De twee getuigen uit Openbaring 11

Page 1

De twee getuigen uit Openbaring 11

1

De twee getuigen uit Openbaring 11

Alle rechten voorbehouden Guido Biebaut, 17 maart 2015 ZIJN DE TWEE GETUIGEN LETTERLIJK TWEE PERSONEN OF WAT ANDERS? Een Amerikaanse profetiedeskundige (daar zetten we grote vraagtekens bij!) schrijft dit over de twee getuigen: “De vroege theologen Irenaeus en Hippolytus kunnen de laatste erfgenamen van de onbeschadigde mondelinge traditie van de apostelen geweest zijn. Beiden van hen zeggen dat Henoch en Elia de twee getuigen zijn die we zullen zien in de toekomstige prediking en zien sterven op de straten van Jeruzalem in de eindtijd. De Bijbel vertelt ons dat hun aanwezigheid een teken zal zijn dat de wederkomst nabij is. Ik denk dat hun verhalen ons ook vertellen van verschuivingen van de polen uit ons verleden, en een extra steun geven aan het idee dat ze zullen een getuige van een komende verschuiving van de polen, wanneer we “een nieuwe hemel en een nieuwe aarde” ontvangen.” Van http://beforeitsnews.com/prophecy/2014/10/enoch-and-elijahwitnesses-to-pole-shifts-2464786.html


De twee getuigen uit Openbaring 11

2

De man die dit schreef is ook de schrijver van deze twee boeken, naar onze overtuiging een opeenstapeling van valse profetieën. End Times and 2019 and Antichrist 2016-2019

^^^^^^^^ Dit is de uitleg van http://www.hetlichtdeslevens.nl/artikel/27getuigen.html “In het Hebreeuws heten de twee gezalfden “de twee gezalfde zonen” of eigenlijk nog beter “de twee zonen van olie”, dat is “de twee zonen van de (heilige) zalf olie”. Vanuit het Oude Testament kennen wij slechts twee personen, die met de heilige zalfolie gezalfd werden: de koning uit het huis van David en de hogepriester in de tempel. De eerste koning die zo gezalfd werd was David en de eerste hogepriester die zo gezalfd werd was Aäron. Als wij hier op de juiste gedachte zijn, moeten wij bij de twee getuigen als gezalfden denken aan een vertegenwoordiger van Aäron en een vertegenwoordiger van David. De koning en de hogepriester. Nog steeds blijkt, dat wij geen namen kunnen geven aan deze twee getuigen. Vergeet het en zie wat zij zullen doen!” ^^^^^^^^ Een Bijbelcommentator zegt dit op http://www.franklinterhorst.nl/De%20twee%20getuigen.htm Het is de site van Franklin ter Horst. “Sommige Bijbeluitleggers zijn van mening dat het optreden van de twee getuigen slechts symbolisch gezien moet worden. Maar dat is een misvatting, want het ondermijnt niet alleen de waarheid van Gods Woord, maar het maakt tevens het hele boek Openbaring tot een twijfelachtig document.


De twee getuigen uit Openbaring 11

3

Op de vraag wie de twee getuigen zijn, geeft de Bijbel geen antwoord. De Bijbel openbaart hun namen niet en zegt niet hoe ze heten en wie zij zijn. Het enige dat met zekerheid valt te zeggen is, dat zij in de geest en in de kracht van Mozes en Elia komen en dat zij te midden van het Joodse volk getuigen van de Messias en het goede nieuws over Hem bekend maken. Op grond van eigen inzichten hebben velen zich daarover een mening gevormd en denken dat het om Elia en Henoch gaat, omdat beiden zonder te sterven in de hemel zijn opgenomen. Staat er niet in de Bijbel “Duizend jaren zullen zijn als één dag?” In het licht van deze wet is het heel goed mogelijk dat mensen als Henoch en Elia, nog in leven zijn en straks terugkomen voor het vervullen van een nieuwe rol op aarde. Ook in Joodse bronnen worden Elia en Henoch samen genoemd. Eén van de eersten die suggereerde dat Henoch en Elia de twee getuigen zijn was de Latijns-christelijke schrijver Tertullianus (155-220 n.Chr). Hij schreef dat Henoch en Elia naar de aarde zullen terugkeren om een belangrijke rol te vervullen in de eindtijd, waarschijnlijk tijdens de regeerperiode van de antichrist.” ^^^^^^^^ Marc Verhoeven, schrijft in zijn Begeleidende commentaren bij de studie van het boek Openbaring, Update 27-7-2012 het volgende “Wie zijn de twee getuigen? (Op 11) Sommigen vatten de twee getuigen op als symbolismen, namelijk als de vertegenwoordigers van enerzijds de 144.000 Joden en anderzijds de ‘grote menigte’ uit alle volken (Op 7). De meesten echter menen dat het om letterlijk twee personen gaat; hierbij zijn er twee hoofdvisies: I. De twee getuigen hebben eerder geleefd en zijn terug op aarde voor deze specifieke bediening. Men denkt aan: 1. Mozes en Elia. Mozes verscheen samen met Elia op de berg der verheerlijking (Mt 17:3). Mozes had eveneens de macht om water in bloed te veranderen (Ex 7:19-20; Op 11:6). Op het woord van Mozes kwam er vuur van de hemel op de goddelozen (Nm 16:28-35; Op 11:5). Mozes sloeg de aarde met allerlei plagen (Ex 7-12; Op 11:6). Elia (Mal 3:1-3; 4:5-6) verscheen samen met Mozes op de berg der verheerlijking (Mt 17:3). Elia had eveneens “de macht de hemel te sluiten zodat er geen regen valt” (Op 11:6; vgl. 1Kn 17:1; 18:1, 43-45), en dat was eveneens voor een tijd van 1260 dagen (Op 11:3, 6) of 31 /2 jaar (Jk 5:17). Op het woord van Elia kwam er vuur van de hemel op de goddelozen (2Kn 1:10, 12; Op 11:5) Met “de wet (Mozes) en de profeten (Elia)” wordt de hele Hebreeuwse Bijbel (voor ons het O.T.) aangeduid (Mt 7:12). Probleem bij Mozes: van hem wordt geschreven dat hij is gestorven op de berg Nebo (Dt 32:50; 34:5 - zie kaart; vgl. Nm 27:13) en hij werd door God 16 zelf begraven “in een dal, in het land van Moab, tegenover Beth-Peor” (Dt 34:6; vgl. Jd 9). In Hb 9:27 nu staat dat het de mens gezet is éénmaal te sterven: zou Mozes één van de twee getuigen zijn, dan zou hij een tweede maal sterven (Op 11:7-8). 2. Elia en Henoch. Zij hebben beiden de dood niet gezien maar werden ‘opgenomen’ (Gn 5:24; 2Kn 2:11-18). Henoch en Elia zouden alsnog moeten sterven, want alleen Christus bezit onsterfelijkheid. (1Ko 15:53; 1Tm 6:16). Probleem bij Henoch: hij behoort niet tot Israël. II. De twee getuigen kunnen nu nog niet geïdentificeerd worden. 16 Judas 9 spreekt over een dispuut van Michaël en Satan over het lichaam van Mozes. Daarbij zegt kantt. 48 in de SV iets over de reden van Mozes’ begraving door God: “het lichaam van: dit wordt door velen verstaan van het dode lichaam Mozes, toen hij gestorven was op den berg Nebo, hetwelk God heeft begraven op een onbekende plaats,


De twee getuigen uit Openbaring 11

4

opdat de Israëlieten met zijn dode beenderen geen afgoderij zouden begaan, gelijk door velen hedendaags gedaan wordt met de beenderen van martelaren en andere heiligen, Deut. 34:1,6, en menen dat de duivel dit heeft gezocht te verhinderen, om het volk tot afgoderij te brengen”.” ^^^^^^^^ Deze drie voorbeelden komen uit conclusies van personen die de leer van de bedelingen leren als het gaat om de zin te verstaan van de profetie van de 70 jaarweken. Voor hen is de laatste week afgekoppeld van de vorige 69 weken, want God heeft de klok gestopt omdat Israël toen Jezus stierf door hun toedoen ze de Messias hebben verworpen. Op bladzijde 20 van het aangehaalde van Marc Verhoeven zegt hij: “De 70ste jaarweek (Dn 9:27) sluit hier niet onmiddellijk op aan maar wordt door de beschrijving in Dn 9:26 van de voorgaande weken losgekoppeld. Sommigen menen dat Dn 9:26-27 vervuld werd door de komst van de Romeinse generaal Titus en de verwoesting van stad en tempel in het jaar 70 nC. Dat is ook zo maar de profetie werd toen niet volledig vervuld. We kunnen alleen maar spreken van een gedeeltelijke of vóórvervulling.” Bij dat soort uitleggingen hebben we meerdere opmerkingen, we geven er u vijf mee. We doen het uit noodzakelijkheid voordat we de opstap maken naar Openbaring 11 en het verhaal van de 2 getuigen uit de doeken doen! 1°) Het is een niet-joodse koning die ALLES te maken heeft met de vervulling van Daniël 9:2427. We bedoelen koning Cyrus/Kores, beschreven in het OT. Dit zijn de Bijbelse verwijzingen naar die koning = 2 Kron.36:22,23 / Ezra 1:1-4,7,8 / 3:7 / 4:3,5 / 5:13-17 / 6:3,14 / Jesaja 41:25 / 44:28–45:13 / Dan.1:21 / 6:28 / 10:1. YaHWeH zelf zegt over deze niet-joodse koning het volgende: Jesaja 41:25: “25 IK DOE IEMAND OPSTAAN UIT HET NOORDEN en Hij zal komen: vanwaar de zon opkomt zal Hij Mijn Naam aanroepen; Hij zal komen, de machthebbers als leem vertreden en zoals een pottenbakker klei treedt.” Jesaja 44:28: “28 DIE OVER KORES ZEGT: HIJ IS MIJN HERDER, en HIJ ZAL AL MIJN WELBEHAGEN VOLBRENGEN, door tegen Jeruzalem te zeggen: Word gebouwd, en tegen de tempel: Word gegrondvest.” [Herziene Statenvertaling hier en in het voorwoord.] 2°) We hebben een vraag bij Daniël 9:27. DE VRAAG IS DEZE: WIE IS HIJ IN DAT VERS? De dispensatieleer zegt: dat wijst naar de antichrist, Satans volgeling Wij leren: Satan heeft nooit een verbond gehad met Israël Kijken we eens naar het begrip “verbond” bij de profeet Daniël in: Herziene Statenvertaling


