NIEUWSBRIEF N°9
FEBRUARI 2004
F O N D S PA S C A L D E C R O O S VO O R B I J Z O N D E R E J O U R N A L I S T I E K
Kolonel Bourgstraat 90, B-1030 Brussel
TEL:
+32 2 705 59 19
info@fondspascaldecroos.org
VZW
fondspascaldecroos.org
Inhoud
2 juryleden stappen uit de anonimiteit
1 · Bekendmaking twee
Het reglement bepaalt dat twee van de vier juryleden van het Fonds Pascal Decroos om de twee jaar moeten worden vervangen. Dit is nu het geval met Paul Muys en Prof. dr. Dirk Voorhoof. Hier leest u hun bilan van werkzaamheden sinds de lancering van het Fonds Pascal Decroos in oktober 1999. Twee nieuwe anonieme juryleden hebben inmiddels hun plaats ingenomen.
aftredende jury-leden · Werkbeurzen - Jury - Paul Muys
2 · Werkbeurzen - Jury - Prof. dr. Dirk Voorhoof
4 · Werkbeurs - Martin Coenen
WERKBEURZEN - JURY
- Paul Muys
Kan het Fonds de onderzoeksjournalistiek redden?
- Irene van der Linde
5 · Werkbeurs - Rudi Rotthier - Joost Loncin - Han Soete
6 · Werkbeurs - Michaël De Cock - Patryk Wezowski · VVOJ-conferentie
7 · Vlaamse Scriptieprijs - Winnaar Vlaamse Scriptieprijs 2003 - Winnaar Klasseprijs 2003
8 · Vlaamse Scriptieprijs 2003 - ‘Adellijke Levensstijl’ door Koen De Vlieger-De Wilde · Colofon
De deadline voor de volgende aanvragen is 23 april 2004 Alle vormen van bijzondere journalistieke projecten voor de audiovisuele of geschreven pers komen in aanmerking: reportages, documentaires, reeksen, boeken, ...
© Dick Verbesselt
· Word lid van het Fonds
Het Fonds Pascal Decroos heeft in de enkele jaren van zijn bestaan zijn plaats veroverd. Dat het aan een behoefte tegemoetkomt, valt af te leiden uit het toenemend aantal aanvragen tot steun. Vlaamse (ook wel Nederlandse) journalisten weten van het bestaan van het Fonds af en weten dat het er voor hén is. De context waarin het Fonds opereert is jammer genoeg niet echt gunstig te noemen. Maar dat maakt de behoefte aan zo’n fonds alleen maar groter. Ik verklaar mij nader. Het valt niet te ontkennen dat met name de schrijvende media moeilijke tijden doormaken en dat de oplagecijfers in het beste geval stagneren. Symptomatisch is dat diverse kranten en weekbladen in de afgelopen jaren hun oudere, dus meer ervaren journalisten al dan niet met een gouden handdruk aan de deur hebben gezet. Als ze al werden vervangen, was het door jonge, kneedbare, goedkopere collega’s. Ik heb de stellige indruk dat er over het algemeen, en in vergelij-
king met pakweg 10 of 20 jaar geleden, minder ruimte voor specialisatie is in onze media; en laat specialisatie nu uitgerekend het voorportaal zijn tot de onderzoeksjournalistiek. De meer gespecialiseerde vakman (of -vrouw) heeft een neus voor ‘nieuws’, kan vergelijken, feiten interpreteren, heeft zin voor synthese. In dat opzicht verschilt hij niet van zijn collega’s die dagelijks kopij toeleveren. Maar hij stelt daarbovenop ook de minder voor de hand liggende vragen, analyseert teksten tot op het bot, speurt naar diepere achtergronden, kent de netwerken en middelen die hij moet gebruiken om mogelijk méér aan de weet te komen. Hij neemt geen genoegen met het perscommuniqué, of met het standaard-interview met de bewindsman. De onderzoeksjournalist die zich in zijn onderwerp vastbijt, is een oncollegiale lastpost. Hij is duur en zijn harde werk biedt niet per se uitzicht op hogere oplagecijfers, zijn verhaal is bovendien zelden ‘leuk’ te noemen. In het ideale geval heeft hij zich op zijn redactie een aparte positie veroverd en hoeft hij zijn vakbekwaamheid niet meer te bewijzen. Hij is jammer genoeg een bedreigde soort geworden en mét zijn verdwijning gaat ook veel knowhow verloren. De omstandigheden zijn er niet naar om daar snel verandering in te brengen. Neem bijvoorbeeld de Wetstraatverslaggeving: journalisten van alle media staan zowat in de rij om op uitnodiging deze of gene minister te vergezellen op zijn
dienstreizen. Waar is de tijd dat zo’n invitatie met enig dédain werd afgewezen? Wie zich vandaag niet naar de agenda van de excellentie schikt en het spelletje niet meespeelt, kan het wel schudden. Kandidaten om bij een volgende gelegenheid in de plaats van deze Prinzipienreiter op kabinetskosten mee op stap te gaan zijn er genoeg. Allicht levert dergelijke ‘buitenkans’ een lekker weglezend artikel op, nuttig voor het imago van de gastvrije politicus. Voor de televisie zitten er wel wat interviewtjes uit-de-lossepols in en wat sfeerbeeld, met routineus off screen-commentaar toe. En eigenlijk vinden de meeste hoofdredacteuren dat allang goed, of ze hebben zich bij die gang van zaken neergelegd. Het is niet langer evident dat een redactie omwille van haar onafhankelijkheid zélf de reis van haar journalist betaalt. In zo’n omstandigheden kan onderzoeksjournalistiek niet of nauwelijks gedijen, en geeft de krant haar functie van waakhond van de democratie gewoon op. Kranten kunnen of willen zich geen journalisten veroorloven die zich weken of maanden ingraven in één of ander onderwerp en daarbij nog het risico lopen dat zo’n onderzoek niets oplevert. Elke dag moet er immers een krant zijn. Voor de elektronische media geldt eigenlijk hetzelfde. De informatie heeft ook daar, als gevolg van de strijd om de kijkersgunst, een steeds hoger infotainment-gehalte gekregen. Een nieuwe Maurice Dewilde is er in Vlaanderen alsnog niet opgestaan. k
nieuwsbrief fo n d s
p a s c a l d e c ro o s vo o r b i j z o n d e r e j o u r n a l i s t i e k
2
N°10 FEBRUARI 2004
(vervolg pagina 1)
Paul Muys Paul Muys (°1945) is licentiaat Germaanse Filologie (UG) en Licentiaat Pers- en communicatiewetenschappen. Na een zestal jaar les Nederlands te hebben gegeven aan de Normaalschool te Oostakker ging hij bij de toenmalige BRT (nu VRT) werken, achereenvolgens als journalist televisienieuws, medewerker en anchor van Panorama en redactiesecretaris. In 1995 hield hij het bij de BRTN voor bekeken en werd External Relations Officer bij de groep Solvay. Van 1999 tot 2001 was Paul Communication Manager EuropaBio (koepelorganisatie bio-industrie) en dan, tot 2002, redacteur bij www.scientecmatrix.com (Engelstalige website over wetenschappelijke actualiteit). Inmiddels is hij zelfstandig consultant.
