Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
1
Maarten van den Elsen - 0659315 Niels ten Heggeler - 0651144 Luuk de Kluiver - 0660922 Glenn Pennings - 0659257 Haroen Zakhimi - 0665311
2
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
Waarom is Tate Modern voorbeeldig? Voorbeeldig, wanneer is iets een voorbeeld? In ons geval is Tate Modern een voorbeeld van onze omgang met cultureel industrieel erfgoed, behoud van het iconische beeld en sentimentele waarde die het gebouw heeft gekregen van de tijd dat het nog Bankside Power Station was. Het behoud van deze geschiedenis geeft ons meer begrip over het verleden en laat ons nadenken over onze huidige manier van leven en onze gemakken en vanzelfsprekendheden van nu. Door het gebouw te hergebruiken als een museum voor de moderne kunst, geeft het een herzien karakter. Daarbij is het ook een voorbeeld hoe men een museum in industrieel erfgoed plaatst, technische gezien is een oud gebouw vaak in slechte staat. Het is een gegeven dat kunst een beschermde omgeving nodig heeft om gepreserveerd te blijven. Hierdoor zijn de architecten de uitdaging aangegaan om zowel abstracte, als technische problematiek aan te pakken. Het vormt in dit geval een voorbeeld voor de menselijke capaciteit tot innovatie en creativiteit. Met een bezoekers aantal van 5 miljoen per jaar en economische rendabel is dit een voorbeeld van een succesvol herontwikkelingsproject, wat niet alleen van invloed is op zichzelf maar ook op zijn omgeving. Het levert ook een impuls voor de huidige kunst gemeenschap in de wereld.
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
3
4
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
Inhoudsopgave Waarom is Tate Modern voorbeeldig? ........................................................................................................ 3 Inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 Inleiding ................................................................................................................................................................. 6 De aard van zijn bestaan .................................................................................................................................. 8 Op welke voorwaarden bestaat het gebouw als gebouw?................................................................ 8 Logica achter het ontwerp .......................................................................................................................... 9 Relatie met de mens ........................................................................................................................................12 Wie zijn de gebruikers? ..............................................................................................................................12 Hoe wordt het door deze gebruikers gebruikt? .................................................................................13 Tate Modern en zijn omgeving ....................................................................................................................14 Hoe verhoudt het gebouw zich tot de mens en zijn omgeving? ..................................................14 De relatie tussen gebouw, materiaal en omgeving ...........................................................................14 Conclusie.............................................................................................................................................................16 Bronnenlijst .........................................................................................................................................................19
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
5
Inleiding Locatie Architect Oplevering Bouwkosten
Londen Herzog & de Meuron 12 mei 2000 £137 miljoen ( €170 miljoen)
Tate Modern dat we nu kennen was oorspronkelijk een elektriciteitscentrale die op basis van olie werkte, genaamd Bankside Power Station. Voor het bouwen van het Bankside Power Station was er op de plaats een groot park voor het volk. Echter tijdens de industriële revolutie werd de vraag naar elektriciteit groter, waardoor er besloten om Bankside Power Station te bouwen om Londense industrie een verdere impuls te geven. Aangezien het in de loop van de tijd niet meer voldeed werd het gebouw verlaten. Nu is door de ombouw naar het museum deze grond weer terug gegeven aan de Londenaren. Hedendaags heeft het gebouw een plaats gekregen in het stadsbeeld en het sentiment van de bevolking. Het Bankside Power Station is ontworpen door de Britse architect Sir Giles Gilbert Scott (d. 1960). Normaal wordt er bij het ontwerp van een industrieel gebouw dat zich vooral richt op functie geen architect betrokken die in dit geval wereldberoemd is. Dit werd echter gedaan na klachten over de massieve vormgeving van het gebouw door de lokale bevolking. De opdracht voor de Britse architect was om de massieve en koele uitstraling van het enorme gebouw subtieler uit te drukken. Scott stond bekend als een architect die de gotische traditie uitdrukte in een modernistische setting. De constructie van het gebouw bestaat uit een stalen skelet dat af is gewerkt door een schil van baksteen. De lengte van het gebouw is 200 meter, de hoogte van de schoorsteen is 99 meter. Aan de overzijde van de rivier de Theems staat het sint Paul’ s Cathedral, tegenover Tate Modern. De schoorsteen is mede hierdoor tot een beperkte hoogte gebouwd, het gebouw mocht niet hoger worden dan het sint Paul’s Cathedral.
