid in kaart brengen wat diegene heeft betekend voor de verloskundige geschiedenis. Marian: ‘Ik vind dat er te weinig aandacht is voor onze historie. Er zijn zaken die vroeger al speelden, die nu weer spelen. Als je dat weet, dan bespaart dat je werk omdat je veel meer kennis hebt.’ Simone vult aan: ‘Van de ereleden kunnen we leren over het belang van een organisatie. Een organisatie als de KNOV komt op voor de belangen van verloskundigen. Je kunt het niet alleen. De ereleden leren ons hoe we moeten samenwerken met elkaar en ook hoe verloskundigen altijd het hoofd boven water hebben moeten en kunnen houden. Dat geknok wat we nu doen, het is van alle tijden.’
Vijf nieuwe ereleden
‘Het is echt puzzelen. Van sommige ereleden wisten we in het begin nog niets’ De 38 Verloskundige
Erelid word je niet zomaar. Marian: ‘Ereleden worden door leden voorgedragen bij het bestuur. Tijdens de Algemene Ledenvergadering worden ze benoemd; het is een hamerstuk, dus de leden moeten ermee instemmen.’ Simone: ‘Je moet wel ergens aan voldoen. De richtlijnen zijn voor de hand liggend. Je moet
De ereleden van de KNOV Mevrouw Berrevoets-Kuiper duidelijk iets hebben bijgedragen aan de fysiologische verloskunde, de versterking van de beroepsgroep of het imago ervan. Van oud-voorzitter Angela Verbeeten weten we dat er ooit criteria geformuleerd zijn, maar die zijn we nog niet tegengekomen. Inmiddels is het huidige bestuur hiermee aan de slag gegaan en zijn er duidelijke criteria geformuleerd.’ Tijdens de Algemene Ledenvergadering begin december 2023 zijn er vijf nieuwe ereleden benoemd; waaronder Simone en Marian. Marian: ‘Daar ben ik heel blij mee, al moest ik er ook een beetje om lachen. Men dacht op de vorige ALV namelijk al dat ik erelid was. Ik was eerder in 2005 benoemd tot Officier in de Orde van OranjeNassau – ook tijdens een ALV, daar komt denk ik de verwarring vandaan. Nu ben ik ook benoemd tot erelid, net als Simone.’ Simone: ‘Het was voor mij een enorme verrassing. Ik was erbij toen Loes Schultz benoemd werd en weet nog dat ik dacht: wat is dit toch bijzonder. Ik ben er heel blij mee.’
Mevrouw de Burgh-de Jonge Mevrouw Mastboom-Ringeling Mevrouw van Dam-Bakker Mevrouw Klein-Hauer Mevrouw Joop Kruidenberg-Saaze Wilhelmina W. Meijer Gonny Cromheecke-de Reus Fillipa Lugtenburg Joos Glasbergen-van Oorschot Suzanne de Kroes-Suverein Sjaak Toet Sara Rombach Door Spronken Ton Timmermans Pieter Treffers Paul en Marga de Reu Loes Schultz
Bijdragen aan de historie
Ali Lems
Het documenteren van de ereleden is een hele klus, maar Simone en Marian hebben er vooral veel plezier in. Simone: ‘Ik vind het heel leuk om dit soort dingen te doen, ik heb er nu de tijd voor.’ Marian vult aan: ‘Ik ben al langer met pensioen en het is een van de projecten waar ik mij mee bezig houd. Simone en ik kennen elkaar heel lang, ik vind het vooral leuk om weer iets samen te doen. Het is heel gezellig. En we dragen ook ons steentje bij aan de historie. Ik hoop dat men die steeds belangrijker en interessant gaat vinden. Dat men denkt: ‘Hoe deden ze dat vroeger ook alweer?’ Dan is ons project geslaagd!’
Ria de Boer
Benieuwd naar de ereleden en hun bijdragen aan de vereniging en het vak? Kijk op knov.nl.
Pien Minnesma Margreeth van der Kwast Marian van Huis Simone Valk Mis je iemand of heb je informatie over een van de genoemde ereleden? Simone en Marian horen het graag van je om een zo compleet mogelijke biografie van de ereleden samen te stellen. Mail je informatie of tip naar ereleden@knov.nl.
De Verloskundige
39
Als lid versterk je niet alleen je eigen positie, maar ook die van alle verloskundigen in Nederland. Door als collectief op te treden, staan we sterk en kunnen we breed gedragen stappen zetten richting een nog betere geboortezorg.
Word lid van de KNOV Het KNOV-lidmaatschap
Ledenvoordelen • Je kunt meedenken over en bijdragen aan de inhoud van het vak. • Je hebt toegang tot handige basisdocumenten met betrekking tot waarneming, praktijkvoering, overname, tariefbepaling, toelatingscontracten, etc. • Als je lid bent van de KNOV ben je automatisch ook aangesloten bij de geschilleninstantie. • Als klinisch verloskundige heb je via de KNOV toegang tot juridische ondersteuning door vakbond FBZ. • Je krijgt toegang tot de KNOV helpdesk. • Je hebt toegang tot het online inspiratienetwerk, waar meer dan 2.500 verloskundigen met elkaar in gesprek gaan en elkaar helpen. • Je ontvangt vier keer per jaar het tijdschrift De Verloskundige.
De 40 Verloskundige
De KNOV behartigt jouw belangen aan landelijke tafels. We staan voor je klaar met informatie en advies over de inhoud en organisatie van verloskundige zorg. Al 125 jaar.
‘Ik ben lid van de KNOV omdat ik het belangrijk vind dat we als beroepsgroep een eenheid vormen. Al tijdens mijn studie kon ik dankzij mijn lidmaatschap gebruikmaken van handige basisdocumenten. Zeker de praktische inwerkdocumenten zijn voor mijn start als verloskundige heel waardevol.’ Lidewij Knol, net afgestudeerd en waarnemend verloskundige
Lid worden of meer weten? Kijk op knov.nl/lid-worden of scan de code.
Update Verbeterde urgentie-indeling ambulancezorg Per 1 januari 2024 hanteert de triageafdeling van de ambulancezorg een nieuwe urgentie-indeling. Er komen zes normen variërend van A0 met de grootst mogelijke spoed tot C2 met zelfzorgadvies. De zwangere vrouw zal hier weinig van merken omdat voor haar vrijwel altijd de ambulance gaat rijden. Afhankelijk van spoedsituatie zal de ambulance iets sneller bij haar zijn. Scan de code om een animatie met de nieuwe indeling te bekijken.
Update deverloskundige.nl Het kan je niet ontgaan zijn: deverloskundige.nl wordt vernieuwd. Een flinke klus waar het projectteam al een tijd de tanden in zet. En dat doen we niet alleen. Een grote groep met verloskundigen, cliënten én iO, het bureau dat ook thuisarts.nl gemaakt heeft, werkt mee aan het verbeteren van onze cliëntwebsite. Het nieuwe design van deverloskundige.nl is al klaar en zowel wijzelf als de cliënten aan wie we het voorgelegd hebben zijn enthousiast. Uit een gebruikerstest blijkt dat respondenten het ontwerp betrouwbaar, mooi en overzichtelijk vinden. Over een paar weken zal achter de schermen een basiswebsite klaarstaan. Deze zal worden getest en uitgebreid. Naar verwachting zal de website in de eerste helft van 2024 'online gaan' en met cliënten gedeeld kunnen worden. Op 15 december van 12.00 tot 13.00 uur organiseren we een webinar. Hierin krijg je een sneak preview van de nieuwe website, vertellen we je meer over de waarde van goede online content (en hoe je die zelf kunt inzetten!) en kun je vragen stellen of feedback geven. Scan de code voor de (terugkijk)link.
De master Verloskunde is gestart! In september is de nieuwe unieke master Verloskunde van start gegaan. Deze wetenschappelijke master, ondergebracht binnen het hbo, is ontwikkeld door de drie verloskunde academies in Nederland (Amsterdam/Groningen, Maastricht, Rotterdam) samen met de KNOV. Het is een unieke, op praktijkvraagstukken gerichte master voor alle verloskundigen, om hun vakinhoudelijke kennis te verdiepen en hen te voorzien van de vaardigheden en tools die nodig zijn om het voortouw te kunnen nemen in het werkveld. Kijk voor meer informatie op masterverloskunde.nl of neem contact op met Suzanne Thompson, SPC Onderwijs en Wetenschap (sthompson@knov.nl).
Reanimatie bij natte pasgeborene Naar aanleiding van de recent verschenen multidisciplinair ontwikkelde handreiking Ondersteuning bij de transitie en reanimatie van de pasgeborene zijn de scholingseisen voor kraamverzorgenden, die partusassistentie verlenen, aangescherpt met betrekking tot het reanimeren van de natte pasgeborene. Hierdoor kan de verwachting worden gewekt dat de reanimatie van een natte pasgeborene als voorbehoudenhandeling kan worden gedelegeerd aan een niet zelfstandige professional (kraamverzorgende). Gelet op de gevolgen van het niet slagen van een reanimatie en de inhoudelijke verantwoordelijkheid én aansprakelijkheid voor de uitkomsten van de verloskundige is het niet passend om de reanimatie van de pasgeborene te delegeren. Wees hierbij als verloskundige scherp op je eigen verantwoordelijkheid. Vaker zijn diverse zorgverleners betrokken bij de zorgverlening aan en de behandeling van een cliënt. Dit leggen we vast in richtlijnen of handreikingen, zoals in de recent ontwikkelde multidisciplinaire handreiking. Weeg in je handelen naast deze afspraken altijd jouw verantwoordelijkheid als verloskundige voor moeder en/of kind mee. Benieuwd waarom het niet passend is om de reanimatie van de natte pasgeborene te delegeren? Scan de code.
De Verloskundige
41
Manon had een bijbaan in de roomservice van het St. Antonius Ziekenhuis en was nog niet eens begonnen aan haar opleiding tot verloskundige, toen ze in de lunchpauze naast Annemieke ging zitten. Ze vroeg haar of ze een dagje mocht meelopen. Sindsdien neemt Annemieke Manon onder haar vleugels. Ook nu Manon al 2,5 jaar werkzaam is, mag ze Annemieke nog steeds 24/7 bellen.
Zij
Manon groeide onder de Manon over Annemieke ‘Annemieke heeft me zien vallen en opstaan tijdens de opleiding. Toen ik bij haar in het ziekenhuis stage liep, liet ze mij baringen begeleiden terwijl ze zelf achter een gordijntje stond. Ik deed het écht zelf, maar ze was er wel bij. Dat voelde veilig, terwijl mijn zelfvertrouwen groeide. Nu sta ik zelf in het hoekje van de kamer als ik studenten een baring laat begeleiden. Wat ik vooral van Annemieke geleerd heb, is hoe je echt vanuit je hart werkt en jezelf blijft, ook in je rol als verloskundige. Zij is altijd lekker zichzelf, is in voor een geintje en zegt waar het op staat. Toen ik afstudeerde, gaf Annemieke aan dat ik haar altijd mocht bellen. Als startende verloskundige heb ik hier veel aan gehad. Wij hebben het contact sindsdien onderhouden en spreken elkaar regelmatig, ook voor de gezelligheid. Ik kreeg zelfs de baarkruk die zij veelvuldig heeft gebruikt toen ze zelf in de eerste lijn werkte. Voor mij symboliseert die kruk haar enthousiasme, liefde voor het vak en de vakkennis die ze op mij heeft overgedragen.’
‘De baarkruk die ze me gaf, symboliseert het enthousiasme dat zij op mij overdroeg’ De 42 Verloskundige
Beeld De Beeldredacteur
aan zij vleugels van Annemieke ‘Ze heeft haar kracht ontdekt en dat is prachtig om te zien’ Annemieke over Manon ‘Jonge verloskundigen vinden het soms lastig om een expertrol aan te nemen als ze een vrouw die ouder is dan zij begeleiden. Die onzekerheid had Manon aan het begin ook. Ik gaf haar praktische tips. En soms liet ik haar eerst meekijken tijdens een gesprek in de ene kamer, waarna ik haar mij vroeg na te doen in de volgende kamer. Inmiddels heeft Manon haar kracht als verloskundige ontdekt en dat is prachtig om te zien. Ze is nog steeds de goedlachse Manon die ik leerde kennen toen ik haar nog ‘mijn kuikentje’ noemde. Maar ze is ook volwassen geworden waardoor ze gelijkwaardig is aan cliënten en vertrouwen uitstraalt. Ze heeft een bepaalde charme waardoor cliënten zich snel openstellen en waardoor ze ook veel gedaan krijgt. Dat maakt me trots! Ik denk dat het voor jonge verloskundigen heel waardevol is om een ervaren verloskundige te hebben waaraan zij zich kunnen optrekken. Natuurlijk kun je met je werksores bij vriendinnen terecht, maar aan een gesprek met een beroepsgenoot met de nodige ervaring, heb je op een onzeker moment veel meer.’