En dan…, tja, is er het Fonds Pascal Decroos! In de voorbije jaren is het Fonds voor menig journalist een reddingsboei geweest, waaraan hij/zij zich dankbaar kon ophijsen. Het verhaal is telkens weer hetzelfde: ‘In dit onderwerp zit veel méér dan wat ik ooit in de krant waarvoor ik werk zou kwijt kunnen. Ik contacteer u om tijd te kopen, want in tegenstelling tot mijn redactie vind ik het thema beslist de moeite waard. Ik wil er graag een boek over schrijven en wat méér is: x wil het boek graag uitgeven.’ De kans was groot dat de jury op zo’n verzoek inging. Het aantal boeken over actuele onderwerpen, soms niet meer dan ééndagsvliegen, dat met steun van het Fonds is uitgegeven, groeit inderdaad gestaag aan en vult zo langzamerhand een forse boekenplank. Om te weten of deze non-fiction echt aan een behoefte beantwoordt, zouden we op zijn minst de oplagecijfers ervan moeten kennen. Voer allicht voor het eindwerk van een student communicatiewetenschap. Maar met die boeken hebben we dan toch te maken met onderzoek waarvan de resultaten voor iedereen beschikbaar zijn. Kunnen de sponsors van het Fonds redelijkerwijs méér verwachten? Vaak ook hebben we in de afgelopen jaren aanvragers van een toelage moeten ontgoochelen, niet omdat we hen de werkbeurs niet gunden, maar omdat hun aanvraag nauwelijks iets met ‘bijzondere journalistiek’, laat staan met ‘onderzoeksjournalistiek’ te maken had.
WERKBEURZEN - JURY
In het beste geval ging het over recente geschiedschrijving, of een monografie over deze of gene auteur, waarbij journalistieke methodes werden gebruikt. Soms konden deze aanvragers hun project toch met succes uitvoeren, zonder de steun dus van het Fonds. Dat is prima natuurlijk. Geregeld kwam het ook voor dat er onder de aanvragen nauwelijks enkele waren die enige steun verdienden. Dikwijls waren dit verzoeken tot betoelaging van een project waarvoor veelvuldig moest worden op en neer gevlogen naar een verre bestemming. Het was dan nog maar af te wachten of de journalistieke oogst in verhouding zou zijn.
‘Ik heb de stellige indruk dat er minder ruimte voor specialisatie is; en laat specialisatie nu uitgerekend het voorportaal zijn tot de onderzoeksjournalistiek.’ Ook deze aanvragers kwamen in veel gevallen van een ‘kale reis’ thuis. Niet dat het gekozen onderwerp zich per se in de slagschaduw van de plaatselijke kerktoren dient te situeren, maar aan een dure onderneming behoorden we ook hogere kwalitatieve eisen te stellen. Voor sommige persbedrijven in nauwe schoentjes (en ze zitten bijna allemaal krap bij kas) is het Fonds, dat overigens óók moet zaaien naar de zak, zoiets als een melkkoe. ‘We hebben geen geld
voor die reportage, probeer het eens bij het Fonds! ‘ Daarbij vergeten ze gauw even dat het Fonds Pascal Decroos niet is opgericht om het normale journalistieke werk – zelfs maar gedeeltelijk – te financieren. De gemotiveerde afwijzing van een aanvraag kan in dat opzicht leerzaam en nuttig zijn. Kreeg ik de kans mijn jurytaak over te doen, dan zou ik nog selectiever te werk gaan bij de verdeling van de beschikbare fondsen. Door het grote aantal aanvragen wordt de spoeling immers al gauw te dun. Het lijkt me zinvoller een beperkt aantal échte onderzoeksprojecten volop te steunen dan het beschikbare manna over een te grote groep gegadigden te laten neerdwarrelen. Af en toe merken we dat een project dat misschien de moeite waard was, niet doorgaat omdat de toegekende steun niet volstond. Vooral freelancers laten wel eens merken dat het sop de kool niet waard was en het is al eens gebeurd dat ze vriendelijk bedankten voor de als ontoereikend ervaren toelage. De jury zou, naar het mij voorkomt, de projecten nog strenger moeten selecteren, puur op hun onderzoeksjournalistieke kwaliteiten, en hogere bedragen uitkeren voor een kleiner aantal projecten. Zo stuurt ze een duidelijk signaal uit én bewijst ze de onderzoeksjournalistiek een heuse dienst. En daar is het toch eigenlijk allemaal om begonnen? n
Paul Muys, ex-jurylid fondspascaldecroos.org/archief/ knipsels/2004/paul_muys
- Dirk Voorhoof
Vier jaar ondergronds ‘De doelstelling van het Fonds Pascal Decroos is journalisten in staat stellen journalistieke projecten van bijzondere aard en kwaliteit uit te voeren’, zo staat het in het reglement sinds de oprichting van het Fonds. En nog: ‘De projecten moeten uitstijgen boven de reguliere verslaggeving en de dagelijkse journalistiek’. Telkens moet men ook aantonen dat het project ongebruikelijk hoge kosten met zich meebrengt of zo tijdrovend
is dat de ‘normale honorering van redactie of uitgeverij niet voldoende is om het project te financieren’. Zo staat het er, zwart op wit. Misschien wat hoog gegrepen, maar dat is de doelstelling van het Fonds: ‘het bevorderen van kwaliteits- en onderzoeksjournalistiek in Vlaanderen’. Daartoe ontwikkelt het Fonds tal van initiatieven. Het toekennen van werkbeurzen aan journalistieke projecten is evenwel de core business van
het Fonds. Om uit te maken of aan deze criteria is voldaan werd vier jaar geleden een jury samengesteld die in volle onafhankelijkheid en discretie de projecten beoordeelt. Ik voelde mij toen allicht gevleid om samen met drie éminences grises, drie titanen van de Vlaamse journalistiek (Hugo de Ridder, Karel Anthierens en Paul Muys) deel uit te maken van deze (exclusief mannelijke) ‘Vierschaere’. k
nieuwsbrief fo n d s
p a s c a l d e c ro o s vo o r b i j z o n d e r e j o u r n a l i s t i e k
3
N°10 FEBRUARI 2004
(vervolg pagina 2)
Dirk Voorhoof is gewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent, waar hij o.a. de vakken mediarecht, auteursrecht en journalistieke deontologie doceert. Hij werkt mee aan verschillende juridische publicaties, waaronder ‘Auteurs & Media’ (Larcier), ‘Mediaforum’ (Otto Cramwinckel, Amsterdam) en ‘De Juristenkrant’ (Kluwer). Sinds 1994 is hij lid van de federale Commissie voor de Toegang tot Bestuursdocumenten. In 2002 en 2003 doceerde hij aan de universiteit van Oxford in een programma Comparative Media Law and Policy (PCLMP). Sedert enkele jaren is hij actief als expert voor de Raad van Europa, Directoraat Mensenrechten, voor de analyse en begeleiding van de mediawetgeving in de nieuwe lidstaten, waaronder Ukraïne, Azerbaijdzan, Georgië, Macedonië, Tsjechië, Slovenië, Slovakije en Roemenië. In 2003 publiceerde hij bij Larcier een ‘Handboek Mediarecht’. Meer informatie vind je op zijn webstek.
