FEBEM
focus 23
bedrijvig in milieuzorg
Sorteren aan de bron 47 Analyse van 11 de sector
28 Zonnepanelen
44 Imagostudie
september 2012
Onze partners
B O VA environmental consulting
Ruime ervaring en expertise in: Stortplaatsbeheer
(erkend deskundige, inrichtings- en afwerkingsplannen, ...)
Studies TOP, grondreiniging en baggerwerken
(inrichting, ...)
Afvalstoffenstudies en -beheer (optimalisatie beheer, gebruikscertificaten, ...) Haalbaarheidstudies
(milieutechn., fin.-econ., maatsch. aanvaardbaarheid, ...)
Milieueffectenrapporten
(MER, ontheffingsnota’s, ...)
Milieueffectenstudies
(impactbepaling, remediërende maatregelen, ...)
Milieucoördinator
(extern, bijstand, ...)
Milieuvergunning
(opmaak, begeleiding, ...)
Milieuauditing
(due diligence, compliance, ...)
Bodemstudies
(erkend Bodemsaneringsdeskundige type II)
Bodemonderzoeken
(oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken)
Bodemsaneringsprojecten Grondverzetstudies Second opinions
(ook begeleiding van saneringswerken) (technisch verslag, studie ontvangend terrein, ...) (bodemonderzoeken, milieumanagement, ...)
Authority engineering Expertise en bemiddeling
(haalbaarheid, onderbouwing, overleg overheden, ...) (conflictbemiddeling, ...)
Geert Bogaert, GSM 0495 274 185 - geert.bogaert@ecobova.be Wellingstraat 102 - B-9070 Destelbergen Tel. 09/328.11.40 - Fax 09/328.11.50 Wetenschapspark 1 (Greenbridge, Plassendale I) - B-8400 Oostende Tel. 059 33 92 51 - Fax 059 33 92 59
03 05 • Edito 07 • Partner in de kijker : Plastic Omnium 09 • Lid in de kijker : Gielen 10 • Philippe Marcuz 11 • Analyse van de sector 14 • De toekomst van de stortplaatsen 18 • Seveso-III richtlijn 20 • AV FERVER & EOW glas 22 • Analyse heffingen 26 • Recylcage van hout 28 • Zonnepanelen 30 • FEBEM-Congres en Algemene Vergadering 33 • Gemeentelijke afvalstromen en CGR’s 34 • Eenheidsreglement: één jaar in voege 36 • Situatie grondreinigers 38 • De milieubedrijven en hun personeel 42 • Nieuwe toolboxfiches 44 • Imago-studie 46 • Jaarverslag FEBEM 47 • Sorteren aan de bron 49 • De sociale en reguliere economie: liefde of haat? 52 • Samenwerking in ketens 54 • Duurzame afvallogistiek 56 • Berichten 58 • Ledenlijst
Colofon
Inhoud
FEBEM Focus is het periodieke ledenblad van de Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer. Redactie: Werner Annaert, Anita Cosaert, Cédric Slegers, Baudouin Ska en Mireille Verboven. Lay-out: Haisja (www.haisja.be). V.U. Werner Annaert. Deze FEBEM Focus wordt gedrukt op 100 % gerecycleerd en chloorvrij papier. Edition française sur demande. U kan u op de Focus abonneren via onze website www.febem-fege.be Adres: FEBEM – Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer Buro & Design Center Esplanade 1 bus 87 • BE-1020 Brussel Tel. 02 757 91 70 • Fax 02 240 27 29 info@febem-fege.be • www.febem-fege.be
Uw rendement, ons doel DAF Advanced Transport Efficiency. Een compleet pakket innovatieve oplossingen die onze betrokkenheid onderstrepen in het streven naar maximale efficiency, optimale zuinigheid en minimale belasting van het milieu. Beleef zelf deze voordelen met de nieuwe DAF CF85 en XF105 trucks in speciale ATe uitvoering. Neem contact op met uw DAF concessiehouder of kijk op www.daf.be/ate Omdat uw rendement ons doel is.
driven by quality
www.daf.be
05
Edito De centrale vraag die onze sector zich vandaag moet stellen is: “Gaan we de uitdaging aan?” Meer dan ooit staan we immers in het middelpunt van de belangstelling van heel wat sectoren. Omwille van de toenemende aandacht van de overheid en het bedrijfsleven voor het materialenbeleid is het normaal dat de interesse voor onze sector verhoogt. Op zich is dit positief want FEBEM en haar leden roepen al lang dat onze sector veel opportuniteiten bevat die onvoldoende worden gebruikt. Echter, het is nu wel aan ons om de handschoen op te nemen. FEBEM doet haar best door de maximale participatie in projecten die vanuit de overheid of de industrie worden opgestart om de mogelijkheden die de sector van de secundaire grond- en brandstoffen biedt, verder te exploiteren. Voor een kleine federatie is dat niet altijd even simpel want naast tijd en expertise verwacht men uiteraard ook verdere initiatieven en ondersteuning vanuit de federatie en haar leden voor al deze projecten. Mijn indruk is dat ook onze leden worstelen met deze ‘over’-bevraging. Een luxeprobleem, maar toch een probleem. Het zou echter een ongelooflijk gemiste kans zijn om nu ons hoofd in de grond te steken en al die kansen voorbij te laten gaan. Samenwerking lijkt me dan ook het kernwoord. Samenwerking tussen bedrijven, op micro- en macroniveau. We mogen niet bang zijn kennis te delen en met de hulp van anderen verdere stappen te zetten. Alleen op ons eiland kunnen we wel gezellig met elkaar rond de tafel zitten maar het is niet daar dat er nieuwe producten worden gemaakt. Meer dan ooit is er de uitdaging om ketens te vormen en zo
een integrale aanpak te realiseren vanaf het ontstaan van de afvalstof tot de latere verwerking ervan tot nieuwe producten of energie. Wij hopen alvast dat u deze uitdaging samen met ons verder aangaat. We zullen alle hulp kunnen gebruiken! Deze FOCUS geeft een prima beeld van het gevoel dat vandaag in onze sector leeft: wij kunnen heel wat opportuniteiten bieden maar de uitdagingen om ertoe te komen zijn minstens even groot. Zowel op het vlak van de sortering aan de bron, de logistiek, de keuze tussen materialen en energie als bij vraagstukken zoals de toekomst van de stortplaatsen zijn er heel wat keuzes te maken. Wij brengen ze graag onder uw aandacht. Ik zou willen eindigen met een woord van dank aan Philippe Marcuz. Na vele jaren dienst bij SHANKS en de voorgangers ervan scheiden nu hun wegen. Philippe was echter ook vele jaren een van de drijvende krachten binnen FEBEM. Ik wil hem dan ook persoonlijk danken voor al de inspanningen en de vele goede suggesties. • Veel leesgenot
Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM
Plastic Omnium uw ideale partner in dienstverlening!
Verder kijken dan de inzamelmiddelen:
de kracht van Plastic Omnium Plastic Omnium: dienstverlener met meerwaarde:
Meer informatie:
Voor meer informatie kunt u contact Plastic Omnium produceert en levert opnemen met de afdeling Verkoop. een zeer uitgebreid gamma van Tel.: 054 31 31 31 - Fax: 054 31 31 30 kunststof recipiĂŤnten en inzamel- E-mail: poinfo@plasticomnium.com middelen. Maar Plastic Omnium is veel meer dan een producent en leverancier. Zo bieden wij een veelzijdige dienstverlening rond containers, afvalbakken, DifTar en ondergrondse containers. Voor verschillende gemeenten en openbare besturen in de Benelux verzorgen wij deze service al jaren op basis van langlopende contracten. Al sinds 2002 is Plastic Omnium ISO 9001 gecertificeerd voor: de opmaak van offertes en planningen, de implementatie, de interventies en nazorg met betrekking tot containermanagementsystemen, alsmede voor onze Ecosourcing-diensten, waaronder Service Premier en DifTar.
Plastic Omnium N.V., Ring Oost 14, B-9400 Ninove Tel. 054 31 31 31 Fax 054 31 31 30 E-mail: poinfo@plasticomnium.com Internet: www.plasticomnium.be
07
“Aangezien Plastic Omnium voor maar liefst 37 gemeenten in de Benelux ca. 520.000 afvalcontainers beheert”
partner in de kijker Plastic Omnium, de multinational De naam Plastic Omnium is in België ondertussen meer dan bekend. Deze Franse multinational is in 28 landen actief en de totale groep telt ruim 20.000 personeelsleden. De divisies Automotive en Urban Systems hebben beide vestigingen in Vlaanderen. Plastic Omnium Urban Systems met haar vestiging in Ninove willen we graag nog eens bij u onder de aandacht brengen. Geschiedenis van Plastic Omnium in België Plastic Omnium werd opgericht in 1991 en startte in de Coebergerstraat in Antwerpen. Een klein team werkte daar aan de eerste stappen om België massaal richting kunststof afvalcontainers te krijgen als vervanging voor de welbekende zak. Deze werden niet verkocht maar het liefst weggezet in een serviceovereenkomst, zoals het ook in de jaren tachtig al in Parijs gebeurde. Hun intensieve werk werd beloond met een eerste contract met de gemeente Schilde. Daarna moest er nog flink gepionierd worden, maar toen in 1996 uiteindelijk de intercommunale ILVA met 107.000 aansluitpunten een langdurige overeenkomst met Plastic Omnium afsloot, was de koers en de duurzaamheid van de onderneming bepaald. Onderdeel van het contract was een dienstverlening vanuit het werkgebied en Plastic Omnium verhuisde naar de Pierre Corneliskaai in Aalst. Eind 2002 was het pand voor Plastic Omnium te klein geworden en werd tevens besloten Plastic Omnium België, Duitsland en Nederland in één kantoor samen te voegen. Zo verhuisde het bedrijf naar het huidige pand aan de Ring Oost in Ninove.
Plastic Omnium nu Anno 2012 bestaat Plastic Omnium uit ca. 35 personeelsleden die dagelijks de klanten ondersteunen bij afvalvraagstukken. Het betreft hier voornamelijk serviceklanten, aangezien Plastic Omnium voor maar liefst 37 gemeenten in de Benelux ca. 520.000 afvalcontainers beheert. Wekelijks worden de container registratiegegevens met in vele gevallen de bijbehorende gewichten vanuit 60 huisvuilwagens verwerkt en doorgeboekt naar de 300.000 huishoudens waar Plastic Omnium zorg voor draagt. Het administratieve team ontvangt daarbij wekelijks 1.500 telefoontjes van de inwoners en verwerkt alle opmerkingen en mutaties in de bestanden. Uiteraard doen ze dit allemaal erg nauwkeurig zodat de aangesloten gemeenten op basis van hun gegevens belastingaanslagen kunnen uitsturen. Plastic Omnium stuurt voor zijn opdrachtgevers die met préfacturatie of postfacturatie werken zo’n 345.000 betalingsdocumenten uit per jaar. De dienstverlening van Plastic Omnium is al sinds 2005 ISO 9001 gecertificeerd. Dit is natuurlijk niet het enige dat ze doen. Ook het leveren van producten staat bij Plastic Omnium volop in de aandacht. Voor de identificatiesystemen beschikt Plastic Omnium over een eigen onderneming, Envicomp, waardoor alles in eigen huis ontwikkeld wordt. Ook hun eigen weegsystemen worden hier ontwikkeld en deze worden ruim ingezet voor DifTar-projecten in de Belgische markt. Naast de welbekende kunststof twee- en vierwielcontainers, leveren ze ook bovengrondse en ondergrondse verzamelcontainers en straatmeubilair. Met name in deze laatste categorie is Plastic Omnium erg sterk aanwezig, inclusief hun dienstverlening Service Premier, waarbij ze de zwerfvuilbakjes soms voorzien van een kamopname voor een mechanische lediging en van chips om zo alles te kunnen registreren.
“Naast de welbekende kunststof twee- en vierwielcontainers, leveren ze ook bovengrondse en ondergrondse verzamelcontainers en straatmeubilair” Plastic Omnium en de toekomst We dienen beter om te gaan met onze grondstoffen en het milieu. Duurzaam ondernemen en duurzaam inkopen worden dus steeds belangrijkere elementen in onze branche. Plastic Omnium is hier al sinds enige tijd volop mee bezig. Zo is er een afvalbak met een perssysteem op zonne-energie aan hun gamma toegevoegd, de Solar’Ium. Deze afvalbak heeft een capaciteit van 130 liter, maar kan het zwerfvuil vrij eenvoudig factor 5 verdichten. Door de zonne-energie zijn er geen externe energiebronnen nodig en het volume van 650 liter niet geperst afval in 1 x ophalen, draagt zorg voor een belangrijke CO2-reductie.
Op het gebied van grondstoffen is Plastic Omnium eveneens zeer innovatief. De 100% Green Made kunststofcontainers worden geproduceerd van synthetische HDPE, gemaakt uit suikerriet, waardoor er geen aardolie meer bij komt kijken. Dit levert tot het productieproces juist een positieve CO2-balans op. Dit is uniek op het gebied van kunststof afvalcontainers. Uiteraard worden in de toekomst verzamelcontainers ook zeer belangrijk. Met minimale grondstoffen een maximum aan huishoudens voorzien van afvalinzamelmiddelen. De eerste 6 ondergrondse containers voorzien van toegangscontrole zijn ondertussen al geplaatst in Aalst en vele gemeenten en intercommunales denken na over deze manier van afval- en reststoffen inzameling. Voor de bovengrondse verzamelcontainers produceren ze met 100% gerecycleerd HDPE mooie, nieuwe kunststof glasbollen. Ten slotte Zoals u hebt kunnen lezen is Plastic Omnium een leverancier met een lange ervaring op de Belgische markt. Naast de dienstverlening leveren zij ook vele afvalinzamelproducten al dan niet op maat gemaakt. U kunt voor meer informatie terecht op www.plasticomnium.be of u belt hun kantoor in Ninove via 054-313131 voor een vrijblijvende afspraak. Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM
LDR : advocaten actief in omgevingsrecht Ruimtelijke ordening en mobiliteit o.m. Ruimtelijke planning
Milieu- en energierecht o.m. Afval, bodem en grondverzet
Stedenbouwkundige en verkavelingsvergunningen Onteigeningen Planschade en planbaten
Milieuvergunning Milieueffecten- en veiligheidsrapportage Aansprakelijkheid voor milieuschade
www.LDR.be LDR Gent Kasteellaan 141 9000 Gent Tel. +32 9 234 29 16 Fax +32 9 234 29 17
LDR Brugge Predikherenstraat 23/1 8000 Brugge Tel. +32 50 49 08 40 Fax +32 50 61 50 01
08
lid in de kijker Gielen, Limburgse rots in de branding Een bedrijf dat al jaren een zekerheid is in de afvalsector is de firma Gielen. Dit milieubedrijf timmert al heel lang rustig verder aan de weg en is ondertussen uitgegroeid tot een middelgrote speler op onze markt. We staken ons licht op bij bedrijfsleider Philip Gielen en bij sitemanager Hans De Bruycker. FEBEM: “Vertel eens iets over de geschiedenis.” Philip Gielen: “In 1929 is Gielen nv opgericht door Louis Gielen, mijn grootvader en dus de vader van Eugene Gielen. Louis had toen een handel in granen. 40 jaar later is Gielen containertransport nv ontstaan. Dit bedrijf begon met het verhuren van containers en het transport van kolen, granen,…. en kreeg zo snel heel wat klanten. Hierdoor kende het bedrijf een mooie groei en werd het in 1983 opgesplitst in Gielen containerservice en Gielen transport. In 1988 hebben ikzelf en mijn zus Sabine het belang van de recyclage ingezien en zijn we gestart met een puinbreker voor de wegenbouw, kort hierna een sorteerlijn voor bouw- en sloopafval en een houtbreker voor de spaanderplaatindustrie. FEBEM: “Maar daar hadden jullie terreinen voor nodig.” Hans De Bruycker: “Onze ruimte op het industrieterrein in Kortessem werd voor Gielen Recyclage inderdaad al gauw te klein. In 2003 besloten we dan om het gedeelte sortering en opslag van bedrijfsafvalstromen alsook de administratie, te verhuizen naar Genk. Toen na enkele jaren ook dit terrein te klein bleek, zijn we op zoek gegaan naar een extra locatie in Genk. In 2010 is de rest van de groep Gielen dan ook verhuisd naar een 2de site in Genk. In Genk zijn we als een van de eerste bedrijven opgestart met het machinaal sorteren van industrieel of bedrijfsafval, dit gebeurt vrijwel automatisch. 5 % van ons materiaal gaat naar een verbrandingsinstallatie, de rest van de gesorteerde stromen gaan naar andere nuttige toepassing of recyclage. Vervolgens werd op de 2de site een gloednieuwe houtverwerkingsinstallatie gebouwd. Hiermee kunnen wij nog meer inspelen op de behoefte van de klant. Ook kunnen wij sinds kort een gedeelte van het B-hout opwaarderen naar A-hout.
Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM
Ook moesten we onze bouw- en sloopsortering nogmaals onder de loep nemen, ofwel de oude opwaarderen ofwel een nieuwe installatie plaatsen. We hebben gekozen voor een nieuwe, meer geautomatiseerde b/s lijn die complementair is aan onze bedrijfsafval-sorteerlijn. Zowel de zware als de lichte fractie bedrijfsafval en bouw- en sloop kan nu optimaal uitgesorteerd worden. “ FEBEM: “In welke afvalstromen zijn jullie gespecialiseerd?” Philip: “Op dit ogenblik zijn we vooral gericht op bedrijfsafval, industrieel afval en hout, maar we willen ons werkterrein graag uitbreiden naar p/k en kunststoffen. Voor deze laatste afvalstroom zijn er nog veel opportuniteiten in België. Wij helpen ook nog steeds onze klanten met andere specifieke afvalstromen. Wij willen graag een goede en totale oplossing bieden aan onze klanten voor hun niet-gevaarlijke afvalstromen. Wij willen zoveel mogelijk afvalstoffen zo behandelen dat ze een 2de leven krijgen en terug als een grondstof aangewend kunnen worden. De steeds betere recyclagemethoden van de verschillende afvalstoffen zorgen ervoor dat wij naar de toekomst toe hierin moeten investeren. De afvalstoffen moeten beter gescheiden worden en de gesorteerde stromen moeten zo zuiver mogelijk gemaakt worden. Zelf zoeken we steeds naar mogelijkheden om deze secundaire grondstoffen te recycleren en deze eindproducten op de Europese markt te verhandelen. “ FEBEM: “Wat zijn de specifieke uitdagingen als middelgrote speler,? Hans: “De investeringen in recyclagemethoden zo efficiënt mogelijk uitvoeren en daarbij ervoor zorgen dat de milieu-impact zo min mogelijk is, vormt een zeer grote uitdaging. We moeten ook rekening houden met een wetgeving die altijd verandert en steeds strengere normen oplegt. Ik mag dan ook wel zeggen dat we dan ook uiteraard heel blij zijn met een federatie die onze taken wat lichter maakt. FEBEM houdt ons op de hoogte van alle wijzigingen waardoor wij in de praktijk zeer vlug kunnen ingrijpen. Want door de vinger aan de pols te houden kunnen wij als bedrijf anticiperen en proberen de concurrenten voor te blijven •
Philippe Marcuz verlaat ook FEBEM Begin juli heeft de herstructurering bij de SHANKS groep voor de Benelux gezorgd voor het vertrek van Philippe Marcuz. Dit vertrek, na 17 jaar aanwezigheid in het Belgische afvallandschap, is ook voor de Federatie een pagina die wordt omgedraaid, want Philippe heeft bij FEBEM altijd een belangrijke rol gespeeld. Vóór de algemene vergadering een tiental jaren geleden besliste om één Voorzitter te kiezen voor heel België, bekleedde Philippe Marcuz de functie van Voorzitter voor Wallonië. Het is trouwens dat mandaat dat hem een zitje binnen de Raad van Bestuur van de Union Wallonne des Entreprises heeft opgeleverd, als vertegenwoordiger van FEBEM. Zijn ongedwongenheid heeft hem in het begin van zijn carrière in Wallonië verschillende negatieve reacties opgeleverd maar hij heeft altijd ingezet op de lange termijn. Enkel duidelijkheid laat vooruitgang toe, dat was zijn motto. Als groot verdediger van de private sector, heeft hij zo bijvoorbeeld geëist dat de overheid zou aanvaarden dat de private operatoren eveneens een drijvende kracht zijn voor de ontwikkeling van de afvalsector. Gedurende meerdere jaren was hij de spilfiguur in het debat tussen intercommunales en privésector in Wallonië. Deze dialoog, die soms zeer gespannen verliep, ook in de media, is langzaamaan gekalmeerd. Hieruit groeide uiteindelijk voor Shanks het partnership tussen de private en de openbare sector voor de gemengde intercommunale HYGEA.