De twee getuigen uit Openbaring 11

5

Dan 9,4: “Ik bad tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis en zei: Och Heere, grote en ontzagwekkende God, Die Zich houdt aan het verbond en de goedertierenheid ten aanzien van hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen” Dan 9,27: “Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.” Dan 11,22: “De krachtige armen van de overstroming zullen vóór hem weggespoeld worden en ze zullen gebroken worden, ook de vorst van het verbond.” Dan 11,28: “En de koning van het noorden zal terugkeren naar zijn land, met grote bezittingen, en zijn hart zal tegen het heilige verbond zijn. Hij zal zijn wil ten uitvoer brengen en terugkeren naar zijn land.” Dan 11,30: “Er zullen schepen van de Kittiërs tegen hem komen en hij zal terugschrikken. Hij zal terugkeren en toornen tegen het heilige verbond en hij zal zijn eigen wil ten uitvoer brengen. Hij zal, terwijl hij terugkeert, op hen letten die het heilig verbond verlaten.” Dan 11,32: “En hen die goddeloos handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen. Het volk echter, zij die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zij zullen hun wil ten uitvoer brengen.” EN DAARUIT BLIJK, DAT ALLE TEKSTEN over het verbond bij Daniël, betrekking hebben op Gods verbond met Israël. Natuurlijk beweren we niet dat er geen verbonden zijn van mensen onderling. Ook daar zijn genoeg teksten van. Maar wat er niet is, nergens in het OT, blijft duidelijk: een verbond van de Satan met Israël in de oudheid zodat het ook nog eens HERNIEUWD of VERSTERKT KAN WORDEN! 3°) We citeren uit een boek van het bastion van de dispensatieleer. Uit Old Testament Quotations in the New Testament, Gleason L. Archer and Gregory Chirichigno, The Moody Bible Institute of Chicago, 1983 geven ze volgende verwijzingen en mogelijke citaten bij Daniël. 283

Dan 3:6 Dit is wederom niet een citaat, maar slechts een verwijzing in Mat.13:42,50, waarin een profetische vervulling wordt uiteengezet van een eerdere historische gebeurtenis.

284

Dan 7:13; Mt 24:30; 26:64; Mk 13:26; 14:62; Lk 21:27; 22:69 (zie ook Psalm 110:1 [185],a-e) [Onze opmerking: zeer terecht geeft men Psalm 110 aan, maar dat gaat sinds Pinksteren in vervulling.]

285

Dan 9:27; Mt 24:15; Mk 13:14 dit is gewoon de bekende uitdrukking, bdelugma (…) die Jezus in de Olijfberg-rede als profetisch van de laatste dagen genoemd. De twee evangelisten schrijven deze uitdrukking uitdrukkelijk toe aan Daniël als de persoonlijke auteur.

Onze opmerking: De vraag is natuurlijk wanneer de laatste dagen zijn begonnen. Daarin verschillen we met beide schrijvers, wij zeggen in de tijd van Pinksteren begonnen, zij zeggen in onze tijd, wellicht nabije toekomst.


De twee getuigen uit Openbaring 11

6

Ook dit mag men niet vergeten: in de dispensatieleer zijn er sommigen die zeggen dat slechts dat tweede gedeelte van Daniël in het boek Openbaring genoemd zou zijn. Wel laten we dit zeggen ook van dat laatste deel zien we niets in het Boek Openbaring, niet in onze visie en ook in deze van vele anderen. Dat gaan zoeken in het herstel van een tempel in Jeruzalem en daar Openbaring 11 voor gebruiken is zeer mager als argumentatie. Was het offer van Jezus niet voldoende om eens en voor altijd zonde te kunnen vergeven? Hoe kan zoiets Joden dichter tot God brengen. Als men de boodschap van Jezus laat varen, ja natuurlijk maar waar is de boodschap van verlossing dan; Waar ast Jezus in dat verhaal? 4°) De uitleg van de bedelingen is hier bekend: met Palmzondag stopt God de klok voor Israël. Rare uitleg, want God start ze dan toch wederom op met Pinksteren wanneer hij met Israëlieten een splinternieuw verbond aangaat. Voor de zoveelste keer, maar ditmaal voor de laatste keer. Nu is het welletjes geweest. Dit leren wij: dat het niet de bedoeling van Christus was om op Palmzondag naar de macht te grijpen of koning te worden op dat moment. Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerd verhaal bij die Palmzondag. Dit zijn vijf onvervalste redenen waarom de “uitleg volgens de bedeligenleer” fout is. Dit is de eerste: profetie na profetie moest vervuld worden in die dagen. Ook dit, want Zacharia 9:9 had het voorspeld. 9 Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin.

Maar toen, op Palmzondag, koning worden over Israël was daar geen deel van. De tweede reden waarom de uitleg van de dispensationalisten verkeerd is over Palmzondag is deze. Er loopt namelijk nog een ander parallel verhaal in de evangeliën. Dat, van Israël waar men absoluut geen oren heeft naar de boodschap van Jezus en toch is Hij hun koning, hun priester en hun profeet. Hun ogen, oren en hart zijn afgesloten, verhard en onbekeerd. Met Pinksteren zal het veranderen. Dit is de derde reden. Hij kwam om Zijn bloed = Zijn leven te geven voor zondaars. Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerde indruk van die Palmzondag. Hij moet nog sterven en dat men in de dispensatieleer dat sterven ontkoppeld heeft uit de profetie van de 490 jaar is een kwalijke zaak. Want leren ze niet dat met die zondag de KLOK VOOR ISRAËL IS GESTOPT. Maar Jezus sterft aldus tussen de 69 ste en 70ste week, namelijk 5 dagen nadat men de Messias heeft verworpen! Dat is een verkeerde uitleg van de profetie: want dan kan het vers 24 niet vervuld worden, dat hangt ergens in het ijle.


De twee getuigen uit Openbaring 11

7

De vierde reden waarom men geen overdreven nadruk mag liggen op de betekenis van het Palmzondagfeest is hoe het evangelie van Johannes dat beschrijft. Palmzondag staat in de vier evangeliën beschreven en Johannes geeft een theologische reden waarom dat feest niet is uitgelopen op wat leraars van de bedelingenleer er in leggen. De vijfde reden waarom we geen overdreven nadruk mogen leggen op het Palmzondagfeest is wat er profetisch gezegd is over de Messias en Zijn werk in deze wereld. Dat heeft namelijk niet slechts met Israël te maken maar ook het offer van Zijn dood voor de NIET-JODEN. Dat vergeet men in de dispensatieleer te vernoemen. God gaf Zijn zoon voor de wereld en niet alleen maar Israël. 5°) Let er goed op, op de twee werkwoorden, die verband houden met wat er te gebeuren staat in vers Daniël 9:25a: “Jeruzalem te herstellen en te herbouwen” (NBG) of “weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen” (SV77). Alleen dan kunnen de juiste conclusies getrokken worden over waar de 70 jaarweken begonnen zijn. Hier moet het profetische woord van Daniël aan de profetie van Jesaja gekoppeld worden. Daar lezen we in Jesaja 44:28 / 45:1,13: “28 Die over Kores zegt: Hij is Mijn herder, en hij zal al Mijn welbehagen volbrengen, door tegen Jeruzalem te zeggen: Word gebouwd, en tegen de tempel: Word gegrondvest.’”

“1 Zo zegt de HEERE tegen Zijn gezalfde, tegen Kores, die Ik vastgrijp bij zijn rechterhand, om de volken vóór hem neer te werpen, en de lendenen van koningen zal Ik ontgorden; om deuren voor hem te openen, poorten zullen niet gesloten worden.”

“13 Ík heb Kores doen opstaan in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik recht maken. Híj zal Mijn stad bouwen en hij zal Mijn ballingen vrijlaten, zonder betaling en zonder geschenk, zegt de HEERE van de legermachten.” Hoe oprecht zijn we nu? Mag ik Daniël 9:24-27 van start laten gaan in het jaar 457 v. Chr. met de aankomst van Ezra in Jeruzalem? Of mag ik die start in het jaar 445/444 v. Chr. laten beginnen,