www.psw.ugent.be/dv
© Dirk Voorhoof
Dirk Voorhoof
270 dossiers, 500.000 euro… Sedertdien zijn ongeveer 270 dossiers beoordeeld tijdens een 15-tal juryvergaderingen. Bij ongeveer de helft van de dossiers hebben wij het journalistiek enthousiasme van de aanvragers in de kiem gesmoord. De projecten die wèl gefinancierd werden kregen vaak maar een fractie van wat in de begroting als subsidiebedrag was aangevraagd. We hebben dus vooral veel enthousiaste aanvragers ontgoocheld. Er is dus weinig risico dat ik mij, door de medewerking aan de jury van het Fonds, onsterfelijk populair zal gemaakt hebben in journalistiek Vlaanderen. Wat kan er nu ontsluierd worden over de vier jaar ondergrondse werking in de anonimiteit? Hoe zijn wij te werk gegaan, wat zijn de bevindingen, welke dossiers werden uiteindelijk door het Fonds gesubsidieerd, zijn er lessen te trekken uit de eerste vier jaar? Laten we beginnen bij het begin. Eind 1999 kende het Fonds de eerste werkbeurzen toe aan twee Vlaamse journalisten: Els de Temmerman voor haar boek over kindsoldaten in middenAfrika, ‘De kinderen van Aboke’ en Martin Coenen voor een reportage over de drugmaffia in Antwerpen, ‘The Antwerp Connection’. Dit was de start van het Fonds, sindsdien financierde het Fonds tientallen projecten, waaronder het boek van Chris de Stoop over Doel (‘De Bres’, De Bezige Bij), er was ‘De crash van Sabena’ (Van Halewyck) , een samenwerking tussen kranten- en TV-journalisten Steven Decraene, Geert Sciot en Peter Denruyter, ‘Bubble Business’ van Aart de Zitter over
hypes in de economie en ‘Van het front geen nieuws’ (Meulenhoff/ Manteau) van Rudi Vranckx. Zeker niet onopgemerkt bleef het boek van Marleen Teugels ‘Met Stille Trom, de naweeën van de nieuwe oorlog’ (Nijgh & Van Ditmar). Diezelfde Marleen Teugels kreeg overigens ook een werkbeurs om te onderzoeken hoe de tabaksindustrie proactief invloed uitoefent op tabakspreventie in België. Onder dreiging van een proces publiceerde Knack ondertussen het artikel over de Rodin-stichting. Marleen Teugels is ook de eerste journaliste die naar de Raad van State is gestapt omdat zij van de Minister en de FOD Financiën geen inzage kreeg in bepaalde bestuursdocumenten. Ook hierrond voert het Fonds overigens campagne: nog te weinig journalisten in Vlaanderen doen een beroep op de openbaarheidswetgeving. Een opvallend hoge werkbeurs werd toegekend aan Bart Demyttenaere voor zijn boek over de armoede in België (‘In vrije val. Armoede in België’, Manteau). Met de ruim 11.000 euro die de journalist kreeg voor zijn project is hij er alvast in geslaagd zichzelf boven de armoedegrens te tillen. Het boek zelf heeft ongetwijfeld de thematiek van de sociale achterstelling en structurele armoede in Vlaanderen meer dan ooit onder de aandacht gebracht. Aan nog enkele projecten werden bedragen toegekend rond of boven de 10.000 euro, hetgeen bewijst dat het Fonds soms instaat voor een substantiële financiële ondersteuning van bepaalde journalistieke projecten. De meeste projecten kregen een subsidie rond de 3.000 tot 5.000 euro, uitbetaald in schijven, telkens bij voorlegging van een tussenverslag. In sommige gevallen ging het engagement van de journalist soms wel heel ver. Zo verbleef Guy van Gestel gedurende vijf weken tussen psychiatrische patiënten. Zijn boek ‘Te Gek!’ (Lannoo) brengt een indringend verslag van het leven in psychiatrische instellingen, anno 2001 in Vlaanderen. Nog meer vermetel was de maandenlange zwerftocht van De Morgen-journalist Rudi Rotthier in de islamwereld.
Rudi Rotthier legde ongetwijfeld het meeste kilometers af voor rekening van het Fonds, ook nog eens gevolgd door het dikste boek (R. Rotthier, De Koranroute, Uitgeverij Atlas, 573 p.). Bekijkt men de periode 2000 tot begin 2004, dan komt men globaal tot de volgende cijfers. In 2000 kende het Fonds ca. 110.000 euro toe aan 32 verschillende projecten. Het jaar daarop, in 2001, werd een subsidiebedrag van 115.000 euro toegewezen aan in totaal 27 projecten, in 2002 werd 133.000 euro toegekend aan 39 projecten en in 2003 werd nog eens ongeveer 133.000 euro toegewezen aan 45 projecten. Op vier jaar ben ik dus als jurylid mee verantwoordelijk voor het over de journalistieke balk gooien van ongeveer 500.000 euro, omgerekend naar de oude Belgische munt, 20 miljoen frank.
