Schijf van vijf met de Bee-Bot Onderzoekend/ontwerpend leren Thema Bouw Tijdsduur Kerndoel
Onderzoekend leren - Eigen lichaam en gezond gedrag - Technische inzichten Onderbouw ďƒ groep 1/ 2 40 minuten in de kring en 15 minuten buiten de kring Kerndoel 34: Voeding is een element waar nader op wordt ingezoomd (Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling, z.d.). Kerndoel 44: In dit kerndoel staat o.a. het werken met technische producten centraal. Jonge kinderen onderzoeken hoe ze moeten omgaan met de werking van technische apparaten (Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling, z.d.).
Inhoud In deze les staat ‘gezondheid’ centraal. Er wordt ingezoomd op voeding. Welk eten is gezond? Welk eten is ongezond? M.b.v. een diagram wordt duidelijk welk gezond voedsel kinderen lekker vinden. Daarnaast wordt de schijf van 5 nader bekeken om het voedingsmiddel in de juiste categorie te kunnen plaatsen. De kennis wordt getest m.b.v. de Bee-Bot om dit spelenderwijs vorm te geven. Kennisdoelen - Deze les leren de kinderen gezond en ongezond eten van elkaar te onderscheiden - Deze les maken de kinderen kennis met de schijf van vijf en kunnen ze benoemen welke voedingsmiddelen in welk vak thuishoren - Deze les leren de kinderen omgaan met de Bee-Bot (programmeren) en kunnen ze het antwoord vinden op de mat door de Bee-Bot in te stellen, zodat deze de juiste route aflegt. - Deze les leren de (plus)kinderen waar bekende voedingsmiddelen vandaan komen en kunnen ze dit antwoord zoeken op mat en deze route afleggen m.b.v. de Bee-Bot. Onderzoekend leren vaardigheidsdoelen - Vergelijkingsvragen o Wat is gezond en wat is ongezond? o Welke voedingsmiddelen zijn hetzelfde? o Wat is anders als je kijkt naar de andere vakken? - Waarnemingsvragen o Waarvan is het gemaakt? (Van de Keere & Vervaet, 2013; Valkenier, 2008).
-
Overige vaardigheidsdoelen: De kinderen leren de gegevens ordenend te structureren door gezond en ongezond voedsel met elkaar te vergelijken De kinderen kunnen met argumenten beoordelen of voedsel gezond of ongezond is.
-
De kinderen moeten kunnen concluderen (en beargumenteren) welke positie zij op de mat van de Bee-Bot moeten innemen en hoe zij op die positie met de Bee-Bot komen (Slangen, 2009).
Voorbereiding: - Stap 1: Zorg dat het Digibord aan staat en het filmpje klaarstaat - Stap 2: Zorg dat de hoepels in het midden van de kring liggen en dat de plaatjes zijn uitgeprint - Stap 3: Zorg dat er een gekleurd A3-formaat klaarligt voor het maken van een diagram - Stap 4: Zorg dat de plaatjes alvast in de mat van de Bee-Bot zitten en dat de Bee-Bot van tevoren is opgeladen Materialen (zie bijlage 2) - Papier - Plaatjes van gezond eten (fruit, brood, melk etc.) - De schijf van vijf op A3- formaat - De Bee-Bot - De mat van de Bee-Bot - Hoepels - Filmpjes Woordenschat - De schijf van vijf - Gezond en ongezond - Diagram - Links, rechts, boven, naar beneden (vanwege de Bee-Bot) Achtergrondinformatie vakspecifiek Schijf van vijf De schijf van 5 beschrijft de dagelijkse (gezonde) voedingsmiddelen die een mens nodig heeft. Het model heeft twee doelen: 1. Het voorkomen van welvaartziektes 2. Zorgen dat je verschillende voedingsstoffen nuttigt om aan de juiste hoeveelheden te komen (Kersbergen & Haarhuis, 2015). Het uitgangspunt van de schijf van vijf is dat je uit elk vak voedingsmiddelen nuttigt. De schijf van vijf laat met zijn vakken dan ook precies zien hoeveel je ergens van mag hebben. Verhoudingen worden d.m.v. grote en kleine vakken weergegeven. De 5 vakken zijn onderverdeeld in de volgende categorieĂŤn: - Vitamines (het groene vak) - Koolhydraten (het bruine vak) - Eiwitten (het witte vak) - Drinken (het blauwe vak) De vetten (het gele vlak) (Kersbergen & Haarhuis, 2015). Tot slot wordt in het middelste vak aangeven hoe je omgaat met de schijf van 5. Het komt erop neer dat je gevarieerd dient te eten in combinatie met bewegen. Je dient rekening te houden met het gele vlak, maar benadrukt juist het groene vlak, zodat een balans ontstaat in de gezonde leefstijl (Kersbergen & Haarhuis, 2015).
