NBn¡5december01

Page 1

NIEUWSBRIEF Fonds Pascal Decroos N°5 | DECEMBER 2001

voor bijzondere journalistiek

Kolonel Bourgstraat 90, B-1030 Brussel ·

TEL:

vzw

+32 2 705 59 19 · info@fondspascaldecroos.com · www.fondspascaldecroos.com

Inhoud

Twee juryleden maken zich bekend

1 2 juryleden

Het project werkbeurzen is een initiatief van het Fonds Pascal Decroos waarbij journalistieke projecten financieel worden gesteund. Evaluaties van de voorstellen gebeuren door een onafhankelijke jury die is samengesteld door het Fonds op basis van een lijst van namen voorgesteld door de leden van de Adviesraad. De jury bestaat uit vier leden

maken zich bekend Hugo De Ridder “Ik ben de kleiduif.”

3 Karel Anthierens

Gewikt en gewogen.

4 Aart De Zitter

Over J. S. Bach en grijze olifanten.

5 David Van Reybrouck Tussen werktafel en nachtkastje.

7 Bart Demyttenaere Over gerechtelijke verslaggeving

8 e-Shop

Dieter Telemans – fotoreeks

waarvan drie met een gedegen journalistieke ervaring en één met een andere relevante achtergrond. Geen enkele van de juryleden staat op de loonlijst van één van de mediabedrijven in Vlaanderen. De juryleden zijn journalisten met een ruime bewezen ervaring in het vak. Twee van de vier juryleden roteren elke twee jaar; een jurylid kan maximum vier

‘Een jurylid dat uit de anonimiteit treedt, voelt zich als een kleiduif’ Een jurylid dat uit de anonimiteit treedt, voelt zich als een kleiduif, vooral als zoiets de eerste maal gebeurt en twee van zijn drie collega’s zich nog in hun naamlooheid kunnen koesteren.

HERNIEUWING LIDMAATSCHAP

2002

(zie pagina 8)

journalistieke projecten voor de audiovisuele of geschreven pers komen in aanmerking: reportages, documentaires, reeksen, boeken, ...

© Hugo De Ridder

Volgende deadline aanvragen werkbeurs.

Alle vormen van bijzondere

Op maandag 10 december maakten twee van de vier jury-leden zich bekend op de jaarlijkse persconferentie, met name KAREL ANTHIERENS EN HUGO DE RIDDER. Aan hen vroegen we hun ervaring van twee jaar jureren neer te schrijven. n

Hugo De Ridder – bedenkingen na twee jaar jurylid

boeken Persvrijdal en Geen blad voor de mond.

Het Fonds beschikt in de volgende juryronde over een bedrag van 31.000 euro. De deadline voor de volgende aanvragen is 31 januari 2002.

opeenvolgende jaren in de jury zetelen.

Ik heb mezelf als schietschijf aangeboden omdat er een vorm van gewenning is ontstaan na de bakken collegiale kritiek die ik over mij heen kreeg voor mijn

Samen met Karel Anthierens verlaat ik na twee jaar de jury van het Fonds Pascal Decroos om vervangen te worden door even anonieme collega’s. Ik zal de hartelijke, onbevooroordeelde, open en pittige discussies missen van onze driemaandelijkse beraadslagingen. Er was geen traditie noch jurisprudentie. Wij moesten zelf richtlijnen voor onze beoordeling uitwerken. Alle dossiers werden op hun intrinsieke waarde geëvalueerd. Na een drietal vergaderingen was het opvallend hoe drie-kwart van de aanvragen vanwege de vier juryleden een gelijkaardige appreciatie kregen. Routine? Camaraderie? Allicht. Daarom getuigde het van wijsheid om elke twee jaar de helft van de jury te vernieuwen. Ik hoop dat de nieuwkomers

in dezelfde prettige, niet-conflictueuze geest zullen samenwerken.

Weinig echte investigatie Is de journalistiek na twee jaar verbeterd? Het zou van arrogantie getuigen dat te durven zeggen. Wel zagen enkele waardevolle projecten het licht die zonder het Fonds niet zouden zijn gerealiseerd. Naar mijn smaak worden er zeer veel ‘bijzondere journalistieke projecten’ ingediend, maar de echte investigatiejournalistiek blijft in de schaduw. Bovendien waren inzake de geschreven media vele projecten bestemd voor de non-fictie boekenmarkt en weinig voor dag- en weekbladen. k

“Ik ben de kleiduif, ik ben de kleiduif, de kleiduif ben ik!”


2

nieuwsbrief Fonds Pascal Decroos

N°5 – DECEMBER 2001

(vervolg pagina 1)

Er bestaat kennelijk een schroom bij hoofdredacteurs om hun investigatieplannen op voorhand kenbaar te maken en aan een anonieme jury voor te leggen. Ik kan ze begrijpen maar de feiten staven hun argwaan niet. De juryleden, zo is gebleken, zijn van een uiterste discretie, nooit is een juryrapport voortijdig uitgelekt en voor dringende aanvragen konden we in enkele dagen tijd een beslissing nemen. Allicht moet aan een formule gesleuteld worden waarbij het Fonds aan journalisten met investigatie-ervaring een beurs kan toekennen voor een min of meer anoniem project. De evaluatie zou dan achteraf gebeuren met uiteraard het risico op gehele of gedeeltelijke terugbetaling.

