2019
nederlands moedertaal
VOORWOORD
Vanuit de geschiedenis van het land waar ik vandaan kom schrijven kinderen brieven naar iets van een hogere kracht, iets wat niet te vatten is. Zo ontstonden bruggen in de vorm van verhalen, bruggen van woorden tussen hemel en aarde. Het woord is een licht dat het heden en verleden belicht. De Wondere Pluim zet kinderen vóór hun fantasie, laat hun fantasie écht gebruiken en zo komt wat écht in hun hoofden leeft naar boven. Ze laten pannenkoeken praten en bomen lopen, de lucht die huilt en koningen die geheimen bewaren. In dit kleinood vind je verschillende verhalen die ons een inzicht geven in de fantasie van de kinderen van de toekomst. Ik ben uitgenodigd door HETGEVOLG om lid te zijn van de jury van De Wondere Pluim, het is een unieke ervaring in een huis dat iedereen wil laten deelnemen aan de grote culturele beweging. We kijken naar de beleving van kinderen die geschiedenis schrijven met hun fantasie. Ik wens u allen het leesplezier dat ik ook had toen ik deze verhalen las, Abdualla Maksour.
5
INHOUD
Voorwoord
5
De vakjury
12
Juryverslag 15
Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar, Nederlands thuistaal Ik ben een reus De dikke vos Mijn code De wenende walvis En toen wist ik het De jas van oma Walvis
Mordjanio Porier Victor Kennis DantĂŠ Vandenbergh Marte Vannuffelen Jirte Wouters Seppe Van Laer Siebe De Bruyn
23 23 24 25 26 26 27
Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar, andere thuistaal De verdwaalde boekentas De wenende walvis Spook komt Het oude huis De eenhoorn heeft geen vriend De bal
Rayan El Mrabt Baramsha Hasani Dina El Farah Turzo Chakkarabarti Sara Alptekin Borhane Dakhlaoui
29 29 30 31 32 33
Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar, Nederlands thuistaal De koe geeft geen melk meer De spin die niet kan springen Het wonderoortje Er was eens koning
Audrey Vandenbergh Lander Peeters Kasper Gijsermans Tristan Wilmssen
35 36 37 38
7
De wenende walvis Diep, diep, diep in de aarde
Yombe Thiam Stinne Vaes
39 39
Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar, andere thuistaal De maan en de ster Precious AsarĂŠ De wenende walvis Djevira Pinas De kabouter Talik Brouwers De Joenikor en de regenboog Sharifa Kpgouni De beer heeft niemand om te spelen Patrick Ouaye Nana De spin die niet kan spinnen Jozilia Mputu
42 43 44 45 46 47
Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar, Nederlands thuistaal De jongen en de beer Stress Een lieve koe Bella 100 gelukjes voor Beer De tweehoorn
Ebe Jacobs Sien Matheussen Maja Fransen Matteo Mariani Eline Caers
49 50 51 52 53
Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar, andere thuistaal De donder weer De boze olifant op de wc Het meisje dat dood is Op vakantie Rijmen met landen De bloem
Yassine Assarouan Elijah Jones Hala Almasri Douae El Majjoudi Vassflo Owusu Sophia Tchemborzov
55 56 56 57 59 60
Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar, Nederlands thuistaal Het einde van de wereld De magische boom De spion en de aap De namenwereld Lucie en fantje
Raf Van Horen Nansi Janssen Tasnim Kulmiye Matteo Cataneo Lucie Oriot
63 65 66 68 69
Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar, andere thuistaal Ik word gepest De pratende hamburger Het ontvoerde kind De hond die niet meer kan blaffen maar praten De jas van oma De spionbaby
GaĂŤtane Fillastre Samuel Tuns Shaibou Arouna
73 74 75
Yjvesa Pergjegjaj 78 Maja Zembik 79 Shakour Abdou Samed 81
Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar, Nederlands thuistaal De wondere pluim De speciale cabrio Waar is papa? Onderschatten? Slecht idee De spin die niet kan spinnen De vliegende piano
Hanne Postelmans Rihanna Janssens Nora Looyens Annika Glaser Ella-Noor Piedfort Nadia Kalusevunako
85 88 89 90 91 93
9
Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar, andere thuistaal De maan op het gras De spin die niet kan spinnen De geenhoorn Dottie
Elisa Ticarat 95 Sara Errazaki 97 Hamzza Bang’na 98 Melony Owusu Ansah 99
Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar, Nederlands thuistaal De belevenissen van de cirkel Het ei En toen was het donker Als ik een eendagsvlieg was Ronalds wondere planeet
Tobe Goetelen 101 Rasmus Kums 102 Jasper Van Bijsterveld 105 Lore Slegers 108 Emma Van Beirendonck 110
Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar, andere thuistaal Een wereld zonder kleur De versleten boom De infecties De rijke kat Enis in pettenland
Salome Pop Flavia Ticarat Joana Charlie Gregory Hajar Ech-Chorfy Enis Mustafa
113 116 118 120 121
Nawoord 123
11
DE VAKJURY Iris Wynants schreef op haar zevende een zelf geïllustreerd verhaal over oorlog voerende groentes. Wondere pluimen bestonden toen helaas nog niet. Intussen geeft ze les en blijft ze schrijven. Verhalen en vooral poëzie. Ze debuteerde met de dichtbundel ‘Achter iedere voordeur’ in maart 2017. In 2017 en 2018 was ze stadsdichter van Turnhout. Als lid van Collectief Dichterbij presenteert ze De Sprekende Ezels in Turnhout. Gedichten van haar verschenen eerder al in Gierik, Awater en online bij Het Gezeefde Gedicht.
Jan De Kinder (°1964, Dendermonde) schrijft en tekent en soms staat hij op een podium. Hij groeide op tussen Lebbeke en Wieze en woont nu in Tienen met vier vrouwen en een kater. Jan studeerde toegepaste grafiek aan het Sint Lucas te Brussel. In Leuven volgde hij een opleiding tekenkunst en grafiek aan het SLAC. In 2002 debuteerde Jan met het prentenboek Mathilde. Sindsdien verscheen zijn werk in zeventien talen. In zijn tekeningen en verhalen gaat Jan op zoek naar directe vertelkracht, humor, sfeerschepping en het weergeven van emoties. Zijn lievelingskleur is rood, in alle mogelijke schakeringen. Die voorliefde verwerkte hij in 2013 in Rood, of waarom pesten niet grappig is. De Theaterwerkplaats HETGEVOLG maakte er een theaterbewerking van. Deze voorstelling toert in 2020 langs culturele centra.
Abdualla Maksour is journalist en romanschrijver. Hij is ‘International Trainer safety journalism’ bij IFJ. Sinds 2015 leeft hij in Kasterlee. Hij publiceerde vijf romans. Zijn eerste roman ‘Zielsversnippering’ verscheen in 2011 in Jordanië. Daar verschenen eveneens ‘De weg naar Guantanamo’ (2011), ‘Dagen in Baba Amr’ (2012), ‘Terugkeer naar Aleppo’ (2013), ‘Via Dolorosa’ (2015) en ‘Sons of sea’ (2016).
Martine De Kok (1981) is een creatieve duizendpoot: ze musiceert, zingt, tekent, illustreert en nog zo’n 1.000 dingen. Ze studeerde kleinkunst op Studio Herman Teirlinck, en vervolgens piano op de Jazzstudio in Antwerpen. Als muzikante speelde ze met verschillende bands en artiesten samen, waaronder Herman van Veen. Met een zelfde passie schrijft ze songs, muziek en teksten voor theater (FroeFroe, HETGEVOLG, hetpaleis…), én als freelancer (Uitgeverij van In, De Wondere Pluim…). www.martinedekok.be
Wouter Van Peer is schrijver, comedian en dichter. In 2018 verscheen zijn autobiografische roman Levens(p)licht. Dit jaar volgde hij Iris Wynants op als stadsdichter van Turnhout. Wouter maakt deel uit van het Turnhoutse dichterscollectief Collectief Dichterbij en treedt regelmatig op met de Sprekende Ezels.
13
JURYVERSLAG
door Iris Wynants
Creativiteit beoordelen is nooit makkelijk. Je kan de kwaliteit van verhalen meten aan de hand van hun inhoud, opbouw, woordkeuze, ritme, fantasie… Echt goede verhalen herken je meteen. Ze nemen de lezer mee op sleeptouw en openen een hele nieuwe, maar toch herkenbare wereld. Ze raken een gevoelige snaar of doen je luidop lachen. Ze zetten je verbeelding wagenwijd open. De jury van “De Wondere Pluim” kreeg achtenveertig van die verhalen te lezen. Achtenveertig jonge schrijvers met een heel eigen stem. Persoonlijke verhalen die meeslepend verteld werden, spannende verhalen die je op het puntje van je stoel kregen. Grappige verhalen, droevige verhalen. Veel jonge schrijvers bleken meesters in het gedetailleerd weergeven van een scène zodat die zich haast als een film voor je ogen voltrok. Anderen waren sterk in het beheersen van het vertelritme of in het gebruiken van fantasierijke, maar toch logische vondsten. Opvallend veel jonge schrijvers slaagden er in goede dialogen op te tekenen. Maar wat de jury nog het meest versteld deed staan was het feit dat een heleboel schrijvers verschillende sterktes wisten te combineren tot een knap verhaal.
15
De wondere pluimen dwarrelden ons in de schoot en stuk voor stuk waren ze bijzonder. We lazen en genoten. Verbaasden ons over het hoge niveau van de geselecteerde verhalen en probeerden in elke categorie het meest bijzondere te vinden. Jullie hebben het ons niet makkelijk gemaakt, beste jonge schrijvers van Turnhout. Integendeel. Wees dus maar lekker fier op jezelf, allemaal. En ga door met het bedenken van verhalen. Je verbeeldingskracht is de meest wondere pluim die bestaat en die hebben jullie allemaal.
CATEGORIE 1 Jawadde, deze categorie is nogal eens een binnenkomer. Allemaal sterke verhalen van deze jonge auteurs. Ze deden ons lachen, lieten ons de code kraken en schreven poëtische verhalen. Het was dan ook niet makkelijk om tot een beslissing te komen. Uiteindelijk koos de jury voor een verhaal waar een hele wereld wordt geschapen in enkele regels. Toch blijft die wereld iets mysterieus hebben. Deze jonge schrijver slaagt er met andere woorden nu al in veel diepgang te creëren. De eerste wondere pluim gaat dik verdiend naar Mordjanio Porier met ‘Ik ben een reus’.
CATEGORIE 2 Als twee verhalen vol drama en een verhaal met een goede opbouw en aangenaam ritme het niet halen dan weet je dat je opnieuw een sterke categorie getroffen hebt. Het vierde verhaal overtuigde door het beeldende taalgebruik en de opgebouwde spanning. De schrijver slaagt er in om de verschillende beelden te doen samenhangen en het verhaal mooi rond te maken. Een jurylid omschreef dit verhaal als een sterk gedicht. We konden dan ook niet anders dan deze wondere pluim toe te kennen aan ‘De verdwaalde boekentas’ van Rayan El Mrabt.
CATEGORIE 3 Moeten we nog zeggen dat we verwend werden met prachtige verhalen? Als je zinnen als ‘Het meisje schrok zo hard dat de appels van de bomen vielen.’ mag lezen, kan genieten van de details en beschrijvingen in verhalen en van emotionele diepgang dan heb je een super leeservaring. De jonge schrijver die er daarbovenop in slaagde om onder andere aan de hand van goed gekozen herhalingen een sterk ritme in het verhaal aan te brengen en zo de sfeer van het verhaal versterkte, wint in deze categorie de wondere pluim. Proficiat aan Audrey Vandenbergh met ‘De koe geeft geen melk meer’.
17
CATEGORIE 4 De beste vondst treffen we allicht aan in deze categorie, maar een jury van een verhalenwedstrijd moet streng zijn en de prijs uitreiken aan het beste verhaal. Daarover werden we het al snel eens. De winnaar in deze categorie schreef een sterk verhaal waar je vrolijk van wordt omdat er zo veel liefde in zit. De eenvoudige, maar heldere logica zorgde voor een goede opbouw en leidde als vanzelf naar een happy end. De wondere pluim gaat naar ‘De maan en de ster’ van Precious Asaré .
CATEGORIE 5 In deze categorie was de jury het al snel unaniem eens. Dat kan ook moeilijk anders als er een jonge schrijver in zit die er in slaagt om een origineel verhaal te schrijven dat goed opgebouwd en grappig is. We waren aangenaam verrast door de vondst van de auteur om het verhaal alsnog goed af te laten lopen voor het hoofdpersonage. Dat vrienden belangrijk zijn werd hier goed duidelijk gemaakt. Een wondere pluim voor Ebe Jacobs met ‘Het jongetje en de beer’.
CATEGORIE 6 In deze categorie moest de jury appelen met citroenen vergelijken. Appelen en citroenen van de beste soort bovendien. Elk van deze verhalen is sterk in zijn eigenheid. Boeiende journalistieke verslagen, heftige emoties, grappig jong ongeduld, je kan het hier allemaal terugvinden. De sterke beelden en de mysterieuze poëtische kwaliteiten deed de jury besluiten de wondere pluim uit te reiken aan ‘De donder weer’ van Yassine Assarouan.
CATEGORIE 7 Categorie zeven bleek de categorie te zijn van schrijvers met een origineel idee. Elk van de vier verhalen verrast door zijn insteek en overtuigt inhoudelijk. Het winnende verhaal speelt zich af in een eigentijdse setting en de fantasie van de schrijver maakt het verhaal de hele tijd boeiend. Ook de vele details prikkelen de lezer. Wist u dat er een camping is aan het einde van de wereld? Wij intussen wel. Hoe je er een plaatsje kan boeken kan je vragen aan Raf Van Horen. Hij wint de wondere pluim in deze categorie met ‘Het einde van de wereld’.
19
CATEGORIE 8 Wat de jury betrof, telt deze categorie vier winnaars, maar daar had de organisatie niet genoeg pluimen voor. De jury discussieerde en discussieerde. Een verhaal gebaseerd op een goed gevonden idee, een taalvaardig geschreven verhaal met sterke dialogen, een kort en bondig verhaal dat toch stond als een huis, een goed opgebouwd verhaal dat de spanning er weet in te houden. Geen gemakkelijke klus om hier te kiezen. Dat ‘Ik word gepest’ een sterk geschreven verhaal is met veel oog voor detail, deed de jury beslissen om de wondere pluim uit te reiken aan Gaëtane Fillastre.
