Samen werken aan diergezondheid
GD-magazine - maart 2016 - nummer 10
schaap en geit
REPORTAGE
Laatste keer slakken zoeken met Herman Scholten
BLUETONGUE
Alertheid geboden
Colstart Plus Biest voor schaap lammeren & geit lammeren
De betaalbare colostrum die zeer smakelijk is en perfect oplost!
Wat maakt onze Colstart Plus zo speciaal ten opzicht van andere colostrum preparaten:
De eerste melk ook wel “biest” genoemd, moet van zeer hoge kwaliteit zijn. Dit is dan ook het geval bij onze vervangende biest voor pasgeboren dieren.
De meeste colostrum preparaten bevatten enkel en alleen koeienbiest en dat is een ouderwetse gedachte omdat een schapenlam of lamgeit, om een goede start te maken, meer nodig heeft dan alleen maar biest!
Lang houdbaar } Super vochtbestendigheid } Goed oplosbaar } Super smakelijk } Al jaren gebruikt, befaamd en bekend! Colstart bevat naast colostrum
DE KEUZE VAN PROFESSIONALS
E, Cobalt, Zink, ijzer, vitamine A, vitamine D3, } Vitamine weipoeder, plantaardige oliën, tarwegluten.
HOOG AANDEEL 13,84 GRAM PER 100 GRAM ANTISTOFFEN IgG
Kijk voor meer informatie op www.boerenwinkel.nl
voorwoord
Geen winter Met uitzondering van een paar ijzeldagen in het noorden, is tot nu toe van een winter geen sprake in 2015/2016. Voor schapenhouders lijkt dat gunstig, want zolang er voldoende gras staat hoeven schapen geen bijvoeding. Dit bespaart werk en kosten. Geen winter heeft, net als een open winter, toch ook een keerzijde. Inmiddels is duidelijk dat de ontwikkeling van leverbotinfecties nog steeds doorgaat en dit is een situatie die niet eerder is vastgesteld. De Werkgroep Leverbotprognose adviseert schapenhouders om bij twijfel onderzoek uit te laten voeren en bij onverwachte sterfte pathologisch onderzoek. Of geen winter ook van invloed is op de cyclus van maagdarmwormen zullen we komend jaar zien. Haemonchus contortus (rode lebmaagworm) overwintert normaal gesproken niet in Nederland maar wat doet deze belangrijke maagdarmwormsoort als van winter geen sprake is?
Geen winter leidt ook tot een verlaging van de vitamine D-reserves bij dieren die niet of niet tijdig worden bijgevoerd met hooi of krachtvoer. Dit kan leiden tot botstofwisselings problemen en bij jonge drachtige ooien tot geboorteproblemen als sprake is van misvormingen aan de bekkenbeenderen. Ook kan een verhoogde temperatuur in deze tijd van het jaar van invloed zijn op de kansen op overwintering van bluetongue. We zullen dus extra alert moeten zijn op de mogelijke introductie en verspreiding van met name BTV-4 en BTV-8. Dit kan consequenties hebben voor de rundvee-, schapen- en geitenhouderij. Geen winter komt dus niet overeen met geen zorgen maar zorgt wel voor de nodige uitdagingen. Bij het oplossen daarvan werken we graag met u samen. Piet Vellema, sectormanager kleine herkauwers
inhoud 04 Actueel 06 Aandacht voor diergezondheid voor en na keuringen
Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur. De Veekijker Schaap en Geit kunt u tussen 15.00 en 17.00 uur bereiken op 0900 - 7100 000.
Tarieven
07 Alert zijn op bluetongue 08
Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en € 9,95 basiskosten.
Herman en Lammert
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal
11 Mineralenopname meten met
Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
één bloedje
12 Uit het lab: abortusdiagnostiek
colofon Schaap en Geit is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie René van den Brom, Carlijn Kappert, Karianne Lievaart-Peterson, Piet Vellema Eindredactie Yoni Pasman | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Studio Kaap Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Schaap en Geit wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (drie nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 15,55 euro (excl. btw en verzendkosten) Advertenties PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie drie keer per jaar Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 5 (lokaal tarief)
08 Reportage: slakken zoeken met
14 Voorkom insleep van CL 11
15 De boer op 16 Diergezondheid volgens Gerwin Lubbers
14
Schaap en Geit, maart 2016 - 3
Uitbreiding KCA
Lammeren registreren in SG-Online
Onze afdeling Klant Contact en Administratie (KCA) is recent uitgebreid. De reden hiervoor is dat we de dienstverlening nog verder willen verbeteren. U kunt hierdoor naast uw vertrouwde medewerkers Alexander Dijkman, Inga Hovenkamp en Maaike Lafeber nu ook Sibila van den Burg, Krista Middelburg, Gerdien Reusink of Jolanda Brouwer aan de telefoon krijgen. Op deze manier hebben we een groter team en kunt u er altijd van op aan dat u snel iemand aan de lijn krijgt. KCA is te bereiken op werkdagen van 8.00 tot 17.00 uur via 0900-1770 optie 3 schaap geit.