De Verloskundige
43
Verleg de focus van risico-analyse naar gezondheidsbevordering
De kracht van verloskundigen Bij de KNOV is er veel aandacht voor vakinhoud en vakinhoudelijke kwesties. Bestuurslid Alieke de Roon-Immerzeel, verantwoordelijk voor de portefeuille ‘vakinhoud & wetenschap’ houdt zich hier intensief mee bezig. Wat is haar visie en hoe draagt zij daar vanuit haar functie aan bij? ‘Vrouwen kunnen dragen, baren en zogen. Dat is een feit en zij kunnen dat zonder interventies.’
A
lieke is – naast moeder van vier kinderen – al bijna twintig jaar verloskundige. Zij runde haar eigen praktijk, behaalde haar master als klinisch epidemioloog, werkte als onderzoeker en adviseur bij verschillende organisaties en binnen de KNOV was zij tien jaar senior-adviseur strategie en beleid. Sinds vorig jaar is zij toegetreden tot het bestuur. ‘Deze functie sluit perfect aan op mijn achtergrond. Dankzij mijn betrokkenheid en grondige kennis van de praktijk, kan ik dat perspectief meenemen in mijn rol als bestuurder. En ik vind het leuk dat ik mij kan bezighouden met vakinhoud; het gaat echt over de core van het vak.’
‘Echte passende zorg bestaat uit het versterken van de (gezonde) basis’
Unieke inbreng De visie van Alieke op de kern van het vak is breed. Zij stelt dat verloskundigen een maatschappelijke taak vervullen in de reproductieve periode van vrouwen. ‘Verloskundigen zijn er – ongeacht de werksetting – om vrouwen te sterken en steunen in het normale proces
van zwangerschap, geboorte en kraamtijd, met oog voor de psychosociale context.’ Alieke benadrukt hierbij het ‘normale proces’ en legt uit wat zij hiermee bedoelt. ‘Verloskundigen zijn er om vrouwen te ondersteunen, wij zijn er veel minder om risico’s te behandelen. Uiteraard zijn wij alert op wat zich voordoet en of dat nog binnen de grenzen van het toelaatbare valt, maar binnen dat kader mag het blijven. Momenteel is er een tendens gaande dat verloskundigen, veel meer dan voorheen, meegaan in én denken vanuit risicobehandeling. Maar daarmee verleggen we onze focus, inbreng en kracht als verloskundigen. Dat zou anders kunnen en moeten, denk ik. Ik zie dat ook als aandachtspunt voor de KNOV; hoe kunnen wij die focus terugbrengen naar ons vak en onze unieke inbreng.’
Zonder interventies ‘Tegenwoordig wordt er al heel snel gekeken naar een risico of een probleem’, meent Alieke. ‘Soms wordt er zelfs al ingegrepen als er nog geen enkele plausibele indicatie voor is.
De Verloskundige
45
‘Als verloskundige kijk je met een brede blik’ Bij elk probleem wordt een passend hokje gezocht en start de behandeling.’ Ze somt op: ‘Risico’s op overgewicht, kwetsbare situaties en leefomstandigheden en diabetes: we gaan steeds meer zoeken naar dingen die we moeten voorkomen. Ik ben niet voor verregaande preventie, ik geloof in het kunnen uitgaan van dat wat er ís en daarbij de fysiologie van vrouwen bevorderen. Vrouwen kunnen dragen, zogen en baren. Dat is een feit en zij kunnen dat zonder interventies. Op dit moment zie ik dat verloskundigen snel problematiseren en vrouwen een stempel geven om gericht te kunnen gaan of laten behandelen. Het nadeel is dat vrouwen én hun zorgverlener zich vaak
De 46 Verloskundige
gaan gedragen naar de stempel die zij krijgen, terwijl dat lang niet altijd nodig is. Met alle risicopreventie lopen vrouwen het gevaar niet ongecompliceerd zwanger te kunnen zijn of te kunnen baren, totdat het tegendeel is bewezen. In plaats van andersom. Vanuit de KNOV hebben we eind september aan de Gezondheidsraad en de overheid vragen gesteld. We hebben in onze brief uiteengezet dat we het risicodenken en -behandelen zien als iets dat echt moet kantelen. Echte passende zorg bestaat uit het versterken van de (gezonde) basis, niet uit het steeds verder labelen van potentiële problemen en die uitvergroten door er een interventie voor te introduceren.’
Vrouwen empoweren ‘Als verloskundige kijk je met een brede blik – je kunt screenen, zo nodig diagnosticeren en doorverwijzen. Wij hebben echt een ander
perspectief dan een gynaecoloog, maar door zo te acteren op eventuele risico’s gaan we te veel op die medisch specialistische stoel zitten. Maar wij hebben echt een andere inbreng in deze wereld dan medisch specialisten. Bij de KNOV ligt de taak om goed na te gaan wat onze maatschappelijke opdracht is. Wij zijn geen hbo-gynaecologen die beslissen hoe risico’s te behandelen. Wij zijn er om – op een nuchtere en positieve wijze – de gezondheid te bevorderen en om vrouwen te empoweren in de eerste en tweede lijn. Het is veel gunstiger als verloskundigen en medisch specialisten een meer complementaire samenwerking aangaan. Verloskundigen bekleden een bijzondere positie binnen het sociale domein, waarbij we vrouwen thuis bezoeken en verantwoordelijk zijn voor het bewaken van de fysiologische gezondheid van vrouwen. Wij dragen de zorg hen sterk en gezond door het proces te begeleiden
Samenwerking Alieke werkt natuurlijk niet alleen aan vakinhoudelijke kwesties; dat doet zij samen met haar collega’s van het KNOV-bureau. De afgelopen vijf maanden zijn er verschillende nieuwe collega’s gestart. We stellen ze graag aan je voor!
bij de overgang van vrouw naar moeder. Die overgang naar het ouderschap is een life-event en verloskundigen vervullen daarin een belangrijke en actieve zorgrol.’
Gedegen beleid ‘Samen met mijn collega’s zijn we dagelijks bezig met vakinhoud en vakgerelateerde zaken. Op dit moment werk ik aan het ontwikkelen van een overkoepelend kwaliteitsbeleid. We streven ernaar een beleid te creëren dat onze visie weerspiegelt en onze maatschappelijke rol en waarde in de geboortezorg bevestigt. Deze visie was tot nu toe niet voldoende verankerd binnen de KNOV terwijl dat van groot belang is. Ik ben mij ervan bewust dat dit kwaliteitsbeleid alle verloskundigen raakt; vakinhoud is ieders asset. Alleen met een goed gedefinieerd en helder beleid kunnen we op een gedegen en effectieve manier belangenbehartiging in gang zetten.’
Toekomst Alieke heeft een helder beeld hoe verloskundigen hun taken kwalitatief, effectief en op een prettige manier kunnen vervullen. ‘Ik hoop dat verloskundigen nog meer vanuit vertrouwen kunnen werken. Velen van ons zijn het werk gaan bekijken vanuit risicobenadering, een maatschappelijke tendens, maar we zijn het her en der afgeleerd om met vertrouwen ons vak te beoefenen. Als verloskundige mag je je plek innemen. Durf te staan voor je vak en wat je doet. Wij zijn goed in risicoselectie; als verloskundige weet je dat je kan handelen als dat nodig is. Wanneer we in staat zijn beter te kijken naar wat bij ons vak hoort, en wanneer we goede afspraken maken met gynaecologen, kunnen we complementair met elkaar samenwerken en uitblinken in ons vak.’
JULIA BLOEMING
Senior Programmacoördinator Meten en Verbeteren ‘Hallo, ik ben Julia en 1 september ben ik begonnen als Senior Programmacoördinator Meten en Verbeteren. Eerder had ik een eigen praktijk, maar gaandeweg ontdekte ik dat ik me met overstijgende thema’s wilde bezighouden. Ondanks dat verloskundigen moeders en kinderen een optimale start helpen geven, wordt verloskunde soms niet op waarde geschat en te vaak gezien als een ‘zacht’ beroep. Om duidelijk te maken hoe belangrijk onze zorg is, wil ik me ervoor inzetten dat verloskundigen met cijfers duidelijk kunnen aantonen wat hun meerwaarde is. Dat betekent niet dat er onnodig administratieve handelingen bijkomen, want we willen de druk niet verder verhogen. Dus als we gegevens verzamelen moet dat een duidelijk doel hebben voor de verloskundige en de cliënt, en bijdragen aan waardegedreven zorg. Daarnaast ga ik me bezighouden met het opnieuw inrichten van het kwaliteitsregister. Veel verloskundigen vinden de benodigde scholing te veel tijd en geld kosten, dus we gaan kijken hoe we dit toegankelijker kunnen maken. Ik heb er veel zin in. Naast mijn baan ben ik moeder van vier jonge kinderen en een pleegzoon, dus mijn dagen zijn aardig gevuld. Maar als ik vrij ben vind je me vaak buiten op het land, in onze grote moestuin.’
De Verloskundige
47
INEKE MIDDELVELDT Senior Programmacoördinator Netwerkbeheer en Public Affairs
IMARA WILSENS Senior Programmacoördinator Ontwikkeling en Innovatie ‘Hoi, ik ben Imara! Per 1 september ben ik gestart als Senior Programmacoördinator Ontwikkeling en Innovatie. Ik studeerde in juli 2010 af aan de Hoge Hotelschool, maar mijn liefde voor verloskunde werd nog geen maand later aangewakkerd tijdens de geboorte van mijn oudste zoon. Ik werd namelijk bijgestaan door een fantastische eerstelijnsverloskundige en dacht vanaf dat moment: dit wil ik ook, dus ik besloot de opleiding te volgen. Bij de KNOV komen mijn liefde voor verloskunde en mijn liefde voor coördineren en organiseren samen. Ik ben vorig jaar gestart als beleidsadviseur richtlijnontwikkeling en behoud dit aandachtsgebied ook als senior programmacoördinator. Ik vind richtlijnontwikkeling het leukste onderwerp van mijn portefeuille, én heel belangrijk. Ik denk dat we onze kwaliteitsdocumenten weer meer moeten ontwikkelen vanuit onze uitgangspunten en visie als KNOV. Daarnaast vind ik het interessant dat ik in deze functie aan de slag mag met het integreren van moreel beraad. In zo’n beraad wordt inzichtelijk welke keuzes er zijn, welke argumenten bij welke keuze horen en hoe die argumenten te wegen. Dat is heel nuttig voor ons als beroepsgroep. Naast deze mooie baan heb ik weinig vrije tijd, maar als ik wil ontspannen kruip ik graag in bed met een kruik, een theetje, en een goede historische roman.’
De 48 Verloskundige
‘Hallo, ik ben Ineke, net begonnen als Senior Programmacoördinator Netwerkbeheer en Public affairs. Verloskunde is voor mij nieuw, maar ik heb wel een brede achtergrond in de zorgsector. Zo heb ik tien jaar bij het UMCG gewerkt om het landelijke netwerk oncologie te ontwikkelen en heb ik ervaring bij ziekenhuizen, verzekeraars en landelijke kennisinstituten zoals IVM en IKNL. Ik denk dat deze ervaring goed van pas komt om het netwerk van de KNOV te verstevigen. Ik zal enerzijds contact onderhouden met de leden, om op te halen waar onze behoeften en belangen liggen. Onder andere via de vernieuwde platforms. Anderzijds zal ik contact zoeken met andere organisaties, verzekeraars, en de politiek, om bij hen die belangen zo goed mogelijk uit te dragen. Daarnaast zal ik me samen met collega’s richten op internationale netwerken. Ik heb er veel zin in om met iedereen in gesprek te gaan, en me in de geboortezorg te verdiepen. Het mooie vind ik dat geboortezorg niet over ziekte gaat, maar over gezondheid. Mijn vrije tijd is behoorlijk gevuld met allerlei clubjes: een wijnclub, een wandelclub, een boekenclub. Ook houd ik van reizen en van samen dingen buiten doen, vooral met mijn man en kinderen.’
