Als één man Jona Stageverslag UMC Utrecht
Gijsbert van Eijsden (0070046) 1
Wij zaten als ĂŠĂŠn man Jona in de gewelven van de vis, ribben bogen omhoog naar de nok, grijs en grootscheeps. Toen schoot een brok in de keel van het monster, het was een psalm van door het water gekwelden, droog en doodkalm. Het strottenhoofd van de kansel geraakte in trilling - men schrok maar het altaar begon te dansen, men hoorde duidelijk: Laat iedereen rustig blijven, er komt een barenswee, in levenden lijve verlaten wij de zee! Amen, zo geschiedde en de wind wreef ons droog. Wij konden weer lopen en fietsen met de zon in het oog. Guillaume van der Graft
2
Titel:
Als één man Jona – Stageverslag UMC Utrecht
Student:
Gijsbert van Eijsden
Studentnummer:
0070046
Adres:
Bakhuizen van den Brinkstraat 28d
Postcode, Plaats:
3532 GG, Utrecht
Telefoonnummer:
06-17316789
E-mailadres:
gijsbertvaneijsden@gmail.com
Onderwijsonderdeel:
Stage
Afstudeerrichting:
Geestelijke Begeleiding
Aantal studiepunten:
22,5 ECTS
Stagecoördinator:
Drs. Marco Otten
Stageplek:
Universitair Medisch Centrum Utrecht Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging
Afdeling:
D4-Oost: Afdeling Vaatchirurgie
Adres:
Heidelberglaan 100, 3584 CX, Utrecht
Periode:
15-02-2010 tot en met 31-08-2010
Werkbegeleider:
Willem Blokland
Functie:
Humanistisch geestelijk verzorger Hoofd Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging
Telefoonnummer:
088-7556761
E-mailadres:
w.blokland@umcutrecht.nl
Stagedocent:
Drs. Bianca Lugten
Functie:
Docent existentiële en kennisinhoudelijke reflectievaardigheden
Telefoonnummer:
030-2390125
E-mailadres:
b.lugten@uvh.nl
Supervisor:
Sonja 't Hart – Hartog
Telefoonnummer:
030-2932878
E-mailadres:
sonjahartog@ziggo.nl 3
Inhoudsopgave 1. Samen het koude water in.................................................................................................................6 2. Over de instelling.............................................................................................................................7 2.1 Beschrijving van de instelling....................................................................................................7 2.2 Historische schets van de instelling...........................................................................................7 2.3 Doelstellingen van de instelling.................................................................................................8 2.4 Afdeling Vaatchirurgie...............................................................................................................9 2.5 Ziektebeelden vaatchirurgie.......................................................................................................9 3.1 Dienst Levensorientatie & Geestelijke Verzorging in de organisatie......................................10 3.2 Historische schets....................................................................................................................10 3.3 Beleid Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging......................................................10 3.3.1 Missie...............................................................................................................................10 3.3.2 Veranderingen in het werk van geestelijke verzorging....................................................11 3.3.3 Geestelijke verzorging nieuwe stijl..................................................................................12 3.3.4 Speerpunten.....................................................................................................................12 3.4 Verdeling van de verantwoordelijkheden.................................................................................14 3.4.1 Samenstelling van het team..............................................................................................14 3.4.2 Positie van de werkbegeleider..........................................................................................14 3.4.3 Persoonlijke positie..........................................................................................................14 4 Stageactiviteiten..............................................................................................................................16 4.1 Multidisciplinair Overleg (MDO)............................................................................................16 4.2 Gesprekken met patiënten........................................................................................................16 4.2.1 Kennismaking..................................................................................................................17 4.2.2 Gesprek............................................................................................................................18 4.2.3 Verdere afspraken maken.................................................................................................19 4.2.4 Registreren.......................................................................................................................20 4.3 Wandelen met patiënten...........................................................................................................20 4.4 Verkennen nieuwe vormen van werk.......................................................................................21 4.4.1 Presentie op de afdeling psychiatrie.................................................................................21 4.4.2 Een boodschap voor buiten..............................................................................................21 4.5 Leesgroep.................................................................................................................................21 4.6 Supervisie.................................................................................................................................22 4.7 Werkgesprekken.......................................................................................................................22
4
4.8 Overige activiteiten..................................................................................................................22 5. Ontwikkeling..................................................................................................................................25 5.1 Persoonlijke ontwikkeling.......................................................................................................25 5.1.1 Wat er ook gebeurt ‌ blijven ademhalen........................................................................25 5.1.2 Begin met waar je goed in bent........................................................................................26 5.1.3 Lijden, een onderdeel van de werkelijkheid....................................................................27 5.3 Being there - Wetenschappelijke ontwikkeling......................................................................28 5.4 Geestelijk ondernemen - Normatieve Professionele ontwikkeling..........................................29 Bijlagen...............................................................................................................................................34 Bijlage 1: Organogram UMC Utrecht............................................................................................34 Bijlage 2: Stageplan......................................................................................................................35 Bijlage 3: Verbatim 1.....................................................................................................................40 Bijlage 4: Verbatim 2....................................................................................................................43 Bijlage 5: Verbatim 3.....................................................................................................................47 Bijlage 6: Verbatim 4....................................................................................................................49 Bijlage 7: Presentatie leesuur.........................................................................................................52 Bijlage 8: Beoordeling Supervisie.................................................................................................59 Bijlage 9: Sollicitatiebrief..............................................................................................................61 Bijlage 10: Toevoeging stagecontract............................................................................................63
5
1.
Samen het koude water in
“Koudwatervrees, weet je. Als een klein kind aan de waterkant staan en niet durven. Zo voelt dat.”[…] “Zo kan je niet de koude diepte in. Daar heb je soms iemand voor nodig. Iemand die je optilt en draagt, of iemand die je gooit. Anders weet je niet wat je moet doen en dan blijf je staan.” […] “Zo is het.” Zeker op donkere dagen dringt de walvis zich vanaf de horizon aan mij op. Na de onderdompeling in de kelder en het bovenkomen in haar binnenste, kijk ik naar de ribben en zie de lucht, maar ik adem deze niet. Het is voor mij een vreemde binnenwereld die bekend aandoet. Iets wat nog over is van mijn overzichtelijke jeugd. Een klein dorp waar alles is zoals het zou moeten zijn. Postbode, bakker, burgemeester. Maar niets is wat het lijkt, want alles is anders. Dit is de plek waar het leven aan je vreet. Ik ben de dominee, of wat daar nog aan over is. In mijn natte pak kijk ik door de uitstrekte gang. In de stilte voel ik de deining van buiten. En ik ruik de eindeloze geur van wat binnen is. De lucht die altijd binnen blijft. Zij zijn hier de uitzichtlozen. Degenen voor wie geen verlossing meer is. Warm worden zij omsloten door het binnenste van de vis. Rollend op de deining met een kort medicijn. Bezoek dat nog verlichting biedt. Een blik naar boven doet verlangen naar andere dagen of naar het opstijgen tot het niets. Deze gezichten die voorbij gaan hebben een naam. Alaska, hoe kan ik jou vergeten? De dappere poging te ontsnappen uit de greep. Van het zachte warme beest dat jou vasthield. Samen hebben we leren verlangen naar de eindeloze zee. Dit stageverslag vormt een afronding van een intense en dankbare ervaring in mijn leven. Vanaf februari tot september 2010 liep ik stage op de afdeling Vaatchirurgie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Van mijn werkzaamheden, ervaringen en leermomenten, vormt dit verslag een overzicht.
Afbeelding 1: UMC Utrecht- De walvis
6
2.
Over de instelling
2.1
Beschrijving van de instelling
Het Universitair Medisch Centrum Utrecht, afgekort UMC Utrecht, is het academisch ziekenhuis dat verbonden is aan de Universiteit Utrecht. Het is in 1999 ontstaan uit de samenvoeging van het Academisch Ziekenhuis Utrecht (AZU), het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) en de Medische faculteit van de Universiteit Utrecht (MFU). Het UMC Utrecht heeft ruim 1000 bedden en meer dan 9000 medewerkers en verschillende gebouwen. op universiteitscomplex De Uithof. Met het Centraal Militair Hospitaal (CMH), dat zich in hetzelfde pand bevindt als het AZU, wordt veel samengewerkt. Verder bevindt bloedbank Sanquin zich in het complex. UMC Utrecht is ook één van de tien traumacentra in Nederland en beschikt over een Mobiel Medisch Team.1 2.2
Historische schets van de instelling
Eén van de oudste gasthuizen van Europa stond in Utrecht op het Catharijneveld, het tegenwoordige Vredenburg. Het Sint Catharijnegasthuis, genoemd in documenten uit het jaar 1122, is waarschijnlijk het eerste ziekenhuis van de Johannieters in Nederland.2 De Johannieters, ook wel Maltezers genoemd, vormen een internationale Rooms-katholieke ridderorde van hoofdzakelijk medisch opgeleide leden.3 Wanneer keizer Karel de Vijfde in 1528 op het Catharijneveld het Vredenburg laat bouwen, moeten de Johannieters met hun klooster en gasthuis verhuizen naar het Karmelieten klooster, gelegen tussen de Lange Nieuwstraat en de Nieuwegracht. In dit gebouw is tegenwoordig Museum Catharijneconvent te vinden.
Afbeelding 2: Sint Catherijnegasthuis 1
http://nl.wikipedia.org/wiki/Universitair_Medisch_Centrum_Utrecht http://www.levendegeschiedenisonbegrensd.nl/content/catharijnegasthuis_.html 3 http://nl.wikipedia.org/wiki/Orde_van_Malta 2
7
In 1636 wordt de Universiteit Utrecht opgericht en heet het Catharijnegasthuis voortaan Ziekenhuis van de Republiek Utrecht. De eerste hoogleraar geneeskunde is Willem van Straaten, ook wel Stratenus genoemd. Het gasthuis blijft tot 1817 gevestigd aan de Lange Nieuwstraat, waarna het wordt samengevoegd met het oude pesthuis tot het Algemeen Ziekenhuis. Dit fusieziekenhuis wordt ondergebracht in het Apostelgasthuis aan de Lange Jufferstraat en nog in hetzelfde jaar officieel in gebruik genomen als ‘Nosocomium Academicum’, oftewel: Academisch Ziekenhuis.4 In 1872 opent het AZU aan de Catherijnesingel haar deuren. In de jaren 70 van de 20e eeuw barst het AZU uit zijn voegen en verhuist midden jaren 80 naar het nieuwbouwcomplex op De Uithof waar het zich nu nog bevindt. Het Wilhelmina Kinderziekenhuis opent in 1888 aan de Nieuwegracht haar deuren en blijft tot 1999 op deze plaats operationeel. In 1999 verhuist het WKZ naar nieuwbouw op De Uithof, naast het AZU. De gebouwen zijn verbonden door een tunnel. In de nieuwbouw huisvest ook de bloedbank die zich voorheen op de Rubenslaan bevond. De panden aan de Nieuwegracht zijn deels gesloopt, deels verbouwd tot appartementen. In 1999 zijn het AZU en het WKZ gefuseerd met de MFU en is het UMC Utrecht ontstaan.Het UMC Utrecht maakt deel uit van Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra.5 2.3
Doelstellingen van de instelling
Het UMC Utrecht richt zich op topklinische patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Het wil deze gebieden in onderlinge samenhang zien en benaderen. De missie van het UMC wordt als volgt geformuleerd: “Het UMC Utrecht wil een internationaal toonaangevend universitair medisch centrum zijn waarin kennis over gezondheid, ziekte en zorg wordt gemaakt, gedeeld en toegepast.”6 De missie brengt het UMC ten uitvoer in drie kerntaken: onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg. Het wetenschappelijke onderzoek strekt zich uit van basaal en preklinisch via translationeel tot klinisch. Ook doet UMC Utrecht onderzoek naar de structuur en het functioneren van de zorg. Het onderwijs wordt gegeven aan bij de Universiteit Utrecht ingeschreven studenten, aan verpleegkundigen en andere zorgverleners die tevens een relatie hebben met een ROC- of HBOinstelling, aan artsen in opleiding tot specialist (AIOS), aan verpleegkundigen en andere zorgverleners in de eigen vervolgopleidingen en aan professionals ten behoeve van na- en bijscholing. De patiëntenzorg richt zich op patiënten die topreferente en topklinische zorg nodig hebben. Een aanzienlijk deel van de patiënten komt voor basisspecialistische zorg die ten dienste
4
http://www.levendegeschiedenisonbegrensd.nl/content/catharijnegasthuis_.html http://nl.wikipedia.org/wiki/Universitair_Medisch_Centrum_Utrecht 6 Zorg voor kennis, kennis voor zorg. De strategie van het UMC Utrecht 2006-2010 5
8
staat van onderwijs en onderzoek.7 Samengevat zijn de kerntaken: •
het verrichten van toonaangevend wetenschappelijk onderzoek, waarbij de resultaten van onderzoek direct aanleiding zijn voor het ontwikkelen van nieuwe behandelmethoden;
•
het bieden van ‘state of the art’ zorg waar bijzondere kennis en expertise voor nodig is;
•
het bieden van een uitstekende opleiding aan studenten, (bio)medische onderzoekers, artsen en andere zorgverleners.