Figuur 1: De oorspronkelijke centrale (2)
6
In 1952 werd het eerste deel van het gebouw in gebruik genomen, pas in 1967 werd het oorspronkelijke plan opgeleverd. Het gebouw kent dan ook twee fasen van uitvoering. Door de stijgende olieprijzen werd het begin jaren 80 niet langer rendabel om elektriciteit op te wekken door middel van olie. De centrale werd dan ook definitief in 1981 gesloten. (1)
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
De toekomst van de voormalige elektriciteitscentrale in de daarop volgende jaren was dan ook onzeker, de vooruitzichten waren niet positief. Diverse ontwikkelaars wilden het gebouw slopen en in 1993 was er al voorzichtig gestart met het sloopwerk ondanks civiel protest. In april 1994 maakte de Tate Gallery bekend dat zij de voormalige elektriciteitscentrale wilden gebruiken om moderne kunst te huisvesten. Vervolgens werd er in 1994 is een internationale competitie georganiseerd waaraan verscheidene architecten een ontwerp hebben ingebracht. Herzog & de Meuron werden uitgekozen op de simpelheid van hun ontwerp, waarin ze met veel respect omgingen met de bestaande architectuur en de industriĂŤle sfeer die het uitademde. Daarnaast werd met het toevoegen van een nieuwe lichtgevende doos op het dak, ook een stukje moderne uitstraling aan het gebouw gegeven. Zie figuur 2 voor de transparante doos die op het dak is geplaatst. Nu is Tate Modern in Londen het nationale museum van Groot-BrittanniĂŤ voor internationale moderne kunst en is, samen met Tate Britain, Tate Liverpool en Tate St Ives, deel van een groep, dat bekend staat als de Tate Gallery. Op het totale vloeroppervlak van ruim 12000 m2 worden jaarlijks 4,7 miljoen bezoekers ontvangen. Daarmee verslaat het zelfs het Guggenheim in New York en het Hermitage in Sint Petersburg. De permanente collectie is net als een groot deel van de tentoonstellingen voor iedereen gratis toegankelijk. De permanente collectie bestaat uit Futurisme, Surrealisme en Minimal Art. (3) Het gebouw valt vooral op door zijn enorme afmetingen. De centrale tentoonstellingshal (voormalig turbinehal) is 160 meter lang, 23 meter breed en 40 meter hoog. Ook is de originele schoorsteen van 99 meter hoog intact gelaten. Direct aan de zijkanten van de grote bevinden zich de tentoonstellingsruimten. Het gebeuren rondom Tate Modern is een manier om cultureel erfgoed te integreren in de moderne samenleving. In dit geval kwam het oorspronkelijke gebouw uit het industriĂŤle tijdperk en vervult het heden een dienstverlenende functie wat ook hoort in een dienstverlenend economie.