Philippe heeft altijd geloofd in de rol van FEBEM. Zo heeft hij de verdere uitbouw van de federatie ondersteund en voor haar een plaats in het landschap voorbehouden als officieel gesprekspartner van de Gewesten. Begaan als hij was met de evolutie van het afvalbeheer, vroeg hij zich vaak af of FEBEM niet moest denken aan een reconversie : we moesten onze focus verleggen van afvalbeheer naar het verwerken van materie en het opwekken van energie. De federatie is uiteindelijk ook die weg ingeslagen. Philippe was vooreerst een man van het terrein, en hij heeft altijd zijn beide voeten op de grond weten te houden, zowel binnen de Shanks groep als binnen FEBEM - hij was de garantie dat de debatten pragmatisch bleven en resulteerden in concrete acties. We danken hem dan ook van harte voor al deze inspanningen. • Cédric Slegers, adjunct-directeur FEBEM
Binnen de Union Wallonne des Entreprises, heeft Philippe ook het imago van de private afvalsector weten te verbeteren. De derde pijler, het afvalbeheer, in het tot stand brengen van de GREENWIN competitiviteitspool is aan hem te danken. Shanks gaf ook het voorbeeld door de oprichting van een partnership voor een project van 5 miljoen € in het kader van een onderzoek over landfillmining.
Geboortedatum : 19 juli 1953 Diploma : Scheikundig ingenieur - Ecole Nationale Supérieure de Chimie de Lille (1978) Enkele belangrijke data :
10
1978 - 1989 1990 - 1994 1994 1995 1998 1999 2005
Verantwoordelijke speciaal afval - SERTIRU Valenciennes Algemeen Directeur - FUSIMAN NORD Bourbourg Afgevaardigd Bestuurder - FUSIMAN INDUSTRIAL CLEANING S.A. Algemeen Directeur PAGE (Groep Sita – Cockerill Sambre) Algemeen Directeur Groep SHANKS BELGIUM Afgevaardigd Bestuurder Groep SHANKS BELGIUM beste tijd op de Marathon van Parijs 02u56 !
11
Secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven analyseert de afvalsector in België Het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) voert momenteel, met de steun van FEBEM, een analyse uit van de competitiviteit van de afvalsector in België. De analyse van deze sector past in het kader van een omvangrijker werk, namelijk het bepalen van de mate waarin de ecobedrijven bijdragen tot de competitiviteit van de Belgische economie. Gelet op de heterogeniteit van de activiteiten binnen deze ecobedrijven, heeft het secretariaat van de CRB in eerste instantie voorrang gegeven aan een specifieke analyse van het afvalbeheer. Volgens een studie uitgevoerd door het Federaal Planbureau in 2009, telde deze sector in 2005 een derde van de werkgelegenheid in de milieu-industrie in België. Het Secretariaat van de CRB heeft gepland om de studie inzake de analyse van de afvalsector te finaliseren vóór november 2012, om die dan nadien voor te leggen aan haar leden. Volgens hetzelfde plan en hetzelfde objectief, zijn ook andere sectoren geanalyseerd (of zullen die geanalyseerd worden) door het secretariaat van de CRB, zoals de textielsector, de chemische sector, de voedingssector, de grafische sector, de diensten aan bedrijven, de financiële sector en de quartaire sector. Deze verschillende studies zijn beschikbaar op de website van de CRB.
Tabel 1 : Afvalsector (Nace 2008) Bron: FOD Economie (2011)
Een sector met meervoudige activiteiten De industrie van het afvalbeheer groepeert verschillende economische activiteiten die verband houden met afval, zoals de inzameling, het vervoer, het verzamelen, het sorteren, de (voor-) behandeling van de recycleerbare of niet-recycleerbare fracties. Deze sector omvat een hele reeks vakgebieden die zeer verschillend zijn door de aard van de activiteiten en door de knowhow die ze vereisen. Daar waar het beheer van huishoudelijk afval een dienst van algemeen belang is, is het beheer van commercieel of industrieel afval een 100% economische activiteit. Onder de actoren van deze twee activiteiten zijn zowel private bedrijven als openbare organismen te vinden. Via Eurostat kunnen we zien dat in de verschillende Europese landen iets meer dan 75% van het afval van industriële oorsprong is. In België was meer dan 90% van het afval afkomstig van de bedrijven. De Nomenclatuur van de activiteiten (Nace 2008) die het referentiekader vormt voor het maken en verspreiden van de statistieken met betrekking tot de economische activiteiten in Europa, identificeert de verschillende economische activiteiten die in aanmerking genomen worden voor het afvalbeheer. Afdeling 38 is onderverdeeld in drie verschillende groepen, met een aparte vermelding voor de inzameling, de verwerking en de terugwinning. Afdeling 39 groepeert de activiteiten van sanering en ander afvalbeheer.
Codes Nace 2008
Omschrijving
38
Inzameling, verwerking en verwijdering van afval; terugwinning
38.1
Inzameling van afval
38.2
Verwerking en verwijdering van afval
38.3
Terugwinning
39
Sanering en ander afvalbeheer
Goede prestaties inzake verwerking
geresponsabiliseerd doordat ze verplicht werden om bepaalde soorten afval die hoorden bij de producten die op de markt werden gebracht, terug te nemen of ervoor te zorgen dat ze werden teruggenomen. Deze terugnameplicht heeft ertoe geleid dat de producenten zich zijn gaan groeperen in beheerorganismen (Fost-Plus, Val-I-Pac, Recupel, Febelauto…).
Verschillende bronnen onderstrepen dat België tot de goede leerlingen behoort binnen de Europese Unie voor wat afvalverwerking betreft (recyclage & energetische valorisatie). Aan de hand van de gegevens van Eurostat, kan men zien dat de gekozen verwerkingsmethodes sterk kunnen verschillen tussen de verschillende lidstaten van de Europese Unie. Voor energetische valorisatie bekleedt België de tweede plaats, net achter Denemarken. 15% van het verwerkte afval wordt er energetisch gevaloriseerd tegen 4% in het geheel van de lidstaten van EU15. Voor recyclage zijn de prestaties van België (60%) eveneens beter dan diegene die gemiddeld worden genoteerd binnen de EU15 (54%).
Micro-economische analyse van de sector Volgens de gegevens van de RSZ, telde de afvalsector (Nace 38+39) in 2011 iets meer dan 45.000 werknemers, verdeeld over 2.173 werkgevers. De bedrijven die actief zijn in de afvalsector, kunnen een lokaal of internationaal karakter hebben. Zijn sommigen enkel actief in een specifieke schakel van de afvalketen, inzameling of recyclage, of voor bepaalde soorten afval, dan bieden anderen een volledige waaier aan diensten aan hun klanten aan. De gegevens van de RSZ laten eveneens toe om te zien hoe de werknemers verdeeld zijn volgens de grootte van de bedrijven. In 2011 waren bijna 50% van de werknemers in de afvalsector actief in kleine bedrijven (1 tot 49 werknemers) en 32% in bedrijven die meer dan 200 werknemers telden.
Een belangrijke factor die de goede prestaties van België zou kunnen verklaren, is te vinden in de van kracht zijnde reglementering in de afvalsector in België. Historisch gezien staat België aan de top inzake wetgeving betreffende afval. Men moet weten dat Europa haar inspiratie deels haalt bij de Belgische en Nederlandse wetgeving om richtlijnen en andere documenten voort te brengen met betrekking tot afvalbeheer. In België zijn zowel de huishoudens als de bedrijven sterk aangemoedigd om hun afval aan de bron te sorteren. Zeer snel zijn de producenten
Teneinde onze analyse van de afvalsector te vervolledigen, heeft het secretariaat van de CRB verschil-
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
Ki n d
ite Un
12
Energy recovery
Recovery other than energy recovery
Incineration without energy recovery
Disposal
Grafiek 1: afvalverwerking binnen de EU15 (2008) Bron: Eurostat
om
gd
ce
rg
re e
bu
G
la nd Lu x
em
n
s
ly
ai
Ire
Sp
Ita
nd
ce
rla
an N
et
he
15
Fr
y
EU
an
m
ga l G
er
ria
rtu
st
Po
en
Au
d
ed
iu
an
Sw
nl Fi
lg Be
D
en
m
ar
k
m
0%
13 lende gevalstudies uitgevoerd. Zo zijn vijf grote bedrijven die actief zijn in de afvalsector ondervraagd : Van Gansewinkel, Indaver, Sita, Shanks en Vanheede. Uit de verschillende gesprekken blijkt dat deze bedrijven de neiging vertonen om hun activiteiten toe te spitsen op recyclage en energetische valorisatie. Deze tendens komt overeen met de prioriteiten die zijn vastgelegd in de ladder van Lansink. Deze laatste toont de verwerkingsprioriteit die moet toegepast worden op afval. Deze ladder is in 2008 op Europees vlak overgenomen in de richtlijn 2008/98/EG van 18 november 2008 betreffende afval. Deze reglementering heeft de bedrijven zeker heeft aangespoord om de activiteiten van recyclage en energetische valorisatie verder te ontwikkelen, maar er zijn ook argumenten van economische aard. In een context waarbij de prijzen van de grondstoffen stijgen en de natuurlijke rijkdommen zeldzamer worden, wordt het afval meer en meer beschouwd als een vindplaats, waarbij het absurd zou zijn om deze niet te benutten. De bedrijven werken eveneens samen met verschillende instellingen en/of universiteiten om het recycleren van grondstoffen te optimaliseren, maar eveneens met bepaalde industrieën met het oog op het minimaliseren van het gebruik daarvan. De verschillende gesprekken hebben ons doen inzien dat het afvalbeheer meer en meer evolueert naar een globale benadering van de waardeketen van de materialen. •
Sébastien Yasse, Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, opgericht in 1948, verenigt de sociale gesprekspartners. Haar bevoegdheid betreft alle problemen met betrekking tot de economie maar ze heeft enkel een raadgevende rol. Het secretariaat van de Raad heeft een dubbele taak: het uitvoeren van de diensten van griffie en economaat en het verzamelen van de documentatie betreffende de werkzaamheden van de Raad. In de loop der jaren heeft ze deze tweede functie verder ontwikkeld. Haar gedetailleerde studies hebben betrekking op de problemen die voor onderzoek worden voorgelegd aan de Raad, maar eveneens op de onderwerpen waarvan zij van mening is dat ze onder de aandacht moeten gebracht worden van de sociale gesprekspartners en de politieke verantwoordelijken (www.ccecrb.fgov.be).
De toekomst van de stortplaatsen Met de toenemende recyclage van materialen én de verhoogde energieterugwinning uit afvalstoffen, lijkt het lot van de stortplaatsen bezegeld. Niets is echter minder waar. Meer dan ooit is er nood aan locaties waar we op een gecontroleerde manier niet-recupereerbare afvalstoffen kunnen bergen. Bovendien kunnen de stortplaatsen de druk verminderen om afvalstoffen absoluut toch maar te recycleren. Want de zogenaamde “schijnrecyclage” kent haar opmars. Hierbij worden afvalstoffen dan zogezegd “nuttig“ toegepast maar ze krijgen feitelijk een toepassing die men dan theoretisch wel recyclage kan noemen maar in de praktijk vooral een disperse verspreiding van verontreiniging inhoudt. Het gebruik van verontreinigde gronden voor het opvullen van putten is daar een mooi voorbeeld van. Last but not least denken de stortplaatsen ook aan de toekomst. Niet alleen proberen zij ook de energie die in hun stortplaats zit te recupereren via gasmotoren maar ook nieuwe concepten doen hun ingang zoals bij het bergen van de afvalstoffen ervan uitgaan dat de stortplaats ooit terug zal worden open gedaan en de materialen dan zo eenvoudig mogelijk moeten kunnen worden gerecupereerd. Maar we zien in de praktijk het aantal stortplaatsen wel afnemen. FEBEM heeft dan ook – al in 2004 trouwens- aan het Vlaamse en Waalse gewest gevraagd uit te schrijven wat nog de toekomst kan zijn voor de bestaande stortplaatsen. Vlaanderen (OVAM) heeft ondertussen een visie uitgeschreven, al is het nog wachten op de formele goedkeuring ervan door minister Schauvliege.
14
Rudy Meeus, Afdelingshoofd Afvalbeheer van OVAM: “ De beleidsvisie eindverwerking van 2010 merkte de stortplaatsen aan als noodzakelijk sluitstuk voor het storten van afvalstoffen waarvoor storten vanuit milieuoogpunt de meeste aangewezen verwerkingswijze is, namelijk niet-recycleerbare, niet-brandbare afvalstoffen en voor de opvang van calamiteiten. Daarom ontwikkelde de OVAM in 2011 en 2012 een toekomstvisie voor de stortplaatsen categorie 1 en 2 die afvalstoffen aanvaarden van derden. De sector werd hierbij via talrijke overlegmomenten betrokken. Om de onduidelijkheden inzake capaciteit en financiële leefbaarheid uit te klaren, werd een extern studiebureau ingeschakeld.“ FEBEM: “Over de financiële leefbaarheid waren er heel wat vragen. Hebben jullie daar nu een zicht op gekregen?” Rudy Meeus: “Ik meen van wel. Het onderzoek berekent de leefbaarheid van de stortsector aan de hand van een prognose van de kosten en opbrengsten voor een periode van 20 jaar (20112030). Onze conclusies zijn dat (1) de voorzieningen voor eindafwerking en nazorg in het algemeen op orde lijken te zijn en niet leiden tot hoge kosten in de komende jaren; (2) de opbrengsten van de stortplaatsen in het algemeen voldoende zijn voor het dekken van de kosten en daarmee de leefbaarheid in algemene zin verzekerd is; (3) de kostenstructuur van enkele stortplaatsen te hoog is om met het berekende aanbod en de daarbij behorende opbrengsten in de komende 7-8 jaar voor een kostendekkende exploitatie te zorgen en dus financieel leefbaar te zijn. Dit wil zeggen dat de financiële leefbaarheid van de gehele stortsector onder druk staat in de periode van nu tot 2014-2017, afhankelijk van de mate van verdere daling van het aanbod. Er wordt wel opgemerkt dat er grote verschillen zijn in de onderliggende resultaten van de individuele stortplaatsen. “
15
“OVAM is ook voorstander van het instellen van een moratorium op nieuwe stortcapaciteit.” FEBEM: “De vraag van de sector was vooral of de overheid zinvolle maatregelen zou kunnen treffen om problemen te voorkomen” Rudy Meeus:”Ik denk het wel al moeten we natuurlijk opletten dat we geen commerciële relaties verstoren en bovendien mogen we geen initiatieven nemen waardoor materialen waarvoor een goede recyclage bestaat terug zouden worden gestort. Zo pleiten we ervoor om vergunningstechnisch niet langer een onderscheid te hebben tussen de categorie 1 en 2-stortplaatsen en we best komen tot één unieke stortplaats waar verschillende stromen worden aanvaard. De monitoring van het afvalaanbod en de tarieven (op kwartaalbasis) en dus de financiële situatie moet ons ook toelaten de situatie op de voet te volgen want we willen uiteraard vermijden dat we ineens geen stortplaatsen meer zouden hebben. Het zou zinvol zijn om een noodplan te hebben voor (financiële) tussenkomst bij problemen die de gehele sector negatief beïnvloeden. Wij pleiten er ook voor om beleidsmatig verder te werken aan de uitbouw van het concept duurzaam storten. Ten slotte is OVAM ook voorstander van het instellen van een moratorium op nieuwe stortcapaciteit.” FEBEM: ”Waaraan kunnen we ons op korte termijn verwachten?” Rudy Meeus: ” Het verlenen van afwijkingen op de stortverboden van huishoudelijk en vergelijkbaaar bedrijfsafval wordt uiterlijk tegen 2015 afgebouwd. Afwijkingen op de stortverboden zijn dan enkel mogelijk in geval van calamiteiten en voor technisch niet-verbrandbaar afval. Maar anderzijds
zullen nieuwe stortverboden pas worden ingevoerd nadat het effect ervan op de stortsector werd geëvalueerd.” FEBEM: ”Kan je iets verduidelijken wat er dan moet gebeuren bij calamiteiten?” Rudy Meeus: ”Bij calamiteiten bij bv. een verbrandingsinstallatie moet eerst gekeken worden of de afvalstoffen naar vrije verbrandingscapaciteit binnen Vlaanderen kunnen gaan en als dat niet kan trekken we de scope naar heel België. Als dat niet kan dan voorzien we de mogelijkheid om een afvoer naar een installatie buiten België te voorzien maar er kan dan evengoed ook worden gestort binnen Vlaanderen. FEBEM: ”Er zijn toch nog heel wat afvalstoffen die vandaag de dag niet worden geruimd en die zeker op stortplaatsen terecht kunnen? Rudy Meeus: “U verwijst dan naar stormen zoals baggerspecie, verontreinigde grond en shredderafval. Ik kan daar alleen maar vaststellen dat wat betreft verontreinigde gronden het beleid eerste plaats het reinigen van verontreinigde gronden wil aanmoedigen en dat daarnaast recent ook de voorwaarden voor het opvullen van putten versoepeld werden. In de komende jaren is een verhoging
“Het verlenen van afwijkingen op de stortverboden van huishoudelijk en vergelijkbaaar bedrijfsafval wordt uiterlijk tegen 2015 afgebouwd.”
