Nieuws en mededelingen
EQUINE CORONAVIRUS GEEFT VAKER PROBLEMEN IN WINTERPERIODE
In de winter worden paarden vaker ziek van equine coronavirus. Dat blijkt uit gegevens van de GD. In 2022 werden ruim 500 mestmonsters onderzocht op de aanwezigheid van equine coronavirus (ECoV), daarvan was ongeveer 10% positief. Van de monsters die in de vorige winterperiode werden ingestuurd (januari tot maart 2022) was 26% positief. Dit seizoenspatroon wordt ook beschreven in Amerika.
Bij veulens kan ECoV, vaak in combinatie met andere ziekteverwekkers, de oorzaak zijn van diarree, al wordt het virus ook wel gevonden bij gezonde veulens. De tijd tussen infectie en de eerste ziekteverschijnselen is één tot vier dagen, de virusuitscheiding kan doorgaan tot twaalf dagen nadat de diarree is gestopt. Sinds 2010 zijn in Japan, Amerika en Europa diverse ECoV uitbraken bij volwassen paarden beschreven. Symptomen zijn koorts, lusteloosheid, gebrek aan eetlust en – in mindere mate – koliek, diarree of koeienvlaai-achtige mest. Ook in Nederland zijn ECoV infecties bij volwassen paarden met deze verschijnselen aangetoond. Het is dus raadzaam om in de winterperiode en het vroege voorjaar bij veulens met diarree en volwassen dieren met symptomen ook aan equine coronavirussen te denken.
GD heeft enkele jaren geleden een PCR ontwikkeld waarmee het virus kan worden aangetoond in een mestmonster. Ook heeft GD een PCR diarree pakket waarin de belangrijkste ziekteverwekkers op het gebied van diarree bij veulens en paarden, waaronder ECoV, worden onderzocht.
Veelgestelde vraag:
MIJN MERRIE HEEFT GEABORTEERD. HOE WEET IK OF DIT DOOR RHINOPNEUMONIE KOMT?
Deze pagina's zijn een bijdrage van: Royal GD Postbus 9 7400 AA Deventer
088 20 25 500 (optie 5) redactie@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl
Redactie:
Kees van Maanen specialist veterinaire microbiologie
Linda van den Wollenberg specialist inwendige ziekten paard
Anita Werkman adviseur marketingcommunicatie
Emiel Schiphorst businessmanager
Marije Stomps eindredacteur
Onze experts zijn bereikbaar voor vragen van practici over paardengezondheid, interpretatie van uitslagen en in te zetten onderzoeken. Ook geven zij graag informatie over nieuwe testen, pakketten en actuele zaken. Tips voor dit katern zijn natuurlijk ook van harte welkom.
Maaike Lafeber, GD klantcontact: We krijgen in deze periode van het jaar regelmatig geaborteerde veulens binnen voor onderzoek naar de reden van de abortus. Vaak wil men alleen weten of rhinopneumonie de oorzaak van het verwerpen is. In dat geval is het echter niet nodig om het gehele veulen in te sturen. Dan wordt namelijk een volledige sectie uitgevoerd en de kosten hiervan zijn aanzienlijk hoger dan die van een EHV abortus PCR-test. Dit is een combinatieonderzoek van een EHV-PCR op een longaspiratiebiopt van de geaborteerde foetus en een EHV-PCR op een vaginaalswab van de merrie (afgenomen binnen 48 uur na de abortus). Het kan worden uitgevoerd voor de rhinopneumonievarianten
EHV-1 en EHV-4. EHV-1 is verantwoordelijk voor meer dan 96% van de abortusgevallen bij paarden veroorzaakt door herpesvirussen. Is rhinopneumonie niet de enige mogelijkheid waaraan wordt gedacht als oorzaak van de abortus, dan kan een volledige sectie waarbij uitgebreid onderzoek wordt gedaan, wel zinvol zijn. Op onze website kunt u, naast het inzendformulier, protocollen downloaden waarin beschreven wordt hoe u de monstername correct moet uitvoeren: www.gddiergezondheid.nl/formulieren
53 | DE HIPPISCHE ONDERNEMER 1/2023
Voedingstekorten paard te
meten in haarmonster?