‘Vaak heeft de jury moeten vaststellen dat er nauwelijks projecten voor onderzoeksjournalistiek werden ingediend.’ Nauwelijks projecten van beklijvende onderzoeksjournalistiek Is dit geld goed besteed? U kunt van mij moeilijk enige neutraliteit of onpartijdigheid verwachten bij het antwoorden op deze vraag. Wel kan ik mij perfect vinden in wat Karel Anthierens, al evenmin onbevooroordeeld, twee jaar geleden schreef toen hij, samen met Hugo de Ridder, terugblikte op de eerste jaren van het Fonds. Karel schreef toen: ‘We hebben het aanschijn van de Vlaamse pers niet veranderd, de geschiedschrijving niet beïnvloed, we hebben geen wereldschokkende revelaties in de hand gewerkt, we hebben geen hemeltergende toestanden laten blootleggen’ (Nieuwsbrief nr. 5, december 2001, p. 3). Talrijke projecten, ongeveer de helft, werden door de Jury naar de prullenmand verwezen. Een aantal andere projecten brachten k
nieuwsbrief fo n d s
p a s c a l d e c ro o s vo o r b i j z o n d e r e j o u r n a l i s t i e k
4
N°10 FEBRUARI 2004
(vervolg pagina 3)
niet wat er van verwacht werd. Vaak heeft de jury moeten vaststellen dat er nauwelijks projecten voor onderzoeksjournalistiek werden ingediend. Meestal ging het om ‘bijzondere journalistieke projecten’, op zich soms interessant, maar de echt beklijvende projecten van onderzoeksjournalistiek zijn op één hand te tellen. De jury heeft het Fonds er ook voor behoed een subsidiekraan te worden of een soort reisbureau voor verre-afstand journalistiek. Het is aandoenlijk om vast te stellen hoeveel aanvragen tot het Fonds werden gericht door journalisten die per se aan het andere eind van de wereld, en dus vooral niet in Vlaanderen, aan onderzoeksjournalistiek willen gaan doen, diep in het oerwoud, in de woestijn, tot in Australië, ergens op een archipel, tussen de moerasarabieren of in de streek van de Grote Meren…
Martin Coenen Werkbeurs Fonds Pascal Decroos: 4.000 EUR, toegekend op 04/06/2003. UITZENDING: ‘De grijze kolonne’, een reportage van Martin Coenen, werd op 30 november 2003 uitgezonden in ‘Lichtpunt’ (Canvas).
Martin Coenen is freelance journalist en werkt ondermeer voor Humo.
Irene van der Linde Werkbeurs Fonds Pascal Decroos: 5.000 EUR, toegekend op 18/10/2002. Irene Van der Linde (°1963) is freelance journalist voor diverse dag-, week- en maandbladen, achtergrondreportages en interviews voor onder andere Intermediair, Markant, Wordt Vervolgd, Vrij Nederland. Nicole Segers (°1960) is fotograaf en heeft diverse fotoprojecten – veelal over Zuidelijk Afrika – en tentoonstellingen in binnen- en buitenland op haar naam staan.
Bekijkt men de projecten die door het Fonds gefinancierd werden de voorbije vier jaar, dan mag toch gesteld worden dat deze journalistieke reportages het waard waren om hun weg naar het publiek, de geïnteresseerde lezer te vinden. Het Fonds heeft dus effectief bijgedragen
WERKBEURS
aan het tot stand komen van een aantal journalistieke analyses die er anders niet of niet op die manier zouden gekomen zijn.
‘Het is aandoenlijk om vast te stellen hoeveel aanvragen tot het Fonds werden gericht door journalisten die per se aan het andere eind van de wereld, en dus vooral niet in Vlaanderen, aan onderzoeksjournalistiek willen gaan doen.’ De Morgen, de krant die durft! Om af te sluiten nog dit. De afgelopen weken liep een radiospot voor De Morgen waarin deze krant een fiere borst opzette omdat het journalist Rudi Rotthier voor een jaar naar de VS stuurt. Zeker een verdienste voor De Morgen. Maar de realiteit is wel dat de journalist in kwestie eerst op zoek is moeten gaan naar financiering voor zijn project omdat De Morgen zich
hiervoor niet wou engageren. Het Fonds was bereid de helft van het gevraagde budget te betalen, op voorwaarde evenwel dat De Morgen de andere helft zou financieren. Allicht is dit een formule die in de nabije toekomst verder moet uitgewerkt worden, namelijk de formule van de medefinanciering door de redacties. Deze formule kan verhinderen dat het Fonds als schaamlapje zou worden gebruikt, of nog erger, als ‘melkkoe’ (dixit P. Muys) voor de redacties die zelf niet wensen te investeren in interessante journalistieke projecten van iets langere adem. Door zijn bestaan zelf is het Fonds een duidelijk signaal, een permanente vingerwijzing dat onderzoeksjournalistiek een steviger plaats verdient, meer aandacht moet krijgen binnen de Vlaamse mediaredacties. Vanuit de wetenschap dat ‘journalistiek meer is dan het verkopen van bedrukt papier’ (Yves Desmet, Nieuwsbrief, november 1999, p. 2). n
Dirk Voorhoof, ex-jurylid fondspascaldecroos.org/archief/ knipsels/2004/dirk_voorhoof
- Martin Coenen - Lichtpunt (Canvas, VRT)
De grijze zone Ze zijn niet legaal maar ze zijn ook geen sans-papiers... Ze zijn de grijze kolonne: migranten en vluchtelingen die om louter economische redenen soelaas zoeken in ons land. Een werkvergunning hebben ze niet en dus werken ze ‘in het zwart’. Maar verder leven ze ongeveer zoals de modale Belg: ze huren legaal een
WERKBEURS
appartement, rijden met een auto met Belgische nummerplaten, zijn in orde met de mutualiteit en kunnen naar het ziekenhuis. Hun kinderen gaan hier naar school. Wettelijk kan dat niet. Alles wijst duidelijk op een gedoog- of tweesporenbeleid van vele overheden.
De grijze kolonne’, een reportage van Martin Coenen en met de steun van het Fonds Pascal Decroos, werd op 30 november 2003 uitgezonden in ‘Lichtpunt’ (Canvas). n Lees meer: fondspascaldecroos.org/archief/ werkbeurzen/martin_coenen/
- Irene van der Linde - Vrij Nederland / De Standaard
Finnen in de Wodkazone - Irene van der Linde / Nicole Segers De 1400 kilometer lange Finse oostgrens – hét symbool voor ‘s lands onafhankelijkheid – is sinds 1995 ook Europa’s grens. ‘We zijn eindelijk thuis’, verzuchten de Finnen uit het zuiden. In het noorden ligt dat anders. Daar dromen de Samen van een eigen land, zonder grenzen.
Mede door subsidies uit Brussel nemen de spanningen tussen Samen en Finnen toe. Want wie is Samen en wie niet? Deze reportage van Irene van der Linde, met fotografie van Nicole Segers, over de oostgrens van Finland verscheen in Vrij Neder-
land (woensdag 10 december). Ze kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos. n
Lees meer: fondspascaldecroos.org/archief/ werkbeurzen/irene_van_der_linde/
nieuwsbrief fo n d s
p a s c a l d e c ro o s vo o r b i j z o n d e r e j o u r n a l i s t i e k
Rudi Rotthier Werkbeurs Fonds Pascal Decroos: 10.000 EUR, toegekend op 19/11/2003.