“Voor bagger- en ruimingsspecie wachten we nog altijd op een regeringsbeslissing om een beleidsplan goed te keuren waardoor meer dan vandaag ruimingen zouden gebeuren.” van de milieuheffingen gepland voor het storten van shredder- en PostShredderTreatment-residu, met de bedoeling deze residu’s zoveel mogelijk naar recyclage of verbranding te sturen. Dus daar zal het ook niet van komen. En wat bagger- en ruimingsspecie betreft wachten we nog altijd op een regeringsbeslissing om een beleidsplan goed te keuren waardoor meer dan vandaag ruimingen zouden gebeuren. Ik hoef u niet te vertellen dat de beperkte overheidsbudgetten daar een belangrijke rol in spelen.“ FEBEM: ” Opvallend is jullie moratorium. Leg eens precies uit wat dit inhoudt? Rudy Meeus: “Vermits er voldoende stortcapaciteit beschikbaar is en gezien de problemen van de bestaande categorie 2 -stortplaatsen, wordt ervoor gekozen om geen bijkomende stortcapaciteit op nieuwe locaties meer toe te laten. Dit zijn locaties waar nog geen vergunde categorie 1- of categorie 2-stortplaats in exploitatie is. Een uitbreiding op bestaande locaties wordt niet uitgesloten, maar elke aanvraag zal worden beoordeeld ten opzichte van de al beschikbare stortcapaciteit. Momenteel is er voldoende capaciteit voor het storten van gevaarlijk afval op de vergunde categorie 1-stortplaatsen. Bijkomende stortcapaciteit voor gevaarlijk afval creëren op nieuwe locaties, die nog niet vergund zijn voor het storten van gevaarlijk afval (categorie 1) is niet wenselijk. Maar dit kan in de toekomst wijzigen. Algemeen genomen stellen we dat indien de beschikbare restcapaciteit groter is dan 10 jaar er geen bijkomende capaciteit voor die bepaalde categorie van stortplaatsen kan vergund worden. Als de beschikbare restcapaciteit groter dan 5 jaar is dan kan de OVAM een positief advies geven bij een vergunningsaanvraag rekening houdend met milieuhygiënische aspecten, capaciteitsplanning en andere criteria. Als de beschikbare restcapaciteit
16
kleiner dan 5 jaar is dan zal OVAM eerst de nood aan bijkomende stortcapaciteit vaststellen en dan een oproep lanceren voor het indienen van projecten voor bijkomende capaciteit. ” FEBEM: ”Een doorn in het oog van onze stortplaatsen, maar ook onze grondreinigingscentra, is het gebruik van putten als bestemming voor verontreinigde gronden. Kan daar niet wat strenger worden op toegezien?” Rudy Meeus: “Er is zeker afstemming met het oppervlaktedelfstoffenbeleid en het ruimtelijk beleid nodig. Bij het afleveren van milieuvergunningen voor ontginningen zijn de voorwaarden voor de opvulling na ontginning belangrijk. In tegenstelling tot het opleggen van een opvulverplichting kan er bijvoorbeeld worden nagegaan of er in functie van de realisatie van de nabestemming andere afwerkingsmogelijkheden zijn dan het volledige herstel van het oorspronkelijk reliëf. “ FEBEM: ”En wat met de meer innovatieve voorstellen die uit de sector kwamen?” Rudy Meeus: ”Innovatieve projecten kunnen door OVAM zeker ondersteund worden, bv. bij vergunningsaanvragen of indien men ecologiesteun wenst. Zo staan wij positief tegenover de idee van landfill mining, waarbij een stortplaats niet meer een “laatste rustplaats” is, maar een (nieuwe) schakel in de keten. Maar de OVAM kan ook een rol spelen bij het internationaal vermarkten van de Vlaamse kennis en ervaring over het afvalstoffenbeleid in het algemeen en meer specifiek over duurzaam stortbeheer. Dit kan door het bekend maken van de behaalde resultaten bij buitenlandse delegaties. Het initiatief om op de markt te komen met de bestaande kennis blijft aan de sector zelf. Ook de tijdelijke opslag van
FEBEM-REACTIE brandbaar afval als buffercapaciteit voor de verbrandingsinstallaties kan de opvangfunctie van de stortplaatsen op een andere manier invullen. Dit zal uiteraard maar iets uitzonderlijk zijn. Tenslotte kan ik u ook al zeggen dat de eerste realisatie al een feit is want we hebben met de collega’s van milieuvergunningen een voorstel uitgewerkt tot aanpassing van VLAREM II zodat het mogelijk is om percolaat of ander overtollig water in de stortplaats te injecteren met de bedoeling de biologische werking van de stortplaats te verbeteren, waardoor er meer stortgas geproduceerd wordt.” •
Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM
17
FEBEM is blij dat de administratie eindelijk een visie op de stortplaatsen heeft uitgewerkt, al blijft het wachten op de goedkeuring door de bevoegde minister. We ondersteunen de meeste voorstellen in de nota (al zien we de vermelde call voor de creatie van nieuwe stortcapaciteit als weinig realistisch) en we zijn vooral blij dat de fout die in het verleden wel eens werd gemaakt om als overheid zelf sturend te gaan optreden en te bepalen welke stromen naar welke bedrijven kan gaan, niet opnieuw is gemaakt. De nota ademt ook een constructieve geest uit om stortplaatsen te helpen in de uitbouw van hun toekomst en we hopen dat dit zich ook zal weerspiegelen op het terrein. FEBEM is wel van mening dat indien onze intercommunale collega’s hun activiteiten verder uitbreiden naar bedrijfsafvalstromen, dit niet langer mogelijk is binnen een intercommunale juridische structuur maar wel dient te gebeuren binnen de juridische structuur van een privaatrechtelijk bedrijf. Dit is gewoon een kwestie van gelijke concurrentie. Maar we blijven toch ook wat op onze honger zitten. Vooral het beperkt engagement van de Vlaamse overheid stuit tegen de borst om ervoor te zorgen dat afvalstromen die nu nog onverantwoorde uitwegen kennen, toch op een gecontroleerde manier zouden worden geborgen op stortplaatsen •
• LABORATORIA • LUCHTONDERZOEK • REACH & SDS • MILIEU-ADVIES • VEILIGHEIDSSTUDIES • GEOTECHNIEK SGS IS THE WORLD’S LEADING INSPECTION, VERIFICATION, TESTING AND CERTIFICATION COMPANY
• GELUID & TRILLINGEN
be.environment@sgs.com www.be.sgs.com
WHEN YOU NEED TO BE SURE
Seveso-III Richtlijn Waar ligt de drempel?
De Europese Seveso-richtlijn beoogt de beheersing van zware ongevallen. De richtlijn werd in het verleden meermaals aangepast, meestal naar aanleiding van een nieuw zwaar ongeval. De nieuwe Seveso III-richtlijn kwam er niet naar aanleiding van een zwaar ongeval, maar wel omwille van de eerdere invoering van de zogenaamde CLP-verordening. Met de aangepaste Seveso-richtlijn beoogt de Europese Commissie een status quo in het aantal Seveso-inrichtingen. De wijzigingen via de CLP verordening (EC No. 127/2008) zouden dus niet mogen leiden tot een toename aan Sevesobedrijven. De uitgangspunten van de nieuwe richtlijn zijn in essentie niet veranderd: • de verplichting van de uitbater om al de noodzakelijke maatregelen teneinde zware ongevallen te voorkomen; • hun gevolgen voor mens en milieu te beperken; • en het op elk ogenblik aantoonbaar kunnen maken aan de bevoegde overheid dat alle in de richtlijn opgenomen maatregelen genomen zijn. Naast de aanpassing de CLP-verordening zijn er nog een paar andere, voor de industrie belangrijke wijzigingen, nl (1) een correctiemechanisme voor stoffen die wel onder de Seveso III-richtlijn vallen maar geen zwaar ongeval kunnen veroorzaken, (2) de publieke toegang tot informatie en de publieke betrokkenheid, (3) inspectiebepalingen om een effectieve omzetting en afdwingbaarheid van veiligheidsmaatregelen te garanderen. De CLP reglementering aan de basis van de wijziging
18
Het toepassingsgebied van de Seveso III-richtlijn wordt bepaald in bijlage I. Deze bijlage is opgesplitst in twee delen namelijk een deel met generieke categorieën van stoffen en een deel met specifieke, bij naam genoemde stoffen. Bij deze “categorieën” en “bij naam genoemde stoffen”, horen drempelwaarden per inrichting. De hoeveelheden gevaarlijke stoffen die in een bedrijf aanwezig kunnen zijn, worden aan de drempelwaarden getoetst om te bepalen of een inrichting onder de bepalingen van de richtlijn valt. Hierbij worden niet-Seveso-plichtige inrichtingen onderscheiden van hoge-drempel-Seveso-inrichtingen (waarvoor alle bepalingen van de richtlijn gelden) en van lage-drempel-Seveso-inrichtingen (waarvoor de meeste bepalingen van de richtlijn gelden, maar niet allemaal).
Of een onderneming binnen het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn valt, wordt in essentie dus bepaald door de indeling van de gevaarlijke stoffen, in combinatie met de drempelwaarden. Laat het nu net deze indeling zijn die door de CLP-verordening grondig wijzigt en dus aan de basis ligt van Seveso III. Correctiemechanisme De finale versie van de richtlijn heeft enkel een zware aanpassingsprocedure weerhouden voor SEVESO stoffen en mengsels die geen zware ongevallen kunnen veroorzaken. De lidstaten moeten een gemotiveerd dossier indienen, dat pas na EU goedkeuring aanleiding geeft tot een wetgevingsvoorstel door het Parlement en de Raad. Publieke betrokkenheid en publiek beschikbare informatie Het publiek kan zijn opinie geven bij bestemmingsplannen, inplanting van nieuwe Seveso-inrichtingen, wijzigingen en bestemmingsplannen rond de inrichtingen. Bepaalde informatie, bv waarschuwingsmodaliteiten en datum laatste inspectie (bijlage 5 van de Richtlijn) dient bovendien permanent elektronisch beschikbaar gesteld en geactualiseerd te worden. Voor hoge drempel bedrijven omvat deze informatie nog een uitbreiding met: • de aard van de risico’s van zware ongevallen alsook; • de potentiële effecten op de bevolking en het milieu samen met de beheersmaatregelen. Inspectie standaarden Wat betreft inspectiestandaarden, frequentie en inhoud van inspecties zal er in België waarschijnlijk weinig veranderen. Op dit ogenblik worden de inspecties al volgens hoogstaande interne standaarden uitgevoerd. Belangrijk is dat de Seveso III een striktere (lees korter op de bal) handhaving beoogt en risico-gebaseerde inspecties invoert.
19
Andere wijzigingen Het vereiste preventiebeleid wordt gekoppeld aan de complexiteit van de organisatie of de activiteiten van de inrichting. Men moet o.a. een bewijs kunnen geven van (1) de bewustwording van het personeel over de noodzaak voor continue verbetering, (2) zware ongevallen met betrokkenheid van contractanten identificeren en evalueren, (3) het beheer van corrosie en veroudering van de installatie. Omzetting van de richtlijn in België. De Seveso III-richtlijn moet tegen uiterlijk 31 mei 2015 omgezet worden in de lidstaten en toegepast worden vanaf 1 juni 2015. Deze laatste datum valt samen met de volledige inwerkingtreding van de CLP-verordening. De Seveso II-richtlijn werd in België omgezet via het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de federale staat en de drie Gewesten. Dit Samenwerkingsakkoord zal dus tegen 31 mei 2015 moeten aangepast worden aan de nieuwe bepalingen. Wat betekent deze richtlijn nu praktisch voor de afvalsector? Specifiek voor de afvalsector is dat in Artikel 2 van de Seveso III-richtlijn, net zoals in de Seveso II-richtlijn, stortplaatsen voor afval, met inbegrip van ondergrondse opslag zijn uitgesloten. Het vervoer van afval behoort eveneens, samen met het vervoer van gevaarlijke stoffen, niet tot de doelstelling van de richtlijn. Alle andere “afval”-activiteiten kunnen wel binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Het is immers niet omdat “afval” van CLP is uitgesloten, dat “afval” niet onder “Seveso” valt. Noot 5 van bijlage 1 stelt hierover dat gevaarlijke stoffen die niet onder de CLP-Verordening vallen, waaronder afvalstoffen, maar niettemin aanwezig kunnen zijn en gelijkwaardige eigenschappen hebben, worden toegewezen aan de meest gelijkende categorie of met naam genoemde gevaarlijke stof. •
G. Boogaerts, Essenscia - Brussel
SEVESO-toetsing voor uw bedrijf Essenscia heeft een instrument ontwikkeld (web-tool) dat op eenvoudige wijze toelaat om een ‘Seveso’-toetsing uit te voeren.
FERVER : geslaagde Algemene Vergadering en een EOW-statuut voor glas! Het is nu al een jaar dat FEBEM het secretariaat verzorgt van de Europese Federatie van glasrecycleurs FERVER. Tijdens de algemene vergadering in Dublin, eind juni, heeft Hans De Belder definitief de fakkel van het secretariaat heeft doorgegeven aan Baudouin Ska. Hij was de eerste algemeen secretaris van deze federatie, die officieel is opgericht in 2005. Hij heeft FERVER uitgenodigd om haar algemene vergadering te houden in de stad waar hij zonet naar verhuisd is om van zijn welverdiende pensioen te genieten. FERVER telt momenteel 33 leden, gespreid over 13 Europese landen. Glas is een onderwerp dat bij FEBEM veel aandacht krijgt. Cédric Slegers beheert immers de werkgroep Glas op Belgisch niveau en Mireille Verboven volgt van nabij alles wat te maken heeft met het recycleren van glas in de bouwsector. De 24 deelnemers in Dublin hadden vooral aandacht voor twee grote onderwerpen : het EOW (End of Waste) statuut voor glasscherven en het loodgehalte in de glasscherven. Glasscherven, een product! De algemene vergadering bevestigde de wens van de leden om het toepassingsgebied van het EOWstatuut maximaal uit te breiden naar elk recyclageprocedé die naam waardig, zonder het te beperken tot de thermische procedés voor het smelten van glas. Nochtans werd op de vergadering van het TAC (Technical Adaptation Committee) op 9 juli de ontwerpverordening over het End of Waste statuut
20
voor glas goedgekeurd zonder debat, en dus zonder enige wijziging. Het lijkt erop dat de Commissie, ontgoocheld door de weigering van het TAC met betrekking tot de twee andere EOW-dossiers papier en koper, snel een akkoord heeft willen sluiten voor het glas, op basis van de consensus die één jaar eerder in Sevilla bereikt was onder de technische experts. Ter inlichting : het dossier over Koper is verworpen omdat sommige Lidstaten het criterium van 2% onzuiverheden te streng vonden, terwijl voor papier, het op het laatste nippertje opnieuw opnemen van drankkartons (type Tetrapack) in het toepassingsgebied van de Verordening, voor problemen zorgde. De Verordening met betrekking tot glas wordt momenteel voorgelegd aan het Parlement, dat 3 maanden de tijd heeft om haar inzagerecht te doen gelden (Scrutiny Procedure), maar het kan de tekst niet wijzigen. Haar rol bestaat erin te verifiëren of de Commissie en het TAC de comitologie-procedure correct hebben toegepast om deze Verordening op te stellen in overeenstemming met wat de Kaderrichtlijn over afval (2008/98/EG) had voorzien. Indien er geen bezwaren zijn vanwege het Parlement (wat niet wordt verwacht), zal de tekst ter officiële goedkeuring, zonder bespreking, worden voorgelegd aan de Ministerraad, waarschijnlijk in november. De tekst zal dan worden gepubliceerd en zal 20 dagen later Europees van kracht worden. De tekst zal uiterlijk 6 maanden na deze publicatie van toepassing moeten zijn in de Lidstaten.
De teksten van de twee andere ontwerpVerordeningen zullen worden voorgelegd aan de Ministerraad. Als daar geen gekwalificeerde meerderheid wordt gevonden, zal de tekst terugkeren naar de Commissie om daar herwerkt te worden. Als de Raad echter de teksten goedkeurt (zoals dat gebeurd is voor de Eerste EOW-Verordening voor schroot), gaan de teksten ter controle naar het Parlement en zullen ze nadien naar de Raad terugkeren voor de definitieve goedkeuring. Lood in glas : een gevoelig onderwerp Terwijl de aanwezigheid van lood in glas geen enkele invloed heeft op de gezondheid van de consumenten (kristalglas bevat minstens 24% loodoxide en heeft nooit problemen gegeven), worden de glasfabrikanten steeds kritischer met betrekking tot de aanvaardingsnormen voor glasscherven voor het vervaardigen van nieuwe verpakkingen. In feite zijn het de eindgebruikers die de druk opleggen : meerdere brasserieën eisen flessen die minder dan 250 ppm lood bevatten, zelfs minder dan 100 ppm wanneer het gaat om producten die bestemd zijn voor de Verenigde Staten, waar de traditie van kristalglas minder verankerd is. Kristal is immers de voornaamste bron van vervuiling van glas. Ook al vermelden de boodschappen die aan de bevolking gericht zijn, duidelijk dat gebroken kristalglas uit de glasbollen
moeten geweerd worden ( ze moeten als inert afval verwijderd worden in de containerparken), is het een hardnekkige reflex om alles wat op glas gelijkt, in de glasbol te gooien. Het verminderen van het loodgehalte in glasscherven is een werk van zeer lange adem, gelet op het feit dat er ook al lood zit in nieuw glas, en dat de glasfabrikanten de neiging hebben om het percentage glasscherven bij de vervaardiging van nieuw glas te verhogen, teneinde energie te besparen. Per ton gerecycleerd glas wordt de CO2uitstoot met 250 kg verminderd.
21
FERVER en haar leden hebben dan ook beslist om gedurende 6 maanden een meetcampagne te voeren om het loodgehalte van de verschillende types glasscherven te analyseren (wit, amber, groen en gemengd). Vanuit de 4 hoeken van Europa zullen gemiddelde maandmonsters, verkregen via dagelijkse monsternemingen, verstuurd worden naar één laboratorium. Zo zullen we tegen begin 2013 kunnen beschikken over een Europese kaart van het loodgehalte in glasscherven ! De volgende algemene vergadering van FERVER zal gehouden worden op 14 juni 2013 in Stockholm. • Baudouin Ska, adjunct-directeur FEBEM
Titech and BEST Sorting to become TOMRA Sorting Solutions
Visit our website for more information www.tomrasorting.com
Analyse van de heffingen in 2011 Vlaamse en Waalse Gewest FEBEM maakt jaarlijks een evaluatie van het verloop van de afvalheffingen, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest had immers tot nu toe nog over geen enkele heffing beslist. Dat is nu echter wel het geval sinds 14 juni 2012, aangezien het Brusselse Parlement een beslissing heeft genomen over een heffing op de verbranding van afval (vanaf 2013), evenals een heffing op het agentschap Net Brussel, als deze niet genoeg afval recycleert (vanaf 2015).
De stortplaatsen blijven de melkkoeien van de Gewesten Samenstelling belastinginkomsten Vlaanderen 2011: 32,4 miljoen €
Wallonië 2011: 19,9 miljoen €
5% 9%
2% 4%
De inkomsten evolueren als volgt:
27%
70.000.000
41%
60.000.000
45% 67%
50.000.000 40.000.000 30.000.000 20.000.000 10.000.000 0 2006
2007
2008
Wallonië
2009
2010
2011
Vlaanderen
In Vlaanderen zijn de inkomsten uit heffingen op zes jaar tijd met 44% gedaald. In Wallonië heeft het Fiscaal Decreet van 2007 dus over drie jaar tijd 17,5 miljoen aan bijkomende inkomsten opgeleverd, maar is men in 2011 teruggevallen tot het niveau van 2007. Het dient gemeld dat, wanneer het fiscaal decreet werd goedgekeurd in 2007, de nota aan de Waalse Regering de bijkomende inkomsten over drie jaar raamde op 56 miljoen (en dus niet 17,5 miljoen zoals uiteindelijk in werkelijkheid is gebleken) !
22
Storten Verbranding Co-verbranding Andere
Het is vooral in Wallonië dat de stortplaatsen een groot aandeel hebben in de heffingsinkomsten. Het is verwonderlijk dat Wallonië enerzijds op zoek is naar nieuwe fiscale inkomsten, maar dat het anderzijds zou overwegen om de melkkoe van de stortplaatsen te slachten.
We kunnen vaststellen dat sinds twee jaar de cijfers voor het storten relatief stabiel blijven in de twee Gewesten. Evolutie van de totale hoeveelheid stortafval 4.000.000 3.500.000 3.000.000 2.500.000 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0 2002
2011 Wallonië
Vlaanderen
Evolutie van de hoeveelheid stortafval van Klasse II 4.000.000 3.500.000 3.000.000 2.500.000 2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0 2002
2011 Wallonië
(Co)-verbrandingen : niet evident om daarin klaarheid te zien Het is niet evident om een vergelijking te maken, in zoverre dat het onderscheid tussen verbranding en co-verbranding niet evident is, maar vooral omdat op dit ogenblik de Gewesten niet alle installaties inventariseren (wat met de installaties voor biomassa ? Waar ligt de grens tussen bijproducten en afvalstoffen ? Of wat met bepaalde installaties/afvalstoffen die vrijgesteld zijn, zoals de steenbakkerijen in Vlaanderen of het ziekenhuisafval in Wallonië ?). De hoeveelheid afval die wordt verbrand, is met 88 kt gestegen in Vlaanderen en met 33 kt in Wallonië. De gemiddelde heffing per ton bedraagt 6,61 €/ton in Vlaanderen en 6,15 €/ton in Wallonië. Wallonië heeft beslist om haar heffing per ton niet-gevaarlijk afval dat wordt verbrand, te verhogen van 6,13€/ton naar 8,54 €/ton in 2012. Wat het afval betreft dat wordt verwerkt via coverbranding, belast Vlaanderen zowel het gevaarlijk afval als het niet-gevaarlijk afval, terwijl Wallonië enkel het gevaarlijk afval belast. Er is evenwel met de cementsector een mechanisme opgezet opdat deze heffingen in feite zouden omgezet worden in een vergoeding van algemeen belang. We hebben in ieder geval aan elke gewestelijke administratie meer duidelijkheid gevraagd over de afvalstoffen en de installaties die worden bedoeld en er is een constructieve dialoog op poten gezet. •
Vlaanderen
Er bestaat een heel groot verschil tussen de hoeveelheden die gestort worden in Wallonië en die in Vlaanderen, in zoverre dat in Wallonië nog bijna 850.000 ton grond gestort wordt. In dit kader heeft het zuiden van het land trouwens een studiebureau de opdracht gegeven om te onderzoeken of er een discriminatie bestaat tussen de stortplaatsen en de werken waar afval wordt gestort onder de dekking van een stedenbouwkundige vergunning en het besluit van 14 juni 2001 over de valorisatie van afval. Meer specifiek kunnen we met betrekking tot de andere afvalsoorten vaststellen dat • 26% van de tonnage in Vlaanderen belast wordt aan het hoogste tarief, waar dat in Wallonië 10% is. Nochtans bedraagt de gemiddelde heffing per ton (zonder het inert afval) 16,76 €/ton in Wallonië tegen 12,31 €/ton in Vlaanderen. Dit toont aan dat de laatste fiscale hervorming in Wallonië effectief belangrijk was, ondanks een eindresultaat dat onder de gewestelijke verwachtingen bleef. • In vijf jaar tijd is de tonnage met 30% gedaald in Vlaanderen en met 47% in Wallonië. Er is wellicht nog wel wat marge voor bepaalde afvalstoffen, zoals de brandbare sorteerresidu’s (code 19.12.10). Deze worden genoteerd aan 252 kt in Vlaanderen en 101 kt in Wallonië.