Het is lastig om erachter te komen of je paard, naast zijn gewone rantsoen, aanvullende voedingsstoffen nodig heeft. Royal GD en Pavo hebben onderzocht of er betrouwbaar voedingsadvies kan worden gegeven op basis van de spoorelementenwaarden in haarmonsters. Dit bleek niet het geval te zijn.
Spoorelementen, zoals koper, zink, selenium en ijzer zijn een onmisbaar onderdeel van een gezond rantsoen voor paarden. Ze worden regelmatig bijgevoerd in de vorm van supplementen. Vaak schat de paardenhouder zelf in wat de behoeften van het paard zijn.
Krijgt het paard echter te weinig spoorelementen binnen, dan is dat niet goed voor zijn algemene gezondheid en kan het
minder presteren. Een overmaat aan spoorelementen is ook niet gewenst, dat kan in sommige gevallen giftig zijn. Als je zeker wilt weten of je paard aanvullende spoorelementen nodig heeft, dan zijn er een aantal opties:
• (Ruw)voeranalyse
Een analyse van het (ruw)voer geeft een goede indruk van wat het paard binnenkrijgt, maar het geeft niet weer wat er
daadwerkelijk aan spoorelementen wordt opgenomen in het lichaam.
• Bloed- of urineonderzoek
Dit geeft een beeld van wat er actueel aan stoffen circuleert in het paardenlichaam, maar het is slechts een momentopname en de waarden kunnen flink variëren. Zitten er te veel spoorelementen in de voeding, dan worden deze meestal ergens in het lichaam opgeslagen, veelal in de lever. De bloed- of urinewaarde is hier vaak geen goede afspiegeling van.
• Leverwaarden
De meest betrouwbare inschatting krijg je wanneer je de leverwaarden van het paard meet. Dit wordt ook wel de ‘gouden standaard’ genoemd. Voor een bepaling van de spoorelementengehaltes in de lever moet een dierenarts een leverbiopt nemen. Dit is kostbaar en relatief ingrijpend. Dat is dan ook de reden dat er gezocht is naar een betrouwbaar alternatief om de hoeveelheid spoorelementen te meten.
HAARANALYSE GOED ALTERNATIEF?
GD en Pavo voerden in 2021 samen een project uit om te onderzoeken of haaranalyse een betrouwbaar alternatief is voor het meten van een tekort of overmaat van bepaalde spoorelementen in paarden-
54 | DE HIPPISCHE ONDERNEMER 1/2023
De
oranje cirkel wijst de plek in de manen aan waar haarmonsters werden genomen.
Tekst: Tara de Haan
Haar- en leverwaarden van paarden tegen elkaar uitgezet. De stippellijn geeft de trendlijn weer. Te zien is dat er geen betrouwbare verbanden gevonden zijn voor de gemeten spoorelementen. Als de waarde in de lever omhoog of omlaag gaat, is het niet zo dat de waarden in het haar evenredig meestijgen of dalen
voeding. Het voordeel van haar als monstermateriaal is dat spoorelementen in haar worden gestapeld en niet meer terug worden opgenomen in het lichaam. Het geeft dus een beeld van de opname van deze voedingsstoffen over een langere periode, waarbij het stuk haar dat het dichtst tegen het lichaam zit de meest recente periode vertegenwoordigt.
Daarnaast is zowel het nemen als het bewaren en versturen van een haarmonster een stuk eenvoudiger dan een monster van bloed- of leverweefsel.
ONDERZOEK HAARANALYSE
Om erachter te komen of haaranalyse inderdaad een betrouwbare methode is voor het bepalen van spoorelementstatus bij paarden is een onderzoek opgezet om deze waarden in haar te vergelijken met die in de lever. Hiervoor zijn haar- en
levermonsters verzameld van paarden die aangeboden zijn aan twee Nederlandse slachthuizen. Deze monsters zijn ingestuurd naar het laboratorium van GD en geanalyseerd op onder meer koper, zink, selenium en ijzer: vier belangrijke spoorelementen voor paarden.
GEEN VERBAND IN WAARDEN
De waarden voor de spoorelementen in het haar van de paarden zijn uitgezet tegen de waarden van de bijbehorende levermonsters. De verwachting was dat hogere leverwaarden bij een paard ook hogere haarwaarden zou geven, maar het bleek dat hier geen verband in te vinden was voor de onderzochte elementen (zie grafiek).