WERKBEURS
Joost Loncin (°1955) studeerde Germaanse Filologie aan de K.U.Leuven. Hij was buitenlandredacteur bij Het Volk en is nu eindredacteur bij Het Nieuwsblad. Door Loncins oproep in de krant vond Jacky Borzykowski na zestig jaar zijn onderduikfamilie en zijn drie vriendjes terug. TITEL:
‘Rafle dans les Marolles’ editions Versant Sud DEPOT: D/2003/9445/16 ISBN: 2-930358-15-7 NUR: 683 UITGEVER:
Han Soete Werkbeurs Fonds Pascal Decroos: 12.394,68 EUR, toegekend op 06/06/2001. Publicatie BOEK: Het media-activisme handboek SUBTITEL: Don't hate the media, become the media AUTEURS: Han Soete, Raf Custers, Bruno De Bondt UITGEVER: Epo ISBN: 90 6445 336 5 PRIJS IN DE WINKEL: 22,50 euro VERSCHIJNINGSDATUM: april 2004 UITVOERING Paperback AFMETINGEN: 19,5 x 24 cm AANTAL PAGINA'S: ca. 360 Auteurs Han Soete (°1968) is mediaactivist en stichter van indymedia.be. Raf Custers (°1954) is journalist en media-activist bij indymedia.be. Hij schreef het boek Blinde Cargo (EPO, 1996). Bruno De Bondt (°1980) is journalist en media-activist bij indymedia.be.
N°10 FEBRUARI 2004
- Rudi Rotthier - De Morgen / Uitgeverij Atlas
De USA-route
een journalistieke tocht door de Verenigde Staten, met als simpele opdracht: wat weten we eigenlijk van de Amerikanen? Tot de presidentsverkiezingen in november 2004 rapporteert Rudi Rotthier dagelijks en maandelijks vanuit de Verenigde Staten, een land van, althans voor hem, stijgende verbazing. Vanaf zaterdag 10 januari 2004 in De Morgen.
© rr
Rudi Rotthier (°1957) is tussen 1980 en 1989 werkzaam bij De Morgen op verschillende redacties (nieuws, politiek, buitenland). Sindsdien maakte hij talloze reportageseries in De Morgen, De Standaard Magazine, De Volkskrant, Wereldwijd, De Wereld Morgen. Meestal gaan de thema's over arbeid, uitbuiting, religie, ... .
Joost Loncin
5
Met zijn Koranroute hield Rudi Rotthier zijn lezers maandenlang in de ban. Nu onderneemt hij
WERKBEURS
Deze serie kreeg ‘de keur van de hoofdredacteur’ In een tijd dat grote kranten nauwelijks nog ruimte maken voor grote journalistieke projecten is De Morgen vastbesloten om van
de smaakmakende journalistiek zijn waarmerk te maken. De Morgen presenteert deze ambitieuze projecten onder het motto ‘DE KEUR VAN DE HOOFDREDACTEUR’. Dit leest het Fonds Pascal Decroos met heel veel plezier. De Morgen kan dit realiseren dankzij de steun van het Fonds Pascal Decroos. n fondspascaldecroos.org/archief/ werkbeurzen/rudi_rotthier/USA/ Vanaf 10 januari 2004 tot de presidentsverkiezingen in november 2004 in De Morgen, elke dag en elke maand.
- Joost Loncin - Editions Versant Sud
Boek van Loncin krijgt Franse vertaling Het boek ‘Geheime routes en netwerken’ van Joost Loncin krijgt een Franse vertaling ‘Rafle dans les Marolles’ (editions Versant Sud), dat met de steun van het Fonds Pascal Decroos
WERKBEURS
werd gerealiseerd. Het boek werd op vrijdag 9 januari 2004 voorgesteld in de Centre Communautaire Laic Juif, Rue de l’Hotel des Monnaies, 52 in Brussel. n
fondspascaldecroos.org/archief/ werkbeurzen/joost_loncin/ www.cclj.be/regards/
- Han Soete, e.a. - Epo
Het media-activisme handboek Don’t hate the media, become the media Become the media: In het kielzog van de andersglobalistische beweging ontstond een internationaal netwerk van jonge media-activisten. Het zijn mensen betrokken bij de gebeurtenissen op straat die van daaruit aan berichtgeving willen doen. De auteurs van dit MAM-boek deden 3 jaar lang een vivisectie
op hun eigen ervaring bij indymedia.be. Om een aanzet te geven voor alle would be mediaactivisten. Hoe zelf verhalen uit je omgeving optekenen? Hoe een reportage maken? Hoe mensen aan het woord laten? Hoe aan informatie geraken? En welke technologie heb je nodig voor je eigen video-, foto-, audio- of
geschreven reportage?
Het boek kwam er met de steun van het Fonds Pascal Decroos en ligt in april 2004 in de winkel. fondspascaldecroos.org/archief/ werkbeurzen/han_soete/ www.media-activism.be
Word lid van het Fonds Pascal Decroos en bouw mee aan dit uniek project De steun van zijn leden is essentieel in de werking van het Fonds Pascal Decroos. Immers, het Fonds werkt volkomen onafhankelijk. Alle extra activiteiten zoals debatten, conferenties, de Scriptieprijs en -bank worden met ledengeld betaald. Nieuwe initiatieven zoals de uitbouw van het Fonds tot een ‘infocentrum researchjournalistiek’ hangt van uw steun af. Als lid wordt u uitgenodigd op alle activiteiten (debat, lezing, conferentie ...) en u ontvangt twee keer per jaar de Nieuwsbrief van het Fonds en de e-brieven via e-mail. PARTICULIEREN
BEDRIJVEN
Gelieve uw bijdrage te storten op rekeningnummer:
GEWOON LID 25 euro STEUNEND LID 60 euro ERELID 125 euro STUDENT 12,5 euro
GEWOON LID 60 euro STEUNEND LID 125 euro ERELID 250 euro
422-8004971-11
met vermelding 'lidgeld 2004'.