CATEGORIE 9 De jury valt in herhaling, maar dat is in dit geval een goed teken. Categorie negen is opnieuw een sterke categorie met gelijkwaardige verhalen. We hadden wel een heel gevoelig weegschaaltje nodig om hier een winnaar te kunnen selecteren. Daarom willen we hier per uitzondering een eervolle vermelding geven aan de schrijver van ‘De speciale cabrio’ die ons allemaal vrolijk heeft gemaakt en tegelijk de emotionele diepgang in het verhaal wist te behouden. Eindigen na een auteur die er op deze jonge leeftijd al in lukt om een geslaagde monologue intérieur te schrijven dat is geen schande. Tel daarbij het goede tempo en de taalvaardigheid van dit verhaal en de jury besloot uiteindelijk de wondere pluim in deze categorie toe te kennen aan ‘De wondere pluim’ van Hanne Postelmans.
CATEGORIE 10 Een luguber horrorverhaal, een prikkelende titel, een verhaal dat simpel en direct zegt waar het op staat, maar de jury viel voor het verhaal dat de aandacht van de lezer van bij het begin meteen wist te grijpen. Die originele insteek werd gevolgd door interessante avonturen die in vlot geschreven zinnen een wonderbaarlijk verhaal vertellen waarin behulpzaamheid en vergeving gelukkig nog vanzelfsprekend zijn. Proficiat aan Elisa Ticarat met ‘De maan op het gras’.
CATEGORIE 11 Wie dacht dat ons jurywerk naar het einde makkelijker zou worden heeft het mis. Deze categorie is opnieuw ijzersterk. Elk van deze verhalen blinkt uit in originaliteit. Ze zijn goed opgebouwd en inhoudelijk sterk. De wondere pluim gaat naar een verhaal dat filmisch geschreven is en ons in een fluks tempo door de gebeurtenissen laat rollen. Tof idee, goed uitgewerkt. Bravo Tobe Goetelen met ‘De belevenissen van een cirkel’.
21
Verhalen van kinderen uit het 1e leerjaar, Nederlands thuistaal
IK BEN EEN REUS Ik ben een reus. ik kan alles zien. Ook huizen, ook auto’s en ook mensen. Ik kan op een wolk slapen. De reus is Klein God. Mordjanio Porier 8 jaar Vibo de Ring
DE DIKKE VOS Er was eens een dikke vos. De vos wilde dun zijn. Hij dacht: “hoe moet ik dàt doen? Zal ik naar de vuilnisbelt gaan?” Daar at hij alles op. Hij werd dikker en dikker. Hij leefde nog lang en gelukkig. Victor Kennis 6 jaar Sint-Victor
23
MIJN CODE Danté Vandenbergh 7 jaar De Smiskens
DE WENENDE WALVIS De walvis springt door de hoepel. Op een dag lukt het niet. “Wat is er walvis?” “Ik wil wenen.” “Goed oefenen, veel oefenen”, zegt de man, “doen!”, zegt de man. De volgende dag. De walvis zegt: “Ik wil goed oefenen want morgen is het repetitie. Overmorgen is het de finale.” “We gaan oefenen”, zegt de man. Het concert begint over drie minuten. Het concert begint nu. De walvis springt door de hoepel en duwt een bootje. In het bootje zit een mens. De walvis heeft gewonnen. Ze krijgt een medaille en een beker. Marte Vannuffelen 6 jaar De Smiskens
25
EN TOEN WIST IK HET En toen wist ik het. Ik kon niet slapen. Ik lag de hele nacht wakker. Ik probeerde een liedje te zingen. Het lukte me niet. En toen wist ik het. Het was een droom. Jirte Wouters 8 jaar De 3master
DE JAS VAN OMA De jas van oma is warm en zacht. Ze knuffelt de jas van oma de hele dag. Sommigen wisten niet dat de jas van oma bestond. Op een dag kwam de boze wolf de jas van oma stelen. Toen oma de volgende dag wakker werd, was de jas weg. Ze was heel triest. Er kwam een vlieg met ros haar. De vlieg zei: “Rustig maar, ik vind de jas wel terug.� De vlieg kwam aangevlogen met de jas van oma. Oma was heel blij. Ze gaf de vlieg een knuffel. Seppe Van Laer 7 jaar De 3master
WALVIS Siebe De Bruyn 10 jaar De 3master
27
Verhalen van kinderen uit het 1e leerjaar, andere thuistaal
DE VERDWAALDE BOEKENTAS De verdwaalde boekentas valt. Er zit een draak en een mens in. De tand van de draak zit los. Er is ook een clown. Die vermoordt mensen. De clown maakt de mensen dood en de draak eet ze op. De dino eet vlees. De dino eet dino’s. De enge kabouter maakt de mensen bang. De trap komt uit de boekentas. Oh, er is nog een boekentas. Verdwaald. Rayan El Mrabt 8 jaar De 3master
DE WENENDE WALVIS De walvis woont in het huis. Wat is er met hem? Waarom huilt hij? Ik weet het niet. Zijn vrienden zijn weg. Nu is hij alleen. Ga je iets doen? Waar zijn je vrienden? Weg. Ik ben alleen in het huis. Baramsha Hasani 11 jaar De 3master
29
SPOOK KOMT Dina El Farah 6 jaar Sint-Victor
HET OUDE HUIS Er waren eens vijf kinderen. De kinderen gingen naar de politie. Hun mama en papa waren dood. Dat was twee jaar geleden gebeurd. Ze zaten samen in de auto. Papa reed. Papa viel in slaap. Ze botsten tegen een andere auto. De kinderen waren bijna dood. De politie zei: “Ga naar het oude huis met een taxi.” De vijf kinderen gingen naar binnen. Er was veel stof op de muur en op de grond. Ze gingen terug. Eén van hen zag een geest. Turzo Chakkarabarti 10 jaar Vibo de Ring
31
DE EENHOORN HEEFT GEEN VRIENDEN De eenhoorn wandelde in het bos. Hij kwam andere eenhoorns tegen. Ze werden vrienden en speelden leuk verstoppertje in het bos. Er waren ook kleine eenhoorns. De grote eenhoorns moesten op de kleintjes passen. Ze hadden daar geen zin in, dus deden ze iene miene mutte. Twee eenhoorns trokken aan een touw en de anderen sprongen er over. De kleintjes telden tot tien, maar ze telden verkeerd. De grote eenhoorns zeiden dat ze verkeerd hadden geteld. “Dat is niet waar!”, zeiden de kleintjes. Ze kregen ruzie. Ze gingen uit elkaar. De groten bij elkaar en de kleintjes bij elkaar. Ze gingen naar hun ouders. Ze kregen nieuwe vrienden. Die hadden ze ontmoet toen ze naar huis vlogen. Na een tijdje kwamen de grote en kleine eenhoorns elkaar weer tegen. Ze zeiden: “Sorry.” Sara Alptekin 11 jaar De 3master
DE BAL De bal gaat naar de moestuin. O jee! Dat is niet leuk. Ik vind dat niet leuk. Ik ga de bal halen. Ik wil dat het niet is. Stom. Borhane Dakhlaoui 6 jaar Sint-Victor
33
Verhalen van kinderen uit het 2e leerjaar, Nederlands thuistaal
DE KOE GEEFT GEEN MELK MEER Storm op komst! De koe gaat naar de schuur. De storm is op komst. De stroom is uitgevallen. De koe is bang in de storm. De koe ziet de storm niet meer. De storm komt terug. In de storm is de koe bang. De koe loopt weg. Er is bliksem. De wolk is zo boos op de koe! De koe is gemeen geweest tegen de wolk. Nu geeft de koe geen melk meer. De koe geeft geen melk meer omdat de koe bang is voor de storm. De storm die op komst is. De koe is bang. Ze geeft geen melk meer. Audrey Vandenbergh 10 jaar Vibo de Ring
35
DE SPIN DIE NIET KAN SPRINGEN “Ik ben een spinnetje. Ik kan nog niet springen. Ik ben een beetje ziek, daarom kan ik niet springen. Ik moet iets doen. Ik ga naar iets op zoek. Ik denk dat ik een trampoline moet gaan zoeken. Ik doe dat morgen, want het is al laat. Ik ga naar bed, het is nacht.” De volgende ochtend. “Kukeluku”, zegt de haan, “tijd om op de staan.” De spin gaat op pad. Het is acht uur. Hij ziet een trampoline. Hij springt er op en zo de boom in. “Dit is de slechtste dag van mijn leven!” Hij gaat terug naar huis. “Morgen zoek ik verder.” De volgende ochtend. De spin vertrekt naar een raket. Het is zeven uur. Hij ziet een raket. Hij stapt in en stijgt op. Tien minuten later is het gas op. Hij valt op de grond. Hij is duizelig. Hij gaat terug naar huis. De volgende ochtend. De spin gaat op zoek naar een tennisracket. Het is tien uur. Hij ziet een tennisracket. “Hoe ga ik dat doen? Ik weet het niet.” Hij pakt een zware steen. Hij gooit de steen op het tennisracket. Niks gaat omhoog. Het racket is stuk. De spin gaat naar huis. De volgende ochtend. Hij wil zo graag springen! Het lukt hem. Lander Peeters 7 jaar Sint-Victor
HET WONDEROORTJE Een meisje ging naar de dokter en zei: “Oh, wat een pijn!” Gelukkig was er een oorarts in de buurt. Na vijf minuutjes kwam de dokter. De dokter keek en zei dat er konijntjes in zaten, kabouters, sterretjes en een winkel. Het meisje schrok zo hard dat de appels van de bomen vielen! Plots sprongen de konijntjes uit haar oor. “Fjoew, daar zijn we al vanaf!”, zei het meisje. “De andere dingen zitten er nog in”, zei de dokter, “wat moeten we nu doen?” “Ik heb een vreselijk… euh… fantastisch idee: ik lok ze er uit door te zeggen dat we zijn waar ze thuis horen! Eerst gaan we naar de ruimte voor de sterren.” “We zijn er!” Vijf minuten later stonden alle sterren weer op hun plek. Op naar de winkelstraat. “Attentie, we zijn in de winkelstraat!” Vijf minuutjes later stond de winkel op zijn plek. Zo zette ze ook de kabouters op hun plek. Kasper Gijsermans 7 jaar Sint-Victor
37
ER WAS EENS KONING Tristan Wilmssen 7 jaar MichaĂŤlschool
DE WENENDE WALVIS De walvis zwom in de zee. Op een dag moest de walvis wenen. Hij dacht: waar is mijn verdriet? Ik denk dat het verdriet in de zee is. Yombe Thiam 8 jaar MichaĂŤlschool
DIEP DIEP DIEP IN DE AARDE Diep, diep, diep in de aarde. Het is leuk, de aarde. De maan en de zon. Het licht schijnt in de ogen. Niets zien we. Donkere nacht. Muziek. Met bergen. De Grote Aarde. Stinne Vaes 13 jaar De 3master
39
Verhalen van kinderen uit het 2e leerjaar, andere thuistaal
41
DE MAAN EN DE STER De maan is boos. De ster is blij. De maan heeft een vriendin. De vriendin van de maan heet zon. De ster wil ook een vriend zijn van de maan. De maan heeft het gehoord. Ze zei: “Ja.” Nu heeft de ster ook een vriend. Zo is het in het leven. Precious Asaré 9 jaar Vibo de Ring
DE WENENDE WALVIS De walvis is verdrietig. Haar vrienden zijn weg. Ze is eenzaam. Ze voelt zich alleen. Haar moeder vraagt: “Wat is er?” Ze wil niks zeggen. Het blijft stil. Ze roept: “Mama!” “Ja, wat is er?” “ik moet iets zeggen. Ik voel me alleen omdat mijn vrienden weg zijn.” Op een dag komen de vrienden van de walvis terug. “Mama! Shara en Menno zijn terug!” De walvis is blij dat Shara en Menno terug zijn gekomen. Ze spelen met elkaar. Djevira Pinas 13 jaar De 3master
43
DE KABOUTER Talik Brouwers 8 jaar MichaĂŤlschool
DE JOENIKOR EN DE REGENBOOG De Joenikor is zo mooi dat ik hem aai. De regenboog is kleurig en mooi. De regenboog is boos op de Joenikor. De Joenikor is mooier dan de regenboog. De regenboog heeft het goed gemaakt. Ze bakken samen koekjes. Sharifa Kpgouni 9 jaar Vibo de Ring
45