2.4
Afdeling Vaatchirurgie
De afdeling Vaatchirurgie (D4-Oost) heeft patiënten met een aandoening op het gebied van de heelkunde, orthopedie of urologie.8 De patiënten hebben letsel, aanpassingen en/of ziekte aan de bloedvaten. Ook wordt de afdeling in periode van relatieve rust, zoals zomervakanties, gebruikt als verpleegafdeling voor patiënten die kort opgenomen worden in het ziekenhuis (short-stay.) De afdeling Vaatchirurgie is opgedeeld in kamers één tot en met acht en kamers negen tot en met zestien. Op de afdeling werken twee teams. 2.5
Ziektebeelden vaatchirurgie
Ziektebeelden die veel voorkomen op de afdeling Vaatchirurgie zijn het hebben van een aneurysma (een verwijding van een gedeelte van het vatenstelsel)9 , het afsterven en afzetten van ledematen door suikerziekte en opname op de afdeling na het operatief verwijderen van carcinomen (kwaadaardige woekering van epitheelcellen) uit organen die vallen onder de discipline van de urologie, namelijk de blaas, nieren, urineleiders, urinebuis, penis, scrotum, testes en prostaat. In veel gevallen gebruiken patiënten een katheter om urine af te scheiden.10
7
Jaardocument 2008. Raad van Bestuur. Universitair Medisch Centrum Utrecht. http://www.umcutrecht.nl/zorg/patienten/opname/D/d4oost/ 9 http://nl.wikipedia.org/wiki/Aneurysma 10 http://nl.wikipedia.org/wiki/Urologie 8
9
3
Over de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging
3.1
Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging in de organisatie
De dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging van het UMC Utrecht is werkzaam op de locaties Academisch Ziekenhuis Utrecht (AZU) en het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ). Ook heeft de dienst detacheringen in het Revalidatiecentrum De Hoogstraat en het Academisch Hospice Demeter.11 De dienst valt onder de concernstaf van de raad van bestuur (zie bijlage 1). 3.2
Historische schets
Zoals eerder besproken, heeft het UMC levensbeschouwelijke wortels. Het gasthuis aan het Catharijneveld, nu Vredenburg, is opgericht door leden van de Maltezer orde. Tot de jaren 70 is de geestelijke verzorging behartigd vanuit verschillende kerken en het Humanistisch Verbond. De eerste humanistisch geestelijk verzorger werkte vanaf 1950 in het Academisch Ziekenhuis Utrecht. In de jaren 70 werd de Dienst Geestelijke Verzorging in het ziekenhuis opgericht. In 1978 werd vanuit deze dienst de eerste humanistisch geestelijk verzorger aangesteld.12 In 2009 verandert de dienst haar naam in Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging.13 3.3
Beleid Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging
3.3.1 Missie Het UMC Utrecht streeft naar emancipatie in geestelijke verzorging. Patiënten hoeven in eerste instantie niet door een geestelijk verzorger van hun eigen stroming bijgestaan te worden. In het UMC Utrecht krijgen patiënten geestelijke hulp aangeboden door vertegenwoordigers van verschillende religieuze en spirituele stromingen: katholicisme, islam, protestantisme, hindoeïsme en humanisme. Deze verzorgers hebben allemaal een aantal afdelingen in hun pakket. Patiënten krijgen daardoor niet per definitie steun van iemand van hun eigen stroming, maar van de verzorger die hun afdeling beheert. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan voor patiënten om geestelijke verzorging te ontvangen vanuit de eigen stroming.14 De Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging heeft als uitgangspunt voor haar missie dat 11
Zin de toekomst. Over zingeving reflectie en spiritualiteit. Beleidsplan 2009-2014. Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke verzorging. UMC Utrecht 12 Buiten de deur van het UMC Utrecht – Stageverslag UMC Utrecht. (2010). Ralph van Leest. Bibliotheek Universiteit voor Humanistiek. Stageverslagen 2005 tot nu. 13 Zin de toekomst. Over zingeving reflectie en spiritualiteit. Beleidsplan 2009-2014. Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke verzorging. UMC Utrecht 14 Uniek. UMC Utrecht. Januari 2010, nummer 1. 10
geestelijke verzorging behoort tot de basisvoorwaarden van kwalitatief goede zorg. Ziekte heeft lichamelijke, sociale en psychische gevolgen. Ook heeft ziekte invloed op het geestelijk leven. De Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging ziet de mens als eenheid. Lichaam en geest beïnvloeden elkaar continu. In tijden van ziekte zoeken mensen zich een houding in wat hen overkomt. Daarbij is de wijze waarop men tegen het leven aankijkt van groot belang. Deze levensoriëntatie is niet altijd helder. Daar helpt geestelijke verzorging bij. De missie van geestelijke verzorging is: •
Patiënten en hun naasten op professionele wijze hulp en begeleiding geven bij het zoeken naar zin en zinervaringen en bijstand bieden bij het verhelderen van ethische vragen;
•
het zoeken naar zin belichten vanuit de eigen invalshoek van levensbeschouwing, religie en spiritualiteit;
•
ontwikkelen en leveren van deskundigheid bestaande uit kennis en vaardigheden op het gebied van zingeving en spiritualiteit in de gezondheidszorg. Zij richt zich daarbij niet alleen op patiënten, maar ook op zorgverleners en studenten.15
3.3.2 Veranderingen in het werk van geestelijke verzorging De Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging probeert in haar beleid met twee grote veranderingen rekening te houden. De eerste verandering heeft betrekking tot de veranderde zingeving en spiritualiteit. Om zicht te krijgen op de veranderingen in de samenleving met betrekking tot zingeving en spiritualiteit, liet de Dienst Levensoriëntatie en Geestelijke Verzorging zich inspireren door het WRR-rapport ‘Geloven in het publieke domein’. Uit een analyse in het rapport blijkt dat traditionele verbanden losgelaten worden en dat de individualisering groeit. Zingeving en spiritualiteit nemen daarmee niet af, maar transformeren naar andere vormen dan de traditionele religie.16 Daarnaast is ook de gezondheidszorg drastisch veranderd. Er komt steeds meer informatie beschikbaar voor patiënten. Informatiesystemen zijn sneller en nauwkeuriger geworden. De invloed van het buitenland op de Nederlandse gezondheidszorg is groter dan voorheen. Gezagsverhoudingen zijn gelijkwaardiger geworden en de beleving van de individuele patiënt heeft een grotere rol gekregen in het bepalen van de kwaliteit van zorg.17 15
Zin de toekomst. Over zingeving reflectie en spiritualiteit. Beleidsplan 2009-2014. Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke verzorging. UMC Utrecht 16 Donk, W.B.H.J. van de, A.P. Jonkers, G.J. Kronjee en R.J.J. Plum (2006). Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie. ISBN 9789053569368. 17 Bram den Engelebn, Cathy van Beek en Geert Bijlham, Marketing voor zorgverleners, uit de serie Medicus en Management. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2007, 23-24 11
In lijn met bovengenoemde veranderingen, veranderde ook de behoefte van de patiënt. Patiënten lijken vooral de behoefte te hebben om te ontsnappen aan het domein van de ziekte en men wil het domein van het gezonde behouden. Daarnaast wil een patiënt de controle over het eigen leven, in een omgeving waar men is overgeleverd aan de expertise van anderen, herstellen en heeft de patiënt behoefte aan rust. Vertrouwen in de medische behandeling hangt met deze behoeften samen. Omdat de patiënt geen overzicht meer heeft in de medische kwaliteit van een behandeling, baseert de patiënt zijn vertrouwen op de manier waarop hij behandeld wordt.18 3.3.3 Geestelijke verzorging nieuwe stijl Deze veranderingen vragen om een nieuwe manier van werken voor geestelijk verzorgers. “Deze tijd vraagt om geestelijk verzorgers die breed geïnformeerde gesprekspartners zijn, die in staat zijn mee te denken over fundamentele zingevingsvragen vanuit de eigen ervaringen en persoonlijk verantwoorde inspiratiebronnen.”, aldus Willem Blokland in Humus.19 Daarom wil de dienst naast het aanbod vanuit de oude tradities (christelijk, humanistisch, islamitisch en hindoeïstisch) ook algemene zingeving aanbieden. Dit nieuwe spoor van algemene zingeving komt naar voren in het woord levensoriëntatie. De dienst wil de komende jaren vooral in dit nieuwe spoor investeren en daar horen nieuwe vormen van werk bij die aansluiten op de onderwerpen coping, empowerment, zingeving en ethiek. Van 2009 tot 2014 moet de dienst zoeken naar nieuwe manieren van werk, uitbouw van activiteiten en aandacht voor de geestelijke zorg aan patiënten die aangewezen zijn op een behandeling bij de polikliniek. Ook wordt er door de dienst meer aandacht besteed aan de rol van de professional in de organisatie van het ziekenhuis. Dit krijgt bijvoorbeeld vorm in moreel beraad met artsen en verpleegkundigen. 3.3.4 Speerpunten De Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging heeft in het beleidsplan 2009-2014 gekozen voor vijf speerpunten. Ze wil haar dienstverlening toespitsen op deze punten en de kwaliteit van haar werk op deze punten verbeteren. Door de dienst is de afgelopen jaren veel kennis en ervaring opgedaan als het gaat om deze speerpunten. Ook werkt de dienst op deze punten samen met andere disciplines. Het gaat om de volgende speerpunten:
18 19
http://www.youtube.com/watch?v=c3n14rrq0ME Blokland, W. (2009). Lifestyle als zingeving. Humus. Nummer 4. December 2009. 12
Poliklinische geestelijke verzorging Het aantal poliklinische behandelingen in het UMC Utrecht neemt toe. De dienst springt hierop in door geestelijke verzorging aan te bieden voor specifieke patiëntengroepen. De poli’s voor infectieziekten, medische oncologie, psychiatrie, reumatologie en oncologische gastro-enterologie zijn afdelingen waar patiënten niet klinisch zijn opgenomen, maar waar wel grote levensvragen aan bod komen. Ook kunnen ouders van kinderen die overleden zijn in het WKZ een beroep doen op de dienst. Er wordt onderzocht in hoeverre de dienst kan bijdragen aan poliklinische geestelijke verzorging. Deze poliklinische geestelijke verzorging heeft de vorm van individuele gesprekken en groepswerk. Het contact kan ook via de telefoon of e-mail plaatsvinden. In uitzonderlijke gevallen kan de geestelijk verzorger de patiënt thuis of in het hospice opzoeken. In overleg met andere disciplines in de zorglijn, wordt het groepswerk ontwikkeld en aangeboden. Het kan namelijk zijn dat de gezamenlijkheid een meerwaarde heeft voor patiëntengroepen, zoals voor lotgenoten of voor het ondervinden van nieuwe perspectieven van coping. Ethische advisering Vanuit verschillende afdelingen binnen het WKZ is er behoefte aan ethische advisering. De Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging heeft daar moreel beraad en intervisie voor artsen en verpleegkundigen op poten gezet. Dit is er op gericht keuzes te doordenken en te verantwoorden. De dienst streeft er naar dat iedere geestelijke verzorger op zijn of haar eigen afdeling aanspreekbaar is voor morele counseling van patiënten en moreel beraad over actuele ethische dilemma’s. Ook kan er door de afdelingen aanspraak gemaakt worden op de specialismen van de individuele geestelijke verzorgers. Palliatieve zorg Spiritualiteit is een integraal onderdeel van de palliatieve zorg.20 In de palliatieve zorg staan vragen over kwetsbaarheid en eindigheid centraal. Deze existentiële crisis vraagt een eigen vorm van begeleiding. De dienst wil pro-actief bijdragen aan de ontwikkelingen op het gebied van zingeving en spiritualiteit en probeert een brug te slaan tussen praktijk en onderzoek in dit veld. Onderzoek en onderwijs De afgelopen jaren zijn er in samenwerking met theologische universiteiten en de Universiteit voor 20
A. de Graeff e.a (red.). (2006). Richtlijn existentiële crisis, In:. Palliatieve Zorg. Richtlijnen voor de praktijk. Vereniging van Integrale Kankercentra. P. 301-318 13
Humanistiek onderzoeken gedaan naar voor de dienst relevante thema’s, zoals welke zingevingsvragen er spelen in het contact tussen patiënt en arts en de betekenis en tevredenheid over herdenkingsbijeenkomsten met ouders in het WKZ. Daarnaast wordt er vanuit de dienst aandacht besteed aan onderwijs. Er is een groeiend aantal collegemodules binnen de keuzeblokken; ‘Geneeskunde van de toekomst’, ‘Complementaire zienswijzen in de zorg’ en ‘Geneeskunde in ontwikkelingslanden’. Interculturalisatie Sinds 1996 verdiept de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging zich in cultuurspecifieke zorg. In 1996 is er dan ook, voor het eerst in Nederland, een moslim geestelijk verzorger aangesteld in een academisch ziekenhuis. Doel is om een brug te slaan tussen patiënten en zorgverleners op het gebied van cultuur, sekse, taal, religie en levensbeschouwing. 3.4
Verdeling van de verantwoordelijkheden
Het uitgangspunt is dat iedere geestelijk verzorger binnen de dienst uit de voeten kan met bovengenoemde speerpunten. Alle geestelijk verzorgers dragen bij aan de ontwikkeling van de dienst. Uitwisseling over de doelstellingen van de dienst en de speerpunten vindt plaats tijdens intervisie, overleg en op minder vastgezette momenten. Met de term ‘levensoriëntatie’ wil de dienst uitstralen dat het accent ligt op een breed georiënteerde begeleiding bij zingevingsvragen. 3.4.1 Samenstelling van het team Het team bestaat uit drie humanistisch, twee rooms-katholieke, drie protestante en twee moslim geestelijk verzorgers. Eén van de protestant geestelijk verzorgers is werkzaam in het Revalidatiecentrum De Hoogstraat, dat verbonden is aan het UMC Utrecht. Daarnaast kan de dienst ook beroep doen op de Hindoestaans consulent. 3.4.2 Positie van de werkbegeleider Willem Blokland is sinds januari 2010 hoofd van de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging. Tijdens mijn stage was hij als humanistisch raadsman betrokken op de afdelingen: Vaatchirurgie, Neurochirurgie, Psychiatrie, Oncologie en Infectieziekten. 3.4.3 Persoonlijke positie Tijdens mijn stage in het UMC Utrecht, nam ik de afdeling Vaatchirurgie voor mijn stagebegeleider waar. Het medisch specialisme vaatchirurgie houdt zich vooral bezig met aandoeningen aan de 14
vaten in de hals, de borstkas, de buik en de benen.21 In het volgende hoofdstuk behandel ik de specifieke stageactiviteiten. Naast de vaste afdeling waar ik zorg voor droeg, kon het voorkomen dat patiĂŤnten, door verdere medische behandeling, terechtkwamen in een ander gedeelte van het ziekenhuis. Ik bleef contact met deze patiĂŤnten houden.