SG-Online biedt dé oplossing om onder andere uw lammeren snel en eenvoudig te registreren. Een groot deel van de schapen- en geitenhouders maakt hier al gebruik van. Daarnaast heeft u met SG-Online de mogelijkheid om uitgebreide gegevens van elk dier vast te leggen. Hierbij valt te denken aan geslacht, ras, moeder- en vaderdier, stamboeknummer, maar ook medicijngebruik. Verder kunt u gemakkelijk gezondheidsverklaringen en stallijsten uitdraaien. Alle mogelijkheden van SG-online ontdekken? WWW.SG-ONLINE.NL
GD-facturen voortaan ook digitaal U kunt uw GD-factuur vanaf nu ook digitaal ontvangen. Dit is niet alleen eenvoudig en snel, maar hiermee heeft u altijd een compleet overzicht, hoeft u geen papieren archief meer bij te houden, en worden uw facturen zeven jaar bewaard.
Melkmonsters naar GD voor betrouwbaar onderzoek
GD maakt gebruik van Z factuur. Dit is een veilig en betrouwbaar digitaal portaal, dat onafhankelijk is van banken en accountants. Ook de overheid en diverse leveranciers in de agrarische sector gebruiken deze dienst.
Laat de monsters doorsturen voor betrouwbaar onderzoek bij GD. Indien gewenst is dit bovendien een makkelijke weg om in te stromen in het paratuberculose programma en een status te verkrijgen.
Overstappen? Ga naar: www.gddiergezondheid.nl/voorkeuren
4 - Schaap en Geit, maart 2016
Regelmatig krijgt GD de vraag of het mogelijk is om melkmonsters van de melk controle te ontvangen en te onderzoeken op antistoffen tegen paratuberculose. Natuurlijk is dit mogelijk!
Onze veelgebruikte test toont afweerstoffen tegen paratuberculose aan. Voor een goed en betrouwbaar onderzoek heeft GD de ELISA-test die hiervoor wordt gebruikt uitgebreid gevalideerd in bloed en melk van geiten. De afkapwaarden zijn na intensief praktisch onderzoek, en dankzij de medewerking van de betrokken geiten houders, vastgesteld voor bloed en melk.
actueel
Meer leverbot足 besmetting door zacht winterweer De hoge temperaturen van deze winter zorgen ervoor dat de ontwikkeling van leverbotinfecties nog steeds doorgaat en dit is een situatie die niet eerder is vastgesteld. Met deze aanvulling op de definitieve leverbotprognose vraagt de Werkgroep Leverbotprognose aan schapenhouders om extra op hun dieren te letten en bij twijfel mestonderzoek en bij onverwachte sterfte pathologisch onderzoek uit te laten voeren.
Meer weten over leverbot? www.leverbot.nl
Paratbc: ruwe waarden geven meer inzicht Voor schapen- en geitenhouders stelt GD de ruwe waarden van de paratuberculoseELISA uitslag beschikbaar. Ruwe waarden geven meer inzicht en zijn bovendien, specifiek in het geval van de paratuberculose-ELISA, gemakkelijk te lezen. U kunt dan zelf beslissen welke vervolgacties u eventueel neemt. Bijvoorbeeld of u bepaalde dieren wilt volgen in de tijd om te zien of de waarden dalen of stijgen, of u lammeren wilt aanhouden van dieren met hoge waarden of u een dekbok wilt aanhouden. U ontvangt automatisch de uitslag zoals u die van ons gewend bent, maar daarnaast kunt u contact met ons opnemen voor de getallen daarachter. Het spreekt vanzelf dat GD-medewerkers alleen uitleg kunnen geven over onderzoek dat bij GD is uitgevoerd omdat ze bekend zijn met de gebruikte test en vertrouwen hebben in de betrouwbare uitvoering en interpretatie van de uitkomsten.
Schaap en Geit, maart 2016 - 5
keuringen
Carlijn Kappert, medewerker binnendienst
Aandacht voor diergezondheid:
Voor en na keuringen Nader kennis met elkaar maken en interactief met elkaar in gesprek gaan over diergezondheid rondom keuringen: dat is het doel van de bijeenkomst die GD op 10 december organiseerde voor stamboekbesturen en keuringscommissies uit de schapen- en geitenhouderij. Vooral in de aanloop naar fokdagen heeft GD geregeld contact met leden van stamboekbesturen en fokdagcommissies. Een bezoek aan ons gebouw staat op hun verlanglijstje, zo laten ze regelmatig weten. Reden dus om de besturen en commissies eens uit te nodigen zodat we nader kunnen kennismaken. Een uit nodiging waar maar liefst vijftig deelnemers gehoor aan geven.