DE BEER HEEFT NIEMAND OM TE SPELEN Beer heeft niemand om mee te spelen. Beer ziet Mol. Beer gaat naar Mol. “Wil je met me spelen?” “Ja goed”, zegt Mol, “wat zullen we spelen?” “Ik heb een idee: we gaan graven! Hier heb je een schep”, zegt Beer. “O Beer, ik heb een schat gevonden”, roept Mol, “we gaan de kist openmaken.” “Daar hebben we een sleutel voor nodig”, zegt Beer. “Waar is de sleutel? Kom, we gaan de sleutel vinden.” “Hoe gaan we de sleutel vinden?” vraagt Mol. “Misschien in die rand”, zegt Beer. “Nee, daar zit niks. Of daar achter de boom?” “Nee, ook niks. Hoe moeten we de sleutel vinden?” “We moeten een doosje vinden met de sleutel erin.” “Daar is een doosje!” roept Mol. “Over de brug! Maar, de brug is kapot.” “Dan moeten we de brug maken”, zegt Mol. “Ik zie hout en touw. Daar kan ik de brug mee maken.” “Oké, vlug! We pakken de sleutel en snel terug naar de schat.” Ze maken de schatkist open. “Wow, zoveel geld! We zijn rijk! De helft is voor jou”, zegt Beer. Patrick Ouaye Nana 7 jaar De Smiskens
DE SPIN DIE NIET KAN SPINNEN Jozilia Mputu 7 jaar De Smiskens
47
Verhalen van kinderen uit het 3e leerjaar, Nederlands thuistaal
DE JONGEN EN DE BEER Er was eens een jongen. Hij hield veel van beren en van wandelen. Op een dag ging hij naar Canada om lekker te wandelen. Plots hoorde hij iets ritselen in de struiken. Hij keek. “Hallo, is daar iemand?” Maar niemand was daar. Hij wandelde verder. Een beetje verderop hoorde hij het weer. Nu werd hij toch wel een beetje bang. Maar hij hoefde niet bang te zijn, want er kwam een klein konijntje uit de struiken. Het konijntje was hem gevolgd, omdat de jongen een wortel op zak had. Hij gaf de wortel aan het konijntje. Ze werden dikke vrienden. Het konijntje bleef de jongen volgen. Een beetje verder kwam er een grollende beer tevoorschijn. De jongen had in een boek gelezen dat, als je de baas wordt van de beer, de beer vanzelf weggaat. De beer brulde zo: “Graaww!” De jongen brulde terug zo: “Graaww!” De beer gromde zo: “Grr!” De jongen deed het terug zo: “Grr!” De beer had al elke keer verloren. Hij dacht: oei! Er moet toch iets zijn dat die jongen niet kan? De beer schudde met zijn oren. De jongen had heel grote oren en schudde harder met zijn oren. De beer dacht: wat moet ik nu doen? Hij draaide zich om en schudde met zijn staart. Dat kon de jongen niet. De jongen pakte het konijntje en hield het voor zijn poep. Hij liet het konijntje met zijn staart schudden. De jongen won. De beer verdween terug in de struiken. Ebe Jacobs 8 jaar Sint-Victor
49
STRESS Stress, stress, stress. Zoveel. Ik kan bijna niks verzinnen, alleen opnieuw beginnen. Het is zo moeilijk, het zit in je hoofd. Misschien ben je zenuwachtig voor een toets. Je kan bijna niks verzinnen. Door en door en door, je kan er bijna niks door winnen. Alleen, alleen, alleen opnieuw beginnen. Ik zal zeker niks winnen, ik ben zo zenuwachtig om te beginnen! De stress brengt me uit balans. Ik zal toch geen goed gedicht maken. Ik denk alleen aan verliezen en sukkelen. Sien Matheussen 8 jaar Vibo de Ring
DE LIEVE KOE BELLA Er was eens een lieve koe. Haar naam was Bella. Haar baasje was oud en lief. Op een dag stierf het baasje van Bella. Alle koeien in de wei waren verdrietig. Ze moesten naar een andere boerderij. Bella wilde dat niet. Ze werd boos. Bella ontsnapte toen ze bijna bij de andere boerderij waren. Ze liep en ze liep heel lang tot ze andere dieren zag. Het waren geen boerderijdieren, maar dieren uit de dierentuin. Bella vroeg aan de giraf of ze bij hen mocht blijven. De giraf zei nee. Ook de andere dieren zeiden nee. Alleen aan de aap had ze het nog niet gevraagd. Bella ging in het midden van de nacht naar de aap. Gelukkig zei de aap ja. In het begin keken de mensen Bella raar aan. Ze kwam in de krant met de titel ‘Koe en Aap’. De verzorgers vonden de koe leuk. Bella mocht blijven. Maja Fransen 9 jaar Michaëlschool
51
100 GELUKJES VOOR BEER Beer komt thuis. “Mama, ik heb veel geluk gehad op school!” “Wat dan Beer?”, vraagt mama. “Ik was gevallen en binnen de drie seconden had ik al geen pijn meer.” “Dat is geluk hebben, Beer.” “Echt hè? En ik heb kauwgom in de prullenbak gevonden.” “Heb je het opgegeten?” “Ja, het was lekker.” “Gadverdamme Beer!” “Sorry mama, maar ik heb wel de wedstrijd vies eten gewonnen. Daarom kreeg ik een pluim. Ze noemen het de Wondere Pluim.” “Cool! Dat is niet één gelukje, maar wel honderd gelukjes!” “Krijg ik dan nog een pluim?” “Misschien Beer.” “Ik hoop het. Mama, ik wil je nog iets vertellen.” “Ja Beer?” “Ik deed niet mee met de wedstrijd vies eten, maar met mijn verhaal voor de Wondere Pluim. Ze noemen mij goed! Ze noemen mij geluk. Nu ga ik slapen”, zucht Beer, “ik ben moe.” “Ik ook Beer.” Matteo Mariani 9 jaar Sint-Victor
DE TWEEHOORN Twee eenhoorns zitten in Toverije te picknicken. Er komt een ooievaar aangevlogen. Ze zijn super blij. “Wat zit erin? Wat zit erin?” “Een eenhoorn met twee horens.” De eenhoorns zijn blij maar ook niet zo blij. Wat een pech. Ze zijn zo verdrietig, ze willen naar huis. De tweehoorn moet ook mee. Thuis wil de tweehoorn spelen, maar mama en papa niet. De tweehoorn is één jaar. Ze mag buiten spelen met haar vriendjes. Ze moeten altijd zeggen: “Stop ermee!” Ze is echt niet te doen. Ze gaan naar huis. De tweehoorn is tien jaar. Ze gaat naar school. Ze heeft veel vrienden. Mama en papa houden van haar. Ook al heeft ze twee horens. Eline Caers 8 jaar Sint-Victor
53
Verhalen van kinderen uit het 3e leerjaar, andere thuistaal
DE DONDER WEER Ik ben echt moe. Het brandt heel hard. Ik kan niks zien, alleen maar vuur en rook. Nu is het donker. Ik zit vast in het bos. Nu waait het, super veel. Nu regent het. Ik moet slapen in het bos. Yassine Assarouan 8 jaar Sint-Victor
55
DE BOZE OLIFANT OP DE WC De olifant gaat naar de wc. Hij doet kaka. Zijn kont komt vast te zitten in de wc. Hij roept zijn moeder: “Mama, mijn kont zit vast in de wc, kan je me komen helpen? En breng wat pizza, want ik heb honger! Wanneer kom je me helpen? De pizza niet vergeten!” “Oké lieverd, ik kom al,” roept de moeder, “maar eerst doe ik je broer in bad.” “Mama, dat kan ook later!” “Nee, dat kan niet. Hij is al een maand niet in bad geweest!” “En dan? Ik zit nog steeds vast.” Elijah Jones 9 jaar Sint-Victor
HET MEISJE DAT DOOD IS Op een dag speelde een meisje in de tuin. Er was een BOM. Het meisje is doodgegaan. Papa moest terug naar huis zonder kind. Hala Almasri 8 jaar Sint-Victor
OP VAKANTIE Ik ben Sara. Ik ga op vakantie naar Marokko. We gaan met twee auto’s. Mijn familie uit Nederland komt naar ons. Dan vertrekken we samen. Eerst gaan we naar mijn andere familie in Antwerpen. We wachten op mijn familie. Eindelijk zijn ze klaar. We gaan vertrekken naar Marokko! Het is heel gezellig. Het is tijd om een pauze te nemen. We eten lekker. Om er wat energie uit te laten, speel ik voetbal met mijn neef, mijn andere neef en nog een andere neef. Het is tijd om te vertrekken. Het duurt heel lang voor je in Marokko bent. We zijn nog maar in Frankrijk, bijna in Spanje. Nu moeten we eventjes slapen, want de papa’s moeten ook eventjes slapen. Een paar uurtjes maar. We ontbijten en dan gaan we weer vertrekken. Misschien gaan we vandaag met de boot. Met de boot gaan is leuk. Je denkt misschien: is het een kleine boot? Nee, de boot is heel groot. Er kunnen veel auto’s binnen. Het is warm op de boot. Gelukkig is er een zwembad. Denk je dat je zomaar op die grote boot mag? We moeten veel betalen voor de tickets van de boot. Het is leuk. We zijn bijna in Marokko. De vaders gaan eventjes slapen. Ze zijn moe. Heel moe. We zijn eindelijk in Marokko! We gaan naar mijn oma en opa. Ook mijn tantes wonen daar en heel veel anderen mensen. De andere dag gaan we langs bij de famiilie van de kant van mijn mama. We gaan naar de zee. We blijven hier drie weken. Elke dag gaan we naar de zee. Jammer genoeg is het tijd om naar huis te gaan.
57
We zeggen nog evetjes dag tegen mijn familie. Natuurlijk ook aan de familie aan de kant van mijn mama. We vertrekken naar huis. We hebben weer tickets gekocht voor de boot. We zijn een paar uurtjes verder. De boot is eindelijk in Spanje. Nu van Spanje naar BelgiĂŤ rijden. Slecht nieuws; we hebben een botsing met een vrachtwagen. De vrachtwagen botste tegen ons en wij botste tegen mijn familie. De vrachtwagenchauffeur is bang. Mijn oom heeft de politie gebeld. We leven gelukkig nog. Op naar BelgiĂŤ. Eindelijk zijn we thuis.
Douae El Majjoudi 11 jaar Vibo de Ring
RIJMEN MET LANDEN Vassflo Owusu 11 jaar Vibo de Ring
59
DE BLOEM De bloem groeide in de zomer en lente. Opeens was de bloem dood. De bloem riep: “Help! Geef me water.” Een meisje kwam. De bloem zei: “Please, geef me water!” “Oké.” De bloem vraagt: “Hoe heet je?” “Ik heet Sophia. Gaat het?” “Ja. Je hebt me gered. Dank je wel. Ik ben de eerste bloem die in de lente en zomer bloeit.” “Ben je een meisje of een jongen?” “Een meisje! Ik zie er toch mooi uit?” riep de bloem. “Uhm..” “Wat ‘uhm’? Hahaha!” Ze waren beste vrienden voor altijd. Tien dagen later had de bloem haar familie gevonden. Het meisje moest huilen omdat ze weg ging. Het meisje moest huilen omdat ze geen vrienden had. Iemand klopte op de deur. Het was de familie van Sophia. Ze moest huilen! Ze ging met haar mama en papa mee naar België. Opeens zag ze de bloem. De bloem zag Sophia. Ze waren gelukig. De bloem ging dood. De familie van de bloem ging dood. Een paar dagen later ging de familie van Sophia dood. Ze moest huilen. Vijftien dagen later klopte er iemand op de deur. Het was haar zus Ella. “Jij bent het!” We gingen lekkere snoep eten. Het was leuk. Ze kochten samen een huis. “Waar is onze familie?” vroeg Ella. “Ze zijn dood.” Ella zat te huilen. Toch waren gelukig.
Haar zus ging dood. “Nee! Ik heb niemand! Mijn familie is dood. Wie heb ik nog? Wie toch?” Ze pakte een mes. Ze wilde zichzelf dood maken. Ze deed het. Ze was een engel. Ze zag de bloem, haar zus, mama en papa. Ze werden mensen. Ze speelden samen. Sophia haar mama had een baby gekregen. Ze was een hele mooie baby. Nu is de baby al vijf jaar. Ze is groot. Ze zit in de tweede kleuterklas. Op school heeft iemand haar pijn gedaan. Ze heeft veel pijn. Mama plakt er een plijster op. “Gaat het?” “Ja.”