(IBAN: BE30 4228 0049 7111 KBC Bank NV BIC: KREDBEBB)
Alvast bedankt!
n
p a s c a l d e c ro o s vo o r b i j z o n d e r e j o u r n a l i s t i e k
Werkbeurs Fonds Pascal Decroos: 3.000 EUR, toegekend op 27/02/2003. Publicatie BOEK: Titel Op een onzeker uur SUBTITEL: Verhalen van vluchtelingen AUTEUR: Michaël De Cock ISBN: 9022318273 PRIJS: 17,95 euro UITGEVER: Standaard Uitgeverij VERSCHIJNINGSDATUM: 28/03/2004 UITVOERING: Paperback AANTAL PAGINA'S: 225 Michaël De Cock (°1972) werkt de laatste jaren voornamelijk als regisseur en auteur voor het Publiekstheater. Zo schreef hij een paar jaar terug (2001) de theatertekst ‘Firenzee’, een bijtende satire over onze omgang met vluchtelingen. Sindsdien heeft de asielproblematiek hem niet meer losgelaten. Hij had veel gesprekken met vluchtelingen in asielcentra en woonde interviews bij op het commissariaat-generaal voor de vluchtelingen. Een aantal van de vluchtelingen met wie hij sprak, is weer verdwenen, anderen hebben intussen asiel gekregen, of wonen illegaal in ons land.
WERKBEURS
N°10 FEBRUARI 2004
- Michaël De Cock - Standaard Uitgeverij / Knack
Op een onzeker uur
Projectomschrijving Sinds zes maanden volgt Michaël De Cock - met de steun van het Fonds Pascal Decroos - het leven van een vijftal asielzoekers op de voet. Hij volgt hun dossier, praat met hen over hun verwachtingen, hun alledaagse beslommeringen, hun aanpassingsproblemen, hun dromen, hun stil verdriet. Vanaf januari 2004 trekt hij in de laadbak van een vrachtwagen met de monoloog ‘Saw it on television / DIDN’T UNDERSTAND’ van Tongeren naar Diksmuide om fragmenten uit zijn interviews en dagboekfragmenten van vluchtelingen te verWERKBEURS
tolken. Ondertussen werkt hij ook aan een boek waarin hij zijn zoektocht beschrijft. Korte inhoud: ‘Op een onzeker uur’ is het literaire relaas van deze intieme en intrigerende kennismaking met vluchtelingen, mensen op de dool die even een thuishaven vinden in een asielcentrum: ‘Op een onzeker uur wachten hier mensen op een nog minder zekere toekomst.’ Voor het schrijven van zijn theaterstuk ‘Saw it on television / DIDN’T UNDERSTAND’ dat in 2004 overal in Vlaanderen wordt opgevoerd interviewde de jonge theatermaker Michaël De Cock jarenlang vluchtelingen. Aanvankelijk had hij een clichébeeld van deze mensen: ‘Het soort dat
je af en toe – dood of levend – ook op het journaal ziet. Een echte vluchteling, daar was ik wel zeker van, is in de laadbak van een vrachtwagen naar hier gekomen. Het vliegtuig is voor watjes.’ Maar gaandeweg wint hij het vertrouwen van zijn gesprekspartners en ontdekt hij onthullende en onthutsende levensverhalen. Wat begint met een paar portretten wordt al gauw veel meer. Intensief volgt Michaël ‘zijn’ vluchtelingen in hun doen en laten: het leven in het asielcentrum, op bezoek bij hun advocaat, hun kleine problemen, hun groot verdriet… In het begin is hij een bevoorrechte getuige, op het eind wordt hij meer en meer een metgezel, zelfs een bondgenoot. n
fondspascaldecroos.org/archief/ werkbeurzen/michaël_de_cock/
- Patryk Wezowski - MO* / VRT
200 Jaar onafhankelijkheid van Haïti
Patryk Wezowski Werkbeurs Fonds Pascal Decroos: 1.000 EUR, toegekend op 17/12/2004.
© Patryk Wezowski
Publicatie - REPORTAGE: ‘Het feest gaat niet door’ in MO* van februari 2004 - GESPREK: De Wandelgangen (Radio1) op 09/01/2004 Patryk Wezowski (°1977) werkt als freelance fotograaf en journalist. In 2003 reisde hij een half jaar met Maja Wezowska door Azië voor het project ‘op goed geluk’ met publicaties in MO* en De Tijd.
6
© Isabel De Vos
Michaël De Cock
© Caroline Vincart
nieuwsbrief fo n d s
Op 1 januari 2004 viert de eerste zwarte republiek ter wereld 200
jaar onafhankelijkheid. Deze herdenking komt echter op een ogenblik waarop de Haïtianen met een grote politieke crisis te kampen hebben. President Aristide maakt van 200 jaar onafhankelijkheid een persoonlijke zaak om zijn gecontesteerde macht te versterken. De straatprotesten tegen de president groeien en worden met geweld de kop ingedrukt. De bevolking vraagt zich af wat er met Nieuwjaar 2004 te vieren valt? Is het een reden om te feesten of om in opstand te komen?
Men vergelijkt de actuele situatie met de laatste maanden van de periode van Duvalier in 1986. Aristide is soms samen met Dessalines op een schilderij afgebeeld. Gaat de huidige president net als de leider van de onafhankelijkheidsstrijd twee eeuwen geleden ook een onthoofding tegemoet? Wie en hoe sterk is zijn oppositie? Waartoe geeft 2004 aanleiding in Haïti? n
fondspascaldecroos.org/archief/ werkbeurzen/patryk_wezowski/
CONFERENTIE
VVOJ-conferentie geslaagd De conferentie onderzoeksjournalistiek die 7 en 8 november 2003 in Antwerpen werd gehouden, mag geslaagd worden genoemd. Er waren 270 deelnemers, twintig procent meer dan vorig jaar. Een kleine tachtig sprekers, trainers en workshopvoorzitters zetten zich in om van de conferentie een succes te
maken. Met name de bijdragen van de twee Amerikaanse sprekers, David Boardman (Seattle Times) en Clifford Levy (New York Times) vielen in de smaak. Boardman legde uit hoe een goede organisatie van de redactie bijdraagt aan meer en betere onderzoeksjournalistiek. En Levy schetste hoe hij door inte-
gratie van traditionele onderzoeksmethoden én Computer Assisted Reporting zijn Pulitzer prijswinnende verhalenserie schreef. Maar ook de computertrainingen en vele workshops werden gewaardeerd. n Lees meer: www.vvoj.be
nieuwsbrief fo n d s
p a s c a l d e c ro o s vo o r b i j z o n d e r e j o u r n a l i s t i e k
7
N°10 FEBRUARI 2004
(vervolg pagina 6)
Lees de Nieuwsbrief in pdf-versie U kunt de printversie van de Nieuwsbrief van het Fonds Pascal Decroos nu met enige vertraging ook in pdf-versie lezen.
VLAAMSE SCRIPTIEPRIJS
Koen De Vlieger-De Wilde wint de Vlaamse Scriptieprijs 2003
fondspascaldecroos.org/fonds/ nieuwsbrief.html
E-zines gearchiveerd U vindt sinds kort een overzicht van de e-zines in het archief.
