Antwoord: verbonden van God 1
U kreeg van ons vorige week op de sites Scribd en Issuu dit document.
HET OUDE EN NIEUWE VERBOND VAN GOD: Gezien vanuit EPHEZE hfst. 1-3 in vergelijking met 1 PETRUS hfst. 1-2
In de nacht van zaterdag naar zondag kregen we een nogal lange brief in email daarover. Veel ervan is terug te brengen tot onze opmerkingen. Kritiek van hem en mijn antwoord daarover. Zijn mail gisteren morgen gelezen en enkele uren over nagedacht. Op tekst gezet en gisteren nog doorgestuurd. De ingekaderde tekst komt uit de email.
DIT HOORT VOOR EEUWIG TOT HET VERLEDEN VAN ISRAËL. JACOBUS J. J. TISSOT, C. 1900, MOZES EN JOZUA BUIGEN VOOR DE TABERNAKEL, JEWISH MUSEUM, NEW YORK Guido Biebaut 05/02/2018 Alle rechten voorbehouden
Antwoord: verbonden van God 2 Dag X,
Mail x
Waren het Joden christenen of christenen uit de volkeren in de Petrusbrief? Allereerst een algemene opmerking m.b.t 1 Petrus 1. Hier is sprake van vreemdelingen. Daarover zegt Prof Dr.L Floor het volgende: De eerste brief van Petrus is aan de eerste generatie van christenen UIT DE HEIDENEN geschreven. Over het algemeen neemt men aan dat dit een vernieuwing of mogelijk een actuele verwijzing is naar de doopcatechese van de christenen die in Pontus, Galatie, Kappadocie, Asia en Bythynie leefden. Daarbij hoeft niet uitgesloten te worden dat hier ook Messiaanse Joden behoorden. De term vreemdelingen in relatie tot het begrip verstrooiing (Gr:diaspora)zou volgens sommigen wijzen op Joden christenen, maar het is evengoed mogelijk te spreken over een geografische aanduiding van gebieden die buiten Palestina vielen.De herhaalde verwijzingen naar het O.T zijn voor de heidenen belangrijk, omdat zij er ook belang bij hebben niet alleen te horen van de ‘geschriften’ van het O.T, maar ook inmiddels inzage hadden gekregen in dit O.T.
Als ik zo sterk de nadruk op de 1 Petrus leg dat het aan alle Messias belijdende geschreven is dan is het omdat in mijn voorwoord een Messias belijder en een volgeling van hem (Ice) sterk beweren dat die brief alleen maar kan geschreven zijn aan Joden. En daarom mijn nadruk, bijna alle dispensationalisten zeggen dat, als ik er een procent mag op plakken schat ik 95%. Mijn tekst is vooral voor hen bedoeld. Als Prof Floor mij gelijk geeft dat wist ik zelfs niet. Heb je dat volle citaat ergens??
Mail x
Bij het sluiten van het verbond met Abraham in Genesis 17 werden namelijk geen voorwaarden gesteld. Het Sinaïtisch verbond draagt echter een voorwaardelijk karakter. Het wordt dan ook als een zelfstandig verbond beschouwd. De uitdrukking “hun vaderen” in Jeremia 31:32 slaat niet op de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob, maar op de voorvaderen van Israël, die uit Egypte geleid werden, zoals in vers 31 duidelijk gezegd wordt.
Jer. 31 de verzen 31 en 32 IS VOOR JOU UITSLUITEND OP JODEN VAN TOEPASSING. Dat betwijfel ik sterk omdat juist dat gedeelte in het NT ook op bekeerde Messias belijders uit de heidenen, van toepassing is. Waar bijvoorbeeld: ik geef eerst de HSV en de verwijzingen ervan
Antwoord: verbonden van God 3 31 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, Hebr. 8:8 Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
32 niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. 33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Jer. 31:1
In die tijd, spreekt de HEERE, zal Ik al de geslachten van Israël tot een God zijn, en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
Jer. 24:7
Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE ben, en zij zullen Mij tot een volk zijn en Ík zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich tot Mij bekeren met heel hun hart.
Jer. 30:22 En u zult Mij tot een volk zijn en Ík zal u tot een God zijn.