21
http://www.umcutrecht.nl/zorg/patienten/specialismen/V/vaatchirurgie/ 15
4
Stageactiviteiten
4.1
Multidisciplinair Overleg (MDO)
Het multidisciplinair overleg op de afdeling Vaatchirurgie vindt plaats op dinsdagochtenden van half elf tot half twaalf. Het overleg bestaat uit twee bijeenkomsten, namelijk een bijeenkomst voor kamer één tot en met acht en een bijeenkomst voor kamer negen tot en met zestien. Naast verplegend personeel, zijn ook een maatschappelijk werkster, diëtiste, fysiotherapeut en transferverpleegkundige aanwezig. Het MDO bespreekt alle patiënten die op de afdeling verblijven. Dienstdoende en verantwoordelijk verplegend personeel geeft een korte update over het welzijn van de patiënt. De verpleging stelt in eerste instantie vragen aan de aanvullende disciplines. Daarna kunnen de aanvullende disciplines vragen stellen aan de verpleging. Vanuit de eerder genoemde ziektebeelden is het begrijpelijk dat het erg belangrijk is om zorg goed op elkaar af te stemmen. Gaat een patiënt wel of niet revalideren na een amputatie? Wat moet daar praktisch voor geregeld worden? Hoe staat het met de ontwikkelingen tijdens de fysiotherapie? Hoe gaat het met de pijn? Ook is het multidisciplinair overleg voor de geestelijk verzorger een moment om te adviseren in ethische dilemma’s en vragen te stellen. Vragen zoals: Wat vindt de patiënt hier zelf allemaal van? Is de patiënt van dit nieuws op de hoogte? Hoe reageert de patiënt op de voorgestelde plannen? Ook heeft de geestelijk verzorger in het overleg de mogelijkheid nadruk te leggen op, of stil te staan bij gevoeligheden en kan hij of zij directe vragen stellen aan het verplegend personeel, zoals: Het lijkt je nogal wat te doen, waar maak jij je het meest druk om? of Je zegt dat hij er cynisch over is, wat maakt zijn houding voor jou cynisch? Door stil te staan bij de gevoelige inhoud van de situatie van de patiënt en het ziektebeeld, kan er een aanzet gemaakt worden om vanuit deze gevoeligheid toegespitste zorg aan te bieden. Mijn ervaring is dat een geestelijk verzorger een ander perspectief heeft op het verblijf van een patiënt in het ziekenhuis en dat er vanuit dat perspectief verantwoordelijkheid voor andere zorg kan ontstaan. Vanuit het overleg met het verplegend personeel wordt er beroep gedaan op de geestelijk verzorger. Vooral als de verpleging zaken zoals onrust, angst en verontrustende voorgeschiedenis heeft opgemerkt. Ook kan de geestelijk verzorger zelf voorstellen kennis te maken met de patiënten. Vanuit de kennismaking kan blijken of er behoefte is aan geestelijke verzorging. 4.2
Gesprekken met patiënten
Het grootste gedeelte van de stage bestaat uit gesprekken met patiënten. Vanuit het multidisciplinair overleg, op aanvraag of vanuit een toevallige ontmoeting voer je gesprekken met patiënten. De 16
gesprekken vormde in de stage de kern van mijn werkzaamheden. 4.2.1 Kennismaking Elk contact begint met een kennismaking. Soms is die kennismaking formeel en vaak ook veel informeler. Omdat de kennismaking de sleutel is tot gesprek, sta ik er wat langer bij stil. Kennismaken is naar mijn mening het visitekaartje van de geestelijk verzorger. Ik heb moeten leren hoe belangrijk het is om stil te staan bij hoe ik mijzelf presenteer. Je kan op basis van afwegingen, ervaring en intuïties jezelf op verschillende manieren voorstellen. Het vormt de acquisitie van jouw werkzaamheden. Ik houd altijd in mijn achterhoofd dat personen die ik tegenkom in de hal of op de afdeling een keer gebruik zouden kunnen maken van de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging. Ik vind het dan ook van belang om mensen te groeten als blikken elkaar kruizen. Dit is in sommige gevallen een eerste ontmoeting en het helpt als je mensen op een later moment meer uitgebreid te spreken krijgt. Er zijn verschillende strategieën waar je rekening mee kan houden bij een kennismaking. Je kan je voorstellen als vertegenwoordiger van de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging. Daarbij kan je afwegen of enkel de term ‘levensoriëntatie’ niet volstaat. Aan de term ‘geestelijk verzorging’ kleven mijns inziens nadelen. Zo kan een patiënt het verwarren met psychische hulpverlening of met enkel confessionele geestelijke verzorging. Dit kunnen redenen zijn om niet met je te willen praten. Hetzelfde geldt voor de term humanistisch, mocht je daar in de ontmoeting met de patiënt nadruk op willen leggen. Daarnaast kan je kiezen of je jezelf voorstelt als collega van de mensen die op de afdeling werken. Vaak als een aanvraag vanuit het verplegend personeel is gedaan, kan het verhelderd voor een patiënt zijn hoe je bij hem of haar terecht gekomen bent. Het kan juist ook bedreigend zijn als er spanning is tussen patiënt en verplegend personeel. Verder kan je ook kennismaken als mens tot mens. Deze persoonlijke kennismaking kan erg prettig zijn. Echter, als er onduidelijkheid bij de patiënt is over wie je bent, is het beter om duidelijk uit te leggen wat jouw verantwoordelijkheid in het ziekenhuis is. Mijn favoriete manieren van kennismaken zijn: Ik wilde even met u kennismaken. Komt dat voor u gelegen? … Mijn naam is Gijsbert en ik werk bij de Dienst Levensoriëntatie. Hoe gaat het nu met u? of Hoe vindt u het om hier te zijn?Door te vragen of het gelegen komt, creëer je ruimte voor de patiënt om aan jouw gezicht te wennen en om een keuze te kunnen maken. Dit vind ik belangrijk als je een gesprek op basis van gelijkwaardigheid wilt voeren. Daarnaast is een vraag stellen over het hier en nu een aanzet om de aandacht te blijven vestigen op wat er op dit moment op deze plaats speelt en dus voor de patiënt van belang kan zijn. 17
Bij aanvraag van een gesprek, vormt de aanvraag zelf het onderwerp van kennismaking. Dit is vaak concreet, maar kan ook ambivalent zijn. Soms volstaat een vraag als: Waar wilt u over praten? niet en is er wat meer informatie nodig voordat je het gesprek ingaat. Zo kan het van belang zijn dat je weet dat iemand een slecht nieuws gesprek heeft gehad. Een zin zoals: Ik hoorde net van de verpleging dat u vandaag met de arts gesproken heeft kan voldoende zijn om het gesprek te starten of om in stilte de diepte te ervaren van wat er op het spel staat. Tijdens de stage heb ik geleerd om sensitief te blijven voor de specifieke situatie waarin een patiënt zich bevindt. Om daarbij rekening te houden dat er van alles aan de hand kan zijn en daarom ook rust en ruimte te creëren voor het verhaal om zich te ontsluiten. Zoals blijkt uit bijlage 3 ging en gaat het mij ook niet altijd goed af. Het is echter wel zo dat intuïtie versterkt wordt door de ervaringen die je met het voorstellen op doet. En soms kom je gewoon ongelegen of zit iemand echt niet te wachten op een gesprek of kennismaking. 4.2.2 Gesprek Een gesprek kan overal over gaan, een raadsgesprek hoeft niet overal over te gaan. Dit betekent natuurlijk niet dat ik tijdens mijn stage alleen maar raadsgesprekken met patiënten heb gevoerd. Het is voor mij de kunst om in het gesprek aansluiting te vinden bij de belevingswereld van de patiënt. In deze belevingswereld kan ik mij het verhaal voorstellen. De beleving van dilemma’s, maar ook de beleving van levensverhalen en metaforen als manier om met dit dilemma om te gaan, vormen voor mij een voorwaarde om in contact te komen met wat er in het gesprek op het spel staat. Het zien is voor mij in het voeren van gesprekken belangrijk. Voor mij is het daarom ook belangrijk mij te oriënteren in deze belevingswereld. Waar ben ik? Hoe ziet het hier uit? Wie zijn er nog meer van belang? Vanuit deze oriëntatie en door de combinatie van verschillende verhalen uit verschillende gesprekken en de manier waarop deze verhalen met elkaar te verbinden zijn, kan ik samen met de patiënt werken aan een manier van omgang met het dilemma. Vragen zoals: Hoe doe je dat nu sterven? hebben geen eenduidig antwoord. De vraag kan een aanzet zijn voor een oriëntatie voor nieuwe deelvragen zoals: Hoe maak ik goede herinneringen?, kan herinneren aan waardevolle levensgebeurtenissen zoals zweefvliegen en een aanzet voor mij vormen om iets met de patiënt te delen.
18
Intermezzo 1
“Ik weet wat ik ga doen als ik die weken stil thuis moet zitten”, zei meneer Nelissen. “Net heb ik een model
De Vliegmachine
zweefvlieger gekocht op internet. Ik moet toch stil zitten.”
De aarde spant zich om hem uit te stoten,
“Wat heeft u met zweefvliegen?”, vroeg ik. Meneer
de roekeloze, die haar greep ontsprong
Nelissen vertelde over de periode na de oorlog, toen er her
en zich naar hare rondste toppen wrong,
en der legermaterieel achtergelaten was in Nederland. Ze
waar 't wonder hem der luchten wordt ontsloten –
gebruikten na de oorlog de lieren van de truck om zweefvliegtuigen de lucht in te laten. Hij werkte als jonge
Want vorsing loert in zijn gedoken sprong
jongen voor vlieguren op het zweefvliegveld. Dat
en heersen ligt in zijne wil besloten;
zweefvliegen had hem altijd gefascineerd. Het idee dat je
hij proeft de kansen om zich af te stoten
naast links, rechts en voor-, achteruit rekening moest
aan harde lucht, waardoor zijn schroefslag zong.
houden met onder en boven. Dat je met je voeten in de lucht hing en dat je jezelf veilig kon voelen als je
Reeds houden vleugels voeling met de trans
gedragen werd door de wind.
en, ongeschonden heerser in de ruimte
In die periode had meneer Nelissen zijn eigen model
drijft hij, een glimlach van onkwetsbaarheid –
zweefvliegtuig gemaakt. Toen hij was getrouwd ging het zweefmodel bij elke verhuizing mee en werd achterin de
Bewegend evenwicht in eindeloosheid,
zolder of berging gezet. Nu had hij een paar maanden
metalen rustkern in gespleten ruimte,
geleden het zweefvliegtuig weer te voorschijn gehaald.
gebeiteld mensmerk aan gespannen trans!
Waarom had hij zelf ook niet begrepen. Het zweefvliegtuig zag er nog puntgaaf uit. Nadat hij het
Hendrik Marsman
radiografisch bestuurbaar had gemaakt en er een kleine camera in had gehangen, heeft hij daar voor zijn operatie nog veel plezier aan beleefd. Hij was niet gerust op de uitslag en wellicht terecht. Hoe ga je hier nou mee om? Hoe doe je dat, sterven? waren zijn eerste vragen aan mij geweest. Voor de periode tot de uitslag had hij een nieuw zweefmodel gekocht dat zichzelf kon starten. In de stoel begon het lichaam als van een zwaluw te bewegen. “ Waar heeft dit nou mee te maken?”, vroeg ik. Vrijheid...dat je alle kanten op kan. Dat de wind je tegenhoudt om niet te vallen en dat jij je veilig voelt. “Soms weten we zelf heel goed wie we zijn, waar we het liefst zijn. Wat draagt u door deze tijd heen?” “Wellicht mijn kleinkinderen, daar word ik rustig bij”.
4.2.3 Verdere afspraken maken Gemiddeld liggen patiënten acht en een halve dag in het UMC Utrecht. Het kan van belang zijn voor het contact te vragen hoe lang de patiënt nog in het ziekenhuis verblijft. Zeker als het druk is 19
kan het voorkomen dat je een patiënt maar één keer spreekt. Als ik het idee had dat er meer gesprekken nodig waren, maakte ik kort na de eerste ontmoeting een tweede afspraak met vaak één dag tussen het eerste en tweede gesprek. Het komt natuurlijk ook voor dat patiënten voor een langere tijd opgenomen zijn in het ziekenhuis. Soms is het en behoefte van patiënten om specifieke afspraken te maken. Vaak stel ik voor dat ik in die week nog even langskom, gevolgd door de vraag wat iemand daarvan vindt. Door vaste afspraken te maken, creëer je ook de verwachting dat je op gezette tijden komt. Stagelopen in het UMC Utrecht kan soms een drukke bezigheid zijn en gesprekken kunnen uitlopen. Mits het een verzoek is van patiënt of een afspraak tussen beiden, lijkt me afspreken op vastgestelde tijden niet raadzaam. Patiënten vertrekken ook weer uit het ziekenhuis. Soms kan een ontslag je verrassen. Je kan ook een notitie maken in het patiëntendossier dat je even opgepiept of gebeld wordt als patiënt met ontslag gaat. 4.2.4 Registreren Het registreren van contacten heeft naast verantwoording van werk een aantal voordelen. Zo kan je kort opschrijven waar het gesprek over gegaan is en werkt het als een geheugensteun. Zeker als patiënten meerdere keren worden opgenomen. Daarnaast kan je een overzicht krijgen van eerdere contacten die opnieuw opgenomen zijn in het ziekenhuis. Ik heb het registratieprogramma meerdere keren gebruikt om met oude contacten weer een gesprek aan te knopen. Zo begeleidde ik patiënten na hun verblijf op de Vaatchirurgie ook op andere afdelingen. Het is ook voor patiënten fijn om een bekend gezicht weer terug te zien. Dit maakt je door alle afdelingen heen een vast oriëntatiepunt. Met een korte aantekening in het patiëntendossier kan je collega's laten weten wat het vak van geestelijk verzorger inhoudt. Ik maakte tijdens mijn stage de keuze om geen vertrouwelijke informatie op te schrijven. Wel schreef ik de algemene vragen op die aan bod kwamen in het gesprek. Zoals: Hoe kan je een uitje maken als je als hond aan de ketting ligt? Zo had ik ook de hoop om gevoeligheid voor levensvragen op de afdeling te vergroten. 4.3
Wandelen met patiënten
Door de specifieke problematiek van patiënten op de afdeling Vaatchirurgie, persoonlijke behoeftes van patiënten en mijzelf aan vrijheid of ruimte en mijn ervaring dat ruimte en beweging helpen bij praten, ben ik gedurende mijn stage steeds meer met patiënten gaan wandelen. Soms ging dat met een rolstoel het hele gebouw door of naar de Johanne Niemeijer Tuin. De behoefte aan contact met buiten speelde voor mijzelf en voor patiënten een belangrijke rol in het overwegen van een wandeling. Door het bewegen in de ruimte, kwam het gesprek ook op andere onderwerpen en 20
vormde zo een welkome aanvulling op het voeren van gesprekken bij het bed. Door de keuze waar naartoe te gaan aan de patiënt te geven, kon er een situatie van avontuur en van verdere kennismaking ontstaan. 4.4
Verkennen nieuwe vormen van werk
Tijdens mijn stage heb ik een aantal pogingen ondernomen te kijken naar nieuwe vormen van werk binnen de geestelijke begeleiding. Hieronder licht ik twee initiatieven kort toe. 4.4.1 Presentie op de afdeling psychiatrie Samen met een verpleegkundige op de afdeling psychiatrie ben ik mij gaan oriënteren hoe er op de afdeling psychiatrie meer vanuit presentie in plaats van interventie behandeld zou kunnen worden. Om aan te sluiten op de behoefte van patiënten, is volgens de presentietheorie het aansluiten bij de belevingswereld van de patiënt noodzakelijk. Het is aan de professional om van perspectief te wisselen en de redelijkheid van de ander in te zien. Om de behandelomgeving gevoeliger te maken voor deze perspectiefwisseling, is het idee ontstaan om werk vanuit de creativiteit van patiënten ten toon te stellen in het bedrijfsrestaurant. Het werk van patiënten wordt ondersteund met persoonlijke verhalen uit de psychiatrie. We zullen de komende tijd samen moeten aftasten wat patiënten zelf hierin behoeven en of het idee waar wij mee spelen past bij de behoefte die patiënten zelf hebben. 4.4.2 Een boodschap voor buiten Tijdens mijn stage was ik gefascineerd door het gebouw van het UMC Utrecht. Er is een strikte scheiding tussen een binnen- en een buitenwereld. Hoe kan je de binnen- met de buitenwereld verbinden? Een idee waar ik op dit moment aan werk is de mogelijkheid voor patiënten om een wens vanuit het ziekenhuis op te laten stijgen met een helium ballon. Degene die de ballon vindt, kan een bemoediging of een advies terugsturen naar de afzender. Hierdoor ontstaat er voor de dienst ook een kijk op de wensen, behoefte en beleving van patiënten. Daarbij krijgen mensen buiten het ziekenhuis een indruk van wat er binnen het ziekenhuis speelt, is er een mogelijkheid tot contact tussen binnen en buiten en een mogelijkheid voor ontmoetingen. 4.5
Leesgroep
Eén keer per maand houdt de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging een leesgroep. Tijdens mijn stageperiode zijn er twee boeken behandeld. Een collega bereidt het leesuur voor en de literatuur vormt een aanzet voor een gesprek over het werk en over de profilering van de dienst. De 21
twee boeken die we behandeld hebben zijn; ‘Duurzaam geluk’ van Jan Auke van Walburg en ‘Als Disney de baas was in uw ziekenhuis’ van Fred Lee. Vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen heb ik ook het leesuur mogen voorbereiden. Als voorbereiding heb ik alle verkiezingsprogramma's bekeken om uit te zoeken hoe de politiek denkt over geluk (zie bijlage 7). In de hoofdstukken die we die dag gelezen hebben, stonden geluk en gezondheid centraal. Aan mijn collega’s stelde ik de vraag hoe we kunnen investeren in het geluk van ernstig zieke patiënten en wat geluk in die situaties voor patiënten zou kunnen betekenen. 4.6
Supervisie
Naast de werkzaamheden in het UMC Utrecht is het ook zaak je te oriënteren op de eigen ontwikkeling als geestelijk verzorger. Supervisie heeft mij daarbij geholpen. Met mijn supervisor kon ik sparren over hoe het ging op mijn werk. Aanleiding vormde altijd een reflectieverslag over mijn werkzaamheden. Soms kostte het schrijven van reflectieverslagen veel moeite. Vooral als ik naar mijn gevoel er nog niet uit was wat een bepaalde gebeurtenis voor mij betekend had. Schrijven hielp mij om metaforen te bedenken voor de thema’s en waarden waarop mijn werk drijft. Het geleidelijk leren inzien waar mijn kracht ligt als geestelijk verzorger en daarop leren vertrouwen hebben mij vertrouwen en rust gegeven in het werk. 4.7
Werkgesprekken
Naast supervisie kan de werkbegeleider ook een klankbord zijn voor hoe jij jezelf kan ontwikkelen. Mijn werkbegeleider stelde mij daartoe vragen. En hoewel het niet altijd even makkelijk is, heeft het mij richting gegeven aan mijn stageperiode in het UMC Utrecht. Naast de richting die werkgesprekken geven, kan het werkgesprek ook dienen om met nieuwe aspecten van het werk in het UMC Utrecht in contact te komen. Vaak vormde de gesprekken tussen mijn werkbegeleider en mij een begin van een nieuwe afspraak om ergens mee naar toe te gaan en een aanzet om iets nieuws in het werk te proberen. Onderdeel van de werkafspraken waren ook de geschreven gespreksverslagen (zie bijlage 3 tot en met 6). Deze dienden voor mij om mijn vaardigheden met behulp van opmerkingen van Willem te slijpen en voor Willem gaven zij een inzicht in wat ik tijdens mijn stage uitvoerde. 4.8
Overige activiteiten
Naast de bovengenoemde stageactiviteiten zijn er ook een aantal eenmalige of kleinere activiteiten die ik tijdens mijn stage heb ondernomen. Hiervan volgt een kort overzicht.