“Als een grootbankier Advertenties Dankzij de steun van Vlaamse kranten en tijdschriften in advertentieruimte ter waarde van 82.370,36 euro [3.322.812 bef], mag het Fonds Pascal Decroos rekenen op een grote naambekendheid, zowel bij journalisten en uitgevers als bij het brede publiek. Wereldwijd Ché P-Magazine Vacature De Morgen Het Nieuwsblad De Standaard Het Volk Humo Menzo Knack Job@ Imediair FET) Film & Televisie Muziek & Woord Ozmuze Weliswaar MaoMagazine

Website Fonds De website kwam tot stand dankzij de steun van UUNET. http://www.uu.net/be/

of een farmaceutisch bedrijf slechts een fractie van die som aan journalistieke prijzen spendeert, staat het op de eerste pagina of komt er een cameraploeg over de vloer.” Niet populair De investigatiejournalist is meestal niet de meest populaire collega op een redactie. Investigatie vergt tijd en geduld. Terwijl de anderen zich kromwerken om de actualiteit te verslaan, kan hij dossiers lezen, naar onbestemde plaatsen trekken, wekenlang ‘onproductief’ zijn. Als de investigator echt iets naar boven kan spitten, ontstaat er een kortstondige euforie op een redactie. Maar die verdwijnt zeer snel onder rechtzettingen, klachten en verwijten vanuit het establishment en laatdunkende

reacties van andere bladen. Hij kan er vast vanop aan dat een weldenkende hem zal verwijten dat hij zich begeeft op het gevaarlijke pad van rexisme en poujadisme of, erger nog, het Blok slapend rijk maakt.

Tien vuistregels Investigatie blijft een boeiende vorm van journalistiek maar zit vol hinderlagen. Zelf geef ik aan mijn studenten een tiental vuistregels mee. 1 De journalist moet beseffen dat hij kan gebruikt worden in afrekeningen bijvoorbeeld tussen partijen, tussen politiediensten, tussen personen, in echtscheidingsprocessen. Dit besef moet hem achterdochtig maken maar niet weerhouden de zaak verder te onderzoeken ook al ontdekt hij dat de bedoelingen van zijn tipgevers niet zuiver zijn. 2 De journalist zal zoveel mogelijk documenten verzamelen en checken vooraleer de publicatie te beginnen. Nadien wordt dat veel moeiljker. 3 De journalist moet zo mogelijk ter plaatse gaan kijken, de atmosfeer gaan opsnuiven alvorens iets op papier te zetten. De confrontatie met een concrete situatie onthult soms veel meer dan een rapport of een procesverbaal. 4 Het is aan te raden experten te raadplegen en niet te aarzelen een collega en/of de hoofdredactie in vertrouwen te nemen. Het voorkomt eigenwijsheid of blinde vlekken. 5 Hij moet sluitende afspraken maken met zijn informanten. Vele informanten klappen dicht zodra het eerste artikel verschenen is of het eerste beeld getoond. 6 Hij zal nooit iets publiceren uitsluitend op basis van anonieme tipgevers of brieven. Die informatie blijkt soms wel waardevol voor verder onderzoek.

7 Zelfbeheersing is een verplichte deugd voor de investigatiejournalist. Beter een dag later komen dan een onjuiste primeur vrij te geven. 8 Ook zaken die de vermeende schuldigen of daders ter verontschuldiging kunnen aanvoeren, verdienen serieus te worden onderzocht. De journalist zal er zo objectief mogelijk ruchtbaarheid aan geven. 9 De journalist zal met een zekere schroom vermeende daders ten tonele voeren. Hij zal niet afdalen in hun persoonlijke levenssfeer tenzij het een essentieel element van het dossier is. Niets terzake doende privézaken verzwakken vaak de kracht van het dossier. 10 Hij zal niet veralgemenen of overdrijven. Aan te raden is een understatement in titels te gebruiken. ‘Minister is uitleg verschuldigd’ verdient voorkeur boven: ‘Minister zwom in oceaan van corruptie’.

Totdaar enkele bedenkingen na twee jaar Fonds Pascal Decroos. Het is een prachtig en soepel instrument en kan voortdurend worden bijgeschaafd. Voor de journalist is het een niet te versmaden hulp. De bedragen die we mochten toekennen zijn niet gering: circa 125.000 euro [circa vijf miljoen bef] per jaar. Als een grootbankier of een farmaceutisch bedrijf slechts een fractie van die som aan journalistieke prijzen spendeert, staat het op de eerste pagina of komt er een cameraploeg over de vloer. Het Fonds Pascal Decroos krijgt soms niet eens een vermelding voor projecten die dank zij zijn beurs werden gerealiseerd. n Hugo De Ridder Uittredend jurylid www.fondspascaldecroos.com/ nl/hugo_de_ridder.html


3

Fonds Pascal Decroos

N°5 – DECEMBER 2001

Karel Anthierens evalueert twee jaar jureren

‘We hielpen mee aan een aantal grondige enquêtes en studies’

© Karel Anthierens

nieuwsbrief

Een beetje ongemakkelijk voel je je wel als je erover moet oordelen of er geld kan worden toegestopt aan journalisten die gewoon hun werk willen doen. Want zeg nu zelf: ‘onderzoeksjournalistiek’ is op zichzelf toch een pleonasme? Journalisten horen zich te documenteren, te onderzoeken, te enquêteren en de onderste steen boven te halen om te achterhalen hoe de vork precies aan de steel zit in situaties, affaires, toestanden, machinaties, constructies, combines, afspraakjes, die de protagonisten liever verborgen houden voor het publiek. Nog ongemakkelijker word ik als de aanvraag van een journalist gesteund wordt door zijn of haar rijke opdrachtgever, een machtig uitgeversconcern, of omroepen zoals VRT of VTM. En ik ga helemaal over mijn nek als ik in hun aanbevelingen lees dat ‘ons redactiebudget ontoereikend is om een journalist drie/zes maanden aan één onderwerp te laten werken.’ Het lef! Hoeveel maanden zou een journalist het kunnen uitzingen met de prijs van pakweg het decor van ‘Alles komt terug’? En toch is het goed dat waar uitgevers het laten afweten, er alvast één instantie is die journalisten en andere publicisten de mogelijkheid biedt om hun werk te doen, ook als vooraf niet valt in te schatten hoeveel ieder woord dat tenslotte uit hun aptop komt zal hebben gekost.

