Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 1
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord
Willam Blake was de meester van het symbolisme in Engeland, met zijn “The ancient of days setting a compass to the earth” uit 1794 en “Het huwelijk tussen hemel en hel” uit 1790-1793. Guido Biebaut 21/05/2018 Alle rechten voorbehouden Leest u ook regelmatig literatuur van en over de leer van de bedelingen, beter gekend als de leer van het “dispensationalisme”? Dit zijn meestal 7 fasen (of zelfs negen volgens enkelen) waarin God op verschillende manieren met Zijn schepselen omgaat. Verschillende manieren om Zijn plannen en doel ten uitvoer te brengen. Dit is één van mijn kritische aantekeningen erbij. Het zullen er rond de zes of zeven worden, naargelang hoe het verder verloopt. Bedenk wel, we hebben geen enkel probleem met de scheiding Oud en Nieuw Verbond (Testament). Of dat er nog een verbond was met Adam en Eva of met Noah. Daar gaat het dus niet om, u zal wel merken waarover wel! Dit is een antwoord: aan een lezer die onze studie had gelezen over de symboliek van het boek Openbaring. We houden zijn tekst in zwarte letter en ons antwoord in het rood, voor het gemak van de lezing. Dag Guido,
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 2
Met enige moeite kon ik deze toegestuurde informatie over geestelijk en letterlijk via Pages openen, normaliter gaat het vanzelf, maar dan in Word of gewoon via de e-mail server, maar het schijnt ergens vergrendeld te zijn. Alles gelezen hebbende waarin er vele dingen staan die aanvaardbaar zijn, blijkt de samensteller van dit lange verhaal vooringenomen te zijn als het op een bepaalde uitleg aan komt. Om jouw lange verhaal niet direct in diskrediet te brengen, maar wel termen als dispensationalist waar de schrijver en samensteller uitbundig mee strooit, schijnbaar om zich ergens tegen af te zetten, wil ik mij slechts op 1 passage richten, anders krijgen we oeverloze discussies. IK ZET ME TEGEN ALLES AF WAT VOOR MIJ NIET DOOR DE BEUGEL KAN. IK HEB TIENTALLEN ARTIKELEN, OVER DE DISPENSATIES EN TIENTALLEN TEGEN DE PINSKETERMENSEN EN WEL 40 TEGEN DE WACHTTOREN. Ik kan het niet kopiëren, want in Pages gebruikt men weer andere combinatie knoppen om dingen te kopiëren, refereer ik naar een geciteerde tekst, waar Paulus in de Efezebrief schrijft dat Joden en Heidenen voor zover in Christus een Nieuw lichaam vormen, want in Christus is noch Jood, noch Griek. Deze tekst citeer ik omdat men hiermee iets wil aantonen wat men totaal niet aantoonde. Men wil mij laten geloven dat de term 'Geestelijk Israel ' van nu af aan toepasbaar is op Joden en Christenen uit de volkeren, als zij delen in dezelfde ervaring van de besnijdenis des harten. Voordat ik hierop inga wil ik allereerst zeggen dat de term 'Geestelijk Israel' een dubieuze term is, ze komt niet voor in geen van de beide testamenten, er is alleen sprake van het delen in dezelfde beloften van redding, waarvan Abraham de ontvanger is, en wij met gelovige messiaanse joden delen in de beloften en medeerfgenamen zijn en als zodanig een Nieuw lichaam vormen, de Gemeente. Dat wij met hen de stad zonder fundamenten verwachten en daarom door het geloof horen bij het zaad Abrahams. Tot zover even deze summiere aanduiding, want de term ‘Geestelijk Israel ’is te zwaar besmet door de kerk traditie dat men haar zomaar kan overnemen. In dit opzicht hebben wij een gevaarlijke dwaling van de kerk als het geestelijk Israël bij de wortel te bestrijden, de term komt niet voor in de Schriften, zij is een uitvinding van mensen. Wanneer Paulus de uitspraak gebruikt: ’zij zijn niet allen Israël die zeggen Israël te zijn, komt dat zo ongeveer overeen met ons gezegde: zij zijn niet allemaal christenen die zeggen christen te zijn. Er zijn naamchristenen, culturele christenen, schijnheilige christenen, kortom je hebt ze in alle maten en soorten. ^^^^^
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 3
Dat heb ik je alles al eens uitgelegd maar heb je die 170 pagina’s gelezen? (MAIL MET BIJLAGE VAN 04/05/2017) Twee sleutelteksten Romeinen 9: “6 Ik zeg dit niet alsof het Woord van God vervallen is, want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. 7 Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen. Maar: Alleen dat van Izak zal uw nageslacht genoemd worden. 8 Dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend.” Romeinen 2: “28 Want niet híj is Jood die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die in het openbaar in het vlees plaatsvindt, 29 maar híj is Jood die het in het verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God.” Hoe kom ik daartoe. Dat is zeer eenvoudig. Als we het hebben over God en zijn werken noemen we dat: THEOLOGIE Als we het hebben over God en zijn koningschap noemen we dat: THEOCRATIE Als we het hebben over Jezus en zijn werken noemen we dat: CHRISTOLIGIE Als we het hebben over Jezus en zijn dood noemen we dat: SOTERIOLOGIE Als we het hebben over de Heilige Geest en zijn werken noemen we dat: PNEUMATOLOGIE Als ik het heb over de manier waarop God het grootste deel van de Joden verworpen heeft in de nadagen van de moord op Jezus dan spreek ik van “geestelijk Israël”. Waarom is zeer eenvoudig uit te leggen. Er waren in ie dagen tussen een 400.000 en een half miljoen Joden in Palestina. Met Pinksteren zijn de 12 apostelen de eerstelingen geworden van het Nieuwe Israël: ze ontvangen de Geest die Jezus zou sturen en die Hem ook zou vervangen. (Zie laatste avondmaal.) Op die dag nog 3.000 erbij en de volgende jaren nog wel 10.000. Honderden duizenden zijn niet gekozen door Jezus om deel te hebben aan dat “geestelijk Israël” en ze zijn dat omdat ze door de Heilige Geest de “geestelijk” mensenkinderen van God geworden zijn. En vanaf Handelingen 10 een grote spurt van heidenen die zich bekeren. Die dezelfde Heilige Geest ontvangen hebben als die joden die de Messias aanvaardden! (Zie slot Handelingen 10 en begin 11.) Hoeveel bekeerde joden tegen het jaar 70, ik wil je zelfs 100.000 geven, maar vergeet niet dat het land toen al tegen de 1,5 miljoen inwoners had. Volgens Josephus 1.100.00 uitgemoord en 97.000 als slaven naar Rome gebracht. Dus een klein procent: maar allen geestelijke kinderen van God vooreerst de jood en daarna de heiden die de Messias Jezus belijden als de enige ware. God heeft toen het beeld van de “olijfboom” in het leven groepen: er liggen duizenden en duizenden takken van afgebroken joden aan de boom op de grond. De geestelijk kinderen zijn erop gebleven. En dan heidense takken ingeplant allen met het verschil van alle andere heidenen en joden die op de grond liggen: zij hebben Jezus aangenomen als Verlosser (prachtige beeldspraak). Dat wist God zelfs al: ze stonden al lange tijd in het boek des levens.
