Zelfoverschatting

Page 1

Zelfoverschatting Oorzaken, gevolgen en interventies

Gijsbert van Eijsden (9843922) Doctoraalscriptie Sociale Psychologie


 (Ken uzelf)  (Overmoed)

De winden had Xerxes ook gaarne willen straffen, maar zij woeien her en der, zij waren niet gemakkelijk te geselen. Maar de Hellespont zou worden gegeseld. Louis Couperus, Xerxes


Colofon Auteur:

Gijsbert van Eijsden

Opleiding:

Psychologie

Studentnummer:

9843922

Opdracht:

Literatuurscriptie

Specialisatie:

Sociale psychologie interculturele variant

Universiteit:

Universiteit van Utrecht

Faculteit:

Sociale Faculteit

Afstudeerdocent:

Dr. R. D. de Jong

Plaats en datum:

Utrecht, 13­12­2005

Versie:

1.1

E­mail:

gijsbertvaneijsden@gmail.com

Telefoon:

+31 (0)30­8890361


Voorwoord Zelfoverschatting is in de geschiedenis een klassiek thema. De spreuken ‘ken uzelf’ en ‘de overmoed’ stonden geschreven op de pilaren van de tempel van Delphi. Deze spreuken waren nodig om de voorspellingen van het orakel te interpreteren. Gebrek aan zelfkennis en overmoed staan in de Griekse mythologie en geschiedenis gelijk aan een zekere ondergang. Zo heb je in de mythologie Ikaros die terug op aarde viel omdat de was smolt, waarmee hij zijn vleugels had vastgemaakt. Hij wilde hoger en dichter bij de zon vliegen. Zo ook in de Griekse geschiedenis was er Xerxes, die de elementen van water en wind wilde bedwingen door een brug van boten over de Hellespont te bouwen. Hij liet na het mislukken hiervan de Hellespont geselen en haalde hiermee de woede van Poseidon op de hals. Maar ‘ken uzelf’ en ‘de overmoed’ zijn niet alleen klassieke thema’s. De recente geschiedenis laat zien dat de goden ons nog steeds niet altijd gunstig gestemd zijn. Door gebrek aan zelfkennis en door een teveel van overmoed kreeg Napoleon, na het bereiken van Moskou, Rusland niet op zijn knieën, gingen duizenden beleggers de boot in bij de beursval van 1928, en zitten er nu nog steeds Amerikaanse soldaten in Irak. Zoals je kunt zien, zijn we vatbaar voor de overmoed en beschikken we niet altijd over de juiste hoeveelheid zelfkennis. En is overmoed niet alleen een klassiek, maar dus ook een hedendaags thema.

33


Inhoudsopgave

1 Inleiding................................................................................................................ 6 2 Methode ................................................................................................................9 3 Resultaten............................................................................................................10 3.1 Nature...............................................................................................................10 3.1.1 Nature: Persoonlijkheid en Zelfoverschatting ..............................................10 3.1.2 Nature: Persoonlijkheidsstoornis en zelfoverschatting................................. 11 3.1.3 Nature: Sekse en zelfoverschatting............................................................... 12 3.1 Nurture............................................................................................................. 13 3.2.1 Nurture: Groepseffecten en Zelfoverschatting..............................................13 3.2.2 Nurture: Taak en Zelfoverschatting.............................................................. 15 3.2.3Nurture: Conditie en Zelfoverschatting......................................................... 17 3.3 Nature Nurture................................................................................................. 19 3.3.1 Nature Nurture: Self-efficacy en zelfoverschatting...................................... 19 3.4 Interventies.......................................................................................................20 3.4.1 Interventies: Feedback en zelfoverschatting................................................. 20 3.4.2 Interventies: Forceren van positieve verwachtingen ...................................22 3.4.3 Interventies: Training....................................................................................23 3.4.4 Interventies: Aanbieden hulpsystemen......................................................... 24 4Discussie.............................................................................................................. 25 5 Referenties...........................................................................................................31

 33


1

Inleiding

Zelfoverschatting is een beoordelingsfout waarbij mensen hun eigen nauwkeurigheid overschatten. Deze beoordelingsfout wordt gedefinieerd als het positieve verschil tussen de mate van confidence ­zelfverzekerdheid ­ en nauwkeurigheid. Een groot aantal studies heeft melding gemaakt van positieve gemiddelde scores op zelfoverschatting bij proefpersonen (Budescu, Wallsten & Au, 1997). Dit betekent dat mensen over het algemeen te zelfverzekerd zijn over hun nauwkeurigheid bij het beantwoorden van vragen. In deze toenemend complexe samenleving, waar wij niet altijd tegemoet kunnen komen aan de vraag naar kennis, is het goed om te weten waar de grenzen van onze kennis en vaardigheden liggen. Oorzaken Verschillen in persoonlijkheid doen er toe in het maken van beslissingen. In het onderzoek van Stankov en Crawford (1997) trekken de onderzoekers de conclusie dat er een aparte persoonlijkheidstrek is die zelfoverschatting veroorzaakt. Ook de omgeving waarin een persoon zich begeeft heeft invloed op het maken van beslissingen. Een persoon die een beslissing moet maken, overlegt vaak voordat een daadwerkelijke beslissing genomen moet worden. In een onderzoek van Heath en Gonzales (1995) gaf 91 % van de respondenten aan dat zij anderen raadpleegden bij het maken van moeilijke beslissingen. Maar niet alleen het raadplegen van anderen is van belang, ook hoeveel de persoon in kwestie van iets afweet of welke rol iemand speelt in het beslissingsproces. De respondenten gaven in het onderzoek aan dat de interactie met anderen twee positieve gevolgen had voor de beslissing die zij maakten. Ten eerste verkregen zij door de interactie met anderen meer informatie, waardoor men het idee had een betere beslissing te kunnen maken. Daarnaast was de interactie een reden om over zaken na te denken die zij nog niet in ogenschouw hadden genomen. Gevolgen Het maken van keuzes heeft invloed op veel terreinen van ons leven; wie wij vertrouwen, wat voor een baan we kiezen en zelfs met wie wij een leven delen.

33


Zelfoverschatting kan in het maken van keuzes een grote en daarmee ook een desastreuze rol spelen Teveel zelfverzekerdheid kan je bij het spelen van een spelletje een rotavond en een slecht humeur bezorgen. Anders is het wanneer je er tijdens het bergbeklimmen achter komt dat je de tocht niet helemaal aan kan. De hoge mate van zelfverzekerdheid kan je in de laatst genoemde situatie zelfs fataal worden. Zelfoverschatting is een klassiek thema, wat in de oudheid al aangeduid werd met de overmoed. Met overmoed maken we op sommige momenten verkeerde keuzes. Vanuit de psychologie is het interessant om te kijken waar zelfoverschatting nou vandaan komt en hoe we het kunnen beteugelen. Zijn er aangeboren factoren die samenhangen met zelfoverschatting of zijn voornamelijk omgevingsfactoren verantwoordelijk? Natuurlijk is het ook interessant om te kijken of we invloed kunnen uitoefenen op overconfidene en in hoeverre we er rekening mee kunnen houden.