SUZANNE THOMPSON Senior Programmacoördinator Onderwijs en Wetenschap
WILMA VAN DRIEL Senior Programmacoördinator Implementatie en Vakinhoud ‘Aangenaam, ik ben Wilma! Ik ben sinds 25 september Senior Programmacoördinator Implementatie en Vakinhoud. Sommige leden kennen mij misschien al, want ik heb eerder al achttien jaar voor de KNOV gewerkt als beleidsmedewerker. Toen ik in 2001 bij de KNOV begon was het nog een kleine organisatie. Helaas moest ik in 2020 weg bij een grote reorganisatie, dus toen ik werd teruggevraagd moest ik even nadenken of ik dat zag zitten. Maar verloskunde vind ik echt het mooiste vak dat er is. Bovendien zijn er nieuwe mensen, een nieuwe flow en nieuwe energie! Daardoor heb ik veel zin om me weer voor de verloskunde in te zetten. Wat ik ook heel interessant vind: er lijkt vakinhoudelijk een nieuwe wind te waaien. Het gaat meer om waardegedreven zorg: is zorg wel echt nodig, en hoe kunnen we zwangere vrouwen in hun kracht zetten? Het zoeken naar een balans tussen ‘too little too late’ en ‘too much too soon’. Dat zijn dingen waarover ik als Senior Programmacoördinator Implementatie en Vakinhoud mag nadenken. Als ik niet aan het werk ben, houd ik me graag bezig met reizen, lezen, en het bezoeken van voorstellingen, bijvoorbeeld ballet. Verder heb ik vier kinderen waarmee ik graag op pad ga.’
‘Hallo, ik ben Suzanne en ben in november begonnen als Senior Programmacoördinator Onderwijs en Wetenschap! Ik kom uit Engeland, maar heb de afgelopen 25 jaar in Nederland gewerkt en ben hier ook gepromoveerd. Eerst werkte ik als verloskundige in de eerste lijn, vervolgens heb ik lang lesgegeven, en toen ben ik bij de KNOV gaan werken als programmamanager op gebied van wetenschap, zorginhoud en kwaliteit. Maar ik miste het onderwijs, dus keerde ik terug naar de wereld van lesgeven en onderzoek. Toen ik deze nieuwe functie zag, waarin onderwijs een belangrijke rol speelde, dacht ik: ik ga ervoor! Ik ga me onder andere inzetten voor het verbeteren van het verloskundig onderwijs. We hebben uitstekende hbo+ bachelors, maar het is belangrijk om die op kwalitatief niveau te houden. Ook wil ik bijdragen aan het verder positioneren van verloskundige wetenschap, zowel bij de leden als daarbuiten. Verloskunde en wetenschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, dus ik ben ook heel blij met de nieuwe masteropleiding. Buiten mijn werk lees ik graag over de geschiedenis van de verloskunde. Ook kook ik heel graag, en heb ik een man en drie honden die het huis gezellig houden.’
De Verloskundige
49
NIEUWS Betrouwbare anticonceptie, verlengd tot 8 jaar 1,2 al meer dan
25 jaar 1
Mirena is ook geïndiceerd voor: - Behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie tot maximaal 8 jaar* - Als progestageenadjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (3 jaar)
4.4 mm
Meer informatie is te vinden op medischwijzer.nl 1. SmPC Mirena® (levonorgestrel),10/2022. 2. Jensen et al. Am J Obstet Gynaecol. 2022 Sep 9. Zie de verkorte productinformatie elders in deze uitgave.
PP-MIR-NL-0033-1
* Voor de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie is aangetoond dat Mirena gedurende een periode van 5 jaar werkzaam is. Als de klachten van hevig menstrueel bloedverlies na 5 jaar niet zijn teruggekeerd kan overwogen worden om het gebruik van Mirena te continueren tot maximaal 8 jaar.
Een dubbele feestdag Kerst, Suikerfeest, Ketikoti, Pasen, oud en nieuw... Terwijl een groot deel van Nederland de feestdag viert, gaat voor verloskundigen het werk door. Vier verloskundigen en een verloskundig huisarts vertellen over een bevalling die ze niet snel vergeten.
Teleurstelling? ‘Als verloskundig actief huisarts werd ik op 24 december door de plaatselijke verloskundige gevraagd langs te gaan bij een vrouw met mogelijk weeën. Ze was zwanger van haar derde kind en de verloskundige was bezig met een andere bevalling. Op dat moment – kerstavond – was ze even niet voorzien van een (andere) achterwacht. Toen ik bij het adres langsging, was de zwangere duidelijk in partu. Na overleg met de verloskundige was de keuze snel gemaakt: deze bevalling ging ik thuis begeleiden. Er kwam een fraaie zoon ter wereld. Hij kreeg de naam Lucas en alles verliep verder naar wens. Toen de twee oudste kinderen hun broertje kwamen bewonderen, vroeg het jongetje: ‘Hoe heet hij?’ Zijn moeder vertelde dat de baby de naam Lucas had gekregen. Waarna het jongetje in huilen uitbarstte en snikte: ‘Ik wil dat hij Jezus heet!’.’ Hans Burggraaff, verloskundig huisarts bij huisartspraktijk De Stethoscoop in Weesp.
De Verloskundige
51
Geboorteplaats: hectometerpaal 213.4
Happy new baby ‘Het was oudejaarsavond. Zo’n avond waarop je eigenlijk niet over straat wil met al dat geknal. Maar ja, soms moet het. Ik werkte in die tijd als solist, dus: het moest echt. Er was namelijk een tweeling in aantocht. Pas bij 36 weken was deze ontdekt. Zo ging dat soms in de tijd dat er nog geen standaardecho’s werden gemaakt. Dan miste je weleens wat en niemand die het je kwalijk nam. Ik vond het verbazingwekkend dat de ouders na de eerste schok al snel aan het idee gewend waren. Nu, bij ruim 37 weken, kondigde de bevalling zich aan. Zoals altijd, ging ik mee naar het ziekenhuis. Net na elven begon de uitdrijving bij deze primi. Er werd al snel gespeculeerd: zullen de twee kinderen in een verschillend jaar geboren worden? Zover kwam het niet. Om vijf voor twaalf waren beide kinderen zonder problemen geboren. Om 00.00 uur barstte buiten het geknal los. Geen handen schudden, geen gezoen (dat was in die tijd ook niet zo gebruikelijk), maar rustig wachten op de placenta’s. Dan realiseer je je dat de mensen buiten geen idee hebben wat voor bijzondere gebeurtenis er achter de ziekenhuismuren plaatsvond. De nieuwjaarswensen kwamen pas toen alles achter de rug was. En tegen de tijd dat ik naar huis ging, was het ergste geknal wel wel voorbij. En was het hopen op een verder rustige nacht.’ Johanna Koelewijn, gepensioneerd verloskundige, docent en onderzoeker.
De 52 Verloskundige
‘Het was kerstavond, 21.45 uur. Ik werd gebeld door een zwangere vrouw met contracties van een minuut, om de zes minuten. Ze was eerder vlot bevallen, dus ik ging direct kijken. Bij aankomst om 22.00 uur was ze goed in partu en had ze drie centimeter ontsluiting. Ik zette alles klaar. Na 45 minuten toucheerde ik op verzoek: C/Vers, meconiumhoudend vruchtwachter en vijf centimeter ontsluiting. Aangezien we 25 minuten van het ziekenhuis zaten, besloot ik na overleg met de barende thuis te blijven. Ik hoopte dat ze net als altijd vlot zou baren en volgens afspraak liet ik een ambulance stand-by staan. De ambulancebroeder was niet blij. Hij snauwde dat hij moest wachten, wat ik ook begreep. Kalm en rustig zei ik: ‘Je mag ook weggaan. Dan laat ik je bellen mocht het echt nodig zijn.’ Hij bleef. Na een uur tevergeefs gewacht te hebben op progressie, kregen we een tachycardie. Ik besloot toch in te pakken en met de ambulance naar de tweede lijn te gaan. Voor de zekerheid nam ik warme kruiken met matten eromheen mee in de ambulance. Op de A50 was het muisstil rond 00.00 uur. Terwijl de rest van Nederland aan het uitbuiken was, vlogen wij over de snelweg om acuut bij afslag Apeldoorn-Noord met zwaailichten op de vluchtstrook stil te staan. Ik reed mijn auto nog net niet de ambulance in. Met mijn jas, sjaal en blote handen pakte ik de kleine dame aan, terwijl de ambulancebroeder over mijn rug wreef en bemoedigende woorden zei: ‘Goed zo!’. Na een foto te hebben gemaakt van het hectometerpaaltje, reden we door naar het ziekenhuis om daar de moeder te douchen en het kind na te kijken. Om vervolgens de cliënte met haar pasgeboren baby weer thuis af te zetten.’ Elizabeth Olthuis, verloskundige bij verloskundigenpraktijk La Vita in Vaassen.
Ingeluid ‘Ik had dienst op eerste kerstdag. Met mijn gezin was ik bij familie aan het eten. Tijdens het toetje werd ik gebeld door een mult. Ze had weeën en had het idee dat de bevalling was begonnen. We spraken rond 22.30 uur af. Zij was bij familie en moest nog naar huis gaan. Eenmaal bij haar thuis leek het een voorspoedige bevalling te worden. Even na 23.30 uur had ze zes à zeven centimeter ontsluiting. Ik overlegde met haar over het breken van de vliezen, er stond enorm veel kracht op. Ze vroeg of dat medisch nodig was. Ik legde uit dat dat het niet is en dat we ook het natuurlijke proces konden afwachten. Wel vroeg ik naar haar overwegingen. Toen vertelde ze: ‘Er zijn al meerdere familieleden op eerste kerstdag jarig, ik hoopte zo dat de baby op tweede kerstdag geboren zou worden.’ We wachtten af en ze pufte hard door. Ik hoorde kerkklokken op de achtergrond, toen ze zei: ‘Ik ben er klaar mee, breek mijn vliezen alsjeblieft.’ Tijdens het klokgelui heb ik de vliezen gebroken en slechts een paar minuten na twaalven werd haar derde kind geboren. Op tweede kerstdag.’ Andrea Stoop-Berends, verloskundige in West-Brabant.
Eén van de meest memorabele kerstmissen ‘Op 19 december 2019 werd mijn kleinzoon geboren. Na een prima zwangerschap was mijn dochter klaar voor de geboorte van haar tweede kind. Nu lekker thuis, met dezelfde verloskundige als bij de eerste en ze had mij er ook weer bij gevraagd. Toevallig sliep ik die nacht in haar buurt dus toen ze om 06.00 uur belde dat ze bezig was, was ik een half uur later ter plekke. In de grote warme woonkeuken stond het bevalbad klaar, de verloskundige was onderweg, mijn kleindochter was al bij haar andere opa en oma die er vlakbij wonen. Prima cortonen en regelmatige weeën. Niets wees erop dat dit de scene van een nachtmerrie-baring zou worden. Toch was dat een paar uur later het geval. De gruwelijkste schouderdystocie uit mijn loopbaan. Hij duurde acht minuten. Baby met een AS van 1 voor wat hartactie. Je kleinkind reanimeren, dat met de navelstreng nog vastzit aan jouw kind, was zonder meer heel heftig. Vier jaar later terugkijkend zie ik vooral de kerstengelen. De ambulancebroeders die de reanimatie overnamen, de snelweg waar een rood kruis vrij baan maakte voor de ambulance, de opvang in het ziekenhuis, de collega die meteen naar het ziekenhuis kwam om met ons te debriefen, de vrienden die hun huis in dezelfde plaats aanboden en kookten, de collega’s die hulp boden en diensten invulden. Op 23 december hoorden we dat het allemaal goed zou komen, op 24 december mocht hij van de beademing af en hoorden zijn ouders een eerste huiltje. Op 25 december hadden we met beide families een kerstdiner, voor mij één van de meest memorabele kerstmissen. We vierden de geboorte van een kind. Simone Valk, gepensioneerd verloskundige.
De Verloskundige
53
VOEDINGSST TOF F FEN RON N DOM M ZW WA NG G E RSC C H A P,, RECENTE WE E TEN N SCHAPP PELIJKE INZ Z IC C HTE EN Voeding en leefstijl zijn van grote invloed op de vruchtbaarheid en het verloop van een zwangerschap. Een goede status van essentiële voedingsstoffen voor of tijdens de zwangerschap is van groot belang voor een goede ontwikkeling van de foetus en dus voor de levenslange gezondheid van het kind. Foliumzuur is de meest bekende micronutriënt in relatie tot de zwangerschap, maar ook voor andere voedingsstoffen (zoals DHA, choline en jodium) is er steeds meer bewijs dat deze een belangrijke rol spelen hierin. Voor Vitals staat wetenschap voorop. En dus publiceerde onze kennispartner stichting Orthokennis onlangs een artikel met alle recente wetenschappelijke achtergronden over voedingsstoffen vóór, tijdens en na de zwangerschap. Het artikel is met de grootst mogelijke zorg samengesteld en gaat gepaard met referenties. Scan de QR-code om het artikel te lezen of kijk op www.orthokennis.nl.