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 4
Paulus heeft dat beeld van de bekering van de heidenen met deze woorden beschreven: hier Romeinen 9:24-28. 24 Hen heeft Hij ook geroepen, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen. 25 Zoals Hij ook in Hosea zegt: Ik zal Niet-Mijn-volk noemen: Mijn volk, en de Nietgeliefde: Geliefde. Hos. 2:22 En Ik zal haar voor Mij in de aarde zaaien en Mij ontfermen over Lo-Ruchama. Ik zal zeggen tegen Lo-Ammi: U bent Mijn volk, en hij zal zeggen: Mijn God! 26 En het zal zijn dat op de plaats waar tegen hen gezegd was: U bent Niet-Mijn-volk, daar zullen zij kinderen van de levende God genoemd worden. Hos. 1:10
Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: Kinderen van de levende God. 1 Petr. 2:10 u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent. 27 En Jesaja roept over Israël uit: Al zou het getal van de Israëlieten zijn als het zand van de zee, slechts het overblijfsel zal behouden worden. Jes. 10:22 Want, Israël, al is uw volk als het zand van de zee, toch zal maar een overblijfsel daarvan terugkeren; tot verdelging is vast besloten; het stroomt over van gerechtigheid. 28 Want Hij voltooit een zaak en handelt die af in gerechtigheid. De Heere immers zal metterdaad Zijn zaak snel afhandelen op de aarde. De uitdrukking in de Statenvertaling ‘een afgesneden zaak doen’ heeft in de bevindelijke terminologie een bepaalde betekenis gekregen. Het is de vraag of die overeenkomt met de bedoeling van de woorden in dit vers. De zaak waar het hier in de Schrift om gaat, heeft namelijk niets uitstaande met de inleving van de totale onmogelijkheid om zalig te worden voor de waarneming bij een ontdekte ziel. Waar het hier om gaat is dat de Heere een zaak zal volbrengen op de aarde, definitief en onverwijld. Andere vertalingen spreken over het (gestand) doen van wat God gezegd heeft, volledig en snel (NBG, Willibrordvertaling), onvoorwaardelijk en onverkort (NBV) volbrengend en verhaastend (Naardense Bijbel). Tegen HSV is geen wezenlijk theologisch of taalkundig bezwaar in te brengen. ‘Een afgesneden zaak doen’ is in elk geval vanwege de onbegrijpelijkheid niet te handhaven. 9:28 zal … snel afhandelen - Letterlijk: zal een afgesneden zaak doen. En dit is waarom in spreek van “geestelijk Israël” het waren allen joden in den beginne die bekeerd zijn en daarna heeft Gods bij middel van Paulus gezegd met NADRUK dat de heidenen die
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 5
zich bekeren als Zijn “kinderen zijn van Israël.” Of dat betrekking heeft op de 10 of de 12 stammen dat laat ik totaal in het midden. Het is de soevereine God die dat heeft verklaard. En dat heeft alles nog te maken met die andere beelden: een schaapsstal waar nog anderen bijkomen, een huis dat gebouwd wordt en de eerste stenen uit vleselijke bekeerde joden bestaan en ga maar door. Ja, ik ben van het “geestelijk Israël.” Niet uit verdienste van afstamming maar vanuit bekering en belijdenis. Zaken die totaal ontbreken in het huidige Israël. Je hebt het verder over “fijnzinnige onderscheidingen” wel hier zijn ze dan. Maar wie aandachtig leest wat ik schrijf zou dat al moeten begrepen hebben. En nu begrijp ik ook waarom je zo gemakkelijk doet over het moderne Israël: je gaat de grote kloof tussen de Messias belijdende en de gewone joden met een joods diploma, minimaliseren. Je hebt het al enkele keren gehad over de 20 % gelovigen aldaar, maar dat is niet zo. Dat is maar een vertekend beeld van de werkelijkheid, alle Talmoed belijdende joden zijn niet meer dan heidenen in Gods ogen. Zou God soms de “Vader van die twee dikke boeken zijn”? Maar geloof me maar, teksten daarvan bij de vleet! Niet bekeerde joden en niet bekeerde heidenen staan op gelijke voet bij God. Er is maar 1 verlosser en 1 wiens naam we moeten aanroepen. Ook hier teksten bij de vleet! Wie niet tot de ware Messias gelkomen in belijdenis heeft géén rechten meer van zijn afstamming van een aartsvader. Hier een korte herhaling uit mijn boek: We gaan dus “geestelijk “onderscheid maken zoals Paulus hier zegt: 1 Korinthe 2:13: Van die dingen spreken wij ook, niet met woorden die de menselijke wijsheid ons leert, maar met woorden die de Heilige Geest ons leert, om geestelijke dingen met geestelijke dingen te vergelijken. 1 Korinthe 2:14 Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden. 1 Korinthe 2:15: De geestelijke mens beoordeelt wel alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld. 1 Korinthe 3:1: En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot mensen die geestelijk zijn, maar als tot mensen die nog vleselijk zijn, als tot jonge kinderen in Christus. 1 Korinthe 9:11: Als wij bij u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel als wij van u het stoffelijke oogsten? Rom.4:16,17a: “Daarom is het uit het geloof, opdat het zou zijn naar genade, met als doel dat de belofte zeker zou zijn voor het hele nageslacht, niet voor dat wat uit de wet alleen is, maar ook voor dat wat uit het geloof van Abraham is, DIE EEN VADER IS VAN ONS ALLEN, zoals geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gemaakt.” Dat is geestelijke taal: maar het zegt duidelijk dat wij: Joden en HEIDENEN DIE ZICH HEBBEN BEKEERD TOT JEZUS kinderen van Abraham zijn. Galaten 3:8: “En DE SCHRIFT, DIE VOORZAG dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden.” Hier eenzelfde opmerking als hierboven.
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 6
Galaten 3:9: “Daarom worden zij [JODEN en HEIDENEN] die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham.” 1 Pet.3:6: “zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde. U bent kinderen van haar geworden, als u goeddoet en niet bevreesd bent voor enig ding dat u angst zou kunnen aanjagen.” Petrus gaat dus nog een stap verder: we zijn ook kinderen van Sara de vrouw van de aartsvader. Dat is ook geestelijke taal. Als wij KINDEREN VAN ABRAHAM GENOEMD MOGEN WORDEN en toch als heiden geboren zijn, dan is een term als “het kind/volk van God” toch niet veraf! Zijn we soms niet ingeënt in de Joodse olijfboom om daar een eenheid mee te vormen! We vormen toch samen de ene kudde van de Heer! Temeer daar – dat volgt later in punt twee – de wet van Mozes is afgeschaft en zelfs een Jood niet meer onder die WET (= ook deze van God genoemd) staat. De inhoud van het boek aan de Galaten laat dat niet alleen toe, het volgt uit de noodzaak van wat Paulus voorafgaande heeft opgemerkt. Ik voel me niets minder dan te behoren tot DAT Israël van God, gelijk elke Messias-belijdende Jood het is. Het ongelovige Israël zij is juist een klasse apart, maar zitten in de verkeerde richting. Ze hebben de Messias verworpen en kunnen maar opnieuw bij God horen als ze zich tot Hem bekeren.
******** Oude Israël bestaat uit vleselijke Joden van de Nieuwe Israël bestaat uit geestelijke Joden uit 12 stammen alle rassen van de wereld Heilige natie — Ex.19:5,6
Heilige natie — 1 Petrus 2:9 / Mat.21:43
Koninkrijk van priesters— Ex.19:5,6
Koninkrijk van priesters— 1 Petrus 2:5,9 / Opb.1:6 / Opb.4:4 / 5:10
Een speciaal volk — Ex.19:5,6
Een speciaal volk — 1 Petrus 2:9
Gods volk — Hosea 1:9,10 / Rom.9:6-8
Gods volk — 1 Petrus 2:9
Een heilig volk — Deut.7:6
Een heilig volk — 1 Petrus 1:15,16
Een volk met een erfenis— Deut.4:20
Een volk met een erfenis— Eph.1:18
Gods tabernakel in Israël — Lev.26:11
Gods tabernakel in Jezus — Joh.1:14 = God tabernakelde van de geboorte van Jezus tot Zijn dood onder het Joods volk.