Afval dat wordt verwerkt via co-verbranding in de Gewesten en onderworpen is aan heffing 600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0 2008
2009 Vlaanderen
Cédric Slegers, adjunct-directeur FEBEM
2010 Wallonië
2011
23
Evolutie van het afval dat wordt verbrand:
24
Naam
Plaats
Nominale capaciteit
2009
2010
2011
IVBO
Brugge
195.000
169.121
164.382
157.662
Dalkia
Knokke-Heist
30.000
32.842
33.874
32.454
IVM
Eeklo
90.000
102.004
91.325
102.130
Indaver
Doel (Beveren)
383.000
395.665
410.901
407.272
Bionerga
Houthalen
78.000
103.616
98.653
97.749
ISVAG
Wilrijk
149.000
142.815
139.252
156.864
IVAGO
Gent
94.000
105.499
98.455
100.646
IMOG
Harelbeke
75.000
54.119
70.821
65.012
MIROM - IVRO
Roeselare
63.000
61.105
59.748
64.886
IVOO
Oostende
73.000
58.952
60.118
64.589
SLECO
Doel (Beveren)
466.000
398.283
448.939
490.770
INDAVER A
Antwerpen
102.701
113.178
117.759
INDAVER
Leuven
10.757
10.797
10.480
GEOMILIEU
Brugge
49.479
58.183
54.097
ELECTRAWINDS
Oostende
180.000
38.146
39.920
160.807
STORA ENZO
Gent
150.000
0
0
109.234
AUTRES
7.226
5.220
5.815
Tonnage VL
1.832.330
1.903.766
1.992.057
Inkomsten VL (€)
11.881.527
12.199.303
13.170.480
Uvélia
Herstal
320.000
288.682
350.965
350.535
ICDI
Pont-de-Loup
110.000
89.518
95.587
94.930
IBW
Virginal
116.000
107.015
102.191
96.629
IPALLE
Thumaide
300.000
257.392
291.644
331.762
AUTRES
8.821
11.485
10.858
Totaal Wal (t)
751.429
851.873
884.715
Inkomsten
2.069.852
4.404.650
5.442.824
Inzamelen van glas en kunststof
Kies de milieuvriendelijkste oplossing! Het aanbod van containers voor inzameling van kunststof, glas en andere mono stromen is zeer ruim. Maar slechts ĂŠĂŠn ervan is de milieuvriendelijkste: de Azteca van Plastic Omnium! Deze degelijke container is gemaakt van HDPE, waarvan 35% afkomstig is van materiaal van ingezamelde kunststofstromen. De Azteca is oneindig herbruikbaar en 100% recycleerbaar. Bij einde leven wordt hij volledig vermalen tot granulaatkorrels, waarvan Plastic Omnium
Plastic Omnium N.V. Ring Oost 14, B-9400 Ninove, tel: +32 (0)54 31 31 31, fax: +32 (0)54 31 31 30 E-mail: poinfo@plasticomnium.com / Internet: www.plasticomnium.be Plastic Omnium B.V. Postbus 3988, 4800 DZ Breda, tel: (0800) 542 50 55, fax: (0800) 542 50 33 E-mail: poinfo@plasticomnium.com / Internet: www.plasticomnium.nl
weer een nieuwe Azteca maakt. Daarbij komt nog dat de milieuvriendelijkste oplossing ook nog de voordeligste is! Met de scherp geprijsde Azteca bespaart u fors op de inzamelingskosten. Duurzaam en zuinig, dat is de kracht van Plastic Omnium. Deze producten worden gemaakt van gerecycleerd kunststofafval en zijn 100% recycleerbaar. Wilt u daar meer over weten? Neem dan vrijblijvend contact op met onze verkoopafdeling.
Recyclage van hout: een goed voorbeeld van de complexiteit en de kwetsbaarheid van recyclage Bij het opstellen van het nieuwe materialen- en afvalstoffendecreet dat de kaderrichtlijn over afval moest omzetten, had OVAM vooral oog voor het risico op een tekort aan hout voor de recyclagesector, gelet op de sterke vraag vanuit de energiesector. Dit was eind 2009. Deze zomer hebben meerdere FEBEM-leden hun federatie verwittigd omtrent de verzadiging van de sector, zowel wat recyclage als wat energetische valorisatie betreft. Wat is er dan gebeurd in nauwelijks 2 jaar tijd? Een aantal factoren en gebeurtenissen, zowel op nationaal als op internationaal vlak, hebben bijgedragen tot de langzame achteruitgang van de markt. De korte koudegolf buiten beschouwing gelaten, was afgelopen winter relatief zacht, met een meer dan redelijke vraag naar energie, en een hogere aanvoer van de bouwsector die actief is gebleven. De gespannen economische conjunctuur doet zich gevoelen, zowel op het vlak van energieverbruik als op het vlak van de productie van spaanderplaten die gebruikt worden in de industriële schrijnwerkerij. De thermische centrale van Electrabel Ruien, die biomassa verbruikt, heeft haar verbruik verminderd met het oog op een aangekondigde sluiting. Het Verenigd Koninkrijk mikt op een vermindering van stortafval, en heeft de heffing verhoogd op het storten van brandbaar afval. Frankrijk heeft dan weer midden 2012 een terugnameplicht voor meubels ingevoerd. Alsof dat niet volstond, is de Chinese vraag naar hout op één jaar tijd met 10% verminderd. Canada beschikt daardoor over een verse houtvoorraad van 10 miljoen ton… België lijkt wel degelijk een klein landje te zijn als we moeten proberen het hoofd te bieden aan een dergelijke samenloop van ongunstige factoren. Kort samengevat: het aanbod stijgt, de vraag daalt. Dat is een situatie die zeer ongunstig is voor de recyclagesector in het algemeen. De initiële kosten van gerecycleerde materialen zijn nauwelijks te drukken, en de marktprijzen mogen niet te laag zijn, willen de gerecycleerde materialen nog competitief zijn. Bij een gelijke prijs, zal de markt zich in de eerste plaats wenden naar onbewerkte materialen, en hoe lager de prijzen, hoe meer deze tendens zal benadrukt worden.
26
27
Het is daarom dat wij bij FEBEM ervoor pleiten dat de autoriteiten initiatieven zouden nemen ter bevordering van het gebruik van gerecycleerde materialen. Tot nu toe heeft de milieuwetgeving het recycleren voornamelijk « gestuwd » via gunstige fiscale maatregelen in vergelijking met andere verwerkingstechnieken die minder hoog geklasseerd staan in de hiërarchie van de verwerkingsmethodes, zoals energetische valorisatie, verbranding of storten. Om het voortbestaan van recyclage te garanderen, moet niet alleen het aanbod gegarandeerd worden, maar moeten evenzeer de afzetgebieden verzekerd worden. Het is daar dat we de openbare sector ook graag zouden zien tussenkomen, zodat zij het voorbeeld tonen waardoor de rest wordt meegezogen. Aangezien gerecycleerde materialen lijden onder een negatief a priori in vergelijking met onbewerkte materialen, is het aan de openbare overheden om die tendens te keren, door in de overheidsopdrachten het gebruik van gerecycleerde materialen te bevorderen. Dat is wat wij noemen « de markt trekken ». We zijn ons terdege bewust van het feit dat het probleem, dat inherent is aan het recycleren, niet op korte termijn zal opgelost worden. We vragen ook geen overdreven interventiepolitiek van de overheden. De houtmarkt is een open markt (vrij verkeer in Europa wat het houtafval van categorie A betreft, en weinig belemmeringen voor de export van het houtafval van categorie B voor valorisatie via de procedure van kennisgeving). Het opleggen van recyclage ten opzichte van energetische valorisatie heeft in die context weinig zin zeker indien er geen accurate handhaving voor kan zijn. Het is beter de markt te laten stabiliseren, door de wettelijkheid van de afzetkanalen te controleren, zowel voor recyclage als voor valorisatie. Ook een overleg tussen de milieu- en energieautoriteiten is wenselijk om een nutteloze escalatie van stimulerende maatregelen te vermijden.
Tot slot pleiten wij ervoor om deze moeilijkheden, die naar wij hopen van voorbijgaande aard zijn, ter kennis te brengen van alle bevoegde autoriteiten. Onze leden worden geconfronteerd met opslagproblemen, en ze zijn blij de hittegolf op het einde van de vakantie doorstaan te hebben zonder brand. Ze moeten nog een tijdje als buffer kunnen optreden om te vermijden dat de houtvoorraad zich gaat opstapelen tijdens het hele proces van productie tot verwerking. Ook heeft FEBEM de situatie uiteengezet, in overeenstemming met organisaties zoals VALIPAC, ODE en EDORA, in een brief gericht aan het BIM, aan OVAM en aan het OWD waarin dringend wordt verzocht om overleg te hebben met alle belanghebbende partijen. Wij hopen dat het najaar tal van oplossingen zal brengen op middellange en lange termijn. • Baudouin Ska, Adjunct-directeur FEBEM
De terugname en recyclage van afgedankte zonnepanelen Een pan-Europees probleem In 2011 besliste de Europese Unie (EU) om afval van zonnepanelen te reglementeren onder haar herwerkte Richtlijn betreffende Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur (AEEA-Richtlijn of WEEE Directive). Op 24 juli 2012 werd de nieuwe wettekst gepubliceerd in het Officiële Publicatieblad van de EU, en 20 dagen later was die van kracht. Nu wordt van alle 27 EU-Lidstaten gevraagd om de Europese richtlijn om te zetten in nationale wetten. Een proces waarvoor de Lidstaten tot 18 maanden de tijd hebben of tot het eerste kwartaal van 2014. Wanneer de nationale AEEA-wetten van kracht worden, zal de terugname en recyclage verplicht worden voor iedereen die zonnepanelen verkoopt op de Europese markt. De beslissing om afval van zonnepanelen te reglementeren op Europees en nationaal niveau brengt een aantal organisatorische en financiële uitdagingen met zich mee voor de PV-industrie. Voor vele fabrikanten en invoerders zou het tot stand brengen van individuele rapporterings-, verwerkings- en financieringsmechanismen – verplichte vereisten van de AEEA-Richtlijn – een aanzienlijke last betekenen. Daarom biedt PV CYCLE een specifieke terugnameen recyclagedienst aangepast aan de behoeften van de PV-industrie en elke afzonderlijke markt. PV CYCLE werd opgericht in 2007 en is uitgegroeid tot de duidelijke leider inzake het beheer van afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen in de 27 EU-Lidstaten en de 4 EVA-Lidstaten. Doordat wij werken met een netwerk van honderden erkende afvalvervoerders, ophaalpunten en gespecialiseerde recyclagefaciliteiten, kunnen wij altijd de meest doeltreffende en kosteneffectieve diensten aanbieden. Via onze lokale partners in de ophaalpunten, transportbedrijven en recyclagefaciliteiten zijn wij in staat om de capaciteiten aan te passen aan de constante evoluties in de PV-industrie en altijd de beste beschikbare technieken toe te passen.
28
Vandaag de dag is PV CYCLE de enige volledig operationele, collectieve terugname- en recyclagedienst voor alle PV-technologieën in Europa en staat zij in voor het volledige proces van het inzamelen en recycleren van de afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen van haar klanten, met inbegrip van de daarbij horende financiering en administratie die zal vereist worden door het feit dat de zonnepanelen zijn opgenomen in de AEEA-Richtlijn. Het programma van PV CYCLE werd ontwikkeld om te voldoen
aan de soms zeer verschillende AEEA-vereisten van de 27 EU-Lidstaten, terwijl het gecentraliseerde en pan-Europese karakter van de vereniging steeds behouden is gebleven. Afval in de PV-industrie PV CYCLE is actief in elk van de 27 EU-Lidstaten en EVA-Lidstaten en heeft sinds het opstarten van haar activiteiten in 2010 ongeveer 5.000 ton afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen ingezameld. Een relatief klein aantal in vergelijking met de meer dan 5 miljoen ton fotovoltaïsche zonnepanelen die in Europa zijn geïnstalleerd, maar een belangrijke stap voor de PV-industrie. Doordat wij een terugname- en recyclageprogramma voor afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen hadden ingevoerd lang voordat enige wettelijke verplichting van kracht werd of aanzienlijke afvalhoeveelheden ontstonden, hebben wij ons inzamel- en recyclagenetwerk geleidelijk aan kunnen aanpassen aan de behoeften van de PV-industrie. PV CYCLE heeft hard gewerkt om een goed werkend, betrouwbaar en globaal netwerk op te zetten dat de gestaag groeiende volumes aan afgedankte zonnepanelen kan opvangen en een aantal verschillende PV-technologieën kan verwerken. Vandaag de dag maken meer dan 260 leden of ongeveer 90% van de Europese PV-markt gebruik van de specifieke diensten aangeboden door PV CYCLE. De AEEA-Richtlijn – Voordelen van een door de industrie geleid terugname- en recyclageprogramma PV CYCLE en haar partners in de bedrijfswereld, regeringen en AEEA-instanties geloven dat een gecoördineerde en globale inzameling en verwerking van afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen een belangrijke rol speelt in het minimaliseren van de financiële en organisatorische lasten voor de industrie en tegelijkertijd in het maximaliseren van de milieuvoordelen van het beheer van fotovoltaïsch afval. Enkel door mee te werken aan een collectief, gespecialiseerd en door de industrie geleid terugnameen recyclageprogramma, kan de PV-industrie de meest efficiënte en duurzame recyclagetechnieken toepassen die aangepast zijn aan de aard van hun product, voordeel halen uit belangrijke synergieën, en gedaan maken met mogelijke overbelastingen via extensief sorteren, vervuiling met andere afvalstromen of inefficiënte recyclagetechnologieën.
29 De vereisten van de AEEA-Richtlijn voor fabrikanten van fotovoltaïsche zonnepanelen:
In tegenstelling tot de traditionele AEEA-producten, zoals TV-schermen, elektrische tandenborstels of mobiele telefoons, hebben fotovoltaïsche zonnepanelen een zeer lange levensduur – 30 jaar en meer – en het moment van de aankoop en het moment waarop ze afgedankt worden, zijn acyclisch. Daardoor zou het combineren van de verwerkingstechnieken van de traditionele AEEA-producten en de fotovoltaïsche zonnepanelen resulteren in een explosie van kosten voor de PV-industrie, te veel vergen van de inzamelcapaciteiten van de stedelijke ophaalpunten en de recyclagepercentages voor fotovoltaïsche zonnepanelen aanzienlijk doen verlagen. Vooral de twee laatste punten hebben een grote impact op elke EU-Lidstaat en moeten vermeden worden. De AEEA-Richtlijn evenals de belangrijke partijen in de instanties die moeten zorgen voor de invoering van de nationale AEEA-wetten, begrijpen de mogelijke problemen die kunnen opduiken bij het inzamelen en recycleren van fotovoltaïsche zonnepanelen binnen de context van een wettelijk kader dat voornamelijk betrekking heeft op consumenten- en huishoudproducten, en moedigen daarom dan ook duidelijk aan om gebruik te maken van de bestaande terugname- en recyclageprogramma’s zoals dat van PV CYCLE.
• Een financiële garantie voorzien voor de terugname en recyclage van hun afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen. • Hun bedrijf en merknaam/merknamen van zonnepanelen registreren in alle Europese landen waar ze actief zijn. • Organiseren van de inzameling en verwerking van hun afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen, gratis voor de eigenaar van de zonnepanelen. • Regelmatig rapporteren van de bedrijfscijfers inzake verkoop en afval van fotovoltaïsche zonnepanelen aan de nationale autoriteiten. • Bereiken van verplichte doelpercentages voor hergebruik, inzameling en recyclage. • Voldoen aan de vereisten inzake de identificatie van de producenten en het aanbrengen van een sticker met een doorkruiste container op hun producten.
Dankzij deze belangrijke steun en met het oog op het tot stand brengen van een duurzame wettelijke omgeving voor onze leden in elke EU-Lidstaat, is PV CYCLE nu samen met haar nationale partners in de bedrijfswereld, regeringen en AEEA-autoriteiten bezig aan de uitwerking van uitvoerbare en levensvatbare AEEA-eisen voor de PV-industrie. • Jan Clyncke, Afgevaardigd Bestuurder PV CYCLE
KLEINE HOEVEELHEDEN < 30 tot 40 PANELEN
Controleer op www.pvcycle.org wat het dichtstbijzijnde terugnamepunt in uw buurt is.
Na het demonteren of renoveren, zal uw installateur de afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen naar het dichtstbijzijnde terugnamepunt brengen.
De panelen worden in de containers van de terugnamepunten geplaatst.
Eens de containers vol zijn, zullen de panelen naar de recyclagefabrieken worden gebracht. Er zullen lege containers in de terugnamepunten afgeleverd worden.
GROTE HOEVEELHEDEN > 30 tot 40 PANELEN Neem contact op met PV CYCLE om de terugname te regelen. Er zal een vrachtwagen gestuurd worden om uw afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen naar een partner-recyclagefabriek te brengen.
Bij grote installaties en renovaties zullen de panelen rechtstreeks op de site gerecupereerd worden en naar de recyclagefabriek gebracht. Er kunnen speciale voorwaarden van toepassing zijn. Gelieve PV CYCLE te contacteren voor meer informatie.
Nieuwe grondstoffen zijn klaar om gebruikt te worden in talrijke producten.
FEBEM-congres 2012 Op 26 april organiseerde FEBEM samen met COPIDEC (de vereniging van Waalse intercommunales) het 3de gemeenschappelijk congres. Deze keer werden een aantal industriële projecten in de kijker gesteld (zowel publiek als privé-initiatief) die aantonen dat de afvalsector een belangrijke spil is in de economische ontwikkeling. Dit evenement was gekoppeld aan een ochtend georganiseerd door het Office Wallon de Déchets en kende een heel groot succes – 245 personen waren ingeschreven en ongeveer de helft nam deel aan het aansluitende diner. Het was de bedoeling om een aantal dynamische voorstellingen te geven. Daarom hadden FEBEM en COPIDEC gekozen voor korte presentaties die toelieten om direct tot de essentie te komen. 6 verschillende thema’s werden behandeld: vlakglas (ramen), harde plastics afkomstig van zwerfvuil, elektrisch en elektronisch afval, landbouwfolies, zonnepanelen en tot nuttige toepassing van stortplaatsen (Landfill Mining). Het formele deel werd dan afgesloten met een discussies over groene energie en een over economische instrumenten, vooral toegespitst op heffingen. De eindbalans van het congres was bijzonder positief: 6 % vond het super, 58 % heel interessant en 36 % interessant. Er was geen enkele negatieve of neutrale stem! Enkele markante antwoorden via het voting systeem : • Slechts 18% van de aanwezigen veronderstelden dat de afvalstroom zal verminderen (43 % schat zelfs een verhoging in en 23 % denkt aan een stabilisatie); • Het dynamisch maken van het afvalbeheer gaat via een sorteerplicht (38%), met lengte voor op verbod op verbranden (17%) of nieuwe terugnameplichten (17%); • Er moeten meer oplossingen komen voor de collectieve inzameling, vooral via nieuwe wegen georganiseerd door de distributie (77 %).