Sophia Tchemborzov 8 jaar De Smiskens
61
Verhalen van kinderen uit het 4e leerjaar, Nederlands thuistaal
HET EINDE VAN DE WERELD Er was eens een man. Hij heette Jan. Jan was geen normale man, nee, een man die alsmaar meer en meer en meer wilde weten over de aarde. Hij heeft bijvoorbeeld ooit een dier gevonden die niemand kende. Hij maakte ook een machine waarmee je terug in de tijd kon gaan. De politie vond dat gevaarlijk, tijdreizen, dus daarom doet hij dat niet. Hij wilde iets wat echt nog niemand kende. Hij dacht na en na en na, tot dat – Jan dacht over de wereld; het einde van de wereld. Hij ging naar zijn nerd-PC en zocht op ‘het einde van de wereld’. Jan was er een hele nacht mee bezig. Werken, werken en werken. Hij keek op Google Maps en zocht op ‘het einde van de wereld’. Tien uur later. “Hè hè!” Jan heeft de locatie van het einde van de wereld. De locatie was helemaal aan de andere kant van de wereld. Jan zei: “Alles voor de wetenschap!” Hij ging met het vliegtuig naar de andere kant van de wereld. Hij moest wel 32 vliegtuigen nemen. “Oké”, zei Jan na precies 589 uren in een vliegtuig te hebben gezeten, “is het nog ver?” De prijs was precies drie miljoen euro. Gelukkig had hij geld verdiend met zijn baan als wetenschapper. Hij was er. Jan dacht: eindelijk. Hij moest nog twee uur wandelen. “OMG! Alles voor de wetenschap!” Een uur later. Jan heeft een uur gewandeld. “Verdomme! Nu nog een uur! Maar alles voor de wetenschap.” Jan was er. Eindelijk. Eerst een camping zoeken om te slapen. Hij checkte in. Daar ging weer een briefje van 10. “Dit is uw caravan,
63
meneer”, zei de medewerker van de camping. “Bedankt.” Jan sliep en werd wakker: “Wat heb ik verrot geslapen. Maar ja, een nieuwe dag, ik ga naar het einde van de wereld!” Jan nam zijn camera en zijn gsm mee. Ook zijn gameboy (als hij ergens zou moeten wachten). Hij nam een van zijn uitvindingen: de Rugbaretas 3000. Dat is een uitvinding om spullen mee in je tas te doen, maar dan heel veel spullen. Je zou er zelfs een wasmachine of een boom kunnen insteken. Oké, genoeg verteld. Jan wandelde weer. Ondertussen speelde hij op de gameboy. “Nee! Ik ben dood!” Eindelijk kwam hij aan. Hij zag een gebogen lijn vliegen. Het leek wel een grote berg. Hij klom de berg op. Hij keek naar beneden en zag de ruimte. Hij maakte veel foto’s en een filmpje voor zijn YouTube-kanaal ‘de games kanaal’. Hij kreeg in vijf minuten 3090 miljoen weergaven. “Holy Chips, dat is veel!”, riep Jan. Hij keek naar beneden en weer en weer. Hij bleef daar een uur staan. Sterker nog, hij viel er bijna in! Hij was een beetje droevig. Niemand van zijn familie was er om het mee te maken. Of misschien toch… “PAPA!”, riep Jan. “Zoon! Ik heb je video gezien.” “Zullen we samen genieten van de ruimte?” “Ja zoon.” Raf Van Horen 11 jaar Vibo de Ring
DE MAGISCHE BOOM Het begon met een moeder en een dochter. De moeder bracht haar dochter naar school. Ze gingen eerst door het bos. De moeder zei: “Die boom is mooi! Schat, kan je een foto maken van mij met die boom?” “Natuurlijk”, zei de dochter, “maar dan gaan we naar school, oké?” “Ja ja, maar maak nu de foto.” De moeder raakte de boom aan. Natuurlijk was de boom magisch. De moeder veranderde in een boom. De dochter zag het. Ze kon het niet geloven. De dochter huilde en huilde. Die dag besloot de dochter nooit meer het bos in te gaan. Vijf jaar later. De dochter ging naar school. Na school besloot ze het bos in te gaan. Ze zocht en zocht. Uiteindelijk vond ze de boom van haar moeder. Ze zat daar een hele tijd. Het liefst wilde ze daar voor altijd blijven. “Ik wil dat mijn moeder terug komt.” Maar ze raakte de boom niet aan. Ze wilde geen boom worden. Opeens kwam er een meisje. Het was een gemeen meisje. Ze vroeg: “Wat doe jij hier?” De dochter deed haar verhaal. “Ja, ja! of ik dat moet geloven. Dus als ik die boom aanraak verander ik in een boom?!” “Ja.” Het gemene meisje raakte de boom aan en veranderde in een boom. Plots zag ze haar moeder. Het gemene meisje zat nu vast in de boom, maar daar dacht de dochter helemaal niet aan. Ze had alleen nog oog voor haar moeder. “Ik kan het niet geloven!” Ze knuffelden en knuffelden. “Ik voel me de gelukkigste mens ter wereld. Dit is een wonder.” Nansi Janssen 12 jaar Vibo de Ring
65
DE SPION EN DE AAP Er was eens, heel lang geleden in Frankrijk, een spion. Hij had zijn laatste missie gedaan. Tenminste, dat dacht hij. Hij was gewoon op vakantie. Hij kreeg telefoon van zijn werk. Ze belde hem, want er was een probleem. Ergens in India zat de maffia. Die maffia was iedereen aan het terroriseren. Dit moest hij samen met zijn collega oplossen. Zijn collega was gestorven, dus kreeg hij een nieuwe collega. Het was een aap. De spion kon zijn ogen niet geloven. “Is dit een grap?” “Nee, dit is geen grap”, antwoordde zijn baas, “je moet het doen, anders word je ontslagen.” Hij ging naar huis, pakte zijn valiezen en ging naar de luchthaven. In het vliegtuig naar India zat hij naast de aap. De aap begon te roepen als een aap. De mensen in het vliegtuig werden er zot van. In India kwam iemand hen ophalen. Hij bracht hen naar het hotel. Ze moesten in één bed slapen, want de andere kamers waren al vol. De spion vond het heel erg, maar hij had geen keuze. Na van alles en nog wat, vertrokken de spion en de aap op missie. De maffia wist dat de spion en de aap naar hen op zoek waren. De aap probeerde de hele tijd iets te zeggen tegen de spion, maar die luisterde niet. De aap had de maffia gezien. De spion zag ze ook! Hij ging er direct op af. De maffia wist dat ze gingen komen, dat was de bedoeling. De maffia had tegen iemand anders gezegd: “Doe die maffiakleren aan!” De spion dacht dat die van de maffia was. De aap wist dat het nep was. Dat probeerde hij de hele tijd te zeggen! De spion wilde weer niet luisteren. Ze kwamen bij de maffia, de nepmaffia dus. Na tien minuten wist de spion dat hij in de val was gelokt. Hij begreep wat de aap al die
tijd wilde zeggen. “Het spijt me aap”, zei de spion. “Geeft helemaal niks”, zei de aap. De enige echte maffia kwam. “Nu hebben we jullie te pakken! Jullie kennen mij wel.” De spion zei: “Is dat zo?” “Jij niet, onnozelaar! Ik bedoel de aap. Heel lang geleden had de aap een missie. Zijn collega is gestorven door hem. Hij heeft hem laten sterven.” De aap voelde zich schuldig. “Ik ga jullie in de hete lava zetten! Hier in India is een vulkaan. Man, de lava is wel 1200 graden! Dat is veel hè?” De maffia dacht na. “Ik ga toch iets anders doen. Ik laat jullie opeten door piranha’s! Ja, dat ga ik doen. Man, dat is wel lastig, een plan verzinnen.” De aap was ondertussen al lang los. “Ik moet even naar de wc.” De maffia ging naar de wc. De aap maakte de spion los. De maffia kwam terug: “Ze zijn weg!” Ze wisten niet dat de spion en de aap achter de deur zaten. Ze hadden de maffia eindelijk te pakken. Ze stopten ze in de grootste gevangenis van India. Van de president van Frankrijk kregen de spion en de aap een medaille. De spion vroeg aan de aap: “Wil je bij me komen wonen?” “Natuurlijk! Zijn we nu beste vrienden?” “Zeker weten!” Eindelijk hadden ze vakantie. Ze wisten wat te doen; lekker feesten, uitgaan, zwemmen en chillen. Een paar jaar later kreeg de spion twee kinderen, het waren meisjes. De aap kreeg ook twee kinderen, het waren jongens. Tasnim Kulmiye 10 jaar Vibo de Ring
67
DE NAMENWERELD Op een dag deed een jongen genaamd Dieter mee aan een spel. Het spel ‘hou je naam’. Dieter verloor. Zijn naam was verdwenen. Hij wist niet hoe zijn naam verdwenen was. Hij vroeg aan zijn papa: “Waarom heb ik mijn naam niet meer?” Papa zei: “het is een magisch spel.” “Hoe kan ik mijn naam terugkrijgen?” “Door op avontuur te gaan.” Hij moest door het namenbos en het namenmeer. “Ik heb een boot voor je om over het namenmeer te varen”, zei zijn papa. Hij had een kaart nodig. Papa had er een. Papa zette de boot af. Ze voeren over het namenmeer. Ze kwamen in het namenbos. Ze hadden een weg gevonden. Er stond een huis. In dat huis was zijn naam. Matteo Cataneo 10 jaar De Smiskens
LUCIE EN FANTJE Deel 1 Hallo, ik ben Lucie. Het is nu vakantie en ik verveel me heel erg. Daarom schrijf ik dit verhaal. Op een warme dag zat ik te lezen in mijn boek over olifanten. Ineens begon het boek te praten! Het boek zei: “Hallo, ik ben een boek en ik ben gekomen om te zeggen dat je met Fantje, je knuffel, naar de Afrikaanse savanne moet gaan.” “Waarom?”, vroeg ik. “Je zult het wel zien.” En zo gebeurde het dat Fantje en ik naar de savanne trokken. Het was daar overal chaos! Daarom zei het boek dat ik hier naartoe moest komen, dacht Lucie. Alle dieren renden in paniek weg, zelfs de leeuwen. Waar waren ze bang voor? Opeens verschenen ook Robin met haar luipaardknuffel Kitten en Madieke met haar vossenknuffel Foxy. Ik vroeg aan mijn vriendinnen hoe ze hier beland waren. Ze zeiden dat ze gestuurd waren door een boek. “Laten we eerst eens uitzoeken waarom al die dieren zo op hol geslagen zijn”, zei ik. We begonnen de dieren te onderzoeken. Na één week wisten we het. De dieren voelden iets aankomen, iets wat je niet bepaald leuk zou noemen…
69
Deel 2 Die avond konden we niet slapen. Volgende week zou het volle maan zijn. De Nachtmerrie zal dan komen. Ik dacht: ik heb hulp nodig, veel hulp. Op dat moment verscheen iedereen die samen met mij het dier-examen had gedaan. Iedereen had een knuffel die tot leven kwam. En ja,… ook Fantje! Alle levende knuffels veranderden in echte dieren. Ik had een team. We begonnen te trainen. “Morgen is het zover”, zei ik, “ik ben bang, iedereen is bang. Maar we kunnen de Nachtmerrie alleen verslaan als we samenwerken.” Het was tijd: volle maan en twaalf uur… Deel 3 Een lichtflits kwam geluidloos op ons af. Daar stond hij. Een zwart paard met vleugels als een vleermuis: de Nachtmerrie. De enige manier om hem te verslaan, was om hem te temmen met goud. Gelukkig kwam het boek met goud. De Nachtmerrie werd rustig toen hij het goud zag. Fantje nam het goud en gaf het aan hem. Hij boog. Gelukkig! Ik zit nu nog in Afrika.
Lucie Oriot 10 jaar Michaëlschool
71
Verhalen van kinderen uit het 4e leerjaar, andere thuistaal
IK WORD GEPEST Het was een mooie, zonnige dag. De eerste dag van het schooljaar. Een nieuw begin. Ik ging heel blij naar school. Ik had een nieuwe trui met bloemen aan en een blauwe broek. Ik kwam trots aan op de speelplaats. Ik dacht in mezelf: yes, ik zit eindelijk in het vierde leerjaar. Ik ging de klas binnen en zag vijf meisjes en negen jongens. Een van de jongens was even groot als onze juf. Eerlijk gezegd, vond ik hem een beetje eng. We moesten in een kring gaan zitten. De juf stelde zich voor. Ze zei heel vrolijk: “Hallo, ik ben juf Sonja. Hoe heet jij?” Ik antwoordde ook heel vrolijk: “Hallo, ik heet Natalie.” De grote jongen stelde zich voor. Hij zei op een boze toon: “Hallo, ik ben Jef.” Ik hoorde de bel gaan. “In de rij!”, riep de juf. Ik ging naar de gang en pakte mijn jas. Ik deed de knopen van mijn jas dicht en ging in de rij staan. Ik hoorde de jongens fluisteren dat Jef twee jaar is blijven zitten. Op de speelplaats maakte Jef mij bang. Hij zei: “Jij dom, vies kind!” Hij sloeg in mijn gezicht. Ik wilde wegrennen, naar onze juf gaan! Maar dat lukte me niet. Ik schreeuwde: “Laat me met rust!” Hij luisterde niet. Hij sleurde me mee naar het einde van de speelplaats. Daar pakte hij me langs mijn schouders en gooide me tegen het hek. Hij schold me uit en zei dat, als ik iets tegen de juf zou zeggen, hij me een pak slaag zou geven.
73
Dus ik luisterde. Elke speeltijd. Tot bijna het einde van het jaar. Tot de jongens mij beschuldigden van het stelen van hun spullen. Ze stopten hun spullen in mijn bank. Ik had er genoeg van. Ik vertelde alles aan de juf. Zij geloofde mij niet. Ik vertelde alles aan mijn mama’s. We zijn naar de directrice gegaan. Zij heeft Jef aangesproken. Jef moest weg van school. Het volgende jaar ging het allemaal goed. Gaëtane Fillastre 10 jaar De Smiskens
DE PRATENDE HAMBURGER Er was eens een jongen die naar de McDonald’s wilde gaan. Op een dag ging hij naar McDonald’s. Hij bestelde een pakje friet. En een hamburger. Wanneer de jongen de hamburger wilde opeten, sprak de hamburger. De jongen schrok. De hamburger zei: “Alsjeblieft, mij niet opeten!” “Ik zal nooit een pratende hamburger opeten. Kom, we gaan we naar huis. Maar eerst de frietjes opeten.” Samuel Tuns 9 jaar Sint-Victor
HET ONTVOERDE KIND Er was eens een jongen. Zijn naam was Tybo. Hij was een stille jongen. Er was iets gebeurd met hem. Die morgen werd hij wakker. Hij had zijn tanden gepoetst. Hij deed alles wat hij moest doen. Opeens had hij zijn moeder niet gezien. Hij zocht door het hele huis maar ze was nergens te zien. Ineens pakte iemand zijn hand en zei: “kom mee met mij.” Tybo zei: “Nee.” Opeens zegt de man: “Kom mee of anders…” “Of anders wat?” Ineens pakte de meneer zijn zakdoek en propte het in de mond van Tybo. Tybo viel flauw. De meneer pakte hem mee in zijn auto. Tybo werd wakker. De meneer zei: “Eén stap en ik schiet.” “Waarom doe je me dit aan?” “Vraag het maar aan je moeder.” “Wat heeft mijn moeder gedaan dan?” “Ze heeft me bedrogen.” “Wat is dat?” “Ook als ik het zeg, je gaat het niet begrijpen. Je bent een kind.” Tybo was stil en zei: “waar is mama dan?” “Op een betere plek.” “Je bedoelt dat ze dood is?” De man zei niks. Tybo schreeuwde: “is ze dood?” “Ja.” Tybo huilde en vroeg: “waarom?” “Zelfmoord.” “Waarom deed ze het?” “Dat weet ik ook niet.” “Waarom moet dit allemaal gebeuren? Ik word gepest en nu is mijn mama ook dood. Nu heb ik niemand meer. Geen moeder, geen vrienden, niks. Alles is weg. Misschien moet ik ook dood gaan.” “Nee, zeg dat niet.”
75
“Waarom niet? Ik heb niemand meer, ik ken jou zelfs niet. Ik haat gewoon mijn leven.” “Ik moet ook iets zeggen.” “Wat dan?” “Ik ben je papa!” “Echt?” “Ja.” “Lachen, nu heb ik wel iemand! Wanneer mag ik naar school?” “Morgen. Vandaag was het een drukke dag voor ons.” “Oké papa, ik ga slapen. Welterusten papa!” De volgende dag werden Tybo en zijn papa wakker. Ze hadden hun tanden gepoetst, hun kleren aangedaan. Ze stapten in de auto, want Tybo ging naar school. Tybo was een beetje laat op school. Tybo ging de klas in en de juf vroeg: “Waarom ben je te laat gekomen?” “Ik was niet vroeg gaan slapen juf.” “Ik hoop dat dit je laatste keer is dat je te laat komt?” “Ja juf.” “Ga maar zitten.” En hij ging zitten. Opeens gooide er iemand een papiertje naar hem. Er stond op ‘LOSER’. Tybo liep weg uit de klas. De juf kwam en zei: “Wat is er Tybo?” Huilend zei Tybo: “Ze zeggen dat ik een loser ben. Wat heb ik dan gedaan dat ze dat zeggen?” “Weet je wie het naar jou heeft gegooid?” “Nee.” De juf ging naar de klas en zei: “Wie heeft dit naar Tybo gegooid?” Iedereen was stil. “Als ik weet wie het was dan krijgt hij of zij heel de week huiswerk.” De juf ging uit de klas en vroeg: “Wil je terug gaan zitten Tybo? Als je weet wie het naar je heeft gegooid dan moet je mij roepen.” Iemand gooide nog een papier naar hem. Er stond op: ‘maak jezelf dood’.