GD-certificeringsprogramma’s: iedere schakel zijn eigen verantwoordelijkheid • Houder: melden in centrale I&R-database en voorkomen van onvolkomenheden (zoals bijvoorbeeld inbraak van niet gecertificeerd dier) • Dierenarts: juiste steekproef bij monstername, identifi catie monsters, verzending monsters • GD: aansturing van onderzoek, verwerking en onderzoek van monsters, versturen uitslagen van laboratorium, ondersteuning sector kleine herkauwers
6 - Schaap en Geit, maart 2016
De bijeenkomst is een goed moment om de diergezondheid rondom keuringen eens uitgebreid te bespreken, en de rol van GD hierbij. René van den Brom, GD-dierenarts, vertelt bijvoorbeeld ter introductie over de actualiteiten vanuit de monitoring. Hij licht de werkwijze van de monitoring toe, maar vertelt ook over de opzet en verantwoordelijkheden van diergezondheids programma’s (zie kader). Praktische zaken Alexander Dijkman, medewerker klantencontact, houdt een inleiding over praktische zaken rondom het aanvragen van een keuring. Een belangrijk onderdeel hiervan is de diergezondheids status van de dieren. Zo moeten er voorafgaand aan keuringen verschillende checks worden gedaan: is er tijdig bloedonderzoek uitgevoerd en hebben de dieren de juiste vaccinaties gehad? En ook na de keuring verdienen de dieren aandacht. Door ze na de keuring in quarantaine te zetten voorkom je eventuele insleep van ziekten, vertelt Alexander. Aangezien het laboratorium momenteel wordt verbouwd, geeft Karin Junker, patholoog bij GD, middels een livestream met de sectiezaal een demonstratie over pathologisch onderzoek op een geit. Een succesvol experiment, en erg gewaardeerd door de aanwezigen, zo blijkt uit de reacties. Hans van Bokhoven Na de pauze kwam gastspreker Hans van Bokhoven aan het woord. Hij is deeltijd schapenfokker en bestuurslid van de Hampshire Down Vereniging Nederland. Daarnaast is hij al vele jaren actief in de technische automatisering in de agrarische sector. Van Bokhoven heeft een meldprogramma opgezet voor het afhandelen van alle meldingen rondom keuringen, fokdagen en andere evenementen.
Piet Vellema, dierenarts, Europees erkend specialist gezondheidszorg kleine herkauwers
Bluetongue (blauwtong) Beschadigt de bloedvaten Symptomen Hoge koorts, zwelling en ontsteking van mond- en neusslijmvlies Laatste uitbraak in Nederland 2008
wetenschap
Alert zijn op bluetongue Infecties met het bluetonguevirus zijn in 2015 op verschillende plekken in Europa vastgesteld. In Frankrijk ging het om 143 gevallen van serotype 8. Ook in Zuidoost-Europa waart het virus rond, hier gaat het om serotype 4. In augustus 2006 kreeg Nederland voor het eerst te maken met bluetongue. Het veroorzakende virus was bluetonguevirus serotype 8 (BTV-8). In 2007 kwam bluetongue terug, niet alleen eerder in het jaar, maar ook veel uitgebreider en veel heftiger. Eind 2007 hadden in Noordwest-Europa meer dan 50.000 bedrijven een BTV-8 besmetting gemeld. Alleen al in de tweede helft van 2007 stierven in ons land ruim 27.000 schapen aan bluetongue. In 2009 deden zich geen uitbraken meer voor en sinds 2012 is Nederland weer officieel bluetonguevrij. BTV-8 in Frankrijk in 2015 Op 21 augustus 2015 kwamen verschijnselen van bluetongue voor bij één ram op een rundvee- en schapenbedrijf in Midden-Frankrijk. Bloedonderzoek bevestigde dat BTV-8 de oorzaak was. Ruim drie weken later bevestigden de Franse autoriteiten deze uitbraak en het aantal bevestigde gevallen nadien is gestaag opgelopen. Opvallend bij deze gevallen is het lage aantal dieren met klinische verschijnselen. Of het om exact hetzelfde BTV-8 gaat dat in de periode 2006-2008 circuleerde is nog steeds niet helemaal duidelijk.
Wat is bluetongue? Bluetongue of blauwtong is een virusziekte van herkauwers die wordt over gebracht door verschillende culicoidessoorten. Het virus vermeerdert zich in bloedvormende organen en in cellen die de binnenbekleding vormen van bloedvaten. Beschadiging van bloedvaten leidt tot bloedstolling of het uittreden van bloedvloeistof en zwelling. Bij ernstige zwelling en circulatiepro blemen kan zuurstoftekort ontstaan en als gevolg daarvan soms een blauwe tong. Daaraan ontleent de ziekte haar naam.
BTV-4 in Zuidoost-Europa Na een uitbraak met ernstige klinische verschijnselen en sterfte in 2014, heeft BTV-4 in 2015 voor nieuwe uitbraken gezorgd. Na Roemenië, Slovenië, Bosnië-Herzegovina, Hongarije en Italië maakte Oostenrijk eind 2015 melding van het voorkomen van BTV-4. Verwachtingen voor 2016 In Europa hebben BTV-1, -2, -4, -8, -9 en -16 voor uitbraken van bluetongue gezorgd. Als BTV-4 overwintert is het risico op introductie en verspreiding in Nederland niet verwaarloosbaar klein, maar het risico voor BTV-8 is groter. Deze risico’s zijn afhankelijk van factoren die overwintering beïnvloeden zoals de temperatuur, en de vaccinatie graad in ons omringende landen. Aanvoer van besmette dieren is een belangrijke risicofactor voor introductie. Alertheid is geboden.