33


Onderzoeksvragen: 1. Welke persoonlijkheidsfactoren, gemeten op de big five, zijn gecorreleerd met zelfoverschatting? Persoonlijkheid wordt in de psychologie vaak gemeten op de big five oftewel het five factor model of personality. Dit model bestaat uit vijf persoonlijkheidsfactoren die door middel van factoranalyse verkregen zijn. Deze vijf persoonlijkheidsfactoren zijn extraversion, agreeableness, conscientiousness, neuroticism en openness. 2. Zijn er andere Nature aangeboren factoren van invloed als het gaat om zelfoverschatting? Naast persoonlijkheid kunnen er natuurlijk ook andere aangeboren factoren verantwoordelijk zijn voor de grootte van zelfoverschatting. Hierbij kan men denken aan sekse of aan aangeboren afwijkingen. 3. Welke omgevingsfactoren hebben invloed op de grootte van zelfoverschatting? Dat zelfoverschatting alleen veroorzaakt zou worden door aangeboren factoren is zeer onwaarschijnlijk. Dit roept de vraag op welke omgevingsfactoren van invloed zijn bij het opbouwen van zelfoverschatting. Voorbeelden zijn groepsdruk, aard van de taak en welke sociale rol iemand vervult. 4. Welke interventies zijn er mogelijk om zelfoverschatting te beïnvloeden? Nadat we gekeken hebben naar de oorzaken van zelfoverschatting, is het natuurlijk waardevol om te kijken in hoeverre men zelfoverschatting kan laten afnemen. We willen kijken naar de invloed van verschillende technieken zoals feedback, creëren van verwachtingen en het aanbieden van hulpmiddelen.

33


2

Methode

Omdat de onderzoeksvragen vooral exploratief van aard zijn en omdat eerder gevormde theorieën en onderzoek een belangrijke rol spelen bij de beantwoording, is gekozen voor literatuuronderzoek. Voor dit literatuuronderzoek is gebruik gemaakt van de Omega zoekmachine van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Omega doorzoekt de metadata van artikelen uit ruim 4000 (Engelstalige) tijdschriften. Omega beschikt over de artikelen van o.a. Ebsco, Elsevier, JStor en Springer tijdschriften. Enkele artikelen zijn verkregen door deze zoektermen in de zoekmachine van ‘Google scholar’ (www.scholar.google.com) in te voeren. Deze artikelen zijn alleen in het huidige onderzoek opgenomen wanneer ze wetenschappelijk onderbouwd zijn. Hierbij is gekeken naar de auteurs, de instelling waarbij de auteur werkzaam is (bijvoorbeeld bij een universiteit), methode, toetsing en de bron van het artikel. Een onderdeel van het Omega zoeksysteem betreft PsycINFO (voorheen: PsychLit). Hierin zijn de volgende zoekacties uitgevoerd;

1. ( (self­confidence) in DE)and( (performance) in DE )and( zelfoverschatting or accuracy ) 2. ( (performance) in MJ)and( (self­confidence) in MJ )and( (zelfoverschatting or accuracy) in AB )

Door de in de artikelen genoemde correlaties te vermelden en te wegen, is de verwachting een goed antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen.

33


3

Resultaten

Bij het presenteren van de resultaten, zullen eerst de relevante onderzoeken en hun resultaten weergegeven worden in een tabel. De resultaten zullen onder de tabellen verwoord worden. Door te zoeken in PsycINFO vonden we 19 hits waarvan 10 echte onderzoeksartikelen. Van deze artikelen waren er 8 bruikbaar voor het onderwerp. Daarnaast zijn er op Google Scolar 2 andere artikelen gevonden die bruikbaar waren voor dit literatuur onderzoek.

3.1 Nature Zoals aangegeven in de inleiding zijn er verschillende natuurlijke factoren waar we naar kunnen kijken als het gaat om zelfoverschatting. In dit gedeelte van de resultaten zullen we eerst ingaan op de effecten van persoonlijkheid op zelfoverschatting. Daarna zullen de resultaten die gevonden zijn voor wat betreft narcisme en sekse en hun invloed op zelfoverschatting besproken worden. 3.1.1 Nature: Persoonlijkheid en Zelfoverschatting Peter S. Schaefer, Cristina C. Williams, Adam S. Goodie, W. Keith Campbell (Journal of Research in Personality) Peter S. Schaefer, Cristina C. Williams, Adam S. Goodie, W. Keith Campbell (Journal of Research in Personality) Peter S. Schaefer, Cristina C. Williams, Adam S. Goodie, W.

200 Extraversie voorspelt 3 zelfoverschatting (ook als er gecontroleerd wordt op correlatie van andere persoonlijkheidfactoren op extraversie van andere Big Five Factoren)

n = 104

r =.18, p <.05 Partiële r =.19, p <.05

200 Openheid voorspelt 3 zelfverzekerdheid (= ruwe scores op de zekerheidsschaal in general knowledge question questionnaire) en nauwkeurigheid (= aantal correcte inschattingen van zelfverzekerdheid bij antwoorden van vragen) 200 Openheid voorspelt 3 nauwkeurigheid van zelfverzekerdheid

n = 104

r =.42, p <.05 Partiële r =.26, p <.05

n = 104

r =.34, p <.05 Partiële r =.37, p <.05

33


Keith Campbell (Journal of Research in Personality) Sandra F. Baker, Gerard J. Fogarty (Not jet published)

200 Emotionele stabiliteit is n = r =.19, p <.05 5 positief gecorreleerd met 129 r =.22, p <.05 zelfoverschatting (de relatie r =.22, p =.05 met underconfidence werd niet duidelijk in dit onderzoek) Tabel 1: Persoonlijkheid (gemeten op de Big Five) en zelfoverschatting Zoals in tabel 1 te zien is, zijn er bepaalde persoonlijkheidseigenschappen die gecorreleerd zijn met zelfoverschatting. Extraversie (Schaefer et al, 2003) en emotionele stabiliteit (Baket & Fogarty, 2005) hebben een matige positieve correlatie met zelfoverschatting. Dit betekent dat wanneer iemand hoog scoort op extraversie of emotionele stabiliteit in vergelijking met andere mensen, hij dat ook hoger zal scoren op zelfoverschatting. Daarnaast is de correlatie van openheid op nauwkeurigheid groot (Schaefer et al., 2003). Dit betekent dat mensen die hoger scoren op openheid in vergelijking met andere mensen, ook betere inschattingen maken of zij een vraag nou wel of niet goed beantwoord hebben. 3.1.2 Nature: Persoonlijkheidsstoornis en zelfoverschatting W. Keith Campbell, Adam S. Goodie, Joshua D. Foster (Journal of Behavioural Decision Making) W. Keith Campbell, Adam S. Goodie, Joshua D. Foster (Journal of Behavioural Decision Making)

