1 George Hormiz Sadaa
‘Als een blinde en een ziende oorlog gaan voeren, loopt dat verkeerd af.’ Mijn eerste kennismaking met George Hormiz Sadaa had plaats in een restaurant in Bagdad. Dat gebeurde net nadat in april 2003 het regime van de Iraakse dictator Saddam Hoessein door Amerikanen en Engelsen ten val was gebracht. Journalisten uit de ‘vrije’ wereld en een groepje buitenlanders – christenen uit Jordanië, Egypte en de Verenigde Staten – ontmoetten elkaar. Toen wij zouden gaan eten, ging George hardop voor in gebed. Dat bidden raakte mij. Zo kwamen wij met elkaar in contact. George – hij zal anno 2010 ongeveer 72 jaar zijn geweest – heeft ooit geapplaudisseerd voor Saddam Hoessein. Anders zou hij geen kans hebben gehad de militaire ladder te beklimmen. Geruime tijd fungeerde hij als een van de belangrijkste opperbevelhebbers van de Iraakse luchtmacht, hoewel hij als enige in de rang van viceluchtmaarschalk nooit toetrad tot de Ba’ath-partij. Aanvankelijk voerde hij opdrachten uit zonder vragen of kritiek. In de
12
Eerste Golfoorlog (1980) tegen Iran vocht hij mee als piloot. Hij was betrokken bij bombardementen, maar in de loop van de jaren tachtig was er in zijn leven sprake van een geestelijke ommekeer. Zijn omgeving zei daarna over hem dat hij een wedergeboren christen was. Hij kon niet meer dezelfde dingen doen als voorheen. Hij moest als viceluchtmaarschalk van Saddam in 1990 een plan op poten zetten om Israël aan te vallen. ‘Ik raadde dat af. Ik zei: “Als een blinde en een ziende oorlog gaan voeren, loopt dat verkeerd af.” Toen vroeg Saddam mij: “Wie is er dan blind?” Ik zei: “Wij.” De Iraakse leider wees mij woedend de deur. “Ga weg! Ga met pensioen!” Toen dacht iedereen dat het met mij gedaan was. Maar Saddam spaarde mijn leven.’ In zijn eertijds behoorde George tot de sterk liturgisch getinte Assyrische Kerk. De in die kerk gebruikte, vaak heel oude, taal was niet voor iedereen begrijpelijk. Na zijn geestelijke ommekeer trad hij toe tot de Nationale Presbyteriaanse Kerk. Daarmee maakte hij de keuze voor de gereformeerde religie. Ook trad hij op als een soort toezichthouder op de Anglicaanse Kerk in Bagdad. Dat laatste had te maken met z’n vriendschap met Andrew White, vertegenwoordiger van de aartsbisschop van het Engelse Canterbury voor het MiddenOosten. Juist toen ik in Bagdad was, nam White het kerkgebouw van de anglicanen na jaren van leegstand en plundering weer in gebruik. George vroeg mij mee te gaan. White ging uiterst sober te werk die zondag. Hij bediende het Heilig Avondmaal. George nam als presbyteriaan actief deel aan die anglicaanse dienst. Hij verzorgde de Schriftlezing en hij gaf de beker rond. Die indrukwekkende zondag werd onvergetelijk. De in mijn eigen kerk in Nederland geldende Dordtse Kerkorde, die ik van harte onderschrijf, laat voor zo’n oecumenische dienst geen ruimte. Maar de situatie was verward. De oorlog was nauwelijks voor-
13
bij. Er ging in Bagdad geen nacht voorbij zonder schieten; soms in de straat van mijn hotel. Dan gaat het om het laatste houvast. George kende de politieke situatie. Als een nieuwe dictator de macht zou kunnen grijpen, zou dat het land weer in een wanhopige situatie brengen. Hij zei: ‘Maar mijn enige hoop is Jezus Christus, Die ons vertelde: “Ik ben met u tot aan het eind van de tijden.” Ik ben niet bang. Ik ervaar dat Jezus bij mij was en is. Ook in de moeilijke, achterliggende tijd. Het is beter te leven in hoop, geloof en liefde. Saddam kende dat niet. Hij maakte een god van zijn eigen denken.’ Overigens meldde zich geen ‘opvolger’ van Saddam Hoessein als dictator. George trad echter toe tot de nieuwe regering van Irak.