De twee getuigen uit Openbaring 11

8

met Nehemia? Dat is uitgesloten! Het is duidelijk: dat Cyrus/Kores daartoe bevel gaf. Is het niet hemeltergend dat ondanks de niet verkeerd te verstane uitspraken van Jesaja er zovelen zijn die daar juist niet van start willen gaan. Maar als ze gelijk hebben dan is de profeet Jesaja verkeerd, en heeft onze God YaHWeH een profetie onvervuld gelaten. Een slotopmerking! Marc Verhoeven zegt ook nog dit: “We kunnen alleen maar spreken van een gedeeltelijke of vóórvervulling.” Dit is meer dan een zaak van: “mijn Bijbel zegt dit” en/of “mijn Bijbel zegt dat.” Wij kennen geen enkele tekst in de Schrift waar men mee kan aantonen dat er voor 1 bepaalde profetie meerdere vervullingen zijn. We citeren onszelf we zijn daar namelijk al jaren geleden op ingegaan, het gaat dan over Daniël 9:26: “Het is onmogelijk te spreken van de Romeinse legers die Jeruzalem aanvallen in 70 na Christus en dan nog eens in de nabije toekomst opnieuw. Er staat toch niet in de tekst dat er TWEE VERVULLINGEN zullen plaats hebben van vers 26. Daar komt het dan eigenlijk op neer. Want van wat nog zou moeten geschieden, kunnen de legers toch niet gezegd worden te behoren tot een prins uit de jaren 70. Of is de “prins” die nu nog niet verschenen is, een incarnatie van generaal Titus. Dan zou het gelijk aan uw kant zijn, maar u leert geen incarnatie of transmigratie van zielen. U zit dus vastgeroest in een dogma. Nu bijna tweeduizend jaar zijn verstreken kan, als we naar de tekst kijken, de genitivieve relatie (= de mensen van een prins) niet waar gemaakt worden. Men verwisselt begrippen en wil iets mee aanvangen dat ingaat tegen de tekst. Het is duidelijk dat “de mensen” EN “de prins” zondermeer tijdgenoten zijn . De mensen die behoren tot de prins, zijn het volk van de prins. De Romeinen van het jaar 70 en de prins Titus zijn het onderwerp van de tekst. De hedendaagse Romeinen zijn niet zijn volk, er ligt maar eventjes negentienhonderd jaar tussen hen in. Ook als de huidige Romeinen zullen behoren tot “een prins” die Israël zal aanvallen hun relatie is niet deze van vers 26. Veronderstel eens dat er een prins moet verschijnen op het toneel van de geschiedenis die een Nieuw Romeins rijk zal aanvoeren, dan is het GEEN vervulling van vers 26. Ofwel moeten de legers van Titus en de generaal nog eens opnieuw uit de doden opstaan en Jeruzalem aanvallen. De zeer duidelijk taal van het vers geeft slechts deze mogelijke interpretatie, “het volk” en “de prins” horen bij elkaar. Iets ervan uitknippen en naar een andere toekomst overhevelen is theologisch knutselwerk en toont geen respect voor de tekst van de Schrift.” Ja, we hebben daar een lange studie over geschreven die gratis op het net staat, op deze plaatsen: https://www.scribd.com/doc/95659703/DE-ZEVENTIG-JAARWEKEN http://issuu.com/guidofran/docs/de_zeventig_jaarweken Veel plezier ermee: tegen de tweehonderd bladzijden hoe men die profetie moet lezen.


De twee getuigen uit Openbaring 11

9

Dit moeten we ontwijken en bij de leer van de Schriften blijven! Wanneer we de vele uitleggers van het boek Openbaring erop nazien zal het duidelijk zijn dat letterlijke beelden en symbolische niet zo eenvoudig te onderscheiden zijn. Want het criterium voor wat een letterlijke zin heeft en wat niet, is gewoon niet eenvoudig. Maar het wil niet zeggen: laten we alles maar letterlijk uitleggen, dan schep je meestal andere ernstiger problemen. Want een lam met zeven ogen en hoorns is zo bizar dat het dus een symbool is. De twee getuigen letterlijk uitleggen is niet zo bizar. Maar het kan figuurlijk en dat lijkt uiteindelijk het Bijbelse. De betekenis is dat een getuigenis maar waarde heeft als er minstens twee getuigen zijn voor een zaak. G. K. Beale geeft een aantal gegronde redenen waarom de twee getuigen als een symbool worden gebruikt van het nieuwe verbond. Dit zijn die argumenten: uit G. K. Beale, ‘The Book of Revelation’, Eerdmans, 1999, blz.574,575. 1. In Openbaring 11:4 is over de getuigen gezegd dat ze als “twee kandelaren” zijn en in Openbaring 1:20 worden kandelaren gebruikt als een symbool voor de zeven kerken. Die zeven zijn dan representatief voor het gehele godsvolk. Dat er twee kandelaren zijn in Openbaring 11, in tegenstelling tot de zeven dan, wijst er op dat er minimaal twee personen nodig zijn voor een juridisch getuigenis (Deuteronomium 19:15). Het kan ook ) als een verwijzing gezien worden van de Joodse en heidense personen waaruit de gemeente van Christus bestaat (Eph.2:14-16). 2. Van het beest wordt gezegd dat het door oorlog te voeren de twee getuigen wil overwinnen (vers 7) en dit is ook wat er gezegd is in Daniël 7 van de kleine hoorn die de gemeenschap van de heiligen vervolgd (Dan.7:21). 3. Van de 2 getuigen staat er dat ze profeteren voor 1260 dagen, dat is dezelfde lengte van tijd van de gemeenschap van het nieuwe verbond. Het nieuwe verbond is onze “moeder” zegt Paulus in Gal.4:24-26 en haar kinderen zitten in de wildernis (Openbaring 12:6,17). 4. Over de twee getuigen wordt gezegd dat ZE “getuigenis” geven (Openbaring 11:7) maar op andere plaatsen in Openbaring is het de gemeenschap van de gelovigen die dat “getuigenis” van Jezus geeft (Openbaring 6:9 / 12:11,17 / 19:10 / 20:4). 5. Tot slot, de twee getuigen zijn een profetische symbolische tweeling: dat is, de bevoegdheden van Mozes en Elia zijn hen toegeschreven op een gelijke wijze en als getuigen zijn ze niet verdeeld. Het is de ene boodschap van Christus.


De twee getuigen uit Openbaring 11

10

We nemen bewust dit gedeelte als voorbeeld omdat in de dispensatieleer de twee getuigen echt twee mannen moeten zijn. We gaan er dus nog wat dieper op in. Het is relatief gemakkelijk om een bepaald beeld in het boek Openbaring te erkennen als een symbool. Wanneer het gaat om iets dat buiten het gewone valt, mag je zeker denken met een symbool te maken hebben. Het beest met zeven koppen en tien horens, of de hoer die op het beest rijdt, of het Lam met zeven horens en zeven ogen zijn daar voorbeelden van. Als een symbool echter niet buitengewoon is, zoals met de twee getuigen, moet het symbolische karakter niet zomaar uitgesloten worden. (Zie hierboven.) Want op zoek gaan naar twee letterlijke fysieke mensen, die ook twee getuigen zijn, zou een grote vergissing kunnen zijn evenals naar een letterlijke, een echte, hoer op zoek gaan. We vertalen daarom nog wat over deze twee getuigen dat zondermeer in onze lijn ligt. Ross A. Taylor heeft op http://www.thefishersofmenministries.com/revelatn.pdf waarschijnlijk een van de beste gratis commentaren op het Internet van het boek Openbaring. We nemen uit dat commentaar de belangrijkste argumenten waarom de twee getuigen niet echt twee personen zijn. Dat is hun eigen samenvatting, lees dus zelf het ganse gedeelte. “De twee getuigen vertegenwoordigen de getuigende kerk in plaats van twee personen: 1. De kerk kreeg de kracht (power= bevoegdheid) om te getuigen op Pinksteren, zie vers 3 HSV: “En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen, in rouwkleding gekleed, twaalfhonderdzestig dagen lang profeteren.” Vergelijk dat met Handelingen 1:8 en 2:18. 2. Twee is het getal om iets te bevestigen, om een getuigenis vast te stellen (Deut.17:6 / Johannes 8:17 / 2 Cor.13:1), bijvoorbeeld onze Heer zond zijn discipelen uit per tweeën, Marcus 6:7. 3. Ze worden beschreven als “Zij zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaars, die voor de God van de aarde staan.” 11:4 HSV. We hebben al gezien dat de kerk wordt gesymboliseerd door kandelaren in 1:20. De olijfbomen symboliseren de kracht van de Heilige Geest, dat de getuigen hadden ontvangen (Handelingen 1:5, 1:8, 2:17). 4. Zij profeteren dezelfde periode (1260 dagen) als de gelovigen, de tempel van God en de

heilige stad die wordt vertrapt door de heidenen (42 maanden). Deze drie benamingen zijn een indicatie van de kerk. 5. Ze stijgen op uit de dood en ze worden opgenomen zoals de kerk (11:11,12). 6. 11:7 HSV geeft aan dat: “En wanneer zij hun getuigenis volbracht hebben, zal het beest dat uit de afgrond opkomt, oorlog met hen voeren en het zal hen overwinnen en hen doden.” D.w.z. het verhaal van de twee getuigen is aan deze teksten parallel: de waarschuwing in 13:7 over het beest “En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht gegeven over elke stam en natie en taal en volk”, zie ook de waarschuwing in 13:10 “Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen.” Als die twee gebeurtenissen inderdaad evenwijdig verlopen zijn de twee getuigen zondermeer de heiligen.” Nu het contrast! Dit is de letterlijke uitleg van een leerling van de bedelingen over: “Het is zeer aannemelijk, dat wanneer Jezus’ Koning-zijn werkelijk nabij is, deze twee grote getuigen