God wandelde met hen — Lev.26:12
God wandelde met hen — 2 Cor.6:16-18
Twaalf zonen van Jacob
Twaalf apostelen in de gemeente
Twaalf stammen
Twaalf stammen, verstrooid — Jacobus 1:1
YaHWeH getrouwd met Zijn volk — Jes.54:5 / Christus getrouwd met Zijn gemeente — Jacobus Jer.3:14 / Hosea 2:19 / Jer.6:2 / 31:32 4:4 / Eph.5:23-33 / 2 Cor.11:2
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 7
Hierbij vergeten we niet: dat YaHWeH = Jezus de Christus. God is geen polygamist, want het ware Israël en de ware heidenen zijn namelijk 1 geworden in Christus. ^^^^^^^^ Ook hier ga ik nog wat uithalen: HET “ISRAËL VAN GOD” IN GALATEN 6:16 van 22/02/2018. OOK JOU TOEGESTUURD. Ik heb de indruk dat je met het “‘ANTHOLKE’principe” me wil zeggen dat joden nog onder de wet staan. Of heb ik dat fout. Voor mij staan ze niet meet onder de wet, en als ze bepaalde zaken willen doen die in de wet staan (géén mosselen eten of wat dan ook) dan is dat hun eigen zaak: ze krijgen er geen extra pluimpjes voor van God. Een citaat eruit: “De Wet van Mozes is achterhaald! Hebreeën 7:18: “Want de terzijdestelling van het voorgaande gebod vindt plaats vanwege zijn zwakheid en nutteloosheid.” De wet kon niemand redden van de dood! Hebreeën 8:6,13: “Nu heeft Hij echter een zoveel voortreffelijker bediening ontvangen, zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar is: een verbond dat in betere beloften is vastgelegd. ... Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.” Het Oude Verbond verdween volledig uit het beeld met de val van Jeruzalem in het jaar 70. Het was al met de dood van Jezus juridisch niet meer in tel. Hebreeën 10:9: “Daarna sprak Hij: Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg om het tweede daarvoor in de plaats te zetten.” Men maakt in de dispensatiekringen nogal wat van de term “vervanging” (zou ketters zijn) maar als u het liever heeft over het feit dat het Nieuwe Verbond de “vervulling” is van de beloften dan is dat voor ons ook goed. Zelf gebruiken we beide termen door elkaar. Het is zowel “theologie van vervanging” als “theologie van vervulling” omdat de schrijver aan de Hebreeën het duidelijk aangeeft. Woorden hebben een betekenis OOK als ze ons dwarsliggen, het blijven Bijbelse uitdrukkingen. Geen directe Bijbelse termen maar afgeleid zoals het begrip” theocratie” het is.” En deze aanhaling: “En wat betreft de belofte van God aan Abraham dat hij de Vader van een “grote natie” zal zijn! Ook dat is al vervuld! Zie die uitdrukking in Gen.12:2 / 46:3 / Deut.2:25 / 4:6,7 / Jozua 2:9-11 / 1 Kron.17:21. In dezelfde zin ook de betekenis dat zijn zaad als “het zand der zee” zal zijn. Het is vervuld en hoeft niet nog eens een vervulling te krijgen in een duizendjarige regering. Dat is duidelijk in Gal.3:8,14 waar we lezen (wij onderlijnen): “En de Schrift die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volkeren gezegend worden (...) Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door geloof.” Met ander woorden; sinds Pinksteren en de bekering van Cornelius bestaat Gods gemeente uit Joden en Heidenen. Abraham is vader van een grote geestelijke natie geworden, een volk bestaande uit personen uit meerdere volkeren. Hij hoeft echt
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 8
niet te wachten op een duizendjarige regering wil dat in vervulling gaan. Zie ook nog Gen.13:16 / 2 Kron.1:9 / 1 Kon.4:20 / Heb.11:12.” Laat ik het dan betrekking hebben op Epheze zoals je hieronder gaat uitleggen: Eph.2:11-19: “11 Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, 12 dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. 13 Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. 14 Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, 15 heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, 16 en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. 17 En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren. 18 WANT DOOR HEM HEBBEN WIJ BEIDEN DOOR ÉÉN GEEST DE TOEGANG TOT DE VADER. 19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God.” Deze drie teksten geven daar de uitleg bij wat het in werkelijkheid wil betekenen. Romeinen 5:2: “Door Hem hebben wij [zowel Joden als heidenen] ook de toegang verkregen door het geloof tot deze genade waarin wij staan, en wij roemen in de hoop op de heerlijkheid van God.” Eph.3:12: “ In Hem hebben wij [zowel Joden als heidenen] de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door het geloof in Hem.” Hebreeën 10:19: “Omdat wij [zowel Joden als heidenen] nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus.”
Het is voor mij duidelijk: Het nieuwe verbond, is al in de vervulling gegaan: een toevoegsel in een rijk van 1.000 jaar zal daar niets meer aan wijzigen. Het oordeel over mensen is al met hun leven hier op deze aarde begonnen. Gesloten met gelovige Joden en gelovige heidenen (Jeremia 31:31-34 / Mattheüs 26:28). Het nieuwe verbond heeft het oude ééns en voor altijd vervangen (Hebreeën 7:18 / 8:6-13 / 10:9). Gelovigen uit Joden en heidenen, zonder onderscheid des persoons (Rom.2:28,29 / Gal.3:69,28,29 / Fil.3:3 / Jac.1:1 / 1 Pet.1:1 / Eph. 2:11-19). (Dit komt al een stuk tegemoet aan wat je hieronder schrijft!)
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 9
******** Vanuit de Schriften is die mens een Christen die door water en Geest herboren is tot een levende hoop door de Opstanding van Christus uit de dood, en daarom mede-erfgenamen zijn van het eeuwig heil. Christus die voor ons gestorven is en Opgestaan ter onzer rechtvaardigmaking. Terugkomend op de tekst gaat het om fijnzinnig luisteren. Paulus wil dus in zo’n uitspraak het echte Israël door het geloof onderscheiden van het Israël naar het vlees. Als jij al een lang artikel wilt wijden aan de termen ‘geestelijk’ en ‘letterlijk’, dan vraag je van je lezers dat zij fijnzinnige onderscheidingen aanbrengen. Soms moeten zij dingen letterlijk lezen, soms moet men de geestelijke zin van een tekst verstaan, dus leren fijnzinnig aan te voelen waar het op aan komt. Maar wat schetst mijn verbazing, dat jij juist met het oog op de passages van Paulus ineens jouw eigen principes verlaat, en in het vervolg zelfs het hele boek ‘Openbaringen’ inclusief vele O. T. Profetieën op de geestelijke toer gaat verklaren, en het plaatst in een oeverloze symbolische interpretatie. Hierbij dan nog even terug naar Efeze. Paulus is continu bezig zijn Joodse hoorders te erkennen als de Messias, en door het geloof in zijn naam behouden te worden. Hij spaart kosten noch moeite om dit te verkondigen, zelfs met grote haat en vervolging als resultaat. Als hij dan komt te spreken over Jood en Griek doet hij hetzelfde als Jakobus die verschillen tussen armen en rijken laat wegvallen als het op het ene Lichaam van Christus aankomt, omdat sociale verschillen of standsverschillen geen basis zijn voor het gemeenteleven. Christus is de bron, de wortel, waarin tijdelijke onderscheidingen geen doorslaggevende rol meer spelen, noch, ras, bloed of bodem. Nu de toepassing. In de Griekse wereld sprak met over de wet van de ‘ANTHOLKE’. Om deze wet te begrijpen gaan wij terug naar de tekst. Als je als verkondiger, in dit geval Paulus, een bepaalde waarheid wilt onderstrepen, dan leg je tezelfdertijd een bepaald accent. Dit is nu eenmaal onvermijdelijk. Je zou het kunnen vergelijken met mensen die in een zeilboot zitten, en de boot ligt gevaarlijk schuin. Wat doen de zeelui dan, zij gaan aan de andere kant van de boot zitten, om een balans terug te brengen, zodat het schip geen water te veel binnen krijgt. Dit over accentueren om een bepaald resultaat te krijgen noemden de Grieken de wet van de ‘ANTHOLKE ‘. Wanneer dus Paulus spreekt over geen verschil tussen Jood en Griek dan past hij de wet van de ‘Antholke ‘toe. Hij moet om het maar zo te zeggen overdrijven, om zijn punt te maken. Overhellen naar de andere kant net als bij de zeilboot. Zijn zwaartepunt ligt op dat moment niet bij de profetie, noch bij de uitleg van toekomstige beloften voor Israël, maar hij wil indringend zijn hoorders overtuigen dat de verschillen nu niet ter
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 10