Tybo ging naar de juf en zei: “Ik heb nog een papier gekregen en ik weet van wie.” “Wie is het?” “De jongen die achter mij zit.” De Juf riep hem en zei: “Jullie twee naar buiten!” De juf ging mee. “Waarom gooi jij die papiertjes naar hem?” De jongen antwoordde: “Voor de lol.” “Jij hebt een hele week huiswerk als straf.” “waarom krijg ik straf?” “Hoe durf je dat te vragen?” “Ik mag het toch vragen?” “Als het speeltijd is ga jij op straf.” “Hoezo? Ik heb al een hele week huiswerk en nu moet ik opeens op straf?” “Ja, dat is wat er gebeurd als je een grote mond hebt. Beter geef je geen commentaar kerel, of je krijgt te maken met de directeur en dat wil je niet meemaken.” “Ja, jij moet niet doen alsof je mijn moeder bent.” “Pardon? Weeral een grote mond tegen mij? Je gooit papiertjes naar kinderen, je schrijft ‘loser’, ‘maak jezelf dood’ en slechte woorden én je zegt tegen mij dat ik niet moet doen alsof ik je moeder ben? Ik geef je huiswerk en je zegt ‘waarom krijg ik huiswerk’. Ik heb je straf gegeven en huiswerk. Maar je doet nog steeds zo brutaal. Tegen mij en tegen de kinderen.” Dus ik zei: “Kom, we gaan naar de directeur.” De directeur zei: “We kunnen hem schorsen voor een week?” De juf zei: “Oké.” Ze gingen naar huis. Tybo ging slapen en ze waren gelukkig voor eeuwig. Shaibou Arouna 12 jaar Vibo de Ring
77
DE HOND DIE NIET MEER KAN BLAFFEN MAAR PRATEN Ik ben Loren. Mijn hond heet Lisa. Ik en mijn hond Lisa hebben honger. “Woef, woef”, zegt Lisa. Ik zeg: “Lisa, ik maak eten voor jou. En ook voor mezelf, want ik heb honger.” Ik maak lekkere lettersoep voor mezelf en voor de hond hondenbrokken. “Het eten is klaar!”, roep ik naar Lisa. Er zit iets in mijn oog. Ik kan niet goed meer zien. Ik geef de lettersoep aan Lisa en de hondenbrokken aan mezelf. Lisa eet van de lettersoep. “Hmm lekker!”, zegt Lisa opeens. Ik zeg: “Bah, niet lekker!” “Oh!”, zeg ik, “Lisa zei jij nu ‘hmm, lekker’?” “Oh, ik kan praten”, zegt Lisa. “Ma, ik heb het verkeerde eten gegeven! Ik had de hondenbrokken en Lisa de lettersoep. Lisa, zeg nog eens iets?” Lisa zegt: “Ik kan praten! Zo leuk!” Ik ben eigenlijk ook blij. Nu kan ik mijn hond beter verstaan. Yjvesa Pergjegjaj 12 jaar Vibo de Ring
DE JAS VAN OMA Ik werd wakker. Ik deed de gordijnen open. Een mooie zon scheen in mijn kamer. Ik ging naar de wc. Daarna ging ik naar beneden. Mijn mama had ontbijt voor me gemaakt. Ik at het helemaal op. Ik zei tegen mama: “Dat was een lekker ontbijtje.” Ik ging terug naar mijn kamer. Ik kleedde me aan en poetste mijn tanden met aardbeientandpasta. Ik zag in de spiegel dat ik een vlekje op mijn jurk had. “We gaan naar oma”, zei mijn mama. “Joepie, we gaan naar oma!”, riep ik. Eerst deed ik een andere jurk aan, daarna stapten mama en ik in de auto. We reden weg. Mijn mama reed snel en de stoplichten sprongen op rood. Mama moest heel hard remmen. Gelukkig was mijn mama gestopt. We waren bij oma. We stapten uit de auto. Ik rende snel naar oma’s deur en ik gaf haar een knuffel. We gingen naar binnen, naar de gang met de jassen en de schoenen. Ik zag de nieuwe jas van oma. “Oma, heb jij een nieuwe jas?”, vroeg ik. “Ja”, zei oma, “vind je hem mooi?” “Natuurlijk!”, zei ik. Het is een mooie, roze jas met diamantjes erop. Mama vond het ook een mooie jas. Oma en mama gingen koffiedrinken. Ik ging naar de kinderkamer. Wat zou ik spelen? Ik dacht aan de jas van oma. Heel zachtjes ging ik naar beneden. Ik pakte de jas van oma en nam hem mee naar boven. Oma wist er niks van. Ik dacht: wat zal ik doen? Ik trok de jas aan. Ik keek in de spiegel en zag dat de jas te groot was, maar dat maakte niet uit. Ik vroeg aan mijn mama of ik buiten mocht spelen. Ik had nog steeds de jas van oma aan. Ik ging naar het pleintje. Ik zat op de schommel, speelde op de glijbaan en nog andere
79
dingen. Ik was helemaal vergeten dat ik de jas van oma aan had. Ik deed de jas uit. De jas van oma was helemaal vuil en kapot. Ik begon te huilen. Ik ging terug naar het huis van oma. Oma vroeg: “Wat is er aan de hand?” “Jouw jas is kapot en vuil”, zei ik snikkend. “Dat is niet zo erg,” zei oma, “ook al kostte de jas 305 euro.” Ik zei: “Sorry oma. Ik zal een nieuwe jas kopen voor jou.” De nieuwe jas die ik kocht voor oma was nòg mooier dan de vorige. Mama en ik gingen terug naar huis. Maja Zembik 10 jaar De Smiskens
DE SPIONBABY Shakour Abdou Samed 9 jaar Sint-Victor
81
83
Verhalen van kinderen uit het 5e leerjaar, Nederlands thuistaal
DE WONDERE PLUIM Ik ben Maja. Ik doe mee aan De Wondere Pluim en daar gaat dit verhaaltje over. Dus zet je maar klaar, ga nog snel naar de winkel als je nog aardappelen nodig hebt voor straks voor ik ga beginnen. 3… 2… 1… eeeeen, actie! Ik begin. Dus, ik kreeg te horen dat de Wondere Pluim eraan kwam. In de klas zat ik wel gewoon rustig ‘ja’ te knikken, maar in mijn hoofd gingen alle toeters en bellen af. Ik sprong een gat in de lucht, ik was zo blij! Maar ik moest wel nog een behoorlijk tijdje wachten jammer genoeg. De school was gedaan. Ik sprong op mijn fiets en spurtte naar huis. Maar ik was één ding vergeten. Zelfs twee dingen. Als eerste was mijn papa nog niet thuis. Als mijn papa niet thuis was, had ik geen sleutel en kon ik niet binnen. Als tweede was ik mijn huiswerk vergeten, maar het maakte niet zoveel meer uit, want daar kwam papa al aanfietsen! Ik riep mega-, megahard door de straat: “Ik doe mee met de Wondere Pluim! Joehoe!” Ik kon meteen ook binnen, mijn probleem was opgelost. Ik had mijn huiswerk toch bij. Toen ik klaar was met mijn huiswerk, ging ik meteen titels verzinnen. Zoals ‘Ik en mezelf’. Maar dat vond ik niet goed. En toen kwam ik met ‘Als ik één dag een kitten kon zijn’, maar dat was veel te voorspelbaar. Ik dacht: derde keer, goede keer. Het was bedtijd en ik kon niet slapen. Ik lag te wringen, te bewegen en titels te verzinnen. Ze waren allemaal zo saai en gewoon. Ik wilde zo graag iets speciaals, iets bijzonders. Dagen gingen voorbij, nachten werden steeds korter. Ik wilde gewoon een goede, bijzondere, mooie, coole, nieuwe maar ook
85
zo’n speciale titel, maar ik kwam er maar niet op. ‘Lieze en haar boek’, ‘Marlène en haar vriend’, ‘de bijzondere muts’, ‘ik schaats op het gras’, ‘ik vind dat niet meer leuk’, ‘mijn eigen pen’ en ‘Ik en mezelf’. Ik nam een blad en een balpen en schreef allemaal zinnen op: grote, kleine, lange, korte, nette, slordige…, noem het maar op. Het was nog maar vijf dagen voor de schrijfdag en ik had nog steeds geen titel. Wat een PANIEK! Ik wist niet wat ik moest doen. Ik ging thee zetten, want mama zegt dat dat helpt tegen stress. Ik betwijfelde het, want dat deed ik al drie dagen. Maar toen kwam ik op ‘de theepot met een stem’. Ik dacht: yes, dat is wel een goede titel. En ik heb nog vijf dagen! Op school zei mijn vriendin: “Mijn titel is ‘De theepot met een stem’.” Ik dacht: “Neeeeeee!” Ik liep droevig weg en begon weer te brainstormen. Ik had, echt waar, geen enkel idee. Niks, nada, nul, noppes. Echt niet. Ik kwam thuis, pakte mijn blad met titels en doorstreepte ‘De theepot met een stem’. mmmmmmmmmm… (O, sorry. Dat was ik die aan het denken was). Ik had geen titel en geen tijd. Dat is samen gelijk aan een probleem. Ik had nog maar vier dagen. Wat een ramp! De meester vroeg daarstraks in de klas nog: “Jullie weten allemaal dat het nog vier dagen is tot de schrijfdag van de Wondere Pluim.” En daar achteraan kwam nog: “Wie heeft er al een titel verzonnen?” Iedereen stak zijn hand op, behalve… ik. Ik gleed langzaam van mijn stoel, tot onder mijn bank. Ik wilde dat ik toverkracht had, dan knipte ik in mijn vingers en lag er een titel voor het grijpen. Maar helaas werkt dat alleen in films. Anders
was het wel cool geweest. We gingen spelen. Ik schopte tegen een steen. En je raadt het al, ik kreeg een idee. Ja, alweer. Ik kwam op: ‘De steen in de pot’. Ik vond het een goed idee, maar dat had Lode al, dus ik had alweer niets. We hadden nog maar drie dagen en geen titel voor de tweede keer, wat een ramp. Ik pakte weer mijn blad met titels en heb ‘De steen in de pot’ doorgestreept. Ik zat weer te brainstormen. Twee dagen gingen voorbij zonder titel. Zucht. Nog één dag en nog steeds geen titel. Ik ging slapen. Ik werd wakker zonder titel. Ik stond op de speelplaats zonder titel. Toen had ik een titel genaamd ‘De Wondere Pluim’. Hanne Postelmans 10 jaar Sint-Victor
87
DE SPECIALE CABRIO Er was eens een cabrio, maar hij was niet gewoon. Hij was anders dan de rest. Hij had aan iedereen de pest. Alle auto’s dronken benzine, maar hij niet. Hij hield van Capri Sun. Iedereen vond hem maar raar. Hij woonde in een diep, eng bos en hing helemaal onder mos. Hij ging naar de stad voor boodschappen. De rit duurde wel 30 minuten. De Cabrio kocht zoals gewoonlijk 123 bakken met Capri Sunnekes. Hij werd door iedereen raar aangekeken. Behalve door één auto. Cabrio ging naar de auto en vroeg: “Waarom vind jij mij niet raar?” Hij zei: “Ik ben je vader.” De Cabrio zei: “Dat kan niet, mijn vader is dood.” Maar de andere auto bleef zeggen dat hij zijn vader was. De Cabrio zei: “Oké, als je slaagt voor deze test, weet ik of je mijn vader bent. Eerst vraag: Wat is mijn achternaam?” – “Flonters.” – “Goed zo! Tweede vraag: Wat is mijn lievelingskleur?” – “Oranje.” – “Goed. Derde vraag: Hoe noemde ik mijn papa vroeger?” -“Blobbel.”- “Goed!” Cabrio begon bijna te huilen. “Papa!”, schreeuwde hij luid van blijdschap, “jij was toch dood?!” “Nee natuurlijk niet! Ik was jarenlang aan het zoeken naar een megacool cadeautje voor jou.” “Echt?” “Echt.” Rihanna Janssens 10 jaar Sint-Victor
WAAR IS PAPA? Weet je, mijn papa is de beste. Hij is leuk, grappig en nog veel meer. Papa gaat graag op café. Op een dag... “Papa! Papa! Papa!” Ik vond hem gewoon niet. Ik en mijn mama waren in paniek. Mijn broertje kon het niets schelen, hij zat liever op zijn PlayStation. Ik zocht overal. In mijn slaapkamer, in de slaapkamer van mijn broertje, in die van mijn papa en mama. Zelfs bij de buren, maar ik vond hem niet! Dus ik nam onze hond Dax en een vieze stinksok van papa. Ik liet die ruiken aan Dax. Dax viel bijna flauw van de stank, maar net niet. Dax rook het meteen, dus ik pakte mijn fiets en begon te rijden. Ra ra ra, waar vond ik hem? Met een pintje bij de toog! Die ouders van tegenwoordig hé. Nora Looyens 10 jaar Sint-Victor
89
ONDERSCHATTEN? SLECHT IDEE! Er was eens een klein insecteneitje, kleiner dan een vingerdop. Het lag op een blad met alle andere eitjes. Op een dag kwamen ze allemaal uit. Uit één eitje kwam iets anders dan de rest, het lichaam was lang en recht terwijl alle andere rupsjes heel kronkelig waren. Terwijl de rupsen bladeren aten, ging ons beestje op jacht of gaan zwemmen. Het was anders, dat kun je wel zeggen. Na een dag waren alle rupsen groot en dik, terwijl het langwerpige beestje hetzelfde bleef. Ze pestte het arme, niet-veranderende beestje. Toen op een dag de zon van de horizon af kwam, werd iedere rups een cocon. Nog wat later werden ze prachtige vlinders. Het kleine kruipertje veranderde niet. Tot twee lange vleugels onder haar geelachtige huid tevoorschijn kwamen. Ze wiep haar vel af en glansde in de zon met haar glimmend nieuw lichaam. Dat is toch geen vlinder? Dat is een libel! Een schitterende waterjuffer! De vlinders waren nu nijdig jaloers op de snelheid én de pracht van het vliegen van de juffer. De vlinders wilden ook zo’n pracht hebben. Ze doken naar haar toe. De libel gebruikte haar staart als een knots en sloeg erop los! De vlinders waren al down voor ze het wisten. En de juffer was trots op haar nieuwe lichaam. Nu wisten de vlinders het wel. Nooit iemand onderschatten, zeker niet de libel! Dit is ook een les voor jou. Zelfs als iemand lelijk is kan ze zo mooi worden als een pauw. Annika Glaser 12 jaar Vibo de Ring
DE SPIN DIE NIET KAN SPINNEN Er was eens een spinnetje die in het Drakenbos leefde. Maar hij kon niet spinnen. Dat vond hij niet zo leuk. Dus ging hij naar moederspin. “Moeder”, zei de spin, “Jij bent een spin, ik ben een spin. Weet jij hoe het komt dat ik niet spinnen kan misschien?” Moederspin keek lachend om en zei: “Ooit komt dat nog wel, mijn spinnetje lief.” Het spinnetje keek nog altijd treurig en toen klonk moederspin alweer: “Ga maar naar vaderspin. Of naar buurvrouw Lin. Of naar Kobe kever. Of Bert de Bever, die vrolijkt je op misschien.” Het spinnetje dacht: Lin de spin is al oud en haar huisje is van goud. Zij kan mij niet helpen. Kobe kever is heel ziek en maakt alleen nog maar muziek, dus hij kan mij niet helpen. Bert de bever heeft heel veel jongen, dat zijn wel tachtig tongen! De enige die mij kan helpen is mijn vader die een expert is. Het spinnetje kroop stilletjes naar zijn vader die de krant aan het lezen was. Op de voorkant stond een dappere spin, zijn naam was Flin. Flin had een spinnetje van zijn angst gered. Hoe dan ook, het verhaal gaat niet over Flin. We gaan terug naar het verhaal. – “Vader”, zei het spinnetje, “jij bent spinkampioen geweest. Waarom kan ik dan niet spinnen, zelfs niet in mijn geest?” Vader spin legde zijn krant weg en zei: “Ooh, mijn spinnetje lief. Wat ben je toch een hartendief. Maar niet bij alle spinnen komt dat direct”, zei zijn vader uitgerekt. “Nu is het tijd om te gaan slapen, want ik zie je mondje al gapen.” Vader stak het spinnetje in bed.