De twee getuigen uit Openbaring 11

11

van God uit het O.T., Mozes en Elia opnieuw zullen optreden met een machtig getuigenis van God en Zijn gerechtigheid. Dat ze terugkeren van de hemel naar de aarde en weer een sterfelijk lichaam hebben, behoeft geen bezwaar te zijn.” Uit ‘Ontdekking van de Toekomst naar aanleiding van de profetieën van de Here Jezus Christus In Het Boek Openbaring’ door Dr. Theo J.W. Kunst. Deze man maakt rare theologische sprongen. Laten we eens onszelf citeren en een antwoord geven uit onze: ‘BIJBELSE AANTEKENINGEN over LEVEN DOOD en OPSTANDING’ uit 1999. “De vraag is: naar welke van de drie soorten hemelen is Elia opgevaren? In het ‘Bijbels Woordenboek’, Romen & Zonen, edit. A. van den Born, 1966-1969, kol.358 staat de volgende opmerking: “In 2 Kr.21:12-15 wordt nog een brief genoemd, door de reeds overleden Elia naar koning Joram van Juda gezonden” (wij onderlijnen). Dit is een typisch beeld van hoe deze Bijbeltekst wordt geïnterpreteerd. Men zegt er het hoogst minimale over en gaat ervan uit dat Elia al overleden is. Maar dat zegt de tekst zelf niet. Lezen we eerst die tekst: “Toen kwam er een schrijven tot hem van de profeet Elia, dat luidde: Zo zegt de HERE, de God van uw vader David; omdat gij niet gewandeld hebt in de wegen van uw vader Josafat en van Asa, de koning van Juda, maar gewandeld hebt in de wegen van de koningen van Israël, en Juda en de bewoners van Jerusalem tot afgoderij hebt gebracht naar het voorbeeld van het huis Achabs, ja, omdat gij ook uw broeders, het gezin van uw vader, hebt gedood, terwijl zij beter waren dan gij - zie, de HERE zal uw volk, uw zonen, uw vrouwen, en al uw have zeer zwaar treffen; en gij zelf zult aan een ernstige ziekte lijden, een ingewandsziekte, totdat na verloop van tijd uw ingewanden ten gevolge van de ziekte naar buiten komen” (wij onderlijnen). Straffe taal zoals we het gewoon zijn van Elia. Hij is niet dood. Dus niet opgenomen in de hemel waar God woont om er met Hem te zijn in (verheerlijkt) vlees en bloed. Maar hij is bij het afscheid met Elisa en de andere profeten opgenomen in de lucht, de eerste hemel uit ons lijstje. God heeft de oude Elia gewoon uit het circuit genomen van de toenmalige profeten. Zijn opvolger Elisa heeft de leiding overgenomen. Iets dat enig licht werpt op wat er geschied is met Elia vinden we in het verhaal van de wijze waarop Philippus, de vader van de vier evangelistendochters, van de kamerling afscheid neemt in Hand.8. We citeren de laatste verzen: “En toen zij uit het water gekomen waren, nam de Geest des Heren Philippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap. Maar Philippus bleek te Asdod te zijn; en hij trok rond om het evangelie te prediken aan alle steden totdat hij te Cesaréa kwam.” Philippus was daarna niet dood maar gewoon ergens anders.” Dit moeten we blijven in gedachten houden over de drie hemelen: “De opvatting van het volk Israël was dat er drie soorten hemelen waren (2 Cor.12:2). Dat zijn: 1° de hemel van de vogels, de regen en de hagel: Gen.1:8,20 / Joz.10:11 / 1 Kon.18:45 / Jes.55:10. 2° de hemel van de sterren, waarvan God al de namen kent


De twee getuigen uit Openbaring 11

12

(Gen.1:17 / 22:17 / Ps.147:4 / Jes.40:26). 3° de hemel van God Mat.6:9 / 2 Cor.12:2.” De conclusie is dan: dat Elia weggenomen is door God, uit het zicht van mensen, maar hij is niet naar “de hemel der hemelen” opgevaren zoals men in de dispensatiekringen leert. Maar zegt onze leerling van de bedelingen bij die tekst: Elia moet toch nog terugkeren! We citeren nog eens van Dr. Theo J.W. Kunst. Dit is zijn vraag: “Wie is de getuige, die op Elia lijkt? Wat Elia betreft, rijst de vraag of deze al is teruggekomen. Elia moet terugkomen voor de dag des Heren, schrijft Maleachi (Mal. 4:1, 5, 6). Maar Johannes de Doper wordt door de Here Jezus aangewezen als Elia (Matth. 11:13, 14). De dag des Heren is echter toen niet aangebroken! Dus kan Johannes de Doper niet “de” Elia van de eindtijd zijn! De aanwijzing van Johannes door de Here Jezus betekent dan ook niet, dat Johannes Elia was, maar dat hij door God beschouwd zou zijn als vervuller van de Maleachi-profetie indien de joden zijn bediening hadden aanvaard en zich hadden bekeerd (vgl. ook Luc. 1:15-17). Kennelijk moeten we de definitieve vervulling van de Elia-profetie in de eindtijd verwachten (vgl. Mal. 4:5). Daar wordt hij de profeet Elia genoemd! En in dezelfde context (zie Mal. 4:4) wordt ook Mozes genoemd.” (Wij onderstrepen in de tekst.) Dit is ons antwoord daarop. Theo Kunst en andere dispensationalisten zeggen dat Elia volgens de profetie terugkeert voordat de Messias een tweede maal verschijnt. Dit is volgens hem voorzegd in Mal.4:5. Maar men mag dit niet letterlijk lezen. In het NT wordt duidelijk dat Johannes de Doper de vervuller is, in geestelijke zin, van de komst van Elia. Vergelijk van enkele teksten maakt dat duidelijk: zie Luc.1:17 / Joh.1:21,25 / Mat.11:14 / 17:10-13 en het apocriefe Sirach 48:10-12. Ook Opb.11:6 mag niet als een letterlijke komst van Elia uitgelegd worden. Zodat de woorden van de Heer in Joh.3:13 nog steeds getrouw en waarachtig zijn. Daar lezen we: “En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen.” Dus is ook Elia niet levend opgevaren! Elia wacht zoals alle andere gelovigen uit de oudheid op zijn opstanding uit de doden! Als Jezus zegt dat: “niemand is opgevaren naar de hemel” dan is dat ook van toepassing op Mozes, die ook nog met de verwachting van een opstandinglichaam in het dodenrijk ligt. Ja, maar, zegt Theo Kunst: “En ook waren deze twee gelovigen van het O.T. bij Christus op de berg der verheerlijking (Luc. 9:32-33).” Er bestaat jammer voor hem, een parallelle tekst in het evangelie van Matthéüs. Die geeft in de woorden van Jezus, deze raad aan de discipelen die dat fenomeen gezien hadden: “9 Terwijl ze van de berg afdaalden, gebood Jezus hun: ‘Vertel niemand van dit visioen voordat de Mensenzoon uit de doden is opgewekt.’ 10 De leerlingen stelden Hem de vraag: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden eigenlijk dat Elia eerst moet komen?’ 11 Hij antwoordde: ‘ Elia komt en zal alles herstellen. 12 Maar Ik zeg jullie: Elia is al gekomen, en ze hebben hem niet herkend; ze hebben met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’ 13 Toen begrepen de leerlingen dat Hij hun sprak over Johannes de Doper.” – Matthéüs 17 Willibrord (Wij onderstrepen in de tekst.) Wat de apostelen gezien hebben is volgens Jezus een VISIOEN zodat ze de twee oude profeten maar gezien hebben in hun geest en niet letterlijk. We hebben nog een opmerking over Mozes. We


De twee getuigen uit Openbaring 11

13

weten met zekerheid dat hij stierf in Moab zodat de uitleg van Kunst en allen die deze gedachte koesteren, verkeerd met de Schrift bezig zijn. Deuteronomium 34:5-7 Willibrord: “5 Daar in Moab STIERF Mozes, de dienaar van de HEER, zoals deze dat gezegd had. 6 Hij werd begraven in het dal bij Bet-Peor in Moab; tot vandaag toe weet niemand waar zijn graf ligt. 7 Mozes was honderdtwintig jaar toen hij STIERF; zijn ogen waren niet verzwakt en zijn krachten niet afgenomen.”  Zeg eens “Amen”, mensen van de dispensatieleer, wanneer Jezus aan het woord is!  Niemand is opgevaren naar de hemel, voordat Jezus naar de aarde kwam! Waar haalt deze, en andere personen die de leer van de dispensaties leert deze verwijzing naar Elia. Dat zou in het verhaal van “De verheerlijking op de berg” aangegeven zijn. Daar verschijnen Mozes en Elia aan Jezus die zelf: “van gedaante veranderde.” Matthéüs 17 in de HSV 1 En na zes dagen nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes, zijn broer, met Zich mee en bracht hen op een hoge berg, alleen hen. 2 En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd; Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht. 3 En zie, aan hen verschenen Mozes en Elia, die met Hem spraken. 4 Petrus antwoordde en zei tegen Jezus: Heere, het is goed dat wij hier zijn; laten wij, als U wilt, hier drie tenten maken, voor U een, voor Mozes een, en een voor Elia. 5 Terwijl hij nog sprak, zie, een lichtende wolk overschaduwde hen; en zie, een stem uit de wolk zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem! 6 En toen de discipelen dit hoorden, wierpen zij zich met het gezicht ter aarde en werden zeer bevreesd. 7 En Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zei: Sta op en wees niet bevreesd. 8 Toen zij hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan Jezus alleen. 9 En toen zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun: Vertel niemand van wat u gezien hebt, totdat de Zoon des mensen opgewekt is uit de doden. 10 En Zijn discipelen vroegen Hem: Waarom zeggen de schriftgeleerden dan dat Elia eerst moet komen? 11 Jezus antwoordde en zei tegen hen: Elia zal wel eerst komen en alles herstellen. 12 Ik zeg u echter dat Elia al gekomen is, en ze hebben hem niet erkend, maar ze hebben met hem gedaan alles wat ze wilden; zo zal ook de Zoon des mensen door hen lijden. 13 Toen begrepen de discipelen dat Hij tot hen over Johannes de Doper gesproken had.” Mark. 9:9: “En toen zij van de berg afdaalden, gebood Hij hun dat zij niemand vertellen zouden wat zij gezien hadden, voordat de Zoon des mensen uit de doden zou zijn opgestaan.” Luk. 9:36: “En toen de stem geklonken had, bevond Jezus Zich daar alleen. En zij zwegen en vertelden in die dagen niemand iets van wat zij gezien hadden.” ^^^^^^^^ Als de HSV in vers 9 vertaald als “wat u gezien hebt” staat er in werkelijkheid het Griekse “horama.” En we geven enkele verwijzingen uit de gekende Griekse woordenboeken. 3705 \Go{rama\n horama {hor'-am-ah} from G3708; TDNT - 5:371,706; n n [ -- Word Etymology & Grammar ]


De twee getuigen uit Openbaring 11

14

AV - vision 11, sight 1; 12 1) that which is seen, spectacle 2) a sight divinely granted in an ecstasy or in a sleep, a vision [ -- Thayer's Greek Lexicon ] From G3708; something gazed at, that is, a spectacle (especially supernatural):--sight, vision. [ -- Strong's Greek Lexicon ] ^^^^^^^^

^^^^^^^^ http://www.christianlearninglounge.net/ G3708 3708 \GoJravw\n horao {hor-ah'-o} properly, to stare at [cf G3700]; TDNT - 5:315,706; v [ -- Word Etymology & Grammar ] AV - see 51, take heed 5, behold 1, perceive 1, not tr. 1; 59 1) to see with the eyes 2) to see with the mind, to perceive, know 3) to see, i.e. become acquainted with by experience, to experience 4) to see, to look to 4a) to take heed, beware 4b) to care for, pay heed to 5) I was seen, showed myself, appeared For Synonyms see entry G5822 [ -- Thayer's Greek Lexicon ]


De twee getuigen uit Openbaring 11

15

Properly to stare at (compare G3700), that is, (by implication) to discern clearly (physically or mentally); by extension to attend to; by Hebraism to experience; passively to appear:--behold, perceive, see, take heed. [ -- Strong's Greek Lexicon ] ^^^^^^^^ http://gospelhall.org/bible/bible.php?search=Vision&dict=vine

1.