En dus heb ik ermee ingestemd om deel uit te maken van het clubje adviseurs dat aanvragen voor steun van het Fonds moet wikken en wegen. Hoe meer echte “investigation” hoe liever, zeker nu journalistiek voornamelijk schijnt te worden opgevat als het opvoeren van BV’s, en onderzoeksjournalistiek als het achterhalen van de eerste keer, de ergste zonde, de slechtste herinnering, hoeveel keer, het voorkeurcafé, het liefste boek, het ultieme moment, de verborgen kinderen, de laatste keer van diezelfde BV’s.

Moeilijke klus Veel aanvragen slaan op ondernemingen die al half weg zijn; ons ja of nee zal sommige aanvragers hebben bereikt terwijl ze al in Afrika zaten, of de laatste hand legden aan het boek dat hoedanook zou verschijnen. Wie, zoals aanvankelijk ook ik, geneigd is daar ontkennend op te antwoorden, moet dan wel beseffen dat hij journalisten en publicisten die hun project koste wat het kost en desnoods zonder steun willen doorvoeren, benadeelt tegenover anderen die de kat uit de boom kijken voor ze aan het werk schieten. Hadden wij nee moeten zeggen tegen Brigitte Raskin voor haar eenzame zoektocht naar Christiaan II van Denemarken, omdat haar indrukwekkende “Hartenheer” er toch zou komen? (Raskin heeft het Fonds niets gevraagd en alleen van het Nederlandse Fonds voor de Letteren een reis- en werkbeurs gekregen.) Hadden wij nee moeten zeggen tegen Gui Polspoel en Pol van den Driessche als ze ons hadden aangeschoten voor hun ‘Koning en onderkoning’? Nog een moeilijke: kan je een beurs geven aan iemand die op onderzoek wil in GrootBritannië, met één t, of die Franse toestanden wil uitvlooien, maar de naam Mitterrand niet

foutloos kan spellen? Mag je ervan uitgaan dat wie niet in staat is om zijn aanvraag in vlot Nederlands toe te lichten er bij het uitwerken van zijn project ook wel een potje van zal maken? En kan je iemand vertrouwen die een enquête wil uitvoeren, maar die in zijn aanvraag al laat blijken dat hij weet wat hij gaat vinden?

”Kan je een beurs geven aan iemand die op onderzoek wil in Groot-Britannië, met één t ?” In weerwil van deze en andere twijfels, geloof ik dat de eerste jury van het Fonds niet zo slecht gewerkt heeft. Meestal waren Hugo De Ridder, ikzelf en twee juryleden die samen met twee vervangers nog twee jaar in de anonimiteit zullen doorwerken het vlug eens met elkaar over wat de steun van het Fonds verdiende en wat daar te licht voor woog. We hebben het aanschijn van de Vlaamse pers niet veranderd, de geschiedschrijving niet beïnvloed, we hebben geen wereldschokkende revelaties in de hand gewerkt, we hebben geen hemeltergende toestanden laten blootleggen, maar we hebben meegeholpen aan het tot stand komen van een aantal grondige enquêtes en studies. Aan de andere kant hebben we geen geld toegestopt aan mensen die op kosten van het Fonds een halve of hele wereldreis wilden maken, noch aan wie bij het naderen van zijn oude dag, een fraaie bundel wilde uitgeven van zijn verzamelde artikelen en reportages. k


4

nieuwsbrief Fonds Pascal Decroos (vervolg pagina 3)

Reportage Aart De Zitter (°1966) begon aan een carrière als taalkundige bij Lernout&Hauspie (toen dat bedrijf zelf nog een hightech starter was). Na een schuchtere poging zelf te ondernemen (in het toerisme), werd hij economisch journalist. In 2000 ging hij een jaar zelf aan de ondernemerskant staan en startte in Noorwegen een business incubator voor technologische bedrijven op. Sinds 2001 werkt hij als journalist voor de FinancieelEconomische TIJD, Jobat en De Standaard. Zijn dadaonderwerpen zijn: jonge ondernemers, hightech, ethisch ondernemen, toerisme en luchtvaart. Hij geeft ook lezingen over hoogtechnologische groeistrategieën.

Dankzij de door ons opgedane ervaring zal het werk van de jury in de toekomst zeker nog verfijnder en trefzekerder uitpakken. Ik kijk er graag naar uit. Tenslotte nog een woordje van excuus aan enkele journalisten die in de afgelopen twee jaar aanvragen hebben ingediend en bij wijze van referentie mijn naam hadden geciteerd. Soms belden ze me eerst om te vragen

acht artikels wat vandaag de beste groeistrategieën zijn voor hoogtechnologische ondernemers. Hoe blaas je de bel op zonder dat ze openspat? >

verlies. Blijven proberen, jongens, misschien is de gedeeltelijk nieuwe jury jullie gunstiger gezind. En ik wil nu wel eens in een jury zitten waar presentiegeld wordt betaald. n Karel Anthierens uittredend jurylid www.fondspascaldecroos.com/ nl/karel_anthierens.html

Aart De Zitter – over J.S. Bach en grijze olifanten

Geen vooruitgang zonder creativiteit en kritiek Waarom is de muziekgeschiedenis sinds J.S. Bach zo ingrijpend veranderd? Waarom heeft de communicatietechnologie zo veel te danken aan Alexander Bell? Waarom heeft Astrid Lindgren zo’n impact op de manier waarop de Scandinaven naar kinderen kijken? Alle drie hebben ze een fundamentele eigenschap gemeen: anders durven denken, creatief zijn, tegen de stroom opvaren en systematisch kritisch bevragen wat rondom hen gebeurt. Willen we een complexe maatschappij ook vandaag ingrijpend veranderen, dan hebben we diezelfde kenmerken nodig van jongsaf aan: kritische geesten, creatieve denkers. Daar heeft de pers een verantwoordelijkheid die ze al te vaak naast zich neerlegt. opengespat en zijn we teruggevallen in een periode van economische herbezinning. Oef.