zake doen, want God is bezig een nieuw lichaam te scheppen, de gemeente, waarin verschillen tussen ras en afkomst geen rol meer spelen, maar het geloof door de liefde werkende. Wanneer men er geen verschil is tussen Jood en Griek als het op de Openbaring van Christus aankomt, men hieruit de conclusie trekt, dat wat Paulus als ‘ANTHOLKE’principe hanteert tot een universele interpretatie laat uitgroeien, dan maakt men geen fijngevoelig gebruik, maar misbruikt men dit accent in deze Bijbeltekst, kortom men verminkt Paulus woorden. Dit gevoel heb ik bij het aanhalen van dergelijke teksten die jij te gelding brengt, kortom ook hier geen fijngevoelige onderscheidingen. Laat mij een ander voorbeeld gebruiken wanneer de Apostel zegt: in Christus is man noch vrouw, want in Christus is noch man noch vrouw, noch Jood noch Griek, maar een Nieuw Schepsel. Wil jij met zo’n Bijbeltekst duidelijk maken dat wij uit genade dezelfde belofte erven dan is daar niets mis mee. Maar het slaat de plank volledig mis wanneer je daarmee het verschil tussen man en vrouw gaat uitwissen. Niet alleen fysiologisch is dat een absurditeit, maar ook zuiver praktisch. Terwijl Paulus dit accent legt, komt hij ergens anders rustig met de onbekommerde uitspraak:’God is het hoofd van Christus, Christus is het hoofd van de man, en de man is het hoofd van de vrouw. Hierin zie je een bepaald principe van plaats en functie in het praktische leven. Ga je nu laatstgenoemde tekst uitleggen tegen de achtergrond van de eerste die ik noemde, dan ga je appels met peren vergelijken, en kom je tot rare universele uitspraken. Een tekst heeft een eigen gewicht, beiden hebben zij binnen een context een bepaald gewicht. Als je ze echter zonder enige context als universeel principe gaat hanteren, kom je tot potsierlijke uitspraken. Je moet woorden laten staan binnen bepaalde contexten, zoals overigens veel brieven in het N. Testament tendens geschriften zijn. Dat er in Christus redding is is een universele troost, belofte, daar valt niet aan te tornen, maar als je een dergelijke uitspraak losmaakt van woorden als bekering, geloof, wedergeboorte, ontvangen van de Geest, dan maak je er een potje van. Laat me een paar andere teksten aanhalen: Ik heb dat gelezen tot op het laatste maar ga er niet op antwoorden. Ik heb je eens gezegd dat ik eerst enkele zaken moet uitleggen, want je geeft op veel van mijn vragen geen antwoord en dan blijf ik hangen tot je wel het antwoord geeft: bijvoorbeeld dat slot van Romeinen 9 hierboven gegeven. Ik heb er geen problemen mee dat je me een Calvinist noemt dat doe ik zelf ook, maar ik weet dat die man inzichten had die een dispensationalist niet zou willen begrijpen. Heb ik je niet eens gevraagd géén me de titels van de boeken tegen het dispensationalisme die je gelezen hebt. Want je hoort een klok en weet niet dat andere klokken anders klinken! Heb je die lijst zelf
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 11
samengesteld of gewoon ergens uitgeknipt: dat is een gemakkelijke oplossing. Ik denk een kopie gezien de manier van het aanhalen van teksten Maar om het even. Dat wat je je zou moeten doen is zelf die zaken nagaan. Ikzelf ga maar traag te werk omdat ik tot op het bot naga of het wel zo is. (Ik heb gisteren een uur gezocht naar een boek dat minder in dan wat ik je kan opsturen als email, van een theoloog van de 19 de eeuw, maar vond alleen maar versies van 40/50mb. Over symboliek in de Bijbel.) Als je me bijvoorbeeld zomaar een letterlijk citaat geeft: wat zegt over prof Noordmans, dat kan ik niet nagaan: maar als je me de twee bladzijden ervoor en erna meegeeft dan kan ik dat beoordelen. Er staat bij manier van spreken niets over wat hij geschreven heeft. Drie niet belangrijke artikeltjes, je moet dus zijn boeken kopen, ik denk dat ik et twee aan jou gegeven heb! Veel van de dingen die je opsomt zijn nog niet vervuld volgens jou: waarom ga je er dan vanuit dat het strikt letterlijk zal zijn. Je weet toch dat over de Messias staat dat hij Emmanuel zal genoemd worden: niemand heeft dat ooit gedaan, zijn moeder niet, zijn stiefvader niet en de apostelen niet! Ik vertaalde deze week dit stuk over de schapen en de bokken van een aartsvader van de dispensatieleer en ik geef je dat mee: dat is iets waar je niet zal in geloven Ik kan je ook enkele dispensationalisten geven die dat einde van de 1.000 jaar zetten. GA NAAR ACHTEREN: DAAR STAAT EEN KLEIN DEEL VAN IETS DAT AL 35 JAAR GELEDEN GEPUBLICEERD IS. We citeren van https://bible.org/seriespage/second-coming-christ-and-millennial-kingdom Uit een artikel van John F. Walvoord, een van de aartsvaders van de bedelingenleer. “Oordelen in de tijd van de wederkomst van Christus Bij de wederkomst van Christus zal er een reeks oordelen zijn. Reeds vermeld is het oordeel en de beloning van de gemartelde doden van de Grote Verdrukking. Ook wordt het oordeel van Satan genoemd, waardoor hij voor duizend jaar gebonden is. De Schrift spreekt ook van een algemeen oordeel van de natiën of de heidenen (Matthéüs 25: 3146). Dit is een oordeel van heidenen die in de wereld leven ten tijde van de wederkomst van Christus die de Grote Verdrukking heeft overleefd. Degenen die waardig worden geacht, worden beschreven als schapen, en zij zullen in aanmerking komen om het duizendjarig rijk binnen te gaan. Degenen die als onwaardig worden beschouwd, aangeduid als geiten, worden ter dood gebracht. Een soortgelijk oordeel van het volk van Israël wordt beschreven in Ezechiël 20: 33-38. Die waardig gerekend betreden het millennial koninkrijk; degenen die niet waardig zijn geteld, worden ter dood gebracht.”
*********
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 12
Het is ongerijmd de vervulde profetieën letterlijk te verklaren en op de onvervulde een andere exegetische sleutel toe te passen. Iets wat a-millenialisten voortdurend doen. Dit maakt dat men in hetzelfde verband twee verschillende exegetische sleutels zou moeten gebruiken, zoals bij de profetieën, die in één verband spreken over de komst en het verblijf van Christus op aarde en zijn wederkomst, of zijn regering (Jes. 8:23-9:6; Micha 5:1-5; Zach. 9:9-10). KIJK EENS ACHTERAAN IK GEEF JE DE STATENVERTALING MET KANTTEKENINGEN. ZEG EENS WAT NIET KLOPT. Als de Schrift spreekt over “uw puinhopen en uw verwoeste plaatsen en uw vernield land” bedoelt ze daarmee de steden en het land Israël. Het is onzinnig het herstel daarvan op de kerk toe te passen. Als er verwoeste puinhopen hersteld worden dan betreft het herstel dezelfde zaak als waarop het verwoest zijn betrekking heeft (vgl. Jes. 49:19-23; 54:3; 60:10 “herbouwen”; 60:18 enz. ). De onvervulde profetieën bevatten zoveel details, dat vergeestelijkte toepassing op de situatie van de Kerk een paskwil wordt. Wie zijn koningen, die de voedstervaders van de Kerk zijn (Jes. 49:22, 23) en waarvandaan brengen ze de zonen en dochters van de Kerk dan? Wat voor geestelijke akkerlieden vormen de vreemdelingen? (Jes. 61:5). Ik citeer hier bepaalde calvinistische figuren. Wat is geestelijk Egypte en Assur, in onderscheiding van het geestelijk Israël? (Jes. 19:18-25). Wat is de heerbaan waarover in die verzen sprake is? Wat moeten we verstaan onder de berg des Heren, het huis van Israël, het huis van Juda, de akkers die bezaaid worden, de muren die herbouwd worden, de spaden, de zwaarden, de woestijn? Wat betekent het niet varen van een roeiboot op de rivieren in het land? (Jes. 33:21). Hoe moeten we ons de Kerk voorstellen te midden van vele volken als een leeuw onder de dieren? (Micha 5:7). Kom op Guido, dit is toch geen uitleg van de schriften meer als je zo telkens weer een diepere allegorische zin wilt ontdekken. Dit calvinisme met haar voorvader de Roomse kerk is hier echt buten alle perken gegaan. Er zijn profetieën, die onmiskenbaar slaan op de tijd na de wederkomst van Christus, zoals Zach. 14:8-21 en Jes. 65:17-20. Deze kunnen dus volgens de calvinistische zienswijze alleen maar betrekking hebben op de toestand van de Kerk in de eeuwigheid. Die profetieën spreken echter over slagen die de Heer zendt, over het sterven van jongelingen en over het door de vloek getroffen worden. Een toepassing op de Kerk blijkt dus een onmogelijkheid. Het nieuwe testament machtigt tot een diepere zin van de oudtestamentische profetie, want het bevat vele voorbeelden van een dergelijke verklaringswijze (Hand. 4:25, 26; 13:47; 15:16, 17;
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 13
Rom. 9:25, 26; 10:15; 15:9-12, 21 enz.). Daar hoeven we het niet oneens over te zijn, ook hier is er sprake van fijngevoelig uitleggen. 1. De Schrift kent daadwerkelijke vervulling van een profetie en vóórvervulling of vervulling naar principe. In het laatste geval wordt een tekst vergelijkenderwijs aangehaald. Het beginsel van voorvervulling ligt besloten in het woord: “de antichrist komt… zo zijn ook nu vele antichristen geworden” (1 Joh. 2:18). 2. Wanneer het een volledige vervulling betreft, vermeldt de Schrift in de regel de woorden: “opdat vervuld werd”, “toen werd vervuld” of een dergelijke zinsnede waarin over vervulling gesproken wordt. 3. Bij een toepassing naar het principe of beginsel is slechts sprake van “zoals geschreven staat”. Hoe vrij deze clausule gebruikt wordt, blijkt uit 2 Kor. 8:15. Een sprekend voorbeeld van een aanhaling naar beginsel geeft Rom. 10:18, waar de prediking van het evangelie, universeel aan alle mensen, vergeleken wordt met de taal van de schepping, die universeel vernomen wordt. 4. Het slechts gedeeltelijk vervuld zijn van bepaalde profetieën blijkt uit Hand. 2. De apostel haalt Joël 2 aan, maar de tekenen van de dag des Heren, waarover Joël spreekt en die dag des Heren zelf, vallen buiten het raam van de toenmalige gebeurtenissen. Dat de onvervulde profetie in de volle zin letterlijk vervuld zal worden, blijkt uit Rom. 11:26, 27 (zie vs. 28, 29). Eveneens blijkt het uit het feit, dat in het nieuwe testament onverminderd over de toekomst van Israël gesproken wordt. De Heer zegt, dat de discipelen (als type van het gelovig Joods overblijfsel) met de steden van Israël geenszins zullen zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen zal komen (Matth. 10:23). Eveneens zegt Hij, dat de discipelen zullen zitten op twaalf tronen om de twaalf stammen van Israël te oordelen (Matth. 19:28). In de toekomstrede op de Olijfberg baseert Hij Zich letterlijk op de profetie van Daniël over de gruwel der verwoesting in de heilige plaats, en spreekt over hen, die in Judéa zijn en over vluchten op de sabbat Matth. 24:15-31). Rom. 11:25-29 laat in dit verband beslist niets aan duidelijkheid te wensen over, terwijl ook 2 Kor. 3:14, 15 naar het toekomstig herstel van Israël heen wijst. De Heer ziet de verwerping van Israël beslist niet als een definitieve zaak. Hij spreekt over de tijd, dat Jeruzalem eenmaal zeggen zal: “Gezegend hij, die komt in de naam van de Heer” (Luk. 13:35).