200 Narcisme voorspelt 4 zelfoverschatting.

n = 104

200 De inschatting van narcisten n = 4 over toekomstige prestaties is 607 gebaseerd op verwachtingen en niet op feitelijke eerdere prestaties.

r = .28,p <.01; Partiële r =.29, p <.01

r = .21,p <.001

33


W. Keith 200 a) Proefpersonen die n = Campbell, 4 gemiddeld hoger scoorden op 97 Adam S. narcisme, verliezen significant Goodie, Joshua meer punten in een wedtaak D. Foster dan controlepersonen (Journal of b) Het verlies aan punten was Behavioural gecorreleerd aan de mate van Decision zelfoverschatting en een c) Making) grotere bereidheid om te wedden. Tabel 2: Narcisme en zelfoverschatting

a) r = ­.24, p < .05 b) t(94) = ­7,18, p < .01 c) r = .20, p < .05

Narcisme heeft een grote positieve correlatie met zelfoverschatting (Keith et al, 2004). Zelfoverschatting werd in dit onderzoek gemeten door de inschattingen van de winst te vergelijken met de daadwerkelijk winst. Mensen die hoger scoren op narcisme blijken hun inschattingen van toekomstige prestaties af te stemmen op hun verwachtingen van uitsluitend deze prestaties, en houden geen rekening met eerder behaalde resultaten. De twee factoren, zelfoverschatting en slechte inschatting van hun toekomstige prestaties, correleerden met hogere scores op narcisme. Ook correleerde narcisme met hogere inzetten bij het wedden. 3.1.3 Nature: Sekse en zelfoverschatting Briony D. 199 Bij alle moeilijkheidsniveaus Pulford, 6 van vragen, waren vrouwen Andrew M. minder overconfident dan Colman mannen (Personal individual Differences) Briony D. 199 Vrouwen scoren hoger op Pulford, 6 nauwkeurigheid Andrew M. Colman (Personal individual Differences) Sandra F. 200 Vrouwen maken betere Baker, Gerard 5 inschattingen van hun J. Fogarty zelfverzekerdheid (Not jet published) Tabel 3: Sekse en zelfoverschatting

n = 150

F(1,138) = 6.9, p <.01, ² = .04

n = 150

F(1,138) = 14,59, p<.001, ² = .09

n = 129

r = .25, p <.05; r = .24, p <.05 r = . 18, p <.04

33


Uit de resultaten blijkt dat de invloed van sekse redelijk groot is (Baker & Fogarty, 2005). Vrouwen kunnen met meer nauwkeurigheid aangeven of zij vragen wel of niet goed beantwoord hebben. Ook zijn vrouwen als zij als groep met mannen vergeleken worden minder overconfident (Pulford & Colman, 1996).

3.1 Nurture Dat zelfoverschatting alleen veroorzaakt zou worden door natuurlijke factoren is zeer onwaarschijnlijk. De omgeving speelt ongetwijfeld ook een rol bij het opbouwen van zelfoverschatting. Relevante variabelen kunnen bijvoorbeeld zijn: groepsinvloeden, aard van de taak en de sociale rol die iemand vervult. In dit gedeelte van de resultaten zullen omgevingsinvloeden op zelfoverschatting besproken worden. 3.2.1 Nurture: Groepseffecten en Zelfoverschatting Chip Heath, 199 a)Interactie met anderen Rich Gonzales 5 vergroot de zelfverzekerdheid (Organizationa (gemeten in procenten per l Behaviour item in individuele eindtest) and Human van proefpersonen in hun Decision beslissingen tijdens het Processes) voorspellen van sportuitslagen en risky shift dilemma’s b)Nauwkeurigheid neemt niet toe. Paul Zarnoth, 199 De invloed op het Janet A. 7 uiteindelijke antwoord van Sniezek een bepaalde fractie binnen (Journal of een groep is groter naarmate Experimental de leden van deze fractie Social meer zelfverzekerd zijn. Psychology) Paul Zarnoth, 199 Nauwkeurige inschattingen Janet A. 7 voorspellen meer invloed op Sniezek een groep als er een (Journal of intellectuele taak uitgevoerd Experimental moet worden, dan wanneer er Social een beoordelingstaak Psychology) uitgevoerd moet worden. (intellectuele taak = wiskundige vragen en analogieën, beoordelingstaak

n = 42

a)M = .029, t(2) = 2,89, p < .01 b)M .001, n.s.

n = 144

 ²(1) = 111.23, p < .001

n = 144

²(1) = 25.63, p < . 001

33


Judith M Punchochar, Paul W. Fox (Journal of Educational Psychology) Judith M Punchochar, Paul W. Fox (Journal of Educational Psychology)

= maken van voorspellingen, geven van meningen en vragen over recente nieuwsgebeurtenissen) 200 Het werken in een groep heeft n = 4 tot gevolg dat de 33 zelfverzekerdheid toeneemt bij het geven van verkeerde antwoorden. 200 Studenten die meededen aan n = 4 het experiment in een groep, 24 waren over vragen die ze fout hadden beantwoord met de groep en daarna nog een keer aangeboden kregen in een eindtest meer zelfverzekerd dan over vragen die ze in eerste instantie goed hadden beantwoord. 200 Studenten bereiken een n = 4 hogere nauwkeurigheid in 33 examen als zij in groepen hebben gewerkt dan wanneer zij alleen hebben gewerkt.

t(8) = 2.67, p < .05

t(13) = 2.27, p <.05

Judith M M = .89, SD = .05 Punchochar, vs. Paul W. Fox M = .83, SD = .06 (Journal of Educational Psychology) Tabel 4: Verschillende groepseffecten en zelfoverschatting Alhoewel het aantal goede antwoorden op vragen toeneemt als men in een groep heeft gewerkt (Punchochar & Fox, 2004), zijn de groepsleden meer overconfident over fout beantwoorde vragen dan mensen die alleen hebben gewerkt (Punchochar & Fox, 2004). Het groter maken van een groep vergroot ook de zelfoverschatting van de groep bij het beantwoorden van beoordelingstaken, zoals het maken van voorspellingen, het geven van meningen en het beantwoorden van vragen over recente nieuwsgebeurtenissen. Aan de andere kant vermindert zelfoverschatting bij intellectuele taken, zoals wiskundige vragen en analogieën (Zarnoth & Sniezek, 1997). Leden van een groep die meer zelfverzekerd zijn, hebben een grotere invloed op de uitkomsten (Zarnoth & Sniezek, 1997). Voor groepsleden is het juist beantwoorden van vragen bij intellectuele taken meer van belang voor de inschatting van de prestatie dan bij beoordelingstaken (Zarnoth & Sniezek, 1997).