Aart De Zitter De Zeepbel - Hoe kan je vandaag een hightech bedrijf opstarten dat niet openspat?

De Keizer is naakt!

© Aart De Zitter

De higtechsector is een zeepbel gebleken: licht, luchtig, opblaasbaar, en uiteindelijk ook opengespat. Hoe kan een mengeling van collectieve zinsbegoocheling, ongebreidelde bezitsdrang en naïef geloof in de vooruitgang ertoe leiden dat een hele sector in elkaar klapt? En vooral: hoe kan een startende hightech ondernemer leren uit deze mechanismen? Is een gezonde groei vandaag überhaupt wenselijk, mogelijk? Hoe kan een kersverse hightech ondernemer een gezond bedrijf opstarten in de nog smeulende as van een opengespatte zeepbel? Journalist Aart De Zitter onderzoekt in een reeks van

of ze me mochten noemen. Meestal kon ik niet zogauw een reden verzinnen om te weigeren, en zo kon het gebeuren dat mij ook in naam van Karel Anthierens werd gevraagd een project te steunen met geld van het Fonds. — Het heeft onze beslissing nooit beïnvloed, gunstig noch ongunstig, maar nu mijn naam als uittredend jurylid wordt bekend gemaakt, hoop ik dat ik niet een paar vrienden

N°5 – DECEMBER 2001

Op economisch vlak werd het einde van de twintigste eeuw onder andere gekenmerkt door snelle groei en snelle neergang van de immateriële economie. Het Internet heeft ons de hoop gegegeven, gevoed door een positieve conjunctuur en een relatief breed verspreide welvaart, dat we in cyberspace snelle sprongen voorwaarts zouden kunnen maken, en – dus – snel rijk zouden kunnen worden door op de economische golven van het Internet mee te surfen. Een nieuwe hype werd geboren. Gelukkig heeft de economische wetmatigheid haar greep hierop niet prijsgegeven, zijn de zeepbellen van de Nieuwe Economie

Als we vandaag naar die Hightech Hype terugkijken, kunnen we naast economische en financiële analyses ook stil blijven staan bij meer sociologische aspecten. Hoe kan het dat een massa mensen als blinden achter een niet eens bewezen meerwaarde aanholt? Hoe kunnen we ons tot zo’n makkelijk kuddegedrag laten verleiden? En omgekeerd gesteld: wat had ons kunnen behoeden tegen het trappen in nochtans duidelijke vallen? Eén van de kernproblemen die hier volgens mij ten grondslag aan liggen (naast de bijna innate bezitsdrang en machtshonger die mensen kenmerkt die niet meer met het probleem van honger te kampen hebben), is het probleem wat ons ook in de jaren ´30 parten speelde, en misschien zelfs vandaag de dag, de periode na 11 september 2001: het tomeloze gebrek aan kritische zin, aan ongebreidelde honger naar het ‘waarom’ van alles. Wie continu

naar het hoe en het waarom der dingen vraagt, vormt een eigen oordeel. Een oordeel dat bijna van nature uit tegen de mainstream van de goegemeente indruist. Het is als de enkeling in het sprookje van de Kleren van de Keizer: iemand durfde het aan om in de massa die de naakte keizer om zijn mooie gewaden bejubelde, toch te roepen: Hij is naakt! Het klinkt bijna als spelbederf, als negatief beschouwd gekritikaster als je keer op keer wil onderzoeken of wat iemand beweert, wel degelijk hout snijdt. Feiten en cijfers moeten een heel stuk kunnen verklaren van wat wij doen. Ook in de Nieuwe Economie had dit zo moeten zijn! Zelfs in de retoriek van de antiglobalisten merk je op pijnlijke wijze een gebrek aan kritische zin, aan evaluatie op basis van feiten en cijfers.

Hoe komt het dan dat we onze kritische zin kwijt zijn? Omdat we geen hang naar creativiteit meer hebben. Ik geloof dat kritiek en creativiteit bijzonder nauw met elkaar verbonden zijn. k


nieuwsbrief

5

Fonds Pascal Decroos

< Hij laat er filosofen, economieprofessoren, beursmensen, investeerders en natuurlijk ook jonge ondernemers zelf over aan het woord. Hun lessen zijn duidelijk: groei is noodzakelijk, maar ‘trop is teveel en teveel is trop.’ Vanaf vrijdag 9 november in de Ondernemers-Tijd, acht weken na elkaar. Begin 2002 verschijnen zijn bevindingen in boekvorm. WERKBEURS Werkbeurs Fonds Pascal Decroos: 5.577,60 euro [225.000 bef], toegekend op 28 februari 2001. PUBLICATIE Vanaf vrijdag 9 november 2001 in de Ondernemers-Tijd, acht weken na elkaar.