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 14
Evenmin corrigeert Hij zijn discipelen als ze na zijn opstanding nog spreken over “het koninkrijk voor Israël oprichten”. Integendeel, Hij laat uitkomen dat dit gebeurt op de tijd, die de Vader bepaald heeft. In 2 Thess. 2:4 schrijft Paulus, en dat de antichrist zich zal zetten in de tempel van God.
in
overeenstemming
met
Daniël,
dat
Het boek Openbaring staat vol heen wijzingen, die op Israël en Jeruzalem betrekking hebben. Er is sprake van 144. 000 uit alle stammen van Israël (hfdst. 7); van de tempel Gods en het altaar, van de heilige stad, die 42 maanden vertreden wordt (zie Daniël); van de grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte “waar ook hun Heer gekruisigd is” (Openb. 11:1-8); van de vrouw bekleed met de zon en de maan en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren, die de mannelijke Zoon baarde (hfdst. 12 vgl. Rom. 9:5). Als ik dit allemaal zo moet lezen zoals jij wilt Guido kom ik tot potsierlijke uitspraken. Uit dit overzicht blijkt dat het calvinisme met elkaar vereenzelvigt wat de Schrift onderscheidt en zo komt tot een algemene, eenvormige voorstelling. De Schrift spreekt over minstens vier verbonden, de calvinist maakt er het verbond van. Overigens geeft het O. T minstens dertig betekenissen naast Berith aan het woord verbond. De Schrift spreekt over verschillende groepen gelovigen, de calvinist maakt er van één Kerk van Adam af tot aan de jongste dag. Duidelijk blijkt ook, dat hij daarbij allerlei Schriftuitspraken moet relativeren: de Schrift zegt, dat in de dagen van de Heer Jezus de Kerk nog gebouwd moest worden. De calvinist beweert dat die Kerk allang bestond. Het zou dus niet gaan om bouwen, maar slechts om vormverandering. De Schrift zegt, dat de Kerk een verborgenheid was, die verzwegen was. De calvinist beweert, dat die verborgenheid toch wel bekend was in de dagen daarvoor. Dit relativeren en op één noemer brengen, komt heel sterk uit als het gaat om de eschatologie. Zal ik nog even verder gaan? Alle toekomstige gebeurtenissen laat men plaatsvinden op de jongste dag; een onderscheid tussen het tegemoet gaan van Christus in de lucht van de gemeente en de verschijning van de Heer met zijn heiligen wordt in feite niet gemaakt. In ieder geval worden die twee niet in chronologisch verband geplaatst; het begrip “grote verdrukking” wordt door vele calvinisten vervaagd. Een bepaalde, precies afgebakende periode in de toekomst, verstaat men er niet onder;
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 15
het beest, als voorstelling van het eindtijdelijke wereldrijk, ondergaat eenzelfde lot. Het wordt meestal gereduceerd tot een voorstelling van de wereldmachten in het algemeen; het oordeel over de levenden, beschreven in Matth. 25, wordt vereenzelvigd met het oordeel van de doden voor de grote, witte troon (Openbaring 20); van de drie groepen, die voor de troon van Matth. 25 verschijnen "bokken", “schapen” en “deze mijn broeders”, worden de laatste twee gelijkgeschakeld en tot één groep teruggebracht; de 144. 000 verzegelden uit Openbaring 7 worden in wezen niet onderscheiden van de grote schare uit datzelfde hoofdstuk. En dat terwijl van de eersten gezegd wordt dat ze afkomstig zijn uit de stammen van Israël, en van de laatste dat ze uit de volken komen; de opstanding ten leven en die ten oordeel (Joh. 5:28, 29), nader omschreven in Openb. 20 als de eerste opstanding en de opstanding van de overige doden, worden tot één opstanding teruggebracht. Met deze voorbeelden is voldoende aangetoond, dat het calvinisme de Schriftgegevens nivelleert. Er is TOTAAL GEEN SPRAKE VAN FIJNZINNIGE EXEGESE noch van fijnzinnige onder-scheidingen. Daardoor gaat veel van de rijkdom en schoonheid van Gods Woord verloren en het tragische is, dat de calvinist niet ziet wat hij mist. Bovenal tragisch is het niet zien van het onderscheid tussen Israël en de gemeente. Het gevolg is, dat de calvinist de Kerk als een veredeld Israël ziet. Niet onder de wet en toch wel onder de wet( ze lezen vaak nog elke zondag de tien geboden), gerechtvaardigd en toch altijd nog zondaars( er is weinig vreugde), hemels en toch weer wereldlijk (denk aan het militant politieke standpunt van allerlei christelijke partijen), vreemdelingen en toch geroepen om de eer van Christus te verdedigen op “alle terreinen” – niet van “mijn” maar van “het” leven(Abraham Kuyper en het neo- calvinisme) Dat het persoonlijk geloofsleven onder dit tweeslachtige standpunt lijdt, hoeft geen betoog. Je begrijpt Guido dat wat ik het calvinisme noem evenzeer vervangen kan worden door Rooms Katholiek. Het beroemde ‘Kairos document’ is een typische uiting van eeuwenlange dwalingen, die dus niet door wat jij noemt dispensationalisten geschreven werd. Kortom, waar juist fijnzinnige onderscheidingen gemist worden. Men schijnt haast vanuit de catholica en Augustinus via de reformatie bijna autistisch te moeten vasthouden aan eenmaal ingenomen standpunten, al het andere is sectarisch, valse profetie etc. De valse profeten beginnen echter niet bij de uitleg, maar bij hun eigen waanvoorstellingen, waar men dingen in de schriften leest om ze vervolgens naar eigen situatie, intuïtie vanwege bepaalde gebeurtenissen in de wereld direct loslaat op de menigte. Dat is erg, maar wat is erger, dat je finaal op het persoonlijk vlak aan inlegkunde doet door valse geruchten te verspreiden, of eeuwenlang de mensen met afwijzing van het gevaar op Doperse dwalingen van een Joods rijk zelf niets anders doet dan Abrahams zonen en dochters via Augustinus onder het mom dat men toch wel het geestelijk Israel is te vernietigen, hen stelselmatig te beroven van de door God toegezegde beloften, hun eer te schande te maken door hen nog steeds te zien als een stelletje
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 16
vervloekten, terwijl zij omkeren wat GOD BELOOFDE: wie u (Abraham en zijn nazaten) vervloekt zal ik vervloeken, en wie U ZEGENEN ZAL IK ZEGENEN. Voor mij is dus de kerk niet GEESTELIJK ISRAEL vanwege haar besmette verleden, zij delen in de beloften als Abrahams zaad en zullen met Israël als Abrahams zonen erven, maar zij blijven de gelovigen uit de volkeren, die samen met de zonen van Abraham die in Christus geloven delen in de belofte van het Koninkrijk der hemelen, inclusief de joden die nog tot bekering zullen komen, en met hen 1 GROTE UNIVERSELE GEMEENTE ZULLEN WORDEN. Wat dacht je van het besmette verleden van de Israëlieten die God in de 40 jaar in de woestijn al 10 maal afvallig waren. Toch maar om te zeggen dat ze nog steeds Gods volk waren. Als de kerken in de dagen van Hitler de wapens zegenden wat zegt dat over de ware gelovigen: God kent de zijnen.
