34 minute read

Gerjanne

Next Article
Chris Stoffer

Chris Stoffer

Hekken plaatsen

Qua lesgeven ben ik nogal van de relatie, maar diep vanbinnen zit er altijd de chronische neiging om als een sergeant-majoor de leerlingen te drillen. (Ik heb overigens geen idee of een sergeant-majoor werkelijk een functie is, maar ik moet toch iets legerachtigs verzinnen.) Een soort innerlijke drang om ze af te richten, lik op stuk, geen tegenspraak, omdat ik het zeg en punt. En alhoewel de meeste lessen min of meer kalm voortkabbelen op de relatie, krijgt die neiging tot drillen soms toch de overhand. Maar even geleden las ik bij de door mij zeer gewaardeerde professor Waterink (en hij schreef het in 1946): “De orde onder kinderen is anders dan de orde van de kommen in uw kast. Het is de orde van een kudde kalveren, wanneer zij in de wei loopt. De orde van gezonde, levendige jongens en meisjes, die nu nog geen ambtenaren hoeven te zijn. Geef jongeren vrijheid, maar wel binnen de hekken die u plaatst.” Kijk. Dat zijn inzichten waar ik ruim zeventig jaar later nog wat aan heb. Mijn leerlingen zijn levendige jongeren. En dat mag. En met dat in mijn achterhoofd moet ik keuzes maken. Ik zie al die 28 paar ogen voor me: 28 vmbo’ers, 28 verhalen, 28 meningen en wensen en levens en lijven. Keuzes maken. Beslissingen nemen. Elke minuut. Wat vind ik ervan dat Jaap met zijn stoel tegen de achterwand wipt? Wat vind ik ervan dat

Loes haar etui vergeten is? Wat vind ik ervan dat Mark een boer laat? Wat vind ik ervan dat Ella en Maaike samendoen met hun boek? Wat vind ik ervan dat Manon met haar ogen seint naar Ella? Wat vind ik ervan dat Laurens zijn tong uitsteekt? Wat vind ik ervan dat Ron zijn telefoon aan laat, want

“zijn hond staat op het punt te bevallen”? Wat vind ik ervan dat Robert half opstaat, om de John Deeretrekker buiten beter te zien? Ik ben aan zet. En ik leg Waterinks advies langs mijn lesgeefstijl. Ik prent het mezelf in: ik mag het drillen loslaten. Ze zijn geen lakeien, robots of soldaten. Ze zijn geen kommetjes in de kast. Ze zijn een kudde kalveren. Dus ik plaats hekken. Bepaal grenzen. En daarbinnen is veel mogelijk. Dankzij het lezen van Waterinks advies veranderde ik dus ten diepste van baan. Van een sergeant-majoor naar een hekken plaatsende boer. En dat bevalt me best.

GERJANNE, MOEDER VAN VIJF, 14 JAAR DOCENTE NEDERLANDS OP HET VMBO, VINDT NIETS ZO FIJN ALS HET UITLEGGEN VAN WERKWOORDSPELLING, HEEFT VIER HOBBY’S: SCHRIJVEN, LEZEN, LEZEN EN LEZEN.

Jona (35)

Lezen: Jona 2 God redt en zaligt mensen. Dat doet Hij op verschillende manieren. Dat bewijst het boek Jona ook. God spaart het leven van heidenen en van Jona. Tussen beiden zijn er meer overeenstemmingen dan verschillen.

Eerst de verschillen. Jona behoort tot Israël, het volk van Gods genadeverbond. Hij draagt het teken en zegel van dit verbond –de besnijdenis–, kent de Schriften, is meer dan eens in de tempel geweest en het allerbelangrijkste: hij vreest de Heere en is Zijn profeet. De zeelieden weten van huis uit niets van God. Een godsdienst zonder beelden, maar met een boek, zegt hen niets. Dan de overeenstemmingen. Beiden –Jona en de zeelieden– belanden in dezelfde storm. God spreekt hiermee Zijn ongunst over Jona uit. Diezelfde storm treft deze heidenen. In tegenstelling tot Jona staan zij doodsangsten uit. Door het ongewone verloop van de orkaan begrijpen ze dat hierachter een bovennatuurlijke macht schuilgaat. De storm dwingt hen op de knieën, ze roepen tot hun goden en smeken om redding. Ondertussen slaapt Jona. Als hij is gehaald, valt het doek vrij snel. Door middel van het lot wijst God Jona als de schuldige aan. De profeet vertelt Wie God is: Hij is de Heere. Op dat moment vallen alle puzzelstukjes op hun plek: de storm, een ongehoorzame profeet, Israëls God en Heere, die Heere van zee en aarde is, en Zijn Woord. Door dit alles openbaart God Zichzelf aan deze heidenen. Wanneer Jona op eigen verzoek overboord is gezet, zakken deze mannen door hun knieën, vrezen de Heere met grote vreze, slachten slachtoffers en beloven de Heere geloften (1:16-17). Jona komt in de vis tot inkeer. God gebruikt daarvoor opnieuw Zijn schepping, nu een grote vis. Jona smeekt en dankt God, offert Hem dankzegging en betaalt God geloften. Gods zaligmakende werk verbreekt alle verschillen en brengt eenieder op dezelfde plaats, aan de voet van het kruis. Daar ontvangen Jood en heiden hetzelfde: genade.

Wat denkt u? Zijn deze heidense zeelieden behouden of niet? Als ze verloren zijn gegaan, wat is dan hét verschil tussen hen en Jona?

Jona (36)

Lezen: Psalm 63 Jood en heiden ontvangen van Israëls God hetzelfde: genade. Omwille van Christus’ gerechtigheid rechtvaardigt God een goddeloze om niet. Aan Zijn voeten vervagen de verschillen en schittert Gods liefde.