N°5 – DECEMBER 2001

(vervolg pagina 4)

Kritische zin wordt gevoed naar de zin om Uit te Steken, om te Excellereren. Uitsteken, dat betekent opvallen, ergens bovenuit komen, komaf maken met de middelmatigheid der middelmatigheden. Dat is creatief durven zijn, ernaar streven om naar links te rijden als de rest rechts houdt (per definitie moet je links houden, maar dat is een ander verhaal). Zonder die hang naar creativiteit was Bach er nooit in geslaagd om voor die tijd revolutionaire muziek te componeren, had Bell nooit de telefoon uitgevonden en was Pipi Langkous er nooit geweest. Maar wie wil uitsteken, die moet consequent al het andere én zichzelf continu bevragen. Creativiteit is dus de voedingsbodem van zin voor kritiek. En zonder kritiek kunnen we niet tot stabiele

vooruitgang komen.

Grijze pap Hoe kunnen we creativeit dan terug aanwakkeren? Twee goede kweekvijvers ontlopen hun verantwoordelijkheid: onderwijs en media. Creativiteit moet in het onderwijs van kleins af aan worden bijgebracht, het moet een automatische reflex worden. Door kinderen continu te prikkelen en uit te dagen, verhoogt niet alleen hun leercurve, maar wordt hun zin tot creativiteit en dus ook kritiek aangewakkerd. Hierover valt in eindtermen bitter weinig te lezen. Het onderwijs straft in tegendeel wie tegendraads is. Excellereren wordt er nog als iets subversiefs beschouwd. Maar ook de media huilen te vaak met de wolven mee, en durven te weinig tegen

de stroom invaren. Onder de terreur van kijkcijfers en advertentie-inkomsten brouwen ze mediocere pap, creëren ze grijze olifanten. Zelfs de ‘betere pers’ in Vlaanderen draait mee met de middelmatigheid. De media bewerkstellingen zo zelf wat ze nadien in dure posthoc analyses inzien: dat we ziende blind zijn en dat de wereld ter plaats blijft trappelen. In plaats van beter naar +++++ (Marnix Gijsen??? Lp boon???) te luisteren en de lezers opnieuw een geweten te schoppen. Geen gladde palingen maar tegenstroom zwemmende zalmen hebben we nodig! Waar blijven alle revolutionairen? n Aart De Zitter www.fondspascaldecroos.com/ nl/aart_de_zitter.html

David Van Reybrouck

Tussen werktafel en nachtkastje: literaire non-fictie in Vlaanderen Thuis heb ik twee boekenkasten tegen de muur staan. Links van de schouw, dicht bij de werktafel, staat de non-fictie. Rechts ervan, bij de fauteuils, de fictie. Het is een rudimentaire indeling maar zoals elke categorisatie verschaft hij mij de prettige illusie van orde. Ik ben er dan ook tamelijk rigide in: links komen de boeken over geschiedenis, archeologie en biologie; rechts de romans, de novellen en de dichtbundels. De ene komen niet verder dan mijn werktafel, de andere belanden op mijn nachtkastje. De ene raadpleeg ik, de andere koester ik. Toch is er een half plankje vervelende boeken dat eens per half jaar van kast verhuist. Ik weet er geen weg mee. En wat nog vervelender is: een aantal van mijn favoriete boeken behoort ertoe. Maar wat me helemaal dwarszit: dat daar zo weinig Vlamingen tussensteken. Ik heb het over ‘literaire nonfictie’, dat moeilijk te omschrijven genre van boeken die de historische en actuele werkelijkheid tot thema hebben gemaakt, maar

over die onderwerpen schrijven met de schwung en gedrevenheid van literair proza. Literaire nonfictie begeeft het zich in het braakliggende niemandsland tussen de percelen van de biografie, het essay, de populaire wetenschap, de reportage en de onderzoeksjournalistiek.

Engeland en Nederland In Engeland weten ze er nogal weg mee. De afgelopen jaren hebben we ons mogen laven aan een nimmer opdrogende stroom aan boekwerkjes over de geschiedenis van de tulp, van het kussen, van de mug, van de kleur lila en van de eerste giraf in Europa. Dichter bij huis, in Nederland, is het genre in de voorbije tien jaar tot ongekende bloei gekomen. In de eerste plaats is er natuurlijk de figuur van Geert Mak, die met zijn boeken over de geschiedenis van Amsterdam (Een kleine geschiedenis van Amsterdam), de teloorgang van de Friese plattelandssamenleving (Hoe God verdween uit Jorwerd) en het Nederlandse gezinsleven in de twintigste eeuw (De eeuw

van mijn vader) zonder meer de succesvolste literaire non-fictieschrijver is in het Nederlandse taalgebied. Van De eeuw van mijn vader werden totnogtoe maar liefst 350.000 exemplaren verkocht. Zelden haalde een non-fictie boek zo’n hoge oplage. Maar daarnaast is er Tijs Goldschmidt die in Darwin hofvijver verhaalde over zijn biologisch veldwerk in het Victoriameer en reportage-elementen afwisselde met beschouwingen over evolutietheorie. En er is Frank Westermans onvolprezen De graanrepubliek — een meesterlijke studie over de landbouw in Groningen en de landbouwpolitiek van de Europese Commissie, dat alles geschreven in een duizelingwekkende stijl. Om dan nog maar te zwijgen van de werken van Midas Dekkers, Piet Vroon, Douwe Draaisma en Frits van Oostrom — stuk voor stuk knap geschreven boeken waar men ook nog eens veel te weten komt over gedragsbiologie, psychologie, wetenschapsgeschiedenis en mediëvistiek. k


6

nieuwsbrief Fonds Pascal Decroos (vervolg pagina 5)

Maar in Vlaanderen? Ik laat mijn ogen over het twijfelplankje van mijn boekenkast glijden. Er wordt opvallend weinig ZuidNederlands gesproken, daar bij dat groepje pendelaars. Ja, er zijn de essays van Patricia De Martelaere die academische filosofie naar een breder publiek wil vertalen. Er is Van Istendael, Reynebeau en De Stoop. Maar dan heb je het zo wel ongeveer gehad. De koffietafelboeken over wandtapijten en begijnhoven die het Davidsfonds door Leuvense hoogleraren laat schrijven tellen niet mee: dat zijn vaak kandidatuurscursussen, opgefleurd met een karrenvracht prachtige vierkleurenplaatjes. Vanwaar die schaarste? Vanwaar dat lege middenveld tussen fictie en nonfictie, tussen wetenschap en letterkunde, tussen kennis en leesplezier?

