De opruimers van de natuur
De opruimers van de natuur
Onderzoekend/ontwerpend leren Thema Bouw Tijdsduur Kerndoel
Onderzoekend leren Duurzame ontwikkeling Middenbouw (4-5-6) 60-70 minuten 39 De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu en 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
Inhoud In deze les onderzoeken de leerlingen de opruimers van de natuur door ze te bekijken: de worm, de pissebed, de vlieg en de schimmel. Zij staan stil bij wat zij eten en hoe ze de natuur daarmee opruimen, maar ook wat zij niet ‘lusten’. Met dat laatste wordt de les over opruimers verbonden met duurzame ontwikkeling, waarbij het afvalprobleem een grote rol speelt.
Deze les sluit aan bij de onderzoek-/ ontwerpheld “Oerdoener-natuurvriend” van WTwijzer.org. 1
De opruimers van de natuur
Kennisdoelen • De leerlingen kunnen onderscheid te maken tussen de vier verschillende opruimers van de natuur (schimmel, regenworm, pissebed en huisvlieg) • De leerlingen kunnen aangeven welke functie deze opruimers hebben • De leerlingen kunnen het verschil tussen afval van de natuur en menselijk afval beschrijven • De leerlingen kunnen beschrijven welk afval wel door de natuur opgeruimd kan worden en welk afval niet Ontwerp-/onderzoeksdoelen Inspecteer alles: • De leerlingen stellen vragen • De leerlingen denken kritisch • De leerlingen bekijken meerdere kanten (Erasmus University Rotterdam). Voor meer informatie, klik hier. Attitudedoelen De leerling is actief observerend: • Is oplettend, opmerkzaam en volgt vreemde verschijnselen • Observeert objectief en precies Bij jonge kinderen: • Werkt non-verbaal • Handelt ongecontroleerd • Is oplettend en aandachtig • Is snel en opmerkzaam • Werkt nauwkeurig op kleuterniveau (SLO wetenschap en techniek, 2015). Voor meer informatie, klik hier. Niveau Gestructureerd: de ontwerp/onderzoeksvraag wordt aan de leerling gegeven. De leerkracht vertelt daarbij wat ze moeten aanpakken en hoe ze dat moeten doen (SLO, 2016). Voor meer informatie, klik hier. Voorbereiding Met het beschimmelen van voedingsmiddelen moet een week van tevoren worden begonnen. Brood kan beschimmeld worden door het op nat keukenpapier te leggen. Beschimmeld voedsel kun je bij de groenteman halen. Het is leuk om met de klas pissebedden, wormen en vliegen te zoeken. Vliegen kun je vangen door er een glas overheen te zetten. Pissebedden zijn vooral op koele plekken te vinden en wormen kun je vangen door flink op de grond te stampen. Wormen kun je ook vinden in hengelsportzaken. 2
De opruimers van de natuur
Materialen • Bakje gemengde paddenstoelen/champignons • Beschimmelde voedingswaren (tomaten, brood, kaas etc.) • Compostwormen (verkrijgbaar via hengelsportzaak of online) of regenwormen • Pissebedden (tuin/schoolplein) • Vliegen • Loeppotjes/losse potjes of jampotjes met gaatjes • Lege bakjes (om materiaal in te doen) • Satéprikkers • Optioneel: blauwe schimmelkaas als eetbare schimmel Woordenschat Het bodemdier, de regenworm, het segment, de pissebed, de strooisel laag, de huisvlieg, het borststuk, de made, de larf, de pop, de schimmel, het schimmeldraad, het vruchtlichaam, recyclen. Tip: koppel een taalles aan deze les. Lesverloop Fase 1: confronteren Op iedere tafel staan bakjes met daarin een worm, een pissebed, een vlieg en beschimmeld voedsel. U geeft de leerlingen de opdracht om zonder de materialen aan te raken, te bespreken wat er allemaal is. Zijn de leerlingen wel eens in het Kralingse Bos geweest? Heb je deze dieren daar ook wel eens gezien? Geef de leerlingen een aantal operationele kijkvragen: hoeveel pootjes hebben de dieren? Welk dier is het grootst? Hoe bewegen de dieren? Etc. Weten sommige leerlingen misschien al welke dieren het zijn? De onderzoeksvraag wordt geïntroduceerd: ‘’Hoe zien de opruimers van de natuur eruit?’’ Fase 2: verkennen Toon 02.44 – 04.05 van huisje, boompje, beestje. Geef de leerlingen een kijkvraag: let goed op wat de wormen eten, hoe houden zij de natuur schoon? Dia 1: wat wordt er bedoeld met de natuur ruimt op? Fase 3: onderzoek opzetten De docent zet het onderzoek op; voor elke tafel zijn er genoeg kleine beestjes, tekenmateriaal en werkbladen neergelegd. De leerlingen gaan per groepje (4 à 5 leerlingen) het concrete materiaal bekijken en hun bevindingen delen en noteren (uitgebreid stappenplan bij fase 4). Fase 4: onderzoek uitvoeren Alle informatie voor de PowerPoint staat beschreven in het stuk achtergrondinformatie. Hieronder staat per onderdeel beschreven hoe de leerlingen het onderzoek gaan uitvoeren. Dia 2: geef achtergrond informatie over de voedselkringloop.