Het lijkt alsof Jona zich vooral afzet tegen de heidenen. Aan het slot van zijn gebed zegt hij namelijk : „Die de valse ijdelheden onderhouden, verlaten hunlieder weldadigheid, maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging, wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des Heeren” (2:8-9). Hij citeert uit Psalm 31:7-8, maar laat twee woorden achterwege: ”ik haat” , en dat is te begrijpen. Heidenen hebben Jona beschamend ontdekt aan zijn ongehoorzaamheid. Nee, deze onschuldige mannen of andere heidenen haten zou volstrekt ongepast zijn. Trouwens, Jona is nu opnieuw tot bekering gekomen. Hij kreeg de schuldbrief thuis, heeft die schuld opnieuw zich toegeëigend en mocht in die weg Gods hernieuwde trouw, genade en liefde ondervinden. Het effect van deze weglating is dat in Jona 2:8-9 alle nadruk op het woord ”weldadigheid” ligt. Dit is een ander woord voor goedertierenheid, voor verbondstrouw. Hier slaat het woord ”weldadigheid” op een mens. Jona merkt op dat iemand die „valse ijdelheden onderhoudt, zijn weldadigheid verlaat.” Met andere woorden: het najagen van ijdele, lege hoop staat gelijk aan het bedrogen achterlaten van de Heere. Over wie heeft Jona het hier? De woorden staan tussen vers 7 en 9 in. In die verzen spreekt Jona over zichzelf. Zou Jona ook in dit vers niet zichzelf bedoelen, terugkijkend op zijn heilloze weg zonder God? Toch ligt in zijn algemene uitspraak ook een waarschuwing voor ons. Jona laat zien dat een leven zonder God een leeg leven is. Wie zonder God sterft, heeft tevergeefs geleefd. Maar wie Gods goedertierenheid in dit leven leert kennen, komt tot zijn bestemming. „Gods goedertierenheid is beter dan dit leven” (Ps. 63:4). Jona is daarvan een sprekend bewijs.

Stelling: Wie zonder God sterft, heeft tevergeefs geleefd.

Ds. C.P. de Boer is christelijk gereformeerd predikant te Sliedrecht.

DAARTOE VEEL VEE

Dierendag ligt weer in het verschiet. Volgende week is het zover. Op sommige scholen mogen de kinderen op 4 oktober hun huisdier meenemen. Uiteraard beperkt tot de kleine, zoals konijn, kat of hamster, hond en hen. Het is niet verkeerd om kinderen liefde tot het dierenrijk bij te brengen. Integendeel. Voor het onderwijs ligt er wat dat betreft een grote taak. Wat is er vaak een plagen, sarren en molesteren van dieren. Toen ik op de basisschool zat, dompelde een leerling een gevangen vlieg in de intpot en trok vervolgens een voor een de pootjes en vleugels uit, terwijl het insectje nog spartelde. De hoofdonderwijzer werd ziedend en zei de leerling dat de goddeloze Nero, die onschuldige mensen als fakkels in zijn tuin liet verbranden, ook zo begonnen was. Wat dat betreft mogen we dankbaar zijn voor de Dierenbescherming. Een mooi initiatief is ook het Zeehondencentrum te Pieterburen, dat dit jaar een halve eeuw bestaat. Niet alleen gehavende zeehonden worden er verzorgd, er wordt ook aandacht gevraagd voor een schone zee. Dat is wat anders dan een krantenbericht uit 1900 waarin een premie werd uitgeloofd aan iemand die een zeehond de kop inslaat, omdat deze anders te veel vis zou verschalken. Zeehonden werden dan ook voor ”vischverslinders” uitgemaakt. Terecht rust er tegenwoordig een taboe op het slaan van zeehonden. De bescherming van het milieu in den brede en dieren in het bijzonder heeft ook grenzen. Verschillende acties van de organisatie Greenpeace, die dit jaar ook het vijftigjarig bestaan herdenkt, verdienen derhalve geen schoonheidsprijs. Dan mag men mogelijk vechten voor een schone natuur, maar protestacties die politieoptredens uitlokken zijn afkeurenswaardig. Alzo ook het dierenactivisme waarbij zelfs boerderijen ongewenst worden betreden, zoals enkele jaren geleden een varkensbedrijf in Boxtel. De minister van Justitie werd toen ook nog eens op zijn vingers getikt omdat hij had gezegd dat de boeren de activisten gerust met een hogedrukspuit hadden mogen wegjagen. Al wat uit het geloof niet voortkomt is zonde. Ook de strijd voor de dieren. Over dr. I. Boot (1930-2000) verscheen in februari dit jaar een biografie waarin ook aandacht wordt gegeven aan zijn liefde voor dieren. Bij deze predikant, die uit principe vegetariër was, domineerde het dierenwelzijn niet. Evenwel bracht hij het regelmatig ter sprake. Zo luidde een stelling in zijn proefschrift : „Economische uitbuiting van dieren, bijvoorbeeld van mestkalveren en batterijkippen, is een symptoom van grote maatschappelijke en zedelijke misstanden. Predikanten in agrarische gebieden dragen in hun pastorale zorg een bijzondere verantwoordelijkheid hierop te wijzen.” Ooit schreef hij een brochure voor de Dierenbescherming. Hij haalde uit naar bio-industrie en sportvisserij en schreef met het oog op de beesten: „Prof. Wisse zag het schoppen van een varken als een kenmerk van een goddeloze, die door zijn pastor goed op zijn nummer gezet moest worden. Doch een dier een pak slaag geven, hoe erg dat ook is, is nog maar kinderspel bij de verfijnde wijze waarop heden ten dage op massale wijze de natuur van talloze dieren geweld wordt aangedaan. En zouden we dan zwijgen?” In een jeugdblad schreef hij: „Laten wij dan toch ophouden met die flauwe dooddoeners die men zo vaak hoort, als: „Ze hebben geen ziel te verliezen.” Wanneer een mens een dier kwalijk behandelt, dan is de enige ziel die groot gevaar loopt een eeuwigheid te verliezen, de ziel van de mens in kwestie, die zich aan zulk een gruwelijke zonde schuldig maakt.” Laten we vooral de Bijbel zelf aan het woord laten. Met name het laatste vers van de kleine profeet Jona. De Heere spaarde Ninevé niet alleen omdat er veel meer dan 120.000 waren die het onderscheid niet wisten tussen de linker- en de rechterhand. De laatste woorden luiden: „Daartoe veel vee.”