Schaap en Geit, maart 2016 - 7
Herman Scholten zoekt voor de laatste keer leverbotslakken
“Dit is hoe ik mijn werk het liefste doe” In stilte trekken ze hun overall aan. Dit doen Herman Scholten en Lammert Moll al jaren, want nat worden ze als ze slakken gaan tellen in greppels van weilanden. Vandaag is het regenachtig en koud, maar nog steeds niet zo koud als het in januari hoort te zijn. Het milde weer is reden om zo laat in het seizoen nog leverbotslakken te tellen, voor de Werkgroep Leverbotprognose. En omdat Herman in februari met pensioen ging, maakt hij van de gelegenheid gebruik om afscheid te nemen van ‘zijn’ veehouders. “Het is niet het beste weer om slakken te zoeken”, zegt Herman. “Op dagen dat de zon schijnt is dit werk geweldig. Maar voor de leverbotslak is het weer goed.” Hij lacht breeduit, net als de rest van de ochtend. Het is één van de laatste keren dat hij º‘het veld’ in mag. Of hij het niet erg vindt dat hij in zijn overall op de foto gaat? “Nee hoor, juist niet. Dit is hoe ik mijn werk het liefste doe.”
reportage
Yoni Pasman, redacteur
Als de plastic hoezen om de laarzen zitten, de groene overall dichtgeritst is en de capuchon omhoog zit, is het tijd om in de greppels van het weiland te zoeken. We lopen langs drie, vier greppels, waar Lammert en Herman allebei even hun zeefje doorheen halen. Nog niets gevonden. Leverbotprognose Het onderzoek, waarbij op tientallen rundvee- en schapen bedrijven verspreid over Nederland naar leverbotslakken wordt gezocht, loopt al sinds 1969. Herman haakte pas later in zijn GD-carrière aan. “Als je ouder wordt mag je slakken gaan zoeken”, lacht hij. Het werk is niet voor niets: op basis van deze en andere bevindingen formuleert de Werkgroep Leverbotprognose de voor lopige en definitieve leverbotprognose. Aanvankelijk waren het Centraal Veterinair Instituut (CVI), de Faculteit Diergeneeskunde (FD) in Utrecht en GD vertegenwoordigd. Inmiddels is degene van CVI met pensioen en zit alleen nog iemand van de FD in de groep. Lammert: “Van oudsher deden CVI en FD het onderzoek en GD het praktische deel. Dat is nu eigenlijk nog steeds zo. Wij halen de slakken uit het weiland en doen het eerste onderzoek.” Uitzonderlijk jaar Lammert zwaait met zijn zeefje door de greppel. “Kijk, hier is er één. Een grote, deze is al wat ouder. Zeven weken zo ongeveer.” Ook Herman heeft meteen beet: “Kijk eens, zo groot zie je ze niet vaak.” Al snel gaan Lammert en Herman hun eigen gang. Normaal doen ze dit werk niet in januari. Infectieuze stadia van de leverbot worden normaal gesproken in augustus, september en oktober op het gras afgezet. Afgelopen jaar was de zomer droog, daardoor heeft afzetting pas in oktober plaatsgevonden. “Meestal is het in november wel over met de leverbotten,” vertelt Lammert, “dan is het vaak al onder de 10 graden geweest en dan stopt de ontwikkeling van de leverbotcyclus.” Dus de verwachting was dat er deze winter niet veel problemen zouden optreden, aangezien besmettelijke cysten maar enkele weken op het gras afgezet zouden kunnen worden. Maar dit najaar was anders: het was lang uitzonderlijk warm. Boven de 10 graden. Daarom gaan Herman en Lammert ook nu nog leverbotslakken zoeken. Na tien keer heen en weer lopen heeft Herman er welgeteld twee gevonden. Hij lacht: “Dat waren de eerste twee pogingen. Ze hebben hier de greppels gefreesd en daar houden de slakken niet van.” Lammert vindt er wel een paar, die gaan mee naar huis. Daar plet hij de slakjes en bepaalt hij met de microscoop of de slakken besmet zijn met leverbot. Beweiding Het onderzoek geeft veel inzicht. De prognose die eruit volgt geeft informatie over de te verwachten ernst van de besmetting.
Lammert vindt enkele leverbotslakken. Die gaan mee naar huis, waar hij ze plet en onderzoekt op leverbot.
Veehouders kunnen hier vervolgens op anticiperen met hun beweiding en in overleg met hun dierenarts besluiten om wel of niet te behandelen tegen leverbot. Vooral voor schapenhouders is dit interessant, omdat schapen niet naar binnen gaan in de winter en dus het hele jaar door in aanraking kunnen komen met leverbot. Als uit de prognose blijkt dat in januari nog grote kans is op een leverbotbesmetting, is het voor schapenhouders verstandig de dieren op hogergelegen land te weiden, waar het droger, en dus veel minder goed toeven is voor de leverbotslak, die het liefst in vochtige omstandigheden leeft. Dan is het tijd om afscheid te nemen en veehouder Van der Weerd, die met zijn bedrijf meewerkt aan het leverbotonderzoek, een hand te geven. Voor hem heeft het onderzoek ook voordelen: hij krijgt inzicht in de leverbotbesmetting op het land en de leverbotinfectie bij zijn koeien, want Herman en Lammert verzamelen ook nog mest voor onderzoek. De lach op het gezicht van de veehouder verraadt de goede relatie tussen hem en Herman. Hij glimlacht breeduit. “Het ga je goed.”