Het gebrek aan verband tussen de waarden in de lever enerzijds en in het haar anderzijds betekent dat haaranalyse
helaas geen goed alternatief is voor een betrouwbare bepaling van de spoorelementstatus bij paarden. Er kan dan ook geen gericht voedingsadvies gegeven worden op basis van de resultaten van een haaranalyse, ondanks dat dit in de markt soms wel wordt aangeboden. GD en Pavo hebben met dit onderzoek wel waardevolle inzichten verkregen in de toegevoegde waarde van haaranalyses.
Het onderzoek m.b.t. de slachthuispaarden is wetenschappelijk gepubliceerd in de Journal of Veterinary Diagnostic Investigation, met als titel ‘Evaluation of hair analysis for determination of trace mineral status and exposure to toxic heavy metals in horses in the Netherlands’ door van der Merwe et al. 2022.
DE HIPPISCHE ONDERNEMER 1/2023 | 55 GD
ONDER DE LOEP:
Een veulen met de ziekte van Tyzzer
Een jong veulen vertoonde vorig jaar mei een klinisch beeld dat zich binnen korte tijd ontwikkelde van sloomheid en koorts naar koliekverschijnselen en neurologische symptomen. Het veulen moest worden geëuthanaseerd. Bij pathologisch onderzoek door Royal GD werd de ziekte van Tyzzer vastgesteld. Dit is het eerste beschreven geval van een veulen met deze ziekte in Nederland.
De ziekte van Tyzzer wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium piliforme. Sporen hiervan kunnen in de bodem en mest voorkomen en bij meerdere diersoorten een infectie veroorzaken. De ziekte wordt gekenmerkt door een acute, heftige leverontsteking met afsterving van leverweefsel bij jonge veulens (meestal tot 45 dagen oud), die snel progressief verloopt. Minder vaak worden ook darm- en hartspierontsteking met weefselverval vastgesteld. De symptomen variëren: soms worden veulens plotseling dood in de wei gevonden, andere veulens vertonen snel oplopende koorts, shock, soms centraal neurologische en in een enkel geval geelzucht en ernstige diarree. Zij overlijden meestal binnen 24 tot 48 uur.
PATHOLOGISCH ONDERZOEK
Het geëuthanaseerde veulen werd ingestuurd naar GD voor postmortaal onderzoek. Daar bleek dat het lichaam geelzucht en verspreide puntbloedingen vertoonde. Microscopisch bleek het leverweefsel doorzaaid met ontstekingshaardjes waarin weefsel aan het afsterven was. Door middel van een speciale kleuring werd de aanwezigheid aangetoond van naaldvormige intracellulaire bacteriën aan de rand van het aangetaste weefsel. Deze bevindingen zijn kenmerkend voor de ziekte van Tyzzer. Ook bleek er sprake van oedeem in de grote hersenen en zenuwcellen, evenals verval en afsterven van zenuwcellen. Dit past bij het ziektebeeld en verklaart de neurologische verschijnselen die het veulen vertoonde.
VOORKOMEN EN GENEZEN
Bij paarden wordt de ziekte van Tyzzer sporadisch vastgesteld. Volwassen paarden worden zelden ziek, maar kunnen wel drager zijn en via de mest een besmettingsbron vormen voor gevoelige veulens. Het sterftecijfer van deze ziekte is hoog, maar een succesvolle behandeling is niet ondenkbaar als er meteen wordt gestart met intensieve zorg en antimicrobiële therapie. Snelle diagnose door middel van PCR-techniek zou hierbij behulpzaam zijn. Hygiënische milieuomstandigheden en een goede biestvoorziening blijven vooralsnog echter de belangrijkste manieren om de ziekte van Tyzzer te voorkomen.
Meer lezen?
Scan de QR-code!
Linda van den Wollenberg, specialist inwendige ziekten
Tara de Haan, project- en productmedewerker
Kees van Maanen, veterinair microbioloog
Emiel Schiphorst, businessmanager
DE HIPPISCHE ONDERNEMER 1/2023 | 56
Carlijn ter Bogt, project- en productmanager
Tekst: Linda van den Wollenberg