Figuur 2: De centrale vernieuwd (4) Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
7
De aard van zijn bestaan Op welke voorwaarden bestaat het gebouw als gebouw? Een gebouw is een gebouw als het een combinatie bezit van materiĂŤle en abstracte kenmerken welke samen een gebouw vormen. Een van deze kenmerken is dat het ons en onze bezittingen beschermd tegen de natuurlijke elementen, wanneer een veilige omgeving wordt gevormd waarin de mens zich thuis voelt. Voor Tate Modern kunnen we stellen dat het daadwerkelijk bescherming biedt tegen de natuurlijke elementen, het heeft de karakteristieke van gevels en dak waardoor het binnen het kader van beschutting valt. In het geval van Tate Modern ontbreken echter op verscheidene momenten archetypische elementen die ons naar een gebouw refereren. Zoals het ontbreken van ramen en het zicht ontnemen van constructie onderdelen in de galerijen. Dit maakt niet een minderwaardig gebouw, het versterkt juist de functie. De aandacht wordt meer gefocust op de kunstwerken. Wanneer men terug in de transport ruimte komt, grenzend aan de turbine hal, worden we terug in de realiteit geworpen en komt het besef en de beleving van deze ruimte en historie van het gebouw terug naar boven. Er lijkt hier dus duidelijk een tweedeling te zijn binnen het gebouw, enerzijds is er de Turbine hal die duidelijkheid, besef, oriĂŤntatie en plaatsing geeft, anderzijds de tentoonstellingsruimten waar alle aandacht en prikkels van het gebouw worden weggenomen en worden verplaatst naar de kunst. Zie figuur 3 en 4 voor het beeld. Van buiten blijft het vooralsnog een imposant gebouw, aangezien hier de schaal beter te begrijpen valt aan de hand van omliggende bebouwing. Een ander aspect dat minder tot uiting komt is de grens tussen binnenen buitenruimte. Door de vrije toegang kan iedereen het gebouw betreden zonder controle of toezicht. Op deze manier ontstaat er een open karakter terwijl de gevels toch grotendeels gesloten zijn. De drempel voor het betreden van het museum wordt verlaagd dit kan mogelijk tot meer bezoekers leiden.
Figuur 3: Plattegrond van de oorspronkelijke centrale (5)
8
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
Figuur 4: Doorsnede van de oorspronkelijke centrale (6)
Logica achter het ontwerp Tate Modern wilde zich onderscheiden van andere musea door te kiezen voor architecturale wegcijferen. Het uitgangspunt van de museumdirectie was door juist niet te kiezen voor opvallende nieuwe architectuur. Het opvallen van het gebouw moest juist worden bereikt door aan de essentie van het oorspronkelijke ontwerp vast te houden. De museumdirectie ging hierbij uit van hun eigen ontwikkelde logica, welke een tegenstelling lijkt te creëren met de traditionele opvatting. (7) Het was tot op dat moment zo dat een opvallend nieuw gebouw veel aandacht genereert. De logica dat “een opvallend nieuw gebouw tot veel aandacht leidt” wordt door de museumdirectie doorbroken. De logica van de museumdirectie luidt dat juist het behoud van de oude en dus het gebruik een andere aanpak/strategie dan gebruikelijk juist leidt tot veel aandacht. De museumdirectie wilde dus een gebouw realiseren dat juist zou opvallen vanwege zijn historie binnen een omgeving van moderne gebouwen. Hiermee lijkt het dus dat de directie een pure vorm van logica heeft getroffen. Echter logica wordt altijd beïnvloed door een eigen visie. Logica is namelijk een onderdeel van de virtuele realiteit van een persoon. Virtuele realiteit komt voort uit eigen relaties en ervaringen die een persoon heeft doorstaan.(8) We kunnen dan ook niet spreken over objectiviteit. De museumdirectie heeft een eigen theorie ontwikkeld. Zij zijn gevangen in een eigen visie, vanwege positieve ervaringen met hun eerder gebouwde musea, die in dezelfde architectonische stijl gebouwd werden. Dit heeft ervoor gezorgd dat de theorie van de directie in stand is gebleven door het succes in het verleden. In het kort wilde de museumdirectie een gebouw dat juist een positief tekort zou hebben aan een moderne uitstraling.