Vision horama “that which is seen” (horao), denotes

(a) “a spectacle, sight,” Matt 17:9; Acts 7:31 (“sight”); (b) “an appearance, vision,” Acts 9:10 (Acts 9:12 in some mss.); Acts 10:3,17,19; Acts 11:5; Acts 12:9; Acts 16:9,10; Acts 18:9. ^^^^^^^^ Hier enkele Engelse vertalingen van het vers! New International Version: “As they were coming down the mountain, Jesus instructed them, “Don’t tell anyone what you have seen, until the Son of Man has been raised from the dead.” New Living Translation: “As they went back down the mountain, Jesus commanded them, “Don’t tell anyone what you have seen until the Son of Man has been raised from the dead.” English Standard Version: “And as they were coming down the mountain, Jesus commanded them, “Tell no one the VISION , until the Son of Man is raised from the dead.” New American Standard Bible: “As they were coming down from the mountain, Jesus commanded them, saying, “Tell the VISION to no one until the Son of Man has risen from the dead.” King James Bible: “And as they came down from the mountain, Jesus charged them, saying, Tell the VISION to no man, until the Son of man be risen again from the dead. Holman Christian Standard Bible: “As they were coming down from the mountain, Jesus commanded them, “Don’t tell anyone about the VISION until the Son of Man is raised from the dead.” International Standard Version: “On their way down the mountain, Jesus ordered them, “Don’t tell anyone about this VISION until the Son of Man has been raised from the dead.” NET Bible: “As they were coming down from the mountain, Jesus commanded them, “Do not tell anyone about the VISION until the Son of Man is raised from the dead.” Aramaic Bible in Plain English: “And as they descended from the mountain, Yeshua ordered them and he said to them, “Do not tell this VISION in the presence of any man until The Son of Man will rise from the dead.”


De twee getuigen uit Openbaring 11

16

GOD’S WORD® Translation: “On their way down the mountain, Jesus ordered them, “Don’t tell anyone what you have seen. Wait until the Son of Man has been brought back to life.” Jubilee Bible 2000: “And as they came down from the mountain, Jesus charged them, saying, Tell the VISION to no one until the Son of man is risen from the dead.” King James 2000 Bible: “And as they came down from the mountain, Jesus charged them, saying, Tell the VISION to no man, until the Son of man be risen again from the dead.” American King James Version: “And as they came down from the mountain, Jesus charged them, saying, Tell the VISION to no man, until the Son of man be risen again from the dead.” American Standard Version: “And as they were coming down from the mountain, Jesus commanded them, saying, Tell the VISION to no man, until the Son of man be risen from the dead.” Douay-Rheims Bible: “And as they came down from the mountain, Jesus charged them, saying: Tell the VISION to no man, till the Son of man be risen from the dead.” Darby Bible Translation: “And as they descended from the mountain, Jesus charged them, saying, Tell the VISION to no one, until the Son of man be risen up from among [the] dead.” English Revised Version: “And as they were coming down from the mountain, Jesus commanded them, saying, Tell the VISION to no man, until the Son of man be risen from the dead.” Webster’s Bible Translation: “And as they were descending the mountain, Jesus charged them, saying, Tell the VISION to no man, until the Son of man be raised again from the dead.” Weymouth New Testament: “As they were descending the mountain, Jesus laid a command upon them. “Tell no one,” He said, “of the sight you have seen till the Son of Man has risen from among the dead.” World English Bible: “As they were coming down from the mountain, Jesus commanded them, saying, “Don’t tell anyone what you saw, until the Son of Man has risen from the dead.” Young’s Literal Translation: “And as they are coming down from the mount, Jesus charged them, saying, ‘Say to no one the VISION till the Son of Man out of the dead may rise.’”

Englishman's Concordance (overgenomen van de site Bible Hub) Strong's Greek 3705 12 Occurrences ὅραμα — 7 Occ. ὁράματι — 3 Occ. ὁράματος — 2 Occ. Matthew 17:9 N-ANS GRK: εἴπητε τὸ ὅραμα ἕως οὗ NAS: them, saying, Tell the vision to no one KJV: Tell the vision to no man, INT: tell the vision until that


De twee getuigen uit Openbaring 11 Acts 7:31 N-ANS GRK: ἐθαύμαζεν τὸ ὅραμα προσερχομένου δὲ NAS: it, he marveled at the sight; and as he approached KJV: [it], he wondered at the sight: and INT: marveled at the vision coming near moreover Acts 9:10 N-DNS GRK: αὐτὸν ἐν ὁράματι ὁ κύριος NAS: said to him in a vision, Ananias. KJV: the Lord in a vision, Ananias. And INT: him in a vision the Lord Acts 9:12 N-DNS GRK: ἄνδρα ἐν ὁράματι Ἁνανίαν ὀνόματι NAS: and he has seen in a vision a man KJV: hath seen in a vision a man named INT: a man in a vision Ananias by name Acts 10:3 N-DNS GRK: εἶδεν ἐν ὁράματι φανερῶς ὡσεὶ NAS: saw in a vision an angel KJV: He saw in a vision evidently about INT: He saw in a vision plainly as if Acts 10:17 N-NNS GRK: εἴη τὸ ὅραμα ὃ εἶδεν NAS: as to what the vision which KJV: what this vision which INT: might be the vision which he was Acts 10:19 N-GNS GRK: περὶ τοῦ ὁράματος εἶπεν αὐτῷ NAS: was reflecting on the vision, the Spirit KJV: thought on the vision, the Spirit said INT: over the vision said to him Acts 11:5 N-ANS GRK: ἐν ἐκστάσει ὅραμα καταβαῖνον σκεῦός NAS: I saw a vision, an object KJV: I saw a vision, A certain INT: in a trance a vision descending a vessel Acts 12:9 N-ANS GRK: ἐδόκει δὲ ὅραμα βλέπειν NAS: but thought he was seeing a vision. KJV: thought he saw a vision. INT: he thought moreover a vision he was seeing Acts 16:9 N-NNS GRK: καὶ ὅραμα διὰ τῆς NAS: A vision appeared to Paul KJV: And a vision appeared to Paul INT: And a vision during the Acts 16:10 N-ANS GRK: δὲ τὸ ὅραμα εἶδεν εὐθέως

17


De twee getuigen uit Openbaring 11

18

NAS: he had seen the vision, immediately KJV: he had seen the vision, immediately INT: moreover the vision he saw immediately Acts 18:9 N-GNS GRK: νυκτὶ δι' ὁράματος τῷ Παύλῳ NAS: in the night by a vision, Do not be afraid KJV: the night by a vision, Be not INT: night by a vision to Paul 12 Occurrences

En dit is hoe de HSV die 12 teksten heeft vertaald: 10 maal als “visioen” en tweemaal anders.

Matthéus En toen zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun: Vertel niemand van wat u 17:9 gezien (τὸ ὅραμα) hebt, totdat de Zoon des mensen opgewekt is uit de doden. Handelingen Toen Mozes dat zag, verwonderde hij zich over wat hij zag (τὸ ὅραμα); en toen hij 7:31 ernaartoe ging om het te bekijken, kwam er een stem van de Heere tot hem:.

Handelingen 9:10

En er was een zekere discipel in Damascus van wie de naam Ananias was; en de Heere zei tegen hem in een visioen: Ananias! En hij zei: Zie, hier ben ik, Heere.

Handelingen 9:12

en hij heeft in een visioen gezien dat een man van wie de naam Ananias was, binnenkwam en hem de hand oplegde, opdat hij weer ziende zou worden.

Handelingen 10:3

Hij zag in een visioen duidelijk, ongeveer op het negende uur van de dag, dat er een engel van God bij hem binnenkwam, die tegen hem zei: Cornelius!

Handelingen 10:17

Toen Petrus bij zichzelf twijfelde wat het visioen dat hij gezien had, kon betekenen, zie, daar stonden de mannen die door Cornelius gestuurd waren, bij de poort, nadat zij naar het huis van Simon gevraagd hadden.

Handelingen 10:19

Terwijl Petrus nog over dat visioen nadacht, zei de Geest tegen hem: Zie, drie mannen zoeken u;

Handelingen 11:5

Ik was in de stad Joppe aan het bidden en zag in geestvervoering een visioen: een bepaald voorwerp daalde neer, dat leek op een groot linnen laken, dat aan de vier hoeken neergelaten werd uit de hemel, en het kwam tot dicht bij mij.

Handelingen 12:9

En hij ging naar buiten en volgde hem, en hij wist niet dat het werkelijkheid was wat er door de engel plaatsvond, maar hij dacht dat hij een visioen zag.

Handelingen 16:8

Het visioen in Troas

Handelingen 16:9

En Paulus kreeg 's nachts een visioen te zien: er stond een Macedonische man, die hem dringend vroeg: Kom over naar Macedonië en help ons!

Handelingen 16:10

Toen hij nu dit visioen gezien had, probeerden wij meteen naar Macedonië te reizen, omdat wij eruit opmaakten dat de Heere ons geroepen had aan hen het Evangelie te verkondigen.