33


3.2.2 Nurture: Taak en Zelfoverschatting Briony D. Pulford, Andrew M. Colman (Personal individual Differences) Paul Zarnoth, Janet A. Sniezek (Journal of Experimental Social Psychology)

199 Zelfoverschatting wordt 6 groter naar mate de vraag moeilijker is.

n = 150

F(2,138) = 38.04, p <.001, ² = .35

199 Nauwkeurigheid van 7 inschattingen voorspellen meer invloed op een groep als er een intellectuele taak uitgevoerd moet worden, dan wanneer er een beoordelingstaak uitgevoerd moet worden. 199 Zelfverzekerdheid is een 7 betere voorspeller van nauwkeurigheid wanneer de taak niet beoordelend maar intellectueel van aard is.

n = 144

²(1) = 25.63, p < . 001

n = 144

F(1,11) = 31.79, p <.001

199 Het toevoegen van 7 groepsleden bij het oplossen van problemen, vergroot zelfoverschatting op beoordelingstaken, maar vermindert zelfoverschatting juist op intellectuele taken. (intellectuele taak = wiskundige vragen en analogieën, beoordelingstaak = maken van voorspellingen, geven van meningen en vragen over recente nieuwsgebeurtenissen) Lazar Stankov, 199 a) Zelfverzekerdheidmetingen John D. 7 van de Vocabularytest lieten Crawford zelfoverschatting zien bij (Intelligence) proefpersonen, b) terwijl deze metingen bij een perceptuele test juist onderzelfverzekerdheid lieten zien. Yuan­Liang Su, 199 Personen hebben de neiging Dyi­Yih M. Lin 8 hun mogelijkheden tot een (Computers in goede prestatie te Human overschatten wanneer zij

n = 144

²(1) = 13,32, p < . 001

n = 271

a) p < .02 b) p = n.s

n = 40

F(1,38) = 29.33, p <.0001

Paul Zarnoth, Janet A. Sniezek (Journal of Experimental Social Psychology) Paul Zarnoth, Janet A. Sniezek (Journal of Experimental Social Psychology)

33


Behaviour)

redeneren vanuit een regelgebaseerde kennisset, met name wanneer men te maken heeft met een bepaalde tijdsdruk. Ilan Fischer, 200 De screeningconditie (= n = David V. 3 identificeren van het aantal 90 Budescu en de items die een bepaalde (Organizationa eigenschap met elkaar delen) l Behaviour forceert zelfoverschatting in and Human besluitvorming bij Decision proefpersonen. Processes) Ilan Fischer, 200 De discriminatieconditie (= n = David V. 3 onderscheid maken tussen 90 Budescu items die wel en de items die (Organizationa niet tot een bepaalde l Behaviour categorie behoren) leidt tot and Human een snel leerproces en betere Decision calibratie tussen prestatie en Processes) zelfverzekerdheid (= nauwkeurigheid). Tabel 5: Aard van de taak en zelfoverschatting

M = 67,80, SD 18,85, p < .01

F(11,70) = 4.06, p< .01

Naarmate vragen moeilijker worden, zullen mensen meer overconfident zijn (Pulford & Andrew, 1996). Uit het onderzoek van Zarnoth en Sniezek (1997) blijkt dat de inhoud van een taak (intellectueel/beoordeling) van invloed is op zelfoverschatting. Zelfverzekerdheid is namelijk een betere voorspeller van nauwkeurigheid in intellectuele taken dan in beoordelingstaken. Wat weer inhoud dat er minder sprake is van zelfoverschatting wanneer een intellectuele taak wordt uitgevoerd. Een zelfde effect werd door Stankov en Crawford aangetoond bij een verbale test in vergelijking met een perceptuele test. Mensen blijken meer overconfident te zijn in een verbale test dan in een perceptuele test. Het is zelfs zo dat mensen underconfidence laten zien in een perceptuele test. Ook wanneer mensen gebruik kunnen maken van regels om een probleem op te lossen, neemt zelfoverschatting toe. Met name wanneer de tijdsdruk toeneemt en men binnen de regelstructuur door tijdsgebrek fouten begint te maken (Su & Lin, 1998). Bij herkennen speelt voornamelijk de manier waarop een grote rol in het creëren van zelfoverschatting. Moeten wij verschillen herkennen tussen objecten (screening task), dan hebben mensen de neiging om hierin overconfident te zijn (Fischer & Budescu, 2003). Als we echter moeten bepalen tot wat voor een categorie een bepaald object behoort (discrimination task), dan leidt dit tot een

33


sneller leerproces en een betere afstemming tussen de uiteindelijke prestatie op zo’n taak en zelfverzekerdheid.

3.2.3 Nurture: Conditie en Zelfoverschatting Nigel Harvey, Derek J Koehler, Peter Ayton (Organizational Behaviour and Human Decision Processes) Nigel Harvey, Derek J Koehler, Peter Ayton (Organizational Behaviour and Human Decision Processes) Dilek Önkal, J. Frank Yates, Can Simga­ Mugan, Şule Öztin ( Organizationa l Behaviour and Human Decision Processes) Dilek Önkal, J. Frank Yates, Can Simga­ Mugan, Şule Öztin ( Organizationa l Behaviour and Human Decision Processes) Dilek Önkal, J. Frank Yates, Can Simga­ Mugan, Şule Öztin

199 Actor en waarnemer waren 7 beiden overconfident.

n = 60

Beschreven in grafiek door standaarddeviaties tegen elkaar uit te zetten

199 a) Actoren zijn meer n = 7 zelfverzekerd in hun 60 behandelingsaanbeveling dan waarnemers zijn, b) maar dit verschil verdwijnt wanneer de waarnemers hun eigen behandelingsaanbeveling kunnen geven.

a) F(1,29) = 8,50, p<.01 b) F(1,29) = 14,81, p<.01

200 a) De gemiddelde n = 3 nauwkeurigheid van 97 professionals overtreft de nauwkeurigheid van amateurs op meerdere taken, b) hoewel veel amateurs het op één taak beter doen dan vele professionals.

a) (SDx – SDr)² = 66,465, p < .01 b) (SDx – SDr)² = 7673, p < .05

200 Professionals blijken een n = 3 hogere voorspellend 97 vermogen te bezitten door te vertrouwen op voorspellende informatie

r = .195, p < .001

200 Op vragen die verkeerd 3 beantwoord worden, zijn professionals meer overconfident dan amateurs.

r = ­.129, p < .05

n = 97

33


( Organizationa l Behaviour and Human Decision Processes) Tabel 6: Verschillende condities en zelfoverschatting Uit onderzoek van Harvey et al. (1997) bleek dat mensen die daadwerkelijk een taak moeten uitvoeren, meer overconfident zijn dan mensen die alleen toekijken wanneer de actie wordt uitgevoerd. Het verschil in zelfoverschatting wordt minder als de mensen die toekijken hun mening kunnen geven over de actie die uitgevoerd gaat worden. Ook blijken er verschillen te bestaan in zelfoverschatting tussen professionals en amateurs (Önkal et al., 2003). Zo blijken professionals gemiddeld betere beslissingen te maken dan amateurs. Maar wanneer een professional een verkeerde keuze maakt, zal hij daarover ook meer overconfident zijn dan een amateur. Professionals waren beter in hun beoordelingen dan amateurs, omdat zij meer gebruik maakten van informatie die relevant was voor het maken van voorspellingen. Alhoewel professionals het gemiddeld beter deden in verschillende rondes dan amateurs, waren er per ronde veel amateurs die het beter deden dan sommige professionals.