22
Bijwonen lessen Met mijn werkbegeleider ben ik een aantal keren mee geweest als hij les moest geven. Twee keer heb ik een les mogen bijwonen voor patiënten op de psychiatrie. Het betrof een les in de reeks psycho-educatie en ging over levenskunst. Leren leven leer je niet op school en toch gebeurt leven niet zomaar. Mijn werkbegeleider gaf een korte opsomming van wat van belang kan zijn als je het leven vorm wilt geven. Daarnaast heb ik een les mogen bijwonen op de neurochirurgie. Vanaf de afdeling was er gevraagd om nog eens uit te leggen waar geestelijke verzorging ook al weer over gaat. Tijdens de les liet mijn werkbegeleider de documentaire ‘Als de spiegel breekt’ zien, waarin drie mensen aan het woord komen die terminaal ziek zijn.22 Werklunch Ik gebruikte de lunch vaak als moment om meer kennis te maken met mijn directe collega’s en zo de opvattingen te leren kennen die zij over hun werk hadden. Ook gebruikte ik de lunch als ontmoeting met oude contacten die in het UMC Utrecht werken. Zo kwam ook mijn stage en werk voor de dienst ter sprake. Aan het einde van mijn stage heb ik het gezamenlijk lunchen ook vaak ingezet voor de overdracht van werk en het evalueren van de stage zelf. Teamoverleg Doordat het teamoverleg op donderdagen plaatsvond, kon ik niet altijd aanwezig zijn. In het teamoverleg worden er afspraken gemaakt over beleid, organisatie en facilitaire zaken. Soms moet het werk van geestelijk verzorgers ook op elkaar afgestemd worden. Convent Op het convent komen alle geestelijk verzorgers in ziekenhuizen uit de regio bij elkaar. Op 18 maart presenteerden mijn werkbegeleider Willem Blokland en Marian Wisse, Rooms-katholiek geestelijk verzorger, het beleidsplan aan de geestelijk verzorgers. In de verschillende ziekenhuizen wordt op een verschillende manier aandacht besteed aan het geestelijk raadswerk. Deze verschillende manieren van kijken naar het werk kunnen de eigen perspectieven verrijken. Werkbezoek palliatieve zorg De Dienst Levensoriëntatie en Geestelijke Verzorging onderhoudt contact met de vakgroep palliatieve zorg aan de Hogeschool Utrecht. Op 16 maart was er een delegatie van studenten on der 22
http://scripts.kwfkankerbestrijding.nl/pdf/bestelformulier_hulpverleners.pdf 23
begeleiding van een docent op bezoek die palliatieve zorg gekozen hadden als keuzevak. Als stagiair mocht ik de studenten vertellen over mijn ervaringen tijdens de stage. Rondleiding WKZ Het Wilhelmina Kinderziekenhuis is onderdeel van het UMC Utrecht. Collega Lenie Scherpenzeel heeft daar haar kantoor en zij heeft mij rondgeleid. De geestelijke verzorging is in deze omgeving, zoals ik ook tijdens mijn stage heb mogen ervaren, vooral gericht op de ouders van de patiĂŤnt en op het maken van ethische keuzes. Lenie leidt daarom ook op verschillende afdelingen het moreel beraad, een intervisie-methode die aandacht heeft voor de persoonlijke waarden bij het maken van keuzes. Open colleges In verband met het lustrum werden er in het ziekenhuis verschillende lezingen gegeven over de passie van medewerkers van het UMC Utrecht. Zo ben ik naar een college van professor Kahn geweest over schizofrenie en hoe daar in het UMC Utrecht onderzoek naar gedaan wordt. Voor mij zijn dit soort bezigheden een middel om te weten wat er in het UMC Utrecht speelt en om betrokken te blijven bij de onderzoekspraktijk. Workshop: Metaforen in begeleiding van ernstige ziekte Ter afwisseling van teamoverleg en het leesuur, zijn er voor de dienst ook workshops en presentaties. Zo gaf Amber de Rooij een presentatie over de toepassingen van de levensnarratief tijdens een ernstige ziekte. In de presentatie liet zij zien welke structuren er ten grondslag liggen aan opbouwende narratieven en deze narratieven in geestelijke begeleiding gebruikt kunnen worden. Zij schrijft op dit moment haar proefschrift over dit onderwerp. Solliciteren Nadat Willem Blokland, mijn werkbegeleider, de taken van hoofd van dienst op zich had genomen, kwamen er 18 uren vrij voor een nieuw aan te nemen humanistisch geestelijk verzorger. Mede op aandringen van mijn werkbegeleider heb ik gereageerd op de vacature. Na het sollicitatiegesprek ben ik aangenomen en ik werk vanaf begin september 2010 als humanistisch geestelijk verzorger in het UMC Utrecht. De sollicitatiebrief is te vinden in bijlage 9.
24
5.
Ontwikkeling
De Universiteit voor Humanistiek verwacht van haar studenten dat ze een aantal leerdoelen nastreven. Deze leerdoelen bestaan uit de volgende leerterreinen: persoonlijke en levensbeschouwelijke ontwikkeling, vakinhoudelijke ontwikkeling, wetenschappelijke ontwikkeling en normatief professionele ontwikkeling.23 In het stageplan (bijlage 2) staan de leerdoelen omschreven waarmee ik de stage ingegaan ben. Uit de evaluatie van de supervisie (bijlage 8) blijkt uit de feedback dat de leerdoelen continu in gesprekken met mijn supervisor aan de orde zijn geweest. 5.1
Persoonlijke ontwikkeling
5.1.1 Wat er ook gebeurt… blijven ademhalen. Het vraagt moed om een kamer binnen te lopen en kennis te maken met iemand die niet lang meer te leven heeft. Het eindige leven en het lijden zien, doet wat met je. Ik werd daar gelijk de eerste dag aan blootgesteld en dat heeft een onuitwisbare indruk achtergelaten. Iemand leren kennen als de dood al in zijn of haar ogen staat. Mijn werkbegeleider had voorgesteld om na het eerste multidisciplinaire overleg bij de patiënt langs te gaan. Of ik daar al klaar voor was? Ik had het idee dat het goed zou zijn om er maar direct mee te beginnen. Direct het koude water in. Wat ik geleerd heb van deze nog ongemakkelijke kennismaking met een patiënt, is dat ik altijd nog mijn ademhaling heb. Ook al staat het ziekenhuis in brand of geeft de hartbewaking een flatliner; altijd is er mijn ademhaling als punt om tot mezelf terug te keren. Het op de eerste dag blootgesteld worden aan deze situatie, heeft mij geholpen om intens te ervaren wat belangrijk is in mijn werk als geestelijk verzorger. Er bij blijven door bewust te blijven wat een situatie met je doet, wat van jezelf is en wat van de ander. En waar kan je jezelf dan aan vast houden? Als je gaat zwemmen in de zee, dan heb je grofweg twee manieren om het koude water door te komen. Al wadend, waarbij er op kritieke punten doorgezet moet worden om jezelf te kunnen overgeven aan het koude water. Dit is een gecontroleerd, maar langdurig proces van blootstelling aan het koude water. Of je kan het water in rennen en de golven in duiken. Deze vaak ongecontroleerde en lompe actie stelt het lichaam in een keer bloot aan het koude water dat het lichaam in één keer omsluit. De schrik van de kou en de druk op de longen die dit teweeg brengt, dwingen je om adem te halen. Het koude water dwingt je dan om boven te komen en te happen naar de lucht. Als het om mijn eerste ervaringen in het ziekenhuis gaat, vergelijk ik deze met de tweede optie. De 23
Stagewerkboek 2009/ 2010 Universiteit voor Humanistiek 25
intensiteit van de ervaring heeft mij direct met lege handen aan het bed gezet en ik was genoodzaakt in dit koude water de warme heldere lucht weer te vinden om adem te halen. Ik wilde de gang op rennen of het raam uit springen. En hoe blijf je dan in die kamer met die stervende mevrouw? Door de intensiteit ben ik me bewust geworden van de ademhaling als het laatste wat je nog over hebt. Iets wat ik in theorie geleerd had, werd bevestigd in de praktijk en het was voor mij direct duidelijk dat dit voor mij een belangrijk signaal en een belangrijk inzicht is. Het heeft mij ook aangemoedigd meer op mijn ademhaling te gaan letten om zo te durven kijken en luisteren wat er in mijn werkelijkheid gebeurt. Tijdens stagedagen nam ik ook vaak de trap in plaats van de lift om goed aan de hand van mijn ademhaling te rade te gaan hoe ik in mijn vel zat. 5.1.2 Begin met waar je goed in bent Wat mij erg geholpen heeft om vertrouwen in mijn werk te krijgen tijdens mijn stage, is bewust worden en het ontwikkelen van vaardigheden waar je al goed in bent. In gesprekken geven patiënten terug wat ze van jouw geestelijke begeleiding vinden. In die reflecties zaten voor mij zowel mijn zwakke kanten als juist de kanten die patiënten in mij waarderen. Aandacht hebben voor je zwakken kanten is één manier om invulling te geven aan je stage. Aandacht geven aan je kwaliteiten is een andere en voor mij meer productieve manier gebleken. Door mij in eerste plaats te richten op mijn kwaliteiten, heb ik vertrouwen en rust voor mezelf gecreëerd in de gesprekken om ook te werken aan mijn mindere kanten. Wat betekende dit voor mij concreet? In de gesprekken kreeg ik al snel van patiënten terug dat ik, dingen die in gesprekken naar voren komen, mooi kan verwoorden. Daar heb ik bij stilgestaan. Ik heb ook aan patiënten gevraagd wat zij daar mooi aan vinden. Waar ik mij in eerste instantie niet bewust van was, is dat mijn beelddenken een grote rol speelt in gesprekken. Reflecties op wat ik samen met patiënten in een gesprek beleef, zijn voor mij betrekkelijk normaal. Taal is voor mij een middel om te verwoorden wat ik beleef. Voor mij bestaat de moeilijkheid eruit om de juiste woorden te vinden, die passen bij die specifieke situatie. Het belang van woorden wegen en kiezen is voor mij altijd van belang geweest, omdat het mijn werkelijkheid geweld aan doet. Vanuit de beleving en het afwegen van de woorden, ontstaan mooie reflecties die waardevol zijn in de raadsgesprekken. De beleving helpt mij ook om het verhaal te onthouden. Registratie is dan ook vaak voor mij een overbodige luxe. Door het vertrouwen en de ruimte die hierdoor in het gesprek ontstaan, is het voor mij makkelijker mij ook te concentreren op vaardigheden die ik lastig vind, zoals luisteren en de lichamelijke aspecten van het werk.