91
Zijn dromen zaten vol met pret. De volgende ochtend voelde hij zich anders maar wel op een goede manier. Voor hem zag hij een web van goud gesponnen. En naast hem zijn ouders, in vrolijke sprongen. En de kleine spin zei: “Heb ik dit gedaan? Hoe kan dit mirakel bestaan? Hoe heb ik het gedaan?” “Misschien spin je in je slaap?”, zei moeder spin. “Ja, dat is het”, zei vader spin. “Joehoe! Jippie!”, gierde de kleine spin. Die dag heeft de spin nog veel gesponnen. Hij heeft zelfs een beker gewonnen. En sinds die dag is dit verhaal een legende in de spinnenwereld. In het Drakenbos, in elk bos dat je maar kan verzinnen. Hij is ook in elke bos geweest. Ik heb schrijf dit verhaal omdat ik het spinnetje zelf heb ontmoet. Hij heeft me gevraagd om dit verhaal in de mensenwereld te laten horen zodat jullie weten dat er lieve spinnen zijn. Spinnen zijn banger van jou dan jij van hen. Je mag hen gerust helpen om op hun web te geraken. Dit is het einde van het verhaal. Bewonderd door de spinnetjes allemaal. Het spinnetje is nu aan het spinnen. Tussen de takken van de bomen waar hij goed zit verscholen. Dus let op voor een goud, maar zeldzaam web! Ella-Noor Piedfort 11 jaar Michaëlschool
DE VLIEGENDE PIANO Nadia Kalusevunako 10 jaar De Smiskens
93
Verhalen van kinderen uit het 5e leerjaar, andere thuistaal
DE MAAN OP HET GRAS Op een nacht speelden de sterretjes tikkertje: ze liepen en ze liepen, vlugger en vlugger. De maan stond te rusten. Het was middernacht. ‘BAM!’ - een ster botste tegen de maan. De maan viel heel snel naar beneden, op een grasveld. De maan was natuurlijk heel slim: hij kon lezen, schrijven en nog veel meer. Hij keek naar boven naar de sterren in de hemel. Ze keken heel bezorgd. De maan zag een groot bord waarop stond: ‘De lekkerste groenten vind je hier’. De maan zuchtte. De tijd ging sneller en sneller voorbij en de maan zocht de hele nacht naar een verstopplekje voor de volgende dag. Eindelijk vond ze een plek achter het stro in de schuur. In de schuur stonden ook twee dikke geiten, een koe en een paard. Die morgen wilde de boer eten geven aan de koe, en pakte een beetje stro. De maan bukte zich, zodat de boer hem niet zag. De boer draaide zich om. Hij had lange laarzen aan, een dik vest en een roze broek. De maan dacht: wat heeft die boer een slechte smaak! Afschuwelijk! Als ik een mens zou zijn, zou ik nooit zoiets dragen, ik wil er niet eens aan denken. Maar ja, dan zit ik nog met het probleem dat ik uit de lucht ben gevallen. Moet ik aan de boer vragen of hij mij kan helpen? Zou ik het vragen? Nee… Ja… Nee… Ja… Och, ik weet het niet! De koe hoorde de maan praten in zichzelf en sprong op en neer. De boer vroeg zich af wat er aan de hand was. Hij zocht, zette de hele schuur op zijn kop, maar hij vond niks. Hij vroeg zich af waar hij niet had gezocht, want hij had zeker iets horen praten.
95
Hij keek achter het stro. Daar vond hij de maan. De maan was heel verdrietig en de boer vroeg: “Wat is er?” De maan antwoordde: “Ik ben uit de lucht gevallen. Kun je me helpen terug te geraken waar ik thuis hoor?” “Ik heb twee manieren,” zei de boer, “één: met een hele lange ladder. Twee: met een vliegtuig.” De maan dacht diep na. “Ik wil nummer twee.” “Is goed.” De boer was rijk en had een privévliegtuig. Ze kropen erin en even later zat de maan terug op haar plek. Heel even werd het nacht, maar dan weer dag. De maan bedankte de boer. De sterren waren heel blij. De ster die tegen de maan was gebotst zei sorry. De maan vergaf de ster. Elisa Ticarat 10 jaar Sint-Victor
DE SPIN DIE NIET KAN SPINNEN Er was eens een spin, hij kon niet spinnen. Hij probeerde elke dag te spinnen, maar het lukte hem niet. Zijn hele familie kon al spinnen: zijn mama, zijn papa, zelfs zijn broers en zussen! Jaren later kon de spin nog altijd niet spinnen. Hij was getrouwd. Hij had 200 kinderen. Zij konden allemaal al spinnen. De spin wilde echt leren spinnen. Hij vroeg hulp aan zijn vrienden: Dikke Spin, Dunne Duivel en Olifant. Dikke Spin zei dat je moet doen alsof je op de WC zit en dat er dan een draadje uit je kont zou komen. Hij probeerde het. In de plaats van een draadje kwam er een kaka uit zijn kont. De spin was zeker dat het nooit zou lukken. De spin ging terug naar zijn familie. Ze gingen slapen. De spin had een rare droom. In de droom kon de spin echt spinnen door de tip van Dikke Spin. De volgende dag probeerde de spin hetzelfde als in z’n droom. Hij ging naar Dikke Spin. “Probeer nog eens om het draadje uit je kont te halen”, zei hij. Hij probeerde en het lukte! Hij was zo gelukkig dat zijn hoofd bijna ontplofte! De spin ging gelukkig naar huis en liet het aan zijn familie zien. Natuurlijk ook aan al z’n 200 kinderen! Sara Errazaki 10 jaar Sint-Victor
97
DE GEENHOORN Er was eens een eenhoorn. Hij had geen hoorn. Hij zocht en zocht. Hij vroeg het aan zijn neef, Spetti de hond, maar die wist niks. Zijn mama Lincil sliep. Ze werd wakker en zei: “Die groeit nog, later.” Hij ging naar de ijscoman. Hij zei: “Kom, ik duw het ijsje op je kop. En voilà: een hoorn!” “Een hoorn?!”, vroeg de geenhoorn. Daar kwam Patricia, zijn nicht. Hij ging er naartoe. “Wat is er mis met me?” Patricia zei: “Je bent een geenhoorn.” “Een geenhoorn? Ik ben toch een paard!” Hamzza Bang’na 10 jaar Sint-Victor
DOTTY Dotty was een meisje dat in de stad Wallapu leefde samen met haar vader Daan. Ze was een nieuwsgierig meisje. Nu spookt ze rond in haar stad, helemaal alleen. Ik zal je haar verhaal vertellen. Dotty was verliefd op een jongen in haar klas, Liam. Liam was ook verliefd op Dotty. Ze vertelden elkaar wat ze voelden. Dotty was heel blij! Een paar jaar later, op Valentijnsdag, bracht Liam Dotty naar een plek in het bos, in een hut. Dotty was geblinddoekt. Liam liet haar in de hut achter en stak het in brand. Dotty stierf. Liam ging met een ander meisje, daarom doodde hij Dotty. Op een nacht, toen Liam aan het slapen was, ging het andere meisje melk drinken. Dotty doodde haar. De volgende dag toen Liam wakker werd, vond hij het dode lichaam van het meisje in de keuken. Hij gilde en belde de politie en de ziekenwagen. Hij was doodsbang toen hij naar het dode lichaam van zijn lief keek: er was overal bloed en haar ogen waren wit, zonder pupil. Er vielen tranen van bloed uit haar ogen op haar kin. Ineens voelde Liam iets op zijn rug. Hij draaide zich om en daar zweefde Dotty. Hij gilde heel hard, tot hij doodging. Als je iets tegen haar hebt, dan komt ze voor jou. Melony Owusu Ansah 11 jaar MichaĂŤlschool
99
Verhalen van kinderen uit het 6e leerjaar, Nederlands thuistaal
DE BELEVENISSEN VAN DE CIRKEL Er was eens een ronde cirkel en die rolde van het blad. Hij rolde over de tafel, de stoel, de vloer en zo naar buiten. Hij rolde over de straat, over de markt en toen de stad uit, de berg af, over de brug, door de tunnel tot in de trein en rolde tot in de achterste wagon. Zo ging hij de berg op en rolde de trein uit, het station uit en de berg af. Hij botste tegen een steen, een boom, een schaap en het achterste van een olifant. Belandde toen in een mesthoop, een vijver en een auto. De auto ontplofte. De cirkel vloog over de oceaan en landde in een vliegtuig. Die bracht hem terug op het blad als een cirkel met heel veel deuken. Hij werd als propje papier in de papierbak gegooid. Na een week kwam de vuilniskar. Hij werd met vier kranten, acht kartonnen dozen en achtentwintig andere propjes papier meegenomen. Zo belandde hij in het recyclagepark en werd als Wondere Pluimpapier weer geboren. Tobe Goetelen 11 jaar MichaĂŤlschool
101
HET EI Floyd en zijn zus Eva wonen in een huis aan de rand van de stad. Ze hebben een hele grote tuin. Daar staat een luxueuze boomhut in met drie verdiepingen en een dakterras. Op een dag zien Floyd en Eva een parachute met een doosje eraan naar beneden vallen. Ze rennen er heen. Ze openen de doos. Er zit een ei in, een blauw met geel ei. Ze nemen het mee naar hun boomhut. Floyd legt het ei op tafel en ze bekijken het goed. Ineens staat er in zwarte letters op het ei ‘Dorst’. Ze schrikken. “Wat is dat?” zegt Floyd. “Ik weet het niet”, zegt Eva. Floyd pakt een glas water en zet het voor het ei. ‘Nee, limonade’ staat er in grote zwarte letters op het ei. Floyd haalt een glas limonade en zet het bij het ei. ‘Met rietje’ staat er. Floyd haalt een rietje en stopt het in de limonade. Er gaat een gaatje open in het ei, het rietje gaat erin en binnen twee seconden is het glas leeg. Floyd en Eva kijken verbaasd toe. “Drinkt dat ei nou het glas leeg?” Ineens staat er ‘Blurp’. Ze kijken nog steeds met verbazing naar het ei. “Onbeleefderik!”, zegt Eva. Floyd vraagt aan hun ouders of ze die nacht in de boomhut mogen slapen. Ze bekijken het ei nog eens goed. Dan staat er ‘tutje nodig’. “Maar we hebben geen tutje”, zegt Floyd. ‘Ik wil tutje!’. “We hebben nog een van onze oude tutjes”, zegt Eva. Ze houdt het tutje voor het ei. Het gaatje gaat weer open en het tutje er in. ‘Dank u wel’, en dan ‘zzzzzzz’. “Die slaapt.” zegt Floyd. “Zullen we gaan zwemmen?” Ze hebben een zwembad op het dakterras van hun boomhut. “Oké.” ‘Ik wil ook zwemmen’ staat er op het ei. “Nu al wakker?” zegt Floyd. “Nee, jij kunt niet zwemmen”, zegt Floyd, “jij zinkt meteen!” “Maar
wat als we hem in het zwembandje zetten?”, vraagt Eva. “Dat kan werken.” ‘Ja!’, staat er op het ei. Na het zwemmen gaan ze eten en daarna naar bed. Het ei leggen ze op een kussen naast hun bed. De volgende dag wordt Floyd wakker door gekraak. “Eva, Eva, het ei komt uit!” Eva wordt wakker en ze kijken samen naar het ei. Er komen twee voetjes uit. Het barsten stopt. “Alleen voetjes?”, vraagt Floyd verbaasd. ‘Ik heb voetjes!’ staat er op het ei. Het ei staat op, loopt recht tegen de muur en valt op zijn bips. ‘Au’ staat er en ‘mag ik een pleister?’. Eva pakt een pleister en vraagt waar het pijn doet. ‘Op mijn bips’ staat er. Eva plakt de pleister op zijn bips en legt hem op een kussen. “Niet meer wandelen vandaag”, zegt Floyd. Het ei slaapt. Floyd en Eva kijken TV. Dan gaan ze naar buiten om het ei te leren wandelen. De kat komt aangewandeld. Er staat ‘waaaa help!’ op het ei. Hij rent weg, valt om, rent verder, valt om en rent weer verder. “Het is maar een kat hoor, daar moet je niet bang voor zijn!”, zegt Floyd. ‘Echt waar?’ staat er op het ei. “Ja, echt waar. Kijk, je kunt hem aaien.” Ze lunchen en ze zwemmen nog even. Terug binnen barst het ei weer. Nu komen er handjes uit. “Kijk, je hebt handjes!” roept Floyd. ‘Jeej, nu kan ik de kat aaien!’ staat er op het ei. “Zullen we de kat gaan halen?” zegt Eva. ‘Ja’ staat er op het ei. Ze haalt de kat en het ei aait. Ze eten en slapen. Ze leggen het ei op zijn kussen en die slaapt gelijk. “Hé Floyd, moeten we het ei geen naam geven?”, vraagt Eva. “Dat is waar, maar is het een jongen of een meisje?” “Weet ik niet. Wat dacht je van Sam? Dat kan voor allebei!” “Goed idee.”