© Kristof Clerix
fondspascaldecroos.org/archief/ ezine/2003/
Op 13 december maakte het Fonds Pascal Decroos tijdens de Algemene Vergadering van de Koninklijke Vlaamse Academie van België de winnaar bekend van de prestigieuze Vlaamse Scriptieprijs 2003.
Juryleden Vlaamse scriptieprijs 2003 Piet Bulteel (Uitgeverij Roularta Books), Leo De Haes (Uitgeverij Houtekiet), Rik Van Cauwelaert (Knack), Luc Van der Kelen (Het Laatste Nieuws), Prof. dr. Kristiaan Versluys (Koninklijke Vlaamse Academie van België).
Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten
tweede graaf van Bergeyck en één van de meest vooraanstaande Zuid-Nederlandse politici op het einde van de Spaanse periode. De huishoudjournalen van de adellijke dame waren zijn uitgelezen bronnen om ‘te gluren door de fluwelen gordijnen en te luistervinken aan de gesculpteerde deuren van Livina de Beer en haar gezin’, zoals hij dit mooi formuleerde.
Koen De Vlieger-De Wilde mocht de 2.500 euro in ontvangst nemen dankzij een uitmuntende scriptie met als titel ‘Adellijke levensstijl’. Koen De Vlieger-De Wilde studeerde dit jaar af als licentiaat Geschiedenis aan de KULeuven. De Jury prees vooral de zeer goeie schrijfstijl en de manier waarop hij een mooi beeld optrekt van de familie van Livina de Beer (1656-1741), de gravin van Bergeyck. Livina was de echtgenote van Jan van Brouchoven (1644-1725), de
De Jury was verrast door het feit dat De Vlieger-De Wilde de karikatuur van de adellijke consumptie corrigeert. Blijkbaar hadden edele lieden een strak financieel beheer. Het werd een boeiende beschrijving. Hij heeft niet alleen het archief goed bestudeerd, maar ook analoge casestudies trokken zijn aandacht. Het eindwerk bewijst dat er in die tijd heel wat sociale warmte bestond, meer dan nu durfde de Jury hieruit concluderen.
Craemer (Universiteit Gent), Curt Claeys (VUB Brussel) en Isabel De Rycke (Karel de Grote Hogeschool).
25% meer inzendingen Het Fonds Pascal Decroos ontving 109 geldige inzendingen die in aanmerking konden komen voor de scriptieprijs. Een veertigtal trokken de aandacht en uiteindelijk een 20-tal thesissen kwamen in aanmerking voor de eindspurt. De Jury was over het algemeen heel tevreden over de kwaliteit van de inzendingen. De Vlaamse Scriptieprijs is een initiatief van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek vzw onder de auspiciën van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. n Lees meer: p. 8: ‘Adellijke Levensstijl’ fondspascaldecroos.org/scriptieprijs/ laureaat2003.html fondspascaldecroos.org/scriptieprijs/ klasse/ www.scriptieprijs.be
De vier andere genomineerden kregen een aanmoedigingsprijs van 250 euro elk: Julie Carlier (Universiteit Gent), Ann De
VLAAMSE SCRIPTIEPRIJS
Stijn Seys wint Klasseprijs De eerste Klasseprijs voor 2003 gaat naar Stijn Seys voor zijn ‘Schoolinterne leerlingenbegeleiding in kaart gebracht’. Motivatie: ‘Met zorgverbreding, of kortweg ‘zorg’ zoals het nu heet, kiest de auteur voor een actueel thema dat in veel scholen leeft en waarbij elke school steeds meer betrokken is. Zorg waarmaken blijkt echter geen sinecure. Een bevraging van de mensen die het moeten doen is dan ook bijzonder relevant. Hoewel een
Vlaams onderwijsblad altijd reikhalzend uitkijkt naar onderzoeksgegevens voor heel Vlaanderen, heeft de auteur zich wijselijk beperkt tot zijn eigen provincie. We kunnen enkel hopen dat andere studenten in deze scriptie inspiratie vinden om in hun regio hetzelfde te doen. Het samenvattende artikel verwerkt op een vlotte en overzichtelijke manier een veelheid van onderzoeksgegevens. Een selectie van de belangrijkste cijfers gaat samen met duidelijke
conclusies, die leesbaar zijn voor een breed publiek. Journalistiek gezien zou het artikel directer en met de sterkste conclusies voorop kunnen starten (en met een bronverwijzing kunnen eindigen voor wie meer wil weten), maar dat zijn aanbevelingen voor een volgende gelegenheid. Proficiat’. n www.scriptieprijs.be
nieuwsbrief fo n d s
p a s c a l d e c ro o s vo o r b i j z o n d e r e j o u r n a l i s t i e k
8
SCRIPTIEPRIJS - LAUREAAT 2003
N°10 FEBRUARI 2004
- Koen De Vlieger-De Wilde
Adellijke levensstijl
Colofon Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek vzw Kolonel Bourgstraat 90, B-1030 Brussel - België T +32 2 705 59 19 F +32 2 705 59 29 E info@fondspascaldecroos.org W www.fondspascaldecroos.org Redactie: Ides Debruyne Voorzitter van de Raad van Bestuur: Paul Decroos Vormgeving: Anne Van Hootegem Druk: Printing Partners, Eeklo Oplage: 3.000 exemplaren Het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek is een onafhankelijke vereniging zonder winstoogmerk (vzw) en opgericht met als doel de herinnering aan Pascal Decroos levendig te houden en zijn levenswerk voort te zetten door: · het bevorderen van kwaliteitsen onderzoeksjournalistiek in Vlaanderen en daarbuiten; · het creëren van de mogelijkheid voor jonge mensen om journalistieke talenten in de praktijk te ontwikkelen; · het bijeenbrengen van mensen uit verschillende hoeken en lagen van de maatschappij.
