Hoe duurzaam ben jij? Onderzoek-/ontwerpheld Oerdoener-natuurvriend Onderzoekend/ontwerpend leren Onderzoekend les Thema Duurzaamheid Bouw 7/8 Tijdsduur 60 minuten Kerndoel Kerndoel 39: De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
1 Inhoud De les gaat over duurzaamheid. De leerlingen leren dat ze, in de wisselwerking die er bestaat tussen mens en milieu, kunnen bijdragen aan de bevordering van een duurzame samenleving (hier en daar, nu en straks). Aan de hand van een proef van de docent en activiteiten van de leerlingen wordt het thema duurzaamheid geĂŻntroduceerd.
2 Houding Willen begrijpen De leerling wil zaken begrijpen
Gaat op zoek naar de oorzaak of reden van iets (bij jongere kinderen) vraagt van alles. Waarom? Hoe zit dat? etc. (bij oudere kinderen) onderwerp uit te pluizen en te doorgronden, op zoek gaan naar de oorzaak of de reden van iets (Waarom? Waardoor? Waartoe? Hoe?)
De leerling wil overzicht hebben
Overziet het werk (van anderen) en plaatst het in een kader
3 Vaardigheidsdoelen Wereldburgerschap De leerling ontwikkelt Persoonlijke en sociale verantwoordelijkheid (inclusief cultureel bewustzijn en culturele competentie).
3 Onderzoeks-/Ontwerpdoelen -
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen gegevens zorgvuldig en doelgericht waarnemen. Aan het einde van de les kunnen de leerlingen objectief informatie verzamelen en meten met behulp van alle zintuigen en (meet-) instrumenten. Aan het einde van de les kunnen de leerlingen door vergelijking van gegevens, veranderingen, patronen en herhalingen herkennen en verklaringen vinden (SLO Wetenschap en technologie, 2017).
4 Kennisdoelen -
Aan het einde van de les kent de leerling het begrip broeikaseffect en kan dit ook aan een medeleerling uitleggen en is in staat om dit proces (broeikaseffect) te bevatten. Aan het einde van de les weten de leerlingen wat een ecologische voetafdruk is.
4.1 Woordenschat Tijdens deze les worden de volgende worden aangeboden; broeikaseffect, broeikasgas, klimaatverandering, energie en CO2.
5 Materialen
Link naar filmpje: wat is het broeikaseffect? Voor proefje 1, broeikaseffect:
twee bekers plastic zakje (boterhamzakje) thermometer water zon (of gloeilamp)
Voor proefje 2, zonnekracht: (alles x12).
jampot potlood dun garen aluminiumfolie zwart karton lijm schaar
5 Achtergrondinformatie voor de leerkracht 5.1 Broeikaseffect
Van nature komen er broeikasgassen zoals CO2 voor in de atmosfeer. Dat is maar goed ook, want anders zou het op aarde veel kouder zijn. Broeikasgassen zorgen ervoor dat de warmte van de zon wordt vastgehouden. De mens is de belangrijkste oorzaak van de opwarming van de aarde. Sinds de industriële revolutie stoten we steeds meer broeikasgassen uit. We gebruiken fossiele brandstoffen (olie, kolen en gas) in fabrieken, energiecentrales, om ons huis te verwarmen en voor vervoer. CO2 is de afkorting van koolstofdioxide. Het wordt ook wel koolzuurgas genoemd. Het is opgeslagen in fossiele brandstoffen (aardolie, steenkolen, aardgas) en komt weer vrij bij het verbranden. CO2 is ook opgeslagen in bomen en komt weer vrij als het hout verbrand wordt of wegrot.
5.2 Aardolie en aardgas
Aardolie: Uit aardolie kan men energie halen om apparaten en machines te laten werken. Het is meestal eenvoudig uit de grond te halen. Aardolie is op heel veel plaatsen in de wereld te vinden. Bekende plaatsen zijn het Midden-Oosten, de Noordzee, Rusland, Afrika en Amerika.