Ds. M. van Kooten, Elspeet

Calvijn is Arthur Alderliesten (42) lief, maar met Luther voelt hij zich zo mogelijk nog sterker verbonden. Als adolescent maakte hij voor het eerst kennis met geschriften van de reformator uit Wittenberg, zoals ”Van de vrijheid van een christen” en ”De Babylonische gevangenschap van de kerk”. Beide boekjes grepen hem meteen. „”Van de vrijheid van een christen” lees ik elk jaar opnieuw. De diepe zeggingskracht kon ik destijds nog niet volledig doorvorsen, maar ik voelde me meegenomen in iets groots. Later ben ik Luthers preken gelezen. Nu bestudeer ik hem meer op thema. De werken van Luther moet je niet lezen, maar bestuderen. Dan ontdek je steeds nieuwe lagen.” Door zijn deeltijdstudie theologie en ethiek aan de Theologische Universiteit Kampen kwam de inwoner van Meteren in aanraking met Luthers sermoen over de voorbereiding op het sterven. „Dat geschrift greep me aan. Ik vond het zó mooi, zó krachtig, ook qua taal. Voor het eerst las ik een werk van Luther in het oorspronkelijke Oudduits. Dan begrijp je nog beter waarom hij een woordkunstenaar wordt genoemd.”

PARADOX De inhoud raakte hem te meer door de omstandigheden in zijn gezin. „In november 2019 is onze Olivier overleden na 36 weken zwangerschap. Het was voor ons gezin een ingrijpende, maar ook een rijke tijd waarin we Gods nabijheid bijzonder hebben ervaren. Mede dankzij Luthers sermoen kreeg ik meer dan ooit oog voor de betekenis van de opstanding van Christus. Daar kun je zó veel kracht en troost uit putten.” In zijn boekje wijdt Alderliesten een hoofdstuk aan Luthers eigen ervaringen met de dood in de nabije kring. De extraverte reformator verloor twee meisjes. Elisabeth leefde amper een jaar, Magdalena dertien jaar. „De hoge kindersterfte in die tijd maakte hun dood voor hem niet tot iets normaals. Zijn hart werd verscheurd door verdriet. Na het sterven van Magdalena wilde hij zelf ook wel heengaan. Luther was voor mij vooral een groot theoloog, om tegen op te kijken, maar toen ik dat las kwamen we naast elkaar te staan als twee verdrietige vaders.” De vragen rond leven en dood houden de inwoner van Meteren al jaren bezig en bepaalden ook zijn loopbaan. Hij was directeur van de VBOK en richtte zich de achterliggende twee jaar bij de Stichting Vrienden van Lelie zorggroep op thema’s rond ouderenzorg, ouder-zijn en het levenseinde. Per 1 oktober treedt hij bij stichting Schreeuw om leven aan als nieuwe directeur. Sinds 1 oktober 2020 is hij projectcoördinator ethiek bij het Lindeboom Instituut. „Daar houd ik me op dit moment vooral bezig met medischethische vragen rond euthanasie en voltooid leven. Mensen ervaren hun bestaan soms als zo zwaar dat ze de dood als het enige antwoord beschouwen. Tegelijk zien we in deze coronatijd dat elk risico moet worden geminimaliseerd, want stel je voor dat we door dat virus sterven. Deze paradox toont dat we maar moeilijk weten om te gaan met de dood en het lijden dat er vaak aan voorafgaat.”

STERVENSPASTORAAT In de middeleeuwen verschenen er geregeld ”artes moriendi”, ofwel boekjes over de kunst van het sterven. Ze waren aanvankelijk bestemd voor priesters als hulp bij het stervenspastoraat. Vanwege de hoge sterftecijfers raakten ook leken daarbij betrokken, reden om de boekjes over te zetten in de volkstaal. „Luthers sermoen past in die traditie”, constateert Alderliesten, „met onder meer dit belangrijke verschil: hij schreef het niet voor de stervensbegeleiders, maar voor de stervenden zelf. Daarmee verplaatste hij het sterven als openbaar gebeuren binnen de gemeenschap meer naar het

individu. Vandaag hebben we wat dat betreft een omgekeerde beweging nodig.” Het sermoen begint met twee praktische zaken. In de eerste plaats het eerlijk verdelen van de goederen onder de nabestaanden, om ruzie te voorkomen. In de tweede plaats het schenken van vergeving aan mensen die onrecht aandeden en vergeving verlangen van hen die onrecht werd aangedaan. „Pas daarna kun je je volgens Luther echt richten op God. Deze praktische inslag vond ik verrassend. De kernboodschap van het sermoen is dat de stervende zich niet moet bezighouden met zonde, dood en hel, waarop in de bestaande sterfboekjes de nadruk viel, maar op genade, leven en de hemel. Dat was in Luthers tijd radicaal vernieuwend. Deze benadering vloeide rechtstreeks voort uit zijn ontdekking van de rechtvaardiging door het geloof alleen. Het zicht daarop heeft ook gevolgen voor het denken over en het omgaan met de dood. Die typeert Luther voor de christen als een slaap. Op de grafsteen van zijn eerste overleden dochtertje liet hij de tekst zetten: „Hier slaapt M. Luthers dochter Elisabeth.” Met het Bijbelse beeld van de slaap wordt het monstergevoel dat aan de dood kleeft weggenomen. Luther bedoelt in zijn geschrift de stervende vooral te bemoedigen. Reformatorische stervenskunst is gericht op troost.”