Handelingen

En de Heere zei 's nachts door een visioen tegen Paulus: Wees niet bevreesd, maar spreek


De twee getuigen uit Openbaring 11 18:9

19

en zwijg niet,

Voor onszelf is het duidelijk: de HSV kon gewoon zonder enige wijziging ook de twee andere teksten als VISIOEN vertaald hebben. Ons principe is dan: • De Schrift is ons genoeg volgens 2 Tim.3:16,17 NBG: “Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten teweerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven, zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust.” • De Schrift is ons genoeg volgens 2 Pet.1:3 NBG: “Zijn goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven, door de kennis van hem die ons geroepen heeft door zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht.” • De Schrift is ons genoeg volgens Judas 3 NBG: “Geliefde broeders en zusters, het wasmijn vaste voornemen u te schrijven over de redding van ons allen, maar ik zie mij nu genoodzaakt u in deze brief op te roepen om te strijden voor het geloof dat voor eens enaltijd aan de heiligen is overgeleverd We gaan verder met Franklin ter Horst, ook een dispensationalist. Die heeft hier een andere uitleg, de twee getuigen zijn volgens hem Elia en Henoch. Hij schreef er een artikel over op http://www.franklinterhorst.nl: ‘De twee ‘getuigen’ en zegt met veel overtuiging in zijn inleiding: “Sommige Bijbeluitleggers zijn van mening dat het optreden van de twee getuigen slechts symbolisch gezien moet worden. Maar dat is een misvatting, want het ondermijnt niet alleen de waarheid van Gods Woord, maar het maakt tevens het hele boek Openbaring tot een twijfelachtig document.” (laatste bewerking 3 februari 2008.) De stelligheid van zijn uitspraak doet er niets van af: Elia stierf, nadat God hem van de scène met Elisa had weggenomen, op een later tijdstip. De reden is dat hij nog een brief schrijft aan koning Joram van Juda na zijn “wegname.” Van Henoch kunnen we nog wat extra zeggen. Is er iemand naar de hemel opgenomen vóór de tijd van Jezus? Moet iedereen sterven? Is Henoch gestorven? Henoch is vier keer genoemd in de Bijbel: Genesis 5:18-24 / Lucas 3:37 / Hebreeën 11:5 / Judas 4. De relevante feiten zijn deze: van zijn voorouders is hij de 7 de van Adam. Dat hij “wandelde met God,” dat “God hem opnam” op de leeftijd van 365 en dat “God hem verwijderd heeft.” Maar voordat men zich bezeerd aan grove schendingen van exegese, is het nodig op twee verzen te wijzen uit het boek Hebreeën. Hebreeën 11:13 HSV: “Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de vervulling van de beloften niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet, en zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren.” Allen die ervoor zijn genoemd, ook Henoch, zijn volgens Paulus GESTORVEN. Hebreeën 11:39,40 HSV: “En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goedgetuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen, 40 daar God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid zouden komen.” Al dezen die genoemd zijn in deze lange lijst hebben wat hen als


De twee getuigen uit Openbaring 11

20

getuigenis beloofd was: NIET ONTVANGEN, dus ook Henoch niet die is genoemd in Hebreeën 11:5. Hij is nu niet in de hemel bij God in/met het lichaam dat hij op aarde had. Dit lezen we in Genesis 5:21-23: “21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen.” Er bestaan Joodse legenden dat Henoch niet stierf maar dat is niet de manier op dit te benaderen. Ellen G. White, stichtster van de Zevende dag Adventisten heeft naar andere planeten “gereisd” in haar visioenen en is ook Henoch tegengekomen. - (EGW: ‘The Early Years’ Vol.1, blz.114,157). Dat brengt ons niet dichter bij de waarheid. Is het mogelijk nog levend te zijn en toch ook niet dood, want er staat in de teksten van Henoch NIET dat HIJ STIERF? Als u dat erin gelezen leeft dan moet u het opnieuw lezen! Dit doet me denken aan een vers: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.” (Johannes 5:24). Een discipel van Jezus is al overgegaan van het aardse naar het leven met God. Dit verwijst naar dat grote feit van de positie van de christen zoals Paulus het zegt: “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde” (Col.1:13). Nu al, is het een voorrecht van de christen om te leven in de kracht van het eeuwig leven, hij is wat de aarde betreft “een zekere dood gestorven.” We doen er goed aan daarop te wijzen, naar dit concrete geval van Henoch. We mogen daar wat uit concluderen: dat dit op hem/hen, dus de gelovigen uit het OT, niet van toepassing was. Uit ervaring met de grondslag van het NT weten we dat, die inschakeling van het aardse leven naar een koninkrijksleven toen nog niet gepredikt was. Herlees dus nog eens Hebreeën 11:39,40. Een gebeuren als Epheze 3:17 was niet weggelegd voor die gelovigen: “opdat Christus door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in de liefde.” Die Christus kenden ze nog niet en hun hoop was een lang en gelukkig leven met enkele kinderen om de generatie verder te zetten. Het verhaal van Henoch is anders dan dat van u of mij. Het heeft geen zin daar tegen in te gaan want 1 Corinthiërs 15:50-53 is duidelijk: “50 Dit spreek ik evenwel uit, broeders: VLEES EN BLOED kunnen het Koninkrijk Gods NIET beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet. 51 Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. 53 Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.” We zullen alleen naar de hemel kunnen gaan als ons lichaam dat we hebben, gewijzigd zal worden. Als het in een geestelijk verheerlijkt lichaam zal zijn veranderd. Dat had Henoch niet, hij kan dus niet in de hemel zijn voordat wat Paulus schrijft, in vervulling gaat.We zullen moeten wachten en Henoch ook, tot Jezus terugkeert naar de aarde om met onze zielen (= geest) te worden herenigd in een verheerlijkt herrezen lichaam (1 Thessalonicenzen 4:14-18). Net als de rechtvaardige doden in ziel en lichaam herenigd worden voor de definitieve uitspraak, zullen de zondaars dit krijgen, maar dan een lichaam dat de 2 de dood ontvangt: hun definitieve straf in de hel (Openbaring 2:11 / 20:6,14,15 / 21:8). Twee teksten die daar een uitzondering op zijn: 1° Leert Job 4:17 niet dat het lichaam sterfelijk is: “Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God, of een man rein tegenover zijn Maker?” Onze lichamen gaan in verval en


De twee getuigen uit Openbaring 11

21

keren terug naar het stof van de aarde. Onze lichamen zijn sterfelijk, Henoch zal géén uitzondering zijn. 2° 1 Timotheüs 6:15,16: “15 welke te zijner tijd de zalige en enige Heerser zal doen aanschouwen, de Koning der koningen en de Here der Heren, 16 die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen.” Dat is de situatie in de dagen van Paulus, mensen en ook Henoch hebben Hem nog nooit gezien in die toestand. Niemand kan God letterlijk zien met menselijke ogen.

Vanuit een ander standpunt ook nog dit. Ezechiël 18:4 zegt: “Zie, alle zielen zijn van Mij, zowel de ziel van de vader als die van de zoon zijn van Mij; de ziel die zondigt, die zal sterven.” Dit verwijst eigenlijk naar de gehele persoon. Het woord “ziel” kan gewoonlijk het materiële deel van de mens betekenen of synoniem zijn van: de mens. Merk op dat de heiligen van het Oude Verbond geen duidelijke visie hebben op de onsterfelijkheid van de ziel = mens. Dat zal moeten wachten tot de komst van Christus. Paulus verwoord dat als volgt: “doch die NU GEOPENBAARD is DOOR DE VERSCHIJNING VAN ONZE HEILAND, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie.” (2 Timotheüs 1:10). Kijken we nu eens naar: “want God had hem opgenomen”(Genesis 5:24 en Hebreeën 11:5). Het woord “opgenomen” vertaald uit het Grieks in het boek Hebreeën, is μετατιθημι dat is in Strong’s Concordance het nummer 3346. Het betekent: “overbrengen, wijzigen, perverteren (*) Van “meta”en“tithemi”, overdragen, dat wil zeggen (letterlijk) transporteren, (impliciet) uitwisselen, (reflexief) van plaats veranderen, of (figuurlijk) perverteren = overdragen, wijzigen, verwijderen, vertalen, omturnen.” (* figuurlijk = aantasten, onze opmerking) We vinden het begrip 6 maal in het NT waarvan tweemaal in Heb.11:5 en dit zijn ze. Handelingen 7:16: “en zij werden overgebracht (Grieks = metatithēmi) naar Sichem en bijgezet in het graf, dat Abraham voor een som gelds van de zonen van Hemor te Sichem gekocht had.” Galaten 1:6: “Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen (Grieks = metatithēmi) tot een ander evangelie.” Hebreeën 7:12: “Want uit een verandering (Grieks = metatithēmi) van priesterschap volgt noodzakelijk ook een verandering van wet.” Hebreeën 11:5 HSV: “Door het geloof werd Henoch weggenomen (Grieks = metatithēmi), opdat hij de dood niet zou zien. En hij werd niet gevonden, omdat God hem weggenomen (Grieks = metatithēmi) had. Vóór zijn wegneming kreeg hij namelijk het getuigenis dat hij God behaagde.”


De twee getuigen uit Openbaring 11

22

Judas 1:4: “Want er zijn zekere mensen binnengeslopen – reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven – goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen (Grieks = metatithēmi) en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen.” Men zou dan ook kunnen vertalen: “Henoch veranderde (van plaats)” zoals dat later met Philippus ook zou zijn in Handelingen 8:39,40.