3
De opruimers van de natuur
Regenworm De leerlingen bekijken het uiterlijk en tekenen het dier na op werkblad 1 (zie bijlage). De regenworm kan op een stuk wit papier gelegd worden, men kan dan de borstharen horen die over het papier vegen. De worm is erg gevoelig voor aanraking, dus moet niet worden aangeraakt. Laat de leerlingen de verschillende delen van de wormen bekijken en tekenen. Dia 3 en 4: bespreek het uiterlijk van de regenworm, wat hij eet, wat een gangenstelsel is en wat een compostbak. Pissebed De leerlingen bekijken het uiterlijk en tekenen onderdelen van het dier op werkblad 2 (zie bijlage). Haal de pissebed voorzichtig uit het bakje en zet het in een glas zodat de pissebed niet wegloopt. Laat de leerlingen de verschillende onderdelen bekijken en natekenen. Dia 5: bespreek het uiterlijk van de pissebed. Bespreek ook het oprollen, vervellen en het voedsel. Vlieg De leerlingen bekijken het uiterlijk en bekijken de dieren op werkblad 3 (zie bijlage). Een dode vlieg kan met een pincet worden opgepakt. Een levende vlieg moet in het doorzichtige potje blijven. Laat de leerlingen de verschillende onderdelen bekijken en aangeven op het werkblad. Dia 6 en 7: bespreek het uiterlijk van de vlieg, het voedsel en het pootje en opzuigende mond. Schimmel Bekijk samen de champignons, snijd er een paar doormidden en haal van een aantal de steel weg. Bespreek wat er te zien is, de plaatjes, waar de sporen zitten, enzovoorts. Laat de kinderen op werkblad 4 tekenen wat ze zien (zie bijlage). Dia 8: bespreek het voedsel van de schimmel en laat de onderdelen zien. De mens Vertel hoe wij als mensen veel afval maken en dat al dat afval niet door de opruimers van de natuur kan worden opgeruimd. Daarom moeten we de natuur een handje helpen. Vraag de leerlingen hoe ze dat zouden kunnen doen. De nadruk komt te liggen op het goed weggooien en wegbrengen van afval en zorgen dat er geen afval in de natuur terecht komt. Gebruik dia 9. Fase 5: concluderen Op dia 10 zijn verschillende soorten afval te zien. Stel hierbij de volgende vragen: Wat lusten de opruimers wel? Wat lusten de opruimers niet? Wat kan de natuur opruimen, wat kan de mens opruimen? Hoe ruim je dat dan op?