Dit deed Herman ook bij GD Herman werkte eerst op de afdeling varkens van GD. Destijds werkte hij mee aan het toezicht op de uitvoering van KI. Hij hield zich bezig met mastitisbestrijding bij rundvee en zijdelings met zwoegerziekte, maar na een reorganisatie kwam hij volledig bij de schapen en geiten terecht. Hij participeerde in diergezondheidsprogramma’s voor kleine herkauwers, voerde tekenonderzoek uit en zette protocollen op voor kinderboerderijen. Ook leverbot kreeg zijn aandacht. Een heftig onderdeel van zijn carrière waren, zoals hij zelf zegt, de ‘donkere dagen’ van de MKZ-crisis. Maar ook de Q-koortsuitbraak en blauwtong maakte hij van dichtbij mee. Goede herinneringen bewaart hij aan het Keurmerk Zoönosen, waarvoor de animo in de sector nog steeds groeit.
Schaap en Geit, maart 2016 - 9
Samen werken aan diergezondheid
Chlamydia Check Weet wat er speelt
Met een gerust hart uw bedrijf openstellen voor publiek en bij verkoop van dieren aantonen dat u actief met onderzoek op chlamydia bezig bent, dat kan met de Chlamydia Check. Afhankelijk van het aantal aflammerende dieren op uw bedrijf (minder of meer dan 20) kiest u een klein (75 euro per jaar) of groot pakket (105 euro per jaar). Ga voor meer informatie en aanmelden naar www.gddiergezondheid.nl/chlamydia GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl
Samen werken aan diergezondheid
Deelnemer Chlamydia Check Dit bedrijf heeft dieren onderzocht op de bacterie Chlamydia abortus
mineralen
Karianne Lievaart-Peterson, dierenarts en Europees erkend specialist gezondheidszorg kleine herkauwers
Mineralenopname te meten met één bloedje Een passend rantsoen met een optimale hoeveelheid aan mineralen voeren is een hele opgave. Het is belangrijk tekorten en overmaat te vermijden om gezondheids problemen te voorkomen. Weten wat en hoeveel u voert dus. Sinds kort is de mineralenopname van koper, zink, selenium en jodium eenvoudig te meten in het bloed. Met slechts één bloedmonster. Goed voeren valt in de praktijk nog niet mee. Er zijn ver schillende bronnen van mineralen waar u rekening mee moet houden, zoals grondsoorten, gewassen, bijproducten, grondstoffen voor krachtvoer, premixen en natuurlijk de losse mineralen. Bovendien kan het aanbod prima zijn, maar kunnen de dieren er toch te weinig of te veel van opnemen. Die opname is aan het dier te meten. Zo kunt u controleren of de mineralengift in orde is of een verdenking van een tekort of overmaat bevestigen of uitsluiten. Sinds kort is in slechts één enkel bloedmonster te meten of van de gevoerde mineralen koper, zink, selenium en jodium voldoende wordt opgenomen. Met deze verbeterde methode is snel en precies te meten of het aangeboden rantsoen voldoet aan de behoefte. In de praktijk kan het effect van een rantsoenverande ring voor alle vier mineralen al na één week gemeten worden. Dat is snel, zeker in vergelijking met de bepaling van de status, ofwel voorraad in het lichaam. De voorraad van de meeste mineralen bevindt zich in de lever. Voor (melk)geiten zijn recent in samenwerking met de vee voederindustrie voorlopige afkapwaarden bepaald. Dit zijn de waarden waarboven of waaronder verschijnselen van overmaat
Bepaling
Afkapwaarden Geit* (plasma)
Koper (Cu)
10 – 30
Zink (Zn)
8 – 25
Seleen (Se)
0,5 – 2,5
Jodium (I)
0,4 – 3,5
*Dit zijn voorlopige waarden. Voor de definitieve vaststelling heeft GD minimaal 8000 bloedjes nodig.