33


3.3 Nature Nurture Er zijn ook onderzoeken gedaan naar de invloed van constructen die niet zo eenduidig gerekend kunnen worden in de nature of nurture categorie. Hieronder in tabel 7 worden de resultaten besproken van self­efficacy op zelfoverschatting. Self­efficacy is de overtuiging die iemand heeft dat hij een specifieke taak goed af kan ronden. Dit construct is zowel afhankelijk van aangeboren als wel omgevingsfactoren. 3.3.1 Nature Nurture: Self­efficacy en zelfoverschatting Jeffry B. 200 Het vergroten van self­ Vancouver, 2 efficacy heeft een negatief Charles M. effect op prestatie in de Thompson, E. volgende poging Casey Tischner, Dan J. Putka (Journal of Applied Psychology) Jeffry B. 200 Self­efficacy correleert met Vancouver, 2 zelfoverschatting en self­ Charles M. efficacy correleert ook met Thompson, E. het maken van logische Casey fouten tijdens het spel Tischner, Dan J. Putka (Journal of Applied Psychology) Tabel 7: Self­efficacy en zelfoverschatting

n = 87

t(42) = 2.03, p < .05, ² = .87

n = 104

r = ­ .27 p <.001

Wanneer de verwachtingen over de toekomstige prestatie worden vergroot, dan zal de prestatie zelf afnemen. Dit is het resultaat van het onderzoek van Vancouver et al. wat zij in 2002 uitvoerden. Het vergroten van de zelfverzekerdheid dat men een bepaalde taak goed kon uitvoeren, leidde in dit onderzoek tot het maken van meer logische fouten tijdens het spelen van het spel.

33


3.4 Interventies De belangrijkste vraag van dit literatuuronderzoek is natuurlijk of er iets tegen zelfoverschatting gedaan kan worden. Er zal gekeken worden naar de invloed van verschillende interventiemethodes op zelfoverschatting. De effecten van feedback, positieve verwachtingen, training en aanbieden van hulpmiddelen zal besproken worden. Ook wordt er in het kort nog gekeken naar de effecten van interventie op satisfactie bij spelers in een basketbalteam. 3.4.1 Interventies: Feedback en zelfoverschatting Briony D. Pulford, Andrew M. Colman (Personal individual Differences) Briony D. Pulford, Andrew M. Colman (Personal individual Differences) Vadim Subbotin (0rganisational Behavior and Human Decision Processes)

199 Geen significante effecten van n = 6 externe feedback op 150 zelfoverschatting.

n.s.

199 Door externe feedback bleek 6 er wel betere calibratie van confidence plaats te vinden voor moeilijke vragen.

n = 150

F(3,196) = 16.57, p = .001

199 a) Als items afhankelijk of 6 gerelateerd zijn, heeft feedback geen effect op de uitkomsten van beslissingen, onderzelfverzekerheid en zelfoverschatting en b) verbetert de calibratie van lage zelfverzekerde beoordelingen niet. c) ook heeft feedback geen invloed op het bijstellen van confidencelevels. Lazar Stankov, 199 Feedback veroorzaakt a) John D. 7 betere discriminatie en b) Crawford langzamere reactietijden op (Intelligence) een perceptuele test Feedback veroorzaakt juist grotere c) zelfverzekerdheid en d) bias scores op de Vocabulary (verbale) test. Ilan Fischer, 200 Gedetailleerde feedback leidt David V. 3 in de classificatie conditie tot

n = 60

a) n.s b) n.s c) n.s

n = 271

a) p < .01 b) p < .05 c) p < .01 d) p < .01

n = 90

p <.01

33


Budescu (Organizationa l Behaviour and Human Decision Processes) Winston R. Sieck, Hal R. Arkes (Journal of Behaviour Decision Making) Winston R. Sieck, Hal R. Arkes (Journal of Behaviour Decision Making)

een langzame en geleidelijke verbetering in de calibratie

200 Feedback en calibratie­ n = 5 feedback over de uitkomsten 148 faalden om zelfoverschatting bij de proefpersonen terug te dringen.

200 Verhoogde calibratie­feedback n = 5 verminderde zelfoverschatting 75 en verhoogde het vertrouwen in de wiskundige vergelijking (= elektronisch hulpmiddel om vergelijking op te lossen), wat weer leidt tot verbeterde beoordelingsprestaties. Tabel 8: Feedback en zelfoverschatting

n.s

t(73)= 3,15, p= . 002

Bij feedback op perceptuele taken, waar proefpersonen underconfidence lieten zien, werd er door de proefpersonen meer tijd besteed aan de taak. Dit kwam tot uiting in de reactietijden (Stankoc & Crawford, 1997). Hierdoor nam de nauwkeurigheid ook toe. Feedback vergrootte juist zelfoverschatting in de vocabulaire taak, waar proefpersonen al overconfident over waren. Feedback blijkt bij andere taken nauwelijks of geen effect te hebben. Feedback heeft alleen een negatief effect op zelfoverschatting als tijdens de feedback aandacht besteed wordt aan de calibratie (= aanpassen of ijken) van zelfverzekerdheid en prestatie. Calibratie gebeurde in de feedback­conditie op de volgende manieren; 1

Dertig seconden na de vraag kregen proefpersonen het goede antwoord te horen (feedback), daarna moesten de proefpersonen voor zichzelf noteren of ze de vraag goed of fout hadden beantwoord (= calibratie) (Pulford & Colman. 1997).

2

Na het maken van een set vragen presenteerden Sieck & Arkes (2005) de proefpersonen met de behaalde resultaten en de gemeten zelfverzekerdheid. Beiden variabelen waren in de presentatie tegen elkaar

33


uitgezet in een grafiek. Men liet daarna zien in hoeverre de grafiek van een subject de wiskundige vergelijking benaderde die als hulpmiddel tijdens het oplossen van de vragen was aangeboden. Hierna moesten de proefpersonen hun prestaties en hun inschatting van zelfverzekerdheid (voor wat betreft wel of geen goed antwoord) beoordelen.

3.4.2 Interventies: Forceren van positieve verwachtingen Dan N. Stone 199 a) Het forceren van positieve (Organizationa 4 verwachtingen, veroorzaakt l Behaviour zelfoverschatting in eigen and Human prestatie, maar heeft geen Decision effect op de b) inzet, c) Processes) aandacht voor strategie en d) prestatie van proefpersonen Dan N. Stone 199 Het forceren van positieve (Organizationa 4 verwachtingen, vergroot de l Behaviour prestatie niet vergeleken met and Human het forceren van gemiddelde Decision of negatieve verwachtingen. Processes) Dan N. Stone 199 Het forceren van milde (Organizationa 4 negatieve verwachtingen l Behaviour vergeleken met het forceren and Human van erg negatieve Decision verwachtingen,a) vergroot de Processes) inzet,b) aandacht voor strategie en c)prestatie van proefpersonen, Tabel 9: Verwachtingen en zelfoverschatting

n = 139

a ) t(44) = 5.91, p< .001 b) c) d) n.s.

n = 139

n.s

n = 139

Getoetst in grafiek dmv het uitzetten van de betrouwbaarheidsint ervallen.