Hoe komt dat?

David Van Reybrouck (°1971) is cultuurhistoricus en archeoloog. Hij is verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven en schrijft als freelancer voor De Morgen. Met de steun van het Fonds Pascal Decroos realiseerde hij zijn debuut De plaag: het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika (Meulenhoff).

Een en ander is natuurlijk te verklaren doordat er in Engeland en Nederland veel langere tradities bestaan van wat nu zo hip als ‘literaire non-fictie’ wordt omschreven. De literaire biografie is in Engeland een begrip, al meer dan een eeuw lang. En al vanaf de jaren zestig verdienen science writers hun brood met populariserende wetenschap over sterrenkunde, paleontologie en primatologie. De Nederlandse letterkunde wordt dan weer gekenmerkt door een lange traditie van de literaire historiografie en het polemische essay. Huizinga’s Herfsttij der Middeleeuwen uit 1919, de essays van Ter Braak en Du Perron uit het Interbellum, de geslepen werken waarmee Karel van het Reve ons de Russische literatuur blootlegde… noem ze voorlopers, uitvinders of vaandeldragers, maar allen schreven ze met virtuoze pennen over pertinente onderwerpen. Op zo’n traditie kunnen we in Vlaanderen niet bogen en het heeft ook geen zin er lijdzaam op te zitten wachten. Maar veel belangrijker dan het gebrek aan traditie, is het ontbreken van de nodige structuren die een

dergelijk genre zouden mogelijk maken. Sterker zelfs, wie de vijvers bekijkt waaruit dat talent voor literaire non-fictie zou moeten gevist worden, stelt vast dat de bestaande structuren ze min of meer stelselmatig draineren. De academische wereld, de journalistiek, de literatuur: het is toch allemaal een beetje spartelen op het droge.

Quotering ‘vulgariserende publicaties’ Wetenschappers worden haast nog uitsluitend beoordeeld op het aantal en het prestige van hun academische publicaties. Het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de belangrijkste instantie in deze materie, en in hun kielzog de universiteiten hanteren daarbij een rangschikking die gaat van publicaties in internationale, gerenomeerde tijdschriften met leescomité (hoogste kwotering) tot interne verslagen (laagste kwotering). ‘Vulgariserende publicaties’— een term die op zich al een zeker dédain inhoudt — bungelen onderaan tussen de recensies, de bijdragen aan woordenboeken en paria’s van de wetenschappelijke literatuur: de interne verslagen. Hoezeer ze ook op wetenschappelijk onderzoek mogen gesteund zijn, hoezeer hun literaire schrijfstijl zich ook mag onttrekken aan het obligate en soms lachwekkende jargon van de vakwetenschap, ze tellen niet mee. Volgens dergelijke maatstaven zou Huizinga vandaag slecht scoren, hij schreef in het Nederlands, een erg literair Nederlands overigens, voor een publiek dat niet noodzakelijk gedoctoreerd hoefde te zijn op de geschiedenis van de late middeleeuwen. Bovendien heerst aan veel Vlaamse universiteiten nog bijzonder vaak een wetenschapsopvatting — die slechts een van de mogelijke is en die haast aandoenlijk is in zijn ouderwets optimisme — dat kennis alleen vordert door minuscule kruimeltjes scrupuleus op te stapelen tot er zoiets als ‘waarheid’ ontstaat. Kennis is accumulatief, inzicht hangt af

N°5 – DECEMBER 2001

van expertise, expertise hangt af van monomanie. Die kleffe broodpudding van aangepapte en samengeklonterde brokjes oud, herkauwd brood met hier en daar een glinsterend stukje geconfijt fruit tussendoor, daar is het hem om te doen. Toen Sophie de Schaepdrijver, auteur van het magistrale De Groote Oorlog, ooit tijdens haar voorbereiding aan een collega vertelde dat ze een boek aan het schrijven was over België in de Eerste Wereldoorlog kreeg ze te horen: ‘Héél België? Héél de oorlog? Ge gaat daar veel kritiek op krijgen.’ Wie eventjes de telelens vervangt voor een breedhoekperspectief krijgt op zijn donder. Het is dat ikzelf het geluk heb gehad in werkomgeving te zijn beland die voldoende gewatteerd is tegen dat soort microscopische en carrièristische universitaire mores, anders was De plaag er nooit gekomen. Of er uit de tweede kweekvijver, dat van de literatuur, veel te verwachten valt, kan ik moeilijk inschatten. Ik stel alleen vast dat er in het Nederlandstalig verhalend proza vaak veel minder aandacht wordt besteed aan basale research dan in het buitenland. Jeroen Brouwers’ indrukwekkende Geheime kamers werd terecht geprezen voor zijn structuur, thematiek en verhaallijn, maar het blundert aan alle kanten als hij zijn hoofdpersonage, een hoogleraar geologie, paleontologie of archeologie (het is nooit helemaal duidelijk) zijn academische faam laat maken door hem ‘een steen’ te laten vinden ‘ergens in een Ardense grot’. Kan het iets plausibeler, accurater, precieser? De karigheid van dat soort informatie steekt af bij het enorme vooronderzoek dat Britse schrijvers zoals A.S. Byatt, Michael Frayn of Kazuo Ishiguro aan de dag plegen te leggen. Wetenschappers wagen zich niet alleen zelden aan literair verantwoorde teksten, ook literatoren halen soms hun neus op om eens een wetenschappelijk tekstboek door te bladeren.