De eerste dood zullen alle mensen ooit ondergaan (Hebreeën 9:27). De dood kan menselijkerwijs niet worden omzeild. Sterven is onontkoombaar. Ook Henoch is gestorven, zoals we al hebben bewezen. Heeft Jezus ooit gesproken van iemand die aan de dood kon ontsnappen? Ja, zeker! In Johannes 8:51 zei Hij: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien iemand mijn woord bewaard heeft, hij zal de dood in eeuwigheid niet aanschouwen.” En weer in Johannes 11:26 in andere woorden: “en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?” Dat was echter een boodschap die Henoch niet kende en zelfs een koning David niet kende. Dus op basis van wat allen uit het OT wisten, over uiteindelijke bevrijding van dood, op die basis konden ze niet bouwen. Wij wel, daarom moeten we de zaken van het OT niet zomaar overhevelen naar het NT als er geen reden toe is of als we er geen tegenstrijdigheid aan toevoegen. Dus dit is waar en waarachtig wat we lezen in Johannes 3:13: “En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen.” Ook Handelingen 2:34 geeft daar de onderbouw aan: “Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand.”

In Romeinen 6:6 vertelt Paulus ons: “dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn.” In plaats van Adam gaf God de mensheid een bestaan in Christus. Henoch kende dat nog niet en ook Elia niet, dus hebben ze de ervaring van de dood werkelijk ondergaan. Dus als Henoch aan de dood zou zijn ontsnapt, dan moest het op basis van BEPAALDE VOORWAARDEN. Die waren er nog niet in zijn tijd. Hij kon niet ontsnappen aan zijn eigen toekomst: dood en sterven. Paulus zegt niet dat elke gelovige zal zijn als Henoch en de dood niet zal zien. De apostel van de heidenen zegt dat allen sterven. Wat zei hij ook alweer in Hebreeën 11:13? “In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, [Henoch ingerekend, onze opmerking] zonder de beloften verkregen te hebben.” De eindconclusie is deze: Openbaring 11 spreekt niet over Henoch, noch Mozes of Elia maar over de gemeente van Christus die sinds Pinksteren blijft verkondigen dat er slechts redding is in het bloed van Jezus. Geloof in Christus is de basis voor het “eeuwige leven” en dat was er nog niet in het OT!    

Joh.3:16: opdat een ieder die gelooft eeuwig leven heeft Rom.3:25: wij zijn gerechtvaardigd door geloof in zijn bloed Rom.5:1: wij hebben vrede met God op grond van geloof Eph.2:8: wij zijn uit genade behouden, door het geloof


De twee getuigen uit Openbaring 11

23

We moeten er ook nog een kleine aantekening bijzetten. Want de dispensatieleer gaat er vanuit dat het belangrijkste in het boek Openbaring is: dat het gaat over het herstel van Israël en gedeeltelijke bekering van dat volk. Maar dat is niet zo duidelijk en ook niet volgens de kerkgeschiedenis van de vroege kerkvaders. Ignatius (ca. 30/50-110 na Chr.) was volgens een overlevering de derde bisschop van Antiochië in Syrië en was al een kerkvorst die kritische aantekeningen maakte bij de relatie Kerk/Israël. We citeren van Jos M. Strengholt op zijn site: kerkvaderignatius.blogspot.com/ “Een tweede ketterij die Ignatius bestrijdt, is het Judaisme. Aan de gemeente in Magnesia en die in Philadelphia stuurt hij zijn waarschuwingen. Interessant is dat Ignatius zegt dat degenen die eertijds Joods waren niet langer de Sabbath vieren, maar de dag des Heren, omdat de Heer op die dag opstond. (Magnesia 9:1) Dat is voor zover ik weet het eerste bewijs van deze verandering van feestdag. In zijn brief aan Magnesia lezen we ook: Wordt niet misleid door vreemde leerstellingen en verouderde mythen, want die zijn waardeloos. Want als we doorgaan te leven in overeenstemming met het Jodendom, geven we toe dat we geen genade hebben ontvangen. (Magnesia 8:1) Het is totaal absurd om Jezus Christus te belijden en het Jodendom te praktiseren, want het Christendom ging niet in het Jodendom geloven, maar het Jodendom in het Christendom. (Magnesia 10:3) Aan de gemeente in Philadelphia schreef Ignatius: Maar als iemand het Jodendom aan jullie uitlegt, luister niet naar hem. [Als hij] niet spreekt over Jezus Christus, beschouw ik ze als grafstenen en de graven van de doden. (Philadelphia 6:1) Ik hoorde sommigen mensen zeggen: ‘Als ik het niet in de Archieven vindt, dan geloof ik het niet in het evangelie.’ En toen ik tegen ze zei: ‘Het is geschreven’, antwoorden ze me: ‘Dat is precies de vraag’. Maar wat mij betreft, de ‘archieven’ zijn Jezus Christus, de onveranderlijke archieven zijn zijn kruis en dood en zijn opstanding en het geloof dat door Hem komt. (Philadelphia 8:2)” Zie ook onze studie: ‘Vinden we Israël als Natie terug in de Openbaring (Apocalyps)’ uit 2008, meer dan 400 bladzijden A4. We gaan daar in op de leerstellingen van de dispensatieleer. En aanvullend van Andrew Atherstone, ‘Divine Retribution: A Forgotten Doctrine?’, Themelios 34.1 (2009): blz.50-62. J. Lambrecht, ‘Final Judgments and Ultimate Blessings: The Climactic Visions of Revelation 20.11-21,8’, Biblica 81 (2000), blz.362-385.

Er is een achtergrond tussen hoe men het boek Openbaring dient aan te pakken: dat is de vervulling van profetische uitspaken in het OT. Daar zijn vele profetische verwijzingen die vooruit blikken naar het “Messiaanse tijdperk” = van de voleinding van zonde, geïntroduceerd door Christus. Dit tijdperk wordt vaak beschouwd als “de laatste dagen” of “de laatste dagen” (Genesis 49:1,10 / Num.24:14 / Deut.4:30 / 31:29 / Jes.2:2 / Jer.23:20 / 30:24 / 48:47 / 49:39 /


De twee getuigen uit Openbaring 11

24

Dan.2:28 / Hos.3:4 / Mic.4:1). Herman Ridderbos merkt op dat Zijn komst: “niets minder (was) dan het begin van de grote eschaton van de geschiedenis.” In de ‘Albert Barnes notes’ lezen we: “De uitdrukking verwijst naar de tijd die normaal aangegeven is als de toekomst. Maar zoals de komst van de Messias vanuit het oogpunt van een Jood de belangrijkste gebeurtenis in de komende eeuwen is: heeft men de grote, glorieuze bekroning van die enorme toekomst in die zinsnede komen te beschouwen als expressief voor dat gebeuren (...) Het was een uitdrukking in contrast met de dagen van de aartsvaders, de koningen, de profeten, enz. De laatste dagen, of de sluitingsperiode van de wereld, zijn de dagen van de Messias.(BE 381).”

Toen Christus kwam IS: “de volheid der tijden” gerealiseerd (Galaten 4:4). Er is hier een verschil in vertaling “IS” OF “WAS” de tijd gekomen, maar beide zijn goed qua weergave. “Maar wanneer de volheid des tijds gekomen IS” (Statenvertaling, Jongbloed-editie) “Maar toen de volheid van de tijd gekomen WAS” (Willibrordvertaling). Vandaar dat de Bijbel wijst naar de voorbereidende prediking aan het begin van Zijn bediening. Dit lezen we van Johannes de Doper: “En zeggende: De tijd IS VERVULD, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u, en gelooft het Evangelie.” (Marcus 1:15 / Mat.4:17) Voorafgaand aan deze was het Oude Testament voor dat tijdperk al typologisch en anticiperend. Het Oude Testament tijdperk diende was als een “vroeger” (Maleachi 3:4 / vergelijk Jer.46:26 / Klaagliederen 1:7 / Amos 9:11 / Mic.7:14,20). De weg naar de “laatste dagen”, de periode ingeleid door de komst van Christus lag toen in hun onmiddellijke nabijheid. “Nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde van de dagen, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij tot erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat, door wie Hij ook het heelal heeft geschapen.” - (Heb.1:1,2 Willibrordvertaling).

Herbert W. Bateman IV, is dispensationalist en schreef voor Bibliotheca Sacra 149 (Oct. 1992), blz.38-53 het artikel ‘Psalm 110:1and the New Testament.’ Zijn conclusie is dat David dit oorspronkelijk schreef voor zijn zoon Salomon, bij de troonsbestijging, maar dat de schrijvers van het NT dit in volle zin op Jezus toepassen. We kennen dergelijke afwijkingen van deze mensen: er zijn twee of meer vervullingen van hetzelfde profetische vers. Droevig is dat, zo een ontwijkende wijze van interpreteren, ondanks dat het Nieuwe Testament zo eenvoudig is in zijn uitleg. Jezus gegeerd met zijn Vader, aan Zijn rechterhand, nu eens staande dan eens zittende op dezelfde troon. Maar dat heeft allemaal te maken met de minimaliserende uitleg van die mensen over het belang van Pinksteren. Het is dus geen wonder dat hun uitleg van het boek Openbaring anders is dan anderen het leren. Psalm 110:1 is het meest aangehaalde vers in het NT, niet minder dan in 20 (of 21) plaatsen en steeds toegepast op de verheerlijkte Jezus. Dit zijn ze: Matheus 22:44 / 26:64 / Marcus 12:36 / 14:62 / 16:19 / Lucas 20:42 / 22:69 / Handelingen 2:33-35 / 5:31 / 7:55,56 / Romeinen 8:34 / Epheze 1:20 / Colossenzen 3:1 / 1 Corinthe 15:25-28 / 1 Petrus 3:22 / Hebreeën 1:3 / 1:13 / 8:1 / 10:12,13 / 12:2. We gaan er slechts één voluit van citeren, Matthéüs 26: “63 Maar Jezus bleef zwijgen. De hogepriester zei tegen Hem: ‘Ik bezweer U bij de levende God dat U ons zegt of U de Messias bent, de Zoon van God.’ 64 Jezus zei tegen Hem: ‘U hebt het gezegd. Maar Ik zeg u: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien, gezeten aan de rechterhand van de Macht en komend op de wolken van de hemel.’” Spiegel u daar eens aan, mensen van de dispensaties. “De hogepriester” heeft “vanaf nu” de macht van Jezus als koning gezien. Niet letterlijk, maar


De twee getuigen uit Openbaring 11

25

geestelijk kon hij dat zien en toch niet geloven. Dat er opeens zovel discipelen van Jezus waren was het teken ervan. De discipelen hebben het eveneens niet letterlijk gezien, maar zij geloofden: Hij is Heer, koning met zijn Vader en regeert sindsdien de wereld en Zijn kerk.