26
5.1.3 Lijden, een onderdeel van de werkelijkheid De directheid van de eerste ervaringen hebben mij ook geholpen om het lijden aan te zien en daarmee een plek te geven in mijn kader van de werkelijkheid. Eerlijk gezegd heeft mijn werkelijkheid, door het ervaren van lijden, meer kleur en daarmee meer betekenis gekregen. Tijdens mijn stage heb ik het lijden dan ook meer leren herkennen. Dat kan soms helpen in gesprekken. De ruimte geven aan lijden en erkennen dat het bestaat, dat je het ziet kan ook onderdeel vormen van geestelijke begeleiding. Zo had een patiënt al een tijd zijn broekspijpen opgestroopt en kon je de stomp van zijn afgezette been zien. De meeste patiënten verbergen de stomp. Het opmerken van wat ik zag, gaf voor deze meneer de ruimte om te praten over zijn dilemma. Zijn been was een aantal weken terug in het UMC Utrecht afgezet en hij was na een korte revalidatie met een terminale ziekte weer opgenomen in het ziekenhuis. Echter, er was in de nieuwe situatie vanuit verplegend personeel en de fysiotherapeut geen aandacht meer voor het afgezette been en de angst om te vallen. De medische handelingen waren alleen gericht op behandeling van de terminale ziekte en de vraag waar deze patiënt in de toekomst opgenomen zou moeten worden.
Intermezzo 2
“Ach …soms weet ik het ook allemaal niet. En ga jij nou maar niet wijs lopen doen, want jij weet het ook niet. Waar deze klotezooi allemaal voor is. Moet ik zo meteen terug naar een huis, waar ik mijzelf moet redden. Als ik daaraan denk, durf ik het helemaal niet aan man. Sta ik daar in dat huis van me met een zak aan mijn lichaam. Moet ik daar zeker de boel schoonmaken. Nou, daar hoef ik geen foto van. Verschrikkelijk…” Alaska, een vrouw als een standbeeld. Diepe lijnen in haar gezicht. Een oude wijze indiaan, daar lijkt ze voor mij op. Ze was, zoals ze zelf zei, aan de onderkant helemaal open. Niets vrouwelijks meer aan. Direct na de operatie heb ik contact met haar gezocht en de emoties liepen door en over elkaar heen, daarna verstomde haar innerlijke stem. Door de medicijnen zei ze. Ze kon niet meer bij het gevoel komen. Dat was haar grote probleem. Ze kon haar vinger er niet op krijgen en werd zwetend wakker in de nacht. Als een berg zag ze er tegen op om naar huis te gaan en wilde eerste een paar nachtjes bijkomen van het ziekenhuis. Langzaam kwam het huis in ons gesprek ter sprake. Omdat ze niet zeker wist of zij nog op langere termijn verder zou leven, had zij zich voorgenomen om het huis netjes achter te laten. Waar ze het meest tegen op zag was de zolder. Daar stonden de spullen die niet gebruikt waren. Een gitaar die zij van haar vader had gekregen en waarop nooit gespeeld was. Rollerskates die ze nooit aan had gehad. Een niet geleefd leven, dat was haar conclusie. Wel lol gehad, wel van alles gebruikt, maar niet geleefd. Dat was om te janken, maar ze kon het niet. Ze wist de tragische diepte van wat ze zei, maar kon het niet met een diep verdriet of woede bevestigen. “Ik ben veel te lang alleen geweest. Misschien had ik meer met anderen moeten zijn. Koudwatervrees, weet je. Als een klein kind aan de waterkant staan en niet durven. Zo voelt dat.” “Zo kan je niet de koude diepte in. Daar heb je soms iemand voor nodig. Iemand die je optilt en draagt of iemand die je gooit. Anders weet je niet wat je moet doen en dan
27
blijf je staan.” “Zo is het…” Een raar moment ontstond toen we afscheid van elkaar namen en besefte dat dit de laatste keer zou zijn dat wij elkaar zouden zien. Ze wilde mij een hand geven, wat zij anders nooit deed. Ik zag dat ze het moeilijk vond. “Geef me maar een knuffel.” Een diepe zucht verliet haar lichaam toen ze haar hoofd op mijn schouder legde. “Zo is het goed”, zei ik.
5.2
Wrijving geeft glans - Vakinhoudelijke ontwikkeling
Niet alleen voor het in de praktijk brengen van vaardigheden is mijn stage in het UMC Utrecht een mooie periode geweest. Ook voor het positioneren van mijn wijze van humanistisch raadsman zijn. Zoals hierboven al eerder besproken, geeft de praktijk zelf feedback op je handelen. Ik heb geprobeerd de wrijving die optrad in gesprekken te gebruiken om mijn werk betere inhoud te kunnen geven. Daar horen ook vragen naar metareflecties bij zoals: Wat gebeurde er nou net tussen ons? Ik vind het geen schande om als humanistisch raadsman met een mond vol tanden te staan. Het gaat mij om de vraag hoe ik daar mee om kan en wil gaan. Hetzelfde geldt voor conflicten in het multidisciplinair overleg. Soms heeft het conflict betrekking op een voorgeschiedenis of is het een interne aangelegenheid van een collega. Ik heb de conflicten willen gebruiken om meer inzicht te krijgen hoe ik met collega’s, zoals maatschappelijk werksters, kan samenwerken. Het gaat niet om de kwantiteit, maar om de kwaliteit van patiëntencontacten. Er is in het UMC Utrecht een spanning tussen het werk van geestelijk verzorgers en maatschappelijk werkers. De Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging sluit in haar beleidsplan aan bij een taal die ook gehanteerd wordt door het maatschappelijk werk. Zo gebruikt het beleidsplan de termen empowerment en coping. Het is echter de vraag of geestelijke verzorging en maatschappelijk werk hier hetzelfde mee bedoelen. Dit heeft tijdens mijn stage een keer geleid tot een aanvaring met de maatschappelijk werker van de afdeling Vaatchirurgie. Er zijn ook persoonlijke belangen van maatschappelijk werkers om zich samen met patiënten bezig te houden met zingeving. Dit vind ik zelf niet bezwaarlijk, als er maar ondersteuning van kwaliteit wordt gegeven. Samen hebben we dan ook met de hoofdverpleegkundige gesproken hoe wij elkaar kunnen aanvullen in het team van verplegend en verzorgend personeel. Dit is goed geweest en ik heb aan de samenwerking gemerkt dat wij, ondanks onze verschillende verantwoordelijkheden, het werk op elkaar kunnen afstemmen. Het is mijn overtuiging dat mijn collega’s op de afdeling mijn oren en ogen zijn die zorgvragen op het gebied van geestelijke begeleiding kunnen waarnemen, en ik heb deze oren en ogen hard nodig. Deze behoefte maakt dat ik ook in redelijke harmonie wil samenwerken waar nodig en zaken ter discussie stel waar dat noodzakelijk is. 5.3
Being there - Wetenschappelijke ontwikkeling
Vanuit de interesse van de stichting verslavingsreclassering, mijn werkgever ten tijden van mijn 28
stage, ben ik gedurende de periode van mijn stage de introductiecursus presentie gaan volgen. De inhoud van de theorie heeft een aanzet voor mij gevormd om contact te zoeken met een verpleegkundige op de psychiatrie. Zij hield zich al enige jaren bezig met het onderwerp presentie. In haar werk ervaart ze weinig aandacht vanuit de academische wereld om aan te sluiten bij de belevingswereld van patiënten. Deze perspectiefwisseling, zoals Andries Baart24 het beschrijft, leert hulpverleners zien welke zorgbehoefte er in een specifieke situatie is. En dat vanuit de redelijkheid van de ander beter aangesloten kan worden met duurzamere zorg.25 Samen hebben wij gekeken in hoeverre het mogelijk is om in een ziekenhuis als het UMC Utrecht, waar er veel aandacht is voor technische interventie, behandelend personeel gevoeliger te maken voor het perspectief van de patiënt. Het voorlopige plan is om met samenwerking van patiënten te kijken of werk, dat door patiënten gemaakt wordt tijdens opname, geëxposeerd kan worden in het ziekenhuis. Een illustratie met persoonlijke verhalen over het ziekenhuis en daarin opgesloten zijn, kan een nieuw licht werpen op de manier waarop zorg verleend wordt. 5.4
Geestelijk ondernemen - Normatieve Professionele ontwikkeling
Zoals ik in het tweede hoofdstuk heb laten zien, is de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging een goede plek om stage te lopen om je te oriënteren op nieuwe vormen van geestelijk werk. Door de vraag te stellen wat het betekent om mens te zijn, overstijg je de klassieke indelingen binnen het geestelijk raadswerk aan de hand van levensbeschouwingen en vastgestelde praktijken zoals rituelen en vieringen. De brede vraag naar wat het betekent om mens te zijn in het ziekenhuis, opent nieuwe perspectieven wat van belang zou kunnen zijn. Voor mij betekende dit dat ik weer kon aanhaken bij mijn oude belevingskader als het gaat om zingeving en heb moeten leren de duiding die ik op de universiteit geleerd heb weer los te laten. Ik heb vanuit de ervaring moeten beleven wat een verhaal van een patiënt betekent en in de beleving leren zien wat van belang is in het leven. Dan gaat het niet om levenskunst als term op zich, maar de beleefde inhoud. “Hoe kunt u er over vertellen?” “Ik zou een schilderij van mijn leven moeten maken…” “En welke kleuren zou u dan willen gebruiken?” “Groen en blauw.” “Groen en blauw...dat zijn de kleuren van de bomen, van het gras en van de lucht.” “Ja… dat zijn mooie kleuren. Die zijn er ondanks alles altijd geweest.” Het geestelijk raadswerk tijdens mijn stage in het UMC Utrecht heeft van mij een moedige houding gevraagd om op pad te gaan met de patiënt in een queeste naar betekenis. Het bij iemand kunnen 24 25
Baart A. Een theorie van de presentie. Utrecht: Lemma, 2001. Baart A. Een theorie van de presentie. Utrecht: Lemma, 2001. 29
blijven ondanks de pijnlijke, donkere ervaringen die in het verhaal op mij wachten. Vanuit de taal die in het gesprek relevant is kunnen praten over hoe je met dit leven en dit verhaal kan leren omgaan, daar vorm aan kan geven. Het is een gedeelde vraag van mij en mijn patiënten hoe wij kunnen articuleren wat er op het spel staat. Geestelijke begeleiding is een onderneming naar betekenis en het is goed om te weten wat voor kwaliteiten en hiaten er in je uitrusting zitten voordat je op pad gaat. Intermezzo 3 Ik leerde Samuel kennen toen hij al een aantal weken in het UMC Utrecht lag. Hij was vanuit Afrika, door de woestijn, via een heikele boottocht aangekomen op de Canarische Eilanden, Europa, en later in Nederland. Er was bij hem HIV geconstateerd. Hij wilde niet sterven, hij wilde leven. Daar heeft hij veel voor over gehad. Zijn vrouw en kinderen liet hij achter, om te kunnen leven. Als asielzoeker was Samuel hier in Nederland uitgeprocedeerd. Toen hij op het punt stond om uitgezonden te worden naar Ghana, werd hij ernstig ziek. Hij belande in het UMC Utrecht. In de weken dat ik met Samuel in contact kwam, knapte hij langzaam op en geleidelijk besefte we tijdens de gesprekken dat we nog maar weinig tijd hadden in het ziekenhuis. De tijdnood zette de relatie die wij in de gesprekken hadden opgebouwd op scherp en ik vroeg hem wat het leven hem nog beloofde en wat hij nog aan dit leven wilde beleven. Hij wilde een keer op safari in Afrika. In een gele terreinwagen, omdat hij de kleur zo mooi vindt. En dan wilde hij dat ik mee ging, omdat ik een ‘good man’ was. Dan zou hij zijn vrouw en kinderen aan mij kunnen voorstellen en samen verder kunnen praten. Dankzij de moderne techniek van Google Earth zijn we die middag op safari geweest. We hebben de Piramiden, Kilimanjaro en de voetbalstadions in Zuid-Afrika bezocht. “Jij weet net zo goed als ik dat we binnenkort afscheid moeten nemen”, zei ik tegen hem. “Yes, but we’ve had a great time together. Thank you for that”. “Saying goodbye seems to be the final destination in life. Thank you for your great spirit and courage, Samuel”. Een paar dagen later was Samuel verdwenen. Als ik de afdeling oploop, denk ik aan onze safari samen in de gele auto. De kleur waar hij zo van hield.
Afbeelding 3: De droom van Samuel
30
6.