Wanneer men tijdens het experiment gebruikt maakt van het genereren van positieve verwachtingen voor wat betreft een computerprogramma als hulpmiddel, dan wordt zelfoverschatting bij deelnemers aan het experiment groter, terwijl de inzet, aandacht voor strategie en prestatie niet beter worden (Stone, 1994). Maar wanneer er niet al te zware negatieve verwachtingen worden gegenereerd over het zelfde computerprogramma, dan vergroten de deelnemers aan het experiment hun inzet, aandacht voor strategie en prestaties wel.

33


3.4.3 Interventies: Training Yuan­Liang Su, 199 Zelfoverschatting als er n = F(1,76) = 49.83, p Dyi­Yih M. Lin 8 sprake is van tijdsdruk kan 40 < .0001 (Computers in verminderd worden bij Human individuen die een Behaviour) expertsysteem calibratie training doorlopen. Judith M 200 Informatie over n = n.s Punchochar, 4 zelfverzekerheidcalibratie, 69 Paul W. Fox metageheugen en (Journal of zelfoverschatting droegen niet Educational bij aan de nauwkeurigheid in Psychology) de zelfverzekerdheidoordelen van de studenten. A. Peter 200 a)In vergelijking met de n = a) t= 2,8; d = .9 McGraw, 4 controlegroep, zijn 42 b) t =2.0; d = .6 Barbara A. basketbalspelers die een Mellers, Ilana debiasing behandeling hebben Ritov ondergaan beter in het (Journal of kalibreren van hun prestaties. Behavioural b) Hierdoor zijn ze meer dan Decision de controle groep tevreden Making) met de resultaten van hun prestaties. Judith M 200 Informatie over n = n.s Punchochar, 4 zelfverzekerheidcalibratie, 69 Paul W. Fox metageheugen en (Journal of zelfoverschatting droeg niet Educational bij aan de nauwkeurigheid in Psychology) de zelfverzekerdheidoordelen van de studenten. Tabel 10: Verschillende vormen van training en zelfoverschatting Zelfoverschatting wordt kleiner na het volgen van een calibratietraining, waarin zelfverzekerdheid geijkt wordt aan daadwerkelijke prestatie. Deze training werd in bovenstaande onderzoeken op de volgende manier gegeven; 1

In het onderzoek van Su & Lin (1998), kregen de deelnemers in de calibratieconditie niet alleen het advies (= feedback) van de computer te zien, maar ook hoe de computer aan dat advies (= calibratie) kwam.

2

Tijdens de pauze werden spelers door McGraw et al. (2004) ingelicht over de neiging van spelers om overconfident te zijn over hun schotpercentage. Daarna werd er gevraagd of ze dan ook hun eigen percentage in het vervolg lager zouden willen inschatten (= calibratie).

33


Opmerkelijk is dat wanneer er alleen informatie gegeven wordt over zelfoverschatting en calibratie, er geen effect optreedt (Punchochar & Fox, 2004).

3.4.4 Interventies: Aanbieden hulpsystemen Winston R. 200 Zelfoverschatting hangt n = Sieck, Hal R. 5 samen met de mate 114 Arkes waarinproefpersonen gebruik (Journal of maakten van aangeboden Behaviour hulpmiddelen Decision Making) Tabel 11: Hulpsystemen en zelfoverschatting

a) t(28) = 4.83, p < .001 b) t(29)= 6.71, p < .001

Zelfoverschatting en het negeren van hulpmiddelen blijken uit het onderzoek van Sieck & Arkes (2005) samen te gaan. Hierdoor presteerden de deelnemers in dit experiment slechter dan het elektronische hulpmiddel wat hun aangeboden werd. 3.5

Zelfoverschatting en satisfactie

A. Peter 200 Basketbalspelers die McGraw, 4 overconfident zijn in de Barbara A. voorspellingen van hun Mellers, Ilana prestatie, ervaren minder Ritov tevredenheid met hun (Journal of daadwerkelijke prestatie. Behavioural Decision Making) A. Peter 200 Voor het overgrote deel van McGraw, 4 de proefpersonen had een Barbara A. nauwkeurige zelfinschatting Mellers, Ilana bijgedragen tot meer Ritov tevredenheid. (Journal of Behavioural Decision Making) Tabel 12: Zelfoverschatting en satisfactie

n = 45

Getoetst in grafiek

n = 45

t = 4.8, Cohens  = . 5

Het onderzoek van McGraw et al. (2004) geeft aan dat een betere calibratie tussen zelfverzekerdheid en prestatie een positief effect heeft op tevredenheid met het resultaat.

33


4

Discussie

Zelfoverschatting is een beoordelingsfout waarbij mensen hun eigen nauwkeurigheid overschatten. Deze beoordelingsfout wordt gedefinieerd als het positieve verschil tussen de mate van confidence ­zelfverzekerdheid ­ en nauwkeurigheid. Persoonlijkheid, sekse en persoonlijkheidsstoornissen zijn aangeboren oorzaken van zelfoverschatting. Hogere scores voor wat betreft extraversie, emotionele stabiliteit en narcisme correleren met hogere scores op zelfoverschatting. Openheid en de vrouwelijke sekse correleren meer met een juiste inschatting van de eigen prestatie. Ook zijn er een aantal omgevingsfactoren die verantwoordelijk zijn voor zelfoverschatting. Het groter maken van een groep heeft tot gevolg dat de individuen binnen de groep meer overconfident zijn over foute antwoorden die zij gegeven hebben. Daarnaast neemt de hoeveelheid correct beantwoorde vragen ook toe naarmate de groep groter wordt. De grotere groep leidt tot een grotere betrouwbaarheid van de gegeven antwoorden, maar de confidence die dat met zich meebrengt overstijgt deze toegenomen accuratesse. Vocabulaire, screening en beoordelingstaken vergroten zelfoverschatting meer in vergelijking tot respectievelijk perceptuele, discriminatie en intellectuele taken. Daarnaast is iemand die de uiteindelijke beslissing moet nemen, meer overconfident dan iemand die slechts observeert. Professionals blijken ook meer overconfident te zijn over verkeerde beslissingen dan amateurs. Daarentegen hebben professionals wel meer voorspellend vermogen en nemen ze vaker betere beslissingen dan amateurs. Bij het vergroten van self­efficacy (= de overtuiging dat iemand een specifieke taak tot een goed einde brengt) maken mensen meer logische fouten. Feedback en het informeren over zelfoverschatting hebben nauwelijks invloed op zelfoverschatting. Daarentegen verminderen calibratie­feedback en calibratie­ training zelfoverschatting. Ook heeft het creëren van gematigde negatieve verwachtingen positieve invloed op inzet en aandacht voor strategie en daarmee ook prestatie.