Over Vitals Vitals is een onafhankelijk Nederlands bedrijf dat al sinds 1988 voedingssupplementen levert en is uitgegroeid tot een merk van uitzonderlijk hoge kwaliteit. We helpen iedereen graag op weg naar een optimale gezondheid. Met professionals delen we onze kennis over de werkzaamheid van voedingssupplementen om als aanvulling op een goede voeding en leefstijl gezond te worden of te blijven. Wetenschappelijke inzichten staan aan de basis van de ontwikkeling van nieuwe producten. Deze inzichten vormen tevens een cruciaal onderdeel van de kennis die wij ter beschikking stellen. Op de website van stichting Orthokennis wordt via wetenschappelijke artikelen inzicht gegeven in de laatste stand van zaken.
WWW.VITALS.NL
‘Het is belangrijk dat vanuit alle beroepsgroepen de besturen opstaan’ De eerste Verloskundige Indicatielijst (VIL) werd in 1987 opgeleverd. Eind jaren 70 klonk al het geluid dat de samenwerking in de geboortezorg verbeterd moest worden door de ontwikkeling van een multidisciplinaire medische indicatielijst – daar waren de beroepsgroepen van verloskundigen, gynaecologen, huisartsen en kinderartsen het destijds over eens. Bijna tien jaar later lag de eerste VIL er: een leidraad voor verloskundigen, gynaecologen, kinderartsen en huisartsen om risicoselectie, verwijzingen en de samenwerking daaromheen optimaal te laten verlopen. Sindsdien is de VIL twee keer succesvol herzien: in 1999 en 2003. Met een derde herziening wordt al twee decennia geworsteld en die is er tot op heden niet. Volgens dr. Bahareh Goodarzi (verloskundige, docent bij de Academie Verloskunde Amsterdam Groningen en postdoctoraal onderzoeker aan de afdeling Verloskundige Wetenschap bij het Amsterdam UMC) staan de problemen bij de VIL-herzieningspogingen niet in een vacuüm: ze zijn onderdeel van een diepgewortelde cultuur binnen de geboortezorg die generatie op generatie wordt doorgegeven.
De Verloskundige
55
E
igenlijk liep het ontwerp van de eerste VIL al niet soepel. ‘Het ontwikkelingsproces van de VIL was een politieke arena voor een professionele domeinstrijd tussen beroepsgroepen, ingegeven door twee visies op risico in de geboortezorg’, zo staat het in de overzichtsnotitie van de geschiedenis van de VIL uit 2021 van Bahareh Goodarzi.
‘Er waren zorgen bij KNOV-leden omdat zij mechanismen herkenden waar herzieningsprocessen in het verleden op stuk liepen’ De 56 Verloskundige
Bahareh verrichtte deze analyse in opdracht van de KNOV om de mechanismen rondom de VIL en de herzieningsprocessen van de VIL in kaart te brengen: waarom verliepen de onderhandelingen steeds zo moeizaam? En waarom was het sinds 2003 niet gelukt een herziene VIL op te leveren?
Zorgen onder leden Aanleiding voor het schrijven van de overzichtsnotitie waren signalen van zorgen bij KNOV-leden in 2019 over het proces en de inhoud van de meest recente herzieningspoging van de VIL. In de overzichtsnotitie van Bahareh staat: ‘De KNOV-leden merkten op dat zij mechanismen herkenden waar herzieningsprocessen in het verleden op stuk waren gelopen’. Bahareh schrijft daarover dat er een aantal zaken volgens deze leden onbesproken blijven: de rol van professionele belangen, het bestaan van machtsverschillen, het bestaan van visieverschillen
en hoe daarmee om te gaan. En dus rees de vraag: hadden de KNOV en de andere betrokken partijen bij de herziening van de VIL voldoende inzicht in, en bewustzijn van, de historie van de VIL en de knelpunten en leerpunten uit herzieningsprocessen in het verleden? Dat de zorgen van de KNOV-leden terecht waren, blijkt wel uit de drie belangrijkste knelpunten die uit Baharehs analyse van de VIL-geschiedenis naar voren komen: 1) het historisch bestaan van machtsverschillen tussen betrokken partijen als gevolg van hiërarchie in de samenleving, in het bijzonder op basis van sekse en opleidingsniveau; 2) het historisch bestaan van twee tegengestelde visies op zwangerschap en geboorte binnen de hele geboortezorg, die niet langs de lijnen van de betrokken beroepsgroepen, maar door de beroepsgroepen heen lopen en 3) het bestaan van een tegenstelling tussen inhoud (visie op goede zorg) en belangen (domeinstrijd, macht en geld), binnen en tussen de beroepsgroepen. Bahareh: ‘Het begint met bewustwording van deze geschiedenis. Het begrip dat de huidige generatie daar nu de lasten van draagt. Misschien onbewust, maar er is een bepaalde dynamiek ontstaan tussen de beroepsgroepen en daar moeten zij uit zien te komen.’
Machtsongelijkheid Te beginnen bij het eerste knelpunt: het historisch bestaan van machtsongelijkheid. Kort gezegd: van oudsher is verloskunde een vrouwenberoep en gynaecologie een mannenberoep. Verloskunde werd uitgesloten van de wetenschap, er werd op neergekeken. Bahareh: ‘In het verleden is er gezegd: ‘als je gynaecoloog wordt mag je naar de universiteit en als je verloskundige wordt dan mag je dat niet, omdat je vrouw bent’.’ Dat seksisme heeft nog steeds impact. We leven in een maatschappij waarin een universitaire opleiding hoger wordt gewaardeerd. Als je dan een bepaalde groep in het verleden vanwege hun sekse hebt uitgesloten,
‘De beroepsgroepen met in relatietherapie’
heeft dat grote gevolgen. Bijvoorbeeld, omdat je de kennis van de andere groep hoger waardeert. Bahareh: ‘Maar ook omdat de universiteit bepaalt welke kennis ertoe doet, welke kennis niet: daar vindt kennisproductie plaats.’ Er is hier sprake van systematische marginalisatie (benadelen, onderdrukken en uitsluiten) van de verloskundige beroepsgroep en afhankelijkheid van de gynaecologen voor het definiëren van de taken en verantwoordelijkheden van het verloskundige beroep. Het gaat om een institutioneel probleem: de machtsongelijkheid zit niet in personen, maar is historisch ingebed in de haarvaten van de geboortezorg en de daarbij betrokken beroepsgroepen. En dit werkt door naar de beleidstafel.
Tegengestelde visies Ook het tweede knelpunt is institutioneel. Vanuit de geschiedenis zie je twee tegengestelde visies op zwangerschap en geboorte binnen de hele geboortezorg, die overigens niet langs de lijnen van de betrokken beroepsgroepen lopen, maar door de beroepsgroepen heen. Voor deze studie nam Bahareh onder meer notulen en interne KNOV-stukken van de werkgroepen VIL 2011, 2015 en 2019 onder de loep en interviewde mensen die betrokken waren bij de ontwikkeling van de VIL 1987. De geïnterviewden in de studie benoemden de twee visies als ‘conservatief’ en ‘progressief’. Als conservatief wordt gezien: terughoudend in termen van medische interventies, pro hands-off, wantrouwend tegenover technologie, in de meeste gevallen geen financiële belangen en pro verloskundigen. Progressief is de visie tegengesteld aan die van de conservatieven.
De Verloskundige
57
‘Er is sprake van intergenerationeel trauma’ Omdat het hier een institutioneel probleem betreft is het belangrijk je bewust te zijn van je eigen vooroordeel en dat te erkennen. Als iemand zegt: verloskundigen gebruiken géén medische interventies als die niet nodig zijn en gynaecologen gebruiken medische interventies óók als die niet nodig zijn. Wat voel je dan daarbij? In hoeverre sluit jouw eigen mening hierop aan? Hoe verhoud jij je tot deze overtuiging?
Inhoud versus belangen Bewustwording en erkenning van de eigen vooroordelen is ook belangrijk bij het derde knelpunt, wat tevens institutioneel van aard is: het bestaan van een tegenstelling tussen inhoud en belangen. Net als bij de tegengestelde visies op zwangerschap en geboorte is het hier geen kwestie van verloskundigen enerzijds en gynaecologen anderzijds. Het is een tegenstelling die binnen en tussen de beroepsgroepen naar voren komt. Daarbij blijkt uit het onderzoek van Bahareh dat belangen onder de tafel de boventoon voeren in de besluitvorming en inhoudelijke argumenten oneigenlijk worden gebruikt in belangenbehartiging. Bahareh noemt in haar analyse als voorbeeld dat verloskundigen in het verleden de VIL afwezen vanwege het ontbreken van wetenschappelijke onderbouwing. Tegelijkertijd werd dit binnen de VIL-werkgroep en naar verloskundigen geframed als ‘angst voor het verliezen van positie en autonomie, en de invloed van financiële prikkels in het verrichten van interventies door verloskundigen (zoals de echo)’. Inhoudelijk was dit niet juist: de dynamiek werkt dit soort framing in de hand. Dergelijke frames bestaan nu nog steeds. Als aanbeveling noemt Bahareh dat je keuzes kunt maken die inhoud en belangen scheiden, zoals het wegnemen van finan-
De 58 Verloskundige
ciële prikkels en het scheiden van inhoud en belangen aan de overlegtafel en op het niveau van beroepsorganisaties. Als voorbeeld noemt zij dat bij de huisartsenberoepsgroep de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) de beroepsbelangen vertegenwoordigt en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) zich richt op de inhoud. Je kunt erover nadenken hoe dit er binnen de geboortezorg uit zou kunnen zien. Maar voordat je dat soort stappen zet, moet je eerst de complexe dynamiek durven aankaarten met elkaar.
Relatietherapie Bahareh roept in haar analyse alle partijen op om op te staan. ‘Er ligt voor een deel van alles bij de verloskundigen en voor een deel van alles bij de gynaecologen. Het is een ontzettend complexe dynamiek die er is. En daar moeten zij het met elkaar over hebben. Zij moeten eigenlijk met elkaar in relatietherapie.’ Achter die complexe dynamiek schuilt intergenerationeel trauma. Er is sprake van een diepgewortelde cultuur van wantrouwen en tegenstellingen binnen de geboortezorg die generatie op generatie wordt doorgegeven. ‘Je weet dat het intergenerationeel trauma is, omdat er iedere keer andere poppetjes aan tafel worden gezet maar het resultaat verandert niet. Als het aan individuen had gelegen dan waren zij er bij een volgende poging uitgekomen’, stelt Bahareh. Maar de realiteit is dat zij al sinds 2003 proberen een herziene VIL op te leveren. Waar staan we anno 2023? Er zijn twee ontwikkelingen gaande die VIL-gerelateerd zijn: er is vanuit de KNOV een ZonMw-aanvraag gedaan om een handreiking te schrijven die verloskundigen in het veld kunnen gebruiken bij de VIL uit 2003. Daarnaast is er een multidisciplinaire werkgroep, die wordt aangestuurd door het College Perinatale Zorg (CPZ) bezig met een herziening van de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg (ZIG) wat ook over het maken van samenwerkingsafspraken gaat. Rebekka Visser,
vertegenwoordiger vanuit de KNOV binnen die werkgroep, zegt daarover: ‘Daarbij wordt ingestoken op beste zorg voor de zwangere vrouw. Waarbij het belang wordt benadrukt van een goede en continue beroepsuitoefening door verloskundigen en, net zoals in die oorspronkelijke VIL, het belang van afstemming van de zorg op de klinische omstandigheden. Je eigen beoordeling krijgt weer een plaats die het verdient.’ Dat klinkt allemaal heel mooi, maar let wel: het levert geen herziene VIL op. En ondertussen ligt daar die onderliggende dynamiek. Hoog tijd dat we met elkaar in relatietherapie gaan.