of tekorten zichtbaar kunnen worden. Dan is het dus tijd voor actie. In samenspraak met uw dierenarts en veevoederleverancier kan het rantsoen passend gemaakt worden. Om de voorraad van mineralen in het dier te bepalen is onderzoek van de lever nodig. Voorraden van mineralen zijn een afspiegeling van de opname en benutting via het rantsoen en het drinkwater in de laatste weken tot maanden. Levermateriaal kan verkregen worden door een biopt te nemen bij het levende dier of een stukje weefsel van een gestorven of geslacht dier. Indien er een koppelprobleem is kan de dierenarts een gepoold, goed gemengd, leverbioptmonster maken. Ook kunnen de GD-pathologen bij sectie desgevraagd gepoold onderzoek doen. Bovendien worden hierbij maar eenmalig onderzoekskosten berekend. De komende tijd komt meer achtergrondinformatie over mineralen beschikbaar. Houd daarvoor onze website in de gaten. Lees meer: www.gddiergezondheid.nl/schaapgeit
Schaap en Geit, maart 2016 - 11
Abortusdiagnostiek:
Meerdere wegen naar één uitslag Als uw dier verworpen heeft, wilt u natuurlijk weten waarom. De oorzaak kan immers besmettelijk zijn; voor de andere dieren, maar ook voor uzelf. Door verworpen vruchten naar GD in te sturen voor pathologisch onderzoek, heeft u meer duidelijkheid. Onze pathologen doen niet alleen macro scopisch, maar ook histologisch en bacteriologisch onderzoek. Hier leest u hoe deze monsters hun route volgen naar de uiteindelijke diagnose. In de vorige editie van Schaap en Geit heeft u al kunnen lezen hoe u dieren kunt insturen en hoe onze veterinair pathologen sectie uitvoeren. De ophaaldienst van GD haalt de verworpen vrucht en nageboorte op, die nog dezelfde middag worden onderzocht in de sectiezaal in Deventer. Zodra de gegevens zijn vastgelegd in de computer van GD begint het proces.
teriën goed kunnen groeien (foto 2). Hiermee start de bacteriekweek. Na een dag wegzetten bij 37 graden zijn de eerste zogenaamde bacteriekolonies zichtbaar. Sommige bacteriesoorten groeien langzamer en deze vertonen pas na 48 of 72 uur zichtbare groei. Vaak kan een ervaren analist dan aan bepaalde kenmerken al zien om welke bacterie het gaat maar definitieve bepaling gebeurt in de MALDI-TOF, een apparaat dat bacteriën kan identificeren (foto 3). Aan een beetje materiaal van elke verdachte kolonie wordt eerst een vloeistof toegevoegd. Daarna wordt dit materiaal in de MALDI-TOF beschoten met laserlicht, waardoor de bacteriecellen openbarsten en de eiwitten naar buiten komen. Ze worden versneld in een elektrisch veld, en in een vacuümbuis schieten ze omhoog. Het apparaat detecteert welke eiwitten als eerste boven zijn en bepaalt op basis van deze karakteristieken de identiteit van de bacterie, na vergelijking van deze informatie met een inge-
Met het blote oog De verworpen vrucht wordt opengelegd, zodat de patholoog macroscopisch, dus met het blote oog, kan kijken naar de vrucht en de placenta. Hierop volgt altijd histologisch en bacterio logisch onderzoek (BO). Voor het histologisch onderzoek worden kleine stukjes van hersenen, longen, hart en lever uitgesneden (foto 1). Voor het BO wordt een monster van de lebmaag genomen. Bacteriën zijn aan de buitenkant van de vrucht namelijk overal te vinden. In de lebmaag zit alleen het vruchtwater dat de vrucht tijdens de dracht heeft gedronken. Als hierin bacteriën worden gevonden, dan is er meer aan de hand, want vruchtwater zou steriel moeten zijn. Bacteriologisch onderzoek Het vruchtwatermonster wordt doorgegeven aan de analist, die het uitstrijkt op een schaaltje met voedingsbodem waarop bac-
12 - Schaap en Geit, maart 2016
1 Na sectie worden kleine stukjes van hersenen, longen, hart en lever uitgesneden voor histologisch onderzoek.
uit het lab
Reinie Dijkman, veterinair patholoog en Yoni Pasman, redacteur
2
4
2. Op een plaatje met voedingsbodem wordt de bacterie op kweek gezet. Na 48 of 72 uur zijn hier de eerste kolonies te zien. 3. In de MALDI-TOF worden de eiwitten van de bacterie versneld, van beneden naar boven. De snelheid zegt iets over de identiteit van de bacterie. 4. Om het orgaanmateriaal te onderzoeken onder de microscoop moeten ze in coupes van 2 tot 5
3
bouwde bibliotheek, waarin deze eigenschappen van heel veel verschillende bacteriën zijn opgeslagen. De uitslag hiervan komt op de einduitslag te staan. Histologisch onderzoek De kleine stukjes orgaan van zo’n 1 bij 2 centimeter die bij sectie zijn uitgesneden gaan eerst in potjes formaline om te fixeren. Vervolgens worden ze in verschillende deelstappen nog kleiner gesneden, tot coupes van 2 tot 5 micrometer dikte (foto 4). Deze coupes gaan op kleine glaasjes die door veterinair pathologen onder de microscoop bekeken worden. Daarbij kunnen ze zien of er een ontsteking zit in een bepaald orgaan. De plaats van ontsteking geeft informatie over de mogelijke ziektekiem. Zo kunnen ontstekingshaardjes in de hersenen duiden op toxoplasma en een ontsteking in de longen op een bacteriële infectie.
micrometer worden gesneden.