34 Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken. Jes. 54:13 Al uw kinderen zullen door de HEERE onderwezen zijn, en de vrede van uw kinderen zal groot zijn. Joh. 6:45 Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God onderwezen zijn. Ieder dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. Jer. 33:8
Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben. Ik zal al hun ongerechtigheden vergeven, waarmee zij tegen Mij gezondigd hebben, en waarmee zij tegen Mij in opstand zijn gekomen.
Micha 7:18 Wie is een God als U, Die de ongerechtigheid vergeeft, Die voorbijgaat aan de overtreding van het overblijfsel van Zijn eigendom? Hij zal niet voor eeuwig vasthouden aan Zijn toorn, want Hij vindt
Antwoord: verbonden van God 4
vreugde in goedertierenheid. Hand. 10:43 Van Hem getuigen al de profeten dat ieder die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangen zal door Zijn Naam.
Zou vers 31 nu uitsluitend maar naar de Joden verwijzen als de schrijver aan de Hebreeën zegt: Heb.8:8: “Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten.” De hamvraag is dan: heeft dat niets te maken met wat er met Pinksteren geschiedde aan de joden, en enkele dagen nadien waren er al 5.000 gelovigen, allen joden. Wil je me zeggen dat er nog een ander verbond komt? Dat Jezus tijdens het avondmaal verwijst naar een nieuw verbond maar niet dat zou bedoelen dat men Pinksteren in voege ging? Wil je me zeggen dat het zou slaan op een toekomend verbond in de 1.000 jaar? Ik hoop van niet! Dus en daarom ga ik naar Heb.8 en verder tot vers 13, dat laatste is een supervers voor alle gelovigen, joden en heidenen. 8 Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, Jer. 31:31 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, Jer. 31:32 niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Jer. 31:33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Jer. 31:34 Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.
9 niet overeenkomstig het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb, op de dag toen Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte uit te leiden. Want zij bleven niet in Mijn verbond en Ik heb geen acht meer op hen geslagen, zegt de Heere. 10 Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na die dagen, zegt de
Antwoord: verbonden van God 5 Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven en Ik zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. Jer. 31:33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Zach. 8:8 Ik zal hen hierheen brengen, zij zullen midden in Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn, in waarheid en in gerechtigheid.
11 En zij zullen beslist niet ieder zijn naaste en ieder zijn broeder onderwijzen en zeggen: Ken de Heere. Want zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen. Joh. 6:45
Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God onderwezen zijn. Ieder dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij.
Joh. 6:65
En Hij zei: Daarom heb Ik u gezegd dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem door Mijn Vader gegeven is.
1 Joh. 2:27 En wat u betreft, de zalving die u van Hem hebt ontvangen, blijft in u, en u hebt het niet nodig dat iemand u onderwijst; maar zoals deze zalving u onderwijst met betrekking tot alle dingen – en diezalving is waar en is geen leugen – en zoals ze u heeft onderwezen, zo moet u in Hem blijven.
12 Want Ik zal wat hun ongerechtigheden betreft genadig zijn en aan hun zonden en hun wetteloos gedrag beslist niet meer denken. 13 Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.
De drie teksten van Johannes = Joh.6:64,65 en 1 Joh.2:27 zien toch naar de vervulling door wat Jezus zal doen in Zijn dagen en onmiddellijk daarop. Dat laatste uit de eerste brief heeft dat geen betrekking op alle gelovigen uit alle stammen van de aarde? Je gaat toch akkoord met mij als ik zeg dat vers 13 over het verbond met Mozes spreekt en dat het voorbij is met de dood van Jezus? En dat het Nieuwe verbond dan gestart is met Pinksteren of is het dat niet wat we lezen in het vervolg van Heb.8? Voor mij is dat overduidelijk dat is ook zo: Ezechiël is aan zijn vervulling begonnen met Pinksteren en alle joden moeten daar nu van profeteren: niet in een komend 1.000 jarig rijk. Als ik dan dat koppel aan de beloften van God aan Abraham is dat om een andere reden, dan heb je verkeerd gelezen wat ik schrijf. Ik zeg met nadruk dat het Nieuwe verbond van Ezechiël
Antwoord: verbonden van God 6 begonnen is zal duren voor alle vorige en alle toekomende Messias belijdende, stam en afkomst is dan totaal onbelangrijk. Het vers 33 is deel van die profetie en daar staat dan dit over in het NT. 2 Kor.3:3 SV: “Als die openbaar zijt geworden, dat gij een brief van Christus zijt, en door onzen dienst bereid, die geschreven is niet met inkt, maar door den Geest des levenden Gods, niet in stenen tafelen, maar in vlezen tafelen des harten.” Als dat niet verwijst naar die tekst dan begrijp ik niet waarom dezelfde formulering gebruikt is. Toeval? niet voor mij! Als we vers 34 erbij nemen zien we dit in het NT: Hand. 10:43: “Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk die in Hem geloof, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam.” En nu Heb.10:16 er nog bij HSV en parallelverzen: 16 Want na eerst gezegd te hebben: Dit is het verbond, dat Ik met hen na die dagen zal sluiten, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun verstand schrijven, Jer. 31:31
Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
Jer. 31:32
niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE.