Breed draagvlak Dat begint bij de besturen van de beroepsgroepen. Bahareh: ‘Die moeten een voortrekkersrol en een leidende rol nemen.’ Vervolgens heb je iemand nodig met expertise in het begeleiden van dit soort processen. Bahareh beveelt aan binnen dit proces de socratische methode te volgen (o.a. oordeel uitstellen, vragen stellen aan elkaar, goed luisteren naar de ander, denken mét elkaar niet tegen elkaar) in plaats van te kiezen voor consensus of meerderheid van de stemmen. Het proces kan geleid worden door iemand binnen of buiten het beroepsveld. ‘Maar diegene moet zich goed verdiepen in deze geschiedenis om de dynamieken te kunnen herkennen’, benoemt Bahareh. Daarbij is het belangrijk te realiseren dat niemand onafhankelijk is of neutraal. Dat maakt in principe niet uit, volgens Bahareh, zolang er vertrouwen vanuit alle betrokkenen is dat deze persoon dit zo veel mogelijk belangeloos doet en dat ook uitdraagt. Na de besturen komen vervolgens de leden, en de gehele beroepsgroep – inclusief de opleidingen. ‘Je kunt binnen de opleidingen lessen verzorgen waarin je deze geschiedenis en de dynamieken bespreekt, waarin je bewustwording bij studenten creëert, ze erop voorbereid dat ze deze dynamiek gaan tegenkomen in stages en later op hun werk. Dat je het ze
Wil je het gehele onderzoek ‘De Verloskundige Indicatielijst – risicoselectie van vroeger tot nu’ (2021) van dr. Bahareh Goodarzi lezen? Je kunt dit opvragen bij de KNOV door een mail te sturen naar info@knov.nl.
leert benoemen en erkennen.’ Met als doel dat ze het dan ook in de praktijk aan de kaak durven te stellen en idealiter zelfs weten hoe deze dynamiek aan te pakken. Een nog breder draagvlak kun je, bijvoorbeeld, creëren door een congres voor de betrokken beroepsgroepen te organiseren, te zorgen voor publicaties op diverse plekken met een bereik ook buiten de verloskunde, zoals Medisch Contact of Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Als laatste pleit Bahareh ervoor om van verloskunde een universitaire opleiding te maken. ‘Dat had al lang moeten gebeuren. Door te zeggen: we trekken het opleidingsniveau gelijk, want historisch gezien is de reden waarom we dat niet hebben gedaan een seksistische, niet onderbouwde reden, zorg je voor gelijkwaardigheid, vertrouwen en erkenning naar elkaars expertise.’ Dat levert veel op voor de geboortezorg. ‘Er wordt dan namelijk van beide kanten kennis geproduceerd: die expertise is complementair. Je ziet dat nu verloskundigen promoveren en onderzoek doen, de kennisproductie binnen de fysiologie toeneemt. Er worden belangrijke onderzoeken gedaan die de geboortezorg zich tot nu toe onthouden heeft. Er komt bijvoorbeeld meer aandacht voor mensen gezond houden, niet alleen maar voor ziekte. Het is uiteindelijk alleen maar beter voor de mensen waarvoor geboortezorgprofessionals zorgen.’
Bronnen - Goodarzi, B. (2021). De Verloskundige Indicatielijst – risicoselectie van vroeger tot nu. A. Overzichtsnotitie voor de KNOV. - Goodarzi, B. (2021). De Verloskundige Indicatielijst – risicoselectie van vroeger tot nu. B. Knelpunten- analyse en aanbevelingen. - Bahareh Goodarzi, Lianne Holten, Carla van El, Raymond de Vries, Arie Franx & Eddy Houwaart (2018) Risk and the politics of boundary work: preserving autonomous midwifery in the Netherlands, Health, Risk & Society, 20:7-8, 379-407, DOI: 10.1080/13698575.2018.1558182
De Verloskundige
59
Het wonder van een geboorte '0$/ % ) $% '**(ҁ ) +' /!*-( .+ $ ' 1**- *'0.*)ӄ " -0$& -.ҁ ( %*0 / # '+ ) $% % "-* $ ) #*Җ /$1$/ $/ )ҁ
midwives.gehealthcare.com/nl-nl/
© 2023 GE HealthCare. GE is een handelsmerk van General Electric Company dat wordt gebruikt onder handelsmerklicentie. JB00253NL De commerciële beschikbaarheid van medische systemen van GE HealthCare is afhankelijk van het voldoen aan lokale vereisten in een bepaald land of regio. Neem contact op met een vertegenwoordiger van GE HealthCare voor meer informatie. Alleen bedoeld voor professionals in de gezondheidszorg.
Mijn praktijk
‘Beoogde nieuwe zzp-wet geen abc’tje’ Al langere tijd worstelen de arbeidsmarkt en de overheid met het verduidelijken van de arbeidsrelatie tussen zzp’ers en hun opdrachtgevers. Dat geldt ook in de verloskundigenpraktijk. Begin oktober dit jaar verscheen het langverwachte zzp-wetsvoorstel dat meer duidelijkheid moet bieden. Of die duidelijkheid er hiermee daadwerkelijk komt, is nog de vraag...
W
il je als opdrachtgever en zzp’er zelfstandig samenwerken, dan moet je beoordelen dat er geen sprake is van een dienstbetrekking. Is daar wél sprake van, dan heb je een arbeidsovereenkomst met elkaar. Ook de wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelaties), die sinds 2016 van kracht is, geeft niet altijd de gewenste duidelijkheid over het beoordelen van de samenwerkingsrelatie. Eerder dit najaar publiceerde minister Van Gennip het wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden’. Komt er dan nu meer duidelijkheid? Erik van Dam van VvAA noemt de beoogde nieuwe wet ‘geen abc’tje voor de zzp’er’.
Onderdeel van breder zzp-plan Het wetsvoorstel is onderdeel van een meeromvattend zzp-plan en is bedoeld om de balans in het werken met en als zelfstandige(n) te herstellen.
Dit plan is óók onderdeel van het totale arbeidsmarktbeleid van het demissionaire kabinet. In het zzp-plan staan ook de onderdelen: • Een gelijker speelveld creëren voor werknemers en zelfstandigen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de afbouw van fiscale voordelen voor zzp’ers en maatregelen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen. • De handhaving op schijnzelfstandigheid verbeteren. De afgelopen jaren controleerde de Belastingdienst bijvoorbeeld niet of nauwelijks in de praktijk; er was sprake van een ‘handhavingsmoratorium’.
Modelovereenkomsten voor verloskundigen Of er sprake is van een dienstbetrekking of niet toets je op basis van drie criteria: loon, arbeid en werkgeversgezag. Het gaat vooral om het laatste: werkgeversgezag. Het blijkt echter niet eenvoudig om dat vast te stellen.
De Verloskundige
61
Om vooraf houvast te geven trok de KNOV samen met de VvAA op om zogenoemde modelovereenkomsten te ontwikkelen en beschikbaar te stellen. De Belastingdienst heeft deze modellen positief beoordeeld voor het werken buiten dienstbetrekking. De modelovereenkomst biedt geen ‘automatische’ vrijwaring van een arbeidsovereenkomst. Erik: ‘Werk altijd volgens de bepalingen die in het contract staan. Uiteindelijk bepalen feiten en omstandigheden of er wel of geen sprake is van een dienstbetrekking.’
Het milde regime Erik geeft aan dat sinds de invoering van de wet DBA er niet direct is gehandhaafd in de zin van controle en directe sanctionering. ‘Ik noem de
huidige situatie het ‘milde regime’. Dat betekent dat de Belastingdienst eerst langsgaat bij een praktijk voor een gesprek en kop koffie. Als de koffie naar een dienstbetrekking ruikt, kunnen ze een boekenonderzoek starten. Leidt dat tot de conclusie dat er wel degelijk sprake is van een dienstbetrekking, dan krijg je nog even de tijd om de relatie die je met elkaar hebt op een andere manier vorm te geven. Maar als je na drie maanden daar nog niets mee hebt gedaan, dan volgen er alsnog sancties.’ Volledige handhaving op de beoordeling van de arbeidsrelatie wil het kabinet pas hervatten als er duidelijkheid is over regelgeving en er een gelijker speelveld is tussen werknemer en zzp’er. Het doel is om per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op te heffen, tot die tijd geldt het milde regime.
Wetsvoorstel geen abc’tje Modelovereenkomsten Er zijn twee modelovereenkomsten speciaal voor eerstelijnsverloskundigen: één voor tijdelijke vervanging en één voor tijdelijke extra capaciteit in de praktijk. Deze modellen zijn op dit moment te gebruiken om een eigen overeenkomst te sluiten. Ze zijn per 1 januari 2023 geldig voor de duur van vijf jaar, onder voorbehoud van wijzigingen in de wet- of regelgeving in die vijf jaar. Scan de code voor de modelovereenkomsten.
Werkvormen verloskundige
zelfstandige
praktijkhouder
met personeel
De 62 Verloskundige
zonder personeel
Werknemer
zzp’er
waarnemer
praktijkmedewerker
vervanging
extra capaciteit
Terug naar het nieuwe wetsvoorstel voor de verduidelijking van de arbeidsrelatie. Het voorstel lijkt met het beoordelingskader voor het wel of niet in dienstbetrekking werken op het eerste gezicht een eenvoudig handvat te bieden. De onderliggende indicaties en weging blijven echter voer voor discussie. In de kern beschrijft het wetsvoorstel de beoordeling ‘werken in dienst van’ op een schijnbaar mathematische wijze, waarbij: A Werkinhoudelijke aansturing. In hoeverre de opdrachtgever de mogelijkheid heeft om instructies te geven hoe de opdracht moet worden uitgevoerd. B Organisatorische inbedding. In hoeverre de functie of de zzp’er is ingebed in de organisatie van de werkverschaffer. C Werken voor eigen rekening en risico. De indicaties die juist op zelfstandigheid in de arbeidsrelatie wijzen. Ligt het zwaartepunt bij de hoofdelementen die gaan over gezag (A+B)? Dan is er sprake van een arbeidsovereenkomst. Ligt het zwaartepunt bij C, dan is de zzp’er daadwerkelijk zelfstandig. En ligt het in het midden? Pas dan wordt bekeken hoe de zzp’er zich ook buiten de betreffende arbeidsrelatie in economische zin (als ondernemer) gedraagt, ook wel ‘C+ genoemd.
‘Denk eens na over waar je over vijf jaar wilt staan’
Erik van Dam is sinds 2014 senior-adviseur kennismanagement bij VvAA, een vereniging waarbij meer dan 130.000 zorgprofessionals zijn aangesloten, waaronder een groot deel van de praktijkhoudende verloskundigen. Samen met ruim 700 collega’s ondersteunt hij de leden met advies op onder meer bedrijfskundig, financieel, juridisch en verzekeringsgebied.
Wat het wetsvoorstel lastig maakt voor de zorg, is de discussie of werken conform de geldende richtlijnen en protocollen gezien moeten worden als werkinhoudelijke aansturing en/of organisatorische inbedding. Of dat dit beroepsnormen zijn en daarmee weinig zeggen over de gezagsrelatie tussen de samenwerkende partijen. Worden richtlijnen en protocollen aangemerkt als indicatie voor werkinhoudelijke aansturing of organisatorische inbedding, dan is zzp’en in de zorg praktisch onmogelijk en verdwijnt de zo benodigde smeeroliefunctie in de zorg.
Dat is wel opvallend. Daarmee lijkt de arbeidsovereenkomst wat uit beeld geraakt. Maar in situaties die naar ‘schijnzelfstandigheid’ neigen – en die zijn er best – kan het ook voordelen hebben als je als werkgever-werknemer verder gaat werken. Je hebt dan meer duidelijkheid, rust en langetermijnperspectief. Een praktijkhouder kan aangeven dat hij in z’n praktijk een bepaalde kant op wil en vraagt of z’n medewerker daar ook een rol in wil hebben. Aan een zelfstandige kun je dat niet vragen, want dat gaat al meer richting dienstbetrekking.’
Maak nú een plan Of het wetsvoorstel daadwerkelijk een wet wordt, is gezien alle maatschappelijke discussie erover nog maar de vraag. Hoe dan ook is het belangrijk om van tijd tot wijlen de onderlinge samenwerkingsrelatie met elkaar te evalueren. Denk eens na over waar je over vijf jaar wilt staan, is de tip van Erik. ‘Bekijk met elkaar de praktijk van bovenaf en maak een plan. Vraag je af hoe je met elkaar samenwerkt en hoe zich dat de komende jaren kan ontwikkelen. Zou de zzp’er wellicht een goede toekomstige of mede-eigenaar kunnen zijn? Zou je je als zzp’er willen verbinden aan die praktijk? Mijn advies is om daar nu mee te beginnen, in alle rust. Anders moet je snel reageren als op 1 januari 2025 de sanctionerende handhaving weer opgepakt wordt. 'En snel reageren bij langetermijnbeslissingen, zou ik sowieso niet aanraden.’