Vervolgonderzoek en uitslag Bacteriologisch onderzoek kan de bevindingen bij histologisch onderzoek bevestigen. Van een geïsoleerde bacterie wordt vervolgens de gevoeligheid voor antibiotica bepaald. Is er bijvoorbeeld een vermoeden van Chlamydia abortus, dan wordt standaard vervolgonderzoek gedaan, door middel van histo logisch onderzoek en aanvullende kleuringen (IHC). Alle bevindingen bij elkaar moeten uiteindelijk leiden tot een diagnose. Maar soms ook niet, dan is er geen infectieuze oorzaak aan te tonen. Dan is abortus op uw bedrijf mogelijk van een niet-infectieuze oorsprong. De einduitslag ontvangt u per post of per e-mail, afhankelijk van uw doorgegeven voorkeuren. Bespreek de uitslag altijd met uw dierenarts, zodat u samen eventueel een plan van aanpak kunt opstellen.
Schaap en Geit, maart 2016 - 13
monitoring
René van den Brom, dierenarts en Europees erkend specialist gezondheidszorg kleine herkauwers
Caseous lymfadenitis:
Voorkom insleep Caseous lymfadentitis (CL) is de afgelopen tijd een veel besproken onderwerp bij de Veekijker. Dat komt omdat CL enige tijd geleden werd vastgesteld op een melkgeitenbedrijf. Aan het advies van GD om extra alert te zijn hebben velen gehoor gegeven en vooralsnog zijn er geen nieuwe infecties vastgesteld. Maar wat is CL precies en hoe voorkom je insleep? Aanleiding voor de extra vragen was het vaststellen van CL op een melkgeitenbedrijf. Ook op een bedrijf dat bokken had aangevoerd van het besmette bedrijf werd in een geabcedeerde lymfeknoop van een aangevoerd dier Corynebacterium pseudo tuberculosis gekweekt. Mede omdat de herkomst van de infectie onbekend is heeft GD geitenhouders en hun dierenarts geadviseerd om extra alert te zijn en een klinische inspectie uit te voeren. In een aantal gevallen werd aanvullend onderzoek verricht om een infectie uit te sluiten. Er zijn tot op heden geen nieuwe infecties vastgesteld. Achtergrond CL CL is een bacteriële aandoening die wordt veroorzaakt door C. pseudotuberculosis. De aandoening is bekend onder de namen pseudotuberculose, kaasachtige lymfeknoopontsteking en ‘bultenziekte’. Schapen en geiten zijn vatbaar, maar ook andere diersoorten. De verwekker kan, met name in organisch materiaal, langere tijd in de omgeving overleven. De incubatietijd is twee tot zes maanden, maar kan ook nog veel langer zijn. Na binnen komst via wondjes of slijmvliezen kan C. pseudotuberculosis zich in de regionale lymfeknopen nestelen. Daar ontstaan abcessen die vervolgens kunnen doorbreken. Zowel uitwendige als inwendige lymfeknopen kunnen aangetast zijn. CL is een zoönose en is beschreven bij schaapherders, schaapscheerders en slachthuispersoneel. Eén consument raakte besmet na het drinken van rauwe geitenmelk. Voorkom insleep Een infectie kan door zowel direct (dieren) als indirect contact (personen en materialen) worden verspreid. CL komt in omlig-
14 - Schaap en Geit, maart 2016
gende landen veel voor. Het belang van preventie is groot: na insleep is verspreiding binnen een bedrijf lastig te voorkomen en is het moeilijk om er weer vrij van te worden. • Neem passende preventiemaatregelen bij import en aanvoer van dieren, waaronder quarantaine. • Ga nooit zonder bedrijfskleding andere bedrijven op. • Zorg ervoor dat alle bezoekers op uw bedrijf zich houden aan uw hygiënevoorschriften. • Zorg ervoor dat hun materialen goed gereinigd en gedesinfecteerd te zijn. • Kijk met een expert of de looproutes op uw bedrijf zo zijn dat de kans op insleep van dierziekten zo klein mogelijk is. Twijfelt u? • Neem contact op met GD. • Bemonster dieren met onverklaarbare bulten voor nadere diagnostiek. CL kan ook bij hobbymatig gehouden schapen en geiten voorkomen. Voor deze groepen gelden dezelfde adviezen.
Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij intensief samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
de boer op
1 …bedrijf is nog maar Coxiella Burnettiipositief (en kan dit jaar vrij worden)
vraag & antwoord
Stand van zaken Q-fever
Q-fever blijft in de belangstelling staan hoewel vanaf 2009 geen door Coxiella burnetii veroorzaakte abortusuitbraken meer zijn bevestigd op bedrijven met kleine herkauwers. In de eerste helft van 2015 is voor het eerst sinds 2009 C. burnetii aangetoond in de nageboorte van een ooi die à terme twee doodgeboren lammeren bracht. De tankmelkmonitoring Q-fever is in 2015 gecontinueerd. Alle bedrijven werden gedurende het aflamseizoen van 1 december 2014 tot 1 juni 2015 elke twee weken bemonsterd. Vrije bedrijven werden buiten deze periode elke maand bemonsterd. Het percentage bedrijven met een PCR positieve tankmelk is sterk afgenomen de afgelopen jaren (zie Figuur). De vaccinatieplicht tegen Q-fever blijft voorlopig bestaan en ook in 2016 moeten alle melkgeiten- en melkschapenhouders hun dieren voor 1 augustus laten vaccineren en vervolgens de uitgevoerde vaccinatie zelf registreren. Een vaccinatieplicht geldt ook voor bedrijven met een publieksfunctie en ook schapen en geiten die naar een keuring gaan moeten zijn gevaccineerd. De meldplicht voor een verdenking van Q-fever bij kleine herkauwers is gehandhaafd. Aangezien abortus één van de kenmerken van Q-fever is, moeten afwijkende aantallen abortussen bij kleine herkauwers worden gemeld bij de NVWA.