LEVEND GELOOF Voorwaarde voor deze stervenspraktijk is een levend geloof in Christus, erkent Alderliesten. „Dat maakt het lastig om het sermoen actueel te maken voor de samenleving van nu. Je gunt ieder een lutherse stervenspraktijk, maar die vraagt om een christologisch leven, vanuit Gods genade. Daarom heeft dit boekje in de eerste plaats iets te zeggen voor de kerk als het lichaam van Christus.” Bij het sterven mag de christen volgens Luther ervan overtuigd zijn dat de ogen van God, van Christus, de engelen en de heiligen in de hemel en op aarde op hem gericht zijn. Ook dat was voor Alderliesten een treffende en troostrijke gedachte. „Door het overlijden van Olivier is de band tussen de strijdende en de triomferende kerk veel meer een realiteit voor me geworden. Elke zondagmiddag gaan we als gezin naar zijn graf; op eerste paasdag ga ik alleen, vroeg in de morgen. Niet om de Levende bij de doden te zoeken, maar ik voel me daar heel dicht bij de essentie van het paasevangelie. Christus heeft

de dood overwonnen.” Een deel van het sermoen is gewijd aan de betekenis van de sacramenten in de stervensfase, met name biecht, eucharistie en laatste oliesel. Voor een hedendaagse gereformeerde christen wat bevreemdend. „Na het schrijven van dit sermoen heeft Luthers theologische visie op de sacramenten nog een ontwikkeling doorgemaakt, maar zijn benadering was voor die tijd, 1519, al zeer opvallend, bijna revolutionair. Hij onderstreept dat het uiteindelijk niet om de tekenen gaat, maar om het geloof in Christus, naar Wie de sacramenten verwijzen. In de context van zijn tijd verkleinde hij de betekenis van de sacramenten. Destijds was de gedachte dat het ontvangen van het sacrament noodzakelijk is voor een zalig sterven.”

TAAK Vandaag is een omgekeerde beweging wenselijk, vindt Alderliesten. „Het is mijns

„Je gunt ieder een lutherse ster venspraktijk”

Ken jij mensen die vereenzamen door psychische problemen? Binnen je familiekring? Vrienden, buren of leden binnen je kerkelijke gemeente? Laat hen niet alleen staan!

Eleos is één tegen eenzaamheid

Morgen start de week tegen eenzaamheid. Eleos zoekt dan haar buren op. Begeleiders van diverse locaties voor begeleid wonen vertellen hoe je mensen met psychische problemen kunt helpen. Om vereenzaming te voorkomen.

Hendrik van Braak: Woonbegeleider, Eleos Siloam in Ede

"Vooral jonge mensen met psychische problemen hebben moeite met meekomen in de prestatiemaatschappij. Vaak worden ze daardoor niet begrepen en vereenzamen ze gemakkelijk. Bij Siloam in Ede reiken we hen de hand. We helpen onze bewoners weer een leven op te bouwen. Door een dagbesteding te bieden, een luisterend oor te zijn. En door bij te staan bij het opzetten of herstellen van een nieuw netwerk. Zo staan ze na enkele jaren vaak weer op eigen benen. Maar er zijn ook mensen die nooit meer alleen kunnen wonen. Voor hen wordt Siloam dan een soort thuis."

“Ben ik een kind van God? Ziet Hij mij wel?’’

"Siloam is een woonvorm met reformatorische grondslag. Van daaruit helpen we onze bewoners als ze met geloofsvragen zitten. "Ben ik een kind van God? Ziet Hij mij wel?" Zulke vragen krijgen we regelmatig. Ik luister dan, praat of geef advies. Zou het fijn zijn als een ouderling een keer langskomt?", vraag ik wel eens. We vinden het belangrijk dat er verbinding blijft met de kerk en willen voorkomen dat mensen vereenzamen in hun geloof." "Eleos Juventum in Ede helpt jongeren met autisme uit heel het land. Eenzaamheid is een thema waar we regelmatig mee te maken hebben in onze woongroep. Contact maken is al lastig, maar contact onderhouden is soms extra ingewikkeld. Jongeren kunnen verdrietig zijn, omdat ze niet zoveel vrienden om zich heen hebben. Ze voelen zich soms anders behandeld en alleen. Ik ben alert op hun roep, op hun hulpvraag. Dan stel ik bijvoorbeeld met hen een lijstje op, met vrienden waarmee ze contact kunnen onderhouden. Elke week één!"

Albert Jan Brouwer: Woonbegeider, Eleos Juventum in Ede

“Betrek jongeren met autisme actief in de catechisatie’’

"Vaak stimuleer ik onze jonge bewoners om naar de jeugdvereniging van de kerk of naar catechisatie te gaan. Dan is het trouwens belangrijk dat de kerkgemeenschap bewust is van wat eenzaamheid voor jongeren met autisme betekent. Zo vragen we catechisatieleiders om hen actief bij het gesprek te betrekken, óók als ze zich onopvallend willen terugtrekken."

