Lesbrief Waar komt ons eten vandaan?

Page 1

Waar komt ons eten vandaan? Onderzoek-/ontwerpheld Onderzoekend/ontwerpend leren Thema Bouw Tijdsduur Kerndoel

Oerdoener-natuurvriend Onderzoekend leren Moestuin Groep 3/4 45 minuten KD 40: De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. KD 41: De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.

Inhoud In deze les leren de leerlingen waar onze groenten vandaan komen. Ze ontdekken door middel van onderzoek dat sommige groenten zaden bevatten en andere groenten niet. Ook leren de leerlingen hoe uit een zaadje een nieuwe plant groeit. Kennisdoelen Aan het eind van de les weten de leerlingen dat: - groenten groeien uit zaden. Ze weten dat het zaad na het zaaien gaat kiemen, de planten vervolgens groeien en dat de groente uiteindelijk kan worden geoogst. - planten water en licht nodig hebben om te kunnen groeien. - niet elke groente zaden bevat. De leerlingen leren over het bestaan van zogenaamde vruchtgroenten en wortelgroenten. Onderzoekend/ ontwerpend leren vaardigheidsdoelen - De leerlingen observeren tijdens de les verschillende groenten, met als doel te ontdekken waar de zaden van de groenten zich bevinden. - De leerlingen signaleren tijdens de les verschillen tussen de tomaat en de wortel. - In het verlengde van de les observeren de leerlingen de groei van hun bonenplant. Ze maken iedere dag een kleine tekening van hun zaadje. Attitudedoelen Dit zijn de attitudedoelen zoals geformuleerd door Stichting Leerplanontwikkeling (2015a), die aansluiten bij de huidige les. - De leerling is nieuwsgierig: heeft initiĂŤle/brede interesse waarbij het zich verwondert over zaken, zich veel afvraagt en leergierig is. - De leerling is actief observerend: is oplettend en aandachtig; is snel en opmerkzaam. Voorbereiding (indien handig) Laat voorafgaand aan de les een bruine boon kiemen op een vochtig katoenen watje. Deze kunt u tijdens de les gebruiken om de wortel en stengel van de plant aan te wijzen. Lees


daarnaast de achtergrondinformatie behorende bij de les. Snijd voorafgaand aan de les het grootste deel van de tomaten en wortels in twee. Print voor iedere leerling de werkbladen. Materialen - Paprika - Wortels: één per tweetal - Tomaatjes: één per tweetal - Filmpje over het kiemen van een boon, klik hier - Gedroogde bruine bonen - Katoenen watten - Plantenspuit - Papieren doekjes of borden - Dienblad - Werkblad 1: één per leerling - Werkblad 2: één per leerling Woordenschat Tijdens de les leren de leerlingen de volgende begrippen: zaaien, kiemen, oogsten, wortel, vrucht, zaadje. Achtergrondinformatie Vakspecifiek De groei van planten Zaaien is het in de grond stoppen van zaden (Wikipedia, 2018a). Wanneer er uit zaden planten beginnen te groeien, spreken we over kieming van het zaad. In het zaad zit een complete plant met een wortel en pluimpje. Het pluimpje bevat de stengel en zaadlobben van de plant. De zaadlobben zijn het grootst en bevatten reservevoedsel, dat de plant nodig heeft om te kiemen. De kieming kan pas beginnen wanneer het zaad water heeft opgenomen. De zaadlobben zwellen dan op, waarna de wortel naar buiten komt door de zogenaamde kiemopening. De wortel groeit naar beneden en de stengel groeit naar boven. Een gebogen stengeldeel komt boven de grond en strekt zich onder invloed van licht uit. De stengel wordt dan recht en de eerste twee bladeren ontvouwen zich. Aan het eind van de kieming is al het reservevoedsel uit de zaadlobben gehaald. Deze verschrompelen en vallen van de plant (Wikipedia, 2018). De plant gaat nu zijn eigen voedsel maken. De plant maakt met behulp van water, licht en koolstofdioxide (een stof uit de lucht) suikers en zuurstof aan. Dit proces wordt fotosynthese genoemd. Het water wordt uit de grond gehaald door de wortels van de plant. Het licht en de koolstofdioxide worden opgenomen door de bladeren van de plant. De plant gebruikt de suikers als voedsel om te kunnen groeien en om vruchten en zaden te maken. Het zuurstof komt in de lucht terecht (Kersbergen & Haarhuis, 2016). Wanneer de planten of vruchten van de plant volgroeid zijn, worden ze geoogst. Dat wil zeggen dat de vruchten van de plant of de gehele plant uit de grond worden gehaald (Wikipedia, 2017). Soorten groenten Er zijn verschillende soorten groenten, namelijk bladgroenten (sla, spinazie), vruchtgroenten (paprika, komkommer), knolgewassen (bospeen, radijs), koolsoorten (bloemkool, rode kool), uien (ui, knoflook), stengelgewassen (bleekselderij, asperge), kiemgroenten (taugé, tuinkers)


en peulvruchten (doperwten, bruine bonen). Vruchtgroenten bevatten zaden, net als fruit zoals appels en peren. Wanneer vruchtgroenten zoals paprika’s en tomaten doormidden worden gesneden, zijn de zaden zichtbaar (Stichting Voedingscentrum Nederland, z.d.). Knolgewassen, ook wel wortelgewassen genoemd, bevatten geen zaden. Deze gewassen zijn de wortels van planten en groeien onder de grond. De wortelplant, die boven de grond groeit, heeft bloemetjes. In deze bloemen zitten de zaden van de plant. Een voorbeeld van een knolof wortelgewas is de bospeen (KRO-NCRV, z.d.). Didactisch - Spreek de werkbladen in Fase 3 met de leerlingen door wanneer deze worden aangeboden in groep 3. Op deze manier kunnen ook zwakkere lezers zelfstandig aan de slag met de opdrachten. - De les kan worden aangepast voor de middenbouw (groep 5/6) door meer begrippen aan te bieden rondom de autonomie van planten, zoals stengel en zaadlobben. De leerlingen kunnen deze onderdelen aangeven op de tekeningen die zij maken op werkblad 2 uit Bijlage 1. Lesverloop Fase 1: confronteren (2 minuten) De leerkracht laat de leerlingen verschillende soorten groenten zien: een paprika, wortels en tomaten. Hij vraagt de leerlingen welke groenten dit zijn. Ook vraagt hij waar deze groenten vandaan komen. Fase 2: verkennen (5 minuten) De leerkracht vertelt dat de groenten zijn gegroeid uit zaadjes. De paprika en tomaten groeien aan planten boven de grond. De wortel groeit onder de grond. Hij snijdt de paprika doormidden en laat de leerlingen de zaadlijsten in de paprika zien. Hij vertelt dat uit de zaadjes in de paprika weer nieuwe planten met daaraan paprika’s kunnen groeien. Fase 3: onderzoek opzetten (5 minuten) De leerlingen hoeven het onderzoek niet zelf op te zetten. In Bijlage 1 is een onderzoekswerkblad opgenomen waar de leerlingen gegevens op invullen. Voor het onderzoek kan beginnen, krijgt ieder tweetal een doorgesneden tomaat en een doorgesneden wortel op een doekje. Iedere leerling krijgt een eigen onderzoekswerkblad. Fase 4: onderzoek uitvoeren (10 minuten) De leerlingen gaan nu in tweetallen de tomaat en wortel bekijken. Ze gaan op zoek naar de zaden in de groente. Ze maken een tekening van de doorgesneden groente, kijken of er zaden in de groente zitten en tellen eventueel hoeveel zaden dit zijn. Fase 5: concluderen (10 minuten) De leerlingen vullen werkblad 1 uit Bijlage 1 in.


Fase 6: presenteren (3 minuten) De leerkracht bespreekt klassikaal de resultaten van het onderzoek. Hierbij kan hij de volgende vragen stellen: - Heb je de zaden gevonden in de tomaat? - Hoeveel zaden waren dit? - Heb je de zaden gevonden in de wortel? De leerlingen zijn tot de conclusie gekomen dat er in een wortel geen zaden zitten. De leerkracht zal in de volgende fase uitleggen hoe dit komt. Fase 7: verdiepen en verbreden (10 minuten) De leerkracht legt uit dat er verschillende soorten groenten zijn. De tomaat en paprika zijn vruchten van een plantje. In deze groenten zitten zaden, net als bij fruit zoals appels en peren. De wortel is een wortelgroente. Dit is de wortel van een plantje. De leerkracht laat een filmpje zien over het kiemen van een boon. Hij vertelt hier zelf bij dat uit het zaadje een plant groeit. Dit noemen we het kiemen van het zaad. Aan de onderkant van de plant zitten de wortels, die soms gegeten worden. Als de plant groot genoeg is en er groenten aan hangen, kunnen de groenten worden geoogst. Om een plant te laten groeien, heeft hij licht en water nodig. De leerkracht legt uit dat de leerlingen zelf ook een boon gaan zaaien en laat de boon zien die hij eerder heeft gezaaid. Omdat de boon water nodig heeft, ligt deze op een vochtig katoenen watje. De boon heeft vlakbij een raam gestaan, omdat hij ook licht nodig heeft. De leerlingen maken zelf een katoenen watje vochtig en leggen hier een boontje op. Ze leggen de wat op een dienblad vlakbij het raam. De leerlingen bestuderen de groei van de bonenplant uit het zaadje. Dit doen ze door elke dag een kleine tekening van de boon te maken op werkblad 2 uit Bijlage 1. Bronnenlijst: Waar komt ons eten vandaan? Kersbergen, C., & Haarhuis, A. (2016). NatuurOnderwijs Inzichtelijk: Een basis voor de vakinhoud van natuur, wetenschap en techniek (4e druk). Bussum: Uitgeverij Coutinho. KRO-NCRV. (z.d.). Willem Wever: Waar zitten de zaadjes van een wortel? Eten en drinken. Verkregen via https://willemwever.kro-ncrv.nl/vraag_antwoord/eten-en-drinken/waarzitten-de-zaadjes-van-een-wortel op 1 maart 2019 NTR. (2003). Kiemende boon. Zo wordt een boon een bonenplant [Film]. Verkregen via https://schooltv.nl/video/kiemende-boon-zo-wordt-een-boon-een-bonenplant/ op 1 maart 2019 Stichting Voedingscentrum Nederland. (z.d.). Groente. Verkregen via https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/groente.aspx op 1 maart 2019 Wikipedia. (2017). Oogst. Verkregen via https://nl.wikipedia.org/wiki/Oogst op 1 maart 2019 Wikipedia. (2018a). Zaaien. Verkregen via https://nl.wikipedia.org/wiki/Zaaien op 1 maart 2019 Wikipedia. (2018b). Kieming. Verkregen via https://nl.wikipedia.org/wiki/Kieming op 1 maart 2019


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.