Met groet, XXXXX
********* Er zijn verscheidene voorbeelden aan te halen waar de betekenis van de verwijzing van een OTische tekst in het NT niet meer dezelfde is. De context kan in het Oud Testament totaal verschillend zijn van wat het NT ervan maakt. Het gaat om een andere vervulling dan een letterlijke. In die zin gebruikt de schrijver dezelfde formule als wanneer hij een Messiaanse of andere voorspelling aanhaalt. We vinden dan zowel; “opdat vervuld zou worden” als “er staat geschreven.” De volgende lijst bestaat uit dergelijke voorbeelden: 1°) Ex.32:6-25 (voor vers 32:23 zie Hand.7:40). Dit is het verhaal van het aanmaken van het gouden kalf en de grote schuld die het volk op zich heeft geladen. Israël is zo gemakkelijk te verleiden. 1 Cor.10:7. Paulus verwijst naar het OT om erop te wijzen dat daar voorbeelden staan van de wijze waarop God op een goede en niet de verkeerde wijze aanbeden moet worden. Het principe daarvan is voor het OT en het NT steeds hetzelfde gebleven en zelfs in de hof van Eden was het al vastgelegd. Wie in verbond is getreden met God moet Hem op die wijze aanbidden zoals Hij het heeft geopenbaard. Andere vormen zijn uitgesloten en verkeerd. Sommigen gaan in deze typologische verklaringen zeer ver zoals o.a. Jehovah’s Getuigen. In dit verband kunnen we slechts enkele opmerkingen maken. Bepaalde teksten hebben onder hen, over de jaren heen drie of vier uitleggingen gekregen. Deze van Russell tot begin jaren 1920, het nieuwe licht van rechter Rutherford vanaf ongeveer 1925 af, het vernieuwde licht van Knorr uit de jaren 1940 (tot 60), en nu het recente licht, met de vierde en vijfde president, nóg beter. En zo zonder eind, tot de Heer er een einde aan zal maken. De “waarheid” van Jehovah’s Getuigen is waarheid “van de dag”, zoals een soep van de dag. Alles onderhevig aan de nieuwe voorzitter die zal aantreden.
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 17
2°) Deut.30:12-14. God heeft aan Israël alles geopenbaard wat ze nodig hadden in hun relatie tot Hem (Deut.29:29 / Ps.12:6 / 19:8). Zelfs indien er nog iets zou zijn “in de hemel” of “aan den overkant der zee” dat doet er niet toe. Alles wat hun tot “het leven en het goede” moest leiden is hun geopenbaard. Het verbond staande in de wet heeft ook in zich de belofte van zegening in het land van melk en honing. Rom.10:6-8. Aan de aanhaling uit Deut.30 voegt Paulus toe; “wie zal ten hemel opklimmen.” Niemand natuurlijk, want de Heer heeft zijn gemeente niet als wezen achtergelaten. Wie zonder Hem te hebben gezien maar in Hem geloofd, zal dan ook behouden worden (vers 12,13). De aanhaling van Paulus is trouwens niet ter ondersteuning van een vervulling. Hij wil aantonen in dit gedeelte (waar hij zo diep ingaat op de relatie Israël/God) dat in de belofte aan de gelovigen uit het OT ook reeds de belofte van de Messias aan de Heidenen zat ingesloten. Ofschoon dood en begraven zijn ze voor God niet verloren. 3°) Ps.78:2. Asaf de profeet, beschrijft hetgeen God bewerkt heeft aan Israël, vooral sinds Egypte. God is de verlosser en hier past dan het beeld van het spreken in een “spreuk.” Want ons spreken over God is slechts gedeeltelijk, “stamelen” zie de kerkvader Augustinus hierover. Hoe Hijzelf de heilsgeschiedenis ziet weten we niet (Deut.29:29 / Dan.2:28). De diepe zin van Zijn handelswijze in de wereld begrijpen we niet, maar het toont dat de HERE steeds meester is over de geschiedenis van mensen. Mat.13:35. In een reeks gelijkenissen die de Heer uitspreekt merkt de schrijver op dat Jezus in “spreuken” tot de mensen predikt. Dit kan de alledaagse mens slechts gedeeltelijk begrijpen. Soms gaat zowat al te diep voor hun begrip. Ook gelijkenissen van Hem begrijpt men allicht verkeerd (Mat.13:13-17). Niet dat er iets fout is aan het spreken in een spreuk of parabel. Het probleem is de mens die zijn oren niet te luisteren legt naar wat God te zeggen heeft. 4°) Jes.1:9. In de tijd van Jesaja zijn slechts weinigen ontkomen aan de toorn van God, want omwille van hun zondigheid heeft God zijn volk gestraft. Er bleven slechts enkelen over; in vergelijking niet méér als toen Sodom werd verwoest. Rom.9:29 en Opb.11:8. Zoals alle teksten die Paulus in dit gedeelte citeert gaat het om een nieuw Israël. Daarin heeft men een “rest” (de ontkomen) uit Israël mét gelovigen uit de Heidenen. Ze dienen God in “geest en waarheid”, en dus niet in Jeruzalem (Joh.4:19-26). Onderscheid des persoons is er sinds Christus niet meer bij. 5°) Jes.10:22,23. Over Israël ’s redding als volk mag niet lichtzinnig gesproken worden. Slechts een deel ervan, een “rest” zal behouden worden omdat ze trouw bewaard hebben aan het verbond en zó de beloften van God aan de vaderen waardig zijn. Vergelijk Ex.17:1-7 / 32:25-35 / Jes.1:9 / Klaagl.3:22 / Mal.3:6. Rom.9:27,28. Paulus geeft aan de profetie een totaal andere uitleg als wat te verwachten was. Jesaja sprak uitsluitend over de natuurlijke Joden in dat gedeelte. Paulus echter heeft het over een nieuwe Israël, een geestelijk volk, waarin zowel een gelovige rest van het vleselijke Israël is opgenomen als mensen uit de heidenen, die zich bekeerd hebben tot de enige God. Voor Paulus
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 18
heeft het “wederkeren” uit Jes.10:22 ook een nieuwe betekenis gekregen. “Wederkeren” is voor hem = “behouden worden.” Hij vergeestelijkt een “herstel” van Israël naar een geestelijke vervulling aan alle christenen. 6°) Jes.29:13. In de verzen 9-16 klaagt Jesaja aan wat er schort aan het volk. Ziende zijn ze blind voor hun Maker. Horende zijn ze doof voor wat Zijn woorden brengen. In de plaats hebben “wijzen en verstandigen” een eigen leer opgesteld die niet naar de wil van God is. Het volk heeft deze menselijke kennis boven de wet van God gesteld. Mat.15:8,9 en Col.2:22. Jezus wijst op het grote verschil dat er is tussen wat God van de mens vraagt en wat de traditie van mensen (hier vertegenwoordigd door de Farizeeën) ervan gemaakt heeft. Maar God dienen op die wijze is de mens op het verkeerde spoor zetten. Van deze lippendienst wil de Christus niets weten. De aanhaling van Jes.29 gaat dan ook om het algemene principe en niet een specifieke vervulling. Deze mensenwetten zijn geen echte dienst aan God. Maar dat is niet nieuw in Israël. Het is hetzelfde oud zeer sinds ze uit Egypte verlost zijn. Ook Jes.35 moeten we op dezelfde basis uitleggen. Het gaat er vooral niet om mensen het letterlijk zicht weer te geven (enzoverder), maar om het geestelijk “zien.” Vergelijk; Mat.9:3-6 / Marc.7:3537 en voor het gedeelte Jes.35:3 = Heb.12:12. 7°) Jes.29:14 en 33:18. De context van dit gedeelte uit Jesaja heeft nog een aanhaling in het NT. Zie voor vers 13 naar Mat.15:1-9. De “wijsheid van de wijzen” is echter een “verkeerdheid”, een excuus om God niet te dienen op de wijze die Hijzelf heeft bepaald. Het is een foutief inzicht te denken dat we er iets kunnen aan toevoegen of afdoen (Deut.12:32 / Spr.19:5,9 / 30:6). Dat heeft dramatische proporties aangenomen in de tijd van Jezus. 1 Cor.1:19,20. Paulus past op de heidense Corinthiërs toe wat eigenlijk van toepassing was op de vleselijke afstammelingen van het volk dat uit Egypte werd gered. Men kan God niet dienen op de wijze van de filosofen. Die dingen weerhouden de gelovigen ervan om God op een correcte wijze God te aanbidden. 8°) Jes.41:4. Zoals YaHWeH, de God van de aartsvaderen, is er maar één, “de eerste en laatste.” Hij roept alle mensen al bij name voordat ze geboren zijn. Geen enkele god kan Hem dit nadoen. Hij is uniek en één. Opb.1:17. De eerste Joodse gelovigen in Jezus als Messias hebben het niet gemakkelijk gehad. Deze profeet voldoet niet alleen aan het beeld dat ze zich gemaakt hebben van de Messias, Hij wou ook de Romeinen niet buiten zetten uit hun land. Daarbij komt nog eens dat Hij zich op gelijke hoogte zet als de God waar hun profeten van ouds altijd over gepraat hebben. Deze Jezus moet zoals C. S. Lewis ooit over hem zei; “gek of God” zijn. Dat Hij God is zien we hier bewezen; een tekst die in het OT slechts over YaHWeH spreekt wordt op de verhoogde Christus toegepast. En het volgende vers zegt ook nog dat Hij evenals zijn Vader “de Levende” is, een andere titel van de God van de vaderen. Zie o.a. Joh.1:4 / 5:24 / 11:25,26 / 14:6. 9°) Jes.53:4. Dit is een deel uit de vierde profetie van de knecht des Heren. Hij neemt het lijden op zich, met ander woorden, Hij neemt ze voor zijn eigen rekening. Hier gaat het om Zijn volk