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
9
De inbreuk van het modernisme is dan ook minimaal en de toon bij de verbouwing is voornamelijk op functionaliteit gelegd. Echter de opvatting dat het museum in de stijl van architecturale wegcijferen is ontworpen valt te betwisten. Architecturale wegcijferen is iets dat op een esthetisch vlak bepaald wordt. Esthetiek is een mechanisme voor het innemen van een positie ten opzichte van een situatie, waarbij het wordt beoordeeld uit de eigen voorkeuren van de beoordelaar.(9) Als het gebouw wordt beoordeeld zonder de context in de beoordeling mee te nemen, dan zou er sprake kunnen zijn van architecturale wegcijferen. Als echter de context van het gebouw wordt meegenomen, waarbij de schaal van het gebouw in combinatie met de locatie opvalt, wordt het echter een ander verhaal. Aangezien het gebouw veel groter is dan de omgeving zijn de verhoudingen tussen het gebouw en de omgeving uit zijn verband gehaald. In de situatie dat een mens voor het gebouw staat, wordt deze ervaring nog veel sterker. De keuze voor dit gebouw op deze locatie betekent niet helemaal architecturale wegcijferen. We kunnen dan concluderen dat de verbouwing zich kenmerkt als een vorm van architecturaal wegcijferen door een minimale inbreuk op de oude of oorspronkelijke. Het oorspronkelijke is alles behalve architecturaal wegcijferen, het oorspronkelijk gebouw is nadrukkelijk aanwezig in de context. De museumdirectie wilde het gebouw dus oplaten vallen door het bij het oude te laten in een moderne context. De logica waarop het exterieur is gebaseerd is doorgetrokken naar de binnenkant van het gebouw. Daar heeft men er voor gekozen de turbinehal te behouden, wat leidt tot een immens grote ruimte. Dat is ook afwijkend van het gebruikelijke, het oude is in tact gelaten. De theorie van de directie, om op te vallen door alles bij het oude te laten, is hier dus ook toegepast. De andere ruimtes, waarin zich onder andere de kantoren zich bevinden, zijn van de gebruikelijke afmetingen.
10
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
11
Relatie met de mens Wie zijn de gebruikers? Bijna 5 miljoen bezoekers, werknemers en kunstenaars per jaar. Allemaal gebruikers. (10) Het gebouw kent een sociaal aspect, een enorme hal dat functioneert als een interne extensie van het externe landschap. Hierin is een smaak van het socialisme te vinden, hoe onbedoeld dat ook mag zijn. Vaak is er bij gebouwen een drempel aanwezig die het externe landschap (waar de massa in voortbeweegt) en het interne volume (het gebouw zelf, wat specifiek aangepast is aan de wensen van een zekere groep) scheidt. Bij Tate Modern is deze drempel weg gelaten, de massa komt ook hier binnen als een verlenging van het externe landschap. Er heerst gelijkheid onder de mensen, ‘kunst is voor iedereen’. Op individueel niveau is de schoonmaker en ik als bezoeker net zo relevant als de architect zijnde. Er kan geconcludeerd worden dat Tate Modern dit op een aantal manieren bereikt. Allereerst is de entree kosteloos, arm en rijk kunnen het museum bezoeken. Daarnaast is de ingang een extensie van het landschap, er is geen drempel. De gebruikers zijn dus het volk, de menselijke massa. Net zoals er extern geen onderscheid is tussen status en de hiërarchie in een samenleving is dat er intern ook niet. Daarnaast is de interne hal een neutraal volume, de hal is niet aangepast aan de wensen van een individu maar er is gedacht aan de wensen van de massa. De enorme open ruimte straal neutraliteit uit naar iedere individu, het gebouw maakt duidelijk dat hier de samenkomst van het volk plaats vindt, figuur 5 benadrukt dit. Er kan daadwerkelijk (11) worden gesproken van ‘Eenheid in Figuur 5: Centrale hal Diversiteit’. Een socialistisch ideaal. Naast de bezoekers -zij die geen kunstwerken produceren- maken de kunstenaars ook een deel uit van de groep van de gebruikers. Dit is onder andere door de industriële aura die in het gebouw hangt. Het industriële tijdperk kenmerkt zich als een tijd waar de efficiëntie van productie centraal stond, de komst van de lopende band en het toewijzen van taken aan individuen die zich die taken vervolgens eigen maakten. Deze aura lijkt de kunstenaar te stimuleren tot productie, het gebouw en het verleden als een bron van inspiratie. De overheid wordt gekenmerkt als gebruiker omdat zij een indirecte relatie aangaan met het gebouw, zij gebruikt het gebouw voor economische en politieke redenen. De miljoenen toeristen die jaarlijks naar Londen komen o.a. voor Tate Modern levert economische profijt op, het in stand houden van de geschiedenis en het integreren van die geschiedenis in het huidige politieke klimaat levert cultureel profijt op.