Journalistiek Moeten

we

ons

heil

dan k


7

nieuwsbrief Fonds Pascal Decroos

N°5 – DECEMBER 2001

(vervolg pagina 6)

Boek Bart Demyttenaere schreef verscheidene jeugdboeken, een dichtbundel voor jonge kinderen en toneelwerk. In 2000 verscheen van hem de veelgeprezen studie over zelfmoord: De last van het leven. Zelfmoord in Nederland en België. In dit boek toont de auteur zich een zeer kundig en genuanceerd onderzoeker met een grote dosis inlevingsvermogen en maatschappelijke betrokkenheid. Onlangs publiceerde hij samen met Wim Geysen de brievenroman Spiegelschrift. Bart Demyttenaere gunt met zijn boek ‘Levenslang’ een blik achter de tralies van de Belgische gevangenissen. Voor Levenslang ontving Bart Demyttenaere een werkbeurs van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek en van de Koning Boudewijnstichting. Het boek wordt verwacht in februari 2002. WERKBEURS 5.577,60 euro [225.000 bef] toegekend op 28 februari 2001.

verwachten van de journalisten, dat volk dat van nature uit generalistischer denkt en publieksvriendelijker schrijft? Nou, dat zou wel eens kunnen tegenvallen: ze worden ook niet bepaald gestimuleerd als ze werk van langere adem willen aanvatten. Zij die vaste redacteur zijn bij een bepaalde krant of dagblad krijgen doorgaans weinig gelegenheid om in de wereld van krappe deadlines, krappe budgetten en snelle berichtgeving een werk van grotere omvang aan te vatten—zeker op een moment dat de bemensing van redacties omgekeerd evenredig evolueert met de werkdruk. Dat die redacties zelf zo’n omvangrijker project zouden steunen is helemaal onwaarschijnlijk wanneer het gaat om niet meteen actuele onderwerpen met een belangrijke scoop-waarde. En de kikkerpoel van de freelance-journalistiek, moeten we daar onze netten uitgooien? Zal daar het gekwaak van de literaire non-fictie losbarsten? Dat is maar zeer de vraag. Want zal die

lompenproletariër van de verslaggeving de kraan van de onregelmatig binnendruppelende vergoedingen helemaal dichtdraaien om zich in te graven in een onzeker onderwerp dat algauw een half jaar werk en een half miljoen frank kosten vergt? Welke freelancer is daar, zonder externe steun, toe in staat?

Kortom, hoe dichten we dit gat? Het Nederlandse Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten, de bijzonder welbetoelaagde tegenhanger van het Fonds Pascal Decroos, kreeg afgelopen jaar een reprimande van de Raad voor Cultuur omdat er proportioneel te veel geld zou besteed zijn aan journalistieke projecten die uitmonden in een boek. Het Fonds was daardoor, aldus de Raad, verworden tot een non-fictie boekenfonds. Het bestuur van dit Fonds reageerde in zijn jaarverslag gevat: naast artikelen beschouwde het het subsidiëren van boekprojecten als een vol-

waardige taak en stelde het zelfs met voldoening vast dat het in de loop van zijn bestaan het literaire non-fictie boek mede had gestimuleerd. Kijk, daar heb je wat aan. Dat is brood gooien in de vijver. Om kort te zijn: het gaat niet om tradities uit een ver verleden, maar om de adequate structuren in het huidige heden. Dat betekent o.a. subsidies voor journalisten, ruimere evaluatie-criteria voor academici en een aanmoediging tot research bij literatoren. Voorspellen hoe de toestand van de literaire non-fictie in Vlaanderen zal evolueren, is koffiedik kijken. Maar ik kijk in ieder geval uit naar het moment waarop ik tussen mijn twee kasten in een derde mag timmeren. In plaats van de tochtige schouw komt er dan de behaaglijke warmte van een wandje ruggen die je zowel op de werktafel als op het nachtkastje geslingerd hebben. n David Van Reybrouck www.fondspascaldecroos.com/ nl/david_van_reybrouck.html

Bart Demyttenaere – over gerechtelijke verslaggeving

Het gevaar van buitensporige berichtgeving

De Britse krant Manchester Evening News dreigde er onlangs mee de verblijfplaats van de twee jonge moordenaars van Jamie Bulger te onthullen. Een jaar eerder publiceerde de Britse tabloid News of the World foto’s, namen en adressen van mogelijke kindermisbruikers. De realityreeks Confessions van de Amerikaanse kabelzender Court

TV stuurt verhoren en bekentenissen van zware misdadigers de wereld in. De jacht op scoops, de steeds verder oprukkende commercialisering, het systematisch overbelichten van een aantal sensationele maar veeleer marginale randaspecten van de criminaliteit… De wankele verhouding tussen media, publieke opinie én beleidsdragers wordt er niet eenvoudiger op. Het gevaar dat een buitensporige berichtgeving over een aantal uitvergrote excessen bijdraagt tot een eenzijdige beïnvloeding van de publieke opinie is niet denkbeeldig. Bij lezers, kijkers en luisteraars kan de indruk ontstaan dat criminaliteit en onveiligheid de belangrijkste maatschappelijke problemen zijn. De politici grijpen de toenemende ‘interesse’ van het algemeen publiek gretig aan. In

navolging van het extreemrechtse Vlaams Blok is het veiligheidsdebat ook door de traditionele partijen tot een hot item gemaakt. Op het vlak van de gerechtelijke verslaggeving valt het in België al bij al nog mee. In vergelijking met de ons omringende landen, zijn ook de Belgische tabloids beduidend minder geperverteerd. De meeste journalisten hoeden zich voor zware deontologische uitschuivers. Toch wil ik erop wijzen dat met een belangrijk journalistiek basisprincipe –het respect voor de privacy– meer dan eens een loopje wordt genomen. Namen van betrokkenen –beschuldigden en slachtoffers– worden gretig te grabbel gegooid in functie van de ‘identificatie met de lezer’. Dat de vermelding van namen of initialen een negatieve weerslag heeft op de betrokkenen en hun omgeving k