30
31
Algemene vergadering FEBEM Voor de jaarlijkse Algemene Vergadering van FEBEM waren 14 juni 150 leden aanwezig in de Zoo van Antwerpen. Na het formele deel konden zij een geleid bezoek aan de Zoo brengen onder een schitterende zon, heel uitzonderlijk voor die periode! Zo kregen ze de kans om de verwerking van het afval van de Zoo, met jaarlijks 1 miljoen bezoekers, van nabij te bekijken! Een barbecue sloot deze mooie dag af. Tijdens het formele gedeelte werden de rekeningen en de jaarbalans unaniem goedgekeurd. Deze vertoonde een winst van 15.000 €, in overeenstemming met het goedgekeurde budget. Er wachten de Federatie grote uitdagingen om te evolueren naar een grotere dienstverlening voor de leden. De opleidingen kennen een belangrijk succes en zullen zeker voortgezet worden in de toekomst. Ook werd door een onderzoeksbureau een enquête uitgevoerd over het beeld van de sector en van de federatie. Er is een professionalisering van de sector waar te nemen en de dynamiek van de Federatie wordt sterk geapprecieerd maar er moeten nog belangrijke inspanningen geleverd worden om de sector beter bekend te maken. •
een succes in de Antwerpse Zoo
33
Gemeentelijke afvalstromen zijn welkom op de grondreinigingscentra Om met een boutade te starten: “Bodem is bodem en afval is afval.” Het feit dat verontreinigde uitgegraven bodem een afvalstof is, neemt niet weg dat – eenmaal de grond gereinigd tot een niveau zodat ze overeenkomstig het VLAREBO kan gebruikt worden – deze binnen de traceerbaarheid van de grondverzetregeling blijft. Een grondreinigingscentrum is in de eerste plaats uitgerust om verontreinigde gronden te aanvaarden en verwerken. Maar ook andere afvalstoffen kunnen in deze installaties op gelijkaardige wijze verwerkt worden. We spreken dan over de ‘fysico-chemische’ reinigingstechniek of ‘natte’ (grond)reiniging waarbij door een opeenvolging van fysische en chemische scheidingsstappen de verontreiniging wordt geconcentreerd in een sterk verontreinigde slibfractie, terwijl het ‘gewassen’ zand hergebruikt kan worden als grondstof. Welke verontreinigde gronden ? Fysicochemische reiniging is geschikt voor verschillende types van verontreinigingen, zoals zware metalen, PAK’s, minerale olie, cyaniden en combinaties van deze verontreinigingen. Aangezien de verontreiniging wordt geconcentreerd in de fijne fractie, die uiteindelijk gestort wordt, is de techniek enkel rendabel voor vrij zandige gronden met een beperkte hoeveelheid fijne fractie. Welke alternatieve afvalstromen ? De meest gekende voorbeelden van deze ‘alternatieve’ afvalstromen zijn veegvuil en rioolkolkenzand, straalgrit, gieterijzand, sorteerzeefzand, … Eigenlijk komen velerlei materialen in aanmerking om na deze reinigingsstap opnieuw als grondstof in te zetten. Natuurlijk moet soms eerst een milieutechnische haalbaarheidsstudie gebeuren, eventueel op laboschaal, op semi-technische schaal of in de eigenlijke installatie met een beperkte batch. Ook vergunningsmatig moet alles in orde zijn. Deze afvalstoffen moeten in de installatie soort per soort gereinigd worden en zeker niet vermengd worden met uitgegraven bodem. De gewonnen grondstof zal immers overeenkomstig het VLAREMA uitgekeurd worden voor een nieuwe toepassing.
De Vlaamse grondreinigingscentra hebben zeker nog voldoende capaciteit om grotere hoeveelheden verontreinigde gronden of alternatieve afvalstromen te verwerken. Helaas komen gemeentelijke afvalstromen zoals veegvuil en uitgegraven bodem nog te vaak op één hoop terecht en nadien onoordeelkundig gebruikt. Veegvuil (en rioolkolkenzand) bevatten vaak te veel fysische verontreinigingen en overschrijden de maximale concentraties aan verontreinigden. Dit aandachtspunt is zeker te bespreken met de nieuwe bewindsploegen na 14/10 ! •
ir. Mireille Verboven, FEBEM
Wie niet vertrouwd is met de sector van de recyclage van bouwen sloopafval zal zich de vraag stellen: “Wat is dat voor iets, dat eenheidsreglement?”
Het eenheidsreglement, één jaar later Het “eenheidsreglement” is inderdaad een wat bizarre benaming, welke in feite de lading niet dekt. In essentie betreft het immers een reglement dat handelt over de bewaking van de milieuhygiënische kwaliteit van gerecycleerde granulaten. In de aanvangsperiode van de recyclage van bouwen sloopafval, begin jaren 90, lag de nadruk op de bouwtechnische kwaliteit, welke gegarandeerd werd door een Copro-certificatie. Twee elementen hebben er toe geleid dat er een “eenheidsreglement” werd ingevoerd, namelijk het verschijnen op de markt van een tweede certificatie-instelling (Certipro) en de zorg van de OVAM om de milieuhygiënische kwaliteit te bewaken en te verbeteren. Eenheid slaat dan ook eerder op “één” reglement. De verschillende certificatie-instellingen zijn gebonden dit ene reglement toe te passen, wat moet leiden tot meer “eenheid” in de certificatie. Aanleiding voor de implementatie van het eenheidsreglement was uiteraard het verbeteren van de milieuhygiënische kwaliteit van de granulaten. Belangrijk daarbij is dat deze praktisch voor 100 % bepaald wordt door de kwaliteit van het aangevoerde puin bij de breker. Reden waarom gekozen werd voor een ketenbenadering. Dit werd opgenomen in het zogenaamde “ketenbeheersysteem” dat door de OVAM in 2011 werd goedgekeurd. Bedoeling is om de kwaliteit te beheersen bij elke schakel van de keten, dus vanaf de sloop tot gebruik in een werk. Bij de opmaak van het ketenbeheersysteem werd gekozen voor een “risico benadering”, met een onderscheid tussen puin met een Laag Milieurisicoprofiel (LMP) en puin met een Hoog Milieurisicoprofiel (HMP). Onder dit HMP profiel valt a priori o.a. puin afkomstig van niet-selectieve sloop en puin van sorteerders en containerparken. De behandeling van het puin bij een breker hangt in grote mate
34
af van dit risicoprofiel. Zo moet puin met een HMP in batch behandeld worden, naar analogie met de grondreiniging. De kostprijs voor HMP puin ligt dan ook een factor 10 hoger dan deze voor puin met een LMP. De mogelijkheid werd echter voorzien om van HMP over te gaan naar LMP mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Deze voorwaarden moeten vastgelegd worden in een Kwaliteitssysteem of Modelbestek. Maar de overheid heeft hier niet op gewacht om het “Eenheidsreglement” al in werking te laten treden. Het werd goedgekeurd bij ministerieel besluit van 25 juli 2011 en is in werking getreden in november van hetzelfde jaar. Er waren bij de aanvang twijfels over de werkbaarheid van een “levend” document, dat bij de minste wijziging van de modaliteiten door een nieuw ministerieel besluit moet goedgekeurd worden. Men onderschat gemakkelijk de strenge regels welke eigen zijn aan certificatie. Een certificatie-instelling dient zich rigoureus te houden aan de tekst van de reglementen. Elke wijziging van bijvoorbeeld de wetgeving (VLAREMA) dient dan ook praktisch onmiddellijk opgenomen te worden in het reglement. Ondertussen is gebleken dat deze vrees niet ongegrond was. Het eenheidsreglement handelt enkel over de kwaliteitsborging bij de breker en is dus beperkt tot één schakel in de keten. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de granulaten ligt dus nog volledig bij de exploitant van de breekinstallatie. Deze situatie moet dringend stoppen. Het is wel zo dat er werk wordt gemaakt van het Kwaliteitssysteem (voor sorteercentra) en het Modelbestek (voor exploitanten van containerparken). Zolang deze niet van kracht zijn, blijft er echter onduidelijkheid over het risicoprofiel van het puin. De eerste schakel in de keten is de sloop (of de renovatie). Het is dan ook van groot belang dat selectieve sloop de regel wordt bij het slopen van
35
constructies. Minstens moeten al de gevaarlijke stoffen voorafgaand aan de sloop verwijderd worden (asbest, PCB’s, teer, …). De Vlaamse Confederatie Bouw en de slopersvereniging CASO werken samen aan een kwaliteitsysteem voor slopers waarbij selectieve sloop centraal staat. Wat de praktische toepassing van het eenheidsreglement betreft, moeten een aantal zaken dringend op punt gesteld worden. Men mag niet vergeten dat één van de voorwaarden opdat het statuut van gerecycleerde granulaten overgaat van afval naar grondstof (Materialendecreet, VLAREMA) bepaalt dat de productie conform het eenheidsreglement moet gebeuren. Dit is een strikte voorwaarde. In de praktijk betekent dit, dat wanneer niet voldaan is aan één van de milieuhygiënische eisen (bijvoorbeeld uitloging metalen, gehalte organisch stoffen, gehalte asbest, …), de betrokken granulaten “afval” blijven. Deze moeten dan in principe een verdere behandeling ondergaan of eventueel gestort worden. De hieraan verbonden kosten kunnen hoog oplopen. In het geval van afwijkingen aan de bouwtechnische eisen bestaat er daarentegen vaak de mogelijkheid om toch nog een oplossing te vinden voor de granulaten, bijvoorbeeld in een laagwaardigere toepassing. Dit aspect van het reglement zal nog voor veel praktische problemen zorgen. Zoals hogerop aangehaald, dient het reglement de wetgeving en de nieuwe inzichten op de voet te volgen. Op dit ogenblik is het reglement nog niet geactualiseerd en dat leidt toch tot problemen. Er zijn ook een aantal redactionele fouten, welke men dringend dient recht te zetten. Een van de grootste praktische problemen is echter de lange duurtijd van de meeste milieuhygiënische proeven (bijvoorbeeld minimaal 8 weken voor de uitloogproef). De productie van granulaten is een
doorlopend proces. Het is dan ook evident dat granulaten 8 weken op stock laten liggen geen optie is. De sector vraagt zowel van de overheid als van de certificatie-instellingen een pragmatische aanpak. Het is belangrijk om procedures op punt te stellen welke tegelijkertijd werkbaar zijn en toch voldoende vertrouwen scheppen in de kwaliteit van de granulaten. Het voorbije jaar heeft ons geleerd dat het vervangen van de (langdurige) kolomproef door de (snellere) tweetrapsschudproef voor de bepaling van de uitloging van Cu en Cr geen gelukkige keuze was. Dit komt vooral door de beperkte correlatie tussen de gemeten uitloogwaarden bepaald met deze twee methoden. Ook hiervoor is een dringende aanpassing van het reglement nodig. Een laatste pijnpunt is zeker het feit dat de opvolging van de positie en activiteit van de mobiele brekers met een webgebaseerd GPS-systeem nog steeds niet op punt staat. Concluderend kunnen we stellen dat de toepassing van het eenheidsreglement een wat moeilijke start kent. Enerzijds te wijten aan het feit dat de eerste schakels in het ketenbeheersysteem (sloop, sorteerders, containerparken) nog niet georganiseerd zijn en anderzijds door de traagheid in de aanpassing van het reglement. Desondanks blijven wij overtuigd van het nut van dit reglement. •
Ir Willy Goossens, FPRG vzw
Vlaamse grondreinigers overleven dankzij Waalse gronden en afvalstromen De Vlaamse grondreinigers hebben vorig jaar in hun grondreinigingscentra ongeveer evenveel verontreinigde gronden kunnen reinigen als het jaar ervoor. In 2010 schommelde de totale tonnage iets onder 1 miljoen ton en in 2011 was dat juist boven 1 miljoen ton. Onder de gebruikte technieken zien we dat de biologische reiniging, waarbij onder gecontroleerde omstandigheden micro-organismen de verontreiniging afbreken, tonnages heeft verloren. Wij merken dat de saneringen van benzinestations, traditioneel een goede leverancier van gronden voor biologische reiniging, stilaan afgerond worden. We zien de laatste tijd ook de tendens bij de overheid dat gronden die vroeger moesten worden uitgegraven en gereinigd, nu onder een vorm van “risicobeheer” mogen blijven liggen. De gronden worden bijvoorbeeld omheind en ontoegankelijk gemaakt voor omwonenden. Maar de verontreiniging verdwijnt daar uiteraard niet mee. Een positieve evolutie is wel dat meer en meer steden en gemeenten hun afvalstoffen zoals rioolkolkenslib en in mindere mate veegvuil op een correcte manier laten verwerken bij grondreinigingscentra. Deze afvalstromen compenseren deels het verlies aan tonnages uitgegraven bodem, toch voor die bedrijven die beschikken over een fysico-chemische reinigingsinstallatie. Deze installaties kunnen immers
36
door gebruik van verschillende scheidingstechnieken zowel gronden (volgens VLAREBO) als afvalstoffen (volgens VLAREMA) behandelen. Opmerkelijk is wel dat de grondreinigers vaststellen dat daar waar de te reinigen Vlaamse gronden afnemen, er een toename is van verontreinigde gronden uit Wallonië. Sommige centra krijgen tot 30% van hun gronden aangeleverd uit Wallonië. Deze toename is logisch, gezien ook het Waalse gewest de laatste tijd inzet op het saneren van haar historisch passief en de nodige regelgeving ervoor heeft ontwikkeld, iets wat in Vlaanderen al langer het geval is. Maar dat neemt uiteraard niet weg dat het niet logisch is dat de Vlaamse hoeveelheden afnemen. Vlaanderen is nog lang niet gesaneerd! Wij merken als sector weinig ambitie bij de Vlaamse overheid om verder in te zetten op het reinigen van gronden. Hierdoor laten we kansen liggen voor de verdere ontwikkeling van onze Vlaamse gespecialiseerde bedrijven, én de daaraan verbonden tewerkstelling. Als deze evolutie zich doorzet, zal het interessanter worden voor de grondreinigingsbedrijven om eerder in Wallonië dan in Vlaanderen vestigingen te openen. • ir. Mireille Verboven, FEBEM
Overzicht
2010
2011
verschil
totaal aantal personeelsleden (bodemsanering) :
123
121
-2%
aantal personeelsleden in grondreiniging en tussentijdse opslag :
125
138
10%
tonnage biologisch gereinigde grond :
450.616
427.830
-5%
tonnage fysico-chemisch gereinigde grond :
359.370
365.743
2%
tonnage fysico-chemisch gereinigde afvalstoffen andere dan grond :
116.189
174.234
50%
tonnage thermisch gereinigde grond :
34.053
41.160
21%
tonnage tussentijdse opslag :
1.024.849
1.093.619
7%
Totaal # ton gereinigd
960.229
1.008.967
Wij produceren slijtdelen Een competente contactpersoon bij u in de buurt Meten en advies bij u ter plaatse Alleen bij CRACO: Premium-slijtvast staal CRACOX 400 tot CRACOX 650 Altijd leveringsmogelijkheden dankzij enorme voorraad ®
®
CRACO Belgïe Stefan van Marcke GSM 0498-515363 s.vanmarcke@telenet.bee
De milieubedrijven en hun personeel: een goede constante Voor de tweede maal op rij heeft FEBEM een analyse gemaakt van het personeelsbestand van onze leden. We bevroegen hiervoor onze grootste leden, om hiermee te vermijden dat we al onze tweehonderd leden-bedrijven moesten raadplegen. Onze inschatting is dat onze 5 grootste leden toch voor meer dan 75% van de tewerkstelling in de sector zorgen. Alles bij elkaar schatten wij het totaal aantal werknemers bij de FEBEM-leden op een kleine 8000. Wat valt er op? In de eerste plaats blijven wij een wel erg mannelijke sector. Maar liefst 80% van de personeelsleden is mannelijk. Dan doen we het op het FEBEM-secretariaat met 40% vrouwen beter! De mannen (in de sector) zijn bovendien een flink pak minder opgeleid dan de vrouwen. Slechts 19% van de mannen heeft een universitair of gelijkwaardig diploma terwijl dat bij de vrouwen liefst 45% is. Uiteraard kan dit verklaard worden door het feit dat de vrouwen vooral in de bediendepopulatie terug te vinden zijn en de mannen eerder in de arbeiderscategorie zitten. Bijna 45% van de mannen heeft enkel een diploma lager onderwijs. Trouwens, van alle personeelsleden zijn er 60% arbeiders en 40% bedienden. Een kleine 3% van de arbeiders heeft een universitair diploma of gelijkwaardig. Minder dan 10% van de bedienden heeft enkel een diploma lager onderwijs. En wat met de nationaliteiten? Ook hier toch een opmerkelijk verschil tussen arbeiders en bedienden. Daar waar meer dan 95% van de bedienden de Belgische nationaliteit heeft is dit bij de arbeiders 87%. Bij de bedienden zijn de ‘anderen’ vaak Nederlanders terwijl we bij de arbeiders een grote groep Marokkanen vinden. Waar wel een mooie gelijkheid tussen arbeiders en bedienden te merken valt, is de trouw aan de firma’s. Van beide groepen is zo’n 7% minder dan 1 jaar in dienst en zo’n 10% meer dan 20 jaar in dienst. Ook de categorieën ertussen komen overeen. De grootste groep bij de arbeiders (21%) is tussen de 5 en 10 jaar in dienst. Bij de bedienden vertegenwoordigen diegenen die tussen de 10 en 15 jaar in dienst zijn de grootste groep met bijna 22%. Ons personeel is dus zeker trouw te noemen aan onze bedrijven.
38
Naar leeftijd toe zijn de bedienden globaal genomen jonger dan de arbeiders. Als we de grens op 40 jaar zetten dan is 38% van de arbeiders jonger en bijna 50% van de bedienden. Met 40 jaar ben je dus nog steeds bij de jongeren in de sector. Deze iets oudere populatie hangt uiteraard samen met de vrij grote trouw van de personeelsleden aan onze bedrijven. De trouw aan de bedrijven zorgt er ten slotte ook voor dat de bovenstaande cijfers sterk te vergelijken zijn met deze van de voorgaande jaren en er nog niet echt trends te merken zijn. Wat wel vast te stellen is, is het toenemend gebruik door de sector van interim-arbeid (een stijging met zo’n 25%). Dit is te begrijpen gezien de steeds toenemende eisen van de klanten naar een flexibele service en het fenomeen dat er in onze sector heel wat seizoensgebonden aspecten zijn (bv. verhoogde glasafvalproductie op het einde van het jaar, sterke stijging van afvalproductie in toeristische zones tijdens zomermaanden etc…). •
Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM
NATIONALITEIT Arbeiders
Overzicht tewerkstelling in de afvalsector : %
87,930
Belgen
10,328
Anderen
3,403
Relevante groep in “Anderen” Bedienden
SITUATIE 31.12.2011 OPLEIDINGSNIVEAU
95,631
Belgen
79,768
Mannen
2,277
Anderen
6,493
Hoger universitair onderwijs
2,092
Relevante groep in “Anderen”
12,864
Hoger niet universitair onderwijs
37,591
Secundair onderwijs
43,052
Lager onderwijs
7,228
minder dan 1 jaar
20,232
Vrouwen
17,990
1 tot 3
13,038
Hoger universitair onderwijs
16,720
3 tot 5
32,057
Hoger niet universitair onderwijs
21,326
5 tot 10
32,297
Secundair onderwijs
17,593
10 tot 15
22,608
Lager onderwijs
8,618
15 tot 20
60,745
Arbeiders
10,524
meer dan 20 jaar
0,518
Hoger universitair onderwijs
2,271
Hoger niet universitair onderwijs
7,249
minder dan 1 jaar
39,323
Secundair onderwijs
18,340
1 tot 3
57,888
Lager onderwijs
14,746
3 tot 5
39,255
Bedienden
18,959
5 tot 10
19,051
Hoger universitair onderwijs
21,871
10 tot 15
39,766
Hoger niet universitair onderwijs
9,480
15 tot 20
31,319
Secundair onderwijs
9,232
meer dan 20 jaar
9,864
Lager onderwijs
JAREN IN DIENST Arbeiders
Bedienden
LEEFTIJD Arbeiders 0,079
Jonger dan 20 jaar
3,495
20 tot 25
8,658
25 tot 30
11,120
30 tot 35
14,813
35 tot 40
17,077
40 tot 45
18,745
45 tot 50
14,853
50 tot 55
9,055
55 tot 60
2,105
Ouder dan 60 jaar Bedienden Jonger dan 20 jaar
2,912
20 tot 25
11,710
25 tot 30
16,853
30 tot 35
18,030
35 tot 40
19,765
40 tot 45
15,180
45 tot 50
8,240
50 tot 55
5,390
55 tot 60
1,921
Ouder dan 60 jaar
39
GZ-Zone 8, Oosterring 23, B-3600 Genk Telefoon 089 - 623830 / Fax089 - 623829 E-mail: info@terbergmatec.be www.terbergmachines.nl
41
FEBEM, Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer
ETHISCH EN DEONTOLOGISCH CHARTER VAN DE BEDRIJFSFEDERATIE FEBEM, DE FEDERATIE VAN DE MILIEUBEDRIJVEN DE LEDEN VAN FEBEM STAAN GARANT VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EN CORRECTE DIENSTVERLENING DIE MENS, MILIEU EN MAATSCHAPPIJ TEN GOEDE KOMT. FEBEM EN HAAR LEDEN ZIJN OVERTUIGD DAT HET SUCCES VAN DE FEDERATIE EN HAAR LEDEN TE VERBINDEN IS MET HET VERTROUWEN DAT MEN KAN HEBBEN IN DE FEDERATIE EN DE LEDEN. VOOR FEBEM EN HAAR LEDEN STAAN VOOROP · professionalisme: een professionele werking met aandacht voor kwaliteit en het resultaatsgericht organiseren van de dienstverlening; · partnerschap: een open werking waarbij discussies constructief en oplossingsgericht worden gevoerd met aandacht en respect voor ieders mening; · groepsgeest: FEBEM en haar leden vormen een team en komen als een groep naar buiten; · waardeschepping: een toegevoegde waarde voor de sector in België, de klanten en het leefmilieu; · respect voor het leefmilieu: de vrijwaring van het leefmilieu voor de toekomstige generaties, daar werken FEBEM en haar leden dagdagelijks aan; · wederzijds respect: meningsverschillen vormen de kleur van de democratie, andere meningen dienen voldoende aandacht te krijgen en mogen niet leiden tot conflicten.