4
De opruimers van de natuur
Fase 6: presenteren De werkbladen zijn klaar. De groepjes krijgen de kans om hun tekeningen te presenteren. Heeft iedereen hetzelfde? Komen de getekende onderdelen en conclusies overeen? Stel als leerkracht richtinggevende evaluatievragen: heeft de worm ogen? Hoeveel pootjes heeft een pissebed? Heeft een vlieg haren? Uit hoeveel onderdelen bestaat een vlieg? Etc. Fase 7: verdiepen en verbreden Video Toon deze video. De video is al verouderd. Wat is er nu anders? Wat hoort niet in de natuur of op straat thuis? Vervolgonderzoek Een onderzoek leidt altijd tot nieuwe vragen in de wetenschap! Een nieuwe vraag van een leerling kan dus de start zijn van een nieuwe onderzoeksles. Hieronder staat een eventueel vervolgonderzoek beschreven: Begraaf het volgende afval: bananenschil, papieren snoeppapiertjes, kauwgom en een stukje glas (of andere materialen, bijvoorbeeld uit de prullenbak op school). Kijk een aantal weken regelmatig hoe het met het afval gaat. Dit experiment kan het beste op het schoolplein worden uitgevoerd (in verband met de natuurlijke opruimers). Plaats het afval bijvoorbeeld onder een struik, met duidelijk zichtbare markeringen. Denk eraan om het niet-verteerbare afval weg te halen na afloop van het experiment (betrek de leerlingen bij het recyclen). Didactische ondersteuning • Het kan handig zijn (en leuk) om de leerlingen de verschillende materialen te laten verzamelen thuis. Laat leerlingen bijvoorbeeld zelf thuis het proces van het beschimmelen van brood volgen. • Gebruik bakjes die normaal weggegooid zouden worden omdat ze anders zouden beschimmelen (zoals yoghurt, boter, fruit etc.). • Vertel de leerlingen (of laat zien) wat u met het materiaal doet na de les (recyclen). Dit kan ook onderdeel zijn van de les. Zo kunnen de leerlingen leren wat afval scheiden is (was van tevoren wel even de schimmelbakjes af). • Zorg voor hulp (bijvoorbeeld een stagiaire, onderwijsassistent of ouder). • De les kan ook gegeven worden in de kleine kring. Bij kleuters kan dit handig zijn i.v.m. overzicht en aandacht. • Voor de les begint is het handig een aantal regels te bespreken (we laten de diertjes die we bekijken leven en we raken de schimmel op het voedsel alleen met een satéprikker aan). • Les aanpassen aan onderbouw: laat een aantal ‘’opruimers’’ van de natuur weg zodat de les korter duurt en overzichtelijker wordt. • Les aanpassen aan bovenbouw: laat de leerlingen meer focussen op schimmels door ze zelf een onderzoek naar schimmels te laten doen. Laat de voedingswaren steeds erger beschimmelen. Wat verandert er? Hoe komt dat etc. Breid de les eventueel uit naar meerdere lessen, door bijvoorbeeld de leerlingen een ontwerples te geven hoe het plastic afval in de zee opgeruimd kan worden. 5
De opruimers van de natuur
Bijlagen • Achtergrondinformatie en weetjes • PowerPoint • Werkbladen - Werkblad 1: ringworm - Werkblad 2: pissebed - Werkblad 3: vlieg - Werkblad 4: schimmel Bronnenlijst 10 weetjes over wormen. (sd). Opgehaald van Tallsay: https://tallsay.com/page/4294979773/tien-weetjes-over-regenwormen 101 verbazende weetjes over al dan niet plant-belagende schimmels, bacteriën, nematoden, insecten en onkruiden. (sd). Opgehaald van Plantenziektekunde: http://www.plantenziektekunde.nl/wpcontent/uploads/2016/01/101verbazendeweetjes.pdf Alles wat je nog niet wist over de landpissebed. (2014, Februari 20). Opgehaald van Dier - en natuurinfo: https://dier-en-natuur.infonu.nl/dieren/93314-alles-wat-je-nog-niet-wistover-de-landpissebed.html Erasmus University Rotterdam. (sd). Didactiek onderzoekend leren. Opgehaald van EUR: https://www.eur.nl/scholen/wetenschapsknooppunt/onderzoekend_leren/ Kersbergen, C., & Haarhuis, A. (2011). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Coutinho. Provinciale groendomeinen regio Mechelen. (2007). Norm de regenworm. Opgehaald van Juf Janneke: http://www.jufjanneke.nl/Project%20de%20vier%20elementen/regenworm.pdf SLO. (2016, Maart). Wetenschap en technologie in het basis- en speciaal onderwijs. Opgehaald van SLO Natuur & Techniek: http://natuurentechniek.slo.nl/Paginas/Publicatie.aspx?pubid=1622 SLO. (sd). Kerndoel 39. Opgehaald van TULE Inhouden&Activiteiten: http://wetenschapentechnologie.slo.nl/componenten-van-w-ent/houding/uitwerking SLO. (sd). Kerndoel 40. Opgehaald van TULE Inhouden&Activiteiten: http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-L40.html SLO wetenschap en techniek. (2015, Oktober 1). Uitwerking bij W&T - Aspecten van houdingen. Opgehaald van SLO Wetenschap en techniek: http://wetenschapentechnologie.slo.nl/componenten-van-w-ent/houding/uitwerking 6
De opruimers van de natuur
Venhuizen, G. (2011, December 6). Pissebed: goed voor bodem en buik. Opgehaald van Kennislink: https://www.nemokennislink.nl/publicaties/pissebed-goed-voor-buik-enbodem/ Wetenschapsknooppunt TU Delft. (2017). Handleiding Ontwerpen in beeld. Wikipedia. (2017, November 12). Huisvlieg. Opgehaald van Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Huisvlieg#Voedsel_en_vijanden
7
De opruimers van de natuur
Achtergrondinformatie en weetjes Voedselkringloop In een ecosysteem wordt natuurlijk afval geproduceerd. Hier vallen onder andere dode bladeren, onverteerde voedselresten in dierenpoep en dode dieren onder. Natuurlijk afval wordt gerecycled tot voedingsstoffen die planten op kunnen nemen en vormt zo een verrijking voor het ecosysteem. Schimmels, bodemdieren en bacteriën reduceren (afbreken) dit natuurlijk afval tot steeds kleinere stukjes. Ze worden daarom reducenten (afbrekers) genoemd (Kersbergen & Haarhuis, 2011). In de natuur ontstaat door het werk van de reducenten een voedselkringloop: de voedingsstoffen worden steeds doorgegeven en gerecycled. Wat de reducenten reduceren wordt door de planten gebruikt om te groeien. Zij zijn de producenten in de voedselkringloop, omdat ze voedsel produceren voor andere organismen, zoals planteneters. De planteneters zijn consumenten; ze maken gebruik van (consumeren) de planten. Vleeseters zijn ook consumenten; zij maken weer gebruik van de planteneters (door ze op te eten). De producenten en consumenten leveren weer afval aan de reducenten, door dood te gaan (planten en dieren) en door te poepen (dieren). Het ecosysteem blijft zo in evenwicht. Bodemdieren doen de eerste stappen bij het reduceerproces; ze breken dood materiaal en uitwerpselen af tot kleinere deeltjes. De schimmels, bacteriën en microscopisch kleine bodemdieren richten zich vooral op de laatste stap: het afbreken van het materiaal tot voedingsstoffen voor planten. Als er te veel afval in de natuur terecht komt, ook al is dit natuurlijk afval, zoals GFT-afval, kan de natuur dat niet aan. Er is dan te veel werk voor de reducenten, waardoor een groot deel van dat afval blijft liggen. Vooral door afval dat moeilijk af te breken is, vormt dat een groot probleem (Kersbergen & Haarhuis, 2011). De meeste mensen proberen nu meer afval op te ruimen en te recyclen; er worden veel nieuwe manieren voor bedacht. Nog nooit in de geschiedenis is er meer afval geproduceerd, maar ook gereduceerd door de mens. Dat doen we omdat het erg nodig is: er is te veel afval en voor de natuur te vreemd afval om op te ruimen. We zouden kunnen zeggen dat de mens een hulp-reducent is geworden. (Kersbergen & Haarhuis, 2011). Regenworm De meest bekende worm is de regenworm. Regenwormen zitten graag in de grond want daar is het koel en vochtig. Ze kunnen tot wel 3 meter onder de grond wonen; met hun slijmklieren houden ze hun huid vochtig. Dat is erg belangrijk, want hun huid is erg dun, als ze te lang in de zon liggen, drogen ze helemaal uit. Met hun huid ademen ze en ze kunnen er ook mee ‘zien’ en ‘horen’. Een regenworm heeft een beweeglijk en