103
De volgende ochtend zegt Eva tegen het ei: “We hebben een naam voor je bedacht: wat vind je van Sam?” ‘Ja’ staat er op het ei, die nu Sam heet. “Oké, maar nu gaan we eerst ontbijten.” Na het ontbijt leren ze Sam tekenen. Sam tekent de boomhut en de kat. “Wat een mooie tekening”, zegt Eva. ‘Dankjewel’ staat er op Sam. Sam wil buiten met de kat spelen. Ze zwemmen en ze lunchen. Floyd pakt zijn doedelzak en speelt een leuk liedje. ‘Wat is dat?’ staat er op Sam. “Dat is een doedelzak.” ‘Mag ik ook?’ reageert Sam. “Oké, maar niet te hard blazen.” Hij geeft de doedelzak aan Sam. Het gaatje gaat open en Sam blaast heel hard op de doedelzak. Fieeeeeeeeeeet!!!! “Ik zei nog, niet te hard blazen!” ‘Sorry’ staat er op Sam. Dan komt Sam uit. “Kijk!” Uit het ei komt een schattig monstertje. “Ooh, wat is hij lief!”, roept Eva.
Rasmus Kums 11 jaar Michaëlschool
EN TOEN WAS HET DONKER Deel 1 Op een warme zomerdag kwam Marike haar bed uit, liep naar beneden en maakte ontbijt. De zon scheen fel naar binnen. Haar ouders waren arm en ziek. Marike wilde haar ouders verrassen door een brood te bakken. Ze ging naar buiten om granen te oogsten. Normaal mocht ze nog niet naar buiten voor haar ouders wakker waren, maar ze dacht: het is voor een goed doel. Ze stak het vuur aan van de oven en ging het land op. Ze moest zo’n 100 meter lopen om bij het graan te komen. Ze begon gelijk met het oogsten. Na 10 minuten ging ze even in het weiland liggen. Daar hield ze erg van. Al die stilte. Ze hoorde alleen de vogels hun ochtendlied spelen. Opeens hoorde ze een harde gil. Ze schrok en wist dat het haar moeder was! Ze stond op en rende zo hard als ze kon terug. Ze rende de trap op en deed de deur van haar ouders’ slaapkamer open… Ze schrok en kreeg het heet. Ze begon zelfs te zweten. Opeens vloog de deur achter haar dicht en zag ze niks meer.
105
Deel 2 Ze werd wakker en de zon scheen op haar gezicht. Haar ouders waren verdwenen. Ze was nu helemaal alleen. Ze ging terug naar de plek waar haar mand met de oogst lag. De mand was weg. Er lag wel een brief waarop stond: “Zorg dat je binnen 3 dagen weg bent of je zult een ernstige dood hebben”. Ze moest huilen en dacht bij zichzelf: ik kan niet weg, ik zal hier tot mijn dood blijven. Ze riep zo hard als ze kon: “Wie je ook bent, ik zal je ontmaskeren!” Er kwam geritsel uit de bosjes. Het geluid werd steeds luider en luider. Ze zag de man. Hij had een hert om zijn nek en een gasmasker op. In zijn gasmasker zat een stemvervormer. Hij klonk scherp en hard. Marike schreeuwde: “Wie ben jij en waarom heb je mijn ouders gedood!” De man zei met een enge stem: “Het wordt tijd dat jij zelfstandig wordt, je kan nog niet eens een brood bakken.” De man gaf haar een duw en was verdwenen. Deel 3 Marike werd wakker door de zon. Ze dacht en dacht over hoe ze de man kon uitschakelen. Ze besefte plots dat ze elke keer wakker werd door de zon. Dus het zou iets met de zon te maken kunnen hebben. Na een dag nadenken ging ze slapen. Ze had een nachtmerrie over de man. Eén ding had ze
onthouden: de man had een masker op. Misschien betekende dat dat het hoofd van de man niet tegen zon kon. Ze ging naar buiten en riep: “Kom nog eens tevoorschijn als je durft!” De man stond plotseling achter haar. Ze schrok en de man moest lachen. Marike rende uit angst en woede naar hem toe en trok het masker af. De man schreeuwde hard. Het hoofd zag er vies uit. Het werd steeds roder. Er kwam een grote flits. De man was veranderd in een hoopje as. Marike verbrandde het masker.
Jasper Van Bijsterveld 12 jaar Michaëlschool
107
ALS IK EEN EENDAGSVLIEG WAS Hallo, ik ben Caro en ik ben 11 jaar. Ik droom er al lang van om een eendagsvlieg te zijn. Oké, ik weet dat jullie denken dat het niet kan, maar ik geloof dat ik op een dag toch een eendagsvlieg kan zijn. “Help!!!” Sorry, mijn kleine broertje Alex roept. “Ik kom eraan Alex. Wat is er gebeurd?” “Mijn teddybeer bloedt!” “Het is niet zo erg, ik zal hem wel genezen. Als jij even naar de andere kamer gaat, zal ik hem genezen… Ok, hij is klaar!” “Danku Caro, hij is helemaal beter.” De volgende dag. Naar school gaan is het leukste wat er is, vind ik toch. Maar toch is er één iemand die bijna altijd alles verpest. Daarom wil ik een eendagsvlieg zijn in haar huis. Om haar eens goed terug te pakken. ’s Avonds bad ik heel hard om de volgende dag een eendagsvlieg te zijn. Met goede hoop ging ik slapen. Die ochtend deed ik mijn ogen open. Ik was in een ander huis. Ik flipte! Ik zag het meisje dat mij het leven zuur maakte. En toen dacht ik: waarom ziet zij mij niet? Ben ik onzichtbaar? Nee! Ik ben een eendagsvlieg in het huis van dat stomme meisje. Ik volgde haar naar haar kamer. Ze pakte haar laptop en begon te typen. Ik keek en zag allemaal scheldwoorden. Ik dacht dat zij dat had verstuurd, maar blijkbaar niet. Een ander meisje pestte haar. Ik veranderde langzaam terug in mezelf. Ik dacht: nee, alsjeblieft niet, ze gaat zo boos op me zijn! Het gebeurde toch. Ik had nog gehoopt dat het niet zou gebeuren. Ik was mezelf en zat naast haar. Ze keek naar me en werd gek. Ze
gilde het hele huis bijeen. Ik zei: “Ssst, ik wil je helpen. Ik heb alles gezien. Ik was een eendagsvlieg. Je wordt op het internet gepest en je voelt je niet goed in je vel. Daarom maak jij mij het leven zuur. Het is goed.” “Het is waar, ik word gepest op het internet.” Ik en het meisje dat me het leven zuur maakte zijn nu beste vrienden. We hebben de pester eens goed aangepakt. Na dit alles heeft ze me het leven nooit meer zuur gemaakt. Eind goed, al goed en ik heb er een vriendin bij! Lore Slegers 11 jaar De Smiskens
109
RONALDS WONDERE PLANEET Niet zo heel lang geleden en heel ver hier vandaan was Ronalds planeet. Hij was niet blauw met groen of rood zoals de aarde of mars, maar oranje, feloranje. Hoe dat is gekomen, zal ik jullie nu uitleggen. Niet zo heel lang geleden toen Ronald tien jaar werd, nog naar school ging en alles nog normaal leek, was hij een blije jongen. Tot de speeltijd van dinsdagmorgen. Het begon hevig te waaien en te regenen. De meester riep: “Allemaal naar binnen, vlug!” De deur sloeg dicht door de wind en blokkeerde. Iedereen was binnen, of dat dachten ze toch. Eén kindje zat nog buiten in het gevaarlijke weer. Hij probeerde de deur te openen, maar dat lukte jammer genoeg niet. Hij barstte in tranen uit, hij was bang en had het koud. Hij ging op het deurtrapje zitten. Hij was moedeloos en vroeg zich af hoe het met hem zou aflopen. Hij wist niet hoe hij moest denken of wat hij moest doen. Hij bleef daarom nog een paar minuten moedeloos op het trapje zitten. Tot er iets aan zijn trui trok. Hij trok zijn trui terug naar beneden, maar die ging terug naar boven. Nu veel harder, hij ging hoger, hoger… Zijn voeten kwamen van de grond. Hij riep: “HELP, HELP!”, maar dat maakte geen verschil. Hoe hoger hij ging, hoe warmer, maar ook hoe mooier het werd. Ronald kon zijn ogen niet geloven, het leek wel fantasie. Alles was er: suikerspinnen, glijbanen, kermis… Echt perfect! Hij liep zonder na te denken naar de eerste de beste glijbaan, maar wat hij niet zag was het bordje waarop stond: ‘pas op voor wondertjes’. Hij ging van de glijbaan en ineens WOEP had hij een hoedje op. Hij had er niks van gemerkt.
En daar: een spiegelpaleis! Hij ging er naartoe. Hij keek in de spiegel en zag zichzelf heel lang, dan kort, dik‌. En in elke spiegel zag hij het hoedje. Hij voelde aan zijn hoofd. Daar stond een klein rood hoedje op. Dagen en dagen had hij plezier. Hij dacht nooit aan thuis. Daar hebben ze hem ook nooit meer gezien of gehoord. Dus geloof dit verhaal maar, want misschien is het wel echt waar! Emma Van Beirendonck 11 jaar Sint-Victor
111
Verhalen van kinderen uit het 6e leerjaar, andere thuistaal
EEN WERELD ZONDER KLEUR Ergens in 1970, hier op de aarde, leefde er in een groot en prachtig bos veel kabouters. De mensen konden de kabouters niet zien omdat de kabouters een soort van onzichtbaar waren. De kabouters konden elkaar gelukkig wel zien. Alles verliep er super: er waren geen ruzies, er was altijd wat te doen, ze hadden geen vijanden… Euh, ze hadden wèl vijanden. En niet zomaar vijanden die alleen maar lelijk keken. Nee, echt mensen die in een donker woud woonden en die geen kleuren konden verdragen. Het kon de kabouters eigenlijk niks schelen. Ze wisten zeker dat er geen kleuren uit hun wereld konden verdwijnen. De kabouters wandelden in het bos. Ze hoorden iets, of was het iemand die ze hoorden? Ach, dachten de kabouters, het is zeker een dier of zo. De volgende dag werden de kabouters wakker met het slechtste nieuws dat je je kunt voorstellen! Er was nergens nog kleur te zien! De kabouters wisten direct wie de kleuren hadden weggehaald: de Mensen 2.0! De kabouters dachten aan gisteren toen ze in het bos iets hoorden. Het was geen dier geweest. Het waren de Mensen 2.0. Ze waren bezig aan de machine die de kleur kon wegnemen uit de kabouterwereld. De kabouters waren boos en verdrietig. Ze waren al hun vertrouwen verloren. Ze probeerden altijd de wereld te redden, wat er ook gebeurde, maar nu… Nu dachten ze dat ze niets konden doen. Behalve één kabouter: Wesley. Hij probeerde elke dag te
113
bedenken hoe hij de wereld zou kunnen redden. En hoe hij de kleuren terug zou kunnen brengen in de wereld. Wesley klom op de top van de hoogste paddenstoel en riep alle kabouters bijeen. “Wie wil mij helpen de wereld te redden en de kleur terug te brengen?” Niemand stak zijn hand op. Niemand zei dat hij mee wilde helpen. Wesley kreeg er tranen van in zijn ogen. Hij maakte alles klaar om alleen te vertrekken naar de Mensen 2.0. Eerst wilde hij niet te gaan, omdat niemand hem wil helpen. Maar hij dacht zo: alles kan lukken, als je maar probeert! Voordat hij vertrok, schreef hij nog een brief voor alle andere kabouters. Zijn brief was klaar en hij stapte in zijn Wescar 22, maar plots hoorde hij alle kabouters roepen. “Wacht Wesley, we komen met je mee! Wij willen de wereld ook redden!” Wesley kon het bijna niet geloven. “Yes! We gaan met z’n allen de kleur terugbrengen in de wereld. Kom, we gaan!” Alle kabouters vertrokken samen met hun auto’s naar de Mensen 2.0. Het woud, waar de Mensen 2.0 woonden, was heel dicht bij het bos waar de kabouters woonden. Het was er donker en lelijk. Binnen in het huis van de Mensen 2.0, was er overal kleur! Lichte, donkere kleuren, felle en sobere kleuren. Dat hadden de kabouters niet verwacht! De Mensen 2.0 zagen hoe de kabouters met grote ogen naar hun huis keken. Ze vroegen: “Wat doen jullie hier?” “Wij komen de wereld redden en alle kleuren terughalen!”, zeiden de kabouters. De Mensen 2.0 wisten niet wat te zeggen, behalve één van hen: “Sorry dat we dit hebben gedaan, maar bij ons is het altijd zo
donker en we wilden gewoon meer kleur!” “Jullie konden toch gewoon vragen of jullie bij ons mogen komen wonen?” zei Wesley. “Dat wilden we ook doen, maar we waren bang dat, als we zouden komen, jullie bang zouden worden van ons. Dat jullie dachten dat wij slechte mensen waren!” “Maar natuurlijk niet! Weet je, als jullie de kleur terugbrengen in de wereld, dan mogen jullie bij ons wonen. Vinden jullie dat een goed idee?” De Mensen 2.0 knikten allemaal heel hard en bedankten de kabouters voor hun vriendelijkheid. En natuurlijk verontschuldigden de Mensen 2.0 zich. De kleuren waren terug en de kabouters en de Mensen 2.0 werden vrienden voor het leven. Salome Pop 11 jaar Sint-Victor
115
DE VERSLETEN BOOM De versleten boom was oud. Hij had een speciale naam: Goud. Hij heette zo, omdat vroeger toen hij nog jong was, al zijn takken met goud waren. In een donkere nacht kwam er een klein mannetje op zoek naar goud. Hij zag Goud en zijn gouden takken. Hij pakte zijn zaag. Een voor een zaagde hij de gouden takken eraf. Die ochtend scheen er een mooie zonnestraal op het gezicht van Goud. Iedereen die toen wakker werd, zag iets raars aan Goud. Zijn takken waren er afgezaagd. Goud hoorde dat zijn takken afgezaagd waren en viel flauw. Iedereen was in paniek. Goud huilde dagen en zelfs nachten. Nu was hij een normale boom zoals alle andere bomen, maar dan zonder takken. Hij werd ziek. Hij wist niet meer hoe hij heette. Hij zei: “Ik kan niet leven zonder mijn gouden takken”, en hij was boos op zichzelf. De andere bomen belden de bomendokter. De dokter heette M.R. Bomenhulp. M.R. Bomenhulp zei: “Laat Goud uitrusten. Dat is het beste voor Goud.” Het was een mooie lentedag. Alle mannenbomen droomden over de prinsessenboom, want zij was op zoek naar een lief. Elke jonge boom probeerde haar te veroveren. Goud niet. Goud was niet geïnteresseerd, hij was gewoon heel boos. De koning van het bos zei tegen Goud: “Ga mee met de andere bomen om de prinsessenboom te veroveren. Misschien wil ze jou wel.” “Nooit kan ik nog trouwen, ik ben toch zo lelijk en versleten. Niemand wil mij als lief.” “Probeer het toch maar,” zei de koning van het bos. Dus ja, dan ging Goud maar.