Deontologische code
DE LEDEN VAN FEBEM STELLEN ZICH GARANT · de wetgeving te allen tijde te respecteren; · een eerlijke concurrentie te voeren waarbij respect voor de vrije marktwerking centraal staat; · het imago van de sector te verbeteren; · voortdurend te streven naar verbetering ten voordele van klanten, partners, maatschappij en leefmilieu; · de volledige medewerking te verlenen aan de overheidsinstanties in zoverre FEBEM het eens is met de betrokken overheidsstandpunten.
NAAR DE FEDERATIE TOE ZULLEN DE LEDEN · zich neerleggen bij consensusbeslissingen van de federatie; · collegiaal zijn met de federatie en de andere leden; · in FEBEM-vertegenwoordigingen waarin men zetelt enkel het FEBEM-standpunt verkondigen; · maximaal participeren aan de FEBEM-evenementen zoals studiedagen, Algemene Vergadering, Ledenraden, Trefdagen, Werkgroepen en Task Forces; Federatie een “code van goede praktijk” uitgewerkt Indien een bedrijf volwaardig lid wenst te worden · zich zoveel mogelijk eerst naar de federatie richten alvorens problemen van algemeen belang aan te kaarten bij overheden; van FEBEM, moet het zich verbinden de deontolode behandeling van asbestafval én een codeen interne structuren · een transparantievoor vertonen naar de federatie toe betreffende activiteiten, financiële resultaten (organogram) waarbij de de federatie zich borg stelt voor nodige confidentialiteit. gische code van de Federatie te respecteren. Deze voor aanvaarding vandeafvalstoffen op stortplaat-
sen. Een code voor de problematiek van het mengen code bevat enkele duidelijke engagementen naar van afvalstoffen is in ontwerpfase, net FEBEM als enkele het respecteren van wetgeving toe en schrijftFEBEM ook vertegenwoordiger lid richtlijnen voor de recuperatie van papier en karton. een bepaalde collegialiteit voor. Voor FEBEM zijn dit basisverklaringen, waar elk regulier bedrijf zich Het is de bedoeling deze codes te laten omzetten in regelgeving maar in tussentijd moeten onze leden moet aan houden. Er is dan ook een duidelijke procedure voorzien indien zou worden gesignaleerd deze codes wel te respecteren. FEBEM meent dat dat een van onze leden deze deontologie niet zou op deze manier de Federatie effectief werk maakt van de verdere professionalisering van de sector en respecteren. Deze procedure is al enkele malen in zonder “windowdressing” ten velde zaken helpt verwerking gezet met telkens een uitklaring van enkele onduidelijkheden als gevolg. De code zorgt dus ook beteren. Het FEBEM-lidmaatschap is dus ook duidevoor een betere sfeer tussen de bedrijven en is ook lijk een kwaliteitslabel, wat uitwendig gemaakt wordt een kapstok voor verdere uitwerkingen binnen enkele door een ingekaderde verklaring die de volwaardige sectoren. Zo is in het kader van deze code door de leden ontvangen. •
Nieuwe toolboxfiches om het veiligheidsen milieubewustzijn te stimuleren Binnen de werkgroep QESH werkt FEBEM gestaag verder aan de uitbreiding van de lijst met toolboxfiches. Een toolboxfiche bestaat uit één tot twee A4-tjes, met informatie over één bepaald veiligheidsof milieuthema, zo veel mogelijk geïllustreerd met foto’s en tekeningen. Deze fiches zijn opgesteld door en voor sectorgenoten, dus specifiek afgestemd op situaties uit de afvalinzameling en –verwerking. Het is de bedoeling dat leidinggevenden deze fiches gebruiken als aanknooppunt om overleg te plegen met de mensen op de werkvloer, de zogenaamde toolboxmeeting (of veiligheidskwartiertje).
Onderstaande tabel geeft de lijst van behandelde onderwerpen weer, de blauwe lijnen zijn nieuw … en er zijn nog meer fiches in de maak! Via de Flash blijf je hierover op de hoogte. De nummering van de fiches is van geen belang. Op ons extranet zijn ze te downloaden in beide landstalen, in pdf en in wordversie. Via de “TAG’s” kan je gemakkelijk de fiches terugvinden binnen een bepaalde categorie. Samen werken we aan een veiligere en milieubewustere werkomgeving! •
ir. Mireille Verboven, FEBEM
43 Nieuwe toolboxfiches : TB N°
VEILIGHEIDSTOOLBOXFICHE
01
PBM - Signalisatiekledij
02
Indeling, Etikettering en Verpakking van chemicaliën
03
Machinerichtlijn: belang van de noodstop
04
PBM - Persoonlijke beschermingsmiddelen (algemeen)
05
Veilig omgaan met gevaarlijke producten
06
Veilig werken met een heftruck
07
Veilig gebruik van ladders
08
Veilig omgaan met insecten
09
Schadelijk geluid en trillingen
10
Betreden van besloten ruimten
11
Heffen en tillen van lasten
12
Hand- en armseinen
13
Veilig en goed beschermd de winter door
14
Veilig openen van afzetcontainers
15
Vallen en struikelen
16
Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag
17
PBM – Stofmaskers
18
EHBO bij ongelukken met gevaarlijke stoffen
19
Hygiëne
20
Brandpreventie
21
Veilig omgaan met biologische agentia
22
PBM – Veiligheidsschoenen
23
Veiligheids- en gezondheidssignalisatie
24
Veilig wegtransport van afvalstoffen
25
Veilig & correct gebruik van gasdetectoren
26
Waakzaamheidsprocedure radioactiviteit (schrootbedrijven)
27
Waakzaamheidsprocedure radioactiviteit (sorteercentra)
28
Radioactiviteit in afval (meetportieken)
29
Risicostoorstof: houders onder druk
30
Vermijd ongevallen in het verkeer
31
Veilig afnetten
32
Inzameling vlakglas voor recyclage
33
PBM - Veiligheidshelm dragen
34
Handgereedschappen
35
Ladingzekering losgestorte goederen
36
Beeldschermwerkpost
TB N°
MILIEUTOOLBOXFICHE
M01
Gepast reageren bij milieu-incidenten
M02
Teerhoudendheid van B&S
M03
Minder stof en -stofverspreiding (schrootbedrijven)
M04
Minder stof en -stofverspreiding (sorteer- en recyclagebedrijven van puin)
Professioneel imago van de afvalsector en van febem nog verstevigd
FEBEM hecht erg veel belang aan een correct beeld van de sector en van de Federatie, zowel bij stakeholders als bij de eigen leden. In 2006 voerden we al een eerste maal een uitgebreide imagostudie uit, in het voorjaar van 2012 hebben we deze hernomen. Ook deze keer hebben we bij de overheid, politici, zuster- en koepelfederaties, pers… gepeild naar het beeld dat daar over onze sector en federatie leeft. Anders dan in 2006 gebeurde dit niet enkel in Vlaanderen, maar ook in Wallonië. En bovendien ook bij onze eigen leden. De uitvoering van de studie was toevertrouwd aan Grip, een marktonderzoeksbureau met een zeer ruime ervaring in de milieusector. Tijdens een dertigtal dieptegesprekken met belanghebbenden peilden Jean Pierre Poppe en Kris Staels van Grip naar de antwoorden. DE SECTOR
44
Afval is te eng, milieu te ruim Het is niet evident onze sector exact te omschrijven. Van oudsher gegroeid vanuit afvalverwerking, is dit vandaag veel ruimer. Denk maar aan het luik bodem of aan de spelers uit de hernieuwbare energiesector. Bovendien is de sector nog steeds volop in beweging. De gemeenschappelijke noemer voor alle bedrijven actief binnen onze sector is duidelijk het werken met
“In economische termen is de sector niet onbelangrijk.” materiaalstromen en (secundaire) grondstoffen. Alle activiteiten van onze leden betreffen de valorisatie van “afval” (zowel afvalproducten als vervuilde grond), door het omzetten van dit afval naar een nieuwe grondstof, naar een gerecycleerd product of naar energie. Matuur en professioneel De sector is matuur en professioneel geworden: correct, duurzaam, en met een prima dienstverlening. Delicten zijn de uitzondering op de regel en gebeuren enkel nog bij kleinere, atypische bedrijven. Technologisch aan de top Onze kennis van zaken is en blijft top op wereldvlak. De sector blijft zoeken naar technologische optimalisaties om de efficiëntie te verhogen. Een meer dan waardevol exportproduct dus. Cradle to cradle is meer dan een hype Sluiten van kringlopen, energierecuperatie, (secundaire) grondstoffen… De sector zit volop in een grondige (r)evolutie. Intersectorale samenwerking zal daarbij een onmiskenbare hefboom zijn. Daarbij aansluitend zijn discussies over het beste gebruik van de afvalstromen zeer actueel.
45
“De federatie wordt unaniem beoordeeld als uiterst professioneel.” Een aanzienlijk economisch en maatschappelijk belang In economische termen is de sector niet onbelangrijk. De verruiming van de sectorgrenzen en de intrede van nieuwe spelers doen het belang alsmaar toenemen. Vraag is wel of het openstellen van de grenzen hierop geen negatieve invloed zal hebben. Het maatschappelijke belang van de sector ligt vooral in de belangrijke rol die onze bedrijven vervullen bij het realiseren van het vooropgestelde milieubeleid en de volksgezondheid. Positieve communicatie gewenst De sector wordt niet zo vaak in de pers vermeld. Is dat toch het geval, dan gaat het vaak om negatieve berichtgeving. Terwijl er een massa positief nieuws te melden valt. Een meer actieve houding naar de pers lijkt aangewezen. DE FEDERATIE Professioneel en dynamisch… De federatie wordt unaniem beoordeeld als uiterst professioneel. De standpunten geven blijk van een doordachte visie, opgebouwd vanuit een positieve ingesteldheid waarbij de federatie met open vizier kijkt naar de omgeving en het overleg met diverse betrokkenen opstart. Het gaat duidelijk om meer dan uitsluitend het verdedigen van de sectorbelangen. Zowel stakeholders als leden zien het FEBEM-team als ervaren en deskundig. De FEBEM-ploeg is veelvuldig aanwezig op zeer diverse contactmomenten en steeds makkelijk aanspreekbaar. Bij vragen volgt snel een accuraat antwoord.
… en communicatief FEBEM wordt ervaren als een federatie die zeer communicatief is en dit op een open en transparante manier. Zowel naar leden als naar alle relevante stakeholders. Iets minder naar de brede buitenwereld (bijvoorbeeld in de pers) waar mogelijkheden liggen, bijvoorbeeld voor berichtgeving rond technologische vernieuwingen.
FEBEM: het aanspreekpunt bij uitstek De respondenten zien de federatie als een prima vertegenwoordiger voor haar sector. Voor het segment “afval” is FEBEM het enige en zeer professionele aanspreekpunt. Voor het luik “bodem” is dat net iets minder: FEBEM profileert zich hier net wat minder sterk en is er weliswaar de belangrijkste maar niet de enige spreekbuis. Opgelet voor een te grote spreidstand Het ledenbestand is de afgelopen jaren sterk aangegroeid, de sectorgrenzen schoven verder op. Hierin schuilt een potentieel gevaar voor tegenstrijdige belangen. Wat zou kunnen maken dat de standpunten van FEBEM minder helder en uitgesproken worden omdat vaker naar een compromis dient gezocht. Samenwerking met Coberec: te verduidelijken De nauwere samenwerking met Coberec versterkte de impact van de federatie. Anderzijds blijft er onduidelijkheid over de volgende stappen en de intensiteit van deze samenwerking in de toekomst. Intersectorale samenwerking is de toekomst Gelet op het steeds toenemend belang van cradle to cradle is er een uitdrukkelijke vraag naar initiatieven om de intersectorale samenwerking verder uit te bouwen. Dit laat immers toe innovatieve initiatieven te ontwikkelen en kennis te delen. •
Kris Staels, marktonderzoeker, GRIP
U kan het rapport bekomen bij FEBEM. Het onderzoek werd uitgevoerd door Marktonderzoeksbureau Grip, Jean Pierre Poppe/ Kris Staels, telefoon 052/52 03 43 of e-mail grip@pandora.be.
FEBEM-JAARRAPPORT 2011-2012 voorgesteld op Algemene Vergadering
Dit jaar combineerde FEBEM het klassieke Jaarbericht met haar duurzaamheidsverslag en voegde alles samen in het “FEBEM-JAARRAPPORT”. Dit om de evidente redenen dat de activiteiten van een federatie van milieubedrijven én van haar leden onmiddellijk te maken hebben met duurzaamheid. Het Jaarrapport werd voorgesteld op de Algemene Vergadering van FEBEM in de Antwerpse Zoo. Maar dan 150 personen, uitsluitend FEBEM-leden en FEBEM-partners waren hierop aanwezig. Centraal in het rapport stond uiteraard het nieuwe Materialenbeleid gezien dit wel dé evolutie was van de afgelopen periode. De juridische stappen zijn veelal gezet, nu is het vooral een kwestie om de daad ook bij het woord te voegen en in de praktijk inderdaad te komen tot het meer gebruiken van afvalstoffen als nieuwe grondstof voor materialen en energie. Dat begint met het verder doorvoeren van het scheiden van bedrijfsafvalstoffen, aan de bron en indien dat niet mogelijk, achteraf in sorteercentra. Maar uiteraard moet er voor al dat gescheiden materiaal ook afzetmogelijkheden bestaan, anders dreigen er bergen van secundaire grondstoffen te ontstaan.
Het rapport is beschikbaar op de vernieuwde FEBEM-webiste.
46
In het rapport liet FEBEM verschillende externen aan het woord om hun visie op de sector te geven. Zo gaf Bart Vercauteren, manager bij Deloitte zijn visie op de economische kansen en uitdagingen voor de sector en wezen Joris Trog en Jan Denys van Randstad op de kansen die uitzendarbeid en outplacement kunnen bieden voor de sector. Frans Geysels, hoofdcommissaris van de centrale dienst Leefmilieu van de Federale Politie pleitte voor meer experten bij de toezichthouders om bijvoorbeeld een goed onderscheid te maken tussen afval en end-of-waste-materialen. Dennis Pohl van de FOD Leefmilieu pleitte dan weer voor een sterk toezicht om consumenten alle garanties te bieden inzake veilige producten en verpakkingen. • Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM
47
Bedrijfsafvalstoffen: sorteren aan de bron is de boodschap De nieuwe Vlaamse wetgeving inzake afval- en materialenbeleid wil ook de selectieve inzameling aan de bron bij de bedrijven verder ontwikkelen.. Ten eerste wordt de pmd-afvalinzameling bij bedrijven verplicht vanaf midden 2013. Ten tweede moet er tegen 1 juli 2013 een contract worden opgemaakt tussen afvalstoffenproducent en de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar. Dat maakt van 1 juli 2013 een belangrijke datum. We vroegen aan Jan Verheyen, woordvoerder van de OVAM om tekst en uitleg. FEBEM FOCUS (FF): Waarom de invoering van de verplichte selectieve inzameling van pmd-afval bij bedrijven? Jan Verheyen: Pmd-afval is dezelfde fractie thuis als op de werkvloer. In VLAREMA wordt het gedefinieerd als afval van plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons bestemd voor gebruik door huishoudens of vergelijkbaar bedrijfsmatig gebruik. Het basisidee is wat je thuis kan, kan je op het werk evengoed. Het is een gelijktrekken van een situatie. De reden van de latere invoeging in VLAREMA ligt in het proefproject van Fost Plus rond de pmd-afvalinzameling bij bedrijven. Dit werd eerst geëvalueerd vooraleer over te gaan tot het inschrijven in de wetgeving. FF: Wat wordt er anderzijds juist verwacht van de globale contractverplichting tot selectieve inzameling? Jan Verheyen: Daarvoor wil ik even teruggrijpen naar de beleidsdoelstelling van de Vlaamse regering. Sortering aan de bron wordt gezien als de prioritaire schakel om het afvalstoffenbeleid om te vormen naar een materialenbeleid. Het doel is om materiaalkringlopen te sluiten om zo een antwoord te bieden op mogelijke en/of dreigende tekorten aan natuurlijke hulpbronnen. Via VLAREMA wensen we hier verder invulling aan te geven. De verplichting voor bedrijven om hun afval
selectief in te zamelen bestaat al meer dan 10 jaar. In de wetgeving wordt deze verplichting nu duidelijker in de kijker gezet door het creëren van een informatieplicht voor de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar, -makelaar. Deze bedrijven krijgen zo een actieve rol in de sensibilisering rond de selectieve inzameling van bedrijfsafvalstoffen. De informatieplicht houdt in dat er een verplichting is tot het opmaken van een contract bij de inzameling van gemengd bedrijfsafval (dus de restfractie) met daarin de vermelding van de verplicht selectief in te zamelen fracties. Voor de afvalproducerende bedrijven biedt de opmaak van het contract een houvast om in regel te zijn met de verplichting tot selectieve inzameling. We verwachten van de inzamelaars van het gemengde bedrijfsafval het initiatief tot het aanbieden van een contract aan de afvalstoffenproducent.
FF: Nu de wetgeving is aangepast, plant de OVAM nog andere acties om te komen tot meer sortering aan de bron? Jan Verheyen: Dit najaar zetten we in op sensibilisering van de bedrijfswereld via een grote communicatiecampagne. Als overheid vragen we hen hun schouders te zetten onder meer en betere selectieve inzameling. En we zullen deze communicatie blijven herhalen. Het gaat tenslotte om een gedragsverandering die we willen teweegbrengen, en dan is het blijven herhalen van de boodschap een noodzaak. We gaan ook monitoren of de verplichtingen worden nageleefd. In dat verband vinden momenteel sorteerproeven plaats op bedrijfsrestafval, zowel van rolcontainerafval, als afzetcontainers. Die proeven verlopen in nauwe samenwerking ĂŠn met medewerking van FEBEM-leden. Hier voelen we als overheid duidelijk de positieve betrokkenheid van de sector. De sorteerproeven zullen een nulmeting geven, om na te kunnen gaan of onze inspanningen, zowel van de OVAM als de sector, op vlak van communicatie en sensibilisering zijn effect hebben gehad. â&#x20AC;˘
Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM (met dank aan Katrijn Siebens, OVAM)
HERTSENS TRANSPORT NV
Heirbaan 9,
9150 KRUIBEKE
T 03/250.12.20 F 03/250.12.24 www.hertsens.eu info@hertsens.eu
Als het om correcte service gaat
49
De sociale en reguliere economie: liefde of haat? Onze federatie is al enkele jaren op zoek naar een goed evenwicht met de sociale economie. Wij staan open voor samenwerkingen maar merken ook dat er soms een rechtstreekse concurrentie speelt tussen de twee sectoren. Dat de sociale economie daarbij van enkele structurele voordelen kan genieten is uiteraard moeilijk verdedigbaar in een rechtstreekse concurrentie. In de reguliere milieubedrijven werken bovendien heel wat laaggeschoolde personen, zoals onlangs weer bleek uit de FEBEMbevraging. FEBEM en RESSOURCES, de federatie van bedrijven uit de sociale economie in Wallonië, hebben elkaar al enkele malen ontmoet om deze vergelijking te objectiveren en om duidelijk aan te geven waar de problemen zich voordoen. Dé gelegenheid voor de Voorzitters van de twee federaties om elkaar wat beter te begrijpen. David Vanheede (Voorzitter van FEBEM) : “de eerste moeilijkheid is vaak precies te weten wat men verstaat onder « sociale economie ». Een paar jaar geleden dacht men vaak aan gehandicapten, maar dat is geëvolueerd naar mensen met een « sociale » handicap.” Marc Detraux (Voorzitter van RESSOURCES) Eerst denk ik dat het aantal markten waar wij elkaar beconcurreren volgens mij zeer beperkt is.