Dit is de afbeelding bij THE TWO WITNESSES (Part 18) By Don Walton De twee getuigen op http://blogandmayblog.com/?m=201105 Twee mannen werkzaam in Jeruzalem: de leer van de bedelingen hierover. Wij geloven dat niet! Wij citeren H. Schouten, Nederlander en dispensationalist en een schrijver voor het blad ’Het Zoeklicht.’ Dit staat in 1 nov. 1997, blz.12,13: “Op de troon van de Vader. In Psalm 110:1 lezen we van de hemelvaart van onze Heer waar staat: ’Aldus luidt het woord des Heren tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten’. Dit zitten aan de rechterhand van de Vader wordt dikwijls, maar ten onrechte, beschouwd als de aanvaarding van Zijn Koninkrijk. Sommigen zeggen dat daarmee het koninkrijk, het duizendjarig vrederijk, een aanvang heeft genomen. Is dat inderdaad zo?” Bedroevend en beangstigend is een dergelijke bewering! Alsof er niet genoeg power zit in moord op Jezus en het verlossend lijden dat er bewerkt is. Het is even schrikken als je dit leest, en het laat een gevoel achter als gebondenheid aan een soort orakelachtige uitspraak. De dispensatieleer heeft nooit goed


De twee getuigen uit Openbaring 11

26

begrepen waarover de intocht in Jeruzalem echt om gaat en heeft vanuit die verkeerde kijk nog andere blunders begaan. Ook een foutieve leer van het zitten aan Gods rechterhand heeft daar iets mee te maken. Zie van: Brent Kinman, ‘Jesus’ Royal Entry into Jerusalem’, Bulletin for Biblical Research 15.2 (2005) blz.223-260.

Het doet denken aan wat in een sekte als het Wachttoren Genootschap (Jehovah’s Getuigen) wordt toegepast. Je moet alles slikken wat ze bedacht hebben en zo ook gaat het in kringen van de dispensatie. Wie in de onderstaande citaten het woord Wachttoren vervangt door Zoeklicht krijgt een glimp bij wat we zeggen, het kan voor sommigen een schok zijn maar zo komt het bij ons over. Waar is het buigen van het hoofd als aanvaarding als de bewijzen zo groot zijn voor het huidige koningschap van Jezus. Hier de citaten: “De bijbel is daarom een boek van organisatie dat aan de christelijke gemeente als organisatie, niet aan individuele personen toebehoort, ongeacht hoe oprecht zulke personen ook mogen geloven dat zij de bijbel kunnen uitleggen. Om deze reden kan de bijbel niet op de juiste wijze worden begrepen zonder Jehovah's zichtbare organisatie in gedachten.” (De Wachttoren, 15 januari 1968, blz.43) “Wanneer wij Jehovah en de organisatie van zijn volk liefhebben, zullen wij niet achterdochtig zijn, maar zoals de bijbel zegt, 'alles geloven,' ook bijvoorbeeld alles wat er in het tijdschrift De Wachttoren staat...” (Bekwaam gemaakt tot de Predikingsdienst, blz.156) “In Jehovah’s organisatie is het echter niet nodig een massa tijd en energie aan speurwerk te besteden, want er zijn broeders in de organisatie die er juist voor zijn aangewezen om dat te doen, ten einde u die niet zoveel tijd hebt, te helpen, en zij bereiden het goede materiaal voor De Wachttoren en andere publicaties van het Genootschap voor.” (De Wachttoren, 1 september 1967, blz.530) Opb.11:4: “Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan.” De twee getuigen worden vergeleken bij twee olijfbomen. Aangezien, volgens Zach.4:3, de Heilige Geest vergeleken is bij een olijfboom zou dit een verwijzing kunnen zijn naar Gods inwerking in Zijn volk. Hiermee zou de afhankelijkheid beschreven zijn van Gods kracht. Zie ook Zach.4:6,14 waar Jozua en Zerubabel zijn afgebeeld om de intocht in het land of het herstel van het land aan te geven. In de Schrift komen bomen als de symbolische voorstelling van mensen enkele malen voor. Zie bijvoorbeeld Job 29:19 / Ps.1:3 / Jer.11:19. Deze getuigen zijn ook als twee kandelaars: lichtgevende instrumenten. Afbeelding die verwijst naar het feit dat Gods volk: “het licht der wereld is” (Ps.52:8,9 / Zach.4:12-14 / Mat.5:14-16 / Joh.5:35). De gemeente is “gezegeld” én “gemeten”. Ze mag en moet dit werk van getuigenis doen.

De Willibrordvertaling van 1995 zegt o.a. dit bij dit vers: “Het is waarschijnlijker dat men in de twee getuigen opnieuw een beeld moet zien van schrijver, nu in haar profetische functie temidden van de ongelovigen, een opdracht waarin zij bezwijkt; maar dan bewijst God haar zijn trouw door haar ten leven te wekken en te verheerlijken.” Wanneer we dit mogen wijzigen in: “de bedreigde gemeente uit de tijd van voor de wederkomst”, kunnen we er amen op zeggen, want dat geeft weer wat we zondermeer geloven.


De twee getuigen uit Openbaring 11

27

Jehovah’s Getuigen die van zichzelf zeggen dat hun overblijfsel van de 144.000 deze olijfbomen zijn hebben volgende visie op deze profetie. In ’DE WACHTTOREN’ van 15 februari 1999, blz.31 lezen we: “In de eerste-eeuwse christelijke gemeente werd aan sommigen de gave van “het onderscheiden van geïnspireerde uitspraken” geschonken (1 Korinthiërs 12:10), waardoor het mogelijk was te onderscheiden of een profetie echt was. Ofschoon dit wonderbare vermogen is opgehouden, kan er redelijkerwijs worden aangenomen dat God door middel van de gemeente, vooral in de voorzegde “tijd van het einde”, nog steeds voor een juist begrip van de profetieën zou zorgen, weliswaar niet door een wonder, maar als gevolg van het feit dat Gods dienstknechten ijverig studeren en speurwerk verrichten en de profetieën vergelijken met waarneembare omstandigheden en gebeurtenissen. - Vergelijk Daniël 12:4,9,10; Mattheüs 24:15,16; 1 Korinthiërs 2:12-14; 1 Johannes 4:6.”

Opb.11:5: “En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden.” Dat de mensen uit de wereld géén uitstaans willen met de gemeente is duidelijk. Ook vanuit het boek Openbaring, waar de verzen 2:11 / 6:6 en 7:2 dit overduidelijk maken. Maar de gemeente heeft goddelijke hulp: hun mond verslindt hun vijanden. Dat is natuurlijk niet letterlijk en zal ook nooit kunnen. Dat er vuur uit de mond der getuigen komt doet ons ook denken aan Christus zelf. Die is afgebeeld in Opb.1:16 / 19:15 alsof een zwaard uit Zijn mond komt. Beide dingen “vuur” en “zwaard” zijn symbolen van oordeel en veroordeling. Christus veroordeelt tot de tweede of volledige geestelijke dood. Dat is de tweede dood = de poel van vuur en zwavel. Gods volk op aarde kan echter alléén symbolisch doden. Zij doden met Gods woord zoals Jer.5:14 beschrijft en ook Jer.23:29. Hun “vuur” verslindt de goddelozen doordat hen het komende oordeel te kennen gegeven wordt (Mal.4:1 / Opb.20:15 / 22:18,19). Wat niet wil zeggen dat men over alles moet oordelen of veroordelen. Maar wel geloven en toepassen dat de gemeente de sleutels van het Koninkrijk mag beheren, tezamen met de Heer. De gemeente mag binden en ontbinden wat reeds in de hemel op dat punt is vastgelegd en van eeuwen tevoren vaststaat (Mat.16:19,20 / 18:18). Gaat het hier om een tegenbeeld van Mozes + Elia ofwel Henoch + Elia ofwel Jeremia + Elia? Achter die gelijkenissen zit natuurlijk wel iets, maar pas op voor inlegkunde.

Opb.11:6: “Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen.” Gods twee getuigen hebben macht (Grieks exousia = autoriteit, vrijheid tot handelen, bevoegdheid) om de hemel te sluiten zoals Elia (1 Kon.17:1 / Luc.4:25 / Jac.5:17). Of water in bloed te veranderen zoals Mozes (Ex.7:19-21). Dit hier is echter geen letterlijke herhaling dezer plagen maar een figuurlijke. Zij hebben autoriteit over het water der waarheid (Joh.3:5 / 1 Pet.1:23 / Opb. 22:1,17) en kunnen dat water doen stoppen om te vloeien als verfrissing voor de mensheid (Lev.26:1,19 / Zach.10:1,2 / Jer.14:22). Hierdoor komt de zonde der goddelozen nog groter uit. Zij kunnen tevens de valse leerstellingen, de menselijke wateren, als het ware in bloed veranderen t.t.z. veroordelen waardoor ze precies de bloedige dood sterven. Alléén de getuigen


De twee getuigen uit Openbaring 11

28

kunnen dat vanwege hun groot geloof (Marc.11:23 / Joh.15:7). Zij brengen in woord (voordat zij in vervulling gaan) alle plagen op de goddelozen, die zullen vallen in de handen van de levende God (Heb.10:31). Het gaat niet om de letterlijke Mozes, niet om de letterlijke Elia; maar om typen en voorbeelden van twee profeten die in Israël een grote betekenis hadden. Op dezelfde wijze dat wanneer de Messias profetisch “David” genoemd wordt er géén echte letterlijke David mee aangegeven is. Maar dat de Messias “zoals” David zal handelen.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.