33


De resultaten uit de verschillende onderzoeken geven aan dat de oorzaken van zelfoverschatting niet alleen te zoeken zijn in aangeboren oorzaken of omgevingsinvloeden. Het is interessant om te zien dat persoonlijkheid redelijk sterk correleert met zelfoverschatting. Naast dat zelfoverschatting gedeeltelijk correleert met de mate van extraversie en stabiele emotionaliteit, is het goed om te weten dat er waarschijnlijk nog meer relaties zijn tussen persoonlijkheid en zelfoverschatting. Zo zou agreeableness ook verantwoordelijk kunnen zijn voor een gedeelte van de variantie (Schaefer et al., 2003). Alhoewel alle mensen de neiging hebben om overconfident te zijn, hebben sommige mensen meer aangeboren dispositie voor zelfoverschatting dan anderen. Zo zijn vrouwen minder overconfident dan mannen. Natuurlijk is dan de vraag of dit afhangt van de disposities of meer van het rolpatroon dat vrouwen vervullen – zoals in het onderzoek van Harvey et al. (1997)­. Mocht dit zo zijn, dan is de samenhang van omgeving met zelfoverschatting veel groter dan in dit literatuuronderzoek naar voren komt. Daarentegen kan het ook zo zijn dat er verschillende ladingen op persoonlijkheidsfactoren bestaan tussen de seksen. Dit zou dan gelijk een verklaring kunnen zijn voor de verschillen in zelfoverschatting tussen mannen en vrouwen. Zoals in het onderzoek van Campbell et al. (2004) wordt besproken, is het helemaal niet duidelijk wat de adaptieve waarde is van zelfoverschatting. Zeker als het disposities betreft zou er volgens evolutionair perspectief een meerwaarde in moeten zitten. Misschien is het zo dat mensen die een aanleg hebben om overconfident te zijn, het beter doen op taken waarbij mensen die een lagere zelfverzekerdheid hebben. Of misschien is zelfoverschatting winstgevend wanneer de risico’s klein zijn. Als je met een fout antwoord wegkomt, en je weer in volle overtuiging kan beginnen aan de volgende opdracht, dan zou de vorig genoemde reden niet zo’n gek idee zijn. Juist omdat er ook sekse verschillen gevonden worden is het interessant om te kijken naar de adaptieve waarde van zelfoverschatting binnen het evolutionaire perspectief van de psychologie. Het pronken met veren die je niet hebt zal je misschien als man meer toegang geven tot seksuele interactie met een vrouw. Waarschijnlijk wordt de kans tot seksuele interactie nog groter als een man dit bij veel vrouwen als strategie gebruikt. Vrouwen worden zwanger in tegenstelling tot mannen en dat maakt het weer

33


aannemelijk, met deze hypothese in het achterhoofd, dat zij mechanismen ontwikkeld hebben om deze zelfoverschatting te ontmaskeren. Belangrijk is ook om te onderkennen dat omgeving een grote invloed heeft op zelfoverschatting. De genoemde onderzoeken laten zien dat groepsgrootte, rolverdeling en de aard van de taak indringende effecten kunnen hebben op de overtuiging dat je het goed doet. Vervelend is het dan ook wanneer je het niet goed maar fout hebt gedaan. In de onderzoeken van Zarnoth en Sniezek (1997) kwam al naar voren dat de aard van de taak weer andere effecten kan hebben naarmate de groep groter of kleiner wordt. Zo werd zelfoverschatting in de intellectuele taak groter als de groep kleiner werd, en voor beoordelingstaken werd deze in hetzelfde geval juist kleiner. Dat laat al zien dat de verschillende omgevingsfactoren op verschillende manieren de effecten van elkaar positief of negatief kunnen beïnvloeden. Daarnaast is het natuurlijk voor te stellen dat er veel meer omgevingsfactoren zijn die invloed kunnen hebben op de zelfverzekerdheid van personen. Verder kan hieruit geconcludeerd worden dat verschillende omgevingsfactoren moeilijk van elkaar te isoleren zijn tijdens het onderzoek. Hierdoor zullen de resultaten soms maar een slechte indicatie geven van de werkelijkheid. Misschien kunnen meer gecontroleerde onderzoeksopzetten, zoals men binnen de psychonomie gebruikt, meer inzicht geven in hoe omgevingsinvloeden effect hebben op ons brein tijdens het maken van beslissingen. Wellicht kan dezelfde vorm van onderzoek door middel van reactietijden een antwoord geven op de vraag of zelfoverschatting een effect is dat zich opbouwt voor of na het beantwoorden van vragen. Misschien is het wel een coping­mechanisme voor ons om ons staande te houden voor de blamage bij het onthullen van het foute antwoord. Of hebben tunnelvisie en zelfoverschatting een directe relatie, waarbij we onbewust op zoek gaan naar aanwijzingen om onze foute antwoorden te rechtvaardigen? Dit wordt binnen de psychologie ook wel cognitieve dissonantie genoemd. Er is in de bovenstaande onderzoeken weinig gekeken naar de samenhang en interactie van omgevings­ en aangeboren invloeden. Dit is waarschijnlijk een erg interessant terrein als men gaat kijken naar persoonlijke voorkeuren voor bepaalde omgevingen. Relevante vragen zijn of bepaalde rollen die mensen

33


vervullen, zoals actor vs. observant en professional vs. amateur, te maken hebben met hun persoonlijkheid en persoonlijke voorkeur. Uit het onderzoek van Önkal et al. lijkt het erop alsof absoluut prestatievermogen direct correleert met zelfoverschatting. Experts zijn ergens goed in, maar soms denken dat ze er te goed in zijn. Wat ons brengt bij het onderzoek van Vancouver wat gaat over self­ efficacy en zelfoverschatting. Self­efficacy is namelijk taakspecifieke zelfverzekerdheid. Misschien dat recent onderzoek over de correlaties tussen self­efficacy en interesses hier meer over kunnen zeggen. Daarom is het onderzoek van Vancouver (2002) zo van belang. Het onderzoek hanteert een construct zoals self­efficacy dat wat zegt over omgevingsinvloeden en tegelijk persoonlijkheidsfactoren. Misschien is het samenspel van medierende factoren tussen omgevings­ en natuurlijke invloeden, zoals self­efficacy en interesses, van belang om antwoord te geven op vragen als waarom het nu juist diegene is die in een dergelijke omgeving een inschattingsfout maakt. De genoemde onderzoeken laten zien dat interventie niet vanzelfsprekend enkel bestaat uit het geven van feedback. Men moet bij het indammen van confidence niet alleen geconfronteerd worden met de foute antwoorden of beslissingen, maar fouten moeten direct impact hebben op de personen zelf. Nu worden dit soort zaken natuurlijk moeilijker naarmate het directe effect uitblijft. De meeste onderzoeken gebruiken vragenlijsten en het maakt in feite niet zoveel uit of je het antwoord goed of fout beantwoord. Je snijdt jezelf niet daadwerkelijk in de vingers. Calibreren blijkt hierop het antwoord te zijn. Dus het schalen van jouw zelfverzekerdheid aan jouw antwoorden, en daarna ­het belangrijkste­ het bijstellen van je eigen verwachtingspatroon. Dit laatste impliceert actie; het is dus een actief en bewust proces om een onbewust proces de baas te worden. Dit calibreren kan in vele vormen en er zal ook gekeken moet worden naar welke vormen van calibreren beter werken. Baker en Fogarty (2005) geloven dat het calibreren van uitkomsten en zelfverzekerdheid invloed heeft op het korte termijn geheugen en het werkgeheugen. Een interessante hypothese, want uiteraard is het zo dat bij calibreren er actiever iets gedaan wordt met een herinnering, en dat