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 19
Israël, maar in de vervulling omsluit dat ook de gehele wereld. Dat gaat verder dan de profetie zegt, maar is Gods soevereine genade. Er wordt méér dan de voorspelling zegt vervuld. Want welk lijden neemt de Heer op zich: het letterlijke of het figuurlijke? Mat.8:17 en 1 Pet.2:24. In de context van Mat.8 neemt Jezus de krankheid van de melaatse op zich, van de knecht van de honderdman en van de schoonmoeder van Petrus. Zonde en ziekte neemt Hij op zich en daarvoor “moet” Hij naar Jeruzalem gaan en “moet” op die plaats lijden. Zie Mat.16:21 en vergelijk Hand.8:35. 10°) Jer.31:15. Onder Gods volk vieren afgoderij en beeldendienst hoogtij (Jer.9:3). Gods straf is onvermijdelijk, de 70 jaren ballingschap zijn begonnen want enkele jongelingen en edelen zijn reeds weggevoerd naar Babylon (2 Kon.24:11-16). De rest van het volk volgt zonder dralen. Voor God is deze maat vol (2 Kron.36:15,16 / Jer.7:14,15 / 26:2,3). Nu kan het volk weeklagen als in de dagen van Rachel en Lea (Gen.35:18). Van menselijk standpunt uit een “ontroostbaar” leed. Mat.2:17,18. Het gaat niet om Rachel zelf want ze is al jaren geleden gestorven. Ze is wel het beeld van elke moeder wiens kinderen op onmenselijke of onrechtvaardige wijze overlijden. De tekst spreekt niet van een specifiek Messiaanse vervulling. Dat spreekwoord kan gebruikt worden daar waar dit soort leed aan de orde is. In die zin is het tijdloos. 11°) Hosea 11:1. Het volk Israël (de 10 stammen) is ontrouw aan het verbond en is afvallig geworden. Ze zullen naar Assyrië in ballingschap gevoerd worden. Dan zal God hen nogmaals redden uit een verdrukking die gelijkenis vertoond met deze in Egypte. Mat.2:15. Gods zoon was niet in verdrukking in Egypte. Dat land was voor hem tijdelijk zelfs de plaats van bescherming. 12°) Hosea 13:14. In ’The Zondervan Pictorial Encyclopaedia of the Bible, deel 5, edit. M.C. Kenney, Zondervan, 1975, blz.72 lezen we over de aanhaling van Hosea 13:14 door Paulus in 1 Cor.15:55: “Dat wil niet zeggen dat in Hosea 13:14 de voorspelling is opgetekend over de opstanding. De ganse context bespreekt het oordeel van God over Zijn ontrouw volk en de natuurlijke interpretatie van v. 14 is dat niemand in de mogelijkheid is om Efraïm te redden van de vernietiging zodat Dood en Sheool zouden vergodelijkt worden.” 1 Cor.15:55. “In Hosea 13 heeft het geciteerde woord een tegengestelde betekenis. Het is daar geen belofte van toekomstig heil, maar een onderdeel van een gerichtsaankondiging (over Efraïm): De HERE roept de dood op, zijn verderf brengende macht over het zondige volk uit te gaan oefenen. De hebreeuwse tekst luidt in vertaling; Dood, waar zijn uw pestziekten, dodenrijk waar is uw verderf? Paulus citeert niet de hebreeuwse tekst, verandert de tekst van de LXX en geeft het citaat een andere inhoud. Het is mogelijk, dat hij mede op grond van Hos. 13:14a een andere exegese van dit vers aanhing dan de tegenwoordig algeheel geldende” (F. Pop, ’De eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs’, Callenbach, 1965, blz.402, voetnoot 105, wij onderlijnen). 13°) Hab.1:5. Het begrip “geweld” is een sleutelwoord in dit geschrift van Habakuk (1:3,9 / 2:8,17). Assyrië is nog altijd aan de macht maar zal in korte tijd zijn heerschappij moeten
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 20
overlaten aan de Chaldeeën (Babylon). Onder deze heidenen is iets aan de orde dat in menselijke begrippen onmogelijk lijkt. Voor Israël zal het echter geen enkele hulp brengen of hun lot tot een keer brengen. De profeet wil Gods rechtvaardigheid tot zijn recht laten komen (vers 4) maar het zal de menselijke rechtvaardigheid van Babylon zijn die in de plaats komt (vers 9). Israël is geen stap dichter tot God gekomen. Hand.13:40,41. Er is géén rechtstreeks verband tussen de profetie van Habakuk en wat Paulus aangeeft als de vervulling. Slechts één zaak is in beide op te merken: menselijk is wat aan de orde is onmogelijk. Niemand in Joodse kringen vóór Jezus van Nazareth zou ooit kunnen bedenken wat nu allemaal en overal geschied: heidenen bekeren zich in massa tot God! Wie is bij machte om God daar in tegen te houden (Hand.11:17)? 14°) Zach.4:3,11,14. Twee olijfbomen zijn hier het beeld van Zerubbabel en Jozua. Het zijn ambtsdragers in de Joodse gemeente. Dan volgt een beschrijving van de macht en majesteit van God. Opb.11:4. Dit is géén herhaling, géén tweede vervulling van Zach.4. De gelijkenis is echter overduidelijk. De dienaren van de Heer verkondigen wat hun Heer als opdracht heeft gegeven. Ondanks tegenstand én vervolging zijn ze overwinnaars in Christus. Het kwaad zal deze gemeente niet overwinnen want ze is beschermd door haar Heer (Mat.28:20 / Hand.18:9,10 / Phil.4:13). 15°) Zach.12:10. ’De Korte verklaring der Heilige Schrift, Openbaring’ blz.30 zegt over deze tekst. “Dat ziet wel allereerst op het doorsteken van s’ Heeren zijde, Joh. 19:34,37, maar verder evenzeer op s’ Heeren kruisiging, het doornagelen van Zijn handen en voeten, om ze te hechten aan het schandhout; en dan voorts op zijn gehele veroordeling en verwerping.” Opb.1:7. Is de geestelijke vervulling zoals ook uit Mat.24:30 blijkt. Maar er was ooit een letterlijke vervulling volgens Joh.19:37 toen de Heer stierf aan het kruis.
Herhalen we nog eens waarom we deze 15 teksten achter elkaar besproken hebben. Ze tonen aan dat een aanhaling van het OT in het NT niet altijd inhoudt dat het om een letterlijke vervulling gaat. In deze 15 gaat het om een vergeestelijking of principe waarnaar verwezen is.
******* Jesaja 8:23 en verder: de inkleuringen komen van mij De geboorte van den Messías 23 89Maar het land dat beangstigd was, zal niet gans verduisterd worden; gelijk als 90Hij het in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft naar het land van 91Zebulon aan, en naar het land van Naftali aan, alzo heeft Hij het 92in het laatste heerlijk gemaakt naar den weg 93zeewaarts aan, gelegen 94over de Jordaan, aan fGaliléa 95der heidenen.
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 21
89 Hier beginnen sommigen het negende hoofdstuk. Immers begint hier de profeet het volk te troosten, nadat hij het in de naastvoorgaande verzen door zware dreigementen verschrikt had; alsof hij zeide: Alhoewel God de Heere Zijn land, dat is, het land van Israël, zwaarlijk heeft aangetast, toen Hij hetzelve eerst door TiglathPileser (2 Kon. 15:29) heeft laten bederven en daarna nog zwaarder het ganse land aan de zee, en hetgeen dat over de Jordaan ligt, ja, ook Galilea, dat aan de grenzen der heidenen strekt, door Salmaneser gestraft heeft, zo zal Hij nochtans niet toelaten dat het in de uiterste duisternis en ellende verblijft, maar het volk dat in duisternis zit, of wandelt, zal ten tijde van Christus heerlijk gemaakt worden, gelijk hier in het gemeen gezegd wordt, en daarna bijzonderlijk in het volgende hoofdstuk. 90 Te weten God de Heere. 91 Versta hier door het land van Zebulon en Naftali het land der tien stammen, die de profeet hier noemt omdat de verlossing eerst in dezelve begonnen is, te weten door de predicatie van Christus, Matth. 4:12, 13, 14, 15. 92 Of: ten laatste, in de laatste tijden. 93 Versta
hier
de
Galilese
Zee,
anders
de
Zee
Gennesaret
of
van Tiberias genoemd. 94 Anders: aan deze zijde der Jordaan. Het Hebreeuwse woord betekent zo het een als het ander. Anders: omtrent de Jordaan. f Matth. 4:15. 95 Aldus genoemd omdat die van Tyrus, Sidon en andere heidense natiën westwaarts, en andere oostwaarts daaraan paalden. Anders: aan het volkrijke Galilea, hetwelk is Neder-Galilea, bij de Zee Gennesaret of van Tiberias gelegen, hetwelk volkrijk was, omdat het vruchtbaar was, als te zien is Deut. 33:23. Zie van Onder- en Boven-Galilea 1 Kon. 9 op vers 11. Ez. 47 op vers 8.