Jer. 31:33
Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.
Jer. 31:34
Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.
Rom. 11:27 En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen. Hebr. 8:8
Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,
Antwoord: verbonden van God 7
Mail x De allogorese van Paulus met betrekking tussen Hagar en Sara, waar hij Hagar als het type van het vleselijke Israel ziet dat meent overeenkomstig het Sinaitisch verbond zalig ter worden (Overigens je zou hier ook de islam bij kunnen betrekken maar dat ligt buiten Paulus direct bewijsvoering en is niet relevant in ons gesprek) en Sara als het type van het Hemelse Jeruzalem deel ik eveneens met je. Jouw verwijzing naar deze teksten lijken mij dan ook niet relevant voor ons gesprek over de huidige en eventueel toekomstige Status van Israel. (wij onderlijnen gb)
Je maakt bezwaar tegen mijn uitleg van Galaten 4. Dus nog maar eens de HSV en de parallellen. Ik heb ik mijn tekst op twee zaken gewezen: 1°) het hemelse Jeruzalem dat is er al, dus geen 1 2°) wij Messias belijdeden maken er NU al deel van uit. Neen ik geef je geen gelijk in deze zaak.
26 Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen. Openb. 21:2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is.
27 Want er staat geschreven: Wees vrolijk, onvruchtbare, die niet baart, breek uit in gejuich en roep, u die geen barensnood kent, want de kinderen van de eenzame zijn veel talrijker dan die van haar die de man heeft. Jes. 54:1 Zing vrolijk, onvruchtbare, u die niet gebaard hebt, breek uit in gejuich en jubel het uit, u die geen weeën gekend hebt, want de kinderen van de eenzame zijn talrijker dan de kinderen van de getrouwde, zegt de HEERE.
28 Wij nu, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak. Rom. 9:7 Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen. Maar: Alleen dat van Izak zal uwnageslacht genoemd worden. Rom. 9:8 Dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend.
Mail x Dat de joodse uitleggers in Jezus en onze dagen de schriften niet christologisch lazen en
Antwoord: verbonden van God 8 lezen, zegt op zich nog niets over onze uitwisseling over het volk Israël van onze dagen.
Je hebt het over: “over onze uitwisseling over het volk Israël van onze dagen.” Mijn redenering is totaal anders: we moeten ze blijven preken dat er zonder Jezus geen heil is. En dat Buber en Lapide en zoveel anderen niets bijbrengen aan het verhaal van de ware Jezus. Zie ik dat beperkt: dat is hoe ik Petrus bezig zie en Paulus en het ganse NT. De interpretatie hoe ik ook het Oude Testament moet lezen: ze geven de aanzet dat er teksten die op joden van toepassing zijn door hen, en ze zijn door God ingeademd, dat betrekken op heidenen die zich bekeren tot de Joodse Messias.