Christelijk begeleid wonen

Kom kennismaken: www.eleos.nl/wonenbijeleos Bellen kan ook! 088-892 12 13

inziens on-Bijbels als ouderen die niet meer naar de kerk kunnen, zijn uitgesloten van het heilig avondmaal. Het vieren daarvan met bejaarden en stervenden, als voorsmaak van wat komt, is heel betekenisvol. Diep ontroerend vind ik het verhaal dat Dietrich Bonhoeffer op een dag hoort dat iemand in de cel tegenover die van hem wordt gegooid. Het blijkt zijn zwager Hans von Dohnányi te zijn, uitgemergeld en kapotgeslagen door de nazi’s. Op een gegeven moment gaat het alarm af en worden de celdeuren geopend. Op de gang van de gevangenis viert Bonhoeffer dan samen met zijn zwager het avondmaal, met wat water en een paar broodkorsten. Als het goed is, staat dit sacrament midden in het dagelijkse leven, met de rauwe kanten daarvan. Christus komt tot de mens in zijn misère.” Een belangrijke lijn in het boekje van Luther is voor Alderliesten dat de kerk een taak heeft in de levensavond van mensen. „De hedendaagse doodswens komt vaak voort uit eenzaamheid of anderen niet tot last willen zijn. Het bestaan van verzorgingshuizen is in zichzelf al een aanklacht tegen onze geïndividualiseerde samenleving, een individualisering waarin christenen zijn meegegaan. De gemeenschap gaat letterlijk kapot aan het individualisme en de autonomie- en maakbaarheidsgedachte. Laat de christelijke gemeente een geloofsgemeenschap zijn waarin we afhankelijkheid leren en anderen tot last mogen zijn.” Met enige aarzeling maakte hij in zijn boekje ook een kanttekening bij het fenomeen hospice. „Palliatieve zorg en hospices zijn een zegen, maar gaat er niet iets fout als we ze als het enige alternatief voor euthanasie propageren? Dan kan een hospice onbedoeld een instelling worden waarmee de dood verborgen, op afstand wordt gehouden. Ik vrees dat ook wij het moeilijk zijn gaan vinden om het verval van de mens onder ogen te zien. De kerkelijke gemeenschap behoort zorg te dragen voor de stervenden, liefst binnen de familiekring. Dat zou veel meer moeten gebeuren dan nu het geval is.”

VOORBEREIDING De voorbereiding op het sterven dient volgens Luther plaats te vinden in het volle leven. Hij verwoordde die overtuiging dichterlijk in zijn gezang ”Midden in het leven zijn we door de dood omvangen”, geschreven na het overlijden van een goede vriend door een tragisch ongeval. „Echt luthers mondt het lied uit in een lofzang op Christus en Zijn verzoenend bloed. In het geloof is de christen in de dood door het leven omvangen.” Als het aan Alderliesten ligt, wordt er in prediking, pastoraat en catechese meer aandacht aan dit onderwerp besteed. „Een belangrijke les is: neem de tijd om te sterven en grijp niet krampachtig naar het allerlaatste medische middel, waardoor je vergeet bewust afscheid te nemen van je geliefden en je voor te bereiden op de ontmoeting met God.” Een van de mooiste delen uit Luthers sermoen is voor Alderliesten de vergelijking die de reformator maakt tussen de bange gang van een kind naar deze wereld door het nauwe baringskanaal en de gang van een christen door de enge poort van de dood naar de hemelse heerlijkheid. „Luther schrijft in dit verband: „Daarom heet het sterven van de heiligen een nieuwe geboorte. Hun feest noemt men in het Latijn natale, wat betekent: geboortedag.” Voor onze Olivier vielen beide baringskanalen samen. Hij volgde de kortste route naar zijn bestemming: eeuwige lofprijzing in de nabijheid van onze goede God.”

N.A.V. ”STERVENSKUNST BIJ LUTHER. LUTHERS VISIE OP LEVEN, DOOD EN STERVEN ALS ANTWOORD OP VOLTOOID LEVEN”, DOOR ARTHUR ALDERLIESTEN; UITG. DE BANIER; € 11,95.

Jenthe Jenthe (42) is met haar man Maarten (45) en hun kinderen Jos (15), Laura (13), Lindy (10) en Heidy (9) verhuisd naar de bergen op de grens tussen Oostenrijk en Slovenië, waar het gezin gastenverblijven heeft ingericht in een eeuwenoude boerderij.

Alle gezinnen zijn vertrokken. Slechts een paar echtparen vieren hier nog vakantie. De landweggetjes liggen bezaaid met blad. Elke morgen hangen de nevels laag in het dal. Alleen de kerktoren steekt erbovenuit. Voorbij is de zomer. Wat rest, is weemoed om wat nooit meer terugkomt. Ik ruim de Aufenthaltsraum op en sta met mijn poetsdoek stil bij het ingelijste herfstgedicht dat Jaap Zijlstra ooit voor me opschreef: „Met elk blad dat valt/ valt meer licht op de aarde/ komt meer uitzicht vrij./ Met elk blad dat valt,/ staan wij scherper getekend,/ valt meer hemel ons bij.” Hij heeft gelijk. Niet naar het vallende blad moet je kijken, maar naar het uitzicht dat vrijkomt. En dus besluit ik met andere ogen de achterliggende zomer te bezien. Wat waren het mooie maanden, met opnieuw alleen maar vriendelijke, vrolijke gasten die bij het weggaan massaal reserveerden voor het komende seizoen. Wat een vreugde en voldoening gaf ons dat. Ik schrik op, omdat de deur openvliegt. Melitta, onze hulp die in een appartement aan het werk was, roept me opgewonden toe dat „er iets vreselijk staat te lekken!” Ik ren met haar mee naar buiten, waar juist Maarten met een kruiwagen vol blad langskomt. „Gauw!” zeg ik. „Draai de hoofdkraan dicht! Lekkage!” Hij sprint richting de helling waar zich de put met de hoofdkraan bevindt. Ik volg Melitta. In het appartement dat ze schoonmaakt, stroomt het water door het plafond. En dus haasten we ons naar het verblijf daarboven. Het blijkt hermetisch afgesloten. De gasten die er bivakkeren zijn op stap. Via, via klauter ik op het balkon. Ik leg mijn handen tegen het raam en gluur naar binnen. De hele zitkamer staat blank, maar al dat water lijkt niet uit de keuken te komen. Dan valt mijn oog op de half openstaande badkamerdeur. De ruimte daarachter hangt duidelijk vol damp en het raampje is compleet beslagen. Staat de hete douche nog aan? Zijn de gasten vergeten de warme kraan uit te draaien? Is er spontaan een leiding gesprongen? Ik voel me een bétje misselijk worden. Wat, als deze mensen na een i jn dagje uit al hun spullen doorweekt terugvinden? Het badkamerraampje blijkt op een kier te staan. Het biedt de enige mogelijkheid om binnen te komen. Maarten klimt er met een ladder bij, wurmt zich er achterstevoren doorheen en laat zich in het water op de vloer vallen. Onder de wastafel is een leiding losgeschoten, ziet hij. Gauw opent hij de balkondeur voor ons, zodat Melitta en ik kunnen gaan dweilen. De ene handdoek na de andere wringen we uit. De vloerkleden, alle schoenen en een tas van de gasten hangen we over de balustrade in de zon. Zelf gaat Maarten gereedschap halen om de leiding weer vast te zetten. „We wilden graag avontuur, maar soms denk ik: het mag wel wat minder”, verzucht ik tegen Melitta. „Hoe kan dit nou? We zijn de renovatiefase nu toch zeker wel voorbij? Alles liep zo lekker, de hele zomer...” „De loodgieter heeft nooit gedeugd”, moppert Maarten, die binnenstapt. „Weet je nog wat we heet water in de wc hadden en koud water uit de kraan?” Aan het eind van de middag staat alles droog en wel weer op z’n plek. De verleiding is groot om de hele toestand maar gewoon te verzwijgen, maar dat kunnen we niet maken. Zodra de gasten thuiskomen, biecht ik alles zenuwachtig op. „Nou”, zegt de man. „We wáren van plan volgend jaar terug te komen...” Ik slik. „En daar is nu nog meer reden toe”, vervolgt hij. „Een Turks stoombad. Een gedweilde vloer. Wat willen we nog meer?!”

Volgende keer: Via duizend wegen...

tekst: JEANNETTE WILBRINK-DONKERSTEEG

„ I k b e d e n k v a a k w i e m i j n s p u l l e n h e e f t v a s t g e h a d e n w a t e r m e e g e b e u r d i s . ”

J e a n e t w e e t v a n b i j n a a l l e o b j e c t e n i n h u i s n o g p r e c i e s d e h e r k o m s t .

Op haar eettafel staan vazen van donkerbruin glas. Een nieuw element, zegt Jeanet. En nogal gedurfd: „Een aantal jaren geleden zou ik zo’n donkere kleur niet hebben uitgekozen voor mijn interieur.” Ze heeft wel vaker water bij de wijn gedaan. Zo zijn de lamellen voor de ramen aan de achterkant zwart, evenals de omlijsting van de deuren tussen de keuken en de woonkamer. „Een idee van mijn man”, vertelt ze. „Het waren eerst witte deuren en witte gordijnen. Maar ik miste in huis sfeer en geborgenheid. Toen zei hij: „Zullen we de deuren zwart verven?” Dat hebben we vorig jaar gedaan. Ik ben er tot op de dag van vandaag blij mee. Het voelt veel knusser dan daarvoor.” Het zijn vrijwel de enige donkere kleuren in het verder lichte huis. Er staat veel brocante: oude tinnen potten hangen aan een haakje achter de eettafel. Een rieten mand staat in zijn ijzeren broertje boven op de tafel. Op een oud luik in de hoek is een lampje geplaatst. Waarom ze zo weg is van neutrale kleuren? „Die passen bij mij. Fellere tinten vind ik ook wel leuk, maar dan voor een paar dagen. Daarna word ik er onrustig van.” Die voorkeur voor wit- en aardetinten gaat vrij ver. Zo staat er bij de Jonkers geen enkele plant in de woonkamer. „Planten horen in de tuin”, zegt Jeanet stellig. „Buiten zijn ze leuk, binnen niet. Mijn man doet me ook geen plezier met een bos bloemen. Hij heeft die maar één keer aan me gegeven: toen we net getrouwd waren, kocht hij een boeket zonnebloemen. Ik durfde er niets van te zeggen, maar hij zag aan mijn gezicht dat ik het niet mooi vond. Sindsdien heeft hij nooit meer bloemen meegenomen.” Met een lach: „En op onze trouwdag komt mijn moeder soms met twee biefstukken aan in plaats van een boeket.”