Achtergrondinformatie didactisch Didactische werkvorm Wij-Leren (z.d.) beschrijft verschillende didactische werkvormen. Op de werkvormen ‘instructievorm’, ‘opdrachtvorm’ en de ‘samenwerkingsvormen’ wordt verder ingezoomd. In deze les krijgen de kinderen een opdracht naar aanleiding van het filmpje dat ze bekijken. Dit wordt zo gedaan, omdat de kinderen dan voorbeelden hebben met betrekking tot gezond eten. Dit is gelijk een mooie introductie om mee te starten en sluit aan op het thema ‘rupsje nooitgenoeg’. In dit filmpje worden de kinderen al gestimuleerd om antwoord te geven op de vragen die worden gesteld en op die manier zijn ze ook interactief betrokken. Dit zorgt tevens voor een mooie overgang naar de opdrachtvormen, namelijk het scheiden van het gezonde en ongezonde voedsel in de hoepels. Dit vindt plaats in de kring. Het werken met de Bee-Bot in een verdere fase doen kinderen in tweetallen. Kinderen van groep 1 worden gekoppeld aan groep 2. Wij-Leren (z.d.) beschrijft dit ook wel als de heterogene groepen. Op deze manier leren de kinderen van groep 1 van de kinderen van groep 2. Er ontstaat interactie en volgens Brouwers (2010) sluit dit mooi aan op de zone van naaste ontwikkeling. Door het werken met de Bee-Bot in tweetallen wordt het proces geëvalueerd. De gezonde voedingsmiddelen krijgen een plek in de schijf van vijf en de kinderen concluderen in welk vak (de afbeeldingen worden verspreid op de mat weergegeven). Fase 7 wordt ook in de werkvorm ‘opdrachtvorm’ gegoten. Hierin speel ik een belangrijke rol, omdat ik de vragen stel. De kinderen proberen in tweetallen het juiste antwoord te vinden en zorgen dat de BeeBot de juiste route aflegt. Rollen leerkracht: Volgens Management Impact (2015) zijn er verschillen tussen coachen en sturen. Bij coachen stel je vooral veel vragen en probeer je op deze manier het kind te stimuleren. Bij sturen heb jij het woord, hetgeen een voorwaarde is om het coachen uit te kunnen voeren. CPS (z.d.) vult aan dat de leraar als leercoach een toepassing is van een rol die de leerkracht regelmatig aanneemt. Als leerkracht zorg je ervoor dat de kinderen vaardigheden ontwikkelen met betrekking tot het zelfregulerend leren (CPS, z.d). In de les wordt veel gebruikt gemaakt van een sturende rol. In fase 1 t/m 5 wordt de kinderen vooral verteld wat ze moeten doen. Tussendoor werken de kinderen wel samen en begeleidt de leerkracht dit proces (samenwerkend leren). Samen ergens achter komen zorgt voor verbreding en verdieping. Onderling wordt informatie uitgewisseld. Kinderen leren van elkaar en met elkaar. Dit wordt ook wel het samenwerkend leren genoemd (Malmberg et al., 2018). In fase 6 moeten de kinderen samen met de Bee-Bot aan de slag en werken ze samen. In deze fase wordt een begeleidende rol aangenomen om zelfregulering bij de kinderen te stimuleren. Deze les leren kinderen het vooral door zelf te doen (ervaren). De twee filmpjes vormen de leidraad en als leerkracht stuur ik aan door het stellen van vergelijkings- en waarnemingsvragen om zo de kinderen te stimuleren dieper na te denken over de gezonde en ongezonde voedingsmiddelen.