8

nieuwsbrief Fonds Pascal Decroos

Word lid Door lid te worden, steunt u de vereniging die bijzondere journalistien en onderzoeksjournalistiek in Vlaanderen wil stimuleren en waar ook u in gelooft! Lid worden van het Fonds Pascal Decroos betekent dat u het noodzakelijk vindt dat meer tijd wordt gespendeerd aan journalistieke projecten. Door lid te worden, steunt u ons moreel en financieel: u deelt onze visie, u steunt onze projecten en zorgt ervoor dat we jaar na jaar onze projecten en engagementen kunnen uitvoeren. PARTICULIEREN Studenten: 12,50 euro [504 bef] Gewone leden: 25 euro [1.008 bef] Steunende leden: 60 euro [2.420 bef] Ereleden: 125 euro [5.042 bef] BEDRIJVEN Gewone leden: 60 euro [2.420 bef] Steunende leden: 125 euro [5.042 bef] Ereleden: 250 euro [10.085 bef] Gelieve uw bijdrage te storten op rekeningnummer: 422-8004971-11 van het Fonds Pascal Decroos met vermel-ding 'lidgeld 2002'. UW VOORDEEL Als lid wordt u nauw betrokken bij de werking van het Fonds: we nodigen u uit op alle activiteiten en u ontvangt twee keer per jaar deze Nieuwsbrief en de e-brieven via e-mail. U krijgt een reductie op een reeks zw/w postkaarten en originele zw/w foto's (afmeting 30/40 cm en gesigneerd) die u bij het Fonds kunt aankopen. Deze journalistieke foto's werden gerealiseerd met o.m. een werkbeurs van het Fonds Pascal Decroos.

N°5 – DECEMBER 2001

(vervolg pagina 5)

is blijkbaar ondergeschikt aan de heersende marktstrategische doelstellingen. Politici roepen al jaren om afgebakende deontologische journalistieke normen. Ik vraag me af of de politici zelf zo goed geplaatst zijn om de media ethische principes op te leggen. Terwijl de dames en heren beleidsmakers zich ‘opnieuw positioneren’ en het politieke

e-Shop

landschap grondig herverkavelen, wordt in de wieg van de AVBB ernstig werk gemaakt van welomlijnde deontologische basisrichtlijnen. Dat is een hoopvolle evolutie. Het is aan de journalistiek zelf om een eigen gedragscode uit te werken. Misschien kan de Journalistenbond bij het bepalen van haar ethische standpunten wel een beroep doen op de knowhow en

de principes van bijvoorbeeld Paul Staes, Johan Van Hecke en Karel Pinxten. Deze toonbeelden van beginselvastheid zijn ten slotte van heel wat ‘markten’ thuis en vertegenwoordigen intussen –meer dan wie ook– een breed herverkaveld publiek. n Bart Demyttenaere www.fondspascaldecroos.com/ nl/bart_demyttenaere.html

www.fondspascaldecroos.com

Fotoreeks Dieter Telemans

Wereldmuziek 2000, Brazilië | Zuid-Afrika | Senegal (zie hiernaast) Foto 1 – © Dieter Telemans 2000

Set van 2 x 4 verschillende postkaarten · Formaat: 11 x 15 cm · Gedrukt op bioset 300 gr · Prijs: 10,50 euro [424 bef] per set (inclusief verzending Europa) · Prijs leden Fonds Pascal Decroos: 9,45 euro [381 bef] per set (inclusief verzending Europa)

4 foto’s formaat 30 x 40 cm De 4 foto's van Dieter Telemans zijn op groot formaat te krijgen. 50 exemplaren zijn genummerd en gesigneerd door de fotograaf. · Formaat 30,5 x 40,6 cm (12 x 16 inch) · Afgedrukt op ‘pearl papier’ (Ilford) · Prijs: 150 euro [6051 bef] per stuk (inclusief verzending Europa) · Prijs leden Fonds Pascal Decroos: 125 euro [5.042 bef] per stuk (inclusief verzending Europa)

Het Fonds is niet BTW-plichtig.

U wordt automatisch voor één jaar lid van het Fonds Pascal Decroos en ontvangt minstens twee maal per jaar de Nieuwsbrief van het Fonds PD. Uw aankoop helpt toekomstige financiering van werkbeurzen aan journalisten.

Foto 2 – © Dieter Telemans 2000

Hoe bestellen? · Elektronische bestelling: http://www.fondspascaldecroos. com/nl/shop.html · Telefonische bestelling: +32 2 705 59 19 Hoe betalen? Betaal het totale bedrag van uw bestelling op dit rekeningnummer: 422-8004971-11

Foto 3 – © Dieter Telemans 2000

Gelieve te noteren dat we de postkaarten en/of foto's pas versturen NA de bevestiging van uw betaling. Foto 4 – © Dieter Telemans 2000

Colofon Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek vzw

REDACTIE

Kolonel Bourgstraat 90 B-1030 Brussel België T +32 2 705 59 19 F +32 2 705 59 29 E info@fondspascaldecroos.com I www.fondspascaldecroos.com

VOORZITTER VAN DE RAAD VAN BESTUUR

Ides Debruyne

Paul Decroos

Alle rechten voorbehouden. Uit deze Nieuwsbrief noch de website mag niets worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.