Dit gezegd zijnde, is het waar dat de sociale economie niet goed gekend is. Ze wordt in Wallonië gedefinieerd door een Waals decreet dat 4 criteria oplegt waaraan “sociale economie” moet voldoen : • Het doel is sociaal (een dienstverlening aan de leden of aan de gemeenschap), eerder dan winst ; • Autonoom beheer ; • Democratisch beslissingsproces ; • Werkgelegenheid primeert op kapitaal bij de herverdeling van de inkomsten. Aan deze criteria voldoen de meest gevarieerde structuren, zoals vzw’s, beschutte werkplaatsen, ziekenfondsen, stichtingen of bedrijven met een sociaal doel. Het feit dat dienstverlening aan de leden of aan de gemeenschap het doel moet zijn, impliceert een verschillende manier van werken EN van financiering. De sociale economie bevindt zich tussen de openbare sector en de privébedrijven, maar de cursor zit niet vast, hij krijgt voor elke structuur en naargelang het doel dat wordt nagestreefd, een verschillende plaats. Wat betreft de criteria voor de bedrijven met een sociaal doel, die zijn vastgelegd in de federale wet op de vennootschappen (artikel 661 bepaalt de negen punten waaraan moet voldaan zijn om dit statuut van onderneming met sociaal oogmerk te bekomen). Drie van deze punten zijn voor de reguliere bedrijven niet evident om na te leven (en om dus bv. op basis daarvan ook mensen tewerk te stellen met een sociaal statuut). Deze drie zijn: • De vennoten of aandeelhouders streven slechts een beperkt vermogensvoordeel na (maximum 6 % return) • Niemand kan meer dan 10% van de stemmen hebben op de Algemene Vergadering (ook al heeft hij meer dan 10% van de aandelen). • Er moet voor de personeelsleden de mogelijkheid voorzien worden om vennoot te worden.
David Vanheede: “Het zijn natuurlijk deze elementen die ervoor zorgen dat het openstellen van deze werkvormen naar reguliere bedrijven moeilijk tot onmogelijk zijn.. Hoe wilt u een aandeelhouder uitleggen dat hij niet kan beslissen naargelang zijn inbreng ?” Marc Detraux: “Dat is wat ik zei : het doel is verschillend, de sociale economie is niet gericht op het maximaliseren van de winst. Eens een organisatie voldoet aan het statuut van sociale economie kan het als een VSO’s (Vennootschappen met Sociaal Oogmerk) een erkenning bekomen, hetzij federaal of regionaal. Via de federale erkenning kunnen ze bijvoorbeeld genieten van SINE-jobs (WAT?) of zelfs « artikels 60ers van de OCMW-wetgeving ». De in dit kader toegekende subsidies zijn bedoeld om een zeer zwakke productiviteit van de werknemers te compenseren en te zorgen voor een belangrijke omkadering. Wanneer een bedrijf uit de sociale economie een zeer langdurig werkloze aanneemt, moet men beginnen met hem aan te leren om ’s morgens op te staan en niet te laat te komen, om elke dag aanwezig te zijn, enz. Dat lijkt triviaal, maar het is de realiteit van de sociale economie.” Marc Detraux
Peter Bosmans, Afgevaardigd Bestuurder van Febecoop Consulting, een erkend consultant in de sociale en coöperatieve economie, probeert ons ook doorheen het complexe landschap van de Belgische sociale economie te gidsen. Bosmans: “ De meeste elementen verbonden aan de sociale economie zijn geregionaliseerd. Zaken zoals de fiscaliteit en het vennootschapsrecht zijn een federale bevoegdheid gebleven.. Dat is waarom het voor een leek moeilijk is om daaruit wijs te geraken. De recente zesde hervorming zal niets veranderen aan de betrokken bevoegdheidsverdelingen... Maar toch worden de gewesten ook hier steeds belangrijker. Het komt aan de gewesten toe om te bepalen wat ze willen subsidiëren, en dus welke juridische structuren daarvan kunnen genieten. Momenteel stelt men zo al vast dat Wallonië restrictiever is dan Vlaanderen. De hiernet door deheer Detraux geschetste Waalse voorwaarden om in aanmerking te komen als sociale economie tellen niet in Vlaanderen. Daar kunnen reguliere bedrijven dan ook makkelijker sociale tewerkstelling in hun werking incorpereren.“ FEBEM: Een andere kwestie die vaak terugkomt, is die van de paritaire comités. Zitten de werknemers van de sociale economie niet in voordeligere comités dan de werknemers van de reguliere bedrijven.
50
Marc Detraux: “Neen, da’s echt een misvatting. Het PC 327 is er enkel voor de beschutte werkplaatsen. Over het algemeen bevinden de werknemers van de bedrijven in de sociale economie zich in hetzelfde paritaire comité als de werknemers van de reguliere bedrijven.”
51 David Vanheede: “Marc heeft gelijk om te preciseren want dat is inderdaad een veel gehoorde misvatting. Het uniform maken van de paritaire comités voor een identiek werk is hoe dan ook belangrijk voor FEBEM want zorgt voor een eerlijke concurrentie. Trouwens, bedrijven met een sociaal oogmerk zijn al lid van FEBEM als ze het statuut van een commerciële vennootschap hebben, onderworpen zijn aan BTW en vennootschapsbelasting en onder het Paritair Comité vallen dat ook van toepassing is voor de reguliere bedrijven. Ook wij werven laaggekwalificeerde werknemers aan dat mag ook niet vergeten worden. Ik kan ten slotte enkel vaststelleb dat bepaalde opdrachten al worden toegekend aan de sociale economie, ik denk daarbij aan de fijnmazige inzameling bij RECUPEL. In zo’n gevallen mag men toch niet over één nacht ijs gaan en moet men goed onderzoeken of er met het betrokken bedrijf wel sprake is van eerlijke concurrentie. Vooral onze toezichthoudende overheid zoals OVAM heeft daar een rol te spelen die ze m.i. vandaag nog onvoldoende vervuld.”
Marc Detraux: “De realiteit is soms nog complexer. Ik denk dan aan de bedrijven voor vorming door arbeid die als taak hebben om werkzoekenden op te leiden, maar waarvan de activiteiten slechts voor 80% gefinancierd worden door de overheid. Ze zijn dus verplicht om de resterende 20% te financieren door commerciële activiteiten. Bijvoorbeeld in het hergebruik van afvalstoffen zijn deze bedrijven dan actief.” David Vanheede: “Ik begrijp uw redenering, maar wij zien toch liever dat men zich dan aandient als partner en niet als concurrent. Heel wat leden van FEBEM werken nu al samen met de sociale economie waarbij ieder zijn eigen functie kan vervullen..” Marc Detraux: “FEBEM en RESSOURCES gaan in dialoog met elkaar, dat is al een belangrijk punt en het begin om nog meer samen te werken. Als de private sector hiermee nog meer oog krijgt voor de sociale economie dan is dat enkel toe te juichen.” • Cédric Slegers, adjunct-directeur FEBEM
Spot on! Perfect RDF bales by Bollegraaf.
At Bollegraaf we appreciate the fact that, like any other profit driven operation, the recycling industry is subject to economic drivers. Therefore, we aim to make your business as profitable as possible. Not surprisingly, the Bollegraaf solution for RDF is the very best in the market. Our balers for instance feature a pre-press flap, optional extra channel cylinders and plastic wiring, which ensure maximum capacity, the highest possible bale weight and a maximum yield. With Bollegraaf you will make the most of waste. For further information contact Bollegraaf, at +31 (0)596 65 43 33 or visit our website www.bollegraaf.com
BOL2083_adv_RDF_171x121_fc.indd 1
17-09-12 17:39
Afval revaloriseren met zo min mogelijk downcycling is makkelijker gezegd dan gedaan Een aanpak met meer aandacht voor samenwerking in de keten geeft alvast betere slaagkansen voor revalorisatieprojecten in een vaak complex ecosysteem. Afval is grondstof; maar te veel van de grondstof wordt gerecycleerd in laagwaardiger toepassingen, of wordt brandstof. Voor we de kloof tussen de hoge recyclagepercentages en het werkelijk gehalte aan gerecycleerd materiaal in onze producten gaan dichten, moet er nog veel gebeuren. Niet dat we niet willen; zowel bedrijven en overheid geven duidelijk blijk van hun wil om resource efficiency te verbeteren. Maar de voorbeelden van geslaagde projecten zijn stuk voor stuk verhalen van goede ideeën maar ook moeizame vooruitgang en hard labeur - iets als Einsteins’ 1% inspiratie versus 99% transpiratie. Er zijn inderdaad heel veel hindernissen te nemen om een afval uit een keten opnieuw te gebruiken in dezelfde of een andere keten. Net zoals andere initiatieven die moeten rekenen op inspanning van veel spelers in een keten, kampen projecten rond revalorisatie van afval met veel uitdagingen:
52
• Veel spelers - Er zijn heel veel schakels en spelers in een keten die mee in dezelfde richting moeten; van de huidige grondstofleveranciers over het gefragmenteerde productieapparaat en de verschillende overheden naar de eindklant, die tegelijk veeleisend koper en kritische eerste schakel in de recyclage is. • Veel onbekenden - Ze kennen mekaar meestal slecht (enkel hun directe leverancier of klant maar niet verder in de keten) en voelen zich onveilig als er verandering op til is.
• Belangen - Ze hebben elk hun (vooral) kortetermijnbelangen en uitdagingen, die het moeilijk maken de langetermijnopportuniteit te zien of er tijd en middelen in te investeren; waarom investeren in een onzekere en misschien duurdere duurzame grondstof zolang de ‘niet duurzame’ geen probleem oplevert? • Transparantie versus vertrouwelijkheid - Om naar een oplossing toe te werken moet men dikwijls informatie delen die een stuk knowhow kan blootgeven of kan misbruikt worden – bijvoorbeeld de exacte samenstelling van een grondstof, of de exacte bestemming van gerecycleerd afval. • Kennis en communicatie – iedereen bekijkt de uitdaging vanuit zijn eigen kader en praat dikwijls met eigen jargon, wat makkelijk tot misverstand, tijdverlies en erger leidt. • Middelen – bijna iedereen is onderbezet en moet steeds meer doen met minder. Een transformatieproject trekken met veel mensen doorheen veel organisaties ondervindt vlug last van vertragingen en storingen. Gevolg is dat een initiatief om de materiaalstromen in een keten meer te sluiten vlug een meerjarenplan wordt dat traag vooruitgaat. Toch weten we dat er geen ontkomen aan is, dat de druk (recyclagedoelstellingen, toekomstige preventiedoelstellingen, grondstofprijzen, grondstofschaarste, …) alleen maar zal stijgen en dat we er eigenlijk alleen maar voordeel kunnen bij hebben om bij de koplopers te zijn in revalorisatie van afval.
53
Complexe afvalrevalorisatieprojecten met veel betrokken partijen
Hoe overwinnen we dan de uitdagingen van samenwerking in de keten? Over het opzetten van samenwerking in een ecosysteem met veel spelers kunnen we heel wat leren van de succesfactoren voor samenwerking die Elinor Ostrom vond tijdens haar onderzoek naar beheer van complexe economische ecosystemen (een levenswerk waarvoor ze in 2009 de Nobelprijs voor economie kreeg): • Zorg voor transparantie in de samenwerking; • De resultaten voor de groep op lange termijn zijn duidelijk; • De voordelen van actief meewerken voor elke deelnemer zijn duidelijk; • Duidelijke voorwaarden om toe te treden of eruit te stappen; • Communiceer intensief tussen de betrokken partijen; • Hoe vaker je samenwerkt, hoe groter de kans op slagen; • Duidelijke en overeengekomen sancties voor wie zich niet aan de afspraken houdt. Het is dus heel belangrijk genoeg energie te besteden aan het opzetten van een duidelijk samenwerkingscontext en doel, die de belangen van zowel de waardeketen op zich als de individuele spelers erin respecteert en ook zichtbaar maakt. Respect voor alle spelers in de waardeketen betekent ook respect voor hun knowhow. Een goede samenwerking opzetten kan de nodige inventiviteit vragen om een goede balans te vinden, niet alleen tussen voordelen en lasten voor elke partij, maar ook tussen transparantie en vertrouwelijkheid, om ervoor te zorgen dat het resultaat toch gehaald wordt, ook als niet alle informatie of de identiteit van iedereen in de keten kan gedeeld worden. Het vertalen van een initiatief naar een haalbaar project vraagt dus sensitiviteit en denkkracht in de onderhandelingen, maar is absoluut noodzakelijk vooraleer men de projectfase kan aanvliegen.
Eens de projectfase van start gaat , blijft er nood aan heel intensieve en effectieve communicatie • Om het gecreëerde vertrouwen en gezamenlijke visie te blijven ondersteunen en bewaken; • Om de kennisuitwisseling te ondersteunen. Dit gaat veel verder dan uitwisselen van documenten, want veel kennis is latent en heeft interactie nodig om bruikbaar te zijn; • Om alle spelers de nodige informatie aan te reiken zodat ze effectief hun bijdrage kunnen leveren; • Om gepast en vlug te kunnen bijsturen bij nieuwe ontwikkelingen. Het is hierbij heel belangrijk om de verborgen spelers in de keten niet uit het oog te verliezen: partijen die omwille van confidentialiteit of praktische redenen niet direct bij het project betrokken zijn (bijvoorbeeld de toeleveranciers van een trader, klanten van een deelnemer). Zij kunnen zeer belangrijk zijn voor de haalbaarheid van het project. Het projectteam moet ervoor zorgen dat de communicatie en kennisuitwisseling ook hun aandeel in het project ondersteunt, en dat er ook voor hen geen onbalans is tussen voordelen en lasten. Bij de keuze van communicatiemiddelen of opzetten van de processen kan je dus niet zomaar standaard projectmanagementpraktijken kopiëren. •
Jan De Kezel – Managing Partner – Createlli “Enhancing value chain collaboration” Mike Van Acoleyen – Senior Projectleider, waste & materials management expert – Arcadis Belgium nv
Duurzame afvallogistiek: veel kansen en opportuniteiten
De structuur van een logistieke keten is gedurende de laatste decennia in lengte en complexiteit sterk toegenomen. Zo is er bijvoorbeeld ook veel meer aandacht voor afvallogistiek door o.a. het Cradleto-cradle denken. Op quasi elk knooppunt in de logistieke keten is er in een moderne, duurzame keten een afvalverzamelpunt voorzien. Het is een feit dat zo een verlengde logistieke keten veel complexer is dan een traditionele (en dus korte) logistieke keten zonder afvalverzamelpunten. In een beleidsondersteunende paper heeft de Universiteit Antwerpen de doelstelling is om te komen tot een aantal karakteristieken/KPI’s waarmee overheden en private sector dienen rekening te houden indien ze innovaties willen doorvoeren in afvallogistiek (focus huishoudelijke afvalstromen). Vooral bij het invoeren van nieuwe innovatieve concepten dienen deze karakteristieken/KPI’s in het achterhoofd te worden gehouden.
54
Een eerst essentiële stap is de correcte definiëring van afvallogistiek: “Afvallogistiek houdt alle activiteiten in die gerelateerd zijn aan het terugzenden en het verwerken van goederenstromen van de eindgebruiker naar de producenten/verwerkende industrieën of andere geselecteerde derden, op voorwaarde dat deze goeder en niet met dezelfde karakteristieken en in dezelfde vorm terug in de markt worden gebracht”. Uit het onderzoek bleek dat er 5 algemene karakteristieken zijn voor afvallogistiek, meer specifiek: • consumenten service niveaus • type van ophalingen • Infrastructuur & geografisch gedekt gebied • vloot & technologie • het milieu & sociaal bewustzijn Deze karakteristieken werden in de studie verder opgesplitst in subkarakteristieken. De belangrijkste afvalstromen zijn weergeven in de figuur. Er is dan gekeken waar de belangrijkste opportuniteiten zitten per subkarakteristiek en per substroom.
55 De belangrijkste bevindingen zijn dat er moet nagedacht worden hoe huishoudelijk afval op een zo optimaal en milieuvriendelijke manier kan worden aangepakt zonder al te veel in te boeten aan gebruiksvriendelijkheid van ophalingen. Verder moet er bij industrieel afval gekeken worden naar manieren om lege ritten te voorkomen en producenten mee te betrekken bij afvallogistiek. Mogelijke beleidsondersteunende denkpistes zijn:
• Het clusteren van afvalstromen op KMO parken, indien mogelijk. • Als het afval kan opgehaald worden met een grote vuilniswagen, probeer dit dan ook zo toe te passen en splits dit niet op in verschillende kleine afvalwagens. Dit zorgt voor veel meer voertuigbewegingen en mogelijke congestie.
• Het verder onderzoeken van stille afvalophalingen tijdens de daluren (door bijvoorbeeld gebruik te maken van CNG/LNG en hybride technologieën). • Eventueel overwegen om, indien er weinig afvalvolume is in bepaalde laagbevolkte gebieden, terug over te stappen naar niet-gescheiden ophalingen (dus PMD & huishoudelijk afval in één zak, papier en karton nog wel gescheiden) indien het technologisch mogelijk is metaal en andere bruikbare stoffen te scheiden van het afval dat verbrand of gestort zal worden. • Hoe ver van de “bron” zal het afval verbrand worden? Is het verantwoord meerdere honderden kilometers te rijden met afval dat verbrand gaat worden?
Link: http://www.ua.ac.be/download.aspx?c=.GOED ERENENPERSONENVERVOER&n=107948&ct=1079 48&e=302723
Verlengde logistieke keten
Verlengde logistieke keten: - Retours - Afval 1ste graad
Reverse/retour logistiek Afval logistiek
Gebruiker/ bron van afval
Huishoudelijk afval
Speciaal/ specifiek afval
Industrieel afval
Roel Gevaers, UA (roel.gevaers@ua.ac.be )
Type afval
Nietrecycleerbare goederen Recycleerbare goederen Bv. Chemisch afval, havenafval bottleneck afval Niet-bottleneck afval
Dagelijkse consumptie recycleerbare goederen Specifieke retour programma’s: Recupel, BEBAT, ...
VLAREMA: Kleine wijzigingen op identificatieformulier voor afvalstoffen Het nieuwe Vlaams Reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen – kortweg VLAREMA – brengt een heel aantal wijzigingen met zich mee ten opzichte van zijn voorganger, het VLAREA. De meest in het oog springende wijzigingen voor de sector van de afvalinzamelaars en -verwerkers zijn: de verstrengde aanpak van de selectieve inzameling van bepaalde bedrijfsafvalstoffen (nu ook PMD), verzegeld met een contract ; de nieuwe aanpak van registraties (in plaats van erkenningen) van inzamelaars, handelaars en makelaars van gevaarlijke afvalstoffen gekoppeld aan een kwaliteitsborgingssysteem ; de invoering van een centraal meldpunt voor organisch-biologisch composteerbaar afval ; de invoering van een materialenregister voor de end-of-waste materialen op Vlaams of Europees niveau ; … Maar er zijn ook kleinere, meer subtiele wijzigingen in de regelgeving die niet mogen over het hoofd gezien worden. Ogenschijnlijk verandert er niet veel aan het identificatieformulier dat het afvaltransport moet begeleiden. Toch zijn extra gegevens verplicht te vermelden op deze formulieren. Nemen we bijvoorbeeld het
56
identificatieformulier voor het transport van gevaarlijke afvalstoffen: voor de inzamelaar, afvalstoffenmakelaar of -handelaar (indien van toepassing) en voor de vervoerder zijn bijkomend het registratienummer verplicht en voor de verwerker het ondernemingsnummer. Deze bijkomende gegevens zijn een extra aandachtspunt bij het opstellen van het identificatieformulier. We weten immers dat het ontbreken van het identificatieformulier (tenzij bepaalde uitzonderingen) of het onvolledig invullen ervan als milieumisdrijf beschouwd wordt. Dit misdrijf wordt dan vaak met een bestuurlijke geldboete gesanctioneerd via AMMC (Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van LNE). Je merkt het: de term ‘overbrenger’ (voorheen ‘ophaler’) mogen we schrappen en vervangen door ‘inzamelaar, afvalstoffenmakelaar of –handelaar’. Ook de vertrouwde erkenning van overbrenger van gevaarlijk afvalstoffen valt dus weg. Geen revolutie, maar een evolutie in de regelgeving die het aanpassingsvermogen van alle bedrijven uit de afvalsector op de proef stelt. •
57
FEBEM verdient AnySurferlabel voor website FEBEM is de eerste federatie in België die met haar website het AnySurferlabel behaalt. Het kwaliteitslabel toont dat de site toegankelijk is voor iedereen, ook voor mensen met een functiebeperking. Personen met een auditieve of motorische handicap hebben soms problemen om online te surfen op het web, maar ook ouderen, slechtzienden, kleurenblinden,… ondervinden regelmatig moeilijkheden bij het bezoeken van websites. En die groep is groter dan men vaak denkt. Het Belgische kwaliteitslabel AnySurfer vraagt meer aandacht voor alle internetgebruikers in het algemeen en voor mensen met een functiebeperking in het bijzonder. “FEBEM wil als bedrijfsfederatie een voortrekkersrol spelen op vele vlakken. Dit label past perfect in die filosofie”, zegt Werner Annaert, General Manager van FEBEM. De sectororganisatie wil in de eerste plaats een toonbeeld zijn voor haar leden: zo’n 200 bedrijven, goed voor 10.000 personeelsleden, maar wil ook andere organisaties, sectorverenigingen en federaties motiveren om hun websites toegankelijker te maken voor iedereen.