Website Fonds De website kwam tot stand met de steun van www.persberichten.be en www.2mpact.be Alle rechten voorbehouden. Uit deze Nieuwsbrief noch de website mag niets worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Ze waren met zes, allemaal lang en smal, het ene al wat groter dan het andere. Hun kalfsleren en perkamenten banden omarmden honderden bladzijden gevuld met duizenden korte zinnetjes. Eeuwen geleden had Livina de Beer (1656-1741), de gravin van Bergeyck, ze één voor één neergepend in zwierige, wat kinderlijke letters. Van 1689 tot 1738 nam de gravin elke paar dagen plichtsbewust de ganzeveer ter hand om alle uitgaven van haar huishouden te noteren. Een eindeloze parade van levensmiddelen, stoffen, meubelen, brandstoffen, reizen, winkeliers, bedienden, ambachtslieden, maanden, jaren, guldens en stuivers vulde journaal na journaal. Na de dood van de oude gravin werden haar boekjes bewaard op de zolders van herenhuizen en kastelen en uiteindelijk – zeven generaties later – ter beschikking gesteld van het historisch onderzoek. Vanaf dat moment werden ze ‘bronnen’, wormgaten waardoor geschiedkundigen naar het verleden kijken. Huishoudjournalen zijn inderdaad uitgelezen bronnen om te gluren door de fluwelen gordijnen en te luistervinken aan de gesculpteerde deuren van Livina de Beer en haar gezin. Livina was de echtgenote van Jan van Brouchoven (1644-1725), de tweede graaf van Bergeyck en één van de meest vooraanstaande ZuidNederlandse politici op het einde van de Spaanse periode. De Bergeycks verkeerden in de hoogste adellijke kringen in binnen- en buitenland, ze waren rijk en genoten aanzien in de ogen van hun tijdgenoten. Mijmeringen over de levensstijl van dergelijke aristocraten dwalen spontaan af naar exclusieve interieurs, modieuze garderobes, opgedirkte lakeien, somptueuze banketten, klatergoud, koetsen en kastelen. Voor een deel is dat natuurlijk terecht: de huishoudjournalen tonen dat de Bergeycks zich permanent omringden met het mooiste, het duurste, het beste, het nieuwste, het meeste, het exclusiefste, het fijnste en het zeldzaamste dat de wereld hen te bieden had. Toch mogen gluurders zich niet laten verblinden door de schittering van al dat fraais. Tussen de lijnen van glitter en glamour zitten nog veel meer en soms zelfs onvermoede aspecten van de aristocratische levensstijl verborgen. De documenten uit het familiearchief werpen in de eerste plaats nieuw licht op het personeel, dat een meervoudige betekenis had voor de aristocraten die ze dienden. Zo werden de relaties tussen meesters en
bedienden – of tussen werkgevers en werknemers – tegelijkertijd beïnvloed door affectie, paternalisme en contractualisme. Bovendien waren de taken van het personeel veel gecompliceerder dan schuren en sleuren, stoken en koken, wassen en plassen. Slechts een minderheid van de inwonende bedienden hield zich bezig met hard labeur en noeste arbeid, omdat die systematisch werd uitbesteed aan externe dagloners. Kameniers en gezelschapsdames met verfijnde manieren of smetteloos geklede koetsiers, lakeien en postiljons hadden een heel andere functie. Ze verzorgden de persoonlijke dienst aan de meesters en ze proclameerden de status van de familie. Deze ware bedienden werden gekozen, gekleed en geoefend om in het publiek te verschijnen als levende emblemen van status, macht en rijkdom. De betekenis van bedienden ging echter verder dan nut en prestige. Ze beschermden hun meesters tegen ongewenste contacten met inferieuren, ze traden op als reisleiders en ze hadden de dagelijkse voedselvoorziening, de aanschaf van huishoudelijke benodigdheden en de coördinatie van onderhoudswerken overgenomen. De journalen onthullen een fundamentele tweedeling in het adellijke consumptiepatroon, want de Bergeycks investeerden ook zélf tijd en moeite in belangrijke, identiteitsbepalende aankopen, zoals kleding, meubelen en decoratie. Ze ontvingen verkopers in het salon, flaneerden door de winkelstraten of correspondeerden met leveranciers in Parijs. De persoonlijke aristocratische consumptie was geen één-op-één-relatie: tussen de edelman en de ambachtsman speelden zogenaamde ‘middelaars’ een cruciale rol. Ondernemende winkeliers, vaklieden en bedienden adviseerden en informeerden hun adellijke klanten en ze coördineerden het hele productieproces van kamerschermen, jurken of ledikanten. In een vertrouwensrelatie en met kennis van zaken gaven deze middelaars mee vorm aan de adellijke levensstijl. De journalen illustreren ook dat de statusconsumptie van edellieden complexer en gelaagder was dan klassieke clichés van verspilling en overdaad doen vermoeden. Jan van Brouchoven en Livina de Beer hadden immers niet alleen een hoge, maar ook een adellijke en een oude status. Ze toonden hun hoge status door te leven in luxe en zich te omringen met meer dan dertig bedienden. Hun adellijke status onderstreepten ze door traditionele, middeleeuwse symbolen zoals kastelen, wapendracht, blazoenen en por-
tretten in ere te houden. De ouderdom van hun status werd bewezen door het ‘patina’ van hun bezittingen, letterlijk een door ouderdom veroorzaakte verandering van het oppervlak, maar figuurlijk een maatstaf voor de anciënniteit van een geslacht, voor de tijd die ze reeds aan de top van de maatschappij hadden doorgebracht. Naast de duidelijk aanwezige statusconsumptie tonen de archiefbronnen ook vormen van wat men ‘creatieve consumptie’ zou kunnen noemen. Ten eerste gebeurden er in het huishouden van de Bergeycks constant kleine reparaties aan het huisraad, van potten en pannen tot matrassen en manden. Koetsen en tuigage kregen een opknapbeurt, meubels werden gerestaureerd, kledingstukken werden verbreed of verkort, herverfd of herplooid, ondersteboven of binnenstebuiten gedraaid. Verder begaven de Bergeycks zich regelmatig op de tweedehandsmarkt. Ze lieten hun bedienden bieden op veilingen en boedelverkopen en verkochten zelf hun overbodige spulletjes. Daarnaast huurden de graaf en de gravin allerlei consumptiegoederen, van huizen, koetsen en paarden tot bedden, kleding en tapijten. Tot slot werden er rond het kasteel van de familie een variëteit aan levensmiddelen geproduceerd. Deze creatieve consumptie wijst in de richting van een bewust impression management, van schone schijn, van gierigheid achter de schermen en ostentatie voor het oog van de buitenwereld. Toch zijn er ook alternatieve, minder moraliserende verklaringen mogelijk. Creatieve consumptie zat ingebakken in de vroegmoderne tijd en bleek bovendien dikwijls het resultaat van weloverwogen, rationele beslissingen. De Bergeycks wilden niet louter de kosten van hun dure levensstijl drukken. Ze hadden ook goede redenen om een kast te laten herstellen, om tweedehands porselein te kopen, om bedden te huren of om groenten-uit-eigen-tuin te eten. In de consumptie van de Bergeycks kwamen meerdere traditioneel tegengestelde begrippen tegelijkertijd aan bod. Ze sloopten de kunstmatige grenzen (of sloegen de brug) tussen paternalisme en contractualisme tegenover hun personeel, tussen persoonlijke bekommernis en afhankelijkheid van middelaars, tussen traditie en moderniteit, tussen statusconsumptie en verstandig beheer. Of tot wat een huishoudjournaal leiden kan.
www.scriptiebank.be