12
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
Behalve zij die bewust een relatie aangaan, zijn er ook toeristen die Londen bezoeken en inwoners van de stad zelf die onbewust direct een relatie aangaan zodra ze naar het gebouw kijken, hoe klein dat moment ook mag zijn. Een andere belangrijke gebruiker die we zeker niet mogen vergeten zijn de architecten van dit project. Herzog & de Meuron hebben dankzij dit project een flinke wind in de rug gekregen, door het herontwerpen van dit inmiddels boegbeeld voor hun ontwerpbureau. Zo zien we maar dat Tate Modern misschien enig socialisme uitdraagt, gratis kunst voor het volk! Maar eigenlijk net zo goed een icoon is voor het kapitalisme en een geldmachine voor Londen en het architectenbureau, al is dat voor hun wel in mindere mate natuurlijk. Dubbelzinnig en paradoxaal misschien, maar wel een toonbeeld van maximaal gebruik.
Hoe wordt het door deze gebruikers gebruikt? Zoals we weten is de functie van het voormalige Bankside Power Station radicaal veranderd. Voorheen was de stad als gebruiker wordt gezien door de afname van stroom, de voorziening die werd geleverd vanuit daar. Uiteraard had je toen ook nog de werknemers van de Power Station die moesten zorgen dat alles bleef functioneren en aan de verwachtingen zou blijven voldoen. Het was voor hen een werk omgeving en het gebouw had een gesloten karakter, het was niet toegankelijk voor bezoekers of ge誰nteresseerden. Nu heeft het gebouw een nieuwe naam, Tate Modern en ook een nieuwe functie met andere doelgroepen van bezoekers. De bekendheid van Tate is wereldwijd en daardoor trekt het jaarlijks veel toeristen en bezoekers, deze gebruiken het gebouw als ontplooiingsruimte, om kennis op te doen. Ook zijn er bezoekers die slechts voor korte tijd gebruik maken van het gebouw als informatie punt, doorgang of schuilplaats. Hier wordt ook de gelegenheid voor gegeven door de beperking van toezicht. Binnen het gebouw hebben we ook de werknemer die zorgt dat de functie die wordt geboden tot zijn recht komt en werkt binnen de gevraagde parameters. Als laatste hebben we nog de kunstenaar die zorgt voor de invulling van alle ruimten die zich lenen voor de tentoonstelling. Deze vormen een groep gebruikers die omwille van de locatie en functie het gebouw gebruiken als voorwerp. Vaak zijn ze zelf niet aanwezig, maar is de representatie van hen aanwezig in de vorm van hun kunst. Zo nu en dan wordt de grote turbine hal gebruikt voor experimentele kunst vormen, vaak op een grotere schaal. Deze manier van gebruik levert voor de stad Londen indirect ook inkomsten door het toerisme, hierdoor kunnen we iedereen die van toerisme gebruik maakt indirect ook gebruiker van Tate Modern beschouwen.
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
13
Tate Modern en zijn omgeving Hoe verhoudt het gebouw zich tot de mens en zijn omgeving? Op zichzelf lijkt het Bankside Power Station een groot en disproportioneel gebouw toch wanneer we het vergelijken met zijn omgeving wordt de schaal beter duidelijk en past het zich prima aan tot de andere hogere gebouwen. Het vraagt niet direct alle aandacht maar is toch aanwezig met zijn nadrukkelijke vorm. De ontwikkeling van de moderne gebouwen in zijn nabijheid draagt hier aan bij, door zijn oude en robuuste uitstraling is het af gaan steken tegen zijn nieuwe moderne buren. Het gebouw dat nu Tate Modern Gallery huisvest was eens een symbool voor de Britse Industrie, zijn grote toren levert een symmetrische tegenhanger tot St Paul’ s Cathedral die direct aan de overzijde van de River Thames is gesitueerd. De hoogte van de centrale schoorsteen was gelimiteerd tot 99 meter zodat deze niet boven de koepel van de St Paul’ s Cathedral zou uitsteken. Dat het huidige Tate Modern omringt wordt met grootschalige nieuwbouw betekend niet dat zijn uitstraling als grotesk gebouw verdwijnt, door zijn directe locatie aan de Thames zal dit waarschijnlijk nooit verdwijnen. Als we de schaal veranderen van gebouw niveau tot aan mens niveau kunnen we toch wel stellen dat is gebouw gigantisch is. Dit gevoel van overweldiging valt vooral op wanneer je het gebouw betreedt aan de zijde van de turbinehal. De mens is klein in verhouding tot het gebouw, mede door zijn industriële uitstraling voelt het al snel kil aan.