Arbeidsovereenkomst geeft meer duidelijkheid ‘Jaarlijks doe ik onderzoek onder praktijkhouders die met zzp’ers werken’, merkt Erik op. ‘In de resultaten is te zien dat eigenaren van verloskundepraktijken meer dan gemiddeld aangeven dat ze geregeld op structurele basis met zzp’ers werken.
Scan de code om een samenvatting en duiding van het wetsvoorstel te lezen.
De Verloskundige
63
VerloskundigenPolis ABN AMRO Verzekeringen Samen met ABN AMRO hebben wij de Verloskundigenpolis ontwikkeld. Dit is een modulair verzekeringspakket speciaal voor verloskundigen. U kiest zelf welke dekkingen u hiervan wilt afsluiten. Natuurlijk kan MBV u hierover adviseren. Beroepsaansprakelijkheid Bedrijfsaansprakelijkheid Rechtsbijstand Verlostas Bedrijfsschade WEGAM
Waarom MBV? Onafhankelijk advies Transparante beloning Breed aanbod verzekeraars Vast aanspreekpunt Alles onder één dak
t 033 456 51 47 info@mbv-fa.nl
175x116mmKNOV H.indd 1
06-11-2023 09:14
LANACARE Borstkompressen van 100% natuurlijke Merino wol. Biedt de beste condities voor succesvolborstvoeden. LANACARE BORSTKOMPRESSEN Mini
9 cm
7 €
X-Small
12 cm
8 €
Small
15 cm
9 €
Med
18 cm
10 €
Large
22 cm
11 €
Oval
22x27 cm
12 €
Borst créme
40 ml
6 €
Lanolin créme
40 ml
6 €
Lanolin zeep
150 ml
7 €
GEBRUIKERS TIP Wij raden aan de hypoallergene en biologische Lanoline borstcréme te gebruiken. Deze 100 % natuurlijke borstcréme helpt bij de genezing van pijnlijke en gebarsten tepels. Omdat de créme 100% natuurlijk is hoeft deze niet te worden verwijderd voor het voeden!
1-2_175x116mm_B.indd 1
REINIGINGSINSTRUCTIES: Daregelijks de gewassen, vochtige kompressen laten drogen op een warme radiator of ergens anders waar droge hitte beschikbaar is. (géén droogtrommel!) Aanbevolen wordt de kompressen op de hand te wassen met een wolwashmiddel,bijvoorbeeld LANACARE lanoline zeep om het lanoline gehalte van de wol weer aan te vullen. Als u lijdt aan een schimmelinfectie, dan kunt u de kompressen steriliseren in uw magnetron. @lanacareworld
www.lanacare.com
06-11-2023 09:13
Dispuut
‘Capaciteitsproblematiek in de kraamzorg verandert ons vak’
Het hele jaar door, maar zeker in de zomer is er eigenlijk te weinig aanbod om de vraag in de kraamzorg op te vangen. Dit zet de keten onder druk. Welke gevolgen heeft dit voor het vak van verloskundigen? En wat zouden oplossingen kunnen zijn? Drie verloskundigen gaan hierover in gesprek.
De Verloskundige
65
taken op je om toch te zorgen dat het kraambed goed verloopt. Denk bijvoorbeeld aan helpen met de voeding, wegen, hielprikscreening aanvragen en andere controles van mama en baby. Ook leg je als verloskundige vaak meer en langere visites af en bel je vaker, zodat er voldoende contactmomenten zijn. Je doet het er gewoon bij.’
Dorien van Proosdij Was eerst klinisch verloskundige in een perifeer ziekenhuis en werkt sinds 2016 in het LUMC.
Taakverschuiving door tekorten Tekorten in de kraamzorg: de afgelopen jaren werden verloskundigen door heel het land hiermee geconfronteerd. In Zuidoost-Brabant zaten sommige gezinnen vorig jaar zomer zelfs zonder kraamzorg, vertelt Lieneke van den Brink. Zij is eerstelijnsverloskundige en eigenaar van Verloskundigenpraktijk Clair de Lune. ‘De tekorten waren de afgelopen jaren groot, vooral als het gaat om het aantal beschikbare kraamzorguren. Hierdoor is de zorg die wordt geboden minimaal; maximaal drie uur per dag. Vorig jaar zomer hadden we veel cliënten waarvoor helemaal geen kraamzorg was. Samen met de kraamzorg en de ziekenhuizen hebben we ervoor kunnen zorgen dat het deze zomer beter ging, maar het vraagt veel van alle betrokken partijen. Het afgenomen aantal kraamuren betekent dat je als verloskundige de kraamzorg vaak niet treft in een gezin’, legt Lieneke uit. ‘En als een gezin zonder zorg zit, neem je als verloskundige een aantal
Hogere werkdruk Cindy de Groot, eerstelijnsverloskundige en eigenaar van Verloskundigenpraktijk Kaag en Braassem, herkent grotendeels de penibele situatie die Lieneke schetst. ‘Het is bij ons in de regio niet zo erg geweest dat gezinnen helemaal zonder kraamzorg zaten, maar het is wel lastig geweest. Bij ons is er eigenlijk het beleid dat je binnen vijftien weken zwangerschap de kraamzorg geregeld moet hebben, maar dat is in praktijk vaak moeilijk. Als een cliënt al acht kraamzorgorganisaties heeft gebeld maar nergens terecht kan omdat niemand haar accepteert, ga ik toch als verloskundige zelf bureaus bellen. Afgelopen zomer heb ik een paar cliënten gehad die tot aan de bevalling geen kraamzorg hadden, ook toen is het gelukkig gelukt om ad hoc te regelen dat een kraamverzorger na de bevalling langs zou komen. Maar ik herken dus heel erg de taakverschuiving naar de eerstelijnsverloskundige, wij zitten er uiteindelijk mee. Ik heb bijvoorbeeld situaties meegemaakt waarin ik mijn achterwacht moet bellen omdat ik taken moet doen die eigenlijk bij de kraamzorg horen en niet weg kan. Dat is vervelend, niet omdat ik te beroerd ben om een bed te verschonen, maar omdat mijn praktijk een eigen zorgvraag heeft. Dit resulteert dus in hogere werkdruk.’
Suboptimale kraambedden
‘Door de tekorten loopt de keten op verschillende plekken vast’ De 66 Verloskundige
Want als een kraambed nog niet goed loopt kan de verloskundige de cliënt nog niet afsluiten, ook al is het dag acht, vertelt Cindy. ‘Het gevolg is dat we soms op dag elf, twaalf of dertien toch nog huisbezoeken afleggen, terwijl wij zelf die capaciteit eigenlijk ook niet hebben. Maar toch doen we het,
we gaan geen cliënt afsluiten als het nog niet goed met het kind gaat. JGZ heeft ook een capaciteitsprobleem, waardoor de verpleegkundige soms pas op dag zestien kan komen, want daar is het ook druk. We zitten allemaal in dezelfde spiraal. Iemand moet de situatie opvangen, dus dan blijf ik maar wat langer. Dat gebeurt steeds vaker, omdat veel kraambedden niet optimaal lopen. Het komt bijvoorbeeld steeds vaker voor dat kinderen ineens tien procent zijn afgevallen, dat een kindje geel ziet of dat de borstvoeding niet goed loopt. Dat zijn dingen die denk ik voorkomen hadden kunnen worden door meer kraamzorg. Of door te zorgen dat een gezin één of twee kraamverzorgenden in een week over de vloer krijgt, in plaats van vijf verschillende gezichten. Je ziet medisch gezien dus dat we meer achter de feiten aanlopen.’ Lieneke voegt toe dat dit vooral kwetsbare gezinnen raakt. ‘Degenen die kraamzorg het hardste nodig hebben, bijvoorbeeld door een kleiner eigen netwerk, zijn juist vaker laat met aanmelden bij de kraamzorg dus die vissen vaker achter het net.’
kunnen worden door een goed kraambed. Bijvoorbeeld ondervoede of fors gele kinderen, of vrouwen met ernstige endometritis. Ik denk dat preventieve zorg hierin een belangrijke rol kan spelen. Laatst kwam er bijvoorbeeld een vrouw binnen met endometritis en hoge koorts, die niet geïnformeerd was over de hygiëne-adviezen, bijvoorbeeld dat ze na de bevalling de hechtingen moest spoelen. Ik zeg niet dat je endometritis kan voorkomen met spoelen, maar het is jammer dat dit gemist is én dat deze vrouw überhaupt niet op de hoogte was van de noodzaak. Een vroege signalering is belangrijk in het voorkomen van heel zieke mensen.’
Zorgbrede capaciteitsproblemen De toename van het aantal bezette kraambedden is dus indirect een effect van de tekorten in de kraamzorg. Dit draagt echter bij aan de capaciteitsproblemen in de ziekenhuizen zelf. ‘Ook daarom wil je voorkomen dat vrouwen die niet in het ziekenhuis
Bedden in het ziekenhuis De indirecte gevolgen van de capaciteitsproblemen in de kraamzorg zijn merkbaar in het ziekenhuis. Dorien van Proosdij is klinisch verloskundige in het LUMC. Ze vertelt: ‘Wij werken met klinische kraamverzorgenden die bij ons ziekenhuis horen, dus wij werken niet rechtstreeks met kraamzorgorganisaties. Maar waar we soms wel tegenaan lopen is dat vrouwen bedden langer bezet houden. Dat is bijvoorbeeld als de moeder en/of het kindje kwetsbaar zijn, maar er thuis geen kraamzorg kan worden opgestart en ze dus niet naar huis kunnen. Door de tekorten loopt de keten dus op verschillende plekken vast. Het gevolg is dat iemand op een kamer blijft liggen waar een andere patiënt niet terecht kan, of er moet worden geregeld dat de patiënt naar een ander ziekenhuis gaat. Daarnaast komen er pasgeborenen en moeders binnen met medische problematiek die soms inderdaad voorkomen zou
Cindy de Groot Eerstelijnsverloskundige, echoscopiste en eigenaar van Verloskundigenpraktijk Kaag en Braassem.
De Verloskundige
67
‘Online videoconsulting lost het fysieke tekort van handen aan het kraambed niet op’
hoeven te zijn, daar ook niet terecht komen of langer blijven dan nodig is’, zegt Cindy. ‘Het is over het algemeen voor iedereen beter als je zo snel mogelijk terug naar je eigen omgeving gaat.’ Dorien bevestigt dat: ‘In het ziekenhuis hebben we over de hele linie te maken met capaciteitsproblemen. Daarom vinden ook hier taakverschuivingen plaats: ik neem als klinisch verloskundige taken van artsen over. Ook word ik verantwoordelijk gesteld voor verpleegkundige taken. Daarnaast is er een aantal kamers al enige tijd definitief gesloten wegens personeelsgebrek. Het is dus sowieso een puzzel om iedereen de nodige zorg en ruimte te geven. Laatst hadden we echt geen plek, toen heb ik allerlei ziekenhuizen moeten bellen om toch een oplossing te zoeken. Dit zijn grote problemen die niet worden opgelost door één extra kraamverzorger, maar het tekort aan kraamzorg speelt wel mee in de doorloop. Als iemand naar huis kan, proberen we erop aan te sturen dat diegene uit het ziekenhuis ontslagen wordt. Laatst kwam er iemand met langdurig gebroken vliezen om twaalf uur ’s middags binnen. Aangezien er verder na de observatieperiode geen indicatie was om langer opgenomen te blijven moest ik toch zeggen: maar je moet vannacht echt naar huis, hoe graag deze mensen tot de vroege ochtend waren gebleven. De ruimte is simpelweg nodig, zowel voor onze eigen populatie als voor de eerste lijn. Een kamer is toch een kamer. Maar soms is het ontslaan van patiënten gewoonweg niet te bespoedigen. Het heeft bijvoorbeeld tijd nodig er een bloedtransfusie is doorgelopen, of er iemand 36 uur post sectio is.’
De 68 Verloskundige
Lieneke van den Brink Eerstelijnsverloskundige en echoscopiste en eigenaar van Verloskundigenpraktijk Clair de Lune in Eindhoven. Daarnaast voorzitter Zorggroep Verloskunde Zuidoost Brabant.