Mail x Het herstel van Israel is dus voor Paulus een moment dat komt als de volheid van de heidenen is ingetreden. Ditzelfde zegt onze Heer Jezus Christus als Hij zegt: en Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden TOTDAT DE TIJDEN DER HEIDENEN VERVULD ZULLEN ZIJN(LukaS 21:24). Daarmee wil ik ook aantonen dat het aardse Jeruzalem wel degelijk een toekomst heeft, zelfs als het tenslotte geheel doordrongen zal worden door het hemelse Jeruzalem, zoals wij overigens allen ook als volkeren wachten op een totale vernieuwing in het Eschaton? (onderlijning van de schrijver)
Aan Romeinen 11 ben ik nog maar eens begonnen. Nu al 5 of 6 bladzijden je krijgt het wel. Dit is iets van eergisteren denk ik. “Paulus komt in het inleidende hoofdstuk 9 al tot een besluit en dat moeten we vooraf aanhalen: Het gaat niet meer om vleselijke afstamming: “24 Hen heef Hij ook geroepen, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen. 25 Zoals Hij ook in Hosea zegt: Ik zal Niet-Mijn-volk noemen: Mijn volk, en de Niet-geliefde: Geliefde.” (Rom.9:24,25). Het is een tekst van Hos.2:22 die Paulus citeert: “En Ik zal haar voor Mij in de aarde zaaien en Mij ontfermen over Lo-Ruchama. Ik zal zeggen tegen Lo-Ammi: U bent Mijn volk, en hij zal zeggen: Mijn God!” Mag ik nog een stap verdere gaan met Hoséa 1:10: “10 Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: Kinderen van de levende God.” Als Paulus die link legt van heidenen die bekeerd worden met de verloren 10 stammen zouden wij niet allemaal een beetje genetisch van oorsprong van de kinderen van Jacob zijn? Dan gaat er toch ook een licht bij u op! Als vanuit een geestelijke wijze – zoals Paulus hier doet - de vervulling over discipelen van Jezus, ras daarbij onbelangrijk is: vormen ze dan thans allen, joden en heidenen die zich bekeerden, als het “ware” Israël? En dat “ware” Israël is “als het zand van de zee” zegt Rom.9:27 in combinatie met Hosea 1:10. Zij zijn het zaad = kinderen Gods (Rom.9:29). Voor dit laatste zijn het twee teksten uit de profeet Jesaja die aangehaald worden (Jes.10:22,23 / 1:9). Paulus zegt dat die teksten spreken over het geestelijke Israël (van bekeerde Joden en bekeerde Heidenen) en niet van een toekomstig herstel van een vleselijke Israël.
Antwoord: verbonden van God 9
Romeinen 9:25 spreekt over Israël én Heidenen en aan beiden gaan de drie aangehaalde verzen uit het OT die daarop volgen. Paulus geef ze aan als in vervulling gegaan vanaf de bekering van heidenen! De gedachte dat ook aan heidenen deze teksten in vervulling gaan is aangegeven door de gevolgtrekking in vers 30. Paulus doet dat duidelijk en krachtig als “dit” = de vervulling ven de aangehaalde teksten! “30 Wat zullen wij dan zeggen? Dit: dat de heidenen, die geen gerechtigheid hebben nagejaagd, gerechtigheid verkregen hebben, gerechtigheid echter die uit het geloof is.” Slechts in vers 31 wordt de draad met het vleselijke Israël terug opgenomen. In een commentaar hierop zegt J.S. Vos: “In vs.24-29 vindt, zoals reeds gezegd, de identificatie plaats van de “voorwerpen des erbarmens”: zij zijn de geroepenen uit de joden en heidenen. De gemeente uit joden en heidenen staat in het spoor van Izaäk, Jacob en Mozes. Met citaten uit de profeten Hosea en Jesaja bewijst Paulus deze identificatie. Hosea spreekt reeds over de roeping van de heidenen, terwijl Jesaja de redding van een “rest van Israël aankondigt.” Zie ’Paulus en de andere Joden’, edit. T. Baarda, H. Jansen, S.J. Noorda, J.S. Vos, Meimema Delf, 1984; artikel van J.S. Vos op blz.114-145. In de schematische voorstelling van Rom.9-11 volgens de schrijver (blz.119) lezen we over de verzen 25-30: “dit geldt voor ons, geroepenen uit joden en heidenen; volgens de profetie van Hosea en Jesaja: God heef een niet-volk tot volk geroepen en in Israël een rest overgelaten.” Dat is al iets om mee te nemen endat moet ovreekomen met de volhid van de heidenen en de volheid van de joden. Alverzoeneing staat er niet bij Paulus. Je andere tekst moet ik nog beginnen lezen dus morgen of zoiets. Groetjes Guido