De relatie tussen gebouw, materiaal en omgeving Tien jaar na de renovatie komt er een nieuwe aanbouw die Tate Modern uitbreidt, Herzog & De Meuron mogen deze aanbouw ontwerpen en dat is speciaal. Zij hebben de eerste herbestemming/herstructurering/renovatie van het voormalige Bankside Power Station ook gedaan. Dat is succesvol geweest en dat heeft vertrouwen gegeven om deze nieuwe opdracht ook aan dezelfde architecten te geven. De nieuwbouw en de oudbouw moeten samen één zijn. Omdat het om een grote ruimte gaat moet deze ook veel kunnen bieden, verschillende soorten ruimten, galerijen verschillend in grote, maar ook in licht en atmosfeer en diversiteit binnen de publieke ruimten. Het gebruik van de olie tanks die bij het voormalige Bankside Power Station hoorden geven een kans om meer geschiedenis terug te halen en inzicht te geven in vroeger gebruik. De vorm van de nieuwe vleugel is een combinatie van een rationele vorm en een irrationele vorm, dit heeft te maken met de geometrie die gegeven wordt door het perceel, als mede de functie van het gebouw. Door de vorm worden mensen naar het gebouw geleid, het opent zich op verschillende plaatsen maar zorgt ook voor verbuiging en afkering op andere plaatsen. Toch is het duidelijk wat de vorm wil bereiken en dat ligt waarschijnlijk ten grondslag aan de rationele basis. Binnen in het gebouw moet het een aparte ervaring geven, elke overgang van verdieping moet anders zijn en anders ervaren worden. Hierbij spelen de trappen een belangrijke rol, elke trap partij is speciaal ontworpen en heeft meerdere functies zo kunnen ze dienen als kleine podia, ontmoetingsplaatsen of rustplaats. Het gebruik van steen wordt steeds minder populair, het wordt nauwelijks meer gebruikt vooral niet in de nieuwe gebouwen rondom Tate Modern. Om iets te maken wat één moet zijn met een cultuurhistorisch gebouw zoals Tate Modern kun je ook niet zomaar een glazen vleugel of een andere lichtgewichten architectuur zoals aluminium aanbouwen.
14
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
Doordat de materialen van de gebouwen in de omgeving zeer verschillend zijn van het huidige Tate Modern is het gebruik van een steenachtig materiaal een prachtige mogelijkheid om te laten zien dat dit een ander gebouw gaat zijn en samensmelt met het huidige Tate Modern gebouw. Zo kunnen mensen herkennen en lezen dat de uitbreiding een toevoeging is van Tate Modern. Deze manier van denken over de nieuwe aanbouw geeft aan dat we veel waarde hechten aan de sentimentele waarde en de versterking van karakter van een bestaand gebouw. Door het gebruik van baksteen op een eigentijdse manier wordt er een brug gevormd tussen de verschillende onderdelen van de geschiedenis over Bankside Power Station. Met toch een behoud en scheiding tussen oud en nieuw die duidelijk blijft. Tate Modern zal meer karakter krijgen en ook een dominantere stempel zetten binnen de geschiedenis en toekomst van Londen.