Aardgas Net als aardolie kan je uit aardgas energie halen. Aardgas wordt vaak aangetroffen op de bodem van de zee. Voor de ontginning worden dan boorplatformen gebruikt. In Europa wordt aardgas vooral in en rond de Noordzee gevonden. Aardolie en aardgas zijn fossiele brandstoffen die beginnen op te raken. Er is op de wereld genoeg olie en gas voor ongeveer 40 jaar. Deze brandstoffen brengen schade toe aan het milieu. Deze brandstoffen dragen bij verbranding bij tot het broeikaseffect. 5.3 Zonne-energie De energie van de zon kun je zien en voelen. De kracht van de zon is zo groot dat je in de zomer overdag geen verwarming en verlichting nodig hebt. Van zonlicht wordt elektriciteit opgewekt, daarbij wordt gebruik gemaakt van zonnepanelen. 5.4 Ecologische voetafdruk Iedereen gebruikt producten en energie om in zijn of haar behoeften te voorzien. Voor de productie en afvalverwerking is ruimte nodig. Deze ruimte kan omgerekend worden naar hoeveelheid land en water, in hectaren gemeten. Dit wordt de ecologische voetafdruk genoemd. De grootte van de voetafdruk hangt af van je leefgewoontes. Je ecologische voetafdruk is de hectare die je als mens gebruikt. Met voetafdruk bedoelen ze de grond die je gebruikt om in en op te leven, je huis te bouwen, je groente te verbouwen, je vakantieplek enzovoort. 6 Didactisch De leerkracht maakt in deze les gebruik van formatieve evaluatie. Het doel hiervan is om kinderen inzicht te geven in hun eigen leerproces en onderwijs op maat te geven. Als leerkracht moet je ervoor zorgen dat het helder voor de kinderen is waar zij naar toe werken. Je moet aan de kinderen kunnen laten zien waar zij staan in het leerproces. Ook moet je de kinderen feedback geven zodat zij een volgende leerstap kunnen zetten. Er zijn vijf strategieĂŤn voor formatief evalueren (Wiliam, 2011).
1. Verhelder vaardigheden en leerdoelen. 2. Verzamel bewijs van vaardigheden en leren. 3. Geef feedback en help met de volgende stap maken. 4. Zet leerlingen in als leerbron voor elkaar. 5. Maak kinderen eigenaar van hun eigen leren. De eerste drie strategieĂŤn zijn vaak al verwerkt in de les zelf. Je kan dit anders ook kort bespreken. Bij de vierde strategie kun je de kinderen van elkaar laten leren. De vijfde strategie is een combinatie van alle strategieĂŤn. De kinderen zijn zich bewust van hoe en wat zij leren (Wiliam, 2011).
7 Lesverloop 7.1 Fase 1: confronteren (5 min.) De leerkracht maakt een ‘eigen broeikaseffect’. De leerkracht vult twee bekers met koud water. Meet de begintemperatuur van het water en noteer deze ergens op het bord. Eén beker wordt in een plastic zak (boterhamzakje) geplaats en dichtgeknoopt. Vervolgens worden beide bekers in de zon gezet. Voor de zekerheid moet er in de klas een gloeilamp aanwezig zijn, voor het geval de zon niet schijnt. Aan het einde van de les wordt de temperatuur opnieuw gemeten.
TIP: Bedenk vooraf een goede vraag, je kan de vraag stellen bijvoorbeeld: wat zal de tempratuur zijn in de klas aan het eind van de les? En hoe zou dat komen? Hoe wek je interesse bij de leerlingen door goede vragen te stellen?
7.2 Fase 2: verkennen (10 min.) De leerkracht geeft uitleg over wat het broeikaseffect is en de relatie met duurzaamheid (zie achtergrondinformatie). De leerkracht maakt een koppeling naar de broeikasgassen; aardolie en aardgas. Vervolgens wordt de koppeling gemaakt naar zonne-energie (zie achtergrondinformatie). 7.3 Fase 3: onderzoek opzetten/ ontwerp schetsen (10 min.) De leerkracht vertelt: “Je ziet het tegenwoordig overal om je heen: zonnecellen. Op de daken van huizen, bij lantaarnpalen, in rekenmachines en nog veel meer. In de zonnecellen wordt het licht van de zon omgezet in elektriciteit. Reuze handig, maar je kan zelf niet zomaar een zonnecel maken. De zonnemolen kun je wel zelf met de klas maken.” De leerlingen pakken alle materialen die zij nodig hebben bij elkaar. De leerlingen hebben de volgende materialen nodig: -
jampot potlood dun garen aluminiumfolie zwart karton lijm schaar
7.4 Fase 4: onderzoek uitvoeren/ ontwerp realiseren (15 min.) De leerlingen werken in groepjes van 2/3 leerlingen. Zij krijgen een kaart met beschrijvingen hoe zij het onderzoek moeten uitvoeren. Zie bijlage Duurzaamheid. 7.5 Fase 5: concluderen/ testen en bijstellen (5 min.) De leerlingen schrijven op een blaadje wat er is gebeurd en wat zij hebben gezien.