33


deze daardoor beter opgeslagen kan worden. Daarnaast is het misschien nog waard om te kijken naar de invloed van calibreren zonder dat er feedback wordt gegeven. Want misschien is het wel de moeite die genomen moet worden voor het calibreren, die proefpersonen aanzet tot het geven van betere antwoorden. Natuurlijk is het dan ook interessant om niet alleen te kijken naar individuele effectiviteit maar ook groepseffectiviteit. Een gedeelte van de correlerende factoren, namelijk de aangeboren, kunnen we niet direct beteugelen. We kunnen echter wel rekening houden met de disposities van mensen. Zo kan een bankier ervoor kiezen om een open persoon in plaats van een extraverte persoon te zetten op een grote aandeelportefeuille, waardoor er beter inschattingen gemaakt kunnen worden van het te lopen risico. Dit geldt natuurlijk ook voor de andere aangeboren factoren. De omgevingsfactoren zijn echter beter te manipuleren. Hierbij kan het dus nodig zijn om te kijken naar de aard van de taak en wie hem uit gaat voeren. Ook is het redelijk om je af te vragen of je een beslissing nu wel of niet laat maken door een groep van mensen. Aan de ene kant zal een groep vaker een goed antwoord geven op een vraag, aan de andere kant zijn ze meer overconfident als ze een fout maken. Bij een afweging met een hoog risico gehalte lijkt de laatste optie minder aantrekkelijk. Het mooiste resultaat is wel dat feedback geen enkele zin heeft. Er wordt veel gebruik gemaakt van feedback; op je werk, je opleiding of in het verkeer. Dit onderzoek pleit voor een andere aanpak, namelijk calibreren. Wil je fouten verbeteren, dan zal je er aan moeten werken. Het vereist een actief en bewust proces van het evalueren en bijstellen van je zelfverzekerdheid. Dit alles met als resultaat dat zelfverzekerdheid beter afgestemd wordt op de behaalde prestatie. Het beter afstemmen van zelfverzekerdheid met de daadwerkelijke prestatie, lijkt in het onderzoek van McGraw et al. (2004) invloed te hebben op voldoening. Je gaat je beter voelen naarmate je beter weet wat je wel of niet goed kunt of doet. En dat is niet alleen opzienbarend. Uit het onderzoek bleek ook dat het beter calibreren een positieve invloed heeft op je prestatie. Dus je gaat beter presteren als je op de juiste momenten wel of niet meer zelfverzekerder bent. Ook al was de onderzoeksgroep die McGraw gebruikte erg klein (45 mensen verdeeld in twee

33


groepen) en een selecte steekproef waardoor het onderzoek een slechte voorspellende waarde heeft, zijn deze resultaten een aanzet tot verder onderzoek.

33


5

Referenties

Baker, S. F., Fogarty, G. J. (2005), Self­Confidence within the Calibration Paradigm, Not jet published, University of Southern Queensland. Budescu, D. V., Wallsten, T.S., Au, W. T. (1997) On the Importance of Random Error in the Study of Probability Judgement. Journal of Behavioral Decision Making, 10, 173­188. Cambell, W. K., Goodie, A. S., Foster, J. D. (2004), Narcissism, Confidence, and Risk Attitude. Journal of Behavioural Decision Making, 17, 297­311. Fischer, I., Budescu, D. V. (2005). When do those know more also know more about how much they know? The development of confidence and performance in categorical decision tasks. Organizational Behaviour and Human Decision Processes, 98, 39­ 53. Harvey, N., Koehler, D. J., Ayton, P. (1997). Judgement of Decision Effectiveness: Actor­Observer Differences in Zelfoverschatting. Organizational Behaviour and Human Decision Processes, 70(3), 267­282. Heath, C., Gonzalez, R. (1995). Interaction with Others Increases Decision Confidence but Not Decision Quality: Evidence against Information Collection Views of Interactive Decision Making. Organizational Behaviour and Human Decision Processes, 61(3), 305­326 McGraw, A. P., Mellers, B. A., Ritov, I. (2004). The Affective Costs of Zelfoverschatting. Journal of Behavioural Decision Making, 17, 281­295. Önkal, D. Yates, J. F., Simga­Mugan, C., Öztin, Ş. (2003). Professional vs. Amateur Judgement Accuracy: The Case of Foreign Exchange Rates. Organizational Behaviour and Human Decision Processes, 91, 169­185

33


Pulford, B. D., Colman, A. M. (1997). Zelfoverschatting: Feedback and Item Difficulty Effects. Personal individual Differences, 23(1), 125­133. Puncochar, J. M., Fox, P. W. (2004). Confidence in Individual and Group Decision Making: When “Two Heads” Are Worse Than One. Journal of Educational Psychology, 96(3), 582­591. Schaefer, P.S., Williams, C. C., Goodie, A. S., Campbell, (2004). W. K. Zelfoverschatting in the Big Five. Journal of Research in Personality, 38, 473­480. Sieck, W. R., Arkes, H. R. (2005). The Recalcitrance of Zelfoverschatting and its Contribution to Decision Aid Neglect. Journal of Behaviour Decision Making, 18, 29­53. Stankov, L., Crawford, J. D. (1997). Self­Confidence and Performance on Tests of Cognitive Abilities. Intelligence, 25(2), 93­109. Stone, D. N. (1994). Zelfoverschatting in Initial Self­Efficacy Judgements: Effects on Decision Processes an Performance. Organizational Behaviour and Human Decision Processes, 59, 452­474. Su, Y. L., Lin, D. Y. (1998). The Impact of Expert­System­Based Training on Calibration of Decision Confidence in Emergency Management. Computers in Human Behaviour, 14(1), 181­194. Subbotin, V. (1996). Outcome Feedback Effects on Under­ and Overconfident Judgements (General Knowledge Task). 0rganisational Behavior and Human Decision Processes, 66(3), 268­276. Vancouver, J. B., Thompson, C. M., Tischner E. C., Putka, D. J. (2002). Two Studies Examining the Negative Effect of Self­Efficacy on Performance. Journal of Applied Psychology, 87(3), 506­516.

33


Zarnoth, P., Sniezek, J. A. (1997). The Social Influence of Confidence in Group Decision Making. Journal of Experimental Social Psychology, 33, 345­366.

33


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.