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
15
Conclusie Het verhaal en geschiedenis rondom Tate Modern wordt vooral getypeerd door het menselijk doen. Een kernvraag binnen dit gebeuren is: Hoe gaan wij in het postmodernistische tijdperk om met ons cultureel erfgoed? In een hoog tempo vinden er ontwikkelingen plaats op verschillende vlakken van het menselijke kunnen, ons perceptie van vooruitgang in het westen is nog nooit zo sterk geweest. Is er binnen dit gebeuren wel plaats voor het verleden? Het bijzondere is de samenstelling van neoclassicisme en neogotiek. Onder andere is dat te zien aan de strakke en koele gevelopeningen en de hoge en zware constructie die zo kenmerkend is voor gotische kathedralen die vooral hun kracht halen uit massa. Tijdens de verbouwing zijn deze twee stijlen volledig geïntegreerd. Zo wilde Nicolas Grimshaw dat het gebouw exact hetzelfde bleef, David Chipperfield wilde echter een moderne uitstraling door de iconische schoorsteen te ontmantelen. Herzog & de Meuron kozen voor een balans tussen oud en nieuw Op politiek en economisch gebied is het gebouw te zien als een voorbeeld van transitie van een oud systeem naar een nieuw systeem, van een industriële naar een dienstverlenende economie. Het oorspronkelijke gebouw kenmerkte zich als industrieel, Engeland was immers gestart met de industriële revolutie. Het nieuwe gebouw kenmerkt zich als dienstverlenend, in een dienstverlenende economie. Daarnaast is er een zwakke invloed van het socialisme in te vinden; een groot gebouw, in de moderne wereld, met voornamelijk kunst is kosteloos te bezoeken. Het gebouw kent jaarlijks 5 miljoen bezoekers, werknemers en kunstenaars. Intern is de enorme turbineruimte de centrale ruimte, haast een verlenging van het externe landschap. Men bevindt zich hier in een publiekelijk domein en niet in een privé domein. Kenmerkend hieraan is de enorme ruimte waarin de menselijke massa als een rivier zich voortbeweegt, van individualiteit is hier geen sprake. Het individuele gebeuren kan plaatsvinden in deze ruimte maar manifesteert zich pas in de afzonderlijke kleinere ruimten waarin bepaalde kunstwerken staan opgesteld die aan de wensen van de gebruiker voldoen.
16
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
17
18
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
Bronnenlijst 1. http://www.glias.org.uk | The rise, fall and transformation of Bankside power station, 18902010 URL bezocht op 01-06-2012.
http://www.glias.org.uk/gliasepapers/bankside.html
2. http://www.artandarchitecture.org.uk | Bankside power station, now Tate Modern gallery: URL bezocht op 21-06-2012.
http://www.artandarchitecture.org.uk/assets/aa_image/700/1/c/0/c/1c0c783820bf82f425c7c727af 77d7a11e8b8a15.jpg 3. Paz, J | http://www.scribd.com | Tate Modern – Reinventing a power plant URL bezocht op 11-06-2012.
http://www.scribd.com/doc/9381073/Tate-Modern-Reinventing-a-power-plant-Essay 4. Woordward, J | http://jameswoodward.wordpress.com |The Tate Modern URL bezocht op 21-06-2012.
http://jameswoodward.files.wordpress.com/2012/01/tate_modern_0805.jpg 5.
Nicolin, P|Lotus 106; Rivista trimestrale di architettura, Elemond S.p.A, 2000, Milaan, Blz. 23
6.
Ibid. Blz. 16
7.
Davidts, W | Bouwen voor de kunst? Museumarchitectuur van Centre Pompidou tot Tate
8.
J. Voorthuis, Part IV: The question of metaphysics: logic and the grammar of experience, In: A good use, 2012, Blz. 119-124
9.
Ibid. Blz. 133-140
Modern, A&S Books, 2006, Gent, Blz. 337-344
10. http://www.glias.org.uk | The rise, fall and transformation of Bankside power station, 18902010 URL bezocht op 01-06-2012.
http://www.glias.org.uk/gliasepapers/bankside.html
11. Woordward, J | http://jameswoodward.wordpress.com |The Tate Modern: URL bezocht op 21-06-2012.
http://jameswoodward.files.wordpress.com/2012/01/tate-modern.jpg
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300
19
20
Filosofie voor de Bouwkunde - 7X300