1 HET 1avolk dat 2in duisternis wandelt, zal 3een groot licht zien; degenen die wonen 4in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal 5een licht schijnen. 1 Te weten het volk Gods, zo in Juda als in Israël. a Matth. 4:15, 16. Ef. 5:14. 2 Dat is, in onwetendheid, of in grote ellende. 3 Te weten de predicatie van het Heilig Evangelie, Matth. 4:13, 16, ten tijde van de verschijning van Christus in het vlees, als af te leiden is uit vers 5. 4 Dat is, in het land waar het schrikkelijk duister is, dat is, in zeer grote ellende. Zie Job 3 op vers 5. 5 Dat is, vreugd en blijdschap, vanwege de zaligmakende kennis Gods, haar oorsprong nemende uit de predicatie van het Heilig Evangelie. Zie Matth. 4:15. Zie ook Ps. 36 op vers 10.
2 6Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, 7maar Gij hebt de blijdschap niet groot
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 22
gemaakt; zij zullen nochtans 8blijde wezen 9voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den oogst, gelijk men verheugd is wanneer men den buit uitdeelt. 6 Dit wordt gesproken tot God, aangaande het volk der Joden of Israëlieten. 7 Anders: en Gij hebt hun de blijdschap groot gemaakt, of: hebt Gij niet de blijdschap groot gemaakt? Naar de eerste overzetting is dit de zin: De Israëlieten hebben zich wel meermaals verblijd vanwege de treffelijke weldaden en verlossingen die zij van Uw hand, o Heere, verkregen hebben, maar dat alles is klein ten aanzien van de overgrote, zo lichamelijke als geestelijke, weldaden die zij van U, Heere God, nog zijn verwachtende. Naar de andere overzetting is dit de zin: Heere, Gij hebt de blijdschap des volks groot gemaakt (sprekende van den stand van de kerk des Nieuwen Testaments) doordien zij (bestaande uit Israëlieten en heidenen) met elkander
eenpariglijk
U
zullen
loven
vanwege
de
grote
weldaden,
hun
in Christusbewezen. 8 Te weten als zij U zullen danken voor Uw genade en weldaden, namelijk als zij Christuszullen horen prediken en Zijn wonderwerken zien zullen. 9 Dit schijnt te betekenen de geestelijke blijdschap van het hart hetwelk alleen voor God openstaat. Of: voor Uw aangezicht, dat is, voor U nederbukkende, als zij U komen dankzeggen.
3 Want 10het juk van hun last en den stok hunner schouders en den staf 11desgenen die hen dreef, hebt Gij verbroken, bgelijk ten dage der Midianieten; 10 Dat is, het juk waarmede zij belast of bezwaard waren, en den stok waarmede men hen op de schouders sloeg. Doch dit alles is te verstaan van een geestelijk juk des duivels en der zonde, van dewelke Christus Zijn volk verlost. En deze geestelijke verlossing wordt hier vergeleken bij de lichamelijke die ten tijde van Midian geschied is, Richt. 7:22. Jes. 10:26. Want gelijk Gideon de Midianieten door het geklank der bazuinen verstrooid en verslagen heeft, alzo zou Christus door de bazuin van het Heilig Evangelie het rijk des duivels verstoren. 11 Of: desgenen die daarmede dreef. b Richt. 7:22. Jes. 10:26.
4 Toen de ganse strijd dergenen die streden, 12met gedruis geschiedde, en 13de klederen 14in het bloed gewenteld en verbrand werden tot 15een voedsel des vuurs. 12 Te weten als die schrik over hen kwam en zij elkander ombrachten, Richt. 7:22. Anders: met verward gewoel. 13 Anders: de mantels, te weten der Midianieten. 14 Anders: in het vergoten bloed, te weten der Midianieten. 15 Hebr. spijze.
5 16Want 17een Kind 18is ons geboren, 19een Zoon is 20cons 21gegeven, en 22de heerschappij
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 23
is op Zijn schouder; en men 23noemt Zijn Naam 24Wonderlijk, d25Raad, 26Sterke God, 27Vader der eeuwigheid, 28Vredevorst; 16 Hier geeft de profeet reden waarom hij gezegd heeft, dat het volk hetwelk in duisternis wandelde, vers 1, grotere vreugd en blijdschap genieten zou dan het eertijds gedaan heeft, en waarom hun lasten zouden verbroken worden, te weten omdat hun een Kind zou geboren worden, Hetwelk hun een eeuwige vreugd en zaligheid zou aanbrengen. Vgl. Jes. 10:27. 17 Te weten Jezus Christus, den vaderen van den aanbeginne der wereld beloofd. 18 Dat is, zal ons in de volheid des tijds geboren worden. De profeet spreekt van de geboorte van Christus niet anders dan of het alreeds geschied was, vanwege de zekerheid dezer profetie. Zie Jesaja 53, in de beschrijving van het lijden van Christus. 19 Te weten Jezus Christus, de Zone Gods, Ps. 2:7, en de Zoon van Maria, Jes. 7:14. 20 Te weten het volk Gods; of ons, dat is, tot onze zaligheid, Luk. 2:10, 11. c Jes. 22:22. Luk. 2:10, 11. Joh. 4:10. 21 Te weten van God, Joh. 4:10. 22 Anders: op Wiens schouder de heerschappij zal zijn, dat is, Denwelken van den Vader alle heerschappij en inzonderheid der kerk, wordt opgelegd, en Die dezelve met ernst aanneemt. Zie Matth. 28:18. Ef. 1:21, 22. 23 Christus Jezus heet niet alleen alzo met den bloten Naam, maar Hij is het ook inderdaad en Zijn kerk kent Hem voor zulks. 24 Christus is wonderlijk, zowel ten aanzien van Zijn Persoon, dewijl Hij God en Mens is in ĂŠĂŠn Persoon, als ten aanzien van Zijn wonderlijke werken en daden. d Jes. 11:2. Jer. 23:6. 25 Of: Raadsman, Raadgever, Raadsheer. Versta dit alzo, dat Christus alleen den raad en het voornemen Zijns Vaders weet en aan Zijn kerk openbaart en mededeelt, Joh. 1:18, zoveel haar ter zaligheid te weten van node is, Hand. 20:27. Hij is het ook Die ons in allen angst en nood raad geeft en hulp doet. 26 Die door de sterkte Zijner Godheid den onverdraaglijken last des toorns Gods over de zonden aller uitverkorenen aan Zijn mensheid heeft gedragen, en door Zijn eigen kracht van de doden is opgestaan, en de harten Zijner uitverkorenen wederbaart ten eeuwigen leven; alsook door de sterkte Zijner Godheid grote wonderen gedaan heeft, nog doet, en eindelijk alle doden opwekken zal. 27 Dat is, Die Zelf van eeuwigheid is, en ons het eeuwige leven geeft. 28 Dat is, Die ons met God verzoent. Zie Ef. 2:14, enz.
6 Der grootheid 29dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op 30den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken 31met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De 32eijver des HEEREN der
Symbolisme en onderscheidingen een antwoord 24
heirscharen zal zulks doen. 29 Te weten die op den schouder van den Messias zal gelegd worden. 30 Als zijnde een rechte Erfgenaam deszelven, en denwelken Hij beloofd en toegezegd is, 2 Sam. 7:12. Luk. 1:32, 33. Hij heeft het tijdelijke koninkrijk veranderd in een geestelijk en eeuwig, Joh. 18:36. 31 Want Hij straft alle ongerechtigheid, en Hij bemint en bewaart de vromen. 32 Dien Hij heeft over Zijn eer en over de zaligheid Zijner uitverkorenen. Zie de aant. 2 Kon. 19 op vers 31. e 2 Kon. 19:31. Jes. 37:32.
En ik ben nu bezig aan dat ander groot bezwaar dat je maakt “geestelijke opstanding. Nog maar eens. Groetjes Guido