Herinnering aan de walvis
In de reflectieverslagen heb ik het UMC Utrecht vergeleken met een walvis. Nu wordt het tijd dieper af te dalen in de ingewanden van het beest. Het beest wat groot en log kan zijn, maar soms ook fascinerend en zachtaardig. In de walvis worden veel van de zaken die ik normaal vind aan het leven opzij gezet voor het hogere doel of de waarde van gezondheid. Deze gezondheid wordt veelal technisch ingevuld. Althans, dit was mijn eerste indruk in de ingewanden van de walvis. Bedden worden heen en weer gereden naar de juiste plek van bestemming. Een patiënt met pijn in de benen wordt gevraagd even de voeten van de vloer op te tillen in verband met een schoonmaakbeurt. Alhoewel gezondheid op de voorgrond staat in beleid, ben je als patiënt overgeleverd aan het domein van de ziekte. Dat vreet aan patiënten, soms zelfs letterlijk. De illusie van gezondheid maakt plaats voor het besef van kwetsbaarheid en eindigheid. Langzaam beginnen de maagsappen op je in te werken. Zolang je binnen bent, zolang ben je overgeleverd aan de nukken en grillen van het beest. Centraal is voor mij de vraag geweest hoe het daar uit te houden. In de eerste plaats heb ik moeten beseffen hoe belangrijk gezondheid is, als waarde in het leven. Dit geldt zeker in het ziekenhuis. Hoewel veel patiënten misvormd, gehandicapt, getekend het ziekenhuis verlaten, is het voor hen waard geweest deze beweging naar het ziekenhuis te maken. Doelbewust gaat men op zoek naar hoe gezondheid bevorderd en behouden kan worden. Het offer dat op de andere kant van de weegschaal wordt gelegd, wordt gaande weg in het ziekteproces ervaren. Zelf heb ik niet zo’n sterk verlangen naar gezondheid. Dat lijkt mij te komen doordat ik gezond ben. Het verlangen naar gezondheid wordt pas duidelijk wanneer het niet vanzelfsprekend is, het buiten handbereik geraakt is. Aan die horizon doemen kwetsbaarheid en eindigheid op. Alsof het binnenzwemmen van het beest kwetsbaarheid en eindigheid opheft. Het rekt het leven, stelt eindigheid uit, maar kan ook de kwetsbaarheid en het lijden in het leven vergroten. Daarbij is de aandacht gevestigd op het lichamelijke functioneren, niet zozeer op het geestelijk welbevinden. Dit is meer bijzaak, zeker in een academisch ziekenhuis waar genoeg oefenmateriaal voor handen moet zijn om deskundigen in de gezondheid op te leiden. De illusie dat wanneer lichamelijk lijden gecontroleerd wordt, het geestelijk welbevinden daar wel achteraan zal hobbelen. Patiënten moeten zich vaak op een nieuwe wijze verhouden tot de wereld waarin zij leven. Het leven ziet er opeens heel anders uit wanneer je een halve meter korter gezaagd bent. In de inleiding heb ik gehoor willen geven aan de beleving van samen de diepte in gaan. Het niet kunnen ontkomen aan het koude water. Waar je geen lucht meer krijgt. Daar waar het donker is. De walvis voelt in deze diepte als een veilig tussenstation van zorgzaamheid en warmte. Maar eens 31
moet het moment daar zijn om afscheid te nemen en je aan het koude water en de donkere diepte te wagen. Blij ben ik dan ook dat ik nog even mag blijven en mensen mag ondersteunen deze plek te betreden. Hoe kan je ontsnappen aan de bijtende werking van de ingewanden van het beest, het domein van het niet gezond zijn? Uit het beleidsplan van de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging blijkt het een grote behoefte van patiënten te willen ontsnappen aan het domein van de ziekte. 26 Ik zie het als uitdaging om in gesprekken met patiënten te komen tot verhalen waaruit blijkt wat voor de patiënt belangrijk is aan het leven. Wat men nog verlangt in het leven. Wat indruk heeft gemaakt in het leven. Hoe iemand geworden is zoals hij of zij is. Het beeldend karakter van die verhalen stellen mij in staat om met de ander op weg te gaan en gaande weg elkaar te ontmoeten. Gevoelsmatig lijkt het, voor mij, op naast iemand lopen en je afvragen waar we naar toe gaan. Beleving is de kwaliteit waarmee ik mijn werk uitvoer. Het geeft mij steun in gesprekken en helpt mij om te onthouden wat van belang is. Ook brengt het mij in contact met hoe ik mij voel. Woorden zijn voor mij daarin niet voldoende. De intensiteit van de ervaringen kan voor mij ook heftig zijn. Dat weegt niet op tegen de verrassing en de veelkleurigheid die ik in de verhalen ervaar als een potentiële werkelijkheid die zich voor mij ontsluit. Voor mij is het koers houden in wat van mij en wat van de ander is. Ook kan ik mijzelf de vraag stellen waarin dit nieuwe perspectief mijn eigen leven zou kunnen verrijken. Daarnaast vormt de beleving ook een mogelijkheid om het handelen van mensen te zien, in plaats van het woordelijk te verstaan. Zeker de kwetsbaarheid en de tragiek van het leven vragen om bevestiging. Door mee te gaan in het verhaal van de patiënt, kan ik zien wat op het spel staat. “Omdat ze niet zeker wist of zij nog op langere termijn verder zou leven, had zij zich voorgenomen om het huis netjes achter te laten. Waar ze het meest tegen op zag was de zolder. Daar stonden de spullen die niet gebruikt waren. Een gitaar die zij van haar vader had gekregen en waarop nooit gespeeld was. Rollerskates die ze nooit aan had gehad. Een niet geleefd leven dat was haar conclusie. Wel lol gehad, wel van alles gebruikt, maar niet geleefd. Dat was om te janken, maar ze kon het niet. Ze wist de tragische diepte van wat ze zei, maar kon het niet met een diep verdriet of woede bevestigen.” Vaak is er geen ontsnapping meer mogelijk. Echter de beweging van de ontsnapping uit de greep van het water en de walvis, opent in het gesprek mogelijkheden hoe de patiënt en ik het kunnen 26
Zin de toekomst. Over zingeving reflectie en spiritualiteit. Beleidsplan 2009-2014. Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke verzorging. UMC Utrecht 32
uithouden. Elkaar verrassen, de werkelijkheid omkeren en het avontuur van de queeste naar betekenis aangaan, gunnen de behoefte aan spel, verbinding en spanning bevrediging. De sterke wisselwerking tussen gevangen zijn en de beweging van ontsnappen vormt een dynamiek die de zin van het verblijf in het ziekenhuis accentueert en de mogelijkheid biedt woorden te vinden die niet eerder voor handen waren.
33
Bijlagen Bijlage 1: Organogram UMC Utrecht
34
Bijlage 2: Stageplan Titel:
Stageplan
Opleidingsinstelling: Universiteit voor Humanistiek Opleiding:
Master Humanistiek
Afstudeerrichting:
Geestelijke Begeleiding
Studieonderdeel:
Praktijkstage
ECTS:
15
Duur:
420 uur
Periode:
15-02-2010 – 31-08-2010
Stagecoördinator:
Marco Otten
Stagedocent:
Bianca Lugten
Supervisor:
Sonja 't Hart-Hartog
Student:
Gijsbert van Eijsden
Studentnummer:
0070046
Adres:
Bakhuizen van den Brinkstraat 28d, 3532GG, Utrecht
Telefoon:
+31617316789
E-mail:
gijsbertvaneijsden@gmail.com
Stageplek:
Universitair Medisch Centrum Utrecht
Afdeling:
Dienst voor Levensoriëntatie en Geestelijke verzorging
Werkbegeleider:
Willem Blokland
Bezoekadres:
Heidelberglaan 100, 3584 CX, Utrecht
Postadres:
Postbus 85500 3508 GA Utrecht
Telefoon:
+31887556761
Email:
W.Blokland@umcutrecht.nl
35
Inhoud 1.
Motivatie voor de stage
Het WRR-rapport 'Geloven in het publieke domein' is een inspiratiebron geweest voor de geestelijke verzorging van het UMC te Utrecht. Uit het rapport blijkt dat klassieke geestelijke verzorging te kampen heeft met een imagoprobleem. Ondanks dat de behoefte aan oude levensbeschouwelijke zuilen gedeeltelijk weggevallen is, zijn de vragen naar zin en betekenis in het leven onveranderd groot gebleven. De klassieke geestelijke verzorging sluit onvoldoende aan op de vraag uit de praktijk. Dit wordt vooral duidelijk in een universitair medisch centrum waar veel verschillende overtuigingen en perspectieven op het leven elkaar ontmoeten. Deze ontmoeting komt voort uit de algemeen menselijke conditie van lijden en eindigheid. De centrale vraag is hoe men vanuit het beroep van geestelijk verzorger aan kan sluiten bij de diverse levensvragen van patiënten. Uit het WRR-rapport blijkt dat patiënten behoefte hebben om het domein van de ziekte -zoals het ziekenhuis- te verlaten, controle over het eigen leven te herstellen, een gevoel van vertrouwen te ontwikkelen, en het vinden van rust. Omdat de geestelijke verzorging meer mogelijkheden voor aansluiting met de vragen van patiënten ziet in het uitdiepen en ondersteunen van leefstijlen en het vergroten van coping en empowerment, biedt men niet alleen hulp in geestelijke zorg maar ook in levensoriëntatie aan. Omdat de 'Dienst voor Levensoriëntatie en Geestelijke verzorging' zoekt naar hedendaagse manieren van zingeving zonder de oude bij het grofvuil te zetten, zie ik in deze stageplek een goede start om kennis te maken met het beroep van geestelijk raadsman. Door de veranderende functie van het medisch centrum, van langdurige opnames naar meer poliklinische opnames, heeft de geestelijke zorg een meer begeleidend en ondersteunend karakter gekregen. Door alle aspecten van het geestelijk werk te combineren kan er meer recht gedaan worden aan de rol die betekenis en zingevingsvragen spelen in de volledige levensloop. Het gaat om de vragen: “Hoe moet ik leven?” en “Hoe kan ik mijn leven vormgeven?”. Deze opvatting van levenskunst wordt aangeduid met de term levensoriëntatie, waarin ook recht wordt gedaan naar het zoekende karakter van geestelijke groei. Naast het progressieve karakter van de afdeling Dienst voor Levensoriëntatie en Geestelijke Verzorging, zie ik in de schaalgrootte van een medisch centrum een uitdaging om te kijken naar nieuwe niches waarbinnen het geestelijk werk kan plaatsvinden. Naast het klassieke aanbod voor patiënten kan er gekeken worden naar ondersteuning, begeleiding van en advies aan het personeel en de organisatie. Door de grote en de verschillende niveaus die samengebracht zijn onder één dak, heeft men binnen een universitair medisch centrum de mogelijkheid om te zoeken naar nieuwe 36
wegen in het werk. Het inventariseren van de verschillende thema's die spelen binnen de organisatie en daarmee gevoel krijgen, geeft ook weer nieuwe inhoud aan het werk als geestelijk begeleider. Het medisch centrum is ook een plek waar het menselijk lijden en de eindigheid van het leven op de voorgrond staat. Omdat de levensvragen die hiermee samen vallen een belangrijk onderdeel zijn van mijn toekomstig werk als geestelijk raadsman, zie ik in deze omgeving dan ook een goede leerschool. Doordat mijn werkbegeleider, Willem Blokland, lange tijd ervaring heeft als geestelijk raadsman in de zorg, zie ik mijn stage met vertrouwen tegemoet. 2.
Stageleerdoelen
2.1
Persoonlijke leerdoelen ◦ Ik wil een moedige houding leren om het menselijk lijden als potentieel te ervaren.* ◦ Ik wil leren om naast luisteren en verstaan, de moed opbrengen van mijzelf iets terug of advies te geven.* ◦ Ik wil leren mezelf te verhouden tot menselijk lijden zoals dit zich ontvouwd in een medisch centrum.*
Zoals uit de leerdoelen duidelijk wordt zijn er twee persoonlijke ontwikkelpunten. Enerzijds wil ik werken aan de ervaring van het geestelijk raadswerk. Ik wil het raadswerk mij eigen maken, de volle breedte van het werk ervaren en nieuwe mogelijkheden in het werk herkennen. Anderzijds wil ik werken aan een moedige houding. Een houding waarin je geraakt kan worden door het lijden en van daaruit patiënten beter kan verstaan. Ook wil ik vrijmoedig wel of niet kunnen delen wat ik in een gesprek beleef. Ik zie dit als een gedegen advies, waarin ik als raadsman een eigen gezicht krijg en iets kan betekenen voor de ander. 2.2
Vakinhoudelijke leerdoelen ◦ Ik wil het geestelijk raadswerk leren kennen en ervaren. ◦ Nieuwe niches van geestelijke begeleiding en ondersteuning leren herkennen. ◦ Ik wil leren nieuwe facetten van het geestelijk raadswerk op het UMC in kaart te brengen. ◦ Ik wil leren vaardigheden (gespreksvoering, reflecteren, narratieve methode e.d.) in de praktijk brengen. ◦ Leren eerdere werkervaring te koppelen aan het geestelijk raadswerk.
37
◦ Ik wil leren de noties van normatieve professionalisering in de praktijk te leren herkennen en te ervaren. Tijdens mijn stage wil ik mijn ogen en oren open houden voor de variatie in het omgaan met lijden. Variatie in denkbeelden, houdingen en gevoelens verbreedt mijn werkelijkheid. Zo kan niet alleen nieuw beleefde, maar ook het al ervarene voor mij nieuwe betekenis krijgen. Het aanbod van het UMC sluit hier op aan, door aandacht te geven aan levensoriëntatie, coping en empowerment. Samen met de werkbegeleider zal er tijdens de stage gekeken worden naar nieuwe niches voor het geestelijk raadswerk binnen het UMC. Tijdens mijn stage kan ik hetgeen ik geleerd heb op de universiteit in de praktijk uitvoeren, waarmaken en eigen maken. 2.3
Wetenschappelijke ontwikkeling 1. Ik wil leren de presentietheorie van Baart met behulp van praktijkervaring te onderbouwen, aan te vullen of te falsificeren. 2. Vanuit de praktijk wil ik kijken welke literatuur en theorieën over niches en afzetmarkt gekoppeld kan worden aan het vak van geestelijk verzorger in het ziekenhuis.
Vanaf 5 februari volg ik voor verdere verdieping in mijn werk in de verslavingszorg de 'Basiscursus Presentie'. Dit biedt niet alleen een goede mogelijkheid voor mij om het geleerde in de praktijk te oefenen, maar ook de theorie vanuit de praktijk aan te vullen. 3.
Zwakke kanten
Ik ben slordig en bij tijden chaotisch. Ik ben drammerig. Ik ben ongeduldig. Ik heb een humeur. Ik heb bevestiging van anderen nodig. Ik doe veel dingen tegelijkertijd. Ik heb een drukke agenda. Ik beleef intens. Ik kan me soms moeilijk uitdrukken. 4.
Sterke kanten •
Ik kan veel verschillende dingen. 38
5.
•
Ik kan goed denken.
•
Ik ben ijverig.
•
Ik ben betrokken.
•
Ik heb een open levenshouding.
•
Ik kan me goed inleven.
•
Ik beleef intens.
•
Ik kan me tot op zekere hoogte goed verwoorden. Activiteiten en tijdsplanning
Activiteit
Δt
Werkbegeleiding
35
uur
35
uur
Meelopen met werkbegeleider
20
uur
55
uur
Gesprekken met patiënten
150
uur
205
uur
Verslaglegging gesprekken
50
uur
255
uur
Supervisie gesprekken
60
uur
315
uur
Tussenverslag
15
uur
330
uur
Stageverslag
60
uur
390
uur
Overige uren
30
uur
420
uur
6.
Σt
Dataplanning
Vanaf 15 februari zal ik stagelopen in het UMC. De stageperiode loopt door tot eind oktober 2010. In verband met andere werkzaamheden zal ik vooral op de dinsdag en woensdagochtend aanwezig zijn op het UMC. Daarnaast zal ik proberen om mijn tijd op de donderdagen vrij te maken en te houden voor de stage. Met de werkbegeleider zal ik goede afspraken moeten maken omtrent het wel of niet aanwezig zijn, zeker voor wat betreft de donderdagen. In de eerste weken wil ik ook kennismaken met de instelling en zal ik wat meer meelopen met de werkbegeleiding. Na de periode van introductie (2 weken) wil ik samen met de werkbegeleider concretere afspraken maken over mijn rol als stagiair. Daarin wil ik goed voor ogen krijgen wat mij wel of niet is toegestaan en wat de werkbegeleider van mij verwacht. Hiervan zal ook de verdere planning van stageactiviteiten afhankelijk zijn.
39
Bijlage 3: Verbatim 1 Gesprek gehouden op 09-03-2010. Gijs:
Goedemorgen, Ik ben Gijsbert van Eijsden, humanistisch raadsman in opleiding, en ik kwam graag met u kennismaken. De patiënt en zijn vrouw stellen zich aan mij voor.
Partner:
Waarvan was u ook alweer zei u?
Gijs:
Ik ben van de afdeling levensoriëntatie en geestelijk verzorging, daar loop ik stage als humanistisch raadsman in opleiding.
Partner:
Dan kunnen we het nu zeker over het weer gaan hebben?