2 Benazir Buttho
‘Eigenlijk wil het Westen hier geen stabiliteit.’ ‘Ik ben bedroefd’, zei oppositieleider mevrouw Benazir Bhutto tegen mij. ‘Ik was een matigende factor. Ik wilde een moderne staat scheppen. Maar wij groeien nu naar een eenpartijstaat toe met een dictator.’
14
Twee keer was mevrouw Bhutto premier. Van 1988 tot 1990 en van 1993 tot 1996. Maar haar concurrent, Nawaz Sharif, had nu de verkiezingen gewonnen. Er rolden een paar dikke tranen uit Benazirs ogen. Wij ontmoetten elkaar in 1997 in Lahore. Het volgende jaar zou Pakistan herdenken dat het een halve eeuw onafhankelijk was. Ik leerde de voormalige premier op een bijzondere wijze kennen. Tijdens een binnenlandse vlucht vroeg ik aan m’n buurman wat zijn reisdoel was. Zijn antwoord luidde: ‘Ik ben lid van het parlement. En ik schaduw háár.’ Toen wees hij naar een vrouw aan de andere kant van het gangpad. ‘Wie is dat dan?’ vroeg ik. Toen hij haar naam noemde, ging er bij mij een lampje branden. Alle alarmbellen begonnen bij mij te rinkelen. Ik moest en zou mevrouw Bhutto spreken! En op een gegeven moment lukte dat; bij haar thuis. Waarom toonde de Pakistaanse dame zich bedroefd? ‘Mijn man zit in de gevangenis. Hij werd gekozen tot senator met meer stemmen dan wie ook. Iedereen in Pakistan is tegen terrorisme. Waarom is hij dan gekidnapt? Niemand reageert. Ik ben geschokt dat Westerse ambassades niet in actie komen op berichten over de gevangenschap van mijn man. Het kan ze niets schelen. Eigenlijk wil het Westen hier geen stabiliteit. Het probeert Centraal-Azië zelf onder controle te houden.’ Benazir Bhutto was de eerste vrouwelijke premier van een islamitische republiek. Ze was moslima; een imponerende dame. Ze stond bekend als iemand die moslimvrouwen meer rechten wilde verschaffen. Discriminatie van haar Pakistaanse seksegenotes hekelde zij en ze had dan ook plannen om hun positie te verbeteren. Maar het kwam in de tijd dat zij premier was nooit tot wetswijzigingen. Heel eenvoudig omdat al die beloften in het parlement niet de steun ontvingen van de politiek. En zeker niet van de oppositiepartijen. Tien jaar nadat ik in Lahore mevrouw Bhutto sprak, gebeurde er iets catastrofaals in Pakistan. Moslims schieten niet slechts op ‘ongelo-
15
vigen’, maar soms ook op elkaar. Bij haar aankomst in Pakistan uit Dubai overleefde Benazir een aanslag. Er vielen meer dan honderdveertig doden. Kort daarop, een enkele dag na het kerstfeest in datzelfde jaar, vlak na een verkiezingstoespraak, kwam zij alsnog door een zelfmoordaanslag in de stad Rawalpindi om het leven. Ik was zeer geschokt. De echtgenoot van mevrouw Bhutto was niet onbesproken. Zij onthulde mij zelf de bijnaam die hij ontving: ‘King of corruption’. Natuurlijk weerspreekt een echtgenote zo’n beschuldiging over hem die haar lief is. Toch zag haar echtgenoot, Asif Ali Zardari, zich metterdaad veroordeeld wegens oneerlijke verrijking van zichzelf. Asif was gek op dure rijpaarden. Het verhaal ging dat hij die paarden kocht met door corruptie verkregen geld. De man in de straat kende een treffend spreekwoord: ‘Als de paarden verdwijnen, is het gedaan met de inflatie.’ Asif zat acht jaar gevangen, tot 2004. Benazir zag achter het ‘afvoeren’ van haar man de lange, maar geheime arm van haar rivalen in de regering. Anno 2010 is Asif Ali Zardari president van Pakistan. Zo gaat dat in Azië. Het kan verkeren.
16