lang lichaam en ze hebben geen pootjes. Vooraan op zijn lichaam heeft een volwassen regenworm een zadel. Dat is een lichtgekleurd, ringvormige verdikking vooraan op het lichaam. Een regenworm heeft allemaal ribbeltjes op zijn huid; dat zijn de segmenten. De regenworm ‘loopt’ door langer (en dunner) en korter (en dikker) te worden. Elke lichaamsring heeft aan de buitenkant kringspierenen aan de binnenkant lengtespieren. Een kringspier is zoals de spier rond je mond, een lengtespier is als een spier in je arm. Als de kringspieren worden samengetrokken, wordt de regenworm dunner en langer. Als de lengtespieren samen 8
De opruimers van de natuur
worden getrokken, wordt hij dikker en korter. De regenworm trekt die spieren één voor één samen; daardoor kan hij kruipen. Door de borstelharen glijdt de regenworm niet uit. Regenwormen zijn zo goed voor onze grond, omdat ze zich gangen eten door de aarde heen. Regenwormen graven door de aarde te eten, aan de achterkant van de worm komt de aarde er goed gemengd en met verteerde restjes uit, dat worden ‘wormenhoopjes’ genoemd. Regenwormen eten dode blaadjes, zaden, micro-organismen en resten van dieren. Door regenwormen wordt de grond vruchtbaarder. Regenwormen haasten zich naar de oppervlakte als ze trillingen in de aarde voelen. Ze zijn dan bang dat het hard regent en hun gangenstelsel onder water komt te staan. Een trilling kan ook een mol betekenen, die naar regenwormen graaft. Door trillingen, zijn de wormen makkelijk te grijpen. Dat doen sommige vogels ook (Provinciale groendomeinen regio Mechelen, 2007). Pissebed Pissebedden zijn geen insecten, maar een kreeftachtige. Hun skelet zit aan de buitenkant van hun lichaam, net als bij een kreeft. Dat zorgt ervoor dat ze goed beschermt zijn tegen vijanden. Maar zo’n pantserhuid groeit niet mee; een pissebed moet eens in de vier weken wisselen van huid. Een volwassen pissebed heeft 14 pootjes, hij wordt met 12 pootjes geboren. De pissebed leeft in de bovenste laag van de bodem, de strooisel laag. Pissebedden eten rottend hout en bladeren, ze recyclen veel voedingsstoffen. Ze zijn vooral ’s nachts actief. Pissebedden hebben net als krabben en kreeften kieuwen. Ze kunnen daarom alleen ademen in een vochtige omgeving. Als de kieuwen niet constant nat worden gehouden, gaan ze dood. Een rolpissebed, zoals de naam aangeeft, kan zich oprollen. Daardoor verliest hij minder vocht en is hij beter beschermt tegen vijanden (Venhuizen, 2011). Vlieg Een vlieg is een insect: een kop, een borststukken een achterlijf. Aan het borststuk zitten drie paar poten en één paar vleugels. De vlieg heeft op zijn hele lichaam haartjes, waarmee hij kan voelen. De vlieg heeft duizenden ogen, maar daar kan hij niet zo scherp mee zien als wij. Ze kunnen bewegingen en een paar kleuren zien. De vlieg kan goed proeven, met zijn poten. Je ziet een huisvlieg vaak met zijn pootjes wrijven. Dat doet de vlieg om al zijn zintuigen schoon en scherp te houden. De vliegen die we het meeste zien zijn huisvliegen, ook wel kamervliegen genoemd. Dat ze huisvlieg heten wil niet zeggen dat ze alleen in huizen voorkomen; ze heten zo omdat ze altijd in de buurt van mensen te vinden zijn (cultuurvolgend). Vooral in de buurt van afval of vee kom je de huisvlieg tegen, daar leggen ze ook hun eitjes, die daarna uitgroeien tot maden, hun larven. Als de maden gegroeid zijn, worden ze hard, dan zijn het poppen. Het liefst leggen ze die eitjes op voor ons hele vieze plekken, zoals in poep van dieren in afval, in dode dieren, in rottend voedsel en in compost. Hun eitjes blijven dan lekker vochtig. Het lijkt een vies diertje, die vlieg, maar de vlieg ruimt veel voor ons op. Vliegen eten door met hun mond te zuigen, ze hebben een soort slurf. Ze kunnen alleen vloeibaar voedsel eten, maar gebruiken ook vaak hun spuug om met voedseldeeltjes te vermengen (Wikipedia, 2017).