Gijs:
Daar hebben sommige patiënten inderdaad behoefte aan. Ik kom in eerste instantie kennis met u en uw man maken. (Kijkt naar patiënt.) Vanuit het multidisciplinair overleg heb ik gehoord dat u kanker heeft en daar willen wij als geestelijke dienst meer aandacht voor hebben. Het is aan u of u met mij in gesprek wil.
Partner:
Laten we het maar even proberen dan.
Patiënt:
Ja, laten we het maar proberen.
Gijs:
Hoe zijn de afgelopen dagen hier voor u geweest?
Patiënt:
Er wordt hier altijd goed voor mij gezorgd. Het zijn heel bekwame artsen. Ja … ik loop hier al zo’n tijd mee … Ik geloof 19 jaar onderhand.
Partner:
17 jaar. Je overdrijft.
Gijs:
U komt hier al 17 jaar? 40
Patiënt:
Ja, ja
Gijs:
En u geeft aan dat er altijd goed voor u gezorgd is.
Patiënt:
Ja … Ik ben er nog steeds
Partner:
Ja, we komen hier voornamelijk om beter te worden en dat is tot nu toe nog altijd gelukt. Toch?
Patiënt:
Ja, ja
Gijs:
En nu ligt u hier weer.
Partner:
Ja, het maakt inmiddels onderdeel uit van ons leven. Ik probeer hier elke dag te zijn als mijn man hier ligt. Zoals ik zei gaat het voornamelijk om beter worden. Daarvoor hebben ze hier de beste apparatuur. En ze hebben ons al zo vaak goed geholpen.
Gijs:
Dat beter worden is voor u erg belangrijk.
Partner:
Voor wie niet dan?
Gijs:
Ik vind gezondheid ook erg belangrijk. Ik ben geen arts en ik kan uw man niet beter maken. Wat ik voor u kan doen is met u en uw man in gesprek gaan over wat ziek zijn voor u en uw man betekent.
Partner:
Hoe doet u dat dan?
Gijs:
Ik hoop de juiste vragen te kunnen stellen.
Partner:
Daar hebben we geloof ik geen behoefte aan.
Gijs:
(Draait naar patiënt) Mocht u daar wel behoefte aan hebben dan kunt u altijd contact met mij of mijn collega’s opnemen. 41
Partner:
Dat vind ik wel fijn.
Patiënt:
Heeft u een kaartje voor mij?
Gijs:
Geen kaartje, maar ik kan mijn naam en de afdeling waar ik werk voor u opschrijven?
Patiënt:
Graag … dank u wel. Gijs schrijft gegevens op en geeft het aan patiënt.
Gijs:
Sterkte met het ziekteproces en wellicht tot ziens.
Partner:
Ja … Dank u wel hoor.
Patiënt:
Bedankt en goedendag.
42
Bijlage 4: Verbatim 2 Gesprek gehouden op 29-03-2009 Er volgt een fragment uit een gesprek met een patiënt die net heeft gehoord dat hij thuis kan verblijven met antibiotica. Tijdens ons gesprek komt de arts met deze mededeling. In het gesprek tussen patiënt en arts wordt duidelijk dat de patiënt vierentwintig uur per dag aangesloten zal zijn op een infuus. Patiënt geeft aan bij de arts dit eerst met zijn vrouw te willen bespreken. Patiënt:
Nou, mijn hart maakt geen sprongetje …
Gijs:
Hoe bedoel je dat?
Patiënt:
Nou, ik weet niet of ik het wel zo’n goed idee vind om naar huis te gaan. Zeker als ik de hele tijd met dat ding in mijn arm moet lopen. Dan kan ik nog niet naar buiten. “Als die mij is”, zegt hij…
Gijs:
En hij is niet jou.
Patiënt:
Nee, dat blijkt wel … Ben onderhand al drie keer teruggekomen. Het is niet dat ik sta te jubelen. Zit je aan zo’n ding vast en dan krijg je wat. Nu lig ik hier gewoon. Kunnen ze me direct helpen.
Gijs:
Dat thuis zijn leek voor de arts heel belangrijk.
Patiënt:
Met die apparatuur daalt het niveau zo…
Gijs:
Welk niveau bedoel je?
Patiënt:
Het niveau van je leven. Loop je eerst met zo’n zak de hele tijd en dan krijg je er een paal bij. Wat is naar huis gaan dan nog waard… Ik zou het niet weten. Ja… het idee klinkt aardig, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Patiënt kijkt weg 43
Gijs:
Waar zit je aan te denken?
Patiënt:
Ze willen die kamer vrij hebben. Daarom leek het hem wel een goed idee…
Gijs:
Je mocht wel zelf kiezen…of tenminste, de arts zei dat het aan jou was.
Patiënt:
Ja…dat is waar.
Gijs:
Speelt het voor je mee dat je de afgelopen maanden al drie keer hebt moeten terugkomen?
Patiënt:
Ja, dat speelt wel mee ja. Het is zo’n onzekere tijd geweest. Ja … goed, je weet het natuurlijk allemaal al… Als ik naar huis ga, wil ik kunnen fietsen. In ieder geval gewoon kunnen lopen en niet met die paal achter me aan.
Gijs:
En de angst dat het weer verkeerd gaat helpt dan natuurlijk niet mee?
Patiënt:
Nee… je moet overal op letten. Vrouw van patiënt komt binnen. Zij geeft haar man een kus en mij een hand. Patiënt legt het voorstel van de arts uit aan zijn vrouw.
Gijs:
Wat vind je, zal ik jullie even alleen laten?
Patiënt:
Nee, dat hoeft niet.
Vrouw:
Drink jij maar rustig je koffie op. Patiënt legt het voorstel van de arts verder uit aan zijn vrouw.
Vrouw:
Jij zal toch moeten kiezen. Ik weet niet wat op dit moment goed voor je is.
Patiënt:
Ja dat klopt … als ze nou eerst even kijken of de antibiotica aanslaat en dan pas met 44
die voorstellen komen. Gijs:
Wat vindt u van het voorstel van de arts? Wilt u uw man wel thuis hebben? Beiden lachen. Ik lach mee.
Vrouw:
Ja, dat is lastig. Morgen moeten we ook kijken of die katheter eruit kan, want anders blijf je daar ook problemen mee houden.
Gijs:
Welke problemen bedoelt u. Vrouw kijkt naar patiënt.
Patiënt:
De thuis-katheter is wel zo’n primitief ding. Dan heb je een beenzak en dan denk je even op de bank te gaan liggen. Maar die kateter heeft directe doorstroom naar de blaas. Dan stroomt alles weer terug. Daarvan heb ik ook die ontsteking denk ik.
Vrouw:
Ook bij het slapen, dan leggen we die zak in de la van het nachtkastje en dan hangen we het draad over een stapel boeken.
Gijs:
En dan hopen dat de doorstroom goed blijft.
Vrouw:
Precies …
Patiënt:
Dan kan je niet slapen en moet je de wekker zetten, want dat ding is natuurlijk zo vol als het opeens gaat lopen.
Gijs:
En dan komt er nog eens zo’n paal bij. Patiënt lacht.
Patiënt: Gijs:
Daar wordt je dus niet vrolijk van.
Ik hoor in een korte tijd een aantal zaken voorbij komen. De katheter, het infuus, of de 45
antibiotica wel aanslaat. Wat soms helpt is de voor- en nadelen van beide situaties opschrijven. Dan kan je het in een keer zien op een pagina. Patiënt:
Die keuze is niet in een keer gemaakt.
Vrouw:
Dat is eigenlijk wel een goed idee van je.
Gijs:
Het opschrijven van de voor- en nadelen helpt ook om bewust te worden van zaken die voor jullie onduidelijk zijn. En die vragen kan je bijvoorbeeld weer bij een arts kwijt.
Patiënt:
Ja, die katheter bijvoorbeeld is ook voor jou weer heel belangrijk. Het is toch een belasting.
Vrouw:
En we hebben natuurlijk drempels naar de badkamer en de wc.
Patiënt:
Morgen weten we pas ook of de antibiotica aanslaat. Tot die tijd kunnen we eigenlijk niet zo veel zeggen.
Gijs:
Zal ik jullie nu alleen laten, dat ik morgen weer even langskom?
Vrouw:
Dat is prima. Patiënt lacht.
Patiënt:
Ja, … jij kan gaan hoor. En uh … dank je wel.
Gijs:
Dan zie ik jou morgen en u wellicht een andere keer.
46
Bijlage 5: Verbatim 3 Gesprek gehouden op 27-04-2010 Gijs:
Ik hoorde dat u vandaag naar huis gaat.
Patiënt:
Oh ja … Dat is een tijdje geleden.
Gijs:
Dat klopt. Vorige week was ik niet in het ziekenhuis en de keer daarvoor waren uw dochter en kleinzoon op bezoek. Ik vind het fijn om u weer even te zien. Bent u afgevallen?
Patiënt:
Ja … ruim twintig kilo.
Gijs:
Dat is te zien.
Patiënt:
Je krijgt hier goed te eten hoor. Hoe het komt weet ik niet. …
Gijs:
Ik heb nog veel aan uw grote handen moeten denken. Patiënt houdt opnieuw zijn hand voor mijn hoofd. Ik pak de hand vast en we knijpen de vingers langs elkaar. Patiënt en ik glimlachen naar elkaar.
Gijs:
U mag dan twintig kilo zijn afgevallen, die grote handen heeft u nog steeds. Patiënt en ik laten elkaar los.
Patiënt:
Dat afvallen, dat heb ik eerder gehad toen ik in Waddinxveen zou gaan wonen. Gelukkig had ik mijn huis aangehouden en kon ik meteen weer terug.
Gijs:
Hoe lang woont u daar?
Patiënt:
Al vijfenveertig jaar. Als ik daar weg moet, is het tussen zes planken.
Gijs:
Dat huis is belangrijk voor u. Heeft u daar met uw beide vrouwen gewoond?
Patiënt:
Ja … en met de kinderen. Ik zou ook een keer in België gaan wonen. Dat is toen ook niet door gegaan.
Gijs:
Vorige keer vertelde u dat u veel geslapen heeft in de korte periode dat u thuis was.
Patiënt:
Ik heb hier ook nog veel geslapen. Moe dat ik was…
Gijs:
U vertelde mij de vorige keer ook over uw beroep als uitsmijter en aannemer. Ook vertelde u over uw oma uit Vleuten en hoe oud zij is geworden ondanks haar ellende. We hebben toen niet verder gesproken over uw vrouw. Wat was uw vrouw voor iemand?
Patiënt:
Wat bedoel je? 47
Gijs:
Hoe zij voor u was?
Patiënt:
Ze was heel serieus. Heel precies … Als je iets kwijt was dan wist ze direct waar het lag. Met het neerleggen van het bestek en zo. Dat moest altijd heel netjes. Ze kon alles met een blinddoek vinden. Zo van: daar ligt het.
Gijs:
Punctueel?
Patiënt:
Ja, heel anders dan ik. Maar we konden goed met elkaar hoor. Als er wat was dan moest er gelijk over gepraat worden. Ook met de kinderen. Ja, dat moet je niet laten gaan. Dat weet jij ook wel.
Gijs:
Mijn partner en ik vinden het ook belangrijk om te praten. Ook als het over iets moeilijks gaat.
Patiënt:
Nou, heb jezelf kinderen?
Gijs:
Nee, ik heb nog geen kinderen.
Patiënt:
Dat komt voor jou nog wel. Als er dan wat was of zo. Dan gingen we er naar toe. Met z’n tweetjes. Gewoon praten. Hoe moeilijk het ook was.
Gijs:
Er is genoeg gebeurd bij u in het gezin?
Patiënt:
Oh ja, dat gebeurt in de beste gezinnen. Maar ja … je moet de boel toch bij elkaar houden.
Gijs:
Het is natuurlijk ook een samengesteld gezin.
Patiënt:
Daar hebben we soms hard voor moeten werken…
Gijs:
Wie van jullie nam het initiatief?
Patiënt:
Ik en zij ging mee.
Gijs:
Om u te steunen?
Patiënt:
Ja … zij begon altijd met praten. Dat vond ik dan wat moeilijker.
48
Bijlage 6: Verbatim 4 Gesprek gehouden op 13-04-2010 Patiënt:
Wij kennen elkaar.
Gijs:
Ja, wij kennen elkaar. We hebben eerder met elkaar gesproken.
Patiënt:
Dat was drie weken geleden. Toen was mijn vrouw net begraven.
Gijs:
Ja, dat is waar. Toen hebben we met elkaar gesproken en nu ligt u hier weer.
Patiënt:
Ja … Ik hoop weer snel naar huis te kunnen.
Gijs:
Hoe is het voor u geweest om weer thuis te zijn?
Patiënt:
Ja… Dat is geen pretje. Dit weekend man … man … man. Maar ja … je bent alleen. (Stilte) Je slaapt dan veel. Werd ik om 8 uur ‘s ochtends wakker. Ging ik om 9 uur naar bed. Word ik om 12 uur wakker. Ga ik weer om 1 uur naar bed. Toen werd ik weer om 6 uur wakker en ging om 8 uur naar bed. Word ik midden in de nacht om 12 uur wakker.
Gijs:
Zo komt u uw tijd wel door … Patiënt lacht.
Patiënt:
Ja dat is dan wel weer zo. (Stilte) Ik was ook zo moe.
Gijs:
Van de zorg voor uw vrouw bedoelt u?
Patiënt:
Ja … Toen ben ik weinig aan slaap toegekomen. Dan zijn er ook allemaal mensen over de vloer. Die zijn er nu niet. … Maar het is goed zo … Dat zeggen de kinderen ook allemaal.
Gijs:
Uw vrouw heeft veel pijn gehad.
Patiënt:
Ja …
Gijs:
En nu bent u alleen thuis. Wat is daar goed aan?
Patiënt:
Ja God … Wat is daar goed aan? (Denkt na) Ik verheug me op het fietsen.
Gijs:
Daar had u het vorige keer over. Wat heeft dat fietsen te maken met het alleen zijn? 49
Patiënt:
Dan kom ik mensen tegen en dan maak ik een praatje.
Gijs:
U maakt makkelijk een praatje?
Patiënt:
Oh ja jongen, iedereen kent me.
Gijs:
Hoe komt het dat iedereen u kent?
Patiënt:
Als uitsmijter heb ik iedereen onder handen gehad.
Gijs:
Dat is wel mooi, dan lijken wij op elkaar. Nu bent u onder mijn handen. Patiënt lacht
Patiënt:
Ja, dat is wel mooi ja … Ze waren bang van me omdat ik zo sterk was. Tussen mijn riem droeg ik een gummiknuppel. Soms wel twee. Ik greep wel eens iemand in zijn nekvel, maar ik heb nooit geslagen. Nee … ik doe geen vlieg kwaad. Patiënt heft zijn hand op en drukt zijn linkerhand naar mij toe. Met gespreide vingers stopt de hand 10 centimeter voor mijn neus.