7.6 Fase 6: presenteren (10 min.) De leerlingen presenteren hun gemaakte zonnemobiel aan de klas en vertellen wat zij denken dat er is gebeurd. De zwarte kleur neemt meer warmte op dan wit of zilver. De luchtdeeltjes (luchtmoleculen) gaan aan de zwarte kant harder bewegen. Hier ontstaat meer luchtdruk. Deze deeltjes (moleculen) duwen de molen voort. Probeer het ook eens met een lamp. Sommige lampen werken wel, andere lampen niet. Hoe komt dat?
7.7 Fase 7: verdiepen en verbreden (5 min.) De leerkracht blikt terug op het proefje dat aan het begin van de les is laten zien. Samen met de leerling wordt de temperatuur opgemeten. Wat is er gebeurd? De warmte van de beker in de zak kan moeilijker weg dan de warmte van de beker zonder zak. Dit effect is vergelijkbaar met een broeikas. Zo ontstaat de laag koolstofdioxide (CO2) in de dampkring door verbranding van fossiele brandstoffen. Als je lang genoeg wacht ontstaan er druppels op de zak. Waarmee kun je deze druppels vergelijken? De leerkracht vertelt dat de leerlingen nu weten wat het broeikaseffect is en dat deze voornamelijk wordt veroorzaakt door ons mensen. De kinderen kunnen zelf ook kijken in hoeverre zij zelf bijdragen aan het broeikaseffect, namelijk door de ecologische voetafdruk. De ecologische voetafdruk wordt uitgelegd (zie achtergrondinformatie). Alle leerlingen krijgen een werkblad om zijn/haar ecologische voetafdruk te achterhalen. Indien er nog tijd over is kan dit nog met de leerkracht besproken worden. De leerlingen kunnen zelf hun scores optellen.
8 Bronnen www.wetenschapentechnologie.slo.nl/ www.milieucentraal.nl http://voetafdruktest.wnf.nl/
Bijlagen Jouw Ecologische Voetafdruk
Door deze vragenlijst te maken, ontdek je hoe jij op de aarde loopt en wat voor soort voetafdruk je achterlaat.
Weet je het antwoord op een vraag niet, kies dan een puntenaantal in het midden van het rijtje bij die vraag.
1. Hoeveel zuivel eet jij gemiddeld per dag. Tel de bekers melk en karnemelk en de bakjes yoghurt en vla bij elkaar op. - 7 bekers/bakjes of meer per dag
10
- Ongeveer 6 bekers/bakjes per dag
8
- Ongeveer 4 bekers/bakjes per dag
6
- Ongeveer 2 bekers/bakjes per dag
4
- Soms wel, soms niet
2
- Helemaal geen melk/karnemelk/yoghurt/vla
0
2. Hoeveel boterhammen met kaas eet je gemiddeld op een dag? - 4 of meer boterhammen met kaas per dag
10
- 3 boterhammen met kaas per dag
8
- 2 boterhammen met kaas per dag
6
- 1 boterham met kaas per dag
4
- Soms wel, soms niet
2
- Helemaal nooit kaas
0
3. Hoe vaak eet jij gemiddeld per week vlees? - Elke dag vlees bij de warme maaltijd
28
- 5 of 6 keer per week vlees bij de warme maaltijd
21
- 3 of 4 keer in de week vlees bij warme maaltijd
14
- 1 of 2 keer per week vlees bij warme maaltijd
7
- Helemaal nooit vlees
0
4. Hoe vaak krijg of koop jij kleding? - Ik krijg of koop vaak nieuwe kleding, wat in de mode is
10
- Alleen wanneer het echt nodig is
5
- Ik krijg of koop vooral tweedehands kleding
2
5. Hoe ga je naar school? - Ik loop of fiets meestal naar school
0
- Ik kom meestal met de bus of trein naar school
4
- Ik word meestal met de auto naar school gebracht, hoewel ik ook anders naar school zou kunnen komen
5
- Ik word met de auto naar school gebracht omdat het te ver is om te lopen of te fietsen en er geen bus of trein is
6
- Ik ga soms met de fiets/lopend, bus of auto naar school
4
6. Hoeveel uur per dag kijk je televisie, ben je aan het computeren, aan het gamen en/of met je mobiel bezig? Tel deze uren bij elkaar op. Hoeveel zijn dat er in totaal? - 6 uur of meer per dag
6
- Ongeveer 5 uur per dag
5
- Ongeveer 4 uur per dag
4
- Ongeveer 3 uur per dag
3
- Ongeveer 2 uur per dag
2
- Ongeveer 1 uur of minder per dag
1
- Helemaal nooit
0
