3 minute read
“Onze branche staat er prima op”
Hoge grondstofprijzen, behoefte aan gekwalificeerd personeel en duurzaamheidsambities die waargemaakt moeten worden. Belangrijke maatschappelijke thema’s hebben ook hun effect op de funderingsbranche. Toch is het algemene beeld positief, zegt NVAF-directeur Jaap Estié.
“De grootste zorg op dit moment is hoe we de hoge grondstofprijzen kunnen doorberekenen, zonder onszelf uit de markt te prijzen”, vertelt Jaap Estié, directeur van de Nederlandse Vereniging Aannemers Funderingswerken (NVAF).
“Op termijn kan dit leiden tot een crisis. Bedrijven anticiperen nu door voorraden aan te leggen, maar dat is lang niet altijd mogelijk of wenselijk. Ook meer hergebruik, bijvoorbeeld van damwanden, is een manier om ermee om te gaan. Veel meer kunnen we niet doen. Het is dus te hopen dat de prijzen gaan stabiliseren.” gehad om te herstellen. In die periode is weinig personeel aangenomen en opgeleid, omdat er geen werkaanbod was.”
Opwaarderen
Over werkaanbod heeft de sector absoluut niet te klagen. “Dat is in het algemeen erg goed”, zegt Estié. “Voor de funderingsherstelmarkt, waar een hoop moet gebeuren, is er zelfs onvoldoende capaciteit. Vraag is dus hoe we de continuïteit erin houden. Met alle taken die er liggen, komt er namelijk nog veel meer werk bij. Denk alleen maar aan het aantal woningen dat gebouwd moet worden, maar ook aan de duurzaamheidsplannen. Windmolens, zonneparken, dijkversterkingen: overal is een goede fundering essentieel.” Het vinden van voldoende gekwalificeerde mensen om al dat werk uit te voeren, is daarom een belangrijk aandachtspunt.
“De nieuwe vakopleidingen (zie elders in dit magazine, red.) zijn natuurlijk een goede stap. Kennisontwikkeling is een belangrijk thema, naast het vergroten van de aanwas. Eigenlijk zijn we nog steeds bezig met een inhaalslag. Na de crisis van 2008 heeft de sector tot 2016 nodig
“Wat bovendien een slechte ontwikkeling is geweest, is de teloorgang van de LTS”, vervolgt Estié. “De jeugd wordt nu heel algemeen opgeleid. Voor de technische beroepen is dat een nadeel. Om scholieren te interesseren faciliteren we bedrijven zoveel mogelijk, bijvoorbeeld met spreekbeurtpakketten. Belangrijk is steeds onder de aandacht te blijven brengen dat we als funderingsbedrijven veel te bieden hebben. Het is mooi werk, de salarissen zijn goed en je komt overal en hebt veel vrijheid. Daarnaast zou de overheid ons geweldig helpen met het opwaarderen van het technische onderwijs.”
Over die overheid is Estié over het algemeen prima te spreken. “De contacten zijn goed. Als het gaat om de haalbaarheid van bepaalde duurzaamheidsambities voelen we ons zeker gehoord. Ook de intenties vanuit de overheid zijn goed, maar ik merk wel dat de aansluiting met de praktijk er niet altijd is. Daarom moeten we in gesprek blijven.” Als het over duurzaamheid gaat, is stikstof nooit ver weg. De funderingsbranche wil een steentje bijdragen aan de reductie van de uitstoot, maar de invloed is beperkt.
“In onze sector komt 80 tot 90 procent van de CO2-uitstoot voort uit het materiaal dat de grond ingaat”, legt Estié uit. “Dat is een ontwerpkeuze en daarop hebben wij als funderingsbedrijven hooguit indirect invloed. Van de overige procenten is een deel transport. Het enige dat overblijft is het gebruik van machines en motoren. Daar kunnen we verbeteren, maar dan lopen we wel tegen een probleem aan. Bij ons werk gaat het vaak om specials die in kleine series en aantallen gemaakt worden. Bij dat soort aantallen kunnen innovaties ervoor zorgen dat de kostprijs verdubbelt en dat verdien je niet zomaar terug. We zijn er binnen de branche in elk geval samen mee bezig.”
Verbinding
Estié merkt op dat binnen de funderingsbranche sowieso veel wordt samengewerkt. “Bedrijven beconcurreren elkaar natuurlijk om opdrachten, maar trekken daarnaast ook veel met elkaar op. Iedereen heeft een eigen specialisme en kan de ander aanvullen en helpen. Die saamhorigheid is een beetje de ouderwetse mentaliteit van werken. Tegelijkertijd is het misschien juist wel heel modern, want dit is iets dat de samenleving nu nodig heeft. Zo richten we ons bij technische ontwikkelingen op kennis- en kostendeling. Bedrijven zoals bijvoorbeeld Vroom zijn bereid om daarin het voortouw te nemen. Die positieve betrokkenheid helpt ons allemaal verder.”
Ook bij veiligheidsissues werken bedrijven samen. “Zo zijn we met een werkgroep bezig om de richtlijnen voor hijsen te verbeteren en arm- en voetsignalen te standaardiseren. Bij ongevallen doen we onderzoek en proberen daarvan te leren, om zulke situaties in de toekomst te voorkomen.” De NVAF, die dit jaar het 75-jarig jubileum viert, is daarbij een verbindende factor. “We hebben veel aandacht voor het sociale aspect. Zo organiseren we netwerkbijeenkomsten voor Jong NVAF. Jongere medewerkers in onze branche kunnen daar veel contacten opdoen. Deze nuttige uitwisselingen zijn erg motiverend. Voor bedrijven is het belangrijk om te zorgen dat de jongeren het naar hun zin hebben en op die manier behouden blijven voor onze sector.”
Mede hierdoor is Estié positief gestemd over de nabije toekomst van de funderingsbranche. “Natuurlijk zijn er onzekerheden en uitdagingen, maar feit is dat er veel werk te doen is en blijft.”