Vraag: Waarom staat er op de sectieuitslag ’chronische leverbot’, terwijl bij de dierenarts geen leverboteieren zijn aangetoond? Antwoord: Lammert Moll
“Op het moment dat schapen besmettelijke leverbotcysten met het gras opnemen duurt het nog ongeveer tien tot twaalf weken voordat in de mest de eerste leverboteieren kunnen worden gevonden. In uw geval bestaan twee mogelijkheden. Het mestonderzoek is uitgevoerd op het moment dat de leverbotten in het schaap nog niet volwassen waren en er nog geen leverboteieren in de mest voorkwamen. Een andere veel voorkomende mogelijkheid is dat het mestonderzoek is uit gevoerd op dezelfde manier als het onderzoek naar maagdarmwormeieren. Bij deze zogenaamde flottatiemethode
wordt mest opgelost in een bepaalde vloeistof zodat de maagdarmwormeieren gaan drijven. Leverboteieren zijn echter veel zwaarder dan maagdarmwormeieren en drijven niet. Daardoor worden ze bij deze methode niet of alleen bij toeval gevonden. GD gebruikt voor leverbotonderzoek een speciale sedimentatietest, de gemodificeerde Dorsmanmethode, die ook het aantal eieren per gram mest bepaalt. Dit geeft inzicht in de ernst van de leverbotbesmetting bij uw schapen of geiten. Vanaf januari kunt u via mestonderzoek controleren of er leverbot bij uw dieren voorkomt. Als dat het geval is raden wij u aan om uw dieren te behandelen. Zo kunt u ervoor zorgen dat de schapen of geiten gezond de wei in gaan en er geen leverboteieren meer op het gras terechtkomen.”
Schaap en Geit, maart 2016 - 15
Diergezondheid volgens Gerwin Lubbers
Als fokker van mooie stamboek Swifters is het niet raar dat Gerwin Lubbers op zijn bedrijf ‘Het Roenerveen’ geregeld bezoekers verwelkomt. Er is veel animo voor zijn Swifters, die allemaal van het genotype ARR/ARR zijn, blindfactorvrij en dubbel MyoMax. En om ziekte-insleep te voorkomen, heeft Gerwin in samenspraak met GD-dierenarts René van den Brom allerlei aanpassingen gedaan. “De balans tussen dierwelzijn en diergezondheid vind ik heel belangrijk.” Lage bezetting De bedoeling was en is om zo’n honderd ooien aan te houden, maar het zijn er nu veertig. “Het loopt wat beter dan gedacht, ik verkoop te veel”, lacht Gerwin. “De stal is gemaakt voor de 145 schapen die ik eerst had, dus de stal heeft een heel lage bezetting.” Dat heeft ook z’n voordelen, bijvoorbeeld voor het dierwelzijn, vertelt hij. “Er staan nu twintig lammeren in een ruimte van 80 vierkante meter”, lacht de schapenhouder, “ik merk dat mensen dat wel waarderen.” Ontvangstruimte Toen de schapenhouder met de Swifters verder ging besloot hij allereerst een ontvangstruimte te maken. “Als mensen dan komen kijken bij de ooilammeren of de ramlammeren, kan ik ze daar ontvangen en met beamer van extra informatie voorzien. De ruimte is nog niet af.” Schoon en vuil En als hij toch bezig was, wilde hij ook eens goed naar de looproutes gaan kijken. “Samen met René keken we hoe we een ‘schone’ en een ‘vuile’ route konden maken.” De vuile route is de route waar iedereen mag komen, waar ze via een speciale ingang binnenkomen en bijvoorbeeld hun eigen laarzen verwisselen met laarzen van het bedrijf. Dan staan ze op de schone route. De schone route is de route waar alleen bezoekers mogen komen met speciaal daarvoor bestemde kleding en laarzen van het Roenerveen. “Zodra iemand een ram uitkiest of ooilammeren, worden die vervoerd in een bak aan een shovel, naar de uitgang. Zodat er geen karren van buiten het bedrijf op de schone route hoeven te komen.” En ook is er een mobiele wasplaats, waar zijn eigen trailers worden ontsmet, en een quarantaineplaats voor aangevoerde dieren. “Ik verwacht zelf ook dat de hygiëne goed is op bedrijven waar ik mijn dekrammen koop. Dus moet dat hier ook goed zijn.”
Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl