hoofdstu k 1
Voorbereiding op het ambt ‘Ik vond het niet helemaal eerlijk’ Of ze zich al heel jong bewust was van haar toekomstige rol als koningin van Nederland? Het is de openingsvraag van de schrijfster Hella Haasse aan koningin Beatrix als de vorstin zich voor het eerst als zodanig voor de tv-camera laat ondervragen. Het interview wordt uitgezonden op 29 april 1988 ter gelegenheid van haar vijftigste verjaardag. Beatrix is dan acht jaar staatshoofd. De miljoenen kijkers die op dat moment voor de buis zitten, moeten het antwoord van de vorstin op de eerste vraag van Haasse toch wel met enige verbazing hebben aangehoord. Bij koningshuizen denkt menigeen aan luxe paleizen, glimmende bolides, dure jachten en andere symbolen van materieel genot. Ze kunnen koningin Beatrix niet echt bekoren. Integendeel, ze bekent best veel moeite te hebben gehad om aan haar voorbestemde rol te wennen, want zo aantrekkelijk vindt ze de functie niet. Bij haar inhuldiging doelde ze er al op. ‘Dit ambt is een functie waar geen mens om vragen zou, waarvan wel zichtbaar is de uiterlijke glans, maar veelal niet de last en zelfbeperking zonder onderbreken.’ ‘Het is natuurlijk iets waar je ingroeit’, zo steekt ze voorzichtig van wal in het gesprek met Haasse. ‘Steeds weer gebeuren er dingen in je leven waardoor je dat (haar toekomstige rol –JvK) beseft en langzamerhand wordt dat een bewustzijn en gaat het echt een rol in je leven spelen.’ Geleidelijk zegt ze te zijn toegegroeid naar een moment ‘waarin ik het ook aanvaard heb; waarin ik ook heel bewust op een gegeven moment
9
10
ď °
Koningin Beatrix en Hella Haasse.
gekozen heb, in die zin dat ik mezelf er innerlijk bij neer heb gelegd en het in positieve zin aanvaard heb als: Dit is de opdracht in mijn leven en dit moet ik nu eenmaal doen.’ Daaraan voegt ze nog toe: ‘Maar dan wil ik het ook goed doen’, een aanvulling die evenwel niet kan maskeren dat er sprake was van een lastige afweging. Ze moest kennelijk de nodige weerstand overwinnen. Hella Haasse voelt dat aan en houdt de koningin dan ook voor dat het lijkt alsof ze voor een moeilijke beslissing stond en zich misschien wel onder druk gezet voelde. Koningin Beatrix beaamt dat volmondig. ‘Druk is het wel natuurlijk. Als je geboren bent met zo’n bestemming in je leven is dat zeker een element van druk. Maar druk hoeft niet verdrukking te zijn. Het is alleen een element in je leven dat heel zwaar weegt en ook eigenlijk in alle opzichten meeweegt, op alles zijn stempel drukt en ja, waar je eigenlijk niet meer onderuit kunt.’
‘Dit is de opdracht in mijn leven en dit moet ik nu eenmaal doen’ Hoewel ze de druk enigszins relativeert met de kwinkslag dat er niet per se sprake was van verdrukking, moet het antwoord toen toch enig opzien hebben gebaard. Intussen informeert de interviewer verder naar de gevoelens van onvrede die de koningin in spe kennelijk had. Heeft u zich, vraagt ze, vanaf dat moment dat u zich dat bewust geworden was, toch in een soort van uitzonderingspositie gevoeld? Ik bedoel met name ten opzichte van bijvoorbeeld uw zusters? Beatrix: ‘Jawel. Er werden ook heel uitdrukkelijk andere eisen gesteld dan aan mijn zusters en ik was misschien soms wel eens een klein beetje jaloers dat zij veel meer vrijheid hadden dan ik. Ze konden naar het buitenland gaan, ze konden toch wat makkelijker ruimte vinden in hun studie voor de dingen die ze leuk vonden. In het algemeen was hun leven wat dat betreft wat makkelijker.’
11
Beatrix en haar zussen.
Ook als Hella Haasse de gedachte aan druk wat uit de lucht haalt door een open vervolgvraag te stellen, blijft de koningin het beeld versterken dat ze het moeilijk had met haar voorbestemming. U had een soort vorm voor ogen waarin u groeien moest en die u moest gaan vullen met uw persoon? zo luidt de vraag. Beatrix: ‘Meer een verplichting, meer het gevoel van: Ja, als ik ooit die taak op mij moet nemen, moet ik proberen daar geestelijk rijp voor te zijn en zo goed mogelijk voorbereid, geïnformeerd.’