Digitale ondersteuning Wat zou de druk op de kraamzorg kunnen verlichten? Is e-health misschien een oplossing? In sommige gevallen kan het ondersteunend zijn, denken de verloskundigen. Maar lang niet altijd. Cindy vertelt: ‘Onze kraamzorg biedt online videoconsulting aan, dan kun je een uur kraamzorg inleveren voor een uur videoconsult. Maar dat lost het fysieke tekort van handen aan het kraambed niet op.’ Lieneke vult aan: ‘Bovendien vindt zo’n consult plaats wanneer het de kraamverzorger uitkomt, niet wanneer het handig is voor moeder en kind. Videoconsultatie of digitale informatievoorziening in het algemeen zou wel handig kunnen zijn om voorlichting te geven vóór de bevalling. Dat zou kunnen schelen in de hoeveelheid kraamzorg die iemand nodig heeft.’ Dat denkt Cindy ook. ‘Bijvoorbeeld meer e-mails en berichten met nuttige informatie, zodat je bijvoorbeeld vanaf 30 weken zwangerschap leert hoe een veilig kraambed eruitziet. Dat je weet hoe je je kunt voorbereiden en ook alvast kunt bedenken: wat doet de kraamzorg wel en wat niet? Wat kunnen
ik en mijn omgeving zelf doen en regelen? Misschien kun je alvast de vriezer volgooien met eten, misschien kunnen opa’s of oma’s helpen. Dat soort informatie en tips kunnen allemaal in een video. Het is wel zo dat ook in dit geval de meest kwetsbare gezinnen waarschijnlijk aan het kortste eind trekken, omdat die minder digitaal vaardig zijn. Dus je blijft zitten met een groep die meer begeleiding nodig heeft.’
zorgen dat kraamzorg voor iedereen geborgd was, ook al was het in een iets andere vorm en heeft het veel van de betrokken partijen gevraagd. Een ander voordeel van de samenwerking tussen de praktijken en de ziekenhuizen is dat we cliënten hebben kunnen verdelen, voor een betere spreiding. Bijvoorbeeld door contact te zoeken met kraamzorgorganisaties die net buiten de regio vallen, die nog wel capaciteit hadden.’
Samenwerken Betere afstemming in de regio kan de grootste problemen voorkomen, heeft Lieneke ervaren. ‘Wij hadden vorig jaar grote tekorten in Eindhoven, dat heeft veel gevraagd van zowel de ziekenhuizen als de eerste lijn. Daarom hebben wij een werkgroep opgericht waarin de Zorggroep Verloskunde Zuidoost Brabant samenwerkt met de kraamzorgorganisaties in de regio en het Anna ziekenhuis in Geldrop, het Catharina ziekenhuis in Eindhoven en het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven. Samen zijn we op zoek gegaan naar oplossingen voor het tekort in de kraamzorg. We hebben begin 2023 een aantal afspraken gemaakt. De eerste was: geen opstartzorg na drie uur ’s middags. Het gevolg daarvan is dat de ziekenhuizen mensen op tijd moeten ontslaan. We hebben gezien dat mensen daardoor net wat sneller naar huis gaan en daar opstartzorg krijgen. Een andere afspraak is dat er in principe maar tot en met de zesde dag kraamzorg werd geboden, om zoveel mogelijk mensen van zorg te kunnen voorzien. Kraamzorg op de zevende en achtste dag was alleen op indicatie mogelijk. Sinds november is er weer tot en met de zevende dag kraamzorg. Daarnaast hebben we in augustus tijdelijk een kraamhotel gehad in een van de ziekenhuizen, om de piek op te vangen. Op deze manier hebben we het afgelopen jaar ervoor kunnen
Bundelen lossen kraambureaus Op het gebied van spreiding valt er volgens Dorien op veel plekken nog een slag te slaan. ‘Er zijn zo veel zzp’ers en losse kraambureaus die allemaal zelfstandig opereren. Als die meer gebundeld zouden zijn zou de capaciteit veel beter te coördineren zijn. Zzp’ers kunnen hun cliënten vaak veel bieden, wat zowel fijn is voor hen als voor de gezinnen. Als je uitkomt met twee gezinnen per maand die je veel uren en aandacht kunt geven, dan snap ik dat je dat doet. Maar het is wel nadelig voor de totale capaciteit: ondertussen zijn er gezinnen die dit soort zorg niet kunnen betalen en het met minimale kraamzorg moeten doen. Ook moet kraamzorg soms helemaal uit een andere gemeente komen. Hoe dit overkoepelend georganiseerd zou kunnen worden weet ik niet, misschien op gemeentelijk niveau, ook al is het daar bijvoorbeeld met de Wmo niet altijd goed gegaan. Maar het lijkt me waardevol om hierover out of the box te denken.’ Lieneke vertelt dat er in Eindhoven ook veel zzp’ers zijn, maar dat er bij de grotere kraamzorgorganisaties soms wel al in duo’s wordt gewerkt. ‘Dan kun je afspraken maken en de zorg al enigszins samen verdelen. Maar als je het gezamenlijk zou organiseren heb je honderden kraamvrouwen, waarmee je een nog betere verdeling zou kunnen maken.’
‘Als een gezin zonder zorg zit, neem je een aantal taken op je om te zorgen dat het kraambed goed verloopt’ De Verloskundige
69
Natalis is binnen Nederland al 30 jaar DE leverancier van medische kraampakketten voor alle zorgverzekeraars. Wij zijn de specialist voor alle producten rondom de zwangerschap, de geboorte en de eerste 2 jaar van het kind. Ook voor kraamcadeau’s kun je binnenkort bij ons terecht
1-2_175x116mm_A.indd 1
31-07-2023 10:41
®
Verkorte productinformatie Mirena , IUD 20 microgram/24 uur Samenstelling: Mirena is een hormonaal intra-uterien systeem met een depot van 52 mg levonorgestrel. Indicaties: Anticonceptie (na 8 jaar vervangen); behandeling van hevig menstrueel bloedverlies of menorragie (werkzaamheid bevestigd voor 5 jaar; vervangen wanneer symptomen terugkeren of na uiterlijk 8 jaar); progestageen adjuvans ter voorkoming van endometriumhyperplasie tijdens oestrogeentherapie in de peri- en postmenopauze (na 3 jaar vervangen). Contraindicaties: Zwangerschap of het vermoeden ervan; aanwezigheid of vermoeden van mammacarcinoom of andere geslachtshormoonafhankelijke maligne aandoeningen; acute, subacute of chronische ontstekingen in het kleine bekken, ook in de anamnese; cervicitis; genitale infecties, SOA; endometritis post partum; in de afgelopen 3 maanden: een abortus gecompliceerd door een infectie; aandoeningen die chronisch met een verminderde weerstand gepaard gaan of die als gevolg van bacteriëmie kunnen verergeren (klepafwijkingen, aangeboren hartafwijkingen); cervixdysplasie; bevestigde maligniteit van het corpus uteri of van de cervix, of het vermoeden daarvan; abnormale vaginale bloeding waarvan de diagnose (nog) niet is vastgesteld; congenitale of verworven anatomische afwijkingen van de uterus, waaronder myomen, indien het cavum uteri hierdoor wordt vervormd; acute aandoeningen van de lever of levertumoren; overgevoeligheid voor een van de bestanddelen. Waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Mirena is niet de eerste keuze voor postmenopauzale vrouwen met gevorderde uteriene atrofie. Wanneer bij de behandeling van hevig menstrueel bloedverlies de bloeding niet tot staan komt, of wanneer er sprake is van zware doorbraakbloedingen, moet met een andere (bijvoorbeeld organische) oorzaak van de bloeding rekening worden gehouden. Onregelmatige bloedingen kunnen sommige symptomen en aanwijzingen voor endometriumpoliepen of -carcinoom maskeren. Tijdens het inbrengen resp. verwijderen kan de patiënte als gevolg van een vasovagale reactie flauwvallen tijdens de ingreep en bij epilepsiepatiënten kan er een insult optreden. Tijdens het eerste jaar van het gebruik ontwikkelt zich bij 57% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd geleidelijk een oligomenorroe, en bij 16% een amenorroe. Tegen het einde van het achtste jaar van het gebruik wordt door respectievelijk 26% van de Mirena-gebruiksters onregelmatig bloedverlies en door 34% amenorroe ervaren. Bij recidiverende endometritis of ontstekingen in het kleine bekken, of als een acute infectie ernstig is of niet binnen enkele dagen op een behandeling reageert, moet het IUD worden verwijderd. In klinische onderzoeken bij de indicatie anticonceptie, was de incidentie van expulsie laag (<4% van de inserties) en lag deze in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s en IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Mirena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van hevig menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Mirena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUD worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie. Het risico op perforaties kan ook verhoogd zijn bij vrouwen met een uterus in retroversie-flexie. Het IUD moet in geval van perforatie zo snel mogelijk worden verwijderd. De mogelijkheid van een ectopische zwangerschap moet worden overwogen in geval van lage abdominale pijn, en met name als de menstruatie uitblijft of als een vrouw met amenorroe begint te bloeden. Het absolute risico van ectopische zwangerschap bij Mirena-gebruiksters is klein. Echter, als een vrouw met Mirena in situ zwanger raakt, is het relatieve risico van ectopische zwangerschap verhoogd. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het systeem zo snel mogelijk worden verwijderd. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/ pijn in het kleine bekken, veranderd menstruatiepatroon inclusief toename en afname in menstrueel bloedverlies, spotting, oligomenorroe en amenorroe, vulvovaginitis, vaginale afscheiding. Vaak: depressieve stemming/depressie, zenuwachtigheid, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, acne, hirsutisme, rugpijn, benigne ovariaal cyste, dysmenorroe, gevoelige borsten, pijn in de borsten, expulsie van het IUD (geheel of gedeeltelijk), gewichtstoename. Soms: opgeblazen gevoel, alopecia, pruritus, eczeem, chloasma/huidhyperpigmentatie, uteriene perforatie, ontstekingen in het bekken, endometritis, cervicitis/Papsmear normaal (klasse II), oedeem. Onbekend: hypersensitiviteit, inclusief huiduitslag, urticaria en angio-oedeem, verhoogde bloeddruk. Handelsvorm: Verpakking met 1 IUD. Nummer van de vergunning: RVG 16681. Vergunninghouder: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp. Verdere informatie beschikbaar bij: Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp, tel. 023 799 1000. Afleveringstatus U.R. Datum van goedkeuring/herziening van de SmPC: 12 oktober 2022. Versie: december 2022. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar. MA-MIR-NL-0003-8
Intra uterien systeem 52 mg levonorgestrel
2211-NL1416 MIR_VPI december 2022_85x116.indd 1
25-1-2023 12:27:18
Boekrecensie
Closure How the flagship Albany Midwifery Practice, at the heart of its South London cmmunity, was demonised and dismantled Het verhaal van de vernietiging van een praktijk met idealen.
Simone Valk is gepensioneerd verloskundige. Ze tipte De Verloskundige het boek Closure en schreef er een recensie over.
Auteur: Becky Reed en Nadine Edwards ISBN: 9781780667850 Prijs: € 16,99
De Albany Midwifery Practice (AMP). Deze woorden hadden ook onder Nederlandse verloskundigen een bijna mythische klank. De AMP was gevestigd in Peckham, destijds een van de ergste achterstandswijken in Londen, en was verbonden aan het King’s College Hospital. De verloskundigen van de AMP boden verloskundige zorg volgens een uiterst doordacht concept dat uitgebreid wordt toegelicht in het boek. Met zeer goede uitkomsten als resultaat: lagere perinatale sterfte dan landelijk, 45 procent thuisbevallingen, hoge percentages borstvoeding en tevreden cliënten. Elke verloskundige werkte vier werken en was vervolgens twee weken vrij. Het is zeer pijnlijk om te lezen hoe de verloskundigen vervolgens beschuldigd werden van onveilige zorg. Hoe goede zorg voor vrouwen in een achterstandssituatie ondergeschikt werd aan andere belangen.
‘How to lie with statistics’ werd toegepast door het King’s College Hospital en ondanks alle support van verloskundigen, huisartsen uit de wijk, hoogleraren verloskunde, hoogleraren statistiek die de fouten aantoonden in de argumentatie én de moeders uit de wijk die zich organiseerden voor het behoud van de praktijk, werd de AMP abrupt gesloten. De ‘onveilig werkende’ verloskundigen kregen een baan aangeboden in het ziekenhuis, dat wel. Becky Reed, de oudste verloskundige, werd zeer hard aangepakt, maar uiteindelijk is iedereen die betrokken was bij de AMP getraumatiseerd door het machtsmisbruik waarmee ze geconfronteerd werden. Na jarenlange strijd is de AMP geheel gerehabiliteerd. Uit onafhankelijk onderzoek is gebleken dat de AMP-werkwijze positief uitpakte voor de achterstandspopulatie, inclusief vrouwen met complexe zwangerschappen en risicofactoren. En dat er overwogen zou moeten worden om dit model van zorg aan alle zwangere vrouwen te bieden. Wat wij in Nederland hiervan kunnen leren? Elke caseload-studie laat lagere verwijspercentages, goede uitkomsten en tevredener cliënten zien. Is het werkbaar in een integraal zorgmodel? De AMP laat het zien. Zouden ziekenhuizen te veel inkomsten verliezen als we hier ook weer naar 45 procent thuispartus zouden gaan? Als we betere uitkomsten en tevredener cliënten willen, én een toekomst voor verloskundigen, zullen onder andere deze vragen moeten worden beantwoord. Niet alleen door ons als verloskundigen, maar in VSV-verband, met cliëntenorganisaties en met zorgverzekeraars.