Een site bouwen volgens de normen van AnySurfer vraagt een relatief beperkte inspanning. Het volgen van een set van richtlijnen rond de navigatie, inhoud, vormgeving en interactiviteit volstaan. Bovendien halen niet alleen de bezoekers hier voordeel uit, maar ook de websitebeheerders. Websites die voldoen aan de criteria van AnySurfer zijn volgens de organisatie over het algemeen beter geschikt voor kleine beeldschermen zoals dat van een smartphone of tablet, scoren beter in de resultaten van zoekmachines en zijn bruikbaar in iedere webbrowser. •
Onze leden AFVALBEHEER Meer info op onze website! www.febem-fege.be ABa Recycling, 7822 Ghislenghien, www.abarecycling.be A&S Energie – 8780 Oostrozebeke www.a-s-energie.be A.B.R. - 1850 Grimbergen www.demeuter.be Accurec - 3980 Tessenderlo www.accurec.be Adams Polendam 2340 Beerse www.adams-massenhoven.be Adensol – 9120 Beveren-Waas www.adensol.eu Aerts Jan Containerdienst 2160 Wommelgem www.aerts-containers.be Alfamet - 9200 Dendermonde www.alfamet.be Alvin – 7012 Jemappes Amacro – 1654 Huizingen www.amacro.be André Celis Containers & Recyclage 3210 Lubbeek www.celis.be Antwerp Tank Cleaning ATC 2030 Antwerpen – www.vanloon.be AOP Antwerpse Oudpapier-centrale 2660 Hoboken Apparec - 2830 Tisselt-Willebroek www.apparec.be Assainissement Decottignies 7623 Rongy – www. vidange2000.be Atravet – 9160 Lokeren www.atravet.be BAM Wallonie – 4053 Chaudfontaine www.bamwallonie.be Bel Fibres 7022 Hyon
58
Bio Oil Recycling – 8200 Brugge www.allvet.be Biomass Center 8900 Ieper www.biomasscenter.be Bionerga 3740 Bilzen / 3630 Maasmechelen www.bionerga.be BLC-group – 9600 Ronse www.containerdienst-bert.be Bongaerts Recycling – 3990 Peer BOS – 2030 Antwerpen Broeckx Plastic Recycling NL-5085 ET Esbeek www.broekcx.nl
Corvers – 3583 Beringen www.sita.be Despriet Gebroeders 8530 Harelbeke www.desprietgebroeders.be De Bree Solutions 9990 Maldegem www.debree.be De Coninck – 3020 Veltem www.de-coninck.be De Coster Dominique 3530 Houthalen-Helchteren www.decosternv.be De Dijcker Recycling 2860 Puurs www.ddrecycling.be De Kock E. – 3090 Overijse www.dekock.info
Bruco Containers – 2110 Wijnegem www.bruco.containers.com
Demets Containers – 1120 Brussel www.sita.be
Brussel Recyclage – 1190 Brussel
De Neef Chemical Processing 2220 Heist-op-den-Berg www.dncp.be
Belgian Scrap Terminal 2830 Willebroek www.belgianscrap.com Buchen Industrial Services 7170 Manage – www.buchen.net Cabay Transport 7110 Houdeng-Goegnies www.cabaytransport.be
De Vocht - 2840 Reet www.de-vocht.be Dilissen Transport – 3900 Overpelt www.dilissen-transport.com Doopa – 8800 Roeselare www.doopa.be
EVADE, 2440 Geel Fim P&R – 2260 Westerlo www.fim.be Foronex – 8710 Wielsbeke www.foronex.com Frimpex - 3370 Boutersem Garwig – 8650 Houthulst www.garwig.be Geldof - 8560 Wevelgem www.geldof-recycling.be Gemini Corporation 2050 Antwerpen www.geminicorp.be General Plastics International D-24558 Henstedt-Ulzburg http://gpigmbh.blogspot.com Geocycle - 7181 Seneffe www.geocycle.be Geo-Milieu - 2440 Geel www.geo-groep.com Gielen Container Service 3600 Genk www.gielen-recyclage.be Gilgemyn oudpapierbedrijf 8560 Wevelgem Govaerts Recycling 3570 Alken www.govaplast.com GRCT – 2270 Herenthout www.grct.be
Campine Recycling 2340 Beerse www.campine.be
Duferco Diversification 7100 La Louvière www.duferco.be
Carmeuse – 5300 Andenne www.carmeuse.be
Ecosmart - 2870 Puurs www.vangansewinkel.com
GRV - 8800 Roeselare www.vanheede.com
Edelchemie – 3650 Dilsen www.edelchemie.be
G&A De Meuter 1740 Ternat www.demeuter.be
CETB - 7141 Carnières www.sita.be Chap-Yt – 2960 Sint Lenaerts www.chap-yt.eu Cimenteries CBR 1170 Brussel www.cbr.be Cogal – 9100 St.-Niklaas www.cogal.be of www.dehon.com Cogetrina – 7522 Marquain www.dufour.be Comet Tyre Recycling 6200 Chatelet – www.cometsambre.be
Ekol - 3530 HouthalenHelchteren www.ekol.be
GRL - 3560 Lummen www.grl.be
HCI - 2950 Kapellen www.hci.be
EKP Recycling 2860 St Katelijne Waver www.jacobsbeton.be
Hallurec F – 59250 Halluin www.plasticollect.com
Electrawinds – 8400 Oostende www.electrawinds.be
Henri Containerdienst 3300 Tienen www.henricontainerdienst.be
Eneco België - 2800 Mechelen www.eneco.be
High 5 recycling – 2030 Antwerpen www.high5recycling.com
Eurofat - 8552 Zwevegem-Moen Eurowaste - 2000 Antwerpen www.eurowaste.be
Holcim Belgique 7034 Obourg www.holcim.be
K WA L I T E I T O P W E G EN ROUTE POUR LA QUALITE
hoogkwalitatieve machines bedrijfszekerheid service 24/24 u. wisselstukkenbeheer onderhoud klantvriendelijkheid
machines de haut qualité fiabilité service 24/24h. gestion de pièces de rechange entretien acceuil clientèle
Geen loze woorden maar bij ons een dagdagelijkse opdracht.
Ne sont pas des vaines paroles mais notre mission journalière.
www.schmidt-belgium.be
SCHMIDT BELGIUM SCHMIDT BELGIQUE
Boomsesteenweg 74 - B 2630 Aartselaar Route de Wavre 110 - B 4280 Hannut
www.schmidt-belgique.be
Tel.: +32(0)3 458 15 85 Tel.: +32(0)19 65 76 32
Fax: +32(0)3 458 18 25 e-mail: info@schmidt-belgium.be Fax: +32(0)19 65 76 33 e-mail: info@schmidt-belgique.be
Hoslet - 1325 Chaumont-Gistoux www.sita.be Houtrecyclage Vandendriessche – 8900 Ieper – www.houtrecyclage.be IEH Recycling – 2310 Rijkevorsel www.iehrecyclingbelgium.com Inafzo - 8980 Zonnebeke Indaver – 2800 Mechelen www.indaver.be Ivo Van den Bosch Containerdienst 2520 Ranst www.ivovandenbosch.be Jeritop - 8760 Meulebeken www.jeritop.be Kargro Group 2920 Kalmthout www.tyreplan.be Kayak Maritime Services 2000 Antwerpen Kempisch Recyclage Bedrijf 2340 Beerse www.krb-glasscollecting.be Klerk’s Plastic Recycling (KPR) 2320 Hoogstraten www.hyplast.be Kunststof Recycling Van Werven 2350 Vosselaar – www.vanwerven.nl Lammertyn.net – 9070 Destelbergen www.lammertyn.net Laureys Peter – 9200 Dendermonde www.peterlaureys.be Lavatra – 8930 Lauwe Lhoist Recherche & Développement 1342 Ottignies – www.lhoist.com MAC – 2030 Antwerpen Machiels - 3500 Hasselt www.groupmachiels.com Maltha - 3920 Lommel www.maltha.nl Marpobel – 2030 Antwerpen Marpos – 8380 Dudzele Matco - 8790 Waregem www.matco.be
60
Matco Glas - 8710 Wielsbeke
Plastirec – 2330 Merksplas www.plastirec.be
Revatech - 4480 Engis www.revatech.be
M.C.A. Recycling – 1190 Vorst www.mca-recycling.com
PROGRA – 2235 Hulshout www.belgras.be
Romarco – 9240 Zele www.romarco.be
Protelux – 6880 Bertrix
Rulo – 7742 Hérinnes-lez-Pecq www.rulo.be
MCR - 2627 Schelle M.E.C. nv – 8500 Kortrijk Mels Containers, 9160 Lokeren, www.melscontainers.be Minérale - 6042 Lodelinsart Molok – 3530 Houthalen www.molok.-benelux.com Monseu 1440 Braine le Chateau
Put Boudewijn & zoon 3581 Beverlo www.putboudewijn.be Ravago Production 2370 Arendonk www.ravago.be
SAF Recyclage - 9990 Maldegem
R.D. Recycling – 3530 Houthalen www.rdrecycling.be
Seos Plastic Recycling 4600 Verviers
Recma - 4100 Seraing
New West Gypsum Recycling 9130 Kallo – www.nwgypsum.com
Recyca, 2390 Malle, www.recyca.be
OCS - ATM - 2170 Antwerpen www.atmmoerdijk.nl Oostvlaams Milieubeheer OVMB - 9042 Gent www.ovmb.be Op de Beeck – 2288 Bouwel www.odbeeck.be
Recmix – 3800 Sint-Truiden
Renovius – 3900 Overpelt www.renovius.be Revabo – 2990 Wuustwezel www.hensnv.be Recoval Belgium – 6240 Farciennes www.trcnv.be
Sermar – 2600 Berchem www.sermar.be SGS Ewacs - 9120 Beveren-Melsele www.be.sgs.com SHANKS sa - 1435 Mont-St-Guibert www.shanks.be SHANKS Vlaanderen 8800 Roeselare www.shanks.be Silvamo - 8800 Roeselare
Recupa – 1070 Bruxelles
SIMS Recycling Solutions 9100 Sint-Niklaas www.sims-group.com
Recup-Oil 8770 Ingelmunster
SITA - 2340 Beerse www.sita.be
Recyc-Oil - 8710 Wielsbeke www.recyc-oil.be
SITA Treatment 1180 Brussel www.sita.be
Oriental Recycling 2230 Oevel www.orientalrecycling.com
Recydel - 4020 Wandre www.vangansewinkel.com
Oud Papier Jozef Michel 2920 Kalmthout
Recyfood – 3560 Lummen www.recyfood.be
Out of Use – 3200 Aarschot www.outofuse.com
Recyfuel – 4480 Engis www.recyfuel.be
Pack2pack – 8800 Rumbeke www.pack2pack.com
Rymoplast - 3920 Lommel www.morssinkhofplastics.nl
RCMD - 9870 Zulte www.rcmd.be
MTD Milieutechnieken 2270 Herenthout www.mtd-etec.com
Norland – 5300 Andenne www.sita.be
Rumst Recycling – 2840 Rumst
Recygom – 4821 Andrimont www.sita.be
SITA Wallonie 4460 Grâce-Hollogne www.sita.be Smet Jet – 2260 Oevel www.edelweissnv.be Smurfit Kappa 2170 Merksem www.smurfitkappa.com
Papnam – 5060 Auvelais
Recyper - 9100 Sint-Niklaas www.sita.be
Soborel - 3550 Heusden-Zolder www.vangansewinkel.com
Phoenix Plus – 1348 Louvain-la-Neuve www.phoenix-plus.be
Remo Milieubeheer - 3530 Houthalen www.groupmachiels.com
Socaplast – 1840 Londerzeel www.socaplast.be
Pieck Containers - 3290 Tessenderlo www.sita.be
REMONDIS - 4041 Milmort www.remondis.be
Pirobouw - 2900 Schoten www.pirobouw.com Plasticollect – F-59250 Halluin www.plasticollect.com
Rendac – 9470 Denderleeuw www.rendac.com Repaper – 2910 Essen Re-Tyre – 3920 Lommel
Sodever - 1420 Braine l’Alleud Soraf – 2840 Rumst www.ljanssens.be Soret – 1560 Hoeilaart
Vanheede Polymers & Compounds - 3600 Genk www.vanheede.com
Soreplastic – 6971 Champlon www.soreplastic.com
Van Moer H & Zn 9120 Melsele www.vanmoerh.be
SO.TRA.EX – 4700 Eupen www.sotraex.com
Van Pelt Containerbedrijf 2900 Schoten www.vanpelt-nv.be
Spanin – 8780 Oostrozebeke www.indaver.be Stallaert Recycling - 1800 Vilvoorde www.stallaert.be Stevan - 8860 Lendelede www.stevan.be Stora Enso Langerbrugge 9000 Gent www.storaenso.com SVK – 9100 Sint-Niklaas www.svk.be Tellgnosis 2860 Sint-Katelijne-Waver Thomé H. & Fils – 1730 Mollem TIVACO, 7522 Blandain-Tournai, www.tivaco.be Transcoma – 3600 Genk www.transcoma.be Tri-Terre SAFS – 4040 Herstal TWZ - 9940 Evergem www.twz.be Valomac 1850 Grimbergen www.sita.be Vandewiele Recycling – 8470 Gistel www.houtmolen.be Van Gansewinkel - 2870 Puurs www.vangansewinkel.com Vanheede Biomass Solutions - 7040 Quévy www.vanheede.com Vanheede Environment Group - 8940 Wervik www.vanheede.com
62
Vanheede Landfill Solutions- 8800 Roeselare www.vanheede.com
Van Puijfelik – NL 4815 CD Breda www.vanpuijfelik.nl
CENTRA VOOR GRONDRECYCLAGE Meer info op onze website! www.febem-fege.be Aclagro - 9032 Wondelgem www.aclagro.be Ballast NedamEnvironment 2321 Meer – www.bnee.eu Bioterra - 3660 Opglabbeek www.bioterra.be Bosatec - 3600 Genk www.groupmachiels.com
Veko Recycling – 8760 Meulebeke www.jeritop.be
Bremcon – 2070 Zwijndrecht www.bremcon.be
Van Werven Kunststof Recycling - 2350 Vosselaar www.vanwerven.nl
BSV – 8530 Harelbeke www.bsv-nv.be
Veolia ES MRC 2030 Antwerpen www.veolia-es.be Verpola - 8000 Brugge www.verpola.be Vidts Recycling – 7822 Ghislenghien www.vidtsrecycling.be Vlar Papier – 2830 Tisselt www.storaenso.com Vosselaarse Oud Papier Centrale - 2330 Merksplas www.vopc.be Vulsteke & Verbeke 8970 Poperinge www.vulsteke-verbeke.be W-cycle - 1500 Halle www.colruyt.be West Waste Treatment 8600 Diksmuide www.wwt.be WOS – 3600 Genk www.wos-genk.be
De Bree Solutions - 9990 Maldegem www.debree.be Envisan – 9308 HofstadeAalst www.envisan.com GRC-Kallo – 9130 Kallo www.decnv.com Grondreinigingscentrum Limburg 3560 Lummen www.carmans.be OCS - ATM - 2170 Antwerpen www.atmmoerdijk.nl SHANKS Vlaanderen 9042 Gent www.shanks.be SITA Remediation 1850 Grimbergen www.sitaremediation.be Stadsbader 8530 Harelbeke www.stadsbader.com
63
Bezoek onze vernieuwde website
www.febem-fege.be Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer vzw Heyzel Esplanade 1 bus 87 - 1020 Brussel Tel. 02 757 91 70 - Fax 02 757 91 12 info@febem-fege.be - www.febem-fege.be
Qurius-Prodware, uw bondgenoot in informatica voor HET VERWERKEN EN RECYCLEREN VAN AFVAL
Als professional inzake het inzamelen en recycleren van industrieel afval, komt u voor grote uitdagingen te staan die een groeiende professionalisering van uw activiteiten met zich meebrengen: • Wijzigende voorschriften en richtlijnen • Strengere verplichtingen inzake veiligheid en traceerbaarheid • Verhoogde eisen van uw klanten • Druk op de prijs van de prestaties Om u te begeleiden bij het aangaan van deze uitdagingen en uw exploitatieproblemen op te lossen, hebben wij een kant-en-klare oplossing ontwikkeld: Prod’Waste & Recycling.
Prod’Waste & Recylcling, gegroeid uit de
strategische samenwerking tussen Prodware en Microsoft, is speciaal ontworpen onder Dynamics NAV om te beantwoorden aan de specifieke behoeften van uw sector. Prod’Waste & Recycling geniet ook van de totale vakkennis van uitgever Tegos (Enwis®), die aan de basis ligt van deze tool die gebruikt wordt door meer dan tweehonderd bedrijven in Europa.
De belangrijkste functies: • Beheer en optimalisatie van de ophaalrondes • Beheer van de afvalverwijdering • Beheer van de wettelijke documenten • Traceerbaarheid, analyse van de afvalstoffen • Beheer van de diensten, opslagsites • Hulp bij de besluitvorming
Prod’Waste is een “All-in-one” oplossing, een oplossing die volledig geïntegreerd is, in staat om het inzamelen, verwerken, opslaan, recycleren en verwijderen van afval te beheren. De functionaliteiten zijn aangepast aan de bijzonderheden van de verschillende soorten afval (huishoudelijk afval, industrieel afval, bouwafval, metalen, asbestverwijdering, industriële reiniging, kunststoffen, …). Deze oplossing dekt ook perfect de functies van het bedrijf: boekhouding, financiën, CRM, marketing, reporting, … Prod’Waste & Recycling is in meerdere talen te gebruiken, kan in meerdere munten rekenen en houdt rekening met meerdere wetgevingen, zodat het in meerdere landen kan toegepast worden.
Kent u QURIUS van vroeger? We maken nu deel uit van de PRODWARE GROEP
Sinds november 2011 heeft onze onderneming Prodware Belux, ontstaan uit de internationale Prodware groep, geïntegreerd. Dankzij deze samensmelting van activiteiten rond informatica-oplossingen inzake ERP en CRM, kan Qurius-Prodware nu haar diensten ontwikkelen over het hele grondgebied van België en Luxemburg. Qurius-Prodware telt vandaag de dag 65 medewerkers verdeeld over vier agentschappen (Enghien, Kontich, Herstal en Pétange). Dankzij dit gemengd karakter kunnen onze teams oplossingen implementeren zonder beperkingen op taalgebied. Ze zijn eveneens in staat om projecten van internationale omvang te behandelen, afgezien van het feit dat er Prodware-agentschappen aanwezig zijn in heel Europa (Frankrijk, Spanje, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Roemenië). De Prodware Groep is ook gespecialiseerd inzake het verwerken en recycleren van afval, evenals in duurzame ontwikkeling. Een bijkomende blijk van vertrouwen die ons in staat zal stellen om u nog beter te begeleiden bij uw ontwikkeling.
Qurius-Prodware NV | t +32 (0)3 232 54 30 | t +32 (0)2 398 18 32 | www.qurius.be | www.prodware.be