‘Toen ik jong was, heb ik nogal opstandige gevoelens gehad’
12
Even later gaat ze daar nog wat verder op in en dan benoemt ze haar gevoelens zelfs vrij scherp. ‘Toen ik jong was, heb ik – misschien wel begrijpelijk – nogal opstandige gevoelens gehad ten opzichte van mijn eigen toekomst. Het idee dat je dat moest doen en de druk die het op iemand legt, de enorme verantwoordelijkheid … Ik vond het ook niet helemaal eerlijk: ik wel en mijn zusters minder, hoewel ze natuurlijk allemaal op hun manier ook een deel van de verantwoordelijkheid te dragen hebben. Maar vroeger had ik het gevoel dat ik er alleen voor stond.’ Er brak zelfs een soort uur van de waarheid aan, zo geeft ze met zoveel woorden aan. Er was namelijk ‘een moment dat ik opeens het idee had: nu moet ik kiezen of ik het uiteindelijk doe of niet doe. Dat moment herinner ik ook wel als een cesuur in mijn eigen leven, dat er opeens in zekere zin ook een innerlijke acceptatie is geweest waarop ik voor mezelf heb gezegd: Ik aanvaard dit en ik zal mijn best ervoor doen.’ Dat was, zo zegt ze, na haar studententijd. Ze vond toen voor zichzelf ‘vrede’ met ‘mijn eigen toekomst’.
‘Opeens is er in zekere zin een innerlijke acceptatie geweest’ Hella Haasse breidt het thema nog wat verder uit door zich hardop af te vragen wat het met iemand doet die weet dat straks aller ogen op hem of haar gericht zullen zijn? Anders gezegd: Heeft Beatrix zich al vroeg ingesteld op haar presentatie naar buiten, op het beeld dat de buitenwereld van haar zou krijgen? Het is een vraag die de koningin niet echt bezig heeft gehouden, reageert ze beslist. ‘Het klinkt misschien ongeloofwaardig als ik u zeg dat het mij nooit erg veel heeft kunnen schelen hoe ik overkwam, wat mensen ervan vonden of dachten. Veel grotere zorg is altijd geweest van: Doe ik het goed, kan het beter, doe ik in die zin wat er van mij verwacht wordt?’ Inhoudelijk dus. Het ging en gaat haar er vooral om dat ze het gevoel heeft een meerwaarde te creëren die verder reikt dan het uiterlijk. ‘Het uiterlijk speelt een rol, is belangrijk’, beaamt ze, maar het is voor haar ‘zeker nooit
13
Beatrix studeerde in Leiden.
het belangrijkste’. Want: ‘Als het van binnenuit niet gedragen wordt en als men daar niet in gelooft, dan heeft het helemaal geen zin.’ De interviewer tekent daarbij aan dat het inhoudelijke deel van het werk van de koningin niet in beeld komt. Dat speelt zich immers af in de beslotenheid van het paleis en van gesprekken. Dat mag dan zo zijn, en dat geeft ‘een zekere spanning’, aldus de vorstin, ‘maar voor mij is er maar één kant waar ik zelf iets aan kan doen en dat is hoe ik het zelf beleef en hoe ik, samen met mijn man en met het gezin, met de familie en met de mensen die met ons meewerken, probeer inhoud te geven, nadenk over het functioneren en tracht zoveel mogelijk te voldoen aan wat ik … misschien mezelf als eis stel.’
‘Het heeft mij nooit erg veel kunnen schelen hoe ik overkwam’ 14
Zonder dat Haasse er expliciet naar vraagt, analyseert de koningin dat het achteraf gezien best bijzonder is dat ze pas na haar studententijd de confrontatie is aangegaan met haar toekomstige rol. In Leiden heeft ze zich ‘enorm’ geconcentreerd op haar studie ‘zonder eigenlijk een beeld voor ogen te hebben van hoe dat later zou moeten of hoe ik daar ooit gebruik van zou kunnen maken, eigenlijk waar het allemaal toe zou moeten dienen.’ Ze noemt dat ‘in zekere zin een soort gespleten bestaan tussen het heden van het student zijn toen en de toekomst die ik toch een beetje weg heb geduwd uit mijn gedachten.’ Of dat eigenlijk wel goed is geweest, durft ze niet te zeggen, ‘maar het was nou eenmaal zo’.
Kort vóór haar inhuldiging als koningin lieten Beatrix en Claus zich voor de tv interviewen door KRO-journalist Ad Langebent. Hij vraagt onder andere naar haar voorbereiding op het ambt. Ze zegt dan dat haar moeder haar maar beperkt kon inwijden in de geheimen van de functie, omdat ze zich gebonden achtte aan haar zwijgplicht. Het zogeheten ‘geheim van Soestdijk’ gold ook voor de koningin zelf, niet alleen voor haar gasten. Verder zei Beatrix: ‘Ik geloof ook dat dit een functie is die zo zwaar is en zo eigen dat je dat ook moet leren als je er eenmaal echt voorstaat. Het enige wat je inderdaad kunt doen, is je er geestelijk op voorbereiden; dat je ook aanvaardt en in jezelf leert aanvaarden dat je met bepaalde grenzen en begrenzingen die de functie oplegt, moet leren leven en dat je die ook werkelijk accepteert.’
15
16
Paleis Soestdijk.