De Verloskundige
71
Verloskunde en gynaecologie: gezamenlijk opleiden ‘Van mij mag dit wel vaker’ De studenten van nu zijn de zorgprofessionals van de toekomst. Om toekomstige collega’s uit de eerste en tweede lijn al tijdens hun studie kennis te laten
De piek van een depressie ligt bij twaalf weken na de bevalling, waardoor deze aandoening soms slecht wordt herkend.
maken met elkaar, organiseren Hogeschool Rotterdam
Bio-psycho-sociaal
en Erasmus MC sinds leerjaar 2021-2022 gezamenlijke
Wat weten we van de oorzaken van psychische problematiek in de zwangerschap en na de bevalling? Er is geen causale relatie tussen hormonale verandering en peripartum psychiatrie, benadrukt Knijff. Factoren die de kans op psychische stoornissen in de perinatale periode vergroten zijn bijvoorbeeld een psychiatrische voorgeschiedenis, een miskraam, een eerdere traumatische bevalling, seksueel trauma of psychosociale problemen, zoals slechte huisvesting. Hetzelfde geldt voor middelenmisbruik door de moeder. Eén op de vier vrouwen heeft psychische problemen, psychosociale problemen of problematisch middelengebruik, één op de tien vrouwen een combinatie daarvan. En let op, waarschuwt Knijff, dat zijn niet alleen zwangere vrouwen in achterstandswijken. Instabiliteit gedurende de zwangerschap is een belangrijke voorspeller van psychiatrische problematiek postpartum.
onderwijsdagen voor studenten verloskunde en gynaecologie. Die worden als positief ervaren. ‘Goed om elkaar eens in deze setting te ontmoeten.’ We nemen je mee tijdens zo’n dag.
Vandaag staat het thema ‘Zwangerschap en psychiatrie, de gecompliceerde partus’ op de agenda. Een belangrijk thema, zo blijkt al snel uit de verschillende voordrachten. De studenten luisteren aandachtig.
Depressie en psychose Van dr. Esther Knijff, psychiater van het Erasmus MC, leren deze studenten dat de meest voorkomende psychische aandoeningen postpartum depressie en postpartum psychose zijn. Van de vrouwen die een kind hebben gekregen, krijgt 10 tot 15 procent een niet-psychotische stoornis, zoals een postpartum depressie of Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS), en 1 tot 2 procent een psychotische stoornis, zoals een postpartum psychose. Twintig procent van de perinatale sterfte is toe te schrijven aan een postpartum depressie. Zelfmoordgedachten en gedachten aan infanticide zijn aanwezig bij 19 procent en 8 procent van de vrouwen met een postpartum psychose (Kamperman et al, 2017). Een postpartum psychose manifesteert zich meestal snel na de bevalling, terwijl dat bij een postpartum depressie langer kan duren.
De 72 Verloskundige
Bang om dood te gaan De studenten krijgen informatie over de wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, over dwang en drang versus de eigen wil, zorgmachtigingen, acute crisissituaties, de verschillen tussen Onder Toezicht Stelling, Voorlopige Onder Toezicht Stelling (VOTS), Uit Huis Plaatsing (UHP) en Gezag Beëindigende Maatregel (GZBM), maar presenteren ook casussen uit hun eigen praktijk. Bijvoorbeeld die van een vrouw die heftige psychische problemen krijgt na een sectio. In het ziekenhuis lukte het haar nog om te doen alsof alles goed ging, maar eenmaal thuis lukte dat niet meer. De vrouw dacht dat ze doodging, werd bang om te gaan slapen en om opgesloten te worden. Ze had het gevoel te
Tekst Dorine van Namen
‘Het kan bijdragen aan een warme overdracht, laagdrempelig overleggen en een goede terugkoppeling tussen de eerste en de tweede lijn’
hallucineren. De kraamverzorgende maakte zich zorgen over de psychische toestand van de patiënte en belde de verloskundige. De verloskundige belde vervolgens de huisarts, die adviseerde om te stoppen met de borstvoeding.
Waarom bel je ons niet? De studenten van de twee opleidingen zitten apart in de collegezaal. Persoonlijk contact is er niet, afgezien van de twee studenten die de casussen hebben voorbereid. Maar het bespreken van de casussen is wel degelijk interessant, vinden zowel studenten verloskunde als studenten gynaecologie. De kans is immers aanwezig dat de aanwezigen ook in de praktijk samenwerkingspartners worden. Waarom, wilden de studenten gynaecologie weten, bellen jullie de huisarts? De bevalling heeft in de tweede lijn plaatsgevonden, dus waarom bellen jullie dan niet naar ons? Het is meteen één van de belangrijkste opbrengsten van de gezamenlijke onderwijsbijeenkomst, blijkt na doorpraten met verschillende studenten. ‘De theorie kende ik al wel’, reageerde een studente gynaecologie, ‘maar ik vond het interessant en belangrijk om te horen waarom verloskundigen de huisarts bellen en niet gynaecologie.’ ‘En ik zal een volgende keer makkelijker naar gynaecologie bellen’, zegt een studente verloskunde. ‘Misschien kijken wij wel te veel op tegen gynaecologen en bellen we ze daarom niet zo makkelijk; ik merk nu dat ze dat wel willen.’
interventie.’ Ze is wel enthousiast over interventies die verloskundigen inzetten na een heftige bevalling, zoals het ‘overdoen’ van het uur direct na de bevalling, het op de borst leggen, naam geven, wassen en aankleden van het kind alsof het net geboren is. En ook over de adviezen van verloskundigen aan de moeder om nare ervaringen van zich af te schrijven. ‘Dat is weer leerzaam voor de gynaecologen in opleiding, om hierover te horen’, zegt zij.
Bijscholing
Heftige interventie
Wat kan gezamenlijk opleiden nog meer opleveren? Het kan bijdragen aan een warme overdracht, zeggen studenten van beide opleidingen, aan laagdrempelig overleggen, een goede terugkoppeling tussen de eerste en de tweede lijn. ‘Zo’n gezamenlijke les is voor mij de eerste keer’, zegt een studente verloskunde. ‘Dat zou van mij wel vaker mogen en ook eerder dan in het vierde jaar.’ Ze vindt het jammer dat de studenten van de twee opleidingen niet echt ‘mengen’. ‘Nu blijven we echt twee afzonderlijke groepen. Iets van kennismaking zou goed zijn.’ Vaker, dat hoeft van de studenten gynaecologie niet echt. Investeren in verdere kennismaking ook niet. ‘Eén keer per jaar is prima en ook nuttig.’ Een studente verloskunde vult nog aan: ‘Het lijkt me ook niet verkeerd om zo’n gezamenlijke bijeenkomst te hebben na het afstuderen, als een soort bijscholing. Dan kan je nog gerichter casussen bespreken.’ Om daarna te verzuchten: ‘Zo meteen hebben we een les over rupturen. Daar heb ik zo veel zin in!’
De aanwezige docenten zijn niet zo blij met het advies van de huisarts om de moeder te laten stoppen met borstvoeding. ‘Borstvoeding is belangrijk voor de moeder-kindbinding en zorgt voor stressreductie’, zegt dr. Hilmar Bijma, gynaecoloog-perinatoloog van Erasmus MC. ‘Adviseren om daarmee te stoppen vind ik een heftige
Bron van Ravesteyn LM, Lambregtse - van den Berg MP, Hoogendijk WJG, Kamperman AM (2017) Interventions to treat mental disorders during pregnancy: A systematic review and multiple treatment meta-analysis. PLoS ONE 12(3): e0173397. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0173397
De Verloskundige
73
Tekst Eveline Mestdagh
Recap KNOV in actie
De wetenschappelijk adviseurs van de KNOV geven antwoorden op vragen van KNOV-leden. Elke editie lichten we een paar van die wetenschappelijk onderbouwde antwoorden in het kort toe. Ben je op zoek naar andere wetenschappelijke adviezen of wil je uitgebreide versies van de adviezen lezen? Scan dan de QR-code. Heb je zelf ook een vraag? Stel deze dan gerust via de helpdesk. De adviseurs je helpen je graag op weg!
Herderstasje, vrouwenmantel en frambozenblad De wetenschappelijk adviseurs kregen de vraag of er evidence is in verband met het inzetten van herderstasje, vrouwenmantel en/of frambozenblad zowel prenataal als durante partu. Dit advies is een best uitgebreid stuk geworden. Er is momenteel te weinig bekend over het effect en de veiligheid van herderstasje en vrouwenmantel. Naar het gebruik van frambozenblad is meer onderzoek gedaan.Vrouwen dienen op de hoogte gebracht te worden van de mogelijke risico’s die het gebruik van frambozenblad met zich meebrengen, waaronder het risico op een sectio caesarea. Dit zou een reden kunnen zijn om het gebruik af te raden. Meer onderzoek is nodig om een volledig advies te kunnen geven over de werking en veiligheid van vrouwenmantel, herderstasje en frambozenblad tijdens de prenataal, durante partu en postpartum. Kijkend naar de cliënt kan het voor zorgverleners van belang zijn om ook tijdens de intake en gedurende de zwangerschap
Voor KNOV-leden zijn de complete adviezen terug te vinden op knov.nl. Scan de code om ze te raadplegen.
De 74 Verloskundige
naar het gebruik van kruidengeneesmiddelen te vragen. Dit om potentiële bijwerkingen, zoals hoofdpijn, maagdarmklachten en lage glucosespiegels te bespreken.
Zijn infraroodwarmtekussens en infraroodsauna’s veilig? Ook de tweede vraag die binnenkwam, vergde wat uitzoekwerk aangezien het geen alledaags onderzochte materie is die in wetenschappelijke studies getest, vergeleken en/of beschreven staan. In infraroodwarmtekussens zitten panelen met ‘far infrared ray’ (FIR). Uit verschillende studies blijkt dat FIR een positief effect kan hebben op onder andere pijnklachten en dat de werking langer is dan bij gebruik van stralingswarmtebronnen (zoals een kruik). Het is echter nog onduidelijk hoe FIR precies werkt. Een warmtekussen kan mogelijk positief effect hebben op baringspijn. Er zijn tot nu toe geen nadelige effecten gevonden bij kortdurend gebruik, maar de evidence is zeer beperkt. Verder is er weinig bekend over het gebruik van infraroodstraling (waaronder FIR) voor ontspanning in de zwangerschap en tijdens de bevalling. Zo is niet bekend in welke mate infrarood de lichaamstemperatuur van de zwangere verhoogt. Hyperthermie kan nadelige gevolgen hebben voor de zwangerschap, met name in het eerste trimester. Gezien de precieze werking van infrarood onbekend is en er onvoldoende evidentie is beschreven, kunnen we mogelijke schadelijke effecten niet uitsluiten.
Begeleid moeder en kind met de juiste voeding.
NIEUW
Bijscholing: Orthomoleculaire zorg bij zwangerschap Zorg op maat is essentieel. De diversiteit aan
L ESVORM
DAT UM
cliënten is immers groot. Wil jij je als
Digitaal
16 februari 2024
verloskundige kunnen onderscheiden door het geven van deskundig advies op het gebied
KOST EN
€ 125,-
NU € 115,-
van voeding en suppletie? Zowel vóór, tijdens als na de zwangerschap? Dan is deze bijscholing zeker iets voor jou!
Wil je meer informatie of je inschrijven voor deze opleiding? Ga naar:
SOHF.NL/BSOZZ
GOEDE COMBINATIE MET
Orthomoleculair Adviseur Basis Help jij graag anderen? Is gezondheid jouw passie? Dan is deze opleiding geschikt voor jou!
SOHF.NL/OAB
het puurste babydoekje ter wereld WaterWipes® bevatten slechts 2 ingrediënten: 99,9% water en een druppel fruit extract. WaterWipes® zijn de meest aanbevolen babydoekjes door kraamverzorgenden in Nederland* en helpen om de gevoelige huid te beschermen. Slechts 2 ingrediënten *Bron: research Kraamzorgloket september 2018. N=122.
Puurder dan katoen & water
100% plantaardige doekjes