7. Hoe vaak krijg of koop jij nieuw speelgoed? - Elke week wel iets nieuws
12
- Elke maand wel iets nieuws
5
- Alleen met m’n verjaardag en Sinterklaas/kerst
2
- Net iets vaker dan verjaardag en Sinterklaas/kerst
3
- Vooral tweedehands spullen
1
8. Hoeveel boeken krijg of koop jij? - Elke maand wel een nieuw boek
4
- Een paar nieuwe boeken per jaar
2
- Vooral tweedehands of geleend van de bibliotheek
1
- Helemaal geen boeken
0
9. Ben je geabonneerd op een tijdschrift? - Ik ben geabonneerd op meer dan één tijdschrift
3
- Ik ben geabonneerd op één weekblad
2
- Ik ben geabonneerd op één maandblad
1
- Ik ben nergens op geabonneerd
0
10. Vliegvakanties: hoe vaak per jaar ga je met het vliegtuig op vakantie en hoe ver weg? - Meer keren per jaar een verre reis buiten Europa
30
- Meer keren per jaar binnen Europa
24
- Elk jaar één verre vliegreis buiten Europa
18
- Elk jaar één vliegreis binnen Europa
12
- Ik heb in totaal 3 keer gevlogen in mijn hele leven
8
- Ik heb in totaal 2 keer gevlogen in mijn hele leven
4
- Ik heb nog nooit gevlogen
0
11. Autovakanties: hoe vaak per jaar ga je met de auto op vakantie en hoe ver weg? - Meer keren per jaar ver weg bijvoorbeeld Spanje
12
- Meer keren per jaar dichtbij
8
- Eens per jaar ver weg
8
- Eens per jaar dichtbij
6
- Alleen in Nederland
4
- Niet met de auto op vakantie
0
12. Treinvakanties: hoe vaak per jaar ga je met de trein op vakantie en hoe ver weg? - Meer keren per jaar ver weg bijvoorbeeld Spanje
6
- Meer keren per jaar dichtbij
5
- Eens per jaar ver weg
4
- Eens per jaar dichtbij
3
- Alleen in Nederland
2
- Niet met de trein op vakantie
0
Tel nu alle scores bij elkaar op en kijk in welke categorie jij valt:
0 – 20: Je hebt een hele mooie voetafdruk. Jouw manier van leven is erg goed voor de aarde. Je hebt voor jouw manier van leven erg weinig grondstoffen/energie/aarde nodig. De aarde heeft ruim voldoende tijd om te herstellen. Je laat maar een heel kleine voetafdruk achter. Ga zo door!
21 – 40: Je hebt een kleine voetafdruk. Jouw manier van leven is goed voor de aarde. Je gebruikt maar weinig van de aarde, aan grondstoffen/energie/enzovoort. De aarde heeft voldoende tijd om alles wat jij gebruikt weer aan te vullen. Je laat een kleine voetafdruk achter. Ga zo door!
41 – 70: Je hebt een gemiddelde voetafdruk. Om jouw manier van leven mogelijk te maken zijn wel aardig wat grondstoffen/energie/aarde nodig. Je laat best wel een stevige voetafdruk achter op de aarde. Als iedereen zo zou leven, dan zou de aarde dit niet meer aan kunnen. Je zou kunnen kijken naar de vragen waar je veel punten op scoorde. Misschien vind je een manier om dat puntenaantal naar beneden te halen.
71 – 100: Je hebt een vrij grote voetafdruk. Om jouw manier van leven mogelijk te maken gebruik je veel van de aarde aan grondstoffen en energie. Jouw manier van leven is een behoorlijke aanslag op de aarde. Je gebruikt zo veel dat de aarde niet voldoende tijd heeft om dit weer aan te vullen. Als iedereen zo zou leven dan raakt de aarde al snel op. Kijk eens hoe je jouw voetafdruk kunt verkleinen. Kijk naar de vragen waar je veel punten op scoorde en vind een manier om deze te verlagen.
101 – 125: Je hebt een megagrote voetafdruk. Om jouw luxe leventje mogelijk te maken gebruik je enorm veel van de aarde. Jouw manier van leven zorgt ervoor dat de aarde uit balans raakt en ook niet voldoende tijd heeft om maar een beetje te herstellen. De aarde beschadigt hier enorm door. Als iedereen zo zou leven dan gaat de aarde in rap tempo achteruit. Het zou erg fijn zijn als je manieren vindt om je puntenaantal en daarmee je voetafdruk te verkleinen. Kijk eens naar de vragen waar je veel punten op scoorde en zoek een manier om deze te verlagen.