Lesverloop Fase Fase 1: confronteren
Tijd 3 minuten
Fase 2: verkennen
5 minuten
Fase 3: onderzoek opzetten
10 minuten
Fase 4: onderzoek uitvoeren
7 minuten
Fase 5: concluderen
5 minuten
Fase 6: presenteren
10 minuten
Fase 7: verdiepen en verbreden
(15 minuten buiten de kring)
Toelichting De kinderen worden geconfronteerd met een filmpje dat gaat over gezond eten (wat is hier goed om te eten? De banaan of de lolly?). De kinderen worden dus geconfronteerd met de begrippen ongezond en gezond en een en ander wordt gevisualiseerd, zodat een beeld ontstaat bij de uitgesproken woorden. Het verkennen van de verschillende voedingsmiddelen (variatie van gezond en ongezond eten). Welke namen kennen we? Onderscheid maken in gezond en ongezond (de voedingsmiddelen in de hoepel neerleggen) - Schijf van 5 laten zien (filmpje) - Bespreken wat vinden wij lekker van het gezonde en van het ongezonde eten? Grafiek maken van gezond eten en ongezond eten. In deze fase krijgt ieder tweetal een voedingsmiddel aangereikt. In tweepraat gaan ze uitzoeken in welk vak van de schijf van vijf het voedingsmiddel thuishoort. De conclusie met betrekking tot de schijf van 5 wordt uitgesproken. De vakken van de schijf van 5 zijn verdeeld over de mat en hebben ieder een andere plek. De kinderen moeten m.b.v. de Bee-Bot de route afleggen naar het goede antwoord, dat ze in de vorige twee fases hebben gevonden. Met de mat waar komt het voedsel vandaan? Met de Bee-Bot Vragen voor de mat: - Waar komt de melk vandaan? plaatje van een koe - Waar komt het vlees vandaan? Plaatje van een varken of een ander dier - Wie legt de eieren? de kip - Waar komt de appel vandaan? van een boom - Waar komen de aardappels vandaan? uit de grond - Waar wordt brood van gemaakt? plaatje van tarwe - Ga naar het plaatje waar alle voedingsmiddelen van de schijf van 5 op staan - Ga naar een plaatje met gezond voedsel, dat begint met de letter S. - Ga naar een plaatje met ongezond voedsel, dat begint met de letter P. - Waar wordt patat van gemaakt? van aardappels
Bronnenlijst Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Uitgeverij Coutinho CPS. (z.d.). Wat zijn de zes rollen van de leraar?. Geraadpleegd op 11 juni 2019, via https://www.cps.nl/wat-zijn-de-zes-rollen-van-de-leraar Kersbergen, C. & Haarhuis, A. (2015). Natuuronderwijs inzichtelijk. Coutinho: Bussum. Malmberg, T. & Rohaan, E. & Van Duijn, S. & Klapwijk, R. (2018). Onderzoekend en ontwerpend de wereld ontdekken. Noordhoff Uitgevers: Groningen. Management Impact. (2017). Het verschil tussen coachen, adviseren en sturen. Geraadpleegd op 10 juni 2019, via https://www.managementimpact.nl/leiderschap/artikel/2016/11/het-verschil-tussencoachen-adviseren-en-sturen-1018329 Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling. (z.d.). Kerndoel 34. Geraadpleegd op 11 juni 2019, via http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-L34.html Nationaal Expertisecentrum voor Leerplanontwikkeling. (z.d.). Kerndoel 44. Geraadpleegd op 11 juni 2019, via http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-L44.html Slangen, L. (2009). Techniek: Leren door doen. HBuitgevers: Baarn. Van de Keere, K., & Vervaet, S. (2013). Leren is onderzoeken – Aan de slag met wetenschap in de klas. LannooCampus: Tielt. Wij-Leren. (z.d.). Didactische werkvormen. Geraadpleegd op 10 juni 2019, via https://wijleren.nl/didactische-werkvorm.php