DOORLEEFD Nadat Jeanet in 2007 trouwde met Kees (34), woonden ze zeven jaar in een appartement. Daar ontwikkelde ze haar liefde voor oude spullen. „Als ik iets zie waarvan mijn hart sneller gaat kloppen, fantaseer ik erover wie het heeft vastgehad, wat ermee gebeurd zou kunnen zijn en waar het heeft gestaan of voor is gebruikt. Ik heb het altijd al leuk gevonden om met spulletjes bezig te zijn. Mijn moeder ook, dus waarschijnlijk is het me met de paplepel ingegoten.” Vooral in Frankrijk kan ze haar hart ophalen aan vintage vondsten. „Ook dit jaar heb ik weer gescoord. Op vakantie heb ik op een ”vide grenier” –een Franse rommelmarkt– een oude spiegel gevonden. Hij staat nog ergens boven geparkeerd, want ik weet nog niet waar ik hem wil hangen. Maar ik vond hem zo mooi dat ik hem ook niet kon laten liggen.” Haar omgeving snapt haar hobby niet altijd. „Van de spiegel zeiden mensen op de camping: „Ja maar Jeanet, het glas is verweerd, wil je dat niet eerst opknappen dan?” Maar dat hoeft van mij niet. Het doorleefde vind ik juist mooi.” Van de meeste objecten in haar huis weet ze precies de herkomst. Haar favoriet is een oude glazen kruik met een rieten buitenkant. Die kocht ze eveneens op een marktje in Frankrijk, in een slaperig dorpje. Achter de kleedjes met koopwaar stonden oude Franse dametjes. „Op een gegeven moment zag ik die kruik staan. Ik dacht: die moet ik hebben. Toen ik vroeg wat hij kostte, zei de vrouw: 8 euro. Ik dacht even na, want dat was maar weinig geld voor zo’n mooie kruik. Maar de vrouw vatte mijn aarzeling op als twijfel. Ze zei: 5 euro is ook goed hoor. Dus zo blij als een kind kwam ik met mijn kruik in mijn armen naar de auto gehuppeld. Dat zijn echt leuke dingen. Op diezelfde markt vond ik ook een handschoen. Ik liet die zien aan de verkoopster. Ze zei: Het is er maar één hè? Waarvoor wil je die dan gebruiken? Voor ”la maison”, zei ik. Die vrouw dacht waarschijnlijk: wat mankeren die Nederlanders?”

VERWEERD EN BRUIN Wees comfortabel in je oncomfortabelheid, zei iemand pas. Dat vond ze een inspirerend gezegde. En dat is misschien ook wat haar liefde voor oude dingen doet opvlammen, bedenkt ze al peinzend. Want het hoeft allemaal niet perfect, liever niet zelfs. „Nieuw is mooi, maar ik houd nog meer van wat oud en gebruikt is. Iets waarvan je ziet dat het de tijd heeft doorstaan, wat een ziel heeft.” Zo heeft ze boven een hele doos kant staan. „Van dat verweerde en bruine.” Wat ze daarmee doet? „Ik heb boven een washok, waarin ook een bureautje staat. Daar leg ik het neer. En als ik een cadeautje inpak, doe ik er een stukje van dat kant bij. Het komt altijd wel van pas. En zo niet, dan laat ik het lekker in een doosje zitten. Daar kan ik ook blij van worden.” Naar kringloopwinkels gaat ze graag. Daar kijkt ze standaard even bij de Bijbels, om te zien of er nog oude exemplaren tussen zitten. En bij serviesgoed. „Ik zit altijd de onderkant van het servies te bekijken. Ik krijg wel ook weleens vreemde blikken. Toen ik de kringloop net had ontdekt, liep ik eens met een oud wasbordje naar de kassa. Wel drie of vier mensen vroegen mij wat ik er mee wilde gaan doen. Dat zet ik in huis, zei ik. Blijkbaar vonden ze dat een beetje apart.” Ze haalt een vaal lapje stof tevoorschijn, bruin met zwarte letters.

„ H e t i s e e n m i x v a n o u d e n n i e u w : F r a n s e s p u l l e n e n S c a n d i n a v i s c h e s t i j l . ”

„ A l s e r i e t s n i e u w s b i j k o m t , g a a t e r o o k w a t w e g . H e t m o e t i n b a l a n s z i j n . ”

„Dit vond ik in een oude doos in Frankrijk. Ik weet dat het uit het leger komt, maar niet welk leger. En wat er op heeft gestaan kan ik niet meer lezen. Maar het is fantastisch.”

BREKEN Inmiddels woont ze al zeven jaar met haar man en dochter in een eengezinswoning in Katwijk. Daar heeft ze haar stijl verder ontwikkeld. „Het is een mix geworden van een oud en nieuw: Franse spullen gecombineerd met een Scandinavische stijl. Dat is echt mijn ding.” Haar man heeft geen problemen met haar hobby. „Als hij er maar geen last van heeft, vindt hij het prima. Maar er moet niet ergens een krukje staan waar hij z’n benen over breekt.” Hun 7-jarige dochter Sofie vindt haar moeders spullen over het algemeen maar rommel, lacht Jeanet. „Daar moppert ze vaak over. Maar afgelopen vakantie heeft ze in Frankrijk geen marktje overgeslagen. Ik zou het leuk vinden als zij later gaat zien hoe waardevol tweedehands spullen zijn, of hoe mooi iets doorleefds kan zijn.” Ze bevindt zich nu op het punt dat hun huisje eigenlijk geen nieuwe aanwinsten meer kan herbergen, zegt ze. „Er komt zo nu en dan nog wat bij, maar dan gaat er ook wat weg. Soms gaat het naar boven, soms neemt m’n zusje iets mee naar haar eigen huis als ze iets moois ziet wat ik niet gebruik. Voor mij is het huis nu in balans.” En dus moet ze zichzelf af en toe een halt toeroepen als ze op markten of kringloopwinkels iets moois tegenkomt. Dat lukt aardig. „Ik moet eerlijk zeggen: de tijd heeft me ook geleerd om meer op de rem te trappen en meer om me heen te kijken naar wat ik heb. Als ik in Frankrijk naar vijf marktjes ben geweest en ik bij thuiskomst zie dat er in de buurt ook een rommelmarkt is, ga ik bewust niet. Zo probeer ik balans te houden. Genoeg is genoeg. Als ik boven een spiegel heb staan waarvoor ik nog geen plek heb gevonden, moet ik niet iets nieuws scoren waarvoor ik ook geen plek heb.” Ze had het er vorige week nog met iemand over: dat we nooit verzadigd of tevreden zijn. „Daarom kijk ik ’s avonds ook niet in woonbladen. Dan krijg je veranderdrang die niet realistisch is. Of je wilt iets veel te graag hebben.”