9
De opruimers van de natuur
Schimmel Er zijn ontzettend veel verschillende soorten schimmels. Schimmel wordt pas zichtbaar als er een netwerk ontstaat van schimmeldraden. Miljoenen sporen zijn overal in de lucht, maar deze zijn niet te zien met het blote oog. Sporen kun je zien als de zaadjes van schimmels, waaruit nieuwe schimmels kunnen groeien. Pas als ze een goede plek vinden om te groeien, zoals op voedsel, groeien deze uit tot schimmels. Anders dan planten kunnen schimmels niet hun eigen voedsel maken: ze eten andere levende en dode organismen. De schimmels die levende planten en bomen eten zijn een beetje te snel. Ze ruimen wel op, maar niet wat opgeruimd hoeft te worden. Ze eten van bomen en planten die gewoon gezond en levend zijn, dat is niet nodig. Gelukkig zijn de meeste schimmels echte helpers in de natuur. Zij ruimen dood materiaal op, zoals dode blaadjes. De schimmel begint als een spore, dat is het zaadje van een schimmel. Bij paddenstoelen kun je zien waar die sporen zitten, onder de hoed van een champignon zie je bijvoorbeeld de plaatjes, daarin zitten de sporen. Als de sporen een goed plekje hebben gevonden om te groeien, vormen ze eerst een netwerk van schimmeldraden. Daarna groeit er een bolletje op de schimmeldraden. Het bolletje wordt dan een paddenstoel, met een steel en een hoed (Kersbergen & Haarhuis, 2011). Afval Afval is voor mensen iets dat ze niet meer willen, ze gooien het weg. In de natuur is dat anders. In de natuur is afval (van de natuur zelf) heel belangrijk. Afval van de natuur is afval dat in de natuur gegroeid is en dood is gegaan. Afval die de natuur zelf op kan ruimen, wordt afbreekbaar afval genoemd. Er is ook niet-afbreekbaar afval, daar kan de natuur niet zoveel mee. De natuur kan dat niet zomaar opruimen, dus blijft het (lang) liggen. Dat is bijvoorbeeld plastic, glas en metaal. Soms eten dieren per ongeluk niet-afbreekbaar afval. Dat verteert dan niet in hun maag of darmen, maar blijft er meestal voor altijd zitten. Omdat de natuur daar niet zoveel mee kan, moeten wij de natuur een handje helpen. In de prullenbak gooien is niet genoeg. Alles zit dan bij elkaar, terwijl we van al die restjes glas, papier en plastic opnieuw dingen kunnen maken. Recyclen heet dat, alles wordt apart ingezameld en verwerkt tot nieuwe dingen (Kersbergen & Haarhuis, 2011).
Wist je dat…? • Een pissebed zijn naam te danken heeft aan bedplassen? Vroeger dacht men dat bedplassen verholpen kon worden door het diertje te drogen, te verkruimelen en in bed te verspreiden (Alles wat je nog niet wist over de landpissebed, 2014) • Een worm niet doodgaat als er een stukje afbreekt (10 weetjes over wormen, sd) • Er waarschijnlijk miljoenen soorten schimmels bestaan (101 verbazende weetjes over al dan niet plant-belagende schimmels, bacteriën, nematoden, insecten en onkruiden, sd)
10
De opruimers van de natuur
Werkblad 1
11
De opruimers van de natuur
Werkblad 2
12
De opruimers van de natuur
Werkblad 3
De vlieg Welk beestje is een vlieg? Teken er een rondje omheen
13
De opruimers van de natuur
Werkblad 4
14