Er stond een lange rij. Goud was als laatste. De eerste tot de voorlaatste werden weg gestuurd. Want Zilver, zo heette de prinsessenboom, wilde geen één van hen. Goud was aan de beurt. Zilver vroeg: “Hoe heet jij?” Goud antwoordde beleefd: “Goud, schoonheid.” “Wat een charmante boom”, zei Zilver, “ik wil Goud. Hij was de prins in mijn droom.” “Scheelt het je niks dat ik geen gouden takken meer heb?” “Nee, de enige die mij interesseert ben jij.” De tweede dag was de bruiloft al. Het was leuk, prachtig. De bomentaart was lekker. Iedereen danste op de mooie muziek. En het belangrijkste: er hing liefde in de lucht. Zilver zei tegen Goud: “De liefde is mooi.” “Ja.” Een paar maanden later werd er een schattig boompje geboren. Het boompje heette Prachtig. Ze had een beetje goud en een beetje zilver. Ze was het mooiste boompje van alle bossen van de wereld. Flavia Ticarat Joana 11 jaar Sint-Victor
117
DE INFECTIES Er was eens een infectie genaamd de Zwarte Infectie. Als je deze infectie had, ging je in minder dan 4 minuten dood. De Zwarte Infectie had één zwakke plek: het kon geen zieke mensen infecteren. De infectie was er pas en er was al een kwart van de wereldbevolking dood. De mensen wisten niet wat te doen. Nog maar een kwart van de wereldbevolking was over! Eén man maakte iedereen ziek, zodat niemand meer dood ging. Maar de mensen werden beter. Er waren zoveel doden dat er nog maar twee mensen over bleven. 2000 Biljoen jaar later waren er geen mensen meer op aarde. Alleen dieren. Er kwam een nieuwe ziekte: de Ebola infectie. Het was twee keer erger dan de Zwarte Infectie. De dieren leefden langer dan de mensen, omdat de meeste dieren ziek waren. Maar uiteindelijk zijn alle dieren gestorven. Een eeuw later kwamen de aliens op aarde. En ook een nieuwe infectie: de aids-infectie. Het was 52 keer erger dan de Ebola infectie. De aliens droegen speciale pakken zodat ze niet konden uitsterven. Ze hadden toch lucht nodig en deden hun pakken open. Zo gingen ze toch allemaal dood. Er was weer een nieuwe infectie: het Zwarte Gat. De dinosaurussen leefden ondertussen op de aarde. Door hun dik vel konden ze de Zwarte Gat-infectie niet krijgen. Gewonde dinosaurussen gingen wel dood. De asteroïde kwam en maakte alle dinosaurussen dood.
Eén man en één vrouw hadden alles overleefd. Ze kregen kinderen. Samen bouwden ze de wereld weer op.
Charlie Gregory 12 jaar Michaëlschool
119
DE RIJKE KAT De familie had een kat. Ze hielden zoveel van hun kat. Ze wilden geen andere kat. De kat heette Cappuccino. Cappuccino was een hele rustige kat. Je hoorde hem alleen als hij honger had. De familie ging op vakantie. Zonder de kat, want in het hotel waar ze sliepen mochten geen katten binnen. Ze lieten hun kat thuis. Ze vergaten alleen het luikje dicht te doen. Cappuccino glipte naar buiten. Hij liep zonder dat hij wist waar hij heen ging. Cappuccino kwam een man tegen. Hij pakte Cappuccino op en bracht hem naar een coole plek: een super-de-luxe dierenhotel. Cappuccino was verrast. De man liet hem los in het hotel. Hij verwonderde zich over de schoonheid van het dierenhotel. Zo’n mooie glans! Cappuccino werd begeleid naar zijn kamer. Hij kende die mensen niet eens. Toch volgde hij de man naar de mooiste kamer die hij ooit had gezien. Hij begon meteen te spelen. De familie was ongerust. Ze dachten dat Cappuccino ontvoerd was, maar ze bleven positief. Op vakantie in hun hotel hoorde de familie op het nieuws dat alle katten kattenspionnen en vieze verraders waren. Ze geloofden dat. Ze dachten: eindelijk zijn we van Cappuccino verlost! Al die jaren een spion in ons huis, vreselijk! En wat is er met Cappuccino’s geluk gebeurd? Dat is de vraag. Ik kan je al wel verklappen dat ‘De rijke kat deel II’ nog veel leuker wordt! Hajar Ech-Chorfy 12 jaar De Smiskens
ENIS IN PETTENLAND Enis is een pettenjongen. Ja, een pettenjongen, die ervan houdt een pet op te zetten. Zijn pet heet Pettie, zijn lievelingspet! Voor Enis kunnen de petten praten. Raar hè? En ze konden ook bewegen. En het raarste is: ze dansen op hiphopmuziek in zijn dromen. Iedereen heeft rare dromen toch? Ja, nou, Enis is een rare jongen. Enis haat elke schooldag, omdat de juf de pet van Enis kan afpakken en dat vindt hij niet eerlijk. Hij moet zijn haar laten zien en dat wil hij niet. Die nacht heeft hij een droom. Hij is in Wonderland. Niet gewoon Wonderland, maar Pettenland! Daar zijn miljoenen petten. Hij besluit geen pet meer op te zetten naar school, en om kaal te worden. Dan kan niemand zijn haar nog zien, want dat heeft hij dan niet. Een raar verhaal dat echt gebeurd is, behalve dat ik kaal ben. Enis Mustafa 12 jaar De Smiskens
121
NAWOORD
Waar droom je van? Binnen de werking van HETGEVOLG is dit een belangrijke vraag. Niet alleen voor de vele honderden mensen die we jaarlijks begeleiden in de kwetsbare stappen waarin ze vertrouwen krijgen in hun leven maar ook voor elk radertje in de werking van HETGEVOLG. Met De Wondere Pluim schrijven kinderen hun dromen uit in de wereld die hen omringt en dat maakt De Wondere Pluim een droom van een initiatief dat ook verder moet als het vragen naar de droom ongehoord is. Waar droom je van? En beyond!
Stefan Perceval directeur HETGEVOLG
123
De Wondere Pluim is een initiatief van De Veerman (kunst en educatie). Deze editie werd georganiseerd door HETGEVOLG i.s.m. De Veerman.
5 DEELNEMENDE SCHOLEN Sint-Victorinstituut, De Smiskens, de Michaëlschool, De 3master Kasterlee, Vibo de Ring
540 SCHRIJVERS Damiën, Rhune, Menno, Remco, Vincent, Cristiano, Allexanoh, Ilyana, Ivijrelcha, Angel, Lionel, Kathleen, Mario, Elise, Kaylee, Saad, Jenoah, Mordjanio, Nathan, Myrthe, Britney, Jesse, Mathis, Mathijs, Liene, Michaël, Robby, Detlev, Rayan, Abdelnour, Liam, Sabaa, Kian, Turzo, Mohamad, Sara, Elvira, Siebe, Eliano, Fritzo, Thiemen, Taylor, Bo, Liviano, Amin, Audrey, Marthe, Kobe, Morgan, Yinthe, Ruben, Gust, Barakatu, Yasir, Joeweria, Julio Michaël, Marouan, Precious, Sharifa, Waïl, Bejtulla, Haris, San, Axel, Thorben, Lennert, Shayene, Liana, Louise, Guliano, Sien, Xanthy, Sylke, Wubbe, Enrico, Jentl, Gaël, Rafaël, Ronnie, Job, Jayda, Kiara, Robbe, Niels, Daan, Brego, Mahdia, Nassim, Schimeï, Dunya, Hasan, Mataz, Vassflo, Ali, Emil Raul, Altin, Samir, Douae, Amida, Ricky, Eline, Boyd, Tybo, Magali, Nine, Eline, Dyano, Marlon, Ashley, Charish, Brayn, Yassine, Lyaem, Yraya, Fleur, Bethe, Dylan, Quinten, Kato, Kimberly, Jamil, Stefan, Nansi, Zoë, Marnix, Tasnim, Vincent, Raf, Mathis, Tibe, Yjvesa, Shaibou, Arwin, Martin, Roudouann, Matisse, Brent, Annika, Xana, Tatjana, Kyra, Rachel, Barto, Thomas, Vincent, David, Yana, Yombe, Yuna, Tristan, Aya, Babette, Wies, Lewis, Elora, Felix, Max, Tilak, Maja, Beau, Serife, Siebe, Wolf, Gijs, Evelien, Elke, Yasameen, Lorah, Silke, Stanse, Lucie, Robin, Madieke, Lupé-Emilia, Bonny, Joep, Kaat, Linus, Toon, Stella, Myrre, Ella-Noor, Niene, Louise, Lorena, Lilou, Stan, Seppe, Selim, Anna, Samba, Daan, Melony, Senna, Nine, Floris, Tobe, Hendrieke, Rasmus, Isra, Nathan, Alisiya, Quinn, Jasper, Charly, Charlie, Anouar, Muhammad, Magomed, Azra, Ro-Andicha, Kayla, Klaas, Danté, Marte, Jaïra, Aiman, Ridwan, Ibrahim, Diyar, Ech-Chorfy, Thalia, Abolfazl, Ruhama, Nizar, Seth, Dilara, Ylona, Alissa, Abdullah, Imani, Clement, Jozilia, Aya, Hala, Abdullahi, Caturi, Rayan, Patrick, Adalisha, Lente, Joline, Imran, Mathis, Marthe, Kyra, Gevannety, Lamise, Adam, Adam, Mohammed, Ahmed, Jomana, Jeremy, Siwar, Aya, Rinh, Sohaïb, Mohammed Ali, Sophia, Elza, Gabrielé, Matteo, Jamie, Ahlam, Jil, Jastin, Preston, Kate-Lynn, Adam, Ranita, Ismajil, Youssour, Maja, Solomon, Zekhya, Taim, Gaëtane, Nadia, Rihab, Salima, Given, Lee-Shanté, Emma, Tarik, Yusriah, Noor, Nadine, Pieter, Leyla, Abigael, Mukhammad, Merdie, Fatima, Lore, Lindy, Louise, Robincha, Sara, Hajar, Enis, Roxanne, Hayley, Nolan, Senne, Ryan, Bo, Neel, Enora, Lowie, Roman, Victor, Wouter, Anna, Fien, Naomi, Sama, Silla, Estera,
125
Nevaeh, Dina, Yunus, Lena, Borhane, Yaser, Melvin, Luna, Jade, Clio, Mauro, Seppe, Sterre, Ryan, Lieze, Mathias, Sam, Louise, Mira, Lander, Zahra, Marcel, Caj, Hazel, Jasse, Alexander, Kasper, Tasnim, Isra, Oumaima, Jessica, Zakiya, Shams, Houda, Ilham, Rayan, Musawwir, Matilde, Dieng, Louise, Eline, Liam, Mare, Lotte, Jerom, Emile, Maartje, Lucas, Matteo, Esmée, Zico, Lina, Khora, Alexander, Mila, Ilana, Seb, Fran, Jamie, Ebe, Elisa, Andreea Lavinia, Ayuub, Elijah, Daniel Aser, Nizar, Diana, Yagmur, Akram, Osna, Hala, Yassine, Youssef, Ellen, Loewie, William, Tille, Lucas, Maarten, Rjem, Josse, Michèle, Charlotte, Charlotte, Sara, Lucas, Castor, Wail, Birger, Nand, Basma, Aaron-Gabriel, Rumaiso, Mari-Angely, Shakour, Samuel, Delia, Emma, Numa, Nieke, Mohamed, Emily, Dorus, Tijm, Alexis, Wout, Joske, Klara, Ilyano, Soo, Nora, Elliot, Hanne, Nette, Chiel, Rihanna, Nele, Stijn, Nore, Rhune, Lara, Bram, Jelle, Kevin, Adam, Reda, Ana, Khadija, Elisa, Holy, Timotei, Emanuel, Lordia, Nikodem, Alisia, Sara, Merule, Emma, Audrey, Christine, Charlotte, Kamiel, Jonathan, Bas, Anouar, Daria, Tibe, Charlotte, Mik, Rawan, Emma, Romy, Prince, Evelyn, Morou, Flavia, Mariam, Steven, Salome, Flosmith, Lou, Lenthe, Ella, Isaiah, Finn, Torre, Scott, Martina, Rayan, Febe, Jef, Milan, Hanne, Mert, Levi, Jelle, Gian, Abel, Kay, Brian, Charlotte, Ionut, Deven, Jonas, Mohammed, Zeth, Diëgo, Victoria, Jordan, Djevira, Wolf, Idrissa, Julie, Stinne, Jens, Lode, Baramsha, Cynthia, Yassin, Mats, Ceejay, Matei, Christian, Roan, Alexis, Leonie, Charline, Jirte, Fatima, Natalie, Kimora, Emily, Sara, Mathias
56 OUDERJURYLEDEN PLUIMCOÖRDINATOREN Fanny Van Der Haegen, Jef Verdick, Jinthe Op de Beeck, An Reynders, Annick De Houwer
5 VAKJURYLEDEN Abdualla Maksour Martine de Kok Jan De Kinder Iris Wynants Wouter Van Peer
COÖRDINATIE Marit Stocker
REDACTIE Marit Stocker, Eline Maijer, Caroline Lambrechts
VORMGEVING Linney Brouwers, Lode Vangilbergen
MET DANK AAN Eline Maijer, Ehsan Rahimi Tembi, Ingrid Veulemans, Stefan Perceval, Kris Auwers, Ali Al-Attar, Annemie Morbee, Stefan Perceval, de medewerkers en vrijwilligers van HETGEVOLG, alle voorlezers.
De Wondere Pluim Turnhout wordt ondersteund door: Rotary Club Westmalle-Kempen - District 2170, De Vlaamse Overheid
127
DE WONDERE PLUIM 2019 De Wondere Pluim is een project rond schrijf- en leesplezier voor kinderen en hun ouders. In dit boek vind je de 67 beste verhalen van de meer dan 500 kinderen die dit jaar deelnamen. De selectie gebeurde door ouders en door een professionele jury. Dit boek is heerlijk om thuis of in de klas uit voor te lezen, een goede leesoefening voor kleine en grote beginnende lezers en een onuitputtelijke inspiratiebron voor creatieve activiteiten die beginnen vanuit een verhaal. De Wondere Pluim is een initiatief van HETGEVOLG en De Veerman vzw, ondersteund door de Vlaamse Overheid, Rotary Club Westmalle-Kempen - District 2170 en de Turnhoutse Bibliotheek.