Gijs:
U heeft grote sterke handen. Patiënt laat zijn hand zakken en pakt mijn rechteronderarm vast en knijpt zijn hand zachtjes samen.
Patiënt:
Jij bent een aardige jongen … Je moet weten, ik heb twee vrouwen verloren. Met beiden heb ik het tot het eind goed gehad… Ja, je hebt natuurlijk wel eens woorden … Dat heeft iedereen. Daar praat je dan met elkaar over … Dat helpt … dan heb je het goed met elkaar. We hebben nooit geen armoede gekend … En dan denk ik nu bij mijzelf: “Sommige mensen hebben het veel erger” … Mijn oma woonde in Vleuten en die heeft in één week zeven kinderen verloren. Dat was in de Eerste Wereldoorlog. Aan de difterie. En zij is 94 geworden. De oudste inwoner van Vleuten. Toen moest ze bij haar dochter en weg was ze. In een half jaar …
Gijs:
Wat een levenslust ellende je kan geven en hoe snel dat dan weer weg is.
Patiënt:
Ja, dat is het … ja. (Stilte) 50
Goed … Gijs:
Het is goed zo.
Patiënt:
Ja
Gijs:
Misschien dat ik morgen nog even langs kom?
Patiënt:
Je doet maar … Je bent een aardige jongen.
51
Bijlage 7: Presentatie leesuur
Geluk in verkiezingsprogramma’s Kort overzicht van mijn bevindingen
Geluk als bedoeling “Veel mensen hebben gelukkignog veel voor anderen over.” “Letterlijk en figuurlijk stuiten mensen met een handicap nog geregeld op allerlei drempels. De SGP vindt dat dit absoluut niet kan, en gelukkigis er al veel bereikt om gehandicapten allekansen tebieden die zenodig hebben om volop meete kunnen doen.” “Ieder mens, elkeorganisatiedraagt onvervreemdbaar verantwoordelijkheid voor gezonde leefomstandigheden voor mens en dier. Dat besef wordt gelukkigsteeds breder gedeeld; door alleinzet van deafgelopen jaren zijn lucht, bodem en water nu schoner dan zevele decennia lang zijn geweest.” “Gelukkigis mededoor invloed van deChristenUnie ook op deze terreinen een kentering opgetreden. Het aantal coffeeshops is sterk teruggedrongen, zeker in debuurt vanscholen.”
52
Geluk als verworvenheid
Deoverheid is geen plaatsvervangendegeluksmachinediealle problemen oplost. De VVD wil daarom een eindemaken aan de gesubsidieerdeintegratie-industrie.
Onzetrots waar Nederlanders met overtuiging decennialang een gedeeltevan hun salaris aan hebben overgemaakt, de verzorgingsstaat, is verworden tot een magneet voor gelukszoekers uit islamitischelanden. Niet meer een schild voor de zwakken, maar een afhaalloket voor onevenredig veel lanterfantende moslimimmigranten. Henk en Ingrid betalen voor Ali en Fatima.
Geluk als doel
“D66 gaat uit van dekracht van onderwijs als motor van ieders persoonlijkeontwikkeling en geluk.�
53
Geluk als identiteit
“Zelfs na deheftigsteeconomische crisis van delaatste tachtig jaar is Nederland één van derijkste landen ter wereld. Nederlanders behoren tot de gelukkigstemensen op aarde. Hoe heftig diecrisis ook is, wezijn en blijven een land dat barst van talent, met goede collectievevoorzieningen, initiatiefrijkeondernemers en hardwerkendeburgers.”
Geluk als meetinstrument
“het Bruto Nationaal Geluk in plaats van het Bruto Nationaal Product. Geluk is een beteremaatstaf voor geslaagdepolitiek. Want cijfers moeten kloppen, maar het zijn demensen dietellen”
54
Geluk & Gezondheid Wat betekent geluk bij ernstigeziekte?
Gezondheid […] als deafwezigheid van lichamelijke en psychischestoornissen. (Pagina 84)
55
Een lang en gelukkig leven Ouderen diegelukkig zijn, leven langer. Opvallend genoeg is het verband juist andersom bij ouderen diewaren opgenomen in een verpleeg- of rusthuis. Daar leefden gelukkige ouderen juist korter! (Pagina 84)
Geluk en de kans op ziekte Ongelukkigemensen hebben • meer kans om verkouden te worden • meer kans bij ongelukken betrokken te zijn • meer kans op een hersenbloeding • meer kans op vasculaire ziekten boven de55 jaar en • minder kans op een geboorte van een kind na kunstmatigebevruchting. (Pagina 85)
56
Geluk en psychische gezondheid Gelukkigemensen hebben minder psychische stoornissen dan ongelukkigemensen. (Pagina 89)
Geluk en herstel na ziekte Het lijkt er nog het meest op dat welbevinden een positief effect heeft bij mensen dienog een redelijk perspectief hebben op de langere termijn; een perspectief dat zij kunnen beïnvloeden door een aangepasteleefstijl en het nemen van medicatie. [‌] Misschien maakt het bij een ernstigeziekteniet zo veel meer uit, als het gaat om overleven, of jewel of niet gelukkig bent. (Pagina 85)
57
Vraag In het UMC Utrecht heeft deDienst LevensoriĂŤntatie & GeestelijkeVerzorging te maken met ernstig zieke mensen. 1. Wat hebben wij, geestelijk verzorgers, teinvesteren in het geluk van ernstig zieke patiĂŤnten? 2. Wat zou geluk kunnen betekenen tijdens ernstigeziekte?
58
Bijlage 8: Eindevaluatie supervisie Eindevaluatie supervisie Gijs van Eijsden ‘Wij zaten als één man Jona in de gewelven van de vis, ribben bogen omhoog naar de nok, grijs en grootscheeps ...’ Leitmotiv in de supervisie was je vraag: hoe houd ik het uit in de gewelven van de vis: acht uur lang in het grijze beton van het UMC, waar geen daglicht doordringt? Met daarbij tegelijkertijd het besef dat jij na die acht uur kunt ontsnappen, ‘de zee in levende lijve verlaten!’ Op de fiets naar huis, de frisse lucht en de wereld weer in. Deze stage is op alle fronten een intensieve periode geweest”: ‘ik beleef intens’ noem je als een sterk zowel als een zwak punt van je en dat bleek keer op keer. Er speelde dan ook zo veel en allemaal tegelijk: je boosheid, bijna onthutstheid over de ontwikkelingen in je werk bij de reclassering, waarbij de essentie van dat werk door het management zó werd ontkend. De confrontatie met de praktijk van het geestelijk werk: ‘saaie mensen die zich gedragen zoals patiënten zich moeten gedragen,’ – hoe houd je het daarbij en daarmee uit? Saaie gesprekken voeren, hoe doet een ongeduldig en drammerig mens dat? ‘And now?’ asked Pinocchio with a serious face. ‘Now we are lost.’ Zo heb je je op een gegeven moment ook gevoeld – moe op alle fronten in een doordenderende trein waarvan je niet meer goed wist waarheen je op weg was. ‘Tijd voor herijking,’ schreef je. Heel bewust heb ik je daarvoor maar even tijd en ruimte gegeven – dat herijken moest eerst gebeuren. Pastoraat op de stoep van je huis, dát zou fantastisch zijn en dromen daarover is heerlijk, maar het is in de praktijk onhaalbaar, jammer genoeg. Maar intussen kreeg het humanistisch geestelijk raadswerk steeds meer je hart, dat bleek uit je verhalen en verslagen. Oog en oor krijgen voor de beleving en de betekenis van de verhalen die je te horen kreeg. Ontdekken hoe je de ander zou kunnen bijstaan bij het ontsnappen, al is het maar even. Via google, door mee te gaan met het spel van de ander, ontdekken hoe heilzaam dat kan werken en als dat lukt er zelf ook van genieten. Op safari, zweefvliegen, orde scheppen – dat zijn de verrassingen die het werk je kunnen opleveren – en je inspireren om het vol te houden, er bij te blijven.
59
Je leerdoelen zijn voortdurend aan de orde geweest in allerlei situaties, met soms alle confrontatie van dien. Maar dat intense beleven van je maakte ook dat je die confrontatie aanging, hoeveel energie je dat soms ook kostte. Je merkte hoe het je goed deed alle indrukken van tijd tot tijd al fietsend te verwerken, en met verbazing hoorde ik je bijna achteloos vertellen over het aantal kilometers dat je op zo’n tocht aflegde – maar het hielp! En toen kwam je telefoontje waarin je me opgetogen vertelde dat je in het UMC was aangenomen als humanistisch raadsman – en dat bracht de voortdenderende trein weer terug tot een prettig tempo. En kon de supervisie weer verder gaan. Je hebt de laatste zitting vooral gebruikt om vooruit te kijken naar je werkzaamheden als raadsman in het UMC - je moet die stap nu gaan maken. Gun jezelf daarvoor de tijd. Supervisanten vragen me wel eens op welk moment ik me ‘nu echt raadsvrouw voelde’ – zo formuleren ze dat dan. Een vraag die ik me eigenlijk nooit zo expliciet gesteld had, maar mijn antwoord was: na ongeveer twee jaar. En klaar met leren, je ontwikkelen, ben je natuurlijk nooit, gelukkig maar. Neem de tijd om het vak te leren, ik ken je ongeduld, je drammerigheid en je humeurigheid. Maar ik heb ook je vrolijkheid gezien en je vermogen gezien om snel contact te maken vanuit een oprechte interesse. Ga het doen, Gijs, en denk dan maar aan de laatste strofe van het gedicht van Guillaume van der Graft: ‘Amen, zo geschiedde en de wind wreef ons droog. Wij konden weer lopen en fietsen Met de zon in het oog.’ Het ga je goed!
Utrecht, 16 augustus 2010
Sonja ’t Hart – Hartog
60
Bijlage 9: Sollicitatiebrief Beste Willem, In de vacature van humanistisch geestelijk verzorger geef je aan op zoek te zijn naar iemand die een creatieve bijdrage kan leveren aan de Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging. Door het loslaten van traditionele verbanden en de groei van individualisering hebben religie en zingeving andere vormen aangenomen. De Dienst Levensoriëntatie & Geestelijke Verzorging wil op deze verandering aansluiten. Zelf ben ik ook op zoek naar nieuwe vormen van geestelijk raadswerk. Vanuit eigen ervaring weet ik hoe het voelt als traditionele vormen niet aansluiten bij de individuele behoefte aan zin en betekenis. Naast mijn persoonlijke inspiratiebronnen zoals psychologie, filosofie, natuur, kunst en literatuur, biedt het contact met patiënten en collega’s mij een goede voedingsbodem om mijn horizon te verbreden, nieuwe wegen te ontdekken en ideeën over het werk vorm te geven. Graag wil ik een bijdrage leveren aan nieuwe werkvormen waarin geestelijke raad en verzorging gestalte kunnen krijgen. Wat mij aanspreekt aan werken in het UMC is de verscheidenheid aan mensen die je ontmoet. De verscheidenheid aan leefstijlen, levensovertuigingen, professionaliteit, achtergronden en de gelaagdheid van de organisatie. Als humanistisch geestelijk verzorger mag je in die organisatie bewegen en in gesprek raken met elkaar. Om zo de werkelijkheid te ervaren, zoals je deze nog nooit gezien, gevoeld of gehoord hebt. Het lijden, de pijn en de kwetsbaarheid maken deel uit van deze werkelijkheid. Maar ook het plezier, het spel en de verbondenheid. Het ziekenhuis geeft mij het gevoel van een kleine gemeenschap waar je elkaar ziet staan en niet aan elkaar voorbij loopt. De Dienst Levensoriëntatie & Geestelijk Verzorging kan door het gekleurde palet aan taken, verantwoordelijkheden en levensovertuigingen de lijm aanbrengen die individuele zingeving met 61
de organisatie en het proces van ziek zijn verbindt. Zoals je gemerkt hebt, heb ik lang gewacht met reageren op deze functie. Ik twijfelde of ik het vak van geestelijk verzorger wel onder de knie heb. Het inzicht is nu dat je als geestelijk verzorger continu in ontwikkeling bent. De afgelopen jaren heb ik door werkervaring, opleiding en nu ook de praktijkstage voldoende bagage om deze uitdaging aan te gaan. Daarom ga ik graag op je uitnodiging in om op deze mooie functie te solliciteren. Vriendelijke groet,
Gijs
62
Bijlage 10: Toevoeging stagecontract Toevoeging stagecontract: Ophoging aantal studiepunten In mijn stageperiode heb ik meer tijd geïnvesteerd dan in het eerdere stagecontract was vastgelegd. Na overleg met de stagecoördinator, stagedocent, werkbegeleider en de onderwijscoördinator doe ik hierbij een aanvraag tot ophoging van het aantal studiepunten voor de door mij af te ronden stage in het UMC Utrecht van 15 ECTS naar 22,5 ECTS. Deze aanvraag kan toegevoegd worden aan het eerder opgemaakte stagecontract. Hieronder geef ik een overzicht van de eerder gemaakte tijdsplanning in het stageplan en het overzicht van de daadwerkelijke aantal stage-uren. Tijdsplanning stageplan: Activiteit
Δt
Σt
Werkbegeleiding
35
uur
35
uur
Meelopen met werkbegeleider
20
uur
55
uur
Gesprekken met patiënten
150
uur
205
uur
Verslaglegging gesprekken
50
uur
255
uur
Supervisie gesprekken
60
uur
315
uur
Tussenverslag
15
uur
330
uur
Stageverslag
60
uur
390
uur
Overige uren
30
uur
420
uur
Daadwerkelijke stage-uren: Activiteit:
Δt
Σt
Aanwezigheid/ activiteiten UMC
462
uur
462
uur
Schrijven reflectieverslagen supervisie
8 × 3 = 24
uur
486
uur
Supervisiegesprekken
8 × 2 = 16
uur
502
uur
Schrijven gespreksverslagen
5 × 2 = 10
uur
512
uur
Lezen 'Duurzaam geluk'
8
uur
520
uur
Lezen Fred Lee
12
uur
532
uur
Stageterugkomdag
5
uur
537
uur
Contacturen stagedocent
8
uur
545
uur 63
Schrijven tussenverslag
25
uur
570
uur
Schrijven stageverslag
60
uur
630
uur
Aanvraag geaccepteerd door:
Willem Blokland
Datum:
Plaats:
Werkbegeleider UMC Utrecht Handtekening:
Drs Bianca Lugten
Datum:
Plaats:
Stagedocent UvH Handtekening:
Drs. Marco Otten
Datum:
Plaats:
Stagecoรถrdinator UvH Handtekening:
64