STIJL Haar stijl past echt bij haar. „Mensen die bij ons thuis komen zeggen: dit ben jij. Het allermooiste compliment kreeg ik een keer van een moeder die het vriendinnetje van Sofie kwam ophalen. „Jouw huis is een kijkje in jouw ziel”, zei ze. Dat had nog nooit iemand gezegd. Maar het is denk ik wel zo. Met interieur bezig zijn is mijn hobby. Niet om ermee te pronken, maar om er met elkaar gelukkig in te zijn.” Ooit zou ze nog weleens in een oud houten huis willen wonen, met een groene tuin. Maar voor nu is ze tevreden met haar combinatie van strakke muren en gedeukte spullen. Verandering van interieur zit er wat haar betreft ook niet aan te komen. „Waarom zou ik iets kopen wat je niet mooi vind? Ik heb geen behoefte aan een andere stijl, nog los van het financiële plaatje.” En toch, zegt ze, is ze niet helemaal ongevoelig voor trends als ze terugkijkt op de afgelopen tien jaar. „Een ander zou zeggen: je interieur is nog krek hetzelfde. De spullen waren toen oud en dat zijn ze nu ook. Maar ik zie dat ik meer met aardetinten heb dan vroeger. En die bruine vazen op tafel had ik tien jaar geleden niet gekocht. Maar of er volgende week bloemetjesbehang op de muur komt? Nee.”

„Het mooiste compliment kwam van een moeder die haar dochter ophaalde: Jouw huis is een kijkje in jouw ziel, zei ze”

Ti ps van Jeanet :

Favoriete shopadresjes: Poem en Sofia in Valkenburg (ZH), veel mooie brocante en papiergerei. KindanHuys in Voorschoten, waar ze mooie vondsten uit Frankrijk verkopen. Katwijkse kringloopwinkels, bijvoorbeeld De Brug of Dorcas. De antiekmarkt in de Jaarbeurs (twee keer in het jaar). Ook op rommelmarkten en online (bijvoorbeeld Marktplaats) kun je tegenwoordig best mooie vondsten doen. Magazines/Instagram: Ik lees graag de Ariadne at Home en de VTwonen. Op Instagram heb ik geen favoriete pagina’s. Ik volg mensen omdat ze een eerlijk verhaal en beeld hebben. Als ze daarnaast ook nog van interieur houden, is dat leuk. Uitgaan: Bij ons in de buurt zit brasserie het Havenkwartier en langs het strand zit een aantal leuke strandtenten, zoals ”Zee en Zon” en ”Strand”.

9.35 UUR

ASSISTENTE MARION HIJST HOND LANA OP DE ONDERZOEKSTAFEL. HET BEESTJE TRILT ALS EEN RIETJE EN KIJKT HAAST WANHOPIG OM ZICH HEEN. MARION HOUDT HAAR STEVIG VAST, TERWIJL ASSISTENTE PETRI EEN VAN DE VOORPOOTJES SCHEERT EN HET INFUUS AANBRENGT.

9.30 UUR

Het team bestaat vandaag uit dierenartsen Stephanie en Natasja, vier assistentes en twee stagiaires. Voor het teamoverleg verzamelt iedereen zich in het kleine zenuwcentrum van het ziekenhuis, dat bestaat uit twee spreekkamers, twee operatiekamers, een onderzoekstafel en een laboratorium. Verderop in de gang zijn de katten- en hondenopvang, de röntgenkamer en de CT-scan. “Dat is het leuke van dierenarts zijn: je doet alles zelf!” vindt Natasja. Op het whiteboard staan de patiënten vandaag. Stephanie schrijft haar naam bij de heupoperatie van kater Tobias, Natasja tekent voor de sterilisatie van poes Snoes.

11.00 UUR

IN EEN MUM VAN TIJD IS DE STERILISATIE VAN SNOES ACHTER DE RUG. VOOR NATASJA IS DIT EEN ROUTINEKLUSJE. DE EIERSTOKJES LIGGEN EENZAAM OP HET TAFELTJE. VAKKUNDIG HECHT DE ARTS HET WONDJE. “LUKT HET AL, STEPHANIE?” ROEPT ZE OVER HAAR SCHOUDER. STEPHANIE ZUCHT. “HET LIJKT WEL EEN KIES DIE NIET LOS WIL.”

11.30 UUR

11.15 UUR

Een van de assistentes probeert contact te leggen met een andere dierenarts. Misschien heeft hij nog een tip voor de operatie van Tobias. Marion legt Snoes liefdevol terug in haar hok. Daar mag ze haar roes uitslapen. In de couveuse begint iets te bewegen. De lapjeskat lijkt eindelijk wat te ontdooien.

Stefanie rondt de operatie van Tobias af; de heupkop is er eindelijk uit. “Een jonge, gezonde kat kan prima zonder”, legt ze uit. “De spieren vangen dat zelf op.” Een blik op het whiteboard leert dat hond Lana de eerstvolgende is die onder het mes gaat. Bij haar moeten een bult en een tand weggehaald worden. Tijd voor een lunchpauze is er nauwelijks. De telefoon rinkelt onafgebroken. Volgende patiënt!

In de loop van de dag mogen Tobias, Snoes, de lapjeskat, Lana en de blaffende herdershond weer opgehaald worden door hun baasjes. Ingreep geslaagd!

This article is from: