Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
232
De Jehovah’s Getuigen over DE DRIE-EENHEID DEEL 2 Over het werk en de persoon van de Vader Over het werk en de persoon van de Zoon Over het werk en de persoon van de Heilige Geest Guido Biebaut, januari 2015 Alle rechten voorbehouden (In twee delen vanwege publicatieinstructies van ISSUU, namelijk max. 500 bladzijden per deel) 11.7 DE WISKUNDIGE FORMULE 1 X 3 = 1 Unitariërs denken alles op te lossen met de bewering dat 1 + 1 + 1 = 3 de formule is die als consequentie volgt uit wat wij trinitariërs zeggen en schrijven. Dit is het echter niet. Indien er een rekenkundige berekening aan te pas zou moeten komen, als illustratie en niet als oplossing voor het mysterie, dan kan 1 X 3 = 1 het zondermeer doen. Want: de Vader is God volgens 1 Cor.8:6 / Gal.1:1 / Joh.6:27 / Joh.20:17 / Marc.14:36, de Zoon is God volgens Joh.1:1,18 / 10:30 / 20:28 / Phil.2:6 / Col.2:9 / Tit.2:13, de Geest is God volgens Hand.5:3-5 / Mat.28:19 / 1 Cor.13:12-14 / 1 Cor.2:10-13. Dit is beslist niet het leren van een tritheïsme of driegodendom. In de 6 de eeuw was er een sekte die Vader / Zoon / Geest zagen als 3 goden met een te onderscheiden individuele substantie. Dr. William Sherlock, op een bepaald moment Dean of St. Paul’s, schreef: ‘A Vindication of the Doctrine of the Trinity’ (in 1690), contra de Unitarians uit zijn tijd. Hij verdedigde de leer van de Drie-eenheid als volgt; de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn één zoals Petrus, Jacobus en Johannes één zijn. Pamfletten en boeken volgden elkaar op in snel tempo. De Unitarians formuleeerden deze kritiek; dat is zuiver tritheïsme. De Orthodoxen vonden dit onjuist en géén betere uitleg. William Sherlock stelde de zaken nadien wat anders voor, maar het bleef een driegodendom. God is “één.” Het is “drie personen.” Maar het zijn geen drie afzonderlijke goden. Pinchas Lapide, de Joodse theoloog, die zoveel boeken schreef over Jezus, behandelt de Drie-eenheid in ‘Is dat niet de zoon van Jozef?’, Ten Have, 1984, blz.79. Over Rabbi Saädja (882942) zegt hij het volgende: “In zijn dan volgende verhandeling van de vraag of de christenen wettelijk als afgodendienaars moeten worden beschouwd omdat zij hun bedehuizen versieren met afbeeldingen van de godheid, komt Saädja tot de conclusie dat christenen als ‘ware gelovigen in God’ moeten worden gezien omdat de triniteit voor ‘hun geestelijke elite’ niet anders is dan een soort personificatie van de goddelijke attributen; leven, macht en kennis, attributen die geen
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
233
afbreuk doen aan de goddelijke eenheid omdat ze niet het wezen van de godheid, maar uitsluitend het ervaarbare van het goddelijk handelen beschrijven.” De manier waarop Rabbi Saädja (882942) het probleem aanpakt heeft gelijkenissen met de manier waarop men thans in dit verband spreekt over relaties Joden-Christenen. Maar dat lijkt ons niet de goede benadering. De conclusies van Saädja zijn niet juist, de elitaire christenen uit die dagen zagen de triniteit niet als personificaties. Het lijkt me dat hij te zalvend denkt gezien de problematieken van die dagen. P. Lapide merkt op dat Rabbi Saädja de eerste Joodse theoloog is die trinitariërs niet ziet als afgodendienaars wat een beeld schept van de voorafgaande theologische onenigheid. We hebben al uitvoerig over de Vader en de Zoon gesproken en hun God-zijn. Waarom de Heilige Geest God is, volgt gemakshalve in een tabel hieronder.
De Geest: enkele feiten en eigenschappen
Goddelijke eigenschappen als “Eeuwigheid, Alwetenheid, Ondoorgrondelijk, Heiligheid, Goedheid enz.” delen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Deze tabel maakt het duidelijk. Goddelijke eigenschappen Eeuwige Zelfbestaande
De Vader Gen.21:33 / Ex.3:14 / Deut.33:27 / Ps.90:2 / 90:4 / 93:2 / 102:12 / Job 36:26 / Hab.1:12 / Rom.16:26 / 2 Pet.3:8
De Zoon
De Heilige Geest
Psalm 102:24,25 + Heb.9:14 Heb.1:10-12 / Jes.9:6 / Micha 5:1,2 / Joh.1:1 / 8:58 / 17:5 / Eph.3:21 / Col.1:17 / Heb.7:3 / 1 Joh.1:1 / Opb.22:13 AlomtegenwoordigDeut.4:7 / 1 Kon.8:27 / Mat.18:20 / 28:20 / Ps.139:7-10 heid. Hij is er wanneer Jes.66:1 / Joh.1:48 / we Hem nodig hebben Jer.23:23,24 / Eph.1:22,23 / 4:10 / Hand.7:48-49 / Col.3:11 17:27,28 Alwetenheid. Hij kent 1 Sam.16:7 / Job 37:16 Mat.11:27 / 12:25 / 1 Cor.2:10,11 de harten der mensen / 1 Kron.28:9 / Marc.2:8 / Luc.9:47 / Ps.139:1-4 / Jer.17:10 / 11:17 / Joh.1:48 / 2:23Jes.41:22,23 / 42:9 / 25 / 4:16-18 / 16:30 / 44:7 / 1 Joh.3:20 / 21:17 Heb.4:13 Almacht Gen.17:1 / Ex.6:3 / Job Mat.28:18 / Gen.1:2 / Luc.1:35-37 36:5,22,26 / 42:2 / Phil.3:20,21 Ps.115:3 / Jer.32:17,27 / Mat.3:9 / 10:27 / 19:26 /
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
Heerlijkheid of Glorie
Ondoorgrondelijk, Onnaspeurlijk Heiligheid / Heiliging
Waarachtig en Getrouw
Goedheid
Standvastig. Onveranderlijk
Majesteit
Luc.1:37 / 18:27 / Eph.1:11 / 19:6 Ps.29:3 / 84:11 / Job 37:22 / Eph.3:20,21 / 2 Pet.1:17 / Opb.4:11 Job 9:10 / Rom.11:33 / Eph.3:20 Lev.19:2 / Ps.5:4-6 / 99:5 / Jes.6:3 / 8:13 / Hab.1:12,13 / Tit.1:2 / 1 Joh.1:5 / Opb.4:8 / 15:4 Heiliging 1 Thes.5:23 Num. 23:19 / Jes.65:16 / Ps.31:5 / Joh.7:28 / 17:17 / Tit. 1:2 / Heb.6:18 Deut.8:16 / Ps.118:1 / Nahum 1:7 / Marc.10:18 / Luc.18:19 / Rom.8:28 / Jas 1:13 Ex.32:14 / Ps.33:11 / Ps.89:34 / 102:26,27 / Jes.51:6 / Mal.3:6 / Rom.1:23 / 2 Tim.2:13 / Heb.6:17,18 / Jac.1:17 Ps.97:9 / 148:13
Luc.9:43 / 2 Cor. 4:4 / 2 Pet.1:16 / Heb.1:3 / Opb.5:11-14 Mat.11:27 / Eph.3:8
234
2 Cor.3:8 / 1 Pet.4:14
-
Marc.1:24 / Luc.11:13 / Rom.1:4 / Hand.3:14 / 2 Cor. Eph.1:13 5:21 / Heb.4:15 / 7:26 / Heiliging 1 Pet.1:2 Opb.3:7 Heiliging Heb.2:11 Joh.14:6 / Opb.3:7
Joh.14:17
Joh.10:11
Ps.143:10 / Neh.9:20
Heb.1:12 / 13:8
-
Col.1:18 / Hand.10:36
Verbied dingen te doen Hand.16:6,7 “Heilige Geest” LETTERLIJK VELE MALEN ALS “DE GEEST, DE HEILIGE” BESCHREVEN Johannes 14:26 Een andere en betere leaaar als de Heilige GEEST IS ER NIET.
Een Geest, groter dan wie ook
Num 23:19 / 1 Sam. 15:29 / Job 33:12 / Ezech.1:26-28 / Joh.4:24 / 1 Joh.3:20
Marc.2:8 / Luc.24:39 / Opb.1:14
Uniek, Enig in zijn soort
Ex.8:10 / 9:14 / 15:11 / Johannes 1:18 “De eniggeboren Zoon” = 2 Sam.7:22 / 1 Kron.17:20 / Ps.86:8 / “De unieke soort”= “De enige in zijn soort” 1 Kon.8:23 / Jes.40: 18,25 / 44:7 / Jer.10: 6,7 / Micha 7:18
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
235
Goddelijke functies zoals “Schepper, Verlosser, Redder, Bron van leven, enz.” die de Vader, de Zoon en de Heilige Geest delen staan in deze tabel. Goddelijke ambten Schepper
Luwt de storm
De Zoon Gen.1:1 / Joh.1:1 / 1:3 / 1 Cor.8:6 / Col.1:1517, Heb.1:2,10-12 / 11:3 Jes.44:6 / Gal.3:13 / Eph.1:7 / Tit.2:14 / Heb.9:12-15 Jes.12:2 / 43:11 / Hand.2:21 / 4:12 / 1 Ps.18:46 / Hos.13:4 / Tim.1:15 / 2 Tim.1:10 / Luc.3:6 / 1 Tim.1:1 / Tit.1:4 / 2:13 / 3:6 / 2 2:3 / 4:10 / Tit.1:3 / 3:4 Pet.1:1 / Jude 25 Ps.107:29 Mat.8:26-27
Vult de hongerige ziel
Ps.107:9
Rechtvaardig, zonder aanzien des persoon, zonder ongegronde wraak
Ps.7:11 / 75:7 / 94:1,2 / Joh.5:22,23 / 2 96:13 / Jes.30:18 / Tim.4:1,8 / Jac.5:9 45:21 / Mal.2:17 / Jer.51:56 / Zeph.3:5 / Joh.8:50 / Hand.10:34 / Rom.2:5 / 3:26 / 11:22 / Heb.10:31 / 12:23
Ontvangt aanbidding
Gen.24:26 / Deut.6:13 / Mat.14:33 / 28:9,17 / Jozua 5:13-15 Joh.20:28 / 9:38 / Hand.14:8-15 / Phil.2:10 / Heb.1:6 / Opb.5:8-14
Verlosser
Redder, Redding
“Proskuneo”
De Vader Gen.1:1 / Ps.33:6 / 102:25 / Jes.44:24 / 64:8 / Rom.11:36 / Hand.17:24 Ps.130:7,8 / Jes.43:14 / Luc.1:68
Joh.6:51
De Heilige Geest Gen.1:2 / Ps.104:30 / Job 33:4
2 Cor.13:14
Tit.3:5
Luc.4:18: “De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn.” 1 Cor.2:11: “Want wie van de mensen kent de dingen van de mens dan de geest van de mens, die in hem is? Zo kent ook niemand de dingen van God dan de Geest van God.” Hand.10:45: “En de gelovigen die van de besnijdenis waren, zovelen als er met Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd.”
Phil.3:3
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 Goddelijke dienst
Deut.6:13 / 10:20 / Mat.4:10
Col.3:24 / Opb.22:3
Ieder knie moet voor Hem buigen.
Jes.45:23
Rom.14:10-12, Phil.2:8-10
Word gevraagd en gedankt in gebed
Mat.6:8
Vader van Jezus Opstanding van Jezus
Heb.1:5 Hand.2:32 / 3:15, 26 / 17:31 / 1 Thes.1:9,10 1 Cor.6:14
Bevel: Joh.14:14 / Jac.1:1-7 / 1 Cor.1:2 / Eph.5:19 / Hand.8:22. Voorbeelden: Opb.22:20, 2 Cor. 12:7-9 / Hand.7:54-60 / Hand.8:24. Gevolgtrekking: 1 Joh.5:11-15 / Hand.1:24 / Heb.7:25 Marc.14:58 / Joh.2:1922 / 10:17 Joh.6:39-44 / Phil.3:20,21 2 Cor.13:5 / Eph.3:17
“Latreuo”
Bron van onze opstanding Blijft in de gelovige
236 In Hebreeën 9:14 zien we dat de Heilige Geest eeuwig is, dus onze aanbidding waard. Mat.12:32: “En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet vergeven worden, niet in deze eeuw, en ook niet in de komende.”
Pleit voor ons in onze gebeden: Rom.8:26,27
Mat.1:18 / Luc.1:35 Rom.1:4 / 8:11 Rom.8:11
2 Cor.6:16-18 / 1 Joh.4:15 Gen.21:22 / Deut.7:21 / Mat.28:20 / Joh.6:56 Jozua 1:9 / 1 Kron.17:2 / Jes.8:10 / 1 Joh.4:1215 Joh.17:9 Joh.17:6
Rom.8:9 / 1 Cor.6:19 / 2 Tim.1:14 Joh.14:17 / 1 Joh.2:27
In ons hart Vrije toegang tot God Bron van leven
Gal.4:6 Gen.2:7 / Hand.17:28 / Rom.6:23 / 1 Tim.6:13
2 Cor.1:22 Eph.2:18 Joh.3:3-8 / Rom.8:2 / 2 Cor.3:6 / Gal.6:8
Heiligt ons Vergeeft zonden
1 Thes.5:23 Mat.6:12
Blijft onder de gelovigen
Wij behoren tot
Eph.3:17 Joh.14:6 / Eph.2:18 Joh.1:3,4 / 5:21 / 10:28 / 11:25 / Hand.3:15 / 1 Joh.5:11 Heb.2:11 Luc.7:47,48 / Marc.2:5-11
1Cor.3:16: “ Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?”
1 Pet.1:2 Tit.3:5
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
237
Doorzoekt het hart (en dat kan slechts God)
1 Kron.28:9 / Ps.7:9 / Opb.2:23 26:2 / 139:1 / Jer.17:10 / Luc.16:15
Rom.8:27 / 1 Cor.2:10,11
Gedoopt in hun naam, worden eigendom van Bron van hulp, sterkte, beschermer en bevrijder
Mat.28:19
Mat.28:19
Mat.28:19
Deut.3:22 / 2 Sam.22:33 / Ps.46:1 / 54:4 / 59:9,17 / 62:8 / 68:20 / 73:26 / 84:11 / Jes.12:2 / 49:5 / Hab. 3:19 / 2 Cor. 1:10 Ps.84:11 / 1 Joh.1:5
2 Cor.12:9 / Phil.4:13 / Eph.3:16 / 2 Tim.1:14 2 Tim.4:17,18
Licht en gids Heilige Geest gezonden Gedoopt tot in de Christus
Joh.14:16
Joh.1:4,5 / 3:19 / 8:12 / Is een leider 9:5 / 12:35 Hand.16:10 Joh.15:26 Psalm 139
Mat.28:19,20
Mat.28:19,20
1 Cor.12:13
Wat Bijbelstudie gemakkelijk maakt waar het OT en het NT vergeleken worden is twee Bijbels tezelfdertijd gebruiken, één voor het OT en de andere voor het NT. Kan u dat tweebijbelsysteem toepassen en volgende dingen vergelijken, waar de God van het OT en de Heilige Geest als gelijk gesteld worden. - Jes.6:8-10 en Hand.28:25-27 de profeet Jesaja sprak met de Heilige Geest - Ex.16:7 / 17:2-7 en Heb.3:7-9 de Heilige Geest zegt (vergelijk Ps.95:7-11) - Deut.32:12 en Jes.63:14 de Heilige Geest geeft rust aan Israël - Jer.31:31-34 en Heb.10:15-17 de Heilige Geest geeft getuigenis - Jes.48:12-16 en 2 Cor.5:19 de Geest wordt gezonden zoals Christus gezonden is - Jes.65:1 en Rom.10:20 de Geest maakt ons dingen openbaar Zo vinden we ook de vijf belangrijke godstitels gebruikt wanneer er over de Heilige Geest gesproken wordt. 1°) YaHWeH: 2 Sam.23:2 / Ps.78:19-21,40,41 (vergelijk Jes.63:10) * Ps.95:6-11 (vergelijk Heb.3:7-11) * Luc.1:68-70 (vergelijk Hand.1:16 / Heb.1:1 / 2 Pet.1:21) * Ps.2:1,2 (vergelijk Hand.4:23-25). 2°) Heer (Adonai in OT en Kurios in NT) Jes.6:5,9 (vergelijk Hand.28:26,26 / 2 Cor.3:17,18 / 2 Thes.3:5). 3°) God (Theos) Hand.5:3-5 / 1 Cor.3:16 (vergelijk 1 Cor.6:19,20). 4°) YaHWeH Sebaoth: Jes.6:6-10 (vergelijk Hand.28:25-27). 5°) Allerhoogste: Ps.78:17,21 (vergelijk Hand.7:51). In ‘DE WACHTTOREN’, van 1 mei 1984 staat op de frontpagina een beeld afgedrukt van een veertiende-eeuwse voorstelling van de Drie-eenheid zoals het is terug te vinden in de SintPetruskerk van Tagnon in Frankrijk. Het beschrijft het hoofd van iemand met drie gezichten. Deze afbeelding vinden we dan later nog enkele malen terug in hun publicaties, bijvoorbeeld ‘DE
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
238
WACHTTOREN’ van 1 nov.1991, blz.19. In ‘Ontwaakt’! van 8 april 1964, blz.8, staat een afbeelding van een god met drie hoofden uitgehouwen in een pilaar. Dat is niet de Bijbelse God. Maar een afbeelding die oprechter is, is deze van Andreï Roubliev, de Russische icoonschilder. Het Trishagion (Heilige Drie-eenheid) is er afgebeeld (VERbeeld) als drie identieke engelen. Maar in werkelijkheid moet/kan de Drie-eenheid NIET afgebeeld worden! 11.8 DE GEEST VOOR DE KOMST VAN CHRISTUS Het gebruik van “ruach” in het OT en vooral “Geest van YaHWeH” is een onderwerp dat men slechts met nederigheid kan benaderen. Is Hij (of het) dichterlijke of werkelijke personificatie? Kracht van God of Persoonlijk wezen? Zelfs de schriftgetrouwe Bijbelcommentators zijn het lang niet altijd eens of in een bepaalde tekst de geest of de Geest ter sprake is. Zie voor enkele voorbeelden de studie van J. H. Scheepers, ‘Die Gees van God en die Gees van die Mens in die Ou Testament’, Kok, 1960, blz.216-237 of L. J. Wood, ‘The Holy Spirit in the Old Testament’, Zondervan, 1976. Men mag niet uit het oog verliezen dat de openbaring van de Geest als persoonlijke Geest en God een zaak is uit het NT. En toch zijn er misschien wel uitzonderingen voor o.a. Jes.48:16, tekst die volgens de NBG als volgt leest: “En nu heeft de Here HERE mij met zijn Geest gezonden.” De vertaling door Jehovah’s Getuigen is: “En nu, de Soevereine Heer Jehovah zelf heeft mij gezonden, ja, zijn geest.” Dit is een parafrase. Enkele Joodse vertalingen zoals deze van Isaac Leeser en ‘The Jewish Publcication Society’ lezen zoals de NBG. Zo spreekt Jes.48:16 dus over de Here Jehovah als een eerste persoon, diegene die spreekt (mij) als een tweede persoon en als derde de geest. Is deze geest hier slechts onpersoonlijke kracht? En waarom is dan gezegd dat de Geest en Jehovah de derde persoon zenden? Dat deze derde persoon Christus is en spreekt over diens zending is verder aangegeven door Jes.61:1,2 en Luc.4:18,19 te vergelijken. Maar is de Geest hier ter sprake of de geest, de Gever of de gift? We zeggen niet ja of neen, de beide mogelijkheden zijn er. Omdat de Heilige Geest even belangrijk is als de Vader en de Zoon kan er het volgende gezegd worden: “En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des Mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen de Heilige Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden noch in deze eeuw, noch in de toekomende” (Mat.12:32, Statenvertaling van 1977). Er zijn voorbeelden genoeg uit het OT dat zonden tegenover YaHWeH werden vergeven op basis van berouw en bekering. Zie bijvoorbeeld Num.21:5-7. Met Pinksteren zijn we een tijdperk ingegaan waar de zaken niet meer zijn zoals in het Oude Verbond. Daarom spreken we ook van het Nieuwe Verbond waar de Geest over allen is uitgestort in de gemeente. En wanneer de zonde tegenover de Heilige Geest groter is in Gods ogen dan tegenover de Zoon des mensen, moet het ook om zonde tegenover een persoon gaan. Wanneer we zweren bij de naam van de Heilige Geest (Rom.9:1) is het ook geen lichtzinnige zaak. Daarom kunnen we ook gezegend worden door de Heilige Geest, samen met de Vader en de Zoon (2 Cor.13:14 / Opb.1:4). Dan mogen de engelen rond de troon tot driemaal “Heilig” zingen tot eer van de éne God die zich heeft geopenbaard als de Vader, de Zoon en de Heilige Geest (Jes.6:3 / Opb.4:8).
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
239
11.9 CHRISTUS EN DE GEEST Een schriftuurplaats die nogal populair is in kringen van de WT is Hand.10:38. Deze tekst geeft de woorden van Petrus weer die tot Cornelius zei: “namelijk Jezus, die van Nazareth was, hoe God hem met heilige Geest en kracht heeft gezalfd, en hij ging het land door (…) want God was met hem.” Met deze tekst als uitgangspunt zeggen Jehovah’s Getuigen: 1°) Dat Christus gedoopt werd met de heilige geest (kleine letters) 2°) Dat Christus dus de mindere was dan de geest 3°) Dat Christus op dat ogenblik geestelijke zoon werd van God. (Zie hun uitleg o.a. in ‘Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods’ blz.104-108.) Deze drie punten zijn totaal waardeloos bij nader onderzoek. Dat Christus met Gods Geest “gedoopt” werd staat nergens in de Schrift. Er wordt gezegd dat Hij gezalfd werd met de Heilige Geest en dat de Geest op Hem kwam bij Zijn waterdoop (Hand.10:38 / Mat.3:16). Nooit is er gezegd dat de Geest in Hem was of dat Hij met de Geest gedoopt is geworden. Er staat in ‘De Grootste Mens die ooit heeft geleefd’, een WT geschrift uit 1991 “Evenals Adam een menselijke “zoon van God” was, is ook Jezus dit. Jezus is de grootste mens die ooit heeft geleefd, en dit wordt ons duidelijk als wij Jezus’s leven beschouwen. Bij zijn doop komt Jezus echter in een nieuwe verhouding tot God te staan, en wordt hij ook Gods geestelijke Zoon. God roept hem nu als het ware terug naar de hemel, door hem een loopbaan te laten beginnen die ertoe zal leiden dat hij zijn menselijke leven voor altijd als slachtoffer ten behoeve van de veroordeelde mensheid zal afleggen” (hoofdstuk12, blz.2,3, wij onderstrepen). We lezen in ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, het volgende op blz.1278: “Zijn doop. Pas toen Jezus zich liet dopen en de heilige geest op hem werd uitgestort, werd hij werkelijk de Messias of Christus, Gods Gezalfde (de engelen gebruikten deze titel bij de aankondiging van zijn geboorte kennelijk in profetische zin, Lu 2:9-11; neem ook nota van vs. 25, 26).” En in dat verband zeggen ze nog in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 januari 1993: “Zo werd de mens Christus Jezus de eerste van een nieuwe schepping, gezalfd om Gods wil te doen” (blz.5, wij onderstrepen). In ‘Inzicht in de Schrift’ deel 1 lezen we: “Doordat Gods geest op Jezus werd uitgestort, werd zijn verstand ongetwijfeld verlicht zodat veel punten hem duidelijk werden. Jezus’ eigen uitspraken na die tijd, en vooral het innige gebed tot zijn Vader in de paschanacht van 33 G.T., tonen aan dat hij zich zijn voormenselijk bestaan en dat wat hij zijn Vader had horen zeggen en hem had zien doen, alsook de heerlijkheid die hijzelf in de hemel had gehad, kon, herinneren (Jo 6:46; 7:28, 29; 8:26, 28, 38; 14:2; 17:5). Het is heel goed mogelijk dat deze dingen ten tijde van zijn doop en zalving in zijn herinnering terugkwamen” (wij onderstrepen, blz.1279). Jehovah’s Getuigen bemerken dus geen verschil tussen gezalfd zijn met de Heilige Geest en gedoopt worden in de Geest. En dat onderscheid is er duidelijk gezien Joh.1:32 spreekt, over de Messias die anderen doopt in de Geest (vergelijk nog Hand.4:27). Het is ook fout om Ps.2:7 te gebruiken als bewijs dat Christus pas door de doop, Zoon van God is geworden gezien deze tekst in Hand.13:33 als de opwekking uit de doden wordt verstaan. En daar zit me dunkt dan ook de fout in deze uitleg, de verwarring tussen het
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
240
Zoonschap en Messiasschap van Christus. Ps.2:7 wordt gebruikt als goddelijke verklaring en bevestiging van het zoonschap sinds de geboorte, herhaald bij o.a. doop, transfiguratie, opstanding enz…Wanneer Jezus geboren wordt is Hij reeds Messias. Volgens de WT zou Hand.10:38 ook bewijzen dat Christus de mindere was dan de Geest aangezien Hij met (heilige geest) en kracht gezalfd wordt. Een eerste fout die de WT maakt is dat men dit zalven als met betrekking op de doop verklaard. Want dat zegt de tekst niet. Deze zalving kan zowel op de incarnatie toepasselijk zijn (o.a. de Kerkvaders Ambrosius en Cyrillius van Jeruzalem) gezien vanuit Lucas 1:35,36 of het begin van de prediking (Luc.4:14). De tekst zegt verder dat God met Hem (Christus) was en dat was het geval van de geboorte af. De relatie Geest-Christus is daarom toepasselijk op; de geboorte (Luc.1:35), de doop (Mat.3:16), de prediking (Luc.4:14), de dood (Heb.9:14), de opstanding (Rom.1:4 / 8:11)en de verheerlijking (Hand.1:2 / 2:33) van Christus. Anders gezegd het ganse leven van de Christus is leven van zalving door de Heilige Geest. Volgens H. Alford is de zalving bij de doop symbool van wat Hij reeds had vanaf de incarnatie. Je zou ook volgens J.M. Alexander in diens commentaar kunnen zeggen dat deze zalving een zalving is met betrekking tot Zijn middelaarschap, een bevestiging in Zijn functies van Profeet én Leraar én Priester (volg. Marc.1:11 en Jes.42:1). Dat een zalving op zichzelf meerdere malen herhaald kan worden, blijkt uit het geval van koning David. 1°) Hij werd een eerste maal gezalfd over zijn letterlijke broeders (1 Sam.16:12,13), 2°) later over Judah = één stam (2 Sam.2:4) en 3°) nog later over Israël = de andere stammen (2 Sam.5:3). We zien daarom dat in Heb.1:9 de zalving van Christus in verband staat met Zijn ceremoniële aanstelling in de hemel, zittende aan de rechterhand Gods (zie DNTT deel 1, blz.122,123). Een zalving moet ook niet altijd instrumentaal met olie gezien worden. Zo o.a. Cyrus (Jes.45:1) de patriarchen (Ps.105:15) en het ganse volk Israël (Hab.3:13), gezalfden waar géén olie aan te pas komt. De relatie Heilige Geest en Jezus Maar ook al vóór de geboorte bestond de relatie Geest Christus. Zo schrijft Petrus: “terwijl zij (de profeten) naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen.” Zo luidt het volgens de NBG. De vertaling van de WT parafraseert de tekst van 1 Pet.1:11. Wie is deze Geest van Christus (Grieks “pneuma Christou”) anders dan de Geest, de Heilige? Maar deze zelfde Geest wordt toch ook de Geest van God genoemd volgens 2 Pet.1:20,21 / 2 Tim.3:16 / Joh.16:13-15. Daarom is de
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
241
Schrift het Woord van God (Marc.7:13 / Rom.10:17 / 2 Cor.2:17). De Schrift komt tot ons door de Heilige Geest die soms de Geest van Christus en soms de Geest van God genoemd is. Wil deze uitdrukking Geest van God (of Christus) dan geen subordinatie aangeven, een ondergeschiktheid? Hierover moet dan eerst opgemerkt worden dat dit geen twee verscheidene Geesten zijn maar slechts de Ene vanuit een apart standpunt bekeken. Vergelijk Eph.4:4 / 2:18 / Hand.16:6,7 / Rom.8:9. Men heeft hetzelfde met het begrip “evangelie” dat soms toegeschreven is aan de Vader, een andere maal aan de Zoon (Rom.1:1,9 / 15:16,19) maar toch blijft dit het éne evangelie. Ondergeschiktheid is hier geïllustreerd. Tabel over ondergeschiktheid en gelijkheid Wie? God en Christus
Klasse van wezens Gelijke wezens
God en mens Man en vrouw Mens en dieren Ouders en kinderen Baas en werknemer Heilige Geest en Christus
Mens andere soort Gelijke wezens Dieren andere soort Gelijke wezens Gelijke wezens Gelijke wezens
Rangorde Christus ondergeschikt sinds de incarnatie Mens ondergeschikt Vrouw ondergeschikt Dieren ondergeschikt Kinderen ondergeschikt Werknemer ondergeschikt Christus zend de Heilige Geest samen met de Vader.
De uitdrukking Geest van God (of Christus) wil niet zomaar zeggen kracht van God alsof de werking van de onpersoonlijke Geest ter sprake is. Zo wil het Woord van God (met hoofdletter) de persoon van Christus aangeven, terwijl het woord van God (kleine letter) verwijst naar het gesproken of geschreven spreken Gods. Zo ook kan (exegese en context moet dit uitmaken) er sprake zijn van de Geest van God als persoon. Maar zelfs indien er sprake is van de Geest van God als persoon ook dan is er geen gedachte van een subordinatie omdat deze uitdrukking geen wezensrelatie van God wil aangeven maar de relatie God en Geest tot de mensen, vooral de gelovigen. De Geest is geen schepping door of van God gemaakt, maar zelf God. Géén schepsel maar Schepper. Maar wel tot ons gezonden in functie door de Vader of de Zoon in vervulling van de profetieën over de Parakleet van Joh.14-16. Voor een Getuige van de Wachttoren, indien logisch doordenkende zou de Geest als een kracht, dus een schepsel zijn. Dan zou God ééns zonder geest geweest zijn. Alsof dit echt zou kunnen! Zo ook is de uitdrukking Geest van God (of Christus) als doelende op de persoon slechts een titel om diens activiteit aan te geven ten opzichte van de wereld. In de 4 de eeuw zal de ketter Arius leren dat de Geest een schepping is van de Logos. Hoewel géén trinitarïer begreep hij toch beter dan Jehovah’s Getuigen dat, vanuit de Griekse tekst van de Schrift, de Heilige Geest een persoon moest zijn. Arius is consequent in deze zin want hij gaat ervan uit dat de Heilige Geest een “andere” = Grieks “allos” is = “van dezelfde soort” als Jezus. Jehovah’s Getuigen moeten beter hun Griekse taal leren voor ze wat beweren.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
242
Deze ondergeschiktheid doet zich kennen wanneer Vader, Zoon en Geest optreden in het wereldgebeuren maar heeft niets te maken met een ondergeschiktheid van natuur of wezenlijkheid. Het is ook te begrijpen vanuit de uitdrukking engel des HEEREN in het OT. Deze is de Logos vóór de menswording, voorgesteld als gezonden van YaHWeH maar in enkele teksten YaHWeH zelf. Insgelijks is de Geest gezonden van God, maar God zelf. Over het derde punt (Hand.10:38, zie 11.9) in de uitleg van de WT hoeft eigenlijk alleen nog dit gezegd: Indien Christus slechts geestelijke zoon van God is geworden bij zijn doop, waarom zegt de engel dan dat wat Maria ter wereld zal brengen Gods Zoon genoemd zal worden (Luc.1:35) en zegt Jezus als twaalfjarige dat Hij in het huis van zijn Vader moet zijn (Luc.2:49). In Luc.1:35 is het duidelijk dat “het heilige” dat verwekt is wijst op de historische Jezus, niet op een pre-existente gebeurtenis. Want alleen zo kan het gennomenon (verwekt) uit Luc.1:35 begrepen worden. Daarom is Hij Gods Zoon sinds de verwekking en niet slechts vanaf Zijn doop. Het is dan ook een valse bewering om gewoon maar te zeggen dat Christus “slechts een geestelijke” zoon van de Vader is. Op die wijze spreekt de Schrift nergens. Wat Hand.10:38 leert is dat Christus als mens in een goddelijke zending van God gezonden is. Zie ook Hand.4:27. En als mens voor zijn kracht afhankelijk van de Vader. Over de godheid van dezelfde Christus spreekt deze tekst niet. Maar vers 36 spreekt over Christus als Heer over allen, en later als rechter van levenden en doden (vers 42) en verder dat een-ieder in Hem moet geloven tot vergeving zijner zonden (vers 43). Hij is de gezalfde, Hij is de Heer van allen. Er is wel een ondergeschiktheid van Christus als mens tot de Geest. Maar dit bewijst niets. Ná de verheerlijking van Christus is de rol dan als het ware omgekeerd. Zoals de Zoon door de Vader gezonden was zendt de Zoon later de Geest (Joh.15:26 / 16:7). De Zoon getuigt van de Vader. Maar zo ook getuigt de Geest van de Zoon (Joh.3:31,32 / 5:46 / 15:26). Christus verheerlijkt de Vader maar ook de Geest verheerlijkt Christus (Joh.17:4 / 16:14). Christus spreekt zoals de Vader en de Geest spreekt zoals Christus (Joh.7:16 / 12:49 / 16:13,14). Er zijn over de relaties God/Zoon en Man/Vrouw enkele mooie gedachten geschreven, vooral in het evangelische tijdschrift ‘Journal for Biblical Manhood and Womenhood’. Dit zijn de belangrijkste artikelen. Grudem W., The Myth of Mutual Submission, Journal for Biblical Manhood and Womenhood, Volume 1 No.4 (October 1996). Grudem W., The Meaning of “Head” in the Bible, Journal for Biblical Manhood and Womenhood, Volume 1 No.3, (june 1996). MacArther J., Reexamining the Eternal Sonship of Christ, Journal for Biblical Manhood and Womenhood, Volume 6 No.1 (2001). Schemm P.R., Trinitarian perspectives on gender roles, Journal for Biblical Manhood and Womenhood, Volume 6 No.1 (2001). Stinson R., Does the Father Submit to the Son? A Critique of Royce Gruenler, Journal for Biblical Manhood and Womenhood, Volume 6 No.2 (2001). Ware B.A., Could Our Savior Have Been a Woman? The Relevance of Jesus’ Gender for His Incarnational Mission, Journal for Biblical Manhood and Womenhood, Volume 8 No.1 (2003). Ware B.A., Tampering With the Trinity: Does the Son Submit to His Father?, Journal for Biblical
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
243
Manhood and Womenhood, Volume 6 No.1 (2001). En ook nog dit; Parker S., He Shall Rule Over You, Quodlibet Journal: Volume 3 Number 1, Winter 2001, http://www.Quodlibet.net En dit; Carl H. F., Dart J., Balancing Out the Trinity: The Genders of the Godhead, Christian Century, February 16-23, 1983, blz.147-150. De Logos en de Heilige Geest VERGELEKEN Peter Barnes, die een Jehovah’s Getuige was gedurende 30 jaar, en ook meer dan 16 jaar diende als een kringopziener is de man achter Out of Darkness Into Light. Hij schreef een mooie brochure The Truth About Jesus And The Trinity, 1994, en we citeren van blz.48: “Het is van vitaal belang om te begrijpen dat het zuiver abstracte kenmerk van wijsheid slechts in een tekst gepersonifieerd is in het hele Nieuwe Testament. Maar ook zonde is gepersonifieerd en dat slechts vijf keer, en de dood zes keer. Aan de andere kant, is de Heilige Geest gepersonifieerd in meer dan honderd teksten. Er is positief gesproken geen geldige parallel tussen de manier waarop de Nieuwtestamentische schrijvers spraken over de Heilige Geest en hun sporadische personificatie van volkomen abstracte dingen.” En hij geeft er een tabel bij van Jezus, om aan te tonen dat een persoon zonder problemen gepersonifieerd kan worden. Is Jezus soms niet: Wijnstok = Johannes 15:1 Rots = 1 Corinthiërs 10:4 Steen = 1 Petrus 2:-6-8 Brood = Johannes 6:41 Waarheid = Johannes 14:6 Licht = Johannes 8:12 Woord = Johannes 1:1 De gelijkenis van de mensgeworden Logos en de Heilige Geest is, gezien ze God zijn, is zeer groot. We wijzen slechts op enkele dingen al dan niet in personificatie: 1°) Tempel van de Heer of de Geest: Eph.2:21,22 / 1 Cor.6:19 2°) Verzegeld door Heer of Geest: Eph.1:13 / 4:30 3°) Leven: Gal.2:20 / 5:25 4°) Heiliging: 1 Cor.1:2 / 6:11 5°) Rechtvaardiging: Gal.2:17 / 1 Cor.6:11 6°) Getuigen van de Vader: Joh.3:31,32 / 15:26 7°) Verheerlijken van de Vader: Joh.17:4 / 16:14 De Heilige Geest en Christus zijn omschreven met eenzelfde karakter: 1°) De Geest van Genade: Heb.10:2,9 (vgl. Joh.1:17) 2°) De Geest van Waarheid: Joh.14:17 / 15:26 / 16:13 (vgl. Joh.14:6) 3°) De Geest van Leven: Rom.8:2 (vgl. Joh.17:3) 4°) De Geest van Wijsheid en Kennis: Jes.11:2 / Luc.4:18 (vgl. 1 Cor.1:30) 5°) De Geest der Belofte: Eph.1:13 (vgl. Hand.26:6-8)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
244
6°) De Geest der Heerlijkheid: 1 Pet.4:14 (vgl. Mat.25:31) 7°) De Geest van God (of van Christus): 1 Cor.3:16 / Rom.8:9 De onderstaande tabel geeft vooral de verhouding weer tussen Jezus en de Heilige Geest gezien vanuit het evangelie van Johannes. OMSCHRIJVING 1°) Gegeven door de Vader 2°) Met de discipelen 3°) Wereld kan Hem niet ontvangen 4°) Onbekend voor de wereld 5°) Gezonden door de Vader 6°) Leraar 7°) Komt van de Vader 8°) Legt getuigenis af van de Vader 9°) Spreekt wat Hij hoorde 10°) Verheerlijkt 11°) Verkondiger 12°) Gids voor de waarheid
JEZUS Joh.3:16 Joh.3:22 / 13:33 / 14:20,26 Joh.1:11 / 5:53 Joh.14:19 / 16:16 Joh.5:37 / 7:16 Joh.7:16-18 / 8:20 Joh.16:28 / 18:37 Joh.5:31-34 / 8:13-16 Joh.7:17 / 8:26,28 Joh.17:1,4 Joh.4:25 /16:25 Joh.1:17 / 5:33 / 18:37
HEILIGE GEEST Joh.14:16 Joh.14:16 Joh.14:17 Joh.14:17 Joh.14:26 Joh.14:26 Joh.15:26 / 16:13 Joh.15:26 Joh.16:13 Joh.16:14 Joh.16:13,14 Joh.16:13
De voorstelling van de WT over de Heilige Geest is dus veel te simplistisch en eenzijdig. Zowel Vader als Zoon als Geest zijn God. Slechts wanneer ze in relatie tot de schepping treden worden uitdrukkingen gebruikt als Zoon van God, Geest van God enz… Je zou in de gewone formule Vader/Zoon/Geest een superioriteit kunnen bedenken van de Vader t.o.v. de Zoon en de Geest. In werkelijkheid is dit niet zo. Want we vinden andere varianten; Heer (Christus), God, Geest in 2 Cor.13:13, Geest, Heer, God in 1 Cor.12:4-6, Vader, Jezus, Geest in 1 Pet.1:21, Christus, God, Geest in 2 Cor.1:21,22, en Geest, God, Heer Jezus Christus in Judas 20,21. Het is dus allemaal afhankelijk van de samenhang waarin de formule gebruikt is. Dat wil zeggen dat de Heilige Geest niet zomaar een “functionele” godshandeling is zoals Jehovah’s Getuigen en vele moderne theologen zeggen. De Schrift spreekt over de Heilige Geest als een “zijns-zelfstandigheid” in de Drie-eenheid, als van een ontologisch iemand. Als iemand met een persoonlijk bestaan. Zonder Heilige Geest ben ik géén christen (1 Cor.6:19 / Eph.2:22 / 2 Tim.1:14). Wij zijn door Hem nieuwe schepselen geworden (Joh.3:3-8 / 2 Cor.5:17). Zonder Hem is er géén geestelijke groei (Eph.3:16,17), géén vrijheid (Rom.8:14-27), géén vrede (Rom.14:17 en géén hoop (Rom.15:13). Over de Christus als profeet dit citaat: “Sommige theologen hebben geleerd, dat Christus de drie ambten van Profeet, Priester en Koning successievelijk zou hebben bekleed. Volgens hen zou Hij gedurende Zijn aardse leven als Profeet, in Zijn dood aan het kruis als Priester, en na Zijn opstanding en hemelvaart als Koning zijn opgetreden. Deze voorstelling is echter niet naar de H. Schrift. Zij verliest uit het oog, dat de drie ambten van Christus eigenlijk één zijn, dat zij geen
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
245
ogenblik los van elkaar bestaan. Hij is steeds Profeet, Priester en Koning. Wanneer Hij als Profeet spreekt, is Zijn woord met gezag, Luc.4:32; wanneer Hij aan Pilatus verzekert, dat Hij Koning is, voegt Hij eraan toe, dat Hij in de wereld is gekomen om voor de waarheid te getuigen, Joh.18:37. De wonderen die Hij op aarde doet, openbaren Zijn koninklijke macht en zij bezegelen Zijn leer, maar zij getuigen ook, dat Hij priesterlijk met barmhartigheid innerlijk is bewogen, Mat.8:17”, uit ‘Bijbelse Encyclopedie’, deel 1, W.H. Gispen, H.N. Ridderbos e.a., Kok, 1975, blz.204. En ook dit citaat willen we u niet onthouden. In ‘DE WACHTTOREN’ van 15 september 1992, blz.16 lezen we (wij onderstrepen): “Maar of u nu een hemelse roeping hebt of een aardse roeping bezit, als christen kunt u door Gods heilige geest geholpen worden. Jehovah geeft soms een rechtstreeks antwoord op een specifiek gebed”. De WT heeft tientallen jaren geleerd dat SLECHTS de 144.000 de heilige geest (we gebruiken hun kleine letters hier) kunnen ontvangen. Vanaf de publicatie van deze tekst kunnen dus ook dezen uit de grote schare de geest ontvangen. En zelfs persoonlijk door de geest geholpen worden! Daar zit eigenlijk dit achter; het overblijfsel van de 144.000 loopt snel achteruit, de éne na de andere sterft en men moet dus met een andere leer “de geest” in de organisatie bevestigen. Oprecht is dit allemaal niet, het is veeleer een achterdeur die opengezet wordt. Want je moet nog altijd lid zijn van de WT om die geest te krijgen. 11.10 KADUKKE EN OPGEBLAZEN ARGUMENTEN Het is niet zo moeilijk om aan te tonen dat de Bijbel zogenaamd tegenstrijdige verklaringen geeft over hetzelfde onderwerp, atheïsten geven bijvoorbeeld deze; God kan alles zegt de Bijbel (Marc.10:27 / Luc.1:37 / 18:27). Als God een steen maakt die Hij niet kan opheffen is hij dan nog God? God kan alles zegt de Bijbel (Marc.10:27 / Luc.1:37 / 18:27). Als God zou liegen is Hij dan nog God? Want er staat dat Hij niet kan liegen (Heb.6:18). Deze vragen/opmerkingen gaan uit van verkeerde zienswijzen op de Almachtige God en geven blijkt van onkunde op Bijbels gebied of wijzen naar opstand tegen alles wat God genoemd wordt. In dit verband geven we u volgende verkeerdelijk ingeschatte beredenering door de mensen die Jezus niet willen zien als, God in het vlees, bijvoorbeeld Jehovah’s Getuigen (Joh.1:14,18): 1°) God kan niet bekoord worden, zondigen of liegen: Jac.1:13 / Heb.6:17,18. 2°) Jezus werd bekoord: Heb.2:10,14,18. 3°) Jezus is niet goddelijk of God. Stel dat we zeggen in dat verband: 1°) God kan niet bekoord worden. 2°) De Vader werd bekoord (Mal.3:15). 3°) De Vader is niet goddelijk of God. U merkt het wel, zin en onzin liggen dicht bij elkaar in dat soort argumentatie. De mensen van de Wachttoren zeggen: 1°) Een mens kan God niet zien 1 Tim.1:17 / 6:16 / Col.1:15. 2°) Echter, Johannes zag Jezus en getuigde ervan: Joh.1:34.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
246
3°) Jezus is daarom niet goddelijk of God. Jehovah’s Getuigen redeneren echter verkeerdelijk, want je zou ook kunnen zeggen: 1°) Een mens kan God niet zien. 2°) Nadab, Abihu en de ouderlingen van Israël zagen God (Ex 24:10) en wie Jezus zag, zag ook God (Johannes 14:9). 3°) Noch de Vader, noch de Zoon zijn God. Jezus zei uitdrukkelijk over zichzelf: “Wie Mij gezien heeft, heeft den Vader gezien” (Joh.14:9). Hoe fiksen Jehovah’s Getuigen dit in hun theorie? In het Arianisme, dus ook bij Jehovah’s Getuigen is, Jezus niet goddelijk of God. Want zeggen ze dan: 1°) God is onveranderlijk: “Ik verander niet” Mal.3:6 / Heb.6:17,18. 2°) Jezus echter veranderde door mens te worden. 3°) Jezus is dan ook niet goddelijk of God. Dat de Vader niet goddelijk of God is, zou echter vanuit dezelfde redeneringen als volgt klinken: 1°) “Hij kent geen berouw, want Hij is geen mens” 1 Sam.15:29. 2°) “En de HERE kreeg berouw” Ex 32:10,14. 3°) Daarom is God dus eigenlijk God niet. En u zal het met ons eens zijn, dat is foutief, maar ook het eerste is fout. Je kan namelijk iets dat op Christus van toepassing is sinds zijn menswording niet van toepassing brengen op Zijn vóórmenselijk bestaan. Jehovah’s Getuigen en de andere Arianen beweren dat: Jezus niet goddelijk of God is, want: 1°) God is almachtig 2°) Jezus kon de dood aan het kruis niet aan en zei ook “De Vader is groter dan ik” Joh.14:28 3°) Jezus is niet goddelijk of God Dit is een argumentatie met haken en ogen aan elkaar gehecht, want je zou kunnen zeggen, de Vader is niet goddelijk of God vanuit atheïstische hoek: 1°) God is almachtig. 2°) God kon niet verhelpen dat Satan zondigde. 3°) De Vader is niet goddelijk of God. De Arianen, waaronder Jehovah’s Getuigen zeggen dat Jezus niet goddelijk of God is. Men gebruikt onder andere deze verkeerde redenering: 1°) God is Omni-present = alomtegenwoordig Ps.139:7-12. 2°) Jezus bevond zich steeds op één plaats tegelijk toen hij op aarde was. 3°) Jezus is niet goddelijk of God. Maar dat is al te gemakkelijk. Je zou kunnen zeggen dat: de Vader niet goddelijk of God is, want: 1°) God is Omni-present = alomtegenwoordig. 2°) De Bijbel spreekt over de tegenwoordigheid van God op een bepaalde plaats en Hij “verlaat.” mensen (Gen 3:9 / 4:16 / Job 1:12 / 2:7 / 2 Thes.1:9), Hij is dus niet overal tegelijk. 3°) De Vader is niet goddelijk of God.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
247
In het Arianisme zegt men, Jezus is niet goddelijk of God, want Hij heeft menselijke kenmerken: 1°) God wordt “noch moede noch mat” Jes.40:28. 2°) Jezus slaapt. 3°) Jezus is niet goddelijk of God. Maar deze manier van argumenteren is niet doorslaggevend, kijk eens naar de volgende redenering: de Vader is niet goddelijk of God, want: 1°) God is onvermoeibaar, Hij wordt “noch moede noch mat” Jes.40:28. 2°) De Vader “rustte op de zevende dag van al het werk” Gen.2:2. 3°) De Vader is niet goddelijk of God. En zelfs bij dit laatste zal een Jehovah Getuige zeggen: dat kan niet, maar ook het eerste kan niet! We kunnen van de Heilige Geest dus zonder twijfel deze vijf dingen zeggen; 1°) Hij heeft substantie = Hij bestaat op zichzelf. 2°) Hij heeft een eigen bestaan = is géén robot. 3°) Heeft rationaliteit = is dus géén plant of een gesteente. 4°) Heeft volheid = is géén deel van iemand, zoals eeen arm of been tot iemand behoort. 5°) Heeft een eigen individualiteit = is géén universeel beginsel. De twee tabellen hierna zijn van de hand van Steve Rudd, we verondestellen een Canadees en ex-Getuige. We hebben slechts enkele zaken gewijzigd. De redenering van de schrijver is deze; hoewel je een reeks zaken kan vergelijken die een verband aantonen tussen de Heilige Geest en de Schrift, een volledige gelijkenis is er niet. Jehovah’s Getuigen en antitrinitariërs redeneren soms vanuit die hoek en degraderen de Heilige Geest tot wat de Bijbel doet voor de gelovige. Dat is de eerste tabel. Je kan alles echter niet gelijkstellen in zo een gelijkenis. Er is méér gelijkenis met wat de Vader doet en wat de Heilige Geest doet. Dat is de tweede tabel en die gaat dan over emoties, vrije wil, keuzebepaling enz... Een vergelijk dus van persoon tot persoon. De Bijbel is het zwaard van de Heilige Geest (Eph.6:17), niet de Geest zelf. HEILIGE GEEST 2 Cor.3:6 Joh.3:5-8 1 Cor.6:11 Joh.16:8 Gal.5:22 Neh.9:20 1 Cor.6:11 Rom.8:14 / Gal.5:18 Rom.15:13 1 Pet.1:22 1 Pet.3:18 / Joh.6:63 Joh.16:8 Hand.7:51 1 Cor.6:11 Tit 3:5
HANDELING Levendmaken Doet wedergeboren worden Reinigt Overtuigd Geloof Toegerust Rechtvaardigen Geeft leiding Kracht Zuivert Maakt levend Bestraft Weerstaat Heiligt Redt
DE BIJBEL Jac.1:18 2 Pet.1:23 Joh.15:2-3 Tit.1:9 Rom.10:17 2 Tim.3:17 Gal.2:16 / Rom.3:28 Ps.43:3 / 119:105 Rom.1:16 1 Pet.1:22-25 Ps.19:50 2 Tim.4:2 2 Tim.3:8 Joh.17:13 Jac.1:21
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 Eph.3:16 1 Cor.2:13 Joh.15:26 Gal.5:16 Rom.8:16 DE VADER God de Vader heeft Jezus opgewekt uit de dood (Hand.2:24 / Eph.1:17-20) God de Vader wekt ons tot leven uit de geestelijke dood (Rom.4:17 / 1 Tim.6:13) God de Vader heeft ons aangenomen God de Vader is de God van alle vertroosting (paraklesis) die ons troost (parakaleo) in al onze verdrukkingen (2 Cor.1:3,4) Alle Schrift is ons gegeven door de inspriratie van God (2 Tim.3:16) Onze lichamen zijn tempels van God (1 Cor.3:16,17) De geest van de Vader geeft ons de woorden die wij spreken in tijden van verdrukking (Mattheus 10:20)
Versterkt Leert Geeft getuigenis Wandelt in Is een getuige
248 Ps.119:28 2 Tim3:16,17 Joh.5:39 Ps.119:10 Joh.5:39 / 1 Joh.5:6-8
DE HEILIGE GEEST Ook de Geest heeft Jezus opgewekt (Rom.8:11)
DE BIJBEL De Bijbel doet ons niet opstaan uit de doden
Ook de Geest zal dit doen (Rom.8:11)
De Bijbel geeft ons geen leven
Ook de Geest heeft ons aangenomen, en is onze Vader (Rom.8:15,16) Ook de Geest is de God van alle vertroosting (Joh.14:26, het Grieks woord parakletos)
De Bijbel kan ons niet aannemen als kinderen
Alle Schrift is ons gegeven door de inspriratie van de Heilige Geest (2 Pet.1:21) Onze lichamen zijn tempels van de Heilige Geest (1 Cor.6:19) Ook de Geest zal dit doen (Marc.13:11)
De Bijbel kan geen leven geven
De Bijbel is nooit onze helper
De Bijbel is onze tempel niet
De Bijbel beheerst ons niet om dingen te zeggen
Een kleine opmerking. In ‘Ontwaakt!’ van 22 april 1962, blz.9 verwijzen mensen van de Wachttoren ons naar een onderzoek dat in 1952 werd gedaan in de Verenigde Staten van Amerika. Men vroeg 222 religieuze genootschappen en kerken een vragenlijst in te vullen naar hun geloof en praktijk. Op de vraag of de Drie-eenheid één van hun geloofspunten was hebben 208 positief geantwoord. Dat zegt toch wel wat over dat thema. In het boek Handelingen speelt de Heilige Geest een rol in het ontstaan van de gemeente van Christus. Hij maakt van de discipelen GETUIGEN VAN CHRISTUS. DE HEILIGE GEEST SPREEKT TOT DE MENSEN EN GEEFT ZE BEVELEN. ALS DAT EEN KRACHT IS DAN IS ALLES WAT DE BIJBEL ZEGT ZOEK. Handelingen 8:29 HSV: “En DE GEEST ZEI TEGEN FILIPPUS: Ga ernaartoe en voeg u bij deze wagen.”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
249
Handelingen 10:19 HSV: “Terwijl Petrus nog over dat visioen nadacht, ZEI DE GEEST TEGEN HEM: Zie, drie mannen zoeken u.” Handelingen 11:12 HSV: “En DE GEEST ZEI TEGEN MIJ dat ik met hen mee moest gaan en niet moest twijfelen. En met mij gingen ook deze zes broeders mee en wij zijn het huis van de man binnengegaan.” Handelingen 13:2 HSV: “En terwijl zij de Heere dienden en vastten, ZEI DE HEILIGE GEEST: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af.” Handelingen 13:4 HSV: “Zij dan, UITGEZONDEN DOOR DE HEILIGE GEEST, vertrokken naar Seleucië en voeren vandaar naar Cyprus.” Handelingen 16:6 HSV: “En nadat zij door Frygië en het land van Galatië gereisd waren, werden zij DOOR DE HEILIGE GEEST VERHINDERD het Woord in Asia te spreken.” Handelingen 20:28 HSV: “Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden WAARVAN DE HEILIGE GEEST U TOT OPZIENERS AANGESTELD HEEFT.” VIJF VRAGEN AAN WIE DE HEILIGE GEEST SLECHTS ZIET ALS EEN KRACHT. 1°) Mat.12:31: “maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden.” (kan men lasteren TEGEN EEN energie?) 2°) Heb.10:29: “en het bloed van het verbond, (…) onrein geacht heeft en de Geest van de genade gesmaad heeft” (kan men EEN energie belediging?) 3°) Handelingen 5:3 “zodat u gelogen hebt tegen de Heilige Geest” (kan men liegen TEGEN EEN energie?) 4°) Rom.15:30: “door de liefde van de Geest” (kan men liefde hebben VOOR EEN energie?) 5°) Epheziërs 4:30 (Jes.63:10) “En bedroef de Heilige Geest van God niet” (kan men rouwen TEGEN EEN energie?)
11.11 ENKELE TABELLEN NOG ENKELE BIJBELTEKSTEN TER VERGELIJKING TOT OPBOUW VAN UW GELOOF. En dat vooral met het oog op het vorige in 11.10. In deze lijsten wordt aangetoond dat Vader, Zoon en Heilige Geest dezelfde eigenschappen bezitten. Concludeer daaruit voor jezelf wat belangrijk is!
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
250
Titels die de Vader, de Zoon en de Heilige Geest delen zijn: “God, YaHWeH, IK BEN, Koning der Koningen, Eerste en Laatste enz.” De Vader
De Zoon
De Heilige Geest
God
Deut.32:6 / Ps.89:26 / Jes.63:16 / 64:8 / Mal.1:6 / 2:10 / Mat.6:9 / Joh.6:27 / Gal.1:1-3 / Eph.4:6 / 5:20 / 6:23 / Phil.1:2 / 2:11 / 4:20 / Col.3:17
Hag.2:5 / Mat.12:28 / Luc.11:20 / Hand.5:3,4 / 1 Cor.12:6,11,18 / 2 Cor. 3:17
YaHWeH
Ex.6:3 Jes.6:8-10 Deut.10:17 / Ps.110:1 Jes.10:21 / Jer.32:18
Gen.19:24 / Ps.45:7 / Jes.7:14 / 9:6 / Zach.12:10 Mat.1:23 / Joh.1:1 / 5:18 / 20:28 / Hand.20:28 / Rom.9:5 / Phil.2:6,7 / Col.2:9 / 1 Tim.3:16 / Tit.2:14 / Heb.1:8,9 / 2 Pet.1:1 / 1 Joh.5:20 Jer.23:6 Joh.12:37-41 Mat.22:43-45 Jes.9:6
Goddelijke titel
HEER Machtige God
Micha 3:8 Hand.28:2527 2 Cor.3:18 Hij roept: Hand. 13:2 Hij zendt: Hand. 13:4 Hij deelt gaven uit: 1 Cor.12:8-11
Jes.8:13-15 / 1 Pet.2:1- Rom.8:26: “En evenzo komt ook de Geest onze 8
Een steen
zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.”
De Rots, een rotsblok IK BEN
Jes.44:8 Ex.3:14
Deut.2:7 / 32:30 / Jes.44:8 / 1 Cor.10:4 Joh.8:58
Alpha & Omega / Eerste & Laatste Koning der Koningen / Heer der heren Herder
Jes.41:4 / 44:6 / 48:12 / Opb.21:6 Deut.10:17 / Ps.136:2,3 / Dan.2:47 Ezech.34:11-16 / Ps.23:1
Opb.1:8 /1:17 / 2:8 / 22:13 1 Tim.6:15 / Opb.17:14 / 19:16 Joh.10:11,14 / Heb.13:20 / Opb.7:17
De Geest geeft heilszekerheid en doet ons erkennen dat we kinderen van God zijn: Rom. 8:16. Schepper Gen.1:2 / Job 33:4 / Ps.104:30 Hand.13:2: “En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
251 Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb.” In vers 4 worden ze door de Hielige Geest uitgezonden.
Persoonlijkheid en karakter van de Heilige Geest zelfde als de Vader en de Zoon “Denkt, spreekt, neemt beslissingen, heeft lief, is barmhartig, kan men bedroeven en beliegen, is Trooster en middelaar, enz.” Karakter van de Heilige Geest Inspireert de Schiften, spreekt, heeft een gedachte en wil, maakt beslissingen waar het nodig is om zijn goddelijk doel te bereiken
zoals DE ZOON
DE HEILIGE GEEST
Jer.3:15 / 26:5 / Mat.3:17 / 10:17-20 / Luc.22:42 / 1 Thes.2:13 / 2 Tim.3:16 / Heb.1:1 / 2 Pet.1:20,21
Mat.10:5 / Luc.6:13 / 21:12-15 / 22:42 / 2 Cor.13:3 / Eph.4:11
Hoop Vreugde
Rom.15:13 Rom.15:13
1 Tim.1:1 Joh.15:11
Gemeenschap Heeft lief en laat zich liefhebben
Joh.14:23 / 1 Joh.1:3-6 1 Cor.1:9 / 1 Joh.1:3 Deut.7:7,8 / Jer.31:3 / Joh.15:13 / Eph.5:25 Joh.3:16 / 1 Cor.13:11 / Eph.2:4,5 / Heb.12:6 / 1 Joh.4:8,16 Ps.84:11 / 1 Pet.5:10 Rom.16:20 / 1 Thes. 5:28 Mat.10:17-20 Luc.21:12-15
Mat.4:1 / 1:12 / Marc.13:11 / Luc.2:26 / 4:11 / 12:11,12 / Joh.16:13,14 / Hand.1:16 / 2:4 / 4:25 / 8:29,39 / 10:19 / 11:12 / 13:2 / 15:28 / 16:6 / 20:22,23 / 20:28 / 28:25 / 1 Cor.12:11 / Eph.3:5 / 1 Tim.4:1 / Heb.3:7 / 9:8 / 10:15 / 1 Pet.1:11 / 2 Pet.1:20,21 / Opb.22:17 Rom.15:13 Rom.14:17 / 1 Thes. 1:6 2 Cor.13:14 / Phil.2:1 Rom.15:30
Genadevol Geeft christenen de woorden in die ze moeten spreken Kan men beliegen
zoals DE VADER
Hosea 11:12
Joh.8:55
Zach.12:10 / Heb.10:29 Luc.12:11,12
Hand.5:3,5
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 Geeft getuigenis
Phil.1:8
Barmhartig, Trooster
Deut.4:31 / 2 Kron.30:9 / Ps.103:8,9 / 116:5 / Rom.11:22 / 2 Cor.1:3 / 2 Thes.2:16 Gen.6:6 2 Kron.32:17 Opb.16:11 Joh.14:23 Deut.4:24 / Nahum 1:2 / Heb.12:29
Kan men bedroeven Wordt beschimpt Kan men belasteren Heeft een verblijf Is jaloers en is een verterend vuur Getrouw Vrede
Deut.32:4 / 1 Cor.1:9 1 Cor.14:33 / Rom.15:33 / 16:20 / 2 Cor.13:11 / Phil.4:9 / 1 Thes.5:23 / Heb.13:20 Pleit voor de gelovigen Jesaja 51:12 als een advocaat
252
Opb.1:5 / 3:14
Hand.5:32 / Hand.8:29 / 10:19 / 11:12 / 13:2 Marc.6:34 / 2 Cor. 1:5 / Hand.9:31 2 Thes.2:16
Mat.26:38 / Marc.3:5 Mat.27:44 Luc.22:65 Joh.14:23 2 Thes.1:7 / Opb.1:14
Jes.63:10 / Eph.4:30 Heb.10:29 Mat.12:31 Joh.14:17 Mat.3:11
Opb.3:7 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:2 / Gal.1:3 / Eph.2:14
2 Cor. 4:13 Rom.8:6 / 14:17 / Gal.5:22 / Eph.4:3
1 Joh.2:1
Rom.8:26 / Joh.14:16,17,26 / 16:7
Andere namen voor God in het Oud Testament GOD = VADER / ZOON / HEILIGE GEEST De Naam: [HaShem] (Leviticus 24:16) De grote, sterke en vreselijke God: (Deuteronomium 10:17) Vader: (Jesaja 64:8) Heilige Geest: (Psalm 51:11) Messias de Prins: (Daniel 9:25) Heilige van Israël: (Psalm 78:41) Licht: (Psalm 27:1) Licht voor de volkeren: (Jesaja 42:6) Fort: (Psalm 91:2) Toren van sterkte: (Psalm 61:3) Schuilplaats: (Psalm 32:7) Schild: (Psalm 18:30) Rots van mijn Sterkte: (Psalm 62:7) Steen: (Psalm 118:22) Hoeksteen: (Psalm 118:22) Mijn erfdeel: (Psalm 16:5) Spruit: (Zacharia 6:12)
God van Abraham, God van Isaak, en God van Jacob: (Exodus 3:15) Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst: (Jesaja 9:5) Heilige: (Habakuk 1:12) Geest van God: (Genesis 1:2) Ware en getrouwe getuige: (Jer.42:5) Spoormaker: (Jesaja 26:7) Licht van Israël: (Jesaja 10:17) Onze toevlucht en vesting: (Psalm 91:2) Mijn schild: (Psalm 18:3) God mijns heil: (Psalm 51:16) Sterkte: (Psalm 46:1) Rots: (Habakkuk 1:12) Rots van Israël: (2 Samuel 23:3) Steen van Israël: (Genesis 49:24) Mijn deel in het land der levenden: (Psalm 142:6) Mijn beker: (Psalm 16:5) Ster: (Numeri 24:17)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 Kroon en Diadeem: (Jesaja 28:5) Tentpin, Strijdboog: (Zacharia 10:4) Maker: (Psalm 49:2) Schepper van Israël: (Jesaja 43:15) Herder van Israël: (Psalm 80:1) Verlosser: (Psalm 19:14) Bevrijder: (Psalm 144:2) Redder: (Jesaja 45:15) Koning van Israël: (Zephania 3:15) Here der ganse aarde: (Micha 4:13) De Heiligste: (Deuteronomium 32:8) Silo: (Genesis 49:10) De Arm van de Heer: (Jesaja 53:1) De Geest van de HEER God: (Jesaja 61:1)
253
Pottenbakker: (Jesaja 64:8) Echtgenoot: (Jesaja 54:5) Schepper: (Prediker 12:1) Herder: (Genesis 49:24) Boodschapper van het verbond: (Maleachi 3:1) Verlosser van Israël: (Jesaja 49:7) Mijn goedertierenheid: (Psalm 144:2) De Koning: (Jesaja 6:5) Koning der Heerlijkheid: (Psalm 24:7) Oude van dagen: (Daniël 7:9) Verbond voor het volk: (Jesaja 42:6) De engel: (Genesis 48:16) Heerser over Israël: (Micha 5:2) De Geest des HEREN, De Geest van Wijsheid en verstand, De Geest van Raad en Sterkte, De Geest van Kennis en vreze des HEREN: (Jesaja 11:2)
Nieuw Testamentische Namen voor God de Vader Vader: (Matteus 6:9) God de Vader: (2 Timotheus 1:2)
Abba: [Daddy, vadertje] (Romeinen 8:15) Vader van onze Here Jezus Christus: (Colossenzen 1:3) De Vader der Lichten: (Jacobus1:17) De Vader der heerlijkheid : (Epheze 1:17) De Vader der geesten: (Hebreeën 12:9) Den Here Zebaoth: [YHVH Tz’vaot] (Jac.5:4) God (Elohim): (2 Corinthe 9:7) De God uwer vaderen [Elohay Avotaynu]: (Handelingen 7:32) De God van Abraham, Isaac en Jacob: Vader der barmhartigheden: [Elohay Kol Ha (Handelingen 7:32) Nechamah]: (2 Corinthe 1:3) God van vrede [Elohay Shalom]: (Hebreeën De God der Heerlijkheid [Elohay Kavod]: 13:20) (Handelingen 7:2) De Levende God [Elohay Chaiyim]: (2 Corinthe De God van Israël [Elohay Yisraël]: (Matteus 3:3, 6:16) 15:31) Heer God [YHVH Elohim]: (Handelingen 3:22) Heer God van Israël [YHVH Elohay YIsraël]: (Lucas 1:68) Heer Almachtige [YHVH Shaddai]: (2 De Rechtvaardige en Waarachtige: (Openbaring Cor.6:18) 15:3) Den Onvergankelijken, den Onzienlijken: De Schepper [Ha Boray]: (Romeinen 1:25 / 1 (1 Timoteus 1:17) Petrus 4:19) Den Allerhoogste God [El Elyon]: (Hebreeën Den Goddelijke natuur: (Romeinen 1:20 / 2 7:1) Petrus 1:4) Verterend vuur: (Hebreeën 12:29) Macht [Ha Gevurah]: (Marcus14:62) De Majesteit: (Hebreeën 1:3) De Heilige: (Openbaring 15:4) Wetgever en Rechter: (Jacobus 4:12) Enige wijze God: (Rom.16:27) Enige Heerser: (1 Timoteus 6:15)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
Geloof:
Gerechtigheid:
in de Vader Zoon Geest is in de Vader Zoon Geest
1 Pet.1:21 Gal.3:26 / Eph.1:15 / 3:12 1 Cor.12:9 2 Thes.1:5,6 / 2 Pet.1:1 / Eph.4:24 2 Cor.5:21 Rom.4:17
Gerechtvaardigd: door de Vader Zoon Geest
Rom.3:30 Gal.2:17 1 Cor.6:11
Zijn (of bestaan):
in de Vader Zoon Geest
Rom.6:10,11 / 1 Pet.4:6 1 Cor.1:30 / Rom.8:1 / 16:11 Rom.8:9
Vasthouden:
in de Vader Zoon Geest
Rom.14:4 Phil.4:1 / Gal.5:1 Phil.1:27
Liefde:
van de Vader Zoon Geest
Vrede:
is in de Vader Zoon Geest
Rom.5:1 Phil.4:7 Hand.1:16
Geheiligd:
in de Vader Zoon Geest
Judas 1 1 Cor.1:2 Rom.15:16
Verzegeld:
door de Vader Zoon Geest
Besneden:
in de Vader Zoon Geest
Getuigen:
van de Vader Zoon Geest
1 Joh.4:12 Rom.8:39 / Gal.5:6 / 1 Cor.16:24 Col.1:8
Joh.6:27 / Opb.7:3 Eph.1:13 Eph.4:30 Rom.2:28,29 Col.2:11 Rom.2:29 1 Thes.2:10 Eph.4:17 Hand.10:44-46 / 15:8
254
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 Spreken:
tot de Vader Zoon Geest
Volheid:
in de Vader Zoon Geest
255
1 Thes.2:2 / 1 Cor.2:7 / 2 Cor.2:17 Joh.14:13,14 / 2 Cor.2:17 / 12:19 1 Cor.12:3 Eph.3:19 Col.2:10 Eph.5:18
En hieronder een reeks teksten waar allerlei verbanden kunnen door aangetoond worden tussen Vader, Zoon en Heilige Geest. Dit vonden we op Internet, op een Engelstalige site, en hebben er kleine wijzigingen in aangebracht. Mat.3:16,17 1 Cor.6:9-11 Heb.2:3,4
Mat.28:19 1 Cor.12:4-6 Heb.3:6,7
Luc.1:35 2 Cor.1:21,22 Heb.6:4-6
Luc.1:67-69 2 Cor.3:3,4 Heb.9:14
Joh.14:16,17 2 Cor.5:5-10 Heb.10:12-15
Joh.14:26 2 Cor.13:14 Heb.10:29-31
Joh.15:26 Gal.3:1-5 1 Pet.1:2
Joh.16:13-15 Gal.3:11-14 1 Pet.3:18
Joh.20:21,22 Gal.4:4-6 1 Pet.4:14-17
Hand.2:33 Eph.1:3-14 2 Pet.1:21-2:1
Hand.2:38,39 Eph.2:18 1 Joh.3:21-24
Hand.7:55 Eph.2:22 1 Joh.4:1,2
Hand.10:38 Eph.3:4-7 1 Joh.4:13,14
Hand.10:46-48 Eph.3:14-19 1 Joh.5:6-9
Hand.11:16,17 Eph.4:2-6 Judas 20,21
Rom.5:5,6 Eph.5:18-20 Opb.1:4,5
Rom.8:3,4 Col.1:7-10 Opb.1:9,10
Rom.8:8-11 1 Thes.1:5-10 Opb.2:7
Rom.8:16,17 1 Thes.4:1-8 Opb.2:26-29
Rom.14:17,18 1 Thes.5:18,19 Opb.3:5,6
Rom.15:17-19 1 Tim.3:15,16 Opb.3:21,22
Rom.15:30 2 Tim.4:1-6 Opb.5:6,7
1 Cor.2:12-16
Rom.15:16 2 Thes.2:13,14 Opb.3:12,13 1 Cor.2:8-10 2 Tim.1:8-14 Opb.14:12,13
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
256
Titus 3:4-8 Opb.22:16-18
Voorbeelden van het gebruik van Geest en Heilige of geest en heilige (zie punten drie en vier hier onder) Voorbeeld #1 ~ géén bep. lidwoord / géén bijwoord ~ vertaling: geest ~ of ~ (demon) geest(en) Voorbeeld #2 ~ géén lidwoord / met één bijwoord ~ vertaling: heilige geest ~ of ~ niet heilige geest(en) Voorbeeld #3 ~ één lidwoord / géén bijwoord ~ vertaling: DE GEEST ~ of ~ de geest(en) Voorbeeld #4 ~ één lidwoord / met een bijwoord ~ vertaling: DE HEILIGE GEEST ~ of ~ de niet heilige geest(en) Voorbeeld #5 ~ twéé lidwoorden / een bijwoord ~ vertaling: DE GEEST, DE HEILIGE ~ of ~ de geest(en), de niet heilige VOORBEELD 1 = GÉÉN bepalend lidwoord / geen adjectief ~ (nadruk is op gewoon bestaan) 1a ~ GEEST ~ (Joh.3:5,6 / 4:23,24 / Rom.8:4,5 / Opb.1:10 / 4:2 / 17:3) 1b ~ (demon) Geest ~ (Luc.9:39 / 13:11 / 2 Cor.11:4 / 2 Th.2:2) 1c ~ (demon) geesten ~ (Mat.12:45 / Luc.11:26 / 1 Cor.12:10 / Opb.16:13,14) VOORBEELD 2 = GÉÉN lidwoord / met een bijwoord ~ (nadruk is op het karakter of natuur – goed of slecht) 2a ~ HEILIGE GEEST ~ (Luc.11:13 / Hand.1:2 / 4:25 / Rom.14:17 / 15:13,16,19) 2b ~ onheilige geest ~ (Marc.1:23 / 3:30 / 5:2 / 7:25 / 9:17 / Luc.4:33 / Hand.16:16 / Opb.18:2) 2c ~ niet heilige geesten ~ (Mat.10:1 / Luc.6:18 / 7:21 / 8:2 / Hand.5:16 / 8:7) VOORBEELD 3 = ÉÉN lidwoord / géén bijwoord ~ (nadruk is op de activiteit of de persoon) 3a ~ DE GEEST ~ (Mat.4:1 / Hand.2:4 / 5:9 / 8:29 / 16:7 / Rom.8:16,26,27 / Heb.10:29 / 1 Joh.5:6) 3b ~ de (demon) geest ~ (Marc.9:20 / Hand.16:18 / Eph.2:2 Satan! / 1 Joh.4:3) 3c ~ de (demon) geesten ~ (Mat.8:16 / Luc.10:20 / 1 Joh.4:1) VOORBEELD 4 = ÉÉN lidwoord / met een bijwoord ~ (nadruk is op de persoon) 4a ~ DE HEILIGE GEEST ~ (Mat.28:19 / Luc.12:10,12 / Hand.9:31 / 13:4 / 16:6 / 2 Cor.13:14) 4b ~ de niet heilige geest ~ (Mat.12:43 / Marc.9:25 / Luc.11:24) 4c ~ de niet heilige geesten ~ (Luc.4:36) VOORBEELD 5 = TWEE lidwoorden / een bijwoord ~ (nadruk is op de Essentie of de pesoon) 5a ~ DE GEEST, DE HEILIGE ~ (Mat.12:32 / Marc.3:29 / Hand.1:16 / 5:3,32 / 7:51 / 13:2 / 15:28 / 20:23,28 / 21:11 / 28:25 / Eph.4:30 / Heb.3:7 / 9:8 / 10:15) 5b ~ de geest, de niet heilige ~ (Marc.1:26 / 5:8 / Luc.8:29 / 9:42 / Hand.19:15,16) 5c ~ de geesten, de niet heilige ~ (Marc.1:27 / 3:11 / 5:13 / 6:7 / Hand.19:12,13) APPENDIX 10: OVER HET GEBRUIK VAN DE TERM “GEEST” IN DE BIJBEL
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
257
1°) God als persoon. Joh.4:24 / Jes.31:3 / 40:13. God heeft (is!) ook geest, afgoden zijn het niet Jer.10:14 / 51:17. 2°) Christus als persoon. 1 Cor.15:45 / 1 Cor.6:17 / 2 Cor.3:17,18. De grootste fout die men kan maken, zoals onder Jehovah’s Getuigen, is zeggen: Christus is thans slechts geest. Het is uit de schriftgegevens duidelijk dat de opgestane Jezus vanaf de verrijzenis ook nog mens is gebleven. Paulus leert zonder omwegen dat de opstanding uit de doden door “een mens” is (1 Cor.15:21 / Hand.17:31). En wellicht moeten we ook meer nadruk leggen op “de Geest van Christus” die werkzaam is in de profeten van het OT (1 Pet.1:11). Maar het is toch weer ook “de Geest” (zie n°3 hieronder). Christus en de Geest zijn voor ons soms niet te scheiden 2 Pet.1:21 / 1 Cor.12:7. 3°) De Heilige Geest als persoon. Hier gebruikt het NT twee belangrijke, te onderscheiden, uitdrukkingen. De eerste “to pneuma hagion” waar alleen een lidwoord voor Geest staat. “Hagion” = Grieks woord voor “heilig.” De tweede gebruikt tweemaal een lidwoord: dus “to pneuma to hagion.” In letterlijke vertaling: “de Geest, de Heilige.” Zo o.a. Mat.12:32 / Hand.1:16 / 5:3,32 / 7:51 / 13:2,4 / 15:8 / 28:25. De NBG heeft deze Griekse uitdrukkingen weergegeven; voor het eerste als “de heilige Geest” en voor de dubbele lidwoorden tweemaal hoofdletter als “de Heilige Geest.” Dus “Heilige” met hoofdletter. In het NT vinden we ook nog tientallen malen gewoon “Geest” zonder adjectief, met of zonder lidwoord. Zo o.a. Rom.14:18 / 1 Cor.2:10 / 6:11 / 14:2 / 2 Cor.5:5 / 2 Thes.2:13. Het gaat dan altijd om de “Geest” die in de “Ik”-vorm spreekt en dus een persoon is. Dat is duidelijk in Hand.10:20,21 / 13:2 en het slot van de brieven aan de zeven gemeenten uit het boek Openbaring. Wie gezondigd heeft tegen “de Geest, de Heilige” kan géén vergeving ontvangen want dat is een eeuwige zonde (Mat.12:31,32 en Marc.3:28-30). De zonde begaan tegen Jezus is minder erg dan deze tegen de Geest. In het OT vinden we slechts zevenmaal de uitdrukking “Heilige Geest” (o.a. Jes.63:10,11). En YaHWeH is te onderscheiden van de Heilige Geest in o.a. Jes.48:17. In de Griekse Septuaginta wordt “to pneuma to hagion” slechts tweemaal gebruikt. Maar daaruit kunnen geen gevolgtrekkingen geanalyseerd worden. De LXX is een vertaling en niet het echte woord van God. In alle andere gevallen staat er meestal “de Geest van God.” De Vader, Zoon en Heilige Geest woont in de gelovige volgens Joh.14:17 en 23. 4°) De werkingen van de Heilige Geest. Er zijn 50 (of 51 naargelang de manuscripten) van dergelijke teksten in het NT. Zo in Mat.1:18,20 / 3:11 / Marc.1:8 / Luc.1:15,35,41,67 / 2:25 / 3:16 / 4:1 / 11:13 / Joh. 1:33 / 20:22 / Hand.1:2,5 / 2:4 / 4:8,31 / 6:3,5 / 7:55 / 8:15,17,18 (hier is er verschil in de manuscripten), 19 / 9:17 / 10:38 / 11:16,24 / 13:9,52 / 19:2:2 / Rom.5:5 / 9:1
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
258
/ 14:17 / 15:13,16 / 6:19 / 12:3 / 2 Cor.6:6 / 1 Thes.1:5,6 / 2 Tim.1:14 / Tit.3:5 / Heb.2:4 / 6:4 / 1 Pet.1:12 / 2 Pet.1:21 / Judas 20. Al deze teksten spreken over de kracht van de Heilige Geest, dus niet over de persoon, maar de werking ervan. Dit zijn de teksten waar het NT “pneuma hagion” gebruikt; dus zonder lidwoorden voor één van beide begrippen in de Griekse taal. De NBG heeft hier meestal als vertaling “de heilige Geest” (1 x hoofdletter) maar ook soms “de Heilige Geest” (2 maal hoofdletter) in bijvoorbeeld Luc.1:15,35,41,67. Echt uitsluitsel van wat we bedoelen kan dan slechts met de Griekse tekst in de hand. Voor het OT zie; Ex.31:3 / Num.27:18 / Richt.14:6 / 15:14 / 1 Sam.19:20 / Micha 3:8. De adem van de Almachtige zegt Job 33:4. 5°) De kracht die mens en dier levend maakt. Ps.31:6 / Job 14:10 / 34:15 / Marc.15:39. Het is de geest van God en zal tot God terugkeren. Pred.12:7. 6°) De nieuwe natuur van de gelovige mens. Rom.1:9 / 1 Cor.2:11 / 1 Sam.10:6 / Eph.3:16 / Ps.51:12. Maar de geest van de zondige mens moet gereinigd en geheiligd worden 1 Cor.7:34 / 2 Cor.7:1. De gelovige leeft dan “in de geest” Rom.8:9,10. Daarom heeft hij ook strijd met zijn vlees Gal.5:17 / Rom.8:2. En zal zijn begeerten niet meer gehoorzamen (Rom.6:12). Door deze wordt het denken vernieuwd (Rom.12:2). Door de Geest is de gelovige begonnen aan een verjongingskuur (Eph.4:23). We worden “vernieuwd” naar kennis en begrip Col.3:10. God is “de Vader der geesten” (Heb.12:9) ook van deze nieuwe schepping. Natuurlijke mensen, t.t.z. wie niet bekeerd zijn, hebben deze Geest niet (1 Cor.2:14 / Jac.3:15 / Judas 19). Wij, de gelovigen, dienen God in onze geest volgens Rom.1:9. 7°) Engelen. Hand.23:9 / Heb.1:7 / Ps.104:4. Verblijven met God in de hemel Opb.5:11 / Heb.12:22. In het OT vb.1 Kon.22:21. Hebben evenals demonen géén lichaam van vlees en beenderen (Luc.24:39). God heeft ze bij hun schepping een “geest” gegeven Ps.33:6. Ze hebben dus “geest” en zijn zelf lichamelijk “geesten” (onzichtbare personen). Ze zijn “dienende geesten” zegt Heb.1:14 en ze hadden een aandeel in het doorgeven van de wet van Mozes aan Israël volgens Hand.7:53 / Gal.3:19 / Heb.3:19. 8°) Demonen zijn onreine geesten (Marc.1:23 / 5:2,8) of boze geesten (Hand.19:16). Deze beide uitdrukkingen vinden we vooral in de evangelieën. In OT vb. Job 1:6 / 4:15. Enkelen zitten nu al in verzekerde bewaring tot de dag van het oordeel 2 Pet.2:4 / Jud.6. 9°) Geestesgesteldheid (goed of slecht) geest van leugen 1 Kon.22:22. geest van zachtmoedigheid 1 Cor.4:21. geest van bedwelming Jes.19:14. geest der dwaling 1 Joh.4:6. geest van hoererij Hos.4:12. geest van zoonschap Rom.8:15 en 11:15. geest van onreinheid Zach.13:2. Er bestaat dus zoiets als de onheilige geest = geestesuitingen, dit zijn er de belangrijkste van; “De geest van lafhartigheid” (2 Tim.1:7)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
259
“Een waarzeggende geest” (Hand.16:16) “De geest van slavernij” (Rom.8:15) “De geest van de Antichrist” (1 Joh.4:3) “De geest van de wereld” (1 Cor. 2:12) “De geest van diepe slaap” (Rom.11:8) “De geest der dwaling” (1 Joh.4:6) 10°) Geestesvervoeringen. Een profeet of gelovige die in visionaire toestand komt, daarover zegt de Schrift letterlijk dat hij “in de geest” is. Zie o.a.; Opb.1:10 / 4:2 / 17:3 voor de apostel Johannes en 1 Cor.14:14 / 2 Cor.12:2 voor Paulus. Maar dat kan men ook al vinden in het OT bij Zach.12:1. En de profeten voorzeggen daar een uitbarsting van Gods Heilige Geest wanneer de Messias komt (Jer.31:31-34 / Ezech.36:26-29 / Joël 2:28-34 / Hand.2:1621). De verhalen met betrekking tot de geboorte van de Messias maken dit ook duidelijk. Sinds Ezra en Nehemia was Gods Geest niet meer werkzaam geweest in de profeten. Enkele apocriefe boeken wijzen hier op (1 Mac.4:46 / 14:41). Vanaf Pinksteren is de Heilige Geest in volle werking, in de gemeente en in elke gelovige afzonderlijk. De Almachtige is soeverein over deze geest. Hij geeft hem en neemt hem geheel of gedeeltelijk terug. Zie als voorbeeld; Num.11:17,25 / 2 Kon.2:9 / Ezech.2:2 / 3:24. 11°) Als synechdoche (een deel is de voorstelling van het geheel) voor de gehele mens Luc.1:47 / 1 Joh.4:1-3 (Mijn geest = ik) Ps.77:3,6 / 106:33 / Dan.2:1,3. Zo worden vele dingen die aan de geest toegeschreven worden ook gezegd van de ziel t.t.z. de mens. Men is bedroefd van geest of ziel (Jes.54:6 / 1 Sam.1:10). De geest heeft kennis (de ziel heeft kennis (Ps.77:7 / Ps.139:14). De mens sterft = de geest gaat terug naar God = de ziel sterft (Ps.31:6 / Gen.35:18). De lange uitweiding die we maken bij n°3 is te lezen in het licht van de oppervlakkige opmerkingen van ‘DE WACHTTOREN’ over de Heilige Geest in o.a. ‘Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.734-736. Het begrip “pneuma” staat in Romeinen hoofdstuk acht niet minder dan 21 maal. In de New King James Version worden er daar 19 maal een hoofdletter gebruikt. Maar een vergelijk met andere vertalingen levert een ander resultaat op. Dat zeggen we omdat u niet de indruk krijgt dat een vertaling zo maar van een leien dakje loopt. Kort samengevat moeten we daarom dit leren over de Heilige Geest: Zijn namen God Hand.5:3,4 Heer 2 Cor.3:18 Geest 1 Cor.2:10 Geest van God
Zijn eigenschappen Eeuwig Heb.9:14 Almachtig Lucas 1:35 Alomtegenwoordig Psalm 139:7-10 Wil
Symbolen Duif Mat.3:15 Wind Joh.3:5 Vuur Hand.2:3 Kleed
Zonde van Godslastering Mat.12:31 Tegenwerking Hand.7:51 Beledigd Heb.10:29 Belogen
Kracht in ons leven Verwerkt door Mat.1:18,20 Gedoopt Mat.3:15 Geleid door Lucas 4:1 Vervuld met kracht
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 1 Cor.3:16 Geest van waarheid Joh.15:26 Eeuwige Geest Heb.9:14
1 Cor.12:11 Heeft de gelovige lief Rom.15:30 Spreekt Hand.8:29 / 13:2
260
Lucas 24:49 Zegel Eph.1:13 / 5:5
Hand.5:3 Gegriefd Eph.4:30
Lucas 4:14,18 Getuige van Christus Joh.15:26
Adem Joh.20:22
Uitgedoofd 1 Thes.5:19
Jezus opgewekt door Rom.8:11
Wat zijn de grootste “gruwels” voor God 1°) Afgoderij (Ezechiël hoofdstukken 8/9/20/22 / Jer.13:27) 2°) Bloed vergieten, liegen, corruptie, tweedracht; in het kort alles wat niet in overeenstemming is met de 10 geboden (Ezech.22 / Spr.3:32 / 6:16-19 / 11:20 / 12:22 / 16:5) 3°) Heilige dingen ontwijden (Ezech.22:8 / 44:6-16 / Jer.7:30) 4°) Wie niet luistert naar wet of gebod (Spr.28:9) 5°) De weg van goddelozen volgen en de onrechtvaardige niet veroordelen (Spr.17:15) 6°) Favoritisme, meten met twee maten en twee gewichten, valse gewichten (Spr.20:10 / 11:1) 7°) Zichzelf rechtvaardigen voor de mensen (Luc.16:15) 8°) Een onrechtvaardige koning (Spr.16:12) APPENDIX 11: EEN LIJST VAN ANTHROPOPATISMEN (ANTHROPOMORFISMEN) Hieronder een lijst van anthropopathismen (anthropomorfismen), de voorstelling van God als ware Hij een mens, in de Bijbel. Hieruit blijkt dat God die onzichtbaar is zich laat “zien” als ware Hij een mens. Kan God de Heilige Geest, zich ook niet openbaren als een onzichtbare “geest”?
Menselijke gevoelens en lichaamsdelen: Mond, spreken = Heb. peh / Gk. stooma, Ogen, zien = Heb. ayin / Gk. ophthalmos, Oren, horen = Heb. ozen / Gk. ous, Adem, levengeven = Heb. ruach / Gk, pneuma, Neus, ruiken = Heb. aph, ruach / Gk. euoodia, Stem,spreken = Heb. gol / Gk. phoone, Hand = Heb. yad / Gk. cheir, Gelaat = Heb. panim / Gk. prosoopon, Schouder = Heb. shekem / Gk. oomos, Arm = Heb. zeroa / Gk. brachion, Vinger = Heb. etsba / Gk. daktulos, Voet = Heb. regel / Gk. pous, Boesem = Heb. cheq / Gk. kopos, BIBLIOGRAFIE De belangrijkste werken in het Nederlands blijven:
In het OT 10 50 20 77 10 73 84 26 1 26 4 10 2
In het NT 9 5 4 190 1 17 16 7 1 3 1 18 1
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
261
Bavinck J.H., (red), De Heilige Geest, Kok, 1949. Berkhof H., De leer van de Heilige Geest, Callenbach, 1964. Heykoop H.L., De Heilige Geest, Windschoten, rond 1950. Hoenderdaal G.J., Geloven in de heilige Geest, Veenman en Zonen,1968. Kuyper A., Het Werk van de Heiligen Geest, Kok, 2de druk 1927. McGrath J. and Truex J., ‘Two Powers’ and early Jewish and Christian Monotheism, The Journal of Biblical Studies, Jan 2004 , Vol. 4 No. 1, blz.43-71. Medema H., De Heilige Geest als persoon op aarde, Medema Apeldoorn, 1973. Murray A., De Geest van Christus, Hoenderloo, rond 1968. Schaeffer F., Leven door de Geest, Buyten en Schipperheyn, 1973. Torrey R.A., De Heilige Geest, Elmer Klassen stichting De Stem in de Woestijn, z.j.. Verhees J., God in beweging, Veenman en Zonen 1968. Over de leer van de Geest bij de kerkvaders, vooral Augustinus.
Andere werken Bickersteth E., The Holy Spirit, His person and work, Kregel, steeds in herdruk. Gazelles, Evdokimov, Greiner, Le mystère de l’Esprit Saint, (verzameling) Mame 1968. Greiner, A., Le Saint Esprit ce méconnu, Edit. Luthériennes, 1965. Lee F.N., Calvinism on the Holy Spirit. Deze hoogleraar van het Queensland Presbyterian Theological College, Brisbane in Australia heeft op zijn internetsite enkele buitengewoon boeiende en verrassende ongewone zaken staan over Calvijn en Luther. Mc.Conkey, J.H., Le triple secret du Saint Esprit, Le bon Livre (Mission Évangélique Belge), 1962. Streeter B.H., edit. (verzameling), The Spirit, Macmillan and Co, 1919. Warfield B.B., The Spirit of God in the Old Testament, hoofdstuk 5 in biblical and Theological Studies, Presbytarian and Reformed Publishing Company, 1968. Er zijn door de Griekse Kerkvaders prachtige dingen geschreven over de Heilige Geest, de belangrijkste staan hieronder vermeld uit de Engelse uitgave, te vinden op Internet. Basil the Great, ‘The Treatise De Spiritu Sancto’, Nicene and Post-Nicene Fathers, Ed. Philip Schaff and Henry Wace, Vol.8, Second series, Hendrickson, 1994, blz.1-50. Gregory Nazianzen, ‘The Third Theological Oration: On the Son’, Nicene and Post-Nicene Fathers Ed. Philip Schaff and Henry Wace. Vol.7. Second series, Hendrickson, 1994, blz.301-309. Gregory Nazianzen, ‘The Fifth Theological Oration: On the Holy Spirit’, Nicene and Post- Nicene Fathers. Ed. Philip Schaff and Henry Wace, Vol.7, Second series, Hendrickson, 1994, blz.318-328. Gregory of Nyssa, ‘Answer to Eunomius’ Second Book’, Nicene and Post-Nicene Fathers, Ed. Philip Schaff and Henry Wace. Vol.5, Second series, Hendrickson, 1994, blz.250-314. Gregory of Nyssa, ‘On the Holy Spirit: Against the Followers of Macedonius’, Nicene and Post-Nicene Fathers, Ed. Philip Schaff and Henry Wace, Vol.5, Second series, Hendrickson, 1994, blz.313-325. Een Luthers commentator aan wie we steeds wat hebben is Richard Lenski, wat hieronder staat is nog steeds verkrijgbaar. Dit wordt toch gezien de kwaliteit om de tien jaar herdrukt. Lenski R. C. H., The Interpretation of St. John’s Gospel, The Wartburg Press, 1942. Lenski R. C. H., The Interpretation of St. Paul’s Epistle to the Romans, The Wartburg Press, 1945. Lenski R. C. H., The Interpretation of St. Paul’s Epistle to the Galatians, to the Ephesians, and to the Philippians. Columbus, Ohio: The Wartburg Press, 1946.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
262
Lenski R. C. H., The Interpretation of the Epistle to the Hebrews, The Wartburg Press, 1946. Lenski R. C. H., The Interpretation of I and II Corinthians, The Wartburg Press, 1946.
Ergens gevonden op het net, vertaling van een Engelse illustratie.
Hoofdstuk 12 Oude dwalingen in een nieuw pak 12.1 IN DE 1ste TOT 3de EEUW We stellen voor de kerkgeschiedenis met rasse stappen door te lopen om na te gaan wat in de eerste eeuwen als lering naar voren gebracht is om de persoon van Christus te verklaren. Om na te gaan in welke verhouding deze staat tot de christologie van Jehovah’s Getuigen. Laten we eerst even nagaan wat het wil zeggen: Jood zijn en christen worden. Want zo is het toch in den beginne geschiedt. Maar dat liep niet van een leien dakje. In de Schrift staat volgens Numeri 23:19: “God is geen man, dat hij liegen zou noch een mensenkind, dat hij berouw zou hebben.” Vanuit deze tekst redeneerden de rabbijnen heftig op het ontstaan van het Christendom. Jezus was zeker géén mens waarin God zich had geopenbaard. De Jeruzalemse Talmoed zegt met het oog op de leer die de Christenen over Jezus hadden: “Als een mens beweert God te zijn dan is hij een leugenaar!” (Jeroeshalmi, Ta´aniet 2:1). Het theologische vocabulaire van de beweringen en geloofsbelijdenissen van de christenen en vooral dat Hebreeuwse begrip “Shilush” (=Drie-eenheid) zijn afgoderij. Waarom de Talmoed opmerkt: “Wie afgoderij
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
263
aanvaardt ontkent de gehele Thora” (Sifri over Num.15:22 en Deut.11:28 / Jad, Awodat Kochawiem 2:4). Vanuit het Joodse standpunt van de synagoge is het Christendom een en al afgoderij. Maar het christendom hoeft het niet te zijn vanuit het OT omdat er een profeet en Messias is voorspeld en die functies heeft Jezus van Nazaret waargemaakt. Wanneer een Jood zich schuldig heeft gemaakt aan afgoderij moet hij daar boete voor doen. Hij moet met God in het reine komen. De rabbijnen leren dat deze boete het best gehouden wordt op de Shabbat (Talmoed, Shabbat 118b / Toer, Orech Chajiem 242). Een Jood die zich inlaat met het Christendom kan zichzelf natuurlijk wel “Joodse Christen” noemen. Hij is echter volgens de Joodse gemeenschap van de synagoge niet langer een echte Jood. Hij mag zichzelf daartoe niet eens meer rekenen volgens de traditie (Pri Megadiem, Eshel Avraham 55:4). Wie het Christendom aanvaardt heeft hiermee de kern van het Jodendom verworpen (Jad, Jesodeej HaThora 1:6). Zich bekeren tot een ander geloof is een daad van religieus hoogverraad. Het hoort tot de grootste zonden die een Jood kan begaan. Samen met moord en incest is het één van drie doodzonden die men nooit mag overtreden (Talmoed, Sanhedrin 74a). Botweg, dit geldt voor het Jodendom in alle tijden en op alle plaatsen. Ondanks al dat negatieve hebben – ere zij God – duizenden Joden zich toen de apostelen predikten bekeert en duizenden hebben dit gedaan in recentere tijden. Het verhaal van een tot het christendom bekeerde Jood van de 19de eeuw is in dit opzicht merkwaardig. Het gaat over Ds. J. Rottenberg. “Maar in zijn liefde voor de Christus meende hij geen bezwaar te mogen hebben tegen het dogma der kerk over de Triniteit. En in zijn kinderlijk geloof wilde hij dat dogma ook in het Oude Testament en in de andere joodse godsdienstliteratuur terugvinden. (...) Hij was dan, naar zijn eigen zeggen, niet weinig verbaasd van twee “rechtzinnige predikanten” te horen, dat zij in de Triniteitsleer nooit enige troost voor zichzelf hebben gevonden. Voor hem was de liefde Gods buiten de Drieëenheid niet te vinden. “Slechts de Drieënige God kan liefde zijn.” Uit S.P. Tabaksblatt, ‘Verkenning en bezinning’ brochure, Ds. Johannes Rottenberg, Kok 1982, blz.26. Daarom begrijpen we niet dat theologen van allerlei slag trachten bezwaren in te roepen om Joden de leer van de Drie-eenheid te verkondigen. Ik geef u een voorbeeld van een evangelische predikant gevonden op Internet: “Leer van triniteit voor Joden een struikelblok Ds. Glashouwer tijdens CVI-adventsbijeenkomst: Van een medewerker Geplaatst: 10-12-2001 | 10:04 Laatst gewijzigd: 10-12-2001 | 10:04PUTTEN – “De christelijke kerk heeft de triniteit vastgelegd op een hellenistisch-filosofische wijze. Dit blijkt voor de Joden een onoverkoombaar struikelblok te zijn.” Ds. W. J. J. Glashouwer pleitte zaterdag in Putten “daarom voor een uitleg van de triniteit op Joodse wijze.”()…. Ds. Glashouwer, internationaal voorzitter van Christenen voor Israël, sprak op de jaarlijkse CVI-adventsbijeenkomst. “De Joden weten wie God is, maar ze hebben een blinde vlek voor wie Jezus is. Alleen in een (…) vertrouwensrelatie kan het gesprek tussen Jood en christen over Jezus gaan. Niet omdat je het zelf aan de orde stelt, maar omdat zij dat doen.” Wat wij onderstrepen lijkt ons geen Bijbels standpunt. Maar ook moderne theologen hebben problemen met de Drie-eenheid. Ze redeneren dat wat de Kerk Israël heeft aangedaan in Auschwitz haar het recht niet meer geeft iets te prediken aan
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
264
Joden over een zo aanstootgevend onderwerp. In haar boek ‘Droom mij, God’, Ten Have, 1997, schrijft Dorothee Sölle en dat is dan een theologe van de moderne richting, op blz.137,138 het volgende: “De vraag waaraan ik hier speciaal aandacht aan wil schenken is die naar de rol van Christus, naar de christologie. Kunnen we gezien het christelijke anti-judaïsme vasthouden aan de traditionele leer dat Christus de enige, niet te evenaren Heer is – en moeten we in theologisch opzicht geen afstand doen van dogmatische verworvenheden? Is het mogelijk ons te beroepen op de arme man uit Nazaret, die in en met zijn navolgsters de Christus is, zonder in de val van de valse absoluutheid, van het nooit twijfelende imperialisme en zijn intolerantie te lopen? Of moeten we elke aanspraak van het christelijk geloof op betekenis voor het menselijk leven en op waarheid opgeven omdat het deel had aan Auschwitz? De fundamentele vraag lijkt mij te zijn of wij in staat zijn uiting te geven aan liefde zonder exclusiviteit, geloof zonder machtsaanspraken en hoop zonder autoritaire dwang. Jezus is een zoon van zijn volk. Zijn joodzijn is niet alleen een kwestie van afstamming, maar houdt ook in dat hij vanzelfsprekend is verankerd in zijn religieuze traditie. Zij vernieuwde de profeet uit Nazaret, in haar woorden bad hij en nam hij deel aan de intern-joodse discussies van zijn tijd. Deze traditie is er niet in geïnteresseerd een enkele buitengewone held als cultfiguur te vereren. De zwakheden van Mozes bijvoorbeeld werden in de joodse traditie nooit ontkend, en de aanduiding van de mozaïsche religie als “mozaïsch” strookt eerder met het christelijke wanbegrip van het jodendom dan met wat voor de joden zelf in het middelpunt staat. Wat is dat? Het is onbetwijfelbaar God die wij ‘boven alles’ moeten liefhebben. In deze zin is Jezus een jood; hij maakt voor zichzelf geen aanspraak op rituele verering en hij wil ons ook niet helemaal alleen, geheel solitair, verlossen. ‘Noemt niemand Vader, u bent allen broeders,’ zegt hij uit afkeer tegen een dergelijke heldenverering. Hij was er alleen maar in geïnteresseerd om vriendinnen en vrienden te krijgen en beslist niet om uniek en zonder zusters en broeders te zijn. De kerkelijke leer zoals zij uiteindelijk werd geformuleerd heeft dat veranderd en heeft op haar wijze bijgedragen tot het ontstaan van het christelijke anti-judaïsme. Zij heeft, door Jezus tot unieke verlosser te stileren, het begrip ‘Messias’ zelf veranderd of, nog scherper gezegd, misvormd. Zij heeft van de belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde in de Messiaanse tijd een toestand in het hier en nu van de verlosser en de reeds verlosten losgemaakt en zowel de Christus als de zijnen gebruikt ter stabilisering van keizerlijke macht. De Messias verwerd tot de Christus-koning, de pantocrator, de theologie van het kruis tot een theologia gloriae die geen enkele ruimte meer laat voor het verlangen van hen die in Christus verzadigd zijn” (wij onderstrepen). Dit is naar onze overtuiging niet wat het Nieuwe Testament leert over de persoon van Christus. Maar keren we terug naar de eerste eeuw van onze Christelijke jaarrekening. De eerste dwaling afwijkende van het Bijbelse Christusbeeld kwam al tijdens het leven van de apostel Johannes. Het waren de Ebionieten, een Joods-christelijke sekte ontstaan na de verwoesting van de tempel (70 na Chr.). Hun oorspronkelijke leer was dat Jezus slechts zoon was van Maria en Jozef (Joh.6:42) hoewel later enkelen begonnen te geloven in een maagdelijke geboorte. Volgens beide strekkingen was Jezus de beloofde profeet van Deut.18:18,19 en lag het begin van Zijn roeping en zoonschap bij de doop in de Jordaan. Dit adoptianisme leert ook de WT. Dat Christus in alles gelijk geworden is aan de mensen behalve zonde is duidelijk. Zie o.a. Phil.2:7 / Heb.4:15 / Mat.4:2 / Marc.3:5 / 4:38 / 10:21 / Joh.4:7 / 11:33-35 / 19:28. Deze groep in gedachten schrijft Johannes: “Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
265
vlees gekomen is, is uit God” (1 Joh.4:2). En verder: “Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist” (2 Joh.7). Sommigen verklaren deze teksten ten onrechte als met betrekking tot de tweede komst. Het is echter de incarnatie die in beide aan bod komt en voorgesteld als een historisch feit. Daarom zijn de beide Griekse woorden voor “mens” op Hem toepasselijk (“anèr” in Hand.2:22 / “anthropos” in Joh.8:40). Enkele jaren later werd deze stelling der Ebionieten omgekeerd. Christus zou niet “mens” maar “geest” zijn. Het is de leer der Docetisten, de Heer zou slechts een schijnlichaam bezitten. In dit geval is echter ook de dood van Christus een schijn en teruggebracht tot een waardeloze comedie. Ook 1 Joh.4:2 en 2 Joh.7 is een weerlegging van déze interpretatie. Tegen het jaar 150 na C. duikt een nieuwe leer op: het Monarchianisme dat vlug in twee strekkingen gedeeld wordt. (Monarchia betekent alleenheerschappij.) De eerste leer, het dynamisch Monarchianisme, erkent alleen de Vader als God, de Zoon en de Geest zijn teruggebracht tot onpersoonlijke krachten. Tweehonderd jaar later kon Gregorius van Nazianzen (329-390) nog steeds schrijven dat sommigen de Heilige Geest zagen: “als een energie, anderen denken dat Hij een schepsel is, nog anderen dat Hij God is, terwijl nog anderen niet weten welke opinie te adopteren uit ontzag voor de Schriften” (Orat. Theol., V/5). Dat het hier degelijk om een ketterij gaat leren we o.a. uit de geschriften van Hypolitus die hen verweet niet in de traditie te zijn van de vaderen die: “Christus verkondigen als God en als mens” (Zie Eusebius, Hist. Ecl 5/28:3.) Hieruit ontstaat het modalistische Monarchianisme waarin Vader/Zoon/Geest slechts drie namen zijn voor één en dezelfde persoon. De Kerkvaders hadden voor dezen de scheldnaam Patripassianen, omdat de Vader (Pater) zou geleden hebben en gestorven zijn voor de mensen. Het beste bewijs dat het Monarchianisme – of de Oneness-leer van enkele moderne Pinkstergroepen – verkeerd is ligt hierin dat Christus zegt door de Vader gezonden te zijn (Joh.5:36,37 / 6:29,38), toegeeft dat de Vader groter is dan de Zoon (Joh.14:28) en doet wat Zijn Vader hem opdraagt te doen (Joh.14: 31). Het is vanuit de inleidingen van de brieven uit het NT verder duidelijk dat de Vader en de Zoon beiden een “zelfstandigheid” zijn (we gebruiken het bij gebrek aan een beter woord). De “genade” die de schrijver overbrengt aan de lezer komt van hen beiden. Zodat we van daaruit de leer moeten verwerpen van dezen waar de “Oneness” = eenheid van één God geleerd wordt. Zie naar; Rom.1:7 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:2 / Gal.1:3 / Eph.1:12 / Phil.1:2 / 2 Thes.1:2 / Philemon 3 (zie ook ter ondersteuning nog Eph.6:23) / 1 Thes.1:1 / 2 Thes.1:1 / 1 Tim.1:1,2 / 2 Tim.1:2 / Tit.1:4 / Jac. 1:1 / 2 Pet.1:2 / 2 Joh.3. Hoe aantrekkelijk het Monarchianisme op het eerste zicht lijkt, het kan dus de toets van de Schrift niet doorstaan. Want de relatie van Vader/Zoon/Geest zijn er weergegeven als een activiteit tussen drie personen en niet als drie eigenschappen van dezelfde God. De Zoon doet de dingen die de Vader behagen (Joh.8:29) en de Geest zal getuigen van de Zoon (Joh.15:26). Een extreme kritiek op deze leer ontaarde in een vorm van Tritheïsme (driegodenleer). Zie daarover de leer van Denysius van Alexandrië. De eerste die deze stelling ooit zou geleerd hebben is volgens de Kerkvader Irenaeus (Adv.Haeres 23) niemand minder dan Simon de Magiër uit Handelingen hoofdstuk acht.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
266
Tussen al die sektarische groepen groeide en bloeide er nog een andere: de gnostici. Eén deskundige op dat gebied zegt: “Het gnostische trauma van de eerste nachristelijke eeuwen gaat dieper dan dat van de vervolgingen. Je zou kunnen zeggen dat de Gnostiek de Kerk volgde als een schaduw; de Kerk heeft haar nooit overwonnen gezien haar invloed te diep was” Kurt Rudolph, ‘The nature and History of Gnosticism’, Harper and Row, 1987, blz.368.
Wat leren de vroege Kerkvaders! Wat leert Ignatius [? - † ca.110] Ignatius was bisschop van Antiochië en stierf rond het jaar 109 na Chr. De WT was vergeten hem te noemen in de brochure ‘Moet u…’ In deel 2 van hun anti-Drie-eenheid reeks, ‘Hebben de Apostolische Vaders de Drieëenheidsleer onderwezen?’, in ‘DE WACHTTOREN’ van 1 februari 1992 geeft de WT het volgende te kennen over Ignatius: “Ignatius toont aan dat de Zoon als persoon niet eeuwig was maar geschapen werd, want hij laat de Zoon zeggen: “De Heer [de Almachtige God] heeft Mij, het begin van Zijn wegen, geschapen.” 12 Insgelijks zei Ignatius: “Er is één God van het universum, de Vader van Christus, ‘uit wie alle dingen zijn’; en één Heer Jezus Christus, onze Heer, ‘door wie alle dingen zijn’.” 13 Ook schrijft hij: “De Heilige Geest spreekt geen dingen uit Zichzelf, maar die van Christus, (...) net als de Heer ook aan ons de dingen heeft bekendgemaakt die Hij van de Vader heeft ontvangen. Want, zegt Hij [de Zoon]: ‘het woord dat gij hoort is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij heeft gezonden’.”14 “Er is één God, die zich geopenbaard heeft door Jezus Christus, zijn Zoon, die zijn Woord is dat uit de stilte te voorschijn kwam en in elk opzicht welgevallig was aan hem [God] die Hem zond. (...) Jezus Christus was onderworpen aan de Vader.”15 En de verwijzing naar de voetnoten is als volgt: “12. The Ante-Nicene Fathers, Deel I, blz. 108. 13. Ibid., blz. 116. 14. Ibid., blz. 53. 15. The Apostolic Fathers, Deel 4, door Robert M. Grant, 1966, blz.63.” Maar volgens de bestaande teksten van Ignatius leert hij de zaken toch anders. Hij had, als leerling van de apostel Johannes, een sterk uitgesproken visie over de godheid van Jezus. “Ik loof Jezus Christus, de God die zoveel wijsheid over u heeft uitgestort” (‘Brief aan de Smyrnaneers’ 1). Dit is de lezing van de vertaling in de ‘Ante Nicene Fathers’ serie van de Kerkvaders. Maar A. F. J. Klijn geeft het als volgt: “Ik loof Jezus Christus, die u zoveel wijsheid schonk.” Er zijn dus blijkbaar varianten in de manuscripten. “Er is één arts, vleselijk en geestelijk, geboren en ongeboren, God in het vlees gekomen, in de dood waarachtig levend, zowel van Maria als van God afkomstig, (…), Jezus Christus onze Heer” (‘Brief aan de Ephesiërs’, 7, vertaling A. F. J. Klijn, wij onderstrepen). “Ignatius (…) de gemeente die geliefd is en verlicht door de wil die alles heeft gewild wat is, in overeenstemming met het geloof en de liefde van Jezus Christus, onze God” (‘Brief aan de Romeinen’, 1, vertaling A. F. J. Klijn, wij onderstrepen).
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
267
We geven u hieronder enkele onvertaalde uittreksels van de Kerkvader Ignatius in de Engelse vertaling van Kirsopp Lake (Kirsopp Lake, trans., The Apostolic Fathers, Loeb Classical Library, Harvard University Press, reprint 1965). Ignatius to the Ephesians i, greeting – “Jesus Christ our God” Ignatius to the Ephesians i.1 – “ (…) by the blood of God” Ignatius to the Ephesians vii.2 – “ (…) who is God in man...” Ignatius to the Ephesians xvii.2 – “ (…) received knowledge of God, that is, Jesus Christ” Ignatius to the Ephesians xviii.2 – “For our God, Jesus the Christ, (…)” Ignatius to the Ephesians xix.3 – “ (…) for God was manifest as man” Ignatius to the Magnesians xi.1 – “ (…) Christ, who was from eternity with the Father (…)” Ignatius to the Magnesians xiii.2 – “Jesus Christ was subject to the Father.” Ignatius to the Trallians vii.1 – “ (…) from God, from Jesus Christ...” Ignatius to the Romans, greeting – “Jesus Christ, our God” Ignatius to the Romans iii.3 – “ (…) Our God, Jesus Christ” Ignatius to the Romans vi.3 – “ (…) suffer me to follow the example of the Passion of my God” Ignatius to the Smyrneans i.i – “Jesus Christ, the God” Ignatius to Polycarp viii.3 – “ (…) our God, Jesus Christ.” Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen zijn zondermeer niet oprecht in verband met wat Ignatius in werkelijkheid leerde. We geven nog eens de ‘Brief aan de Ephesiërs’, 7, (vertaling A. F. J. Klijn, wij onderstrepen): “Er is één arts, vleselijk en geestelijk, geboren en ONGEBOREN, God in het vlees gekomen, in de dood waarachtig levend, zowel van Maria als van God afkomstig, (…), Jezus Christus onze Heer.” Hallo, mensen van de WT; Hij is als God een ONGEBOREN wezen, in het Grieks “agennetos.” Een duiddelijker wood was er niet. Hij was iemand die leefde rond het jaar 100 na Chr., méér dan tweehonderd jaar vóór Nicea. Daarom nog een: Hij is als God een ONGEBOREN wezen. En we wijzen ook nog op iemand van diezelfde periode namelijk, Clemens van Rome, bisschop van Rome tot aan zijn dood in 101 na Chr. Hij zegt in zijn eerste brief: “Want zowaar God leeft en de Heer Jezus Christus leeft en de Heilige Geest (…) hij wordt geplaatst en gerekend onder het getal van hen die door Jezus Christus gered worden” (vertaling A. F. J. Klijn). Dus een verwijzing naar de drie-eenheid, vóórdat de naam ervoor gebruikt werd. Wat leert Justinus [100 - 165]
In ‘Moet U…’ (blz.7) zeggen mensen van de WT dat volgens Justinus (stierf 165 na Christus), Christus is: “een geschapen engel ‘die verschilt van de God die alle dingen gemaakt heeft’.” Dat zegt deze schrijver hoegenaamd niet. Hij leert echter het volgende: “voortgebracht vóór alle schepping” (‘Dialoog’, 129). “eerstgeboren van God” (‘1e Apologie’, 46) . “eerst voortgebrachte uit God” (‘1e Apologie’, 58). In het ganse debat met de Jood Trypho, wordt “scheppen” met betrekking tot Jezus éénmaal gebruikt maar het zijn dan de woorden van de Jood Trypho die de godheid van Jezus niet aanneemt (‘Dialoog’, 64).
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
268
Men moet volgens Justinus het “voortbrengen” van Jezus verstaan als het licht dat ons bereikt van de zon (‘Dialoog’, 128). Dat licht heeft dezelfde eigenschappen als de zon. Wanneer de zon licht “voortbrengt” dan wordt die zon niet aangetast in haar zon-zijn. Zo ook wanneer God de Zoon “voortbrengt”. Of anders nog, hij die een “Woord” spreekt is niet zonder “Woord” nadien. Wanneer Justinus dan eens de formule gebruikt “tweede God” dan is het een terminologie om aan Trypho, die Jood is, uit te leggen dat de Logos evenals de God van het Oude Testament ook God is. Zie ‘Dialoog met Trypho’ 8,56,58,60,128, waarin Justinus aanwijst dat in het Oude Testament teksten te vinden zijn waar er over twee goden gesproken wordt. Voor Justinus is Jezus van dezelfde “aard” als de Vader. Hij leert dus dat de Logos géén geschapen engel is maar: “Het Woord van God is zelf God” (‘1e Apologie’, 63). “Christus wordt zowel God als Heer der Heirscharen genoemd” (‘Dialoog’, 36). “ En bovendien, in de diapsalm van de vierenzestigste Psalm, staat met betrekking tot Christus: ‘God ging omhoog met een roep, de Heer met het geluid van een bazuin” (‘Dialoog’, 37). “Hij (Christus) (…) verdiend het aanbeden te worden als God en als Christus” (‘Dialoog’, 63) Heb.1:8 wordt op Christus toegepast (‘Dialoog’, 56). “sommige schrifturen (uit het OT) bewijzen dat Christus zou lijden en aanbeden worden en God genoemd (…)” (‘Dialoog’, 68). “Ik heb dan in zijn volheid bewezen dat Christus God is” (‘Dialoog’, 124). “Zowel Hem, als de Zoon (…) en de profetische Geest, aanbidden we en eren we” (‘1ste Apologie’, 6). De enige onduidelijkheid bij Justinus is deze: je krijgt bij hem wel eens de indruk dat er een “tijd” was dat de Logos er niet was. Het gaat wellicht om een voor ons moderne mensen niet al te begrijpelijke terminologie. Gezien hij nooit twijfelt aan de godheid van de Logos kan zijn opmerking geen probleem zijn om hem als een goede trinitarische Kerkvader te beschouwen. In zijn dialoog met de Jood Trypho geeft Justinus duidelijke beschrijvingen van de godheid van Christus - zowel in het OT als het NT - in een absolute betekenis. Zie ‘Trypho’ par.55,56,59,6164,66,74-78. Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen liegen over wat Justinus werkelijk leert. Deze Kerkvader zegt NIET dat Christus een geschapen engel is maar de Schepper van alle engelen. Merkt u dat verschil. Wanneer we hem “engel” noemen dan is het zoals uit de term “Engel des HEEREN” want die term beschrijft de Christus vóórdat hij mens is geworden. Een formule die Gods handelen met Israël beschrijft. Justinus geeft Hem de titel van: “vleesgeworden God” in zijn ‘Andere Fragmenten, 10’. Wanneer hij het verhaal van de strijd van Jacob beschrijft met de Engel des HEEREN zegt hij in dat verband dat deze is: “engel en God en Heer” (Dialoog met Trypho, 58). Neen, de Wachttoren is niet oprecht! Een tijdgenoot van Justinus, Diognetus schreef niet zoveel (óf, er is weinig van hem overgebleven) maar zei in een ‘Brief aan Mathetes’ par.7 dat Christus gezonden is als: “Koning, God, mens en redder.” En Mathetes zelf schreef aan ‘Diognetus’ dat het Woord er was; “van het begin” en dat Hij die van de eeuwigheid was nu “de Zoon” genoemd wordt. Wat leert Ireneus [ca.130 - 202]
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
269
In ‘Moet U…’, blz.7 staat dat deze Kerkvader leert dat Jezus ondergeschikt is aan God. Hij zou geleerd hebben: “dat Jezus niet gelijk is aan de ‘Ene ware en enige God’.” Dit is opnieuw een onderdeel van de waarheid. Ireneus citeert Joh.1:1 en zegt: “dat wat uit God gekomen is, is God” (‘Tegen de Ketterijen’, I, hoofdstuk 8, par.5.) “Christus Jezus is onze Heer, en God, en Redder en Koning” (‘Tegen de Ketterijen’, I, hoofdstuk 10, par.1). “De Zoon, eeuwig medebestaande met de Vader, van ouds, ja van het begin (…)” (‘Tegen de Ketterijen’, II, hoofdstuk 30, par.9.). “God dan is mens geworden (…)” (‘Tegen de Ketterijen’, III, hoofdstuk 21, par.1.). “Daarom is Christus zelf, samen met de Vader, de God van de levenden die tot Mozes sprak (…)” (‘Tegen de Ketterijen’, IV, hoofdstuk 5, par.2.). “Om deze reden spraken ze met Christus wanneer Hij tegenwoordig was (op aarde) en ze noemden Hem God” (‘Tegen de Ketterijen’, IV, hoofdstuk 6, par.6.) enz…. Ireneus zegt sprekende over de Vader het volgende: “Hij de Schepper, Hij is Heer over alles, en er is niemand buiten Hem, of over Hem, Hij heeft ook geen moeder zoals men Hem valselijk toeschrijft en evenmin is er een tweede God zoals Marcion het bedacht.” (‘Contra de Ketterijen’, Boek II, hoofdstuk 30, par.9). Dat is duidelijke taal, er is niemand bij de Vader die ook nog God of een “tweede God” genoemd kan worden. Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen liegen over wat Ireneus in werkelijkheid zegt. Wat leert Clemens van Alexandrië [ca.150 -215] Volgens ‘Moet u …’ (blz.7) heeft deze Kerkvader, die stierf in 215 na Chr., van Jezus gezegd dat Hij: “direct onder de enige almachtige Vader komt” maar niet aan hem gelijk is. Clemens zegt dat, maar u moet dat lezen in zijn verband; gedurende de menswording is de Zoon ondergeschikt aan de Vader, dat zeggen alle goede leerlingen die de Drie-eenheid aannemen. Maar Clemens zegt méér dan dat. “Het Goddelijke Woord, Hij die werkelijk een manifestatie is van de Godheid” (‘Exhortatio’, 10) “Het Woord zelf (…) de Zoon van God die in wezen dezelfde substantie heeft met de Vader, is eeuwig en ongeschapen” (‘Fragmenten’, deel 1, par.3). “Nu, gij mijn kinderen, onze Onderwijzer is als Zijn Vader, God, Hij is Zijn Zoon (…) God in de vorm van een man” (‘Onderwijzingen’, boek I, hoofdstuk 2). “Zijn Zoon Jezus, het Woord van God is onze Onderwijzer (…) Hij is God en Schepper” (‘Onderwijzingen’, boek I, hoofdstuk 11). Hij gebruikt de uitdrukking: “Heilige Drie-eenheid” in zijn ‘Stromata’, V, 14. G. Stafford gaat Clemens van Alexandrië gebruiken in een andere zin door te zeggen dat toen “protoktistos” werd gebruikt dooe enkele Kerkvaders, het feitelijk gebruikt is met betrekking tot Christus: “met weinig tot geen aanwijsbaar verschil in betekenis met “eerstgeborene”“ (Jehovah’s Witnesses Defended, tweede uitgave, blz.213,214). Men geeft als bewijs wat Clemens van Alexandrië schreef. Deze Kerkvader leefde van 153-217 (?) na Chr. en was één van de eersten die de term “eerst-geschapene” (protoktistos) met betrekking tot Jezus gebruikte. John Patrick zegt in zijn boek ‘Clement of Alexandria’: “Clemens identificeert het Woord herhaaldelijk als de Wijsheid van God, en toch verwijst hij naar Wijsheid als de eerst-
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
270
geschapene door God; terwijl hij in andere passages de titel “Eerst-geschapene,” en in een ander “Eniggeboren” aan het Woord geeft. Maar dit lijkt meer een taalkundige dan een leerstellige zaak te zijn. Later is er een duidelijk onderscheid geschapen tussen “eerst-geschapene” en “eerstgeborene” of “enig-geboren” (Edinburgh: William Blackwood and Sons, 1914, blz.103,104). Gezien onze opmerkingen hierboven klopt dat natuurlijk niet. Clemens van Alexandrië is een kind van zijn tijd en wil aan de hand van termen die de Grieken begrijpen uitleggen wat de relatie is tussen schepper/schepsel en de Vader/ de Zoon. Deze term had hij nodig om aan de heidenen uit zijn dagen uit te leggen wat de verhouding was van de Vader en de Zoon. Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen leren niet alles over wat Clemens in werkelijkheid zegt. Wat leert Tertullianus [160-230] In ‘Moet u …’ blz.7 is deze Kerkvader die stierf rond 230 na Chr. géén trinitariër. Hij zou namelijk leren, er is: “een tijd geweest dat de Zoon niet bestond.” En het klopt, dat heeft hij gezegd. Maar wat wil het zeggen! We moeten ons daarover bevragen. Want andere teksten van hem zeggen duidelijk niets tegen de leer van de Drie-eenheid, integendeel. “Gans de Schrift geeft een duidelijk bewijs van de Drie-eenheid (…)” (‘Contra Praxeas’, 11). “God sprak in het meervoud, laat ons de mens maken in ons beeld (…) Hij was tezelfdertijd Vader, Zoon en Heilige Geest” (‘Contra Praxeas’, 12). “Dat er dan twee Goden zijn en twee Heren, is iets dat uit onze mond niet komt: maar het is niet onwaar te zeggen de Vader is God, en de Zoon is God en de Heilige Geest is God en zij zijn elk God” (‘Contra Praxeas’, 13). “Er is nooit een engel nedergedaald met het doel gekruisigd te worden, de dood te smaken en op te staan uit de dood” (‘Over het vlees van Christus’, 6). Bisschop Kaye schrijft in zijn inleiding op het werk van Tertullianus (‘Ante Nicene Fathers’, deel 3, p.1181) dat deze Kerkvader dacht dat: “de Rede en de Geest van God als substantie van het Woord en Zoon, zijn evengelijk eeuwig met God.” En op p.1182: “Hij (Tertullianus) geloofde in werkelijkheid dat de echte hypostase die het Woord en de Zoon van God genoemd wordt, eeuwig is.” Slotopmerking: Jehovah’s Getuigen liegen over wat Tertullianus werkelijk zegt. Wat leert Hippolytus [ca.170 -235]
Van Hippolytus die stierf rond 235 na Chr. zegt men in ‘Moet u …’ (blz.7) dat deze Kerkvader over Christus zou spreken als over een “geschapen voormenselijke” iemand. Je kunt dat slechts zeggen over de mensgeworden Christus. Over zijn vóórbestaan zegt Hippolytus echter ook nog dit: “Hij (God), alléén bestaande had een bestaan in pluraliteit” (‘Tegen Noëtus’, deel 10) “Laat ons dan dít geloven waarde broeders, volgens de overlevering der apostelen, dat God het Woord uit de hemel nederdaalde (…) Hij dan die in de wereld werd voortgebracht, was geopenbaard als God in een lichaam, voortkomend als een volmaakt mens” (‘Tegen Noëtus’, deel 17) “Want Christus is de God die boven allen staat” (‘Verwerping van alle Ketterijen’, X, par.30)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
271
Hippolytus zei over de menswording (niet vertaald): “For as the only begotten Word of God, being God of God, emptied Himself, according to the Scriptures, humbling Himself of His own will to that which He was not before, and took unto Himself this vile flesh, and appeared in the “form of a servant,” and “became obedient to God the Father, even unto death,” so hereafter He is said to be “highly exalted;” and as if well-nigh. He had it not by reason of His humanity, and as if it were in the way of grace, He “receives the name which is above every name,” according to the word of the blessed Paul. But the matter, in truth, was not a “giving,” as for the first time, of what He had not by nature; far otherwise. But rather we must understand a return and restoration to that which existed in Him at the beginning, essentially and inseparably. And it is for this reason that, when He had assumed, by divine arrangement, the lowly estate of humanity, He said, “Father, glorify me with the glory which I had,” etc. For He who was co-existent with His Father before all time, and before the foundation of the world, always had the glory proper to Godhead.” (Hippolytus, [Part I.-Exegetical], Fragments from Commentaries on Various Books of Scripture, in ANF, vol. 5). Slotopmerking: De WT liegt over wat Hippolytus in werkelijkheid leert. Wat leert Origenes [185-254] De verwijzingen die de WT doet in de brochure ‘Moet u…’ over deze auteur zijn min of meer correct. Dat: “de Vader en de Zoon twee substanties zijn.” Wie zijn biografie zal nagaan merkt dat deze Kerkvader toch een buitenbeentje is. Maar hij is volgens bijvoorbeeld E. Fortman (zie bibliografie) een gelovige in de Drie-eenheid. En daarom volgende citaten: “Wij aanbidden één God, de Vader en de Zoon” (‘Contra Celsus’, Boek VIII, sectie 12).. “Hoewel Hij God was, nam Hij vlees aan, en mens geworden blijft Hij wat Hij was, God” (‘De Principis, Inleiding 3,4). “We houden niet vast aan wat de ketters geloven, dat de Zoon is voortgebracht uit niet-bestaande materies, dat wil zeggen iets buiten Hem (God) zodat er een tijd was dat Hij (de Zoon) niet zou bestaan hebben” (‘De Principis’, V, sectie 28). “Want deze begrippen “wanneer” en “nooit” zijn termen met een tijdelijke betekenis, terwijl wat er van de Vader, Zoon en Heilige Geest gezegd wordt, begrepen moet worden als het overschrijden van alle tijdsbegrippen, begrippen over eeuwen en alle eeuwigheidbegrippen. Het is immers slechts de Drie-eenheid die in alle betekenissen van het woord de begrippen van “tijdelijkheid” en zelfs “eeuwigheid” verre te boven gaat. Want inderdaad, alle andere dingen met uitzondering van de Drie-eenheid moeten gerekend worden bij de “tijden” of de “eeuwen” (De Principis 4.4.1). Slotopmerking: De WT leert haar volgelingen niet het ganse verhaal van Origenes. En Novatianus een tijdgenoot van Origenes bewijst in zijn boek over de Drie-eenheid genoeg over het onderwerp. Origenes leefde van 184 tot 254 na Chr. Een opmerking Er zijn onder de uitspraken van de Kerkvaders soms eens geheimzinnige dingen en op het eerste zicht onbijbelse verklaringen. We geven er twee als voorbeeld. Clemens Alexandrinus
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
272
spreekt in zijn Stromata V, xiv en VI, vii over Christus als “geschapen vóór alle dingen” en gebruikt daar het Griekse “protoktistes” dat in de Schrift NOOIT is terug te vinden. En vervolgens gebruikt Tatianus (Orat. V) de uitdrukking “eerstgeboren werk van God”, het Griekse “ergon prototokon.” Ook dit is géén Bijbelse uitdrukking. Maar deze schrijvers die in andere opzichten zéér trinitarisch klinken, kunnen zich dus niet zondermeer uitgesproken hebben voor een Logos die geschapen is en die in tijd gerekend er ééns niet was. Bekijken we de beide teksten nader dan zien we dat ze begrepen moeten worden vanuit Col.1:16, waar staat dat “IN HEM” (Christus) werd geschapen. Dit zou kunnen betekenen dat “IN HEM” (door de godheid), alle plans van de schepping der dingen werden overgedragen en ten uitvoer gebracht. We weten namelijk uit het OT dat God ALLEEN de hemelen uitstrekte (Job 9:7,8 / Jes.44:24). Er was niemand anders bij betrokken en er was dus vooraf géén Middelaar geschapen tussen Schepper en schepsel. Het is duidelijk dat vanuit de geschreven Torah niemand betrokken is bij de schepping dan God Jes.43:6,7 / 43:20,21. Hij is de bron van de schepping, Hij schiep tot Zijn glorie en deed het ALLEEN. Maar in het NT is dat Grieks begrip “dia” = “door” in het Nederlands ook van de Zoon gezegd. Vergelijk dan Rom.11:36 met Heb.2:10 en Col.1:16,17. En 1 Cor.8:6 verwijst ook naar dit “door.” Zodat we moeten leren dat de schepping er is “dia” = “door” de Vader en de Zoon. Andere teksten spreken dan ook nog van de Heilige Geest maar zijn hier niet aan de orde. Gregorius Thaumaturgos een leerling van Origenes schreef rond 265 na Chr. onder andere dit in zijn ‘Ekthesis tes pisteos’: “Er is dus niets geschapen en niets ondergeschikt aan een ander in de Drie-eenheid; noch is er iets aan toegevoegd dat niet vroeger bestond en er later aan toegevoegd is, en daarom is de Vader nooit zonder de Zoon geweest, noch de Zoon zonder de Geest, en deze zelfde Drie-eenheid is onveranderlijk en niet te wijzigen in eeuwigheid” (P.G., X, 986 oude nummering). 12.2 ARIANISME Een latere uitloper van het Monarchianisme is het Arianisme vanaf het begin der 4 de eeuw. Ook hier is de Vader de alleenheerser, Christus de eerste schepping van de Vader en de Geest het eerste schepsel van de Zoon. In praktijk was het een tweegodendom daar ook de Zoon goddelijke aanbidding toekwam. Deze leer was op dat moment de meest subtiele perversie van het Christusbeeld. De gelijkenis ervan met de leer der Jehovah’s Getuigen is zeer frappant. Arius had niet gerekend met op de eerste plaats Alexander, de bisschop van Alexandrië, en als tweede diens diaken Athanasius een jonge man met grote redenaarstalenten en schriftkennis. In 321 na Chr. werd in Alexandrië een plaatselijke synode bijeengeroepen om de leer van Arius te onderzoeken. Deze werd veroordeeld voor ketterij en uit zijn ambt gezet. Arius had echter door zijn ascetisch aangelegde aard greep gekregen over enkele vooraanstaande mannen waaronder Eusebius die later een kerkgeschiedenis schreef. De strijd was door het synodebesluit niet opgelost. De ruzie bleef aanhouden zodanig dat keizer Constantijn tussenbeide kwam. Deze riep een algemene synoderaad bijeen te Nicea voor het jaar 325 na Chr., gehouden tussen 19 juni en 25 augustus, die later als het 1e Concilie naam kreeg. Het grote geschil was gelegen rond het woord “homo-ousios” (gelijk van wezen) of “homoI-ousios” (in overeenstemming met het wezen). Volgens de Arianen was Christus slechts in bepaalde opzichten in overeenstemming met het wezen (natuur) met de Vader. Dezen die Christus gelijk stelden met het wezen (natuur) van de Vader in alle opzichten (homo-
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
273
ousios) hadden als voornaamste woordvoerder de voornoemde Athanasius. In het synodebesluit werd dan ook de laatste term ingevoerd, beide tot ongenoegen van Arius en Athanasius. Arius weigerde de ondertekening van het besluit omdat het strijdig was met zijn idee over Christus. Athanasius was niet tevreden omdat deze naar zijn mening niet duidelijk genoeg was. De term “homo-ousios” was tijdens de synoden van Antiochië in de jaren 264-268 na Chr. namelijk veroordeeld als ketterij omdat Paulus van Samosata er de gedachte aan verbond van een onpersoonlijke gelijkheid. Athanasius zelf sprak daarom liever over; “de ongeschapene” wanneer het ging over het vóórmenselijke van de Christus. Christus is niet alleen gelijk aan God maar tevens gelijk (wezensgelijk = homo-ousia) aan de mensen volgens de uitdrukking “en homoiomati anthropon” in Phil.2:8. Een ander sleutelwoord in de belijdenis van Nicea was “hypostasis.” Gebruikt in o.a. Heb.1:3 / 3:14 / 11:1 / 2 Cor.9:4 / 11:17. In de LXX zie: Lev.13:28 / Wijsheid 7:26 / 2 Macc.4:10. In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 mei 1976, blz.287 lezen we dat de term “homo-ousios” niet in de Schrift staat en louter gefilosofeer is. Mogen we er echter op wijzen dat een woord, ook al staat het niet in de Schrift, wel een gedachte kan omschrijven die Bijbels is. Ook de term “theocratie” staat niet in de Schrift maar toch gebruikt de WT de term, te pas en te onpas. Het is ook geen gedachte die overgenomen is van Plato zoals ze beweren (‘Ontwaakt!’ van 22 dec.1976, blz.25). Men mag niet vergeten dat Paulus zegt in zijn prediking Jood te zijn voor de Jood en Griek voor de Griek. M.a.w. men moet zich in woordgebruik aanpassen aan zijn toehoorders. Hoeveel Griekse en Latijnse woorden gebruiken we niet in onze alledaagse taal zonder ook maar volgeling van Plato te zijn. (Zie bijvoorbeeld: A. Sizoo, ‘Ook U spreekt Grieks en Latijn’, Kok, 1961.) Het belang van Nicea in de universele Kerk is deze die beschreven is in ‘Het ene geloof’ – een boek over de geloofsbelijdenis van Nicea – uitgeverij De Horstink, Zoetermeer, 1995. Op blz.13 lezen we: “De belijdenis van Nicea werd vastgesteld tijdens een concilie en is door haar wijdverspreide aanvaarding geworden tot het oecumenische symbool van de geloofseenheid van de kerk. Al in 1927 heeft de commissie Geloof en Kerkorde in Lausanne deze functie van de belijdenis van Nicea als oecumenisch symbool erkend. Terwijl de zogenoemde apostolische belijdenis (…), die uit Rome afkomstig is, alleen in het christelijke Westen wordt aanvaard en gebruikt, verbindt de belijdenis van Nicea alle delen van de christelijke kerk, zowel in het Oosten als het Westen.” Een minpunt in dat alles is de rol van Keizer Constantijn; die in 325 nog catechisant was, bijna géén Grieks kende, weinig inzicht had in de theologie en zich opwierp als Pontifex op deze synode omdat hij rust wou in de maar aanhoudende ruzie onder zijn onderdanen. Maar, dat hij deelnam aan de debatten toont toch dat hij ook bezorgd was met wat er op theologisch gebied omging in zijn rijk. En wellicht bezorgd voor een burgeroorlog want het waren woelige tijden en verhitte debatten. Even voor de duidelijkheid: een standaardwerk over de periode van Constantijn geeft een ander beeld van de keizer: hij was geen trinitarier en geen echte promotor van de drie-eenheid. Twee citaten voor elke opmerking.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
274
“Wellicht met dit in het achterhoofd, beraamde hij (Constantijn) een route naar de Perzische grens vol met niet-essentiële stops, waaronder een overstap naar het Heilig Land, waar hij hoopte gedoopt te worden in de Jordaan. In plaats daarvan, slechts 80 kilometer ver in zijn reis werd de keizer dodelijk ziek in Nicomedia, WAAR HIJ DE DOOP ONTVANGEN HEEFT UIT DE HANDEN VAN DE ARIAANSE BISSCHOP EUSEBIUS. Hij stierf kort daarna in een villa van de voorstad met de naam Achyron, op 22 mei 337.” THE AGE OF CONSTANTINE, Noel Lenski, Cambridge Collections Online © Cambridge University Press, 2007, blz.81,82 “Meer dan dat, uit de brief blijkt dat ten minste EEN TIENTAL JAREN NA ZIJN PERSOONLIJKE BETROKKENHEID bij het christendom, Constantijn dit nog steeds voorstelde als een geloof, dat “een verenigd oordeel in verwijzing naar God” zou kunnen produceren ZONDER TE STRUIKELEN OVER ZULKE TRIVIALE ZAKEN ALS DE AARD VAN CHRISTUS EN DE DRIE-EENHEID. Zijn eigen prioriteiten zijn duidelijk afgebakend: IN HET OPENBAAR, ALLES WAT NODIG ZOU ZIJN, WAS HET GELOOF IN EEN MONOTHEÏSTISCHE GODDELIJKE VOORZIENIGHEID die de gids is van menselijke aangelegenheden; alle nader te bepalen voorschriften, voorwaarden of definities ZIJN PRIVE-ZAKEN DIE NIET IN DE PUBLIEKE SFEER MOGEN WORDEN GEBRACHT. Samen met een erkenning van de nauwe persoonlijke banden tussen de Goddelijke Voorzienigheid en de keizer, en van de goddelijke steun aan de keizer en zijn dynastie, was dit geloof zowel noodzakelijk als voldoende is om het welzijn van het rijk te verzekeren.” Idem blz.124,125 Een kerkhistoricus wijst erop dat het Arianisme uiteindelijk van Jezus een half-god gemaakt heeft. González Justo zegt het volgende en geeft het aan als de belangrijkste reden van het falen van het Arianisme: “Je kan in de innerlijke struktuur van het Arianisme één van de oorzaken vinden van zijn falen. Het Arianisme zou als volgt geïnterpreteerd kunnen worden, het is een poging om in het christendom wezens te introduceren die alhoewel geen God zijn in absolute zin, god zijn in een relatieve betekenis. Het algemeen christelijk geweten reageerde zeer sterk tegen dit beperkt verstaan van de godheid van de Redder, telkenmale de Arianen het voorstelden in zijn extreme vorm (…) BOVENDIEN was de Ariaanse gedachte een heidens christendom, wanneer ze invoerden, een schepsel te aanbidden dat zelf niet goddelijk was. Het is niet minder heidens en zeker ten koste van de godheid van Christus wanneer heiligen aanbeden worden op een wijze zoals half-goden in de oudheid aanbeden werden” (‘A history of Christian thought’, deel 1, Harper Collins Publications, 1984, blz.297). 12.3 NÁ NICEA Arius en zijn leerlingen werden verbannen. De zege voor de homo-ousianen was echter van korte duur. Constantius, de zoon van Constantijn, een gematigde Ariaan liet in Arles (353) en Milaan (355) synodale besluiten afvaardigen waardoor de andere partij in de ban kwam. Een zeer mooie Nederlandse vertaling van Athanasius door C. J. De Vogel, ‘De redevoeringen tegen de Arianen’ is in 1948 uitgegeven bij Het Spectrum. Een Engelse vertaling is te verkrijgen bij Eerdmans als Writings and Letters of Athanasius, deel 4 van de Nicene-Fathers.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
275
Idem ook Peabody, Hendrickson, 1994. Het blijft nog steeds een moeilijk te lezen meesterwerk. Moeilijk omdat er teveel van ons verwacht wordt over de betekenis van bepaalde - voor die tijd belangrijke Griekse woorden en begrippen. Hulp o.a. in: Athanasius, On the Incarnation, Trans. & ed. by a religious of C.S.M.V, St. Vladimir’s Seminary Press, 1996. Kiefer J. E., Athanasius, Bishop of Alexandria, Theologian, Doctor, The Society for Archbishop Justus, Lts., 1997), http://justus.anglican.org/resources/bio/152.htm; Internet. Stead C., Doctrines and Philosophy in Early Christianity: Arius, Athanasius, Augustine, Ashgate Publishing Limited, 2000. De ganse wereld was nu ná Milaan overgegaan tot de leer van Arius, op papier althans. Maar niet voor lang. De Arianen, door onderlinge strijd verdeeld over een nieuwe partij, de semi Arianen of Macedoniërs, waren gedoemd. Rond 355 kwamen er stemmen op die beweerden dat de Zoon in alle opzichten ongelijk was aan het wezen van de Vader de “anomoios”. Deze strijd zwakte de Arianen af. Dan komt de nieuwe keizer, Julianus de afvallige, aan het bewind die beide partijen op gelijke voet zet. Echter met de bijbedoeling Arianen en Niceanen hun strijd onderling voort te laten zetten zodanig dat hijzelf er als overwinnaar zou uitkomen. En zo kan hij de heidense OUDE Romeinse religie opnieuw herstellen. Athanasius wordt teruggeroepen uit ballingschap en herstelt de orde tot ongenoegen van de keizer die hem onmiddellijk terug in ballingschap laat gaan. De onenigheid gaat verder tot Theodosius I een nieuwe oecumenische synoderaad bijeenbrengt. In 381 vergaderde het tweede oecumenische concilie te Constantinopel en geeft een bevestiging van wat op Nicea besloten was: Christus is gelijk aan God. De Arianen zijn op de terugtocht en houden alleen nog stand bij bepaalde Gotenstammen in Gallië. Een evaluatie formulerend van de Arianen zegt P.T. Forsyth: “Het Ariaanse stadium is er een dat nog steeds diegenen fascineert die het laagste extreem hebben verworpen, zonder echter het hoogste bereikt te hebben, dezen die het geloof verloren hebben of nooit een historische visie gehad hebben en los staan van de kerk en haar werk” (‘The person and place of Jesus Christ’, Hodder and Stoughton, 1909 blz.76). Het Wachttorengenootschap citeert regelmatig uit de ‘New Schaff-Herzog Encyclopedia of Religious Knowledge’, daar waar het past in hun leer. Ze vergeten te verwijzen naar een mooi artikel van Dr. Philip Schaff waar we dit voor u uit vertaalden: “Anderzijds werd het Arianisme weerlegd door bijbelse gegevens, die rechtstreeks en onrechtstreeks de godheid van Christus leren en ook zijn wezenlijke gelijkheid met de Vader. De gedachte van een geschapen Schepper die bestond vóór het ontstaan van de wereld, maar die zelf geschapen was werd gezien als een innerlijke tegenstrijdigheid en was onaanvaardbaar. Er is géén middelaar tussen de schepping en de Schepper; ook geen tijd vóór de wereld er was, gezien tijd op zichzelf een deel is van de schepping of de vorm van successievelijk bestaan; ook kan de onveranderlijkheid van de Vader, waar de Arianen zo de nadruk op legden, aangehouden worden behalve dan op grond van een eeuwig Vaderschap, dat dan natuurlijk het eeuwig Zoonschap bewijst.” Zie het prachtige artikel van Dr. Schaff in deze Encyclopedia onder ‘Arianism’. U kunt dit vinden op Internet. De ketterij verplaatst zich nu van de persoon van Christus naar de persoon van de Geest. Eigenlijk was deze strijd al met Arius begonnen, die de Geest als een schepping zag van de Zoon.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
276
Dit gaf ná Nicea ontstaan aan de Macedoniërs (hun leider Macedonius was bisschop van Constantinopel van 342-360). In de Semi-Ariaanse leer was de Geest geen God, zodoende kwam Hem géén goddelijke eer toe. Aan de persoonlijkheid van de Geest werd meestal niet getwijfeld zoals thans Jehovah’s Getuigen doen. (Tertullianus sprak in zijn tijd, circa 180 na Chr. al over de Geest als een persoon volgens Adv.Praxean hoofdstuk 9). In 362 na Chr. werd op de synode van Alexandrië de leer van de Macedoniërs verworpen waarna nog eens te Constantinopel (381 na Chr.). Over de strijd voor de Drie-eenheid in de 5 de eeuw schreef T. E. Gregory, ‘Vox Popoli’. Een boek over de strijd van wie God is en wie Christus is en hoe men in Oosterse kringen op de markten en op de straten openlijk debatteerde over die zaken. Het boek verscheen bij de Ohio State University Press in 1979. Voor de visie van Jehovah’s Getuigen over de Ariaanse controversie. Zie naar o.a. ‘Ontwaakt!’ van 8 mei 1973 van blz.16-20 / ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1957, blz.7-9. In dit alles zijn ze niet oprecht en zeer misleidend. Zo ook in de bespreking van de Kerkvaders vóór Nicea. In ‘DE WACHTTOREN’ van 1 jan.1957, blz.22 (zie ook ‘DE WACHTTOREN’ van 15 feb.1979, blz.14) geeft men op deze éne bladzijde citaten van Clemens Romanus, Justinus, Ireneaus, Tertullianus, Origenes, Hippolytus en Lactantius, die het bewijs zouden leveren dat al dezen géén trinitariërs waren. Dat is een leugen van de ergste soort. De gegeven aanhalingen zijn eenzijdig, meestal ingekorte versies en verdraaien de werkelijkheid. Elke oprechte studie van de kerkvaders kan van het tegendeel getuigen. Zie naar o.a. ‘The triune God’ van Edmond Fortman, Hutchinson 1972. In dit verband willen we ook wijzen op twee punten. De WT zegt dat het slechts met Nicea was dat de godheid van Christus geproclameerd werd. Maar hoe verklaren ze dan de teksten van kerkvaders die Christus God noemen? Zo al vanaf Clemens Romanus en Ignatius van Antiochië? Dat was circa 100 à 120 na Chr., zie punt12:2. Als tweede punt een historische rechtzetting; Jehovah’s Getuigen zeggen dat Constantijn de Grote de trinitariërs bevooroordeelde, wat niet waar is gezien hijzelf semi-Ariaan was en door een semi-Ariaan, Eusebius van Nicomedia, gedoopt werd. 12.4 ÉÉN NATUUR Nu bleef er slechts één strijdpunt: Is Christus één natuur in één persoon of twee naturen in één persoon? Want zo redeneerde men, de godheid van Christus (Logos) is zó groot dat bij Zijn menswording de menselijke natuur in de goddelijke volledig opgeslorpt is. Maar waar blijft dan het menselijke van Christus? Alleen in een menselijk lichaam? Het extreme van deze leer zoals gepredikt door Eutychus (378 na Chr. tot 454 na Chr.) ging zover in zijn verklaring dat het menselijke lichaam van Christus niet hetzelfde was als het lichaam van de gewone mens. In feite dus een andere vorm van docetisme. Deze éénnaturenleer (monofysitisme) werd veroordeeld op het 4de algemeen concilie van Chalcedon in 451 na Chr.. Op datzelfde concilie kwam ook de andere leer aan bod die men het Nestorianisme noemt. (Volgens vele deskundigen is de naam Nestorius hier verkeerd aan verbonden.) Deze zou de leer overgenomen hebben van Theodorus van Mopseustia (350 na Chr. tot 428 na Chr.) die erop neerkomt dat bij de menswording de Logos als het ware twee naturen in twee personen is. Volgens de analogie dat man en vrouw één vlees worden. Terecht is ook dit bij Chalcedon verworpen.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
277
Eén kleine opmerking i.v.m. de Reformatie is hier gewenst. Volgens de Lutherse leer is namelijk sprake van een werkelijke overgang van de ene natuur in de andere, een mededeling van eigenschappen. Een “communicatio idiomatum” zoals het met een Latijnse uitdrukking weergegeven wordt. In de Gereformeerd Calvijnse theologie is dit niet het geval want het eindige kan het oneindige niet bevatten. Persoonlijk voel ik meer voor dit laatste, zonder het eerste als onschriftuurlijk te bestempelen. Of moeten we het mysterie oplossen? “Si comprehendis, non est Deus” (‘Wanneer ge het echt begrijpt, dan is het God niet’) heeft een Kerkvader eens zeer terecht gezegd. Gezien we toch nog eens naar het begrip mysterie verwijzen ook nog dit. Jehovah’s Getuigen hebben enkele malen toegegeven dat God een mysterie is. Hier een verwijzing naar hun publicatie ‘Aid to Bible Understanding, blz.665’:”The true God is infinite and beyond the mind of man fully to fathom.” Hoewel verstandelijk niet te begrijpen volgt uit het schriftbewijs toch dat Christus tezelfdertijd God en Mens is in één persoon. Zo geeft Phil.2:6,7 te kennen dat Christus die in de gedaante Gods was de menselijke gedaante aannam. Dit verklaren als een volledig vernietigen van de godheid van Christus zoals Jehovah’s Getuigen leren is niet lezen wat er staat. De menswording is niet een verandering van natuur: het is het aannemen van de menselijke natuur aan de goddelijke. Anders gezegd: de Logos bleef wat Hij was en nam aan wat Hij niet was. Aan de eeuwige goddelijke natuur werd in tijd en ruimte (bij de geboorte) de menselijke natuur gevoegd. Dit verenigen was zonder vermenging of verandering zodanig dat elke natuur werkzaam is. De Logos is vlees geworden, en leidt tot de manifestatie in vlees van de Eeuwige (Joh.1:14 / 1 Tim.3:16). Over de conciliaire, dogmatische en filosofische beschouwingen willen we het niet hebben. Maar wat is eigenlijk een dogma? Het is op zichzelf een Bijbels woord voor een reeks zaken: o.a. keizerlijke of koninklijke edicten (Luc.2:1,2 / Hand.17:7 / Heb.11:23, bepalingen van de Joodse wet (Eph.2:15 / Col.2:14) of de besluiten van het apostelconvent (Hand.16:4). In deze laatste betekenis kán de kerk dus een dogma overgeven aan haar leden om er naar te leren en te leven. Theologische uitspraken die in de plaats van Bijbelse terminologie verkozen wordt kan echter een soort beeldendienst van woorden worden. Dat de kerkvaders in unanimiteit hetzelfde dachten zoals het bovenstaande volgt uit de degelijke studies in dit verband gemaakt door P. Henry in het artikel ‘Kenose’ van de ‘Supplement du Dictionaire de la Bible’, deel 5 Col.7-161. Zie ook de artikelen van Pierre Grelot in ‘Nouvelle Revue Theologique’, jaargang 103 (N° 9 en 10) blz.897-922 / 1009-1026). En hier een lijstje van de meest gekende anti-trinitarieërs; Francis David (1510-1579), Michaël Servetus (1511-1553), Lelio Francesco Maria Sozini (1525-1562), Fausto Paolo Sozini (Socianus, 1539-1604), John Milton (1608-1674), John Biddle (1615-1662), John Locke (1632-1704), Thomas Emlyn (16631741), Theophilus Lindsey (1723-1808), Joseph Priestly (1733-1804), and William Ellery Channing (1780-1842). [Een opmerking over de dood van Servetus, nadat iemand ons hierover interpeleerde. Dit citaat geeft weer hoe we het dienen in te schatten. We citeren: Calvin: A Guide for the Perplexed – Paul Helm, T&T Clark, 2008.
“We hebben de nadruk gelegd op een aantal plaatsen van gevaar van anachronisme bij de inschatting van Calvijn en zijn invloed. Het is ook hier een gevaar. Beoordeeld door latere normen
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
278
van grotere tolerantie is de Servetus-affaire monsterlijk. Vanuit dit latere standpunt, is Calvijn veroordelen een zeer eenvoudige zaak. We kunnen gerust zeggen, dat vanuit de puzzel, de overheid niet consequent had gehandeld, maar ze hielden, met volledige ondersteuning van Calvijn, de standpunten die ze in de eerste plaats hadden. Maar in dit waren ook zij kinderen van hun tijd. Om het te begrijpen in de setting van Calvijn van die tijd is hij niet te verontschuldigen. Hij is veroordeeld, gemeten aan zijn eigen normen en waarden. Hij die van oordeel was dat de natuurlijke kennis van God ons allemaal gemaakt had is niet zomaar te verontschuldigen of goed te praten bij de handhaving van de doodstraf van Servetus gezien de geopenbaarde kennis van God in Jezus Christus. Maar de tijden zijn veranderd. In 1678 was de sceptisch ingestelde calvinistische Pierre Bayle in staat om te schrijven: ‘De bestraffing van Servetus, en van een zeer klein aantal daarnaast van dezelfde stempel, dwaalt in de meest fundamentele punten van de christelijke religie, is deze dag als een afschuwelijke zwarte plek op de eerdere dagen van de Reformatie, de trieste en de bedroevende overblijfselen van het pausdom.’ ” - blz.131] De kritiek der laatste jaren tegen de terminologie van Nicea (en Chalcedon) is naar onze mening niet gegrond. Het begrip “wezen” (uit Heb.1:3) omvat wel niet in zijn geheel het Latijnse “persona” (persoon), een opmerking die Augustinus, in de 5 de eeuw, al gemaakt heeft. We hoeven ons ook niet in zijn geheel blind te staren op dat éne woord. Luther schreef terecht dat we om de leer der Drie-eenheid op een juiste manier uit te drukken “nieuwe tongen” zouden dienen te hebben. (Zie o.a. ‘La trinité chrétienne’ van B. de Margerie S.J., Beachesne, 1975, blz.137,138n,182-186 een Rooms Katholiek theoloog die dit toegeeft.) Laat ons niet vergeten dat elk concilie zich kritisch uitliet tegenover allerhande dwaalleer. De herderlijke functie van synodeverklaringen, kan en mag men niet negeren (DNTT deel 2, blz.505-508). En wellicht is het beeld van St Patrick die Ierland bekeerde toch nog zo slecht niet. De Drie-eenheid is volgens hem als een klaverblad van drie. Het is één in zijn opzicht maar ook drie in zijn details. 12.5 DE GOD, DE MENS Dat Christus waarachtig Mens is, zal voor een Jehovah Getuige geen probleem zijn. Dit willen we ook niet nog eens nader verklaren. Was de Heer bij dit alles ook nog God? Wel degelijk. Hoe zou Johannes anders kunnen schrijven: “In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen (…) Hij was in de wereld en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen (…) Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd (…) uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade”. Joh.1:4,10,11,14,17. En dat Woord was met God in den beginne en dat Woord was God (Joh.1:1). Het is het Woord, deze God, die vlees geworden is. Hij kwam tot zijn geschapen wereld maar deze heeft Hem niet gekend, ja niet willen herkennen. Hij, God, kwam tot de zijnen, zijn volk Israël sinds Abraham uitverkoren onder de volkeren, en dezen weigerden Hem aan te nemen. Dat is nu precies de situatie waarin Jehovah’s Getuigen door de leer van hun leiders beland zijn. Ze weigeren thans, evenals toen de Joden, dat Woord te herkennen te eren en te beminnen als
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
279
de God van de wereld en Israël. Hij is in alle aspecten “beeld” en “evenbeeld” van de Vader (Col. 1:15 / Heb.1:1-3). Jehovah’s Getuigen willen in hun publicaties laten doorschemeren dat de Heer beeld van God “geworden” is. Zijn mensheid zou bijvoorbeeld geworden zijn of Zijn menselijke afkomst uit David (Joh.1:14 / Rom.1:3). Maar dan lezen ze niet wat er staat. Er wordt gezegd “is” het beeld van God, nooit “is geworden” of “gemaakt tot”. Dat beeld-zijn is een eeuwige Godsrelatie van Vader/Zoon. Met betrekking tot de godheid van Christus wordt er nooit gezegd dat ze toegevoegd is aan zijn persoon. In tegenstelling is de menselijkheid van Christus “geworden” en toegevoegd. Ook in zijn vernederde staat als de God-Mens heeft Hij alle macht (Mat.11:27 / Joh.5:19). Is Hij niet onze redder en vergever van zonden (Joh.3:18 / 5:24 / 8:11)? In werk en leer wekt Hij de verbazing van zijn omstanders (Marc.1:22,27 / 2:12 / 3:22 / 6:1-6 / 10:32). Is Hij om deze reden alleen al niet God (Marc.2:7)? Zijn wij niet voorbijgegaan aan de woorden van Het Woord die sprak: “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven, OPDAT ALLEN DE ZOON EREN GELIJK ZIJ DE VADER EREN.” (Joh.5:22,23). Schrijft Johannes niet: “Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader.” (1 Joh.2:23). Geeft de Heer niet het bevel aan Zijn volgelingen: “Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij”? (Joh.14:1). Een gewoon mens spreekt toch niet op die manier! Maken we niet een grove fout met Christus zo maar te rubriceren onder de mensen? Hij is in woord en daad véél meer dan Mens. Hij moet tezelfdertijd ook God zijn. Ofwel een grote bedrieger en een leugenaar. De Heer is daarom niet zomaar een door God gezonden mens zoals de leer der Ebionieten was en thans Jehovah’s Getuigen. Hij is ook niet slechts een schepsel maar Heer over allen. En God te prijzen in eeuwigheid. De Monarchianen, de Arianen en Jehovah’s Getuigen dwalen niet alleen met betrekking tot de voormenselijke Christus maar falen ook in het begrijpen van zijn menselijkheid en latere verheerlijking. Wat is dat; dè menswording? Het is niet het volledige opgeven of vernietigen van de goddelijke eigenschappen in Christus. Die blijft Hij in zijn persoon behouden in een latente toestand en blijven ter beschikking van zijn goddelijke natuur. Christus is dus zowel unipersoonlijk (één persoon) als omnipersoonlijk (tezelfdertijd waarachtig God en waarachtig mens). Wat zijn Godheid betreft eeuwig, wat zijn mensheid betreft een schepsel. Een mensheid die bij de opstanding en verhoging tot superieure positie is gesteld t.o.v. andere mensen. In zijn uniciteit omvat de Heer dan ook het zichtbare en onzichtbare. Al vanaf Ignatius spreekt men over Christus als; “onze God, Jezus de Christus” en “God openbaarde zich in de gelijkenis van een mens” (theou anthroopinoos phaneroumenou) (‘Ignatius aan de Ephesiërs’ 17,18). In zijn ‘De Trinitate’ IV.2 komt Hilarius van Poitiers dan tot
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
280
de slotsom dat de zonde der Joden die Christus verwierpen kleiner is dan deze der Arianen die zijn Godheid loochenen. Dat wil dan ook zeggen dat op het eerste zicht totaal tegenstrijdige dingen over Christus kunnen gezegd worden: Hij stierf als mens en toch is Hijzelf het eeuwige leven (Marc.15:37-39 / Heb.2:9). Hij geeft zijn leven om het terug op te nemen (Joh.10:17,18 / Phil.2:8). Hij is moede maar vraagt alle vermoeiden tot Hem te komen (Mat.6:34 / Luc.9:23). Hij heeft dorst maar is zelf het water des levens ( Joh.4:7 / Joh.4:13,14). Hij is de man van smarten maar geneest elke smart (Mat.27:46 / Heb.5:7,8). Hij groeit op als kind maar is zelf van eeuwigheid (Luc.2:40 / Joh.1:14,18). Hij bidt tot de Vader maar verhoort zelf gebeden (Mat.26:36 / Joh.14:13 / 15:7,16). Hij wordt verzocht in de woestijn maar zonder resultaat (Mat.4:1-11 / Marc.1:13). Hij heeft als mens een begrensde kennis maar is zelf de wijsheid Gods (Marc.13:32 / 1 Cor.1:25). Hij roept aan het kruis: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten. Op datzelfde moment is God bezig in Christus (de mens) de wereld met zichzelf te verzoenen (Marc.10:45 / 2 Cor.5:19 / Eph.5:2 ). Zodat onze aanbidding zowel aan de Vader als aan de Zoon toekomt. GRIEKS WOORD PIPTO
EULOGIA DOXA SOPHIA TIME DUNAMIS KRATOS ISCHUS
GEBRUIKT VOOR DE VADER Opb.4:10 / 7:11
GEBRUIKT VOOR JEZUS Opb.5:8
Opb.5:13 / 7:12 Opb.5:12,13 Opb.4:9,11 / 5:13 / Opb.5:12,13 7:12 Opb.7:12 Opb.5:12 Opb.4:9,11 / 5:13 / Opb.5:12,13 7:12 Opb.4:11 / 7:12 Opb.5:12 Opb.5:13 Opb.5:13 Opb.7:12 Opb.5:12
SV77
vielen voor Hem
NBG
dankzegging heerlijkheid
zullen zich nederwerpen voor Hem dankzegging de heerlijkheid
en wijsheid de eer
en de wijsheid de eer
de kracht en de kracht en sterkte
de macht en de kracht en de sterkte
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 AXIOS LAMBANO PLOUTOS EUCHARISTIA
Opb.4:11 Opb. 4:11 (Rom.11:33) Opb.4:9 / 7:12
Opb.5:12 Opb.5:12 Opb.5:12 (Col.2:6,7)
zijt waardig te ontvangen de rijkdom de dankzegging
281 is waardig te ontvangen de rijkdom de lof
12.6 BEPERKTE MENSELIJKE NATUUR: Wist HJ HET, OF NIET? U vraagt als lezer wellicht wat uitleg over Marcus 13:32: “Maar van die dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in de hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader” (volgens de SV77). Wanneer dat zonder verdere uitleg gelezen wordt krijg je toch de indruk dat Jezus géén God kan zijn! Er is al jaren een strijd aan de gang over deze schriftuurplaats. Twee onverzoenbare verklaringen botsen gewoon tegen elkaar: Christus weet alles en is God en Schepper of Hij weet sommige dingen niet en is een schepsel? Toen de Logos (Het Woord uit Joh.1:1,14) zichzelf ontledigde bij de menswording, heeft hij de gestalte van een dienst-knecht aangenomen. Dat wil echter niet zeggen dat Zijn gestalte Gods (=godheid) toen is opgehouden te bestaan. Het Griekse werkwoord “huparchoon” in Phil.2:6 geeft te kennen dat wanneer de Heer de gestalte van een mens aanneemt, zijn eerste toestand (=godheid) niet heeft vernietigd. De menswording van de Logos is zondermeer een “godsopenbaring” (1 Tim.3:16). Niet alleen in 1 Tim.3:16 is de incarnatie een “manifestatie” genoemd, ook 1 Pet.1:20 / 1 Joh.3:5,8 gebruiken het woord in dezelfde betekenis. Verder is dit ook nog weergegeven door het begrip “verschijning” in 2 Tim.1:10 / Titus 3:4. God openbaarde zich in menselijk vlees. De gedaante van God wordt NIET opgeslorpt in een gedaante van een mens. De Bijbel leert de gelijkheid van de Zoon met de Vader: Colossenzen 2:9 / Johannes 20:28 / Titus 2:13 / 2 Petrus 1:1 / Johannes 1:18. Hij is identiek aan YaHWeH. Een vergelijking van Johannes 6:39-41 met Jesaja 6 leert dat wanneer de profeet Jesaja in de tempel, YaHWeH “ziet”, hij in werkelijkheid Jezus “zag.” Hebreeën 1:10-12 met Psalm 102:25-27 vergelijken leert dat YaHWeH de schepper is = Christus de schepper is. De voetnota van het vers Marcus 13:32, in de Statenvertaling leest terecht als volgt: “Namelijk naar Zijn menselijke natuur en in den staat Zijner nederigheid, want naar Zijn godheid weet Hij alle dingen, Joh.21:17, en na Zijne verhoging is Hem het boek der voorzienigheid Gods, met zeven zegelen verzegeld, nader geopend, Openb.5:5,7,9.” Bekijken we eens wat Kerkvaders hierover zeggen. Toen aan het begin van de 4de eeuw een zekere Arius beweerde dat Jezus van Nazaret niet eeuwig kon zijn, niet Almachtig kon zijn maar slechts medeschepper was van de Vader was de reactie van sommigen zeer heftig. Athanasius (295-373), één van de kerkvaders, schreef een prachtige verdediging van de absolute godheid van Jezus tegen Arius en zijn volgelingen. In dit, ook nu nog belangrijk werk, maakt hij een uitvoerige uitleg van die tekst Marcus 13:32. (Op Internet staat een Engelse versie.) Hij zegt bijvoorbeeld dit: “Hij maakte deze en andere verklaringen als mens omdat hij vleselijk was. Want dit hoort niet tot de onvolmaaktheid van het Woord, maar tot de menselijke natuur (…) Het is bovendien een onderdeel van de liefde van de Redder voor de mensen; want sinds Hij mens is geworden schaamde hij zich niet vanwege het vlees te zeggen; ‘Ik weet het niet’, zodat Hij ook mag aantonen God te zijn. Het is slechts een onkunde naar het vlees.”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
282
Want, zegt hij verder: “Hij die de Vader kent in alles moet toch kennis hebben van wat de Vader weet” (Mat.11:27)! Wanneer alles wat de Vader heeft het Zijne is (Joh.16:15 / 17:10) moet daar toch ook de kennis van alles toe gerekend worden! Wanneer de Zoon in de Vader is en de Vader in de Zoon (Joh.14:10,11) dan moet de goddelijke Zoon alles weten! Zo gaat Athanasius nog enkele andere zaken opmerken; wanneer Jezus vraagt “waar is Lazarus begraven” of tegen zijn moeder zegt “Mijn uur is nog niet gekomen” dan is het duidelijk dat Zijn menselijke natuur aan de orde is. Jezus, de Heer, moet zowel een goddelijke als een menselijke natuur hebben. Anders zouden deze verklaringen tegenstrijdig zijn, wat niet het geval is. Marcus 13:32 gaat uit van de menselijke onwetendheid. Een ander Kerkvader zei dit over de tekst. Ambrosius van Milaan (339-397) heeft een zeer kritische aantekening bij dit vers gemaakt, maar eigenlijk hoefde dat niet. Hij zegt onder andere: “Vooraf dit, alle oude Griekse manuscripten hebben niet die woorden ‘noch de Zoon.’ We hoeven ons daar niet over te verwonderen. Men heeft getracht de Schrift te vervalsen en dit is één van die teksten. De reden daartoe ligt voor de hand en daarom ontmaskeren we die godslastering.” (Ambrose, Exposition on the Christian Faith, in Nicene and Post-Nicene Fathers of the Christian Church, ed. P. Schaff and H. Wace, second series, 10: hoofdstuk 16, par.192,308.) Maar we weten niet naar welke manuscripten Ambrosius verwijst, die zijn verloren gegaan indien ze er ooit geweest zijn. Maar vanuit zijn overtuiging heeft het begrip “Zoon” een dubbele betekenis; een goddelijke en een menselijke. Hij besluit daaruit dat de Zoon evenals de Vader de dag van het einde kent. Ambrosius zegt dat de mens Jezus dat niet kenbaar wil maken. Nu de uitleg van Luther bij deze tekst! Martin Luther heeft vooral in zijn debat tegen Schwenkfeld aandacht besteed aan dit vers uit het evangelie van Marcus. Volgens Schwenkfeld was Jezus niet de Schepper maar zondermeer een schepsel. Dit is één van Luther’s pikante opmerkingen: “Argument: God kent alle dingen. Christus kent niet alle dingen. Dan is Christus God niet. Ik bewijs dat vanuit Marcus waar Christus zegt de dag van het einde niet te kennen. Antwoord: De oplossing is dat Christus hier spreekt naar zijn menselijke natuur zoals Hij ook zegt ‘Alle dingen zijn Mij door de Vader gegeven’. Hij spreekt meerdere malen over zichzelf als God en enkele malen gewoon als mens. De Vader laat niet toe dat de menselijke natuur de goddelijke eigenschappen draagt ondanks de vereniging. En toch spreekt Hij van zichzelf als God zeggende ‘De Zoon zal gekruisigd worden.’ Gekruisigd worden is een zaak van de menselijke natuur, maar omdat er twee naturen in één vermengd zijn kan het ook van beide naturen spreken. Anderzijds ‘Wie geloofd in de Zoon heeft eeuwig leven.’ Daar spreekt Hij van de goddelijke natuur. Maar ook ‘Zij kruisigden de Heer der Heerlijkheid’ en dat gaat over een eigenschap van het menselijke.” (Martin Luther, De Disputatie over de goddelijkheid en menselijkheid van Christus, 27 februari, 1540, uit WA 39/2, 92-121) Luther geeft op die manier te kennen dat sinds de menswording van de Logos er het nietgebruiken is opgetreden van alle goddelijke eigenschappen. Hij wijst daarvoor op Phillippenzen hoofdstuk twee. “Hij (Paulus) zegt dat Christus zichzelf ontledigde van Zijn goddelijke gestalte, Hij gebruikte zijn goddelijke macht niet, noch Zijn almacht maar hield ze in toom wanneer Hij moest lijden. De Christus verborg Zijn goddelijjke eigenschappen tijdens zijn mens-zijn-opaarde.” (In een Preek over Psalm 8:5 in LW,12,127.)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
283
Ken je de echte uitleg die het Wachttorengenootschap geeft bij deze tekst? Jezus zou op aarde slechts een mens zijn en géén goddelijke eigenschappen bezitten. Jehovah’s Getuigen kunnen een beeld dat Christus God en mens is in één persoon niet begrijpen, omdat er voor hen geen echte menswording was van de Zoon. Dit Bijbelgedeelte is te pas en te onpas voor hen het bewijs dat Christus niet God kan zijn. Ze zien niet in dat Christus zich door het gebruik der woorden alleen al distantieert van zowel de mensen, de engelen en de Vader (“noch mensen, noch engelen, noch de Zoon, dan de Vader”). De menselijke natuur die werd aangenomen bovenop de goddelijke, blijft dan ook beperkt. Die kan groeien in wijsheid (Luc.2:52) en onkundig zijn van een zaak. Daarom kan ook Christus bij een bepaalde gelegenheid zeggen (tussen haakjes ook de enige maal) dat van de dag en uur van het einde der wereld niemand iets afweet, noch de engelen in de hemel, noch de Zoon, dan de Vader (Marc.13:32). Bezien we die zaak echter eens vanuit een andere hoek! Hij is niet alleen maar mens, niet alleen maar engel maar de Zoon onderscheiden van de Vader (zoals in Gal.1:1 / Luc.12:8,9). Christus is hoger dan de engelen in positie. Indien anders, dan zou Hij die engelen nooit “Zijn engelen” genoemd kunnen hebben (Mat.13:41 / 24:31). Hij is schepper van de engelen en ze moeten Hem aanbidden (Ps.148:2 / Col.1:16 / Heb.1:6). Als de geïncarneerde staat Hij nog boven allen (Joh.3:31) zowel mensen als engelen (waaronder ook de demonen volgens Marc.1:25 / 3:12). Wanneer Hij zegt in Marcus 13:32, “noch de Zoon”, wijst dit op zijn zoonschap sinds de menswording zoals Calvijn het zo nadrukkelijk zegt in zijn commentaar en Institutie, deel II hfst.14. Jehovah’s Getuigen kunnen met deze tekst bovendien ook niet wegcijferen dat Christus niets afwist van de toekomst, de tekst op zichzelf is trouwens het slot van een toekomstprofetie. Het profeet-zijn van Christus is ook niet gelijk te stellen als dat van een gewone profeet. Jezus is de vervulling van Gods belofte aan Mozes (en op die wijze aan alle Joden) dat er een profeet komt naar wie moet geluisterd worden als ware het God zelf (Deut.18:18,19 / Hand.3:22-26). De Heer zegt van zichzelf méér te zijn dan Jona of Salomo (Mat.12:41,42). Johannes de Doper, die Hij de grootste profeet noemt, was volgens diens woorden niet goed genoeg om Zijn schoenriem los te maken (Mat.11:9 / Luc.7:26 / Joh.1:27). Het woord gesproken door deze Profeet bij uitstek is zo waardevol dat hoewel hemel en aarde zullen voorbijgaan Zijn woorden vervuld zullen worden (Mat.24:35). Christus is de hoogste instantie! Als “profeet” spreekt Christus niet uit zichzelf. Hijzelf typeert Zijn zending in de volgende woorden: “de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet” Joh.12:49 (ook Joh.14:22,23). Het eigen gebruik van Zijn goddelijke eigenschappen, waaronder alwetendheid, heeft de Logos bij de menswording aan banden gelegd. In deze situatie (als mens) laat Hij zich geheel over aan de leiding van Zijn hemelse Vader. Dit is één reden waarom Christus de dag en uur van het einde niet bekend maakt. Of mogen we ook die zaak bekijken vanuit de “accomodatio”, de Heer past zich aan onze normen aan zoals God vroeger in het OT heeft gedaan. YaHWeH is; “bedroefd” (Gen.6:5,6 / 1 Sam.15:10 / Ezech.22:29-31), “verrast” (Jes.5:3-7 / Jer.3:6,7;19,20), zelfs “onwetend” (Jer.7:3 /19:5). Soms gaat Hij vragen stellen aan enkelingen of zijn volk alsof Hij iets niet weet: Num.14:11 / Hos.8:5.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
284
Een ander argument zoekt de Wachttoren ze in een citaat van M. Werner (zonder enige verwijzing maar voorzeker uit zijn ‘The formation of Christian dogma’, Black {of Harper}, 1957) die schreef dat zij die in de absolute godheid van Jezus geloofden volkomen hulpeloos waren met de tekst Marcus 13:32. Daarom zouden de vroege Christenen er toe zijn overgegaan dit gedeelte vierkant te ontkennen (volgens ‘Ontwaakt!’ van 22 juli 1968, blz.8). Dit is niet alleen een pertinente leugen maar geeft tevens een grove onkunde te kennen met betrekking tot de Kerkvaders. Hoe M. Werner (zelf dogmenhistoricus) zoiets kan schrijven is ons een raadsel. Het klopt niet met de feiten, zelfs niet met een oppervlakkige lezing van die Vaders. Maar dat de WT dit zo maar als evangelie overneemt gaat ons wel aan. Het antwoord is simpel. Ga naar een nationale of theologische gespecialiseerde bibliotheek. Vraag Jules Lebreton deel 1 van de ‘Histoire du dogme de la trinitée’ en lees appendix C (blz.559-590 in de uitgave van 1927). Daar treft u (met de Griekse of de Latijnse tekst erbij) bewijs genoeg aan, dat de Kerkvaders deze schriftuurplaats niet zomaar in de doofpot stopten. En hoewel er meerdere uitleggingen gegeven zijn (zoals hierboven aangegeven), de kern van de zaak blijft bij wat we het beschreven hebben. Jezus, de mens, mag of kan de tijd van het einde niet kenbaar maken. Dat zou mensen tot verkeerde beslissingen aanzetten in hun leven en niet tot doelstellingen leiden tot de eer van God. Het christelijke geloof zegt dat Jezus zowel God als mens is. Een andere naam voor redding dan deze van Jezus is er in de ganse wereld niet (Hand.4:12). Indien we Hem als redder verwerpen blijft er niets over (Heb.2:3). Men is zolang in de duisternis totdat men, evenals Paulus uitroept: “ook te sterven voor de naam van de Heer Jezus” (Hand.21:13). Maar indien ik dát beweer dan verondersteld het ook dat ik de absolute godheid aanneem van de Christus. Het is niet alleen absurd te willen sterven voor een volmaakt mens of een god in de betekenis van zovele vijanden van de leer dat Jezus slechts schepsel is. Je hebt dan geen enkele garantie dat Gods belofte van eeuwig leven aan jou, ooit in vervulling zal gaan. Maar geen nood. Alle dingen die de Vader heeft behoren de Zoon toe en deze geeft de stellige belofte: “en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven” (Joh.10:28 / 16:15). Christus is de hoeksteen van het christelijke gebouw. Neem je Hem niet aan zoals Hij werkelijk is dan kom je dat gebouw eenvoudigweg niet binnen. (Deze artikelen gaan in op de tekst Marcus13:32; Carl H. F., Only the Father Knows: Historical and Evangelical Responses to Jesus’ Eschatological Ignorance in Mark 13:32, Journal of Biblical Studies, vol. 1, no. 3, July-Sept. 2001. Chong E. K. P., On Jesus’ Eschatological Ignorance, Edwin K. P. Chong, © 2003. Op Internet. Udd K. J., Only the Father Knows: A Response to Harold F. Carl, Journal of Biblical Studies, vol. 1, no. 4, October-December 2001.) Christus solidair met mensen En de tweede reden is dat de Heer uit zichzelf dat tijdstip wil geheimhouden. In zijn solidariteit met ons wist Christus duidelijk dat een dergelijke openbaring alleen maar schadelijk zou zijn. En geconditioneerd door zijn menszijn zegt Christus geen kennis te hebben van wat de Vader weet. De terechtwijzing van de Heer tegenover zijn discipelen dat het hun niet toekomt dat tijdstip te kennen mag ook niet uit het oog verloren worden (Hand.1:7). Gods heilplan mag niet doordrongen worden van mensen en ook de Christus weigert het gebruik van zijn goddelijke natuur tot revelatie van zulk een zaak. Het openbaren van zó iets had niets te maken met de reden
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
285
van Zijn komst, de redding van het mensengeslacht. Maar ook later wil Christus een dergelijke openbaring niet prijsgeven. Wat God voor ons wil geheimhouden zal altijd wel zijn reden hebben (Deut.29:29 / 1 Cor.13:9). In ‘Ontwaakt!’ van 8 aug. 1976, blz.22 zegt de WT: “Soms gaf hij (Jezus) blijk van een bovenmenselijke kennis van personen en gebeurtenissen.” Niet alleen “soms” maar slechts tweemaal niet en dat maakt wél een verschil. (Zie o.a. Mat.21:2 / 24:2 / 26:34 / Marc.14:15 / Luc.5:6-9 / Joh.1:42-50 / 4:17,19,39 / 11:1.) (Enkele goede aantekeningen hierover in o.a. H. Bavinck, ‘Gereformeerde Dogmatiek’, deel 3, blz.340,341 en J.J. Müller, ‘Die Kenosisleer in die Kristologie sedert die Reformasie’, J. Muusses Purmerend, 1931, blz.167-169). Hilarius, kerkvader uit de 4de eeuw, bespreekt in zijn ‘De trinitate’ de mogelijkheid dat zelfs God bij tijden onkundig wil blijven van bepaalde aangelegenheden. Hij vraagt Adam in de Hof van Eden: “waar zijt gij?” en aan Kaïn: “waar is uw broeder?” God kent de zonden van Sodom en Gomorra maar daalt neer om te zien hoe het eigenlijk is (Gen.18:20,21). God zegt op zeker ogenblik te weten dat Abraham God vreest (Gen.22:12) maar wist dit al vroeger (Gen.15:6). Van Christus is gezegd dat Hij de werken der wetteloosheid niet kent (Mat.7:23) en vraagt de schriftgeleerden: “Waarom overlegt gij kwaad in uw hart?” (Mat.9:4). En toch blijft Hij diegene die “in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” (Col.2:2,3). Calvijn zegt over deze dingen: het is accomodatio = God past Zich in Zijn Openbaring aan aan wat mensen kunnen begrijpen. 12.7 GODS-GEHEIM Jehovah’s Getuigen vragen dan ook wel eens: Waarom heeft Christus zich dan nooit uitdrukkelijk God genoemd? Dit is eigenlijk een strikvraag. Naar onze mening heeft de Heer vele malen iets dergelijks gezegd hoewel in verhulde vorm. Hij zegt méér te zijn dan de sabbat, tempel, wet, mensen en engelen; dus God. Hij is de grote levensgever, rechter, vergever, oordeler: dus God. Hij is de weg, de waarheid, het leven, de opstanding, de genade, de waarheid, de Ik ben: dus God. Hij heeft een absolute macht over de wereld en de natuur, geneest, stilt de storm, loopt op het water, schept voedsel voor vijfduizend uit enkele broden en vissen: dus God. Maar wel verhuld evenals Hij zijn Messiaanse rol verhuld. Alleen niet op het einde van zijn loopbaan op Palmzondag en wanneer Hij vóór de hogepriester(s) staat. Maar tijdens zijn prediking wel. Hij verbiedt in de beginperiode van zijn optreden zelfs diegenen die Hem als Messias erkennen erover te spreken (Luc.4:41 / Mat.16:20). Om praktische redenen zei Jezus nooit God te zijn. Dat zou zijn dood betekenen op staande voet en Hij moest sterven op een welbepaalde dag. Dit kan je dan distileren uit de Bijbel bij de vraag: wie is God? A) Er is slechts één God: Deuteronomium 4:35, 6:4, 10:14 / Psalm 96:5, 97:9 / Jesaja 43:10 / 44:68 / 44:24 / 45:5,6 / 45:21-23 / 46:9 / 48:11,12 / Johannes 17:3 / 1 Timotheus 2:5 / Openbaring 1:8, (vergelijk met Hosea 13:4). In natuur is Hij géén mens maar geest: Hosea 11:9 / Numeri 23:19. B) God openbaard zich als drie personen: Vader, Zoon en Heilige Geest: Mattheus 3:16,17 / 11:27, 17:1-9, 27:46 / Johannes 1:18, 14:16,17. De pre-existentie van de Zoon: Colossenzen 1:13-17 / Hebreeën 1:2,3 / Johannes 1:1. C) Gelijkheid van de Zoon met de Vader: Colossenzen 2:9 / Johannes 20:28 / Titus 2:13 / 2 Petrus 1:1 / Johannes 1:18. Hij is identiek aan YaHWeH. Johannes 6:39-41 met Jesaja 6 vergelijken leert dat wanneer de profeet Jesaja YaHWeH “ziet” hij in werkelijkheid ook Jezus “zag.” Hebreeën
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
286
1:10-12 met Psalm 102:25-27 vergelijken leert dat YaHWeH de schepper is = Christus de schepper is.
Hier enkele afbeeldingen van de Drie-eenheid. Dat hoeft echter allemaal niet! Dat bewijst de Drie-eenheid niet maar is integendeeel een verkeerde aanpak.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
287
Benjamin Breckenridge Warfield die we zondermeer als één van onze persoonlijke geestelijke vaders zien schreef volgens zijn ‘The Works of B.B. Warfield’, 10 volumes, Baker Book House, 1929, deel 2 blz.133: “De term “Drie-eenheid” is geen Bijbelse term, en we gebruiken geen taal van de Bijbel als er wat wordt uitgedrukt om haar te definiëren als de leer dat er een enige en ware God: maar dat in de eenheid van de Godheid er drie personen zijn van eeuwigheid en gelijkwaardig, hetzelfde in wezen maar onderscheiden in sub-sistentie. Over een doctrine aldus gedefinieerd kan alleen worden gesproken als een Bijbelse leer, als het principe van de betekenis van de Schrift naar de Schrift is gegeven. De definitie van een Bijbelse leer in een dergelijke on-Bijbelse taal kan slechts worden gerechtvaardigd door het principe dat het beter is voor het behoud van de waarheid van de Schrift dan de woorden van de Schrift. De leer van de Drie-eenheid ligt in de Schrift in een vorm van een oplossing [bedoeld is een chemische oplossong zoals zout in water gb] en wanneer het wordt gekristalliseerd uit zijn oplosmiddel blijft het ook steeds de Schrift, maar alleen komt er een duidelijker beeld naar voor. Of, om te spreken zonder figuurlijk te zijn, de leer van de Drie-eenheid is aan ons gegeven in de Schrift: niet in een geformuleerde definitie, maar in fragmentarische toespelingen. Wanneer we de fragmenten van die citaten monteren in hun organisch geheel, gaan we niet aan de Schrift voorbij, maar gaan we wat grondiger in de betekenis van de Schrift invoeren. We mogen de staat van de leer, die door filosofische reflectie ontstaan is: in technische termen omzetten, zodat de verklaarde leer een echt Bijbelse doctrine is.” Zo hoor je het ook eens van een ander. Dit is een lijst van aanhangers van de unitarische dwaalleer, het merendeel van hen met basis in de Verenigde Staten van Amerika of het Verenigd Koninkrijk. American Unitarian Conference Arianism Bible Students Christadelphians Two by Twos (aka, The Truth; publish no doctrinal statements; classified as nontrinitarian by observers)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
288
Church of Christ, Scientist; that is, the Christian Science religion Church of God General Conference (Abrahamic Faith) Church of God (Seventh Day) Church of the Blessed Hope (also known as the Church of God of the Abrahamic Faith, but not part of “General Conference” Creation Seventh Day Adventist Church (Not to be confused with the Seventh-day Adventist Church) Doukhobors Friends of Man Jehovah's Witnesses Living Church of God Molokan Monarchianism Muggletonianism New Church Oneness Pentecostals Polish Brethren Quakers Shakers Socinianism Swedenborgianism The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints (LDS Church; also Mormon) The Way International Unification Church Unitarian Christians Iglesia ni Cristo True Jesus Church Members of the Church of God International United Church of God Unitarian Universalism Men gebruikt in de kringen van de unitaristen de tekst Epheziers 4:1-6 regelmatig, en tracht zo aan te tonen dat er maar 1 God is en er geen 3. Maar die argumentatie loopt mank wanneer we degelijk naar die tekst kijken. Dit zegt de Wachttoren over deze tekst: “18 Paulus sprak over „één God . . . die boven allen” is. Of, zoals Mozes het zei: „Jehovah, onze God, is één Jehovah” (Deut. 6:4). Die fundamentele waarheid is nooit veranderd. Ze vormt de sleutelfactor van christelijke eenheid. Er is één God en één aanvaardbare manier om hem te aanbidden, „met geest en waarheid” (Joh. 4:23, 24). De ’ene Heer’ is Jezus Christus, „het hoofd van het lichaam, de gemeente” (Kol. 1:18).” — Uit De Wachttoren van 1983, 15/12, blz.18. Positief is hier dat men van Jezus de “ene Heer” maakt. Maar in de praktijk van het dagelijks leven van die mensen van de Wachttoren komt dat niet zoveel naar voor. Dit is een unitaristen uitleg erbij: “Ten slotte zullen sommigen meteen doorbladeren naar Efeziërs 4:4-6, een gedeelte dat men vaak bestempelt als een formulering van de Drie-eenheid. Lees het aandachtig en eerlijk: “één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping,
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
289
één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is” (NBV). Deze verzen benoemen slechts “één” als God. Het is geen formulering van een drie-eenheid, maar in plaats daarvan hebben we hier zeven “enen”. Alleen die “ene God” is “boven allen” — en tot die allen behoren ook het “ene lichaam” van Christus, de “ene Geest” en de “ene Heer”. [Rode letters origineel.] Hier is de “ene Heer” niet Jezus. Uit http://www.nazarene-friends.org/articles/NE_Is%20God%20One%20or%20Three.php
Als illustratie: moeten we als hetzelfde met het begrip “evangelie” dat soms toegeschreven is aan de Vader, een andere maal aan de Zoon denken aan twee evangeliën verschillend van elkaar?? (Rom.1:1,9 / 15:16,19) Neen! Epheziers 4:1-6 in de HSV vertaling: “1 Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, 2 in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen, 3 en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: 4 één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, 5 één Heere, één geloof, één doop 6 één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.” In ons commentaar, grotendeels slechts Bijbelteksten uit de HSV, benadrukken we enkele zaken door ze in hoofdletters weer te geven. VERS 5: EEN HEER = GRIEKS EIS KURIOS. [Kurios = HEER in dit vers verwijst uiteraard naar Christus.] Hij is boven alles verheven, want Hij is Heer (Philippenzen 2:11). De redding van de mensheid is gebaseerd op de verklaring dat Christus Heer is (zie Romeinen 10:9,10). Toen Thomas de verrezen Jezus zag, riep hij Hem aan en beleid hem als Heer en God (Johannes 20:28). De apostel Paulus zegt zondermeer dat niemand Jezus als “Heer” kan noemen, tenzij de Heilige Geest die persoon dat inzicht gaf (1 Cor.12:3). Die identiteit van Jezus Christus met de Geest is het duidelijkst te zien in 2 Cor.3:17-18. De apostel Paulus begroet de gemeente in zijn brieven meestal in de naam van de Heer (Romeinen 1:7 / 1 Cor.1:3 / 2 Cor.1:3 / Philippenzen 1:2). Een concept dat het vaakst in het boek Philippenzen (Phil.2:1,19 / 3:1,9,14 / 4:4, 19) weergegeven luid: wij zijn “in de Heer”, en daar lig de bron van de kracht voor ons christelijk leven. Handelingen 2:36: “Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem TOT EEN HEERE EN CHRISTUS GEMAAKT heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt.” Handelingen 10:36: “Dit is het woord dat Hij gezonden heeft tot de Israëlieten, waardoor Hij vrede verkondigt door Jezus Christus; DEZE IS DE HEERE VAN ALLEN.” Romeinen 14:8,9: “8 Want als wij leven, leven wij voor de Heere en als wij sterven, sterven wij voor de Heere. OF WIJ DAN LEVEN OF STERVEN, WIJ ZIJN VAN DE HEERE. 9 Want met dit doel is Christus ook gestorven en opgestaan en weer levend geworden, dat Hij zowel over doden als levenden zou heersen.”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
290
1 Corinthiërs 1:2,13: “2 aan de gemeente van God die in Korinthe is, aan de geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen DIE DE NAAM VAN ONZE HEERE JEZUS CHRISTUS AANROEPEN, in elke plaats, zowel hun als onze Heere: 13 IS CHRISTUS VERDEELD? Is Paulus soms voor u gekruisigd? Of bent u in de naam van Paulus gedoopt?” 1 Corinthiërs 8:6: “toch is er voor ons maar ÉÉN GOD: DE VADER, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en ÉÉN HEERE: JEZUS CHRISTUS, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem.” [Het zou wel gortig zijn om te negeren dat we deze tekst aanhalen om te bewijzen dat er maar EEN is die we moeten geloven en aanbidden.] 1 Corinthiërs 10:4,9: “4 en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; EN DIE ROTS WAS CHRISTUS. 9 En laten wij Christus niet verzoeken, ZOALS OOK SOMMIGEN VAN HEN HEM VERZOCHT HEBBEN en door de slangen omgekomen zijn.” [De wolkkolom, de Engel des HEEREN, De God die werd verzocht in de woestijn door Israël: is deze die we nu kennen als Jezus.] Philippenzen 2:11: “en ELKE TONG ZOU BELIJDEN DAT JEZUS CHRISTUS DE HEERE IS, tot heerlijkheid van God de Vader.” Philippenzen 3:8: “Ja, beslist, ik beschouw ook alles als schade vanwege de voortreffelijkheid van de kennis van CHRISTUS JEZUS, MIJN HEERE, om Wie ik dat alles als schade ervaren heb. En ik beschouw het als vuiligheid, opdat ik Christus mag winnen.” ^^^^^^ VERS 5: EEN GELOOF = GRIEKS MIA PISTIS. [IN DEZE ZEVENVOUDIGE verklaringen van dit gedeelte is staat het geloof in JEZUS centraal. Men mag dit gedeelte gerust gebruiken om naar het geloof in Jezus te verwijzen. Het geloof dat hij redder is en centraal punt van het evangelie.] Eph.4:13: “totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte VAN DE VOLHEID VAN CHRISTUS,” 2 Cor.11:4: “Want als er iemand komt die EEN ANDERE JEZUS PREDIKT, DIE WIJ NIET GEPREDIKT HEBBEN, of als u een andere geest ontvangt dan die u ontvangen hebt, of een ander Evangelie, dat u niet aangenomen hebt, dan verdraagt u dat best.” Galaten 1:6,7: “6 Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie, terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en HET EVANGELIE VAN CHRISTUS WILLEN VERDRAAIEN.” Galaten 5:6: “IN CHRISTUS JEZUS heeft namelijk niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar het geloof, dat door de liefde werkzaam is.” Titus 1:1,4: “Paulus, een dienstknecht van God en een apostel van Jezus Christus, overeenkomstig het geloof van de uitverkorenen van God en de kennis van de waarheid, die in overeenstemming
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
291
met de godsvrucht is, … genade, barmhartigheid en vrede zij u van God de Vader en van de HEERE JEZUS CHRISTUS, ONZE ZALIGMAKER.” Hebreeën 13:6: “Daarom zeggen wij met goede moed: DE HEERE IS VOOR MIJ EEN HELPER en ik zal niet vrezen. Wat zal een mens mij doen?” Jacobus 2:1: “Mijn broeders, heb het geloof in ONZE HEERE JEZUS CHRISTUS, DE HEERE DER HEERLIJKHEID, zonder aanzien des persoons.” 2 Petrus 1:1: “Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof ontvangen hebben als wij, DOOR DE GERECHTIGHEID VAN ONZE GOD EN ZALIGMAKER, JEZUS CHRISTUS.” Judas 1:4,21: “Want er zijn sommige mensen binnengeslopen, die tot dit oordeel al lang tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in losbandigheid, en DIE DE ENIGE HEERSER, GOD EN ONZE HEERE JEZUS CHRISTUS, VERLOOCHENEN. … bewaar uzelf in de liefde van God en verwacht DE BARMHARTIGHEID VAN ONZE HEERE JEZUS CHRISTUS, tot het eeuwige leven.” ^^^^^^ VERS 5: EEN DOOP = GRIEKS BAPTISMA. [Er is 1 tekst spreekt over de doop in de ENE NAAM van de Vader, de Zoon en de Heilige geest, maar dan horen we alleen nog van doop in de Heilige Geest en in Jezus.] Matthéüs 28:19: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen DOPEND IN DE NAAM VAN DE VADER EN VAN DE ZOON EN VAN DE HEILIGE GEEST, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.” Romeinen 6:3,4: “3 OF WEET U NIET DAT WIJ ALLEN DIE IN CHRISTUS JEZUS GEDOOPT ZIJN, IN ZIJN DOOD GEDOOPT ZIJN? 4 Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.” 1 Corinthiërs 12:13: “Ook wij allen immers zijn DOOR ÉÉN GEEST TOT ÉÉN LICHAAM GEDOOPT, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest doordrenkt.” Galaten 3:26,27,28: “26 Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. 27 WANT U ALLEN DIE IN CHRISTUS GEDOOPT BENT, HEBT ZICH MET CHRISTUS BEKLEED. 28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.” Col.2:12: “U bent immers MET HEM BEGRAVEN IN DE DOOP, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
292
1 Petrus 3:21: “HET TEGENBEELD DAARVAN, DE DOOP, BEHOUDT NU OOK ONS. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus,” ^^^^^^ VERS 6: EEN GOD EN VADER VAN ALLEN = GRIEKS EIS THEOS KAI PATER PANTON. [dat word zowel van de Vader als de Zoon gezegd] Eph.6:23: “Vrede zij de broeders, en liefde met geloof, van GOD DE VADER en van de Heere Jezus Christus.”
Numeri 16:22: “ Maar zij wierpen zich met hun gezicht ter aarde en zeiden: O God! GOD VAN DE GEESTEN VAN ALLE VLEES! Als één man zondigt, zult U dan zeer toornig worden op heel de gemeenschap?” Jesaja 63:16: “Toch bent U onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet. U, HEERE, BENT ONZE VADER; onze Verlosser van oude tijden af is Uw Naam.” Maleachi 2:10: “HEBBEN WIJ NIET ALLEN ÉÉN VADER? HEEFT NIET ÉÉN GOD ONS GESCHAPEN? Waarom handelen wij dan trouweloos, eenieder tegen zijn broeder, door het verbond met onze vaderen te ontheiligen? ” Johannes 20:17: “Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar MIJN VADER EN UW VADER, EN NAAR MIJN GOD EN UW GOD.” 1 Corinthiërs 8:6: “toch is er voor ons maar ÉÉN GOD: DE VADER, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en ÉÉN HEERE: JEZUS CHRISTUS, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem.” 1 Corinthiërs 12: 4-6: “4 Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is DEZELFDE GEEST. 5 Er is verscheidenheid van bedieningen, en het is DEZELFDE HEERE. 6 Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is DEZELFDE GOD, Die alles in allen werkt.” Galaten 3:26-29: “26 Want u bent allen KINDEREN VAN GOD DOOR HET GELOOF IN CHRISTUS JEZUS. 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, HEBT ZICH MET CHRISTUS BEKLEED. 28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; WANT ALLEN BENT U ÉÉN IN CHRISTUS JEZUS. 29 En ALS U VAN CHRISTUS BENT, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
293
Galaten 4:3-7: “4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij DE AANNEMING TOT KINDEREN zouden ontvangen. 6 Nu, omdat u kinderen bent, HEEFT GOD DE GEEST VAN ZIJN ZOON UITGEZONDEN IN UW HARTEN, DIE ROEPT: ABBA, VADER! 7 Dus nu bent u geen slaaf meer, maar een zoon; en als u een zoon bent, dan bent u ook ERFGENAAM VAN GOD DOOR CHRISTUS.” 1 Johannes 3:1-3: “1 Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: DAT WIJ KINDEREN VAN GOD WORDEN GENOEMD. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. 2 Geliefden, NU ZIJN WIJ KINDEREN VAN GOD, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is. 3 En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is.” ^^^^^^ VERS 6: DIE BOVEN ALLEN IS = GRIEKS O EPI PANTON. [dat word zowel van de Vader als de Zoon gezegd] Eph.1:20,21: “20 die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten, 21 VER BOVEN ALLE OVERHEID EN MACHT EN KRACHT EN HEERSCHAPPIJ en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende.” Genesis 14:19: “En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door GOD, DE ALLERHOOGSTE, Die hemel en aarde bezit!”
1 Kronieken 29:11: “Van U, HEERE, is de grootheid, de macht, de luister, de kracht en de majesteit. Want alles wat in de hemel en op de aarde is, is van U. Van U, HEERE, is het Koninkrijk, en U HEBT ZICH VERHEVEN TOT EEN HOOFD BOVEN ALLES.” Psalm 95:3-5: “3 WANT DE HEERE IS EEN GROOT GOD, JA, EEN GROOT KONING BOVEN ALLE GODEN. 4 In Zijn hand zijn de diepste plaatsen van de aarde en de toppen van de bergen zijn van Hem. 5 Van Hem is ook de zee, want Híj heeft haar gemaakt, Zijn handen hebben het droge gevormd.” Jesaja 40:11-14,21,22,23: “12 Wie heeft de wateren met de holte van zijn hand opgemeten, of van de hemel met een span de maat genomen, of het stof van de aarde met een maatbeker gevat, of de bergen gewogen in een waag, of de heuvels op een weegschaal? 13 Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? 14 Met wie heeft Hij beraadslaagd dat hij Hem inzicht zou geven, Hem het pad van het recht zou leren, Hem kennis bij zou brengen of Hem de weg van veel verstand zou doen kennen? … 21 Weet u het niet? Hoort u het niet? Is het u vanaf het begin niet bekendgemaakt? Hebt u niet gelet op de fundamenten van de aarde? 22 Hij is het Die zetelt boven de omtrek van de aarde, waarvan de bewoners als sprinkhanen zijn. Hij is het Die de hemel uitspant als een dunne doek en uitspreidt als een tent om in te wonen. 23 Hij is het Die vorsten maakt tot niets, rechters van de aarde maakt tot leegheid.”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
294
[Dit vers13 “Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen?” geeft duidelijk aan dat de uitleg van de Wachttoren over Spreuken 8 in verband met Jezus niet steekhoudend is. YaHWeH had GEEN raadsman bij de schepping.] Jeremia 10:10-12: “10 De HEERE God is echter de Waarheid, Hij is de levende God, een eeuwig Koning. Voor Zijn grote toorn beeft de aarde, de heidenvolken kunnen Zijn gramschap niet verdragen. 11 Dit moet u tegen hen zeggen: De goden die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, die zullen van de aarde en van onder deze hemel vergaan. 12 HIJ MAAKTE DE AARDE DOOR ZIJN KRACHT, GRONDVESTTE DE WERELD DOOR ZIJN WIJSHEID, HIJ HEEFT DE HEMEL DOOR ZIJN INZICHT UITGESPANNEN.” Daniel 4:34,35: “34 Na verloop van die dagen sloeg ík, Nebukadnezar, mijn ogen op naar de hemel, want mijn verstand kwam in mij terug, en ik loofde de Allerhoogste en prees en verheerlijkte Hem Die eeuwig leeft. ZIJN HEERSCHAPPIJ IS IMMERS EEN EEUWIGE HEERSCHAPPIJ, EN ZIJN KONINKRIJK IS VAN GENERATIE OP GENERATIE. 35 Al de bewoners van de aarde worden als niets geacht. Hij doet naar Zijn wil met de legermacht in de hemel en de bewoners van de aarde. Er is niemand die Zijn hand kan wegslaan of tegen Hem kan zeggen: Wat doet U?” Matthéüs 6:13: “En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.” [We horen hetzelfde zeggen van de opgestane Jezus. Eph.5:5 heeft het over 1 koninkrijk zowel van de Vader als Christus: “Want dit moet u weten, dat geen enkele ontuchtpleger, onreine of hebzuchtige, die een afgodendienaar is, een erfdeel heeft IN HET KONINKRIJK VAN CHRISTUS EN VAN GOD.” En 2 Tim.4:1: “Ik bezweer u, ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus, Die levenden en doden zal oordelen bij Zijn verschijning en in ZIJN KONINKRIJK.”] Romeinen 11:36: “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.” [We horen hetzelfde zeggen van de opgestane Jezus in Col.1:15-17. “15 Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. 16 Want DOOR HEM ZIJN ALLE DINGEN GESCHAPEN die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn DOOR HEM EN VOOR HEM GESCHAPEN. 17 En Hij is vóór alle dingen, en ALLE DINGEN BESTAAN TEZAMEN DOOR HEM.”] Openbaring 4:8,9,10,11: “8 En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels rondom, en van binnen waren die vol ogen. Ze hadden geen rust en zeiden dag en nacht: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, Die is, en Die komt! 9 En telkens wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dank brachten aan Hem Die op de troon zat en Die leeft in alle eeuwigheid, 10 wierpen de vierentwintig ouderlingen zich neer voor Hem Die op de troon zat, aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen neer vóór de troon en zeiden: 11 U BENT HET WAARD, HEERE, TE ONTVANGEN DE HEERLIJKHEID, DE EER EN DE KRACHT, WANT U HEBT ALLE DINGEN GESCHAPEN, EN DOOR UW WIL BESTAAN ZIJ EN ZIJN ZIJ GESCHAPEN.” [We horen hetzelfde zeggen van de opgestane Jezus in Openbaring 5: “13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, EN AAN HET LAM zij de dankzegging, de eer,
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
295
de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid.”] ^^^^^^ VERS 6: EN DOOR ALLEN EN IN U ALLEN IS: KAI DIA PANTON KAI EN PASIN. [dat word zowel van de Vader als de Zoon gezegd] Eph.2:20-22: “20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; 22 OP WIE OOK U MEDE GEBOUWD WORDT TOT EEN WONING VAN GOD, IN DE GEEST.” Eph.3:16,17: “opdat Hij u geeft, naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest in de innerlijke mens, 17 OPDAT CHRISTUS DOOR HET GELOOF IN UW HARTEN WOONT en u in de liefde geworteld en gefundeerd bent.” Johannes 14:23: “23 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en WIJ ZULLEN NAAR HEM TOE KOMEN EN BIJ HEM INTREK NEMEN.” Johannes 17:26: “En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt, en zal die bekendmaken, opdat de liefde waarmee U Mij hebt liefgehad, in hen is, EN IK IN HEN.” 2 Cor.6:16: “Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want U BENT DE TEMPEL VAN DE LEVENDE GOD, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.” 1 Johannes 3:23,24: “23 En dit is Zijn gebod: DAT WIJ GELOVEN IN DE NAAM VAN ZIJN ZOON, Jezus Christus, en dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft.24 En wie Zijn geboden in acht neemt, blijft in Hem en Hij in hem. EN HIERAAN WETEN WIJ DAT HIJ IN ONS BLIJFT, NAMELIJK AAN DE GEEST, DIE HIJ ONS GEGEVEN HEEFT.” 1 Johannes 4:12-15: “12 Niemand heeft ooit God gezien. Als wij elkaar liefhebben, blijft God in ons en is Zijn liefde in ons volmaakt geworden. 13 Hieraan weten wij dat wij in Hem blijven en Hij in ons, doordat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft. 14 EN WIJ HEBBEN GEZIEN EN GETUIGEN DAT DE VADER DE ZOON GEZONDEN HEEFT ALS ZALIGMAKER VAN DE WERELD. 15 Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, GOD BLIJFT IN HEM, EN HIJ IN GOD.” 12.8 VERLOREN ZONDER CHRISTUS Waarom begrijpen Jehovah’s Getuigen dit allemaal dan niet? Daar zijn meerdere redenen bij aan te halen. De grote massa van hun leden zijn onkundig over de ware aard van deze zaken en zoals Paulus zegt: “hoe kunnen ze geloven zonder gehoord te hebben” (Rom.10:17). Dit is het ongeloof uit onkunde, waarin de kerk eigenlijk te kort geschoten is. Dialoog met de Jehovah’s Getuigen is daarom niet genoeg. Het moet gepaard gaan met getuigenis, een getuige voor Christus zijn. Anderen onder hen willen niet geloven, stoppen hun oren en hart voor de waarheid van de
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
296
Schrift. Dit is de moeilijkheid, dezen leven in openlijke rebellie tegenover God. Natuurlijk gebruiken ze, zoals iedere ketter zijn letter heeft, ook wel eens een schriftuurplaats. Maar het blijft bij het lezen (en herlezen) van de eigen publicaties van de WT. En deze worden zo goedkoop en kwistig op de markt gebracht dat vele WT-aanhangers er nooit toe komen een ander boek ter hand te nemen. Er zijn ook de echte ware fanatieker, in feite de misleide gelovigen. Voor hem kan de WT gewoonweg niets verkeerd doen. En wellicht is deze wel op de hoogte van de fouten (valse profetieën en voortdurende wijzigingen in leerstellingen) die zijn geestelijke moeder heeft begaan. Maar dat deert niet, alle religie behalve deze van hem is nog corrupter, zegt hij. Natuurlijk is dit lang niet altijd waar. In het hoekje gedreven zou hij liever sterven dan toegeven. Dat is zoals de Heer het ergens zegt: men heeft liefde voor de duisternis i.p.v. liefde voor het licht (Joh.3:19,20). Een andere groep mensen blijft contact houden met Jehovah’s Getuigen zogenaamd omwille van de logica der leerstellingen der Jehovah’s Getuigen. Maar zoiets mag niet op zijn minst onze keuze bepalen voor wat een levensbelangrijke zaak is, namelijk onze relatie tot God (Jes.55:8,9). Want de Getuigen prediken nu juist niet de God van de Bijbel maar een substituut. Hun evangelie is slechts een modern surrogaat van de werkelijke boodschap van de Schrift. Anderen blijven dan verbonden met de WT omdat men, zoals ze prediken, bij hen ware liefde vindt. Maar ook dat is een lachertje. Het boek van Josy Doyon een ex-Jehovah Getuige is hiervan het bewijs. (‘Herders zonder erbarmen’, Bosch & Keuning N.V. Baarn, 1967.) In de zangbundel die Jehovah’s Getuigen gebruiken tijdens hun diensten staat een lied (nummer 38) dat aan hun leden loyaliteit aanprijst. De tekst van dat lied met de titel ‘Loyaliteit tonen’ (Psalm 18:25) zegt in het vierde vers: (4) Onbetrouwbaar is de wereld. Blijf daarom altijd loyaal jegens ieder wie dit toekomt; Satan wordt zo telkenmaal als een leugenaar gebrandmerkt, maar Jehovah krijgt gelijk. Dit bereidt Jehovah vreugde en òns wacht zijn Vrederijk.” ‘DE WACHTTOREN’ van 1 november 1998 heeft op pagina 12, paragraaf 15 het volgende gezegd: “Wanneer wij bijbelstudenten onderwijzen, dienen wij nooit mensen boven Jehovah God te stellen. Het is niet ons doel hen te onderwijzen dat zij ons als de voornaamste bron van wijsheid bezien. Wij willen dat zij voor leiding naar Jehovah, zijn Woord en zijn organisatie opzien.” Vanuit deze laatste opmerking is het duidelijk, je kunt niet zonder “zijn organisatie.” Juist dat maakt een groep tot een sekte. Wie behalve God en zijn woord nog wat anders erbij wil, heeft de Bijbelse boodschap niet begrepen. Wie deze argumenten gebruiken, of andere, beseffen niet in welke erbarmelijke toestand ze verzeild geraakt zijn. Ze prediken (?) een vreemde boodschap. Een goed nieuws dat gebaseerd is op een fundament van menselijke stellingen (1 Cor.1:19,21). De overdreven liefde van hun organisatie heeft hen vervreemd van het ware fundament, Christus Jezus (1 Cor.3:10,11). En toch: een andere naam voor redding is er niet (Hand.4:12). Indien we Hem verwerpen als redding blijft er niets over (Heb.2:3). Men is zolang in de duisternis totdat men, evenals Paulus uitroept: “ook te sterven voor de naam van de Heer Jezus” (Hand.21:13). Maar indien ik dát beweer dan impliceert het ook dat ik de absolute godheid aanneem van de Christus. Het is niet alleen absurd te willen sterven voor een volmaakt mens of een god in de betekenis van de WT-leer, men heeft tevens geen enkele garantie dat Gods belofte van eeuwig leven aan ons, ooit in vervulling zal gaan. Maar geen nood. Alle dingen die de Vader heeft behoren de Zoon toe en deze geeft de stellige belofte: “en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
297
en niemand zal ze uit mijn hand roven” (Joh.10:28 / 16:15). Christus is de hoeksteen van het christelijke gebouw. Neem je Hem niet aan dan kom je dat gebouw niet binnen. Laat ons niet rond de pot draaien, hier is de stelling van Maarten Luther aan de orde: “Wie Christus niet predikt is niet apostolisch, zelfs indien St. Petrus of St. Paulus het leren. En bovendien, wie Christus predikt is apostolisch, zelfs wanneer Judas, Annas of Pilatus het zeggen” (Luther’s Works, vol. 35, Theodore Bachmann, ed. (Philadelphia: Muhlenberg Press, 1960, blz.396.)
APPENDIX 12: JODEN EN DE MESSIAANSE INTERPRETATIE VAN HET OT Hieronder acht bladzijden die we hebben overgenomen uit de internetste van de USAtheoloog Glenn Miller. Zelf komt het uit A. Edersheim, honderddertig jaar na het verschijnen van zijn boek dat nog steeds een bestseller is. Het geeft de verbanden aan die Rabbijnen gelegd hebben tussen de Messias David en enkele andere teksten. We hebben zoals G. Miller dit niet nagegaan, maar we weten dat Ederscheim degelijk werk levert. Het enige probleem zou de nummering kunnen zijn van verwijzingen naar de Talmud, want de schrijver leefde zelf einde 19 de eeuw en sommige boeken hadden toen een andere nummering. Het boek van Alfred Edersheim is het mooiste boek dat een Mesiasbelijdende Jood ooit schreef over Jezus. Natuurlijk de schrijvers van het NT niet ingerekend. Het staat op Internet en is permanent in herdruk. “A List of OT passages interpreted messianically in the Rabbinical writings (from Edersheim’s Appendix 9, not verified by me): • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Gen 1.2 (Isa 11.2, Lam. 2.19) Gen 2.4 (Gen 3.15, Ruth 4.18) Gen 4.25 (Ber. R. 23; m. Ruth 4.19) Gen 14.1 (Ber. R. 42) Gen 15.18 (Ber. R. 44) Gen 19.32 (Ber. R. 51) Gen 22.18 (Bemid. R. 2) Gen 33.1 (the midrash co-joins this with Is 66.7, notes that before the first oppressor was born, the last Redeemer was already born. Gen 38.1,2 (Ber. R. 85) Gen 49.1 (Ber. R. 98) Gen 49.9 (Yalkut 160 and Ber. R. 98) Gen 49.10 (Yalkut u.s.; midrash on Gen 49.10, on Prov 19.21, or Lan 1.16; all the targums) Gen 49.12 (targum ps-jon and the jeru.targ) Gen 49.17 (last clause, in the Midrash--Ber.R.98) Gen 49.19 (Ber. R. 99, but cf. Ber. R. 71) Gen 50.10 (at the close of Ber.R.) Ex 4.22 (midr on Ps 2.7) Ex 12.2 (Shem r. 15)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Ex 12.42 (jeru.targ) Ex 15.1 (mekilta) Ex 16.25 (Jer. Taan. 64a) Ex 16.33 (Mechil) Ex 17.16 (ps-J.targ) Ex 21.1 (Shem R. 30) Ex 40.9,11 (ps-J.targ) Lev 26.12 (Yalkut 62) Lev 26.13 (Ber. R. 12) Num 6.26 (Siphre on Num par. 42) Num 7.12 (Bem. R. 13) Num 11.26 (J.targ) Num 23.21 (ps-J.targ; see also Num 24.7 in the J.targ) Num 24.17 (onk.targ; ps-J.targ; Jer. Taan. 4.8; Deb r. 1; Midr. on Lament 2.2) Num 24.20,24 (ps-J.targ) Num 27.16 (Yalkut) Dt 1.8 (Sirhre 67a) Dt 8.1 (comments of Tanchuma) Dt 11.21 (siphre par 47) Dt 16.3 (siphre , par 130; see also Ber 1.5) Dt 19.8,9 (Siphre, par 185; Jer.Macc 2.7) Dt 20.10 (Tanchuma par 19) Dt 23.11 (Tanchuma on Par. Ki Thetse 3) Dt 25.19 and 30.4 (ps-J.targ; cf. last 3 lines of Bem. R.) Dt 32.7 (Siphre) Dt 32.20 (Siphre) Dt 33.5 (jer.targ) Dt 33.17 (Tanchuma on Gen 1, par.1; Bemidb. R. 14) Dt 33.12 (Sebach. 118b) Judg. 5.31 (Ber R 12; see also Gen 2.4) Ruth 2.14 (Midr R. Ruth 5; Midr on Cant 2.9; Pesik 49a,b; Shabb. 113b) Ruth 1.1 (targ) Ruth 3.15 (targ) Ruth 4.18,20 (see refs under Gen 2.4) 1 Sam 2.10 (targ, plus various midr.) 2 Sam 22.28 (Sanh, 98a) 2 Sam 23.1 (targ.) 2 Sam 23.3 (targ.) 2 Sam 23.4 (midrash, par 29) 1 Kgs 4.33 (targ) 1 Chr 3.24 (targ; plus Tanchuma, par. Toledoth 14)
298
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
299
Ps 2 (Berach 7b; Abhod. Zarah 3b; midrash on Ps 2; midrash on ps 112.11; Pirqe de R. Eliez c.28; Yalkut; individual verses below) Ps 2.4 (Talmud--Abhod. Z. u.s.) Ps 2.6 (midrash on 1 Sam 16.1--connects the suffering of the Messiah with Is 53!) Ps 2.7 (talmud--Sukk. 52a) Ps 2.8 (Ber. R. 88; talmud-Sukk 52a) Ps 2.9 (see Ps 120) Ps 16.6 (Ber R. 88) Ps 16.9 (midr) Ps 18.31 (in the Hebrew, verse 32: targ) Ps 18.50 (Jer.talmud--Ber 2.4; midr on Lam 1.16) Ps 21.1 [Heb 2] (targ; midr) Ps 21.2 (midrash) Ps 21.3 [4] (midr; cf. Shemoth R. 8) Ps 21.4 (Sukk.52a) Ps 21.5 [6] (Yalkut on Num 27.20; Beidbar R. 15) Ps 21.7 [8] (targ) Ps 22.7 [8] (Yalkut on Is 60, applies this verse to the messiah, using almost the same words as the gospels) Ps 22.15 [16] (Yalkut) Ps 23.5 (Bemid R. 21) Ps 31.19 [20] (midr; pesiqta, p149) Ps 36.9 (Yalkut on Is 60) Ps 40.7 (see refs at Gen 4.25) Ps 45.2 [3] (targ.) Ps 45.3 [4] (talmud--Shabb 63a) Ps 45.6 [7] (targ; in Ber.R.99 a connection with non-departing sceptre is made!) Ps 45.7 (some eds of targ) Ps 50.2 (siphre) Ps 60.7 (Bemidbar R. on Num 7.28) Ps 61.6 [7] (targ; pirqe de R. Eliez c.19) Ps 61.8 [9] (targ.) Ps 68.31 [32] (talmud-Pes. 118b; Sheoth R. on Ex 26.15) Ps 72.1 (targ.; midr.) Ps 72.16 (Talmud--Shabb.30b; Midr on Eccl 1.9) Ps 72.17 (Sanh 98b; Pes. 54a;Ned. 39b; Ber.R. 1; midr on Lam 1.16; Pirqe de. R. Eliez.c.3) Ps 72.8 (Pirqe d. R. Eliez.c.11; Yalkut on Is 55.8; Midr. Bemidbar R.13) Ps 72.10 (Midr. Ber. R 78; Midr. Bemidbar R.13) Ps 80.17 [18] (targ.) Ps 89.22-25 [23-26] (Yalkut on Is 60.1) Ps 89.27 [28] (Shemoth R. 19) Ps 89.51 [52] (Midr on Ps 18)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Ps 89.53 (midr. on Cant 2.13) Ps 90.15 (midr) Ps 92.8,11,13 [7,10,12] (pirqe d. R. Eliez.c.19; midrash) Ps 95.7, last clause (Shem R. 25; Midr on Cant 5.2; cf. Sanh 98a and Jer. Taan. 64a) Ps 102.16 [17] (Bereshith R. 56) Ps 106.44 (midrash) Ps 110 (targ; midr on ps.2; midra on Ps 36 [35]) Ps 110.2 (Beresh. R. 85; Bemid. R. 18; Yalkut) Ps 110.7 (Yalkut) Ps 116.9 (Ber. R. 96) Ps 116.13 Ps 119.33 (midr) Ps 120.7 (Midr) Ps 121.1 (tanchuma--par.Toledoth 14; cf. Yalkut) Ps 126.2 (tanchuma on Ex 15.1) Ps 132.18 (pirke d. R. Eliez.c.28) Ps 132.14 (Ber. R. 56) Ps 133.3 (Ber. R. 65, closing lines) Ps 142.5 (Ber. R. 74) Prv 6.22 (Siphre on Deut) Eccl 1.9 (midr) Eccl 1.11 (targ) Eccl 7.24 (targ) Eccl 11.8 (midr) Eccl 12.1 (midr) Cabt (all refs to Solomon are applied to the messiah in Talmud--Sheb 35b) Cant 1.8 (targ) Cant 1.17 (targ) Cant 2.8 (Shir haShirim R.; Pesiqta) Cant 2.9-10,12 (Pesiqta) Cant 2.13 (midrash) Cant 3.11 (Yalkut) Cant 4.5 (targ) Cant 4.16 (midrash; Bemidbar R. 13) Cant 5.10 (Yalkut) Cant 6.10 (Yalkut) Cant 7.6 (midrash) Cant 7.13 (targ) Cant 8.2 (targ) Cant 8.4 (targ) Cant 8.11 (Talmud--Shebhu 35b) Cant 8.12 (targ)
300
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
301
Isa 4.2 (targ) Isa 4.4 (see Gen 18.4, 5; Deut 23.11) Isa 4.5,6 (Yalkut, midr on Ps 13; midrash on ps 16.9) Is 6.13 (Talmud-Keth 112b) Is 7.21 (see Gen 18.7 refs) Is 8.14 (Talmud--Sanh 38a) Is 9.6 (targ; debarim R. 1; Bemidbar R. 11) Is 9.7 (see Num 6.26) Is 10.27 (targ) Is 10.34 (midrash on Lam 1.16) Is 11:1 (targ; Bereshith R. 85 on Gen 38.18--Ps 110.2 is quoted there also; Ber. R. 99; Yalkut) Is 11.2 (see Gen 1.2; Yalkut on Prov 3.19,20; Pirq. d. R. El.3) Is 11.3 (Talmud-Sanh 93b) Is 11.4 (midrash on Ps 2.2; midr. on Ruth 2.14; Yalkut on Is 60) Is 11.6 (targ.) Is 11.7 (see Ex 12.2) Is 11.10 (see Gen 49.10 nd Ps 21.1) Is 11.11 (yalkut; midr on Ps 107.2) Is 11.12 (Midr on Lam 1.2) Is 12.3 (cf. the ancient practice of pouring out the water on the Fast of Tabernacles) Is 12.5 (midr on Ps 118.23) Is 14.2 (see Gen 18.4,5) Is 14.29 (targ) Is 15.2 (targ) Is 16.1 (targ) Is 16.5 (targ) is 18.5 (talmud-Sanh 98a) Is 21.11,12 (Jer. Taan. 64a; Shem. R. 18) Is 23.8 (midr. on Eccl 1.7) Is 23.15 (talmud-Sanh 99a) Is 24.23 (Bemidbar R, quoted under Gen 22.18; Bemidbar R. 13) Is 25.8 (talmud-Moed Q. 28b; Siphra; Yalkut; Yalkut on Is 60.1; Debar. R. 2; Shem R. 30) Is 25.9 (Tanchuma on Deut) Is 26.19 (midr on Eccl 1.7) Is 27.10 (Shem R. 1; Tanchuma on Exod 2.5) Is 27.13 (Talmud--Rosh. haSh. 11b; Yalkut; Pirqe de R. El. c.31) Is 28.5 (targ) Is 28.16 (targ; Rashi) Is 28.15 (Jer. Taan. 1.1) Is 30.18 (Sanh 97b) Is 30.19 (Yalkut on Zech 3.8) Is 30.25 (see gen 18.4)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
302
Is 30.26 (Talmud--Pes. 68a and Sanh 91b; Pirqe de. R. El. 51; Shemoth R. 50; cf. also Ber. R. 12 and gen 2.4) Is 32.14,15 (midr. on Lam 3.49) Is 32.20 (Tanchuma; Deb R. 6) Is 35.1,2 (Tanchua on Deut 1.1) Is 30.5,6 (Yalkut 1.78c; Ber. R. 95; midr on Ps 146.8) Is 30.10 (midr on ps 107.1; yalkut on end of Chronicles; Shemoth R. 15,23) Is 40.1-3 (see Is 11.12 and 35.1) Is 40.5 (Vayyikra R. 1; Yalk 2.77b) Is 40.10 (Yalk on Ex 32.6) Is 41.18 (see gen 18.4-5) Is 41.25 (Bem R. 13) Is 41.27 (targum-Rashi; Bereshith R. 63; Vayyikra R. 30; Talmud--Pes 5a; Pesiqta) Is 42.1 (targ; midr on ps 2; yalkut) Is 43.10 (targ) Is 45.22 (see Is 11.12, midr on lam) Is 49.8 (Yalk.) Is 49.9 (Yalk.) Is 49.10 (midr on lam--quoted at is 11.12) Is 49.12 (see Ex 12.2) Is 49.13 (midr on prov 19.21) Is 49.14 (yalk.) Is 49.21 (midr on lam--see ps 11.12) Is 49.23 (Vayyikra R. 27; midr on Ps 2.2) Is 49.26 (Vayyikra R. 33) Is 51.12 (see Is 11.12, and Is 25.9) Is 51.17 (see Is 25.0) Is 52.2 (see Is 11.12--midr on Lam) Is 52.3 (talmud--Sanh 97b) Is 52.7 (yalkut; yalk on Ps 112.1; see also Cant 2.13) Is 52.8 (midr on lam--see Is 11.12) Is 52.12 (Shemoth R. 15, 19) Is 52.13 (targ; yalk(assoc. suffering with the messiah)) Is 53 (the messianic name ‘Leprous’ (Sanh 98b) is expressly based on it) Is 53.10 (targ) Is 53.5 (midr on Samuel; see Ruth 2.14) Is 54.2 (Vayyikra R. 10) Is 54.5 (Shemoth R. 15) Is 54.11 (Shemoth R. 15; see also Ex 12.2) Is 54.13 (Yalk; midr. on Ps 21.2) Is 55.12 (midr on Ps 13) Is 56.1 (see Ex 21.1)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
303
Is 56.7 (see Is 11.12) Is 57.14 (Bemidbar R. 15) Is 57.16 (talmud--Yeb. 62a and 63b; midr on Eccl 1.6) Is 59.15 (talmud--Sanh 97a; midr on Cant 2.13) Is 59.19 (talmud-Sanh 98a) Is 59.17 (pesiqta) Is 59.20 (see Is 11.12) Is 59.19,20 (Sanh 98a; Pesiqta 166b) Is 60.1 (targ; Ber. R. 1 with ref to Dan 2.2; Ber. R. 2; Bemidbar R. 15,21; Yalkut on Exod 25.3; yalk on this chapter) Is 60.2 (talmud-Sanh 99a; midr) Is 60.2-4 (midr) Is 60.4 (midr on cant 1.4--tied in with the Zec. prophs!) Is 60.7 (talmud-Abod. Sar. 24a) Is 60.8 (midr on Ps 48.13) Is 60.19 (yalk) Is 60.21 (talmud--Sanh 98a) Is 60.22 (talmud--Sanh 98a) Is 61.1 (see Is 32.14, 15) Is 61.5 (yalkut; midr on Eccl 2.7) Is 61.9 Is 61.10 (tanchuma on deut 1.1--see Is 25.9; Pesiqta) Is 62.10 (see Is 57.14) Is 63 (Pirqe de. R. El. c.30) Is 63.2 (see Cant 5.10; Pesiqta) Is 63.4 (Sanh 99a; midr on Eccl 12.10) Is 64.4 [3] (yalk on Is 60) Is 65.17 (midr on lam--see Is 11.12) Is 65.19 (tanchuma on deut 1.1) Is 65.25 (Ber R. 20; midr) Is 66.7 (Vayyikra R. 14; midr on Gen 33.1) Is 68.22 (Ber. R. 12; see gen 2.4) Jer 3.17 (Yalku on Josh 3.9ff) Jer 3.18 (yalkut on Cant 1.16) Jer 5.19 (Introd. to Echa R.) Jer 12.9 (Pirque de R. Eliez c.28) Jer 16.13 (talmud--San 98b; midr on Lam 1.16) Jer 16.14 (Mechilta) Jer 23.5,6 (targ; talmud--Babha Bathra 75b; midr on Ps 21.1; midr on Prov 19.21; midr on Lam 1.16) Jer 23.7 (see Jer 16.14; talmud--Ber. 12b) Jer 30.9 (targ)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
304
Jer 30.21 (targ; midr on Ps 21.7) Jer 31.8 (yalkut) Jer 31.20 (yalk; yalk on Is 9.1) Jer 31.31,33,24 (yalk) Jer 33.13 (targum; yalkut) Lam 1.16 (Midrash R and in Jeru talmud) Lam 2.22 (targ) Lam 4.22 (targ) Ezek 11.19 (Deb. R. 6 et. al.) Ezek 16.55 (Shem R. 15) Ezek 17.22,23 (targ) Ezek 25.14 (Bemidbar R. on Num 2.32) Ezek 29.21 (Sanh 98a) Ezek 32.14 (Sanh 98a) Ezek 36.25 (targ; yalkut; talmud--Kidd. 72d) Ezek 36.27 (see Ezek 11.19) Ezek 39.2 (Bemidbar R. 13) Ezek 47.9 (Shem R. 15) Ezek 47.12 (Shem R. 15) Ezek 48.19 (Talmud--Baba R. 122a) Dan 2.22 (Ber. R. 1; midr on Lam 1.16) Dan 2.35 (Pirqe de R. Eliez c.11) Dan 2.44 (Pirqe de R. Eliez c.30) Dan 7.9 (interpreted by R. Akiba in Chag 14a) Dan 7.13 (talmud--Sanh 98a: if Israel behaved worthily, the Messiah would come in the clouds of heaven; if otherwise, humble, and riding upon an ass!) Dan 7.27 (Bem. R. 11) Dan 8.13,14 (Ber. R. 21) Dan 1.24 (Naz 32b; Yalkut) Dan 12.3 (Shem R. 15) Dan 12.11,12 (Midr on ruth 2.14) Hos 2.2 (midr on Ps 45.1) Hos 2.13 (see Jer 5.19) Hos 2.18 (Shem R. 15 on Ex 12.2) Hos 3.5 (targ; Jer Talmud--Ber. 5a) Hos 6.2 (targ) Hos 13.14 (Yalk on Is, par. 269) Hos 14.7 (targ) Joel 2.28 (Bemidbar R. 15; Yalkut) Joel 3.18 (midr on Ps 13; midr on Eccl 1.9) Amos .7 (midr on cant 2.13) Amos 5.18 (talmud--sanh 98b)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Amos 8.11 (Ber. R. 25) Amos 9.11 (talmud--Sanh 96b; Ber. R. 88; cf. Yalkut) Obadianh 18,21 (Deb R. 1) Micah 2.13 (see Gen 18.4,5; Midr on Prov 6) Micah 4.3 (Talmud--Shabb 63a) Micah 4.5 (Shemoth R. 15) Micah 4.8 (targ) Micah 5.2 (targ; Pirqe d. R. Eliez c.3; et.al.) Micah 5.3 (talmud--Yoma 10a; Sanh 98b) Micah 7.6 (Sanh 97a; Sotah 49b; midr on cant 2.13) Micah 7.15 (Yalkut) Micah 7.8 (Deb.R.11) Nahum 2.1 (see Is 52.7) Hab 2.3 (Sanh 97b; Yalk) Hab 3.18 (targ) Zeph 3.8 (Yalk) Zeph 3.9 (Talmud--Abhod.Zarah, 24a; Ber. R. 88) Zeph 3.11 (Sanh 98a) Haggai 2.6 (Deb. R. 1) Zech 1.20 (Talmud--Sukk. 52b; midr--bemidbar R. 14) Zech 2.10 (see Is 60.4; targ.) Zech 3.8 (targ) Zech 3.10 (midr on Ps 72) Zech 4.7 (targ; tanchuma (par. Toledoth 14) Zech 4.10 (tanchuma, u.s.) Zech 6.12 (targ; jers-talmud--Ber 5a; Pirqe de R. Eliez c.48; et. al.) Zech 7.13 (see Jer 5.19) Zech 8.12 (see gen 2.4) Zech 8.23 (see Is 60.1 in Yalkut) Zech 9.1 (Siphre on Deut, p.65a; Yalkut) Zech 9.9 (everywhere! Sanh 98a; Pirqe de R. Eliez c.31) Zech 9.10 (see Deut 20.10) Zech 10.4 (targ) Zech 11.12 (Ber. R. 98) Zech 12.10 (Talmud--Sukk. 52a) Zech 14.2-6 (many passages on the messianic wars) Zech 14.7 (yalkut on Ps 139.16,17; Pirqe d. R. Eliez c.28) Zech 14.8 (Ber R. 48; see also gen 18.4,5) Zech 14.9 (Yalkut; midr on Cant 1.13; et. al.) Mal 3.1 (Pirqe de R. Eliez c.29) Mal 3.4 (Bemidbar R. 17) Mal 3.16 (Vayyikra R. 34)
305
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
306
• • • •
Mal 3.17 (Shemoth R. 18) Mal 4.1 [3.19] (Bereshith R. 6) Mal 4.2 [3.20] (Shemoth R.31) Mal 4.5 (many places...Pirqe de R. Eliez. c.40; Debarim R. 3; midrash on Cant 1.1; talmud; yalkut) Glenn Miller, 3/24/96.” APPENDIX 13: Geloofsbelijdenissen (de nummering is niet origineel)
De Twaalf Artikelen
1. 2. 3. 4.
Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here; die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel; 5. op de derde dag opgestaan uit de doden; 6. opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; 7. vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden. 8. Ik geloof in de Heilige Geest. 9. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen; 10. vergeving van de zonden; 11. opstanding van het vlees; 12. en een eeuwig leven. Geloofsbelijdenis van Nicea
1. Wij geloven in één God, de almachtige Vader, Schepper van de hemel en de aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. 2. En in één Here Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet geschapen, één van wezen met de Vader; door Hem zijn alle dingen geworden. 3. Terwille van ons mensen en van ons behoud is Hij neergedaald uit de hemel en vlees geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria en is een mens geworden. Hij is ook voor ons gekruisigd onder Pontius Pilatus, heeft geleden, is begraven. Op de derde dag is Hij opgestaan overeenkomstig de Schriften. Hij is opgevaren naar de hemel, zit aan de rechterhand van de Vader en zal in heerlijkheid weerkomen om te oordelen de levenden en de doden. En zijn rijk zal geen einde hebben. 4. En in de Heilige Geest, die Here is en levend maakt, die van de Vader en de Zoon uitgaat, die samen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten. 5. En een heilige, algemene en apostolische kerk.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
307
6. Wij belijden een doop tot vergeving van de zonden. 7. Wij verwachten de opstanding van de doden en het leven van de komende eeuw. Amen Geloofsbelijdenis van Athanasius
1. Al wie behouden wil worden, moet voor alles het algemeen geloof vasthouden; 2. als iemand dit niet volledig en ongeschonden bewaart, zal hij ongetwijfeld voor eeuwig verloren gaan. 3. Het algemeen geloof nu is dit, dat wij de ene God in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid vereren, 4. zonder de Personen te vermengen of het wezen te delen. 5. Want de Persoon van de Vader en die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn van elkaar onderscheiden, 6. maar de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één goddelijkheid, gelijke heerlijkheid, dezelfde eeuwige majesteit. 7. Zoals de Vader is, zo is de Zoon, zo is ook de Heilige Geest. 8. Ongeschapen is de Vader, ongeschapen de Zoon, ongeschapen de Heilige Geest; 9. eeuwig is de Vader, eeuwig de Zoon, eeuwig de Heilige Geest. 10. En toch zijn Zij niet drie eeuwigen, maar één eeuwige; 11. zoals Zij niet drie ongeschapenen of drie onmetelijken zijn, maar één ongeschapene en één onmetelijke. 12. Evenzo is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige Geest almachtig; 13. en toch zijn Zij niet drie almachtigen, maar één almachtige. 14. Zo is de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God; 15. en toch zijn Zij niet drie Goden, maar één God. 16. Zo is de Vader Here, de Zoon Here, de Heilige Geest Here; 17. en toch zijn Zij niet drie Heren, maar één Here. 18. Want zoals de christelijke waarheid ons noodzaakt elke Persoon afzonderlijk als God en als Here te belijden, zo belet het algemeen geloof ons van drie Goden of Heren te spreken. 19. De Vader is door niemand gemaakt of geschapen of voortgebracht. 20. De Zoon is door de Vader alleen, niet gemaakt of geschapen, maar voortgebracht. 21. De Heilige Geest is door de Vader en de Zoon niet gemaakt of geschapen of voortgebracht, maar Hij gaat van hen uit. 22. Eén Vader dus, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten. 23. En in deze Drieéenheid is geen sprake van eerder of later, noch van meer of minder, maar alle drie Personen zijn aan elkaar gelijk in eeuwigheid en in hoedanigheid. 24. Daarom moet, zoals reeds gezegd werd, in alle opzichten zowel de Eenheid in de Drieheid als de Drieheid in de Eenheid vereerd worden. 25. Wie dus behouden wil worden, moet wat betreft de Drieëenheid deze overtuiging hebben. 26. Maar het is voor zijn eeuwig behoud noodzakelijk dat hij ook de vleeswording van onze Here Jezus Christus oprecht gelooft.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
308
27. Het ware geloof is nu, dat wij geloven en belijden, dat onze Here Jezus Christus, Gods Zoon, God en mens is. 28. God is Hij uit het wezen van de Vader, voortgebracht voor de tijden, en mens is Hij uit het wezen van zijn moeder, geboren in de tijd; 29. volkomen God en volkomen mens, met een menselijke ziel en een menselijk lichaam; 30. gelijk aan de Vader naar zijn goddelijke natuur, minder dan de Vader naar zijn menselijke natuur. 31. En hoewel Hij God en mens is, is Hij toch niet twee, maar één Christus. 32. Eén is Hij, echter niet doordat zijn goddelijke natuur in de menselijke veranderde, maar doordat Hij als God de menselijke natuur aannam. 33. Eén is Hij, volstrekt niet door vermenging van naturen, maar door eenheid van Persoon. 34. Want zoals ziel en lichaam één mens zijn, zo zijn God en mens één Christus. 35. Hij heeft geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en op de derde dag opgestaan uit de doden. 36. Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden. 37. Bij zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam en zij zullen rekenschap afleggen van hun daden. 38. En zij die het goede gedaan hebben, zullen het eeuwige leven ingaan, maar zij die het kwade gedaan hebben, het eeuwige vuur. 39. Dit is het algemeen geloof. Wie dit niet oprecht en standvastig gelooft, zal niet behouden kunnen worden. In unitaristische kringen zegt men dat iets als de De Twaalf Artikelen van het geloof geen achtergrond heeft die Bijbels zou zijn, maar niets is minder waar. Dit zijn de teksten - slechts enkele zelfs - want er zijn honderden meer. In werkelijkheid wil men niet dat Vader, Zoon en Heilige Geest in één adem genoemd worden als een belangrijke zaak voor de gelovige. Ik geloof
in God den Vader, den Almachtige,
Jesaja 44:6 (HSV voor alle teksten): “Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE van de legermachten: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God.” Jesaja 45:5: “Ik ben de HEERE, en niemand anders, buiten Mij is er geen God.” Psalm 103:13: “Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen.” Jesaja 41:4: “Wie heeft dit bewerkt en gedaan? Hij Die de generaties riep vanaf het begin! Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en bij de laatsten ben Ik Dezelfde.” Jesaja 43:10: “10 U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb, opdat u het weet en Mij gelooft, en begrijpt dat Ik Dezelfde ben: vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn. 11 Ik, Ik ben de HEERE,
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
Schepper des hemels en der aarde.
309
buiten Mij is er geen Heiland.” Genesis 1:1: “In het begin schiep God de hemel en de aarde.” Johannes 1:1-3: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.”
En in Jezus Christus
Zijn eniggeboren Zoon,
onze Heere;
Handelingen 14:15: “Mannen, waarom doet u dit? Ook wij zijn mensen net zoals u, en wij verkondigen u juist dat u zich van deze zinloze dingen moet bekeren tot de levende God, Die de hemel, de aarde, de zee en alles wat erin is, gemaakt heeft.” Lucas 2:11: “namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere.” Johannes 20:28: “En Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn God!” Johannes 3:16: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” Johannes 20:28: “En Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn God!”
Lucas 1:35: “En de engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden.” Die ontvangen is van den Lucas 1:27: “naar een maagd die ondertrouwd was met een man, Heiligen Geest, van wie de naam Jozef was, uit het huis van David; en de naam van de maagd was Maria.” geboren uit den maagd Maria; Lucas 23:23-25: “Maar zij drongen met luid geroep aan en eisten dat Hij gekruisigd zou worden. En hun geroep en dat van de overpriesters kreeg de overhand. En Pilatus besliste dat hun eis zou worden ingewilligd. En hij liet hun de man los die om oproer en moord in de gevangenis geworpen was, om wie zij gevraagd hadden. Maar Jezus leverde hij over aan hun wil.” Die geleden heeft onder Pontius Johannes 19:20: “Dit opschrift dan lazen velen van de Joden, Pilatus, want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, was dicht bij de stad; en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Grieks en in het Latijn.” Handelingen 4:10: “laat het dan bij u allen en bij heel het volk Israël bekend zijn dat door de Naam van Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt maar Die God uit de doden
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
is gekruisigd,
gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
Ten derden dage wederom opgestaan van de doden; Opgevaren ten hemel,
310
opgewekt heeft, dat door Hem deze man hier gezond voor u staat.” 1 Corinthe 15:3: “Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften.” 1 Corinthe 15:4: Lucas 23:43: “En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.” 1 Petrus 3:18: “Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest.” 1 Corinthians 15:4: “en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften.” Marcus 16:19: “De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God.” Lucas 24:51: “En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel.”
Handelingen 1:11: “die ook zeiden: Galilese mannen, waarom staat u omhoog te kijken naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.” zittende ter rechterhand Gods des Marcus 16:19: “De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken almachtigen Vaders; had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God.” Hebreeën 1:3: “Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.” Vanwaar Hij komen zal om te 2 Timothëus 4:1: “Ik bezweer u, ten overstaan van God en de oordelen de levenden en de Heere Jezus Christus, Die levenden en doden zal oordelen bij doden. Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk.” Johannes 5:22: “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven.” Ik geloof in den Heiligen Geest. Johannes 15:26: “Maar wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
311
de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen.” Johannes 16:7-8,13-14: “7Maar Ik zeg u de waarheid: Het is nuttig voor u dat Ik wegga, want als Ik niet wegga, zal de Trooster niet naar u toe komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem naar u toe zenden. 8 En als Die gekomen is, zal Hij de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel: (…) Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. 14 Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen.” Handelingen 13:2: “En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zonder voor Mij zowel Barnabas als Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen.” Ik geloof één heilige, algemene Galaten 3:26-29: “26 Want u bent allen kinderen van God door Christelijke Kerk, het geloof in Christus Jezus. 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. 28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. 29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.” de gemeenschap der heiligen; Openbaring 19:14: “En de legers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos.” Hebreeën 10:25: “Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar elkaar aansporen, en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen.” Vergeving der zonden; Lucas 7:48: “En Hij zei tegen haar: Uw zonden zijn u vergeven.” Wederopstanding des vleses; 1 Thessalonicenzen 4:16: “Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan.”
En een eeuwig leven.
Johannes 6:39: “En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag.” Johannes 10:28: “En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken.”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
312
Johannes 17:2-3: “zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.”
Hymne op Openbaring 4:8 van Charles Wesley (één uit tientallen). Als dit niet trinitarisch is dan zijn woorden betekenisloos geworden. We zetten het hier omdat de Wachttoren durft te suggereren dat hij geen echte trinitariër was! 1 HOLY, holy, holy Lord, God the father, and the Word. God the Comforter, receive Blessings more than we can give! Mixed with those beyond the sky, Chanters to the Lord most high, We our hearts and voices raise, Echoing thy eternal praise. 2 One, inexplicably Three, Three, in simplest Unity, God, incline thy gracious ear, Us, thy lisping creatures, hear! Thee while man, the earth-born, sings, Angels shrink within their wings, Prostrate seraphim above Breathe unutterable love. 3 Happy they who never rest, With thy heavenly presence blest! They the heights of glory see, Sound the depths of Deity! Fain with them our souls would vie, Sink as low, and mount as high; Fall o’erwhelmed with love, or soar, Shout, or silently adore! De Wachttoren als valse profeet Er is veel te zeggen over dit onderwerp, maar beperken ons tot dit. Een eerste opmerking. Charles Taze Russell, hun eerste president, leerde dat Jezus in 1874 op de troon was gaan zitten om te regeren. Maar de WT zal het nu als volgt zeggen: dat was in 1914.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
313
Iemand was/is fout en je mag het zelf kiezen: Russell of de WT in haar huidige vorm? Het is in beide uitleggingen maar een onbewijsbare zaak! Russell leerde dat de koninkrijken letterlijk aan hun einde zouden gekomen zijn in 1914, maar dat leert de WT niet meer. De WT zegt ondertussen dat Christus op zijn hemelse troon kwam in 1914, dat is toch iets anders dan wat Rusell zei. Het zou natuurlijk onzichtbaar in de hemel zijn en oncontroleerbaar voor een buitenstaander, je moet ze op hun woord geloven! ^^^^^ Mijn tweede opmerking gaat over de visie van de WT in: “De Wachttoren 15 februari 2004, blz.17 het artikel “Pas op voor misleiding door afvalligen” “Van welke methoden maken afvalligen gebruik om hun doel te bereiken? Vaak nemen ze hun toevlucht tot verdraaiingen, halve waarheden en aperte leugens (...) Zulke boosaardige tegenstanders zouden onwaarheden vertellen met de bedoeling anderen te bedriegen.” ^^^^^ Het is duidelijk dat de publicaties van de Wachttoren vol staan met voorspellingen die niet zijn waar gemaakt. Op deze site zijn er nog honderden voorbeelden: http://www.quoteswatchtower.co.uk/ Enkele jaren geleden kreeg je er zelfs een copie van het citaat in het origineel bij. Maar dat heeft de WT-leiding gerechterlijk verboden. Dus de waarheid van hun valse profetie mag niet al te duidelijk aan het licht komen! Hun argument was dat hun publicaties gerechterlijk beschermd zijn. Dus gaat het om beschermde leugens en kolderverhalen. EERSTE REEKS VAN VALSE PROFETISCHE UITSPRAKEN Dit zijn er enkele met de vertaling van mezelf erbij. 1914: “...the ‘battle of the great day of God Almighty’ (Rev. 16:14), which will end in A.D. 1914 with the complete overthrow of earth’s present rulership, is already commenced.” — The Time Is At Hand, 1886, blz.101. 1914: “... de 'slag van de grote dag van de Almachtige God” (Openb. 16:14), die in het jaar 1914 zal afgesloten worden met de volledige omverwerping van de huidige heerschappij van de aarde, IS AL BEGONNEN.” — De tijd is Hand, 1886, blz.101. 1915: “...the ‘battle of the great day of God Almighty’ (Rev. 16:14), which will end in A.D. 1915, with the complete overthrow of earth’s present rulership, is already commenced.” —The Time Is At Hand, 1915 edition, blz.101 1915: “... de 'slag van de grote dag van de Almachtige God” (Openb. 16:14), die in het jaar 1914 zal afgesloten worden met de volledige omverwerping van de huidige heerschappij van de aarde, IS AL BEGONNEN.” — The Time Is In Hand, 1915 editie, blz.101 1918: “Also, in the year 1918, when God destroys the churches wholesale and the church members by millions, it shall be that any that escape shall come to the works of Pastor Russell to learn the meaning of the downfall of ‘Christianity.’” —The Finished Mystery, 1917, blz.485 1918: “Als in het jaar 1918, wanneer God de kerkelijke groothandel en de kerkleden met miljoenen vernietigt, ZAL HET ZO ZIJN DAT EEN IEDER DIE ONTSNAPT TOT DE
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
314
WERKEN VAN PASTOR RUSSELL ZAL KOMEN OM DE BETEKENIS VAN DE VAL 'HET CHRISTENDOM.' TE LEREN.” — The Finished Mystery, 1917, blz.485 ^^^^^ MAAR DE WT HAD HET NOG NIÉT VERLEERD NA DE DOOD VAN RUSSELL. 1925: “...1925 shall mark the resurrection of the faithful worthies of old....based upon the promises set forth in the divine Word, we must reach the positive and indisputable conclusion that millions now living will never die.” — Millions Now Living Will Never Die, 1920, blz.97. 1925: “. ... 1925 zal de opstanding van de gelovige hoogwaardigheidsbekleders van de oude getrouwen meemaken.... op basis van de beloften die in het goddelijke Woord zijn vastgesteld, dus moeten we de positieve en ONBETWISTBARE CONCLUSIE bereiken dat miljoenen die nu leven, nooit zullen sterven” — Miljoenen thans levenden zullen niet sterven, 1920, blz.97. 1940’s: “It would therefore appear that there is no reasonable or Scriptural injunction to bring children into the world immediately before Armageddon, where we now are.” —The Watchtower, November 1, 1938, p. 324. 1940: “Het lijkt er dus op dat er geen redelijk of Schriftuurlijk gebod om nu kinderen in de wereld te brengen voor Armageddon, WAAR WE NU ZIJN” — De Wachttoren, 1 november, 1938, blz.324. 1975: “Reports are heard of brothers selling their homes and property and planning to finish out the rest of their days in this old system in the pioneer service. Certainly this is a fine way to spend the short time remaining before the wicked world’s end.” — Kingdom Ministry, May 1974, blz.3. 1975: “Wij hoorden rapporten van broeders die hun huizen verkopen en hun bezittingen en de planning hebben tot het einde en de rest van hun dagen in dit oude systeem in de pioniersdienst te gaan. ZEKER IS DIT EEN PRIMA MANIER OM DE KORTE TIJD DIE NOG REST TOT HET EINDE VAN DE GODDELOZE WERELD DOOR TE BRENGEN.” - Koninkrijksdienst, mei 1974, blz.3 (waarschijnlijk bestaat hier een officiële versie van in het Nederlands.) ^^^^^ TWEEDE REEKS VAN VALSE PROFETISCHE UITSPRAKEN “The INTERPRETATION of prophecy, therefore, IS NOT FROM MAN, BUT IS FROM JEHOVAH; and Jehovah causes events to come to pass in fulfillment of the prophecy in due time.”—The Watchtower, May 1, 1938. blz.143. Onze vertaling: ”DE INTERPRETATIE van de profetie IS DUS NIET VAN DE MENS, MAAR IS VAN JEHOVAH, en Jehovah zorgt ervoor dat gebeurtenissen ontstaan om tot de vervulling te komen van de profetie te zijner tijd.” —The Watchtower, May 1, 1938. blz.143. ^^^^^ “HE MERELY USES THE ‘SERVANT’ CLASS TO PUBLISH THE INTERPRETATION AFTER THE SUPREME COURT BY CHRIST JESUS REVEALS IT.” —The Watchtower, July 1, 1943, blz.203. Onze vertaling: “HIJ GEBRUIKT SLECHTS DE 'DIENAAR' KLASSE OM DE INTERPRETATIE TE PUBLICEREN NADAT HET HOOGSTE HOF DOOR CHRISTUS JEZUS HET OPENBAART.” —The Watchtower, July 1, 1943, blz.203. ^^^^^
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
315
“THIS IS NOT GIVING ANY CREDIT TO THE MAGAZINE’S PUBLISHERS, but is due TO THE GREAT AUTHOR OF THE BIBLE with its truths and prophecies, AND WHO NOW INTERPRETS ITS PROPHECIES. HE IT IS THAT MAKES POSSIBLE THE MATERIAL THAT IS PUBLISHED IN THE COLUMNS OF THIS MAGAZINE....” —The Watchtower, April 15, 1943, blz.127. Onze vertaling: “DIT IS NIET HET GEVEN VAN EENDER WELKE KREDIET AAN DE UITGEVERS VAN HET TIJDSCHRIFT, maar is te wijten aan de grote Auteur van de Bijbel met zijn waarheden en profetieën, EN DIE NU HAAR PROFETIEËN INTERPRETEERT. HIJ IS HET, DIE HET MOGELIJK MAAKT DAT HET MATERIAAL WORDT GEPUBLICEERD IN DE KOLOMMEN VAN DIT BLAD ....” — The Watchtower, April 15, 1943, blz.127. ^^^^^ “We see no reason for changing the figures — NOR COULD WE CHANGE THEM IF WE WOULD. THEY ARE, WE BELIEVE, GOD’S DATES, NOT OURS. But bear in mind that the end of 1914 is not the date for the beginning, but for the end of the time of trouble.” —Zion’s Watch Tower, July 15, 1894, blz.226. Onze vertaling: “Wij zien geen reden voor het veranderen van de cijfers -, NOCH KUNNEN WE ZE VERANDEREN ALS WE DAT ZOUDEN KUNNEN DOEN. ZE ZIJN, WIJ GELOVEN DAT, GODS DATA, NIET DE ONZE. Maar houd in gedachten dat het einde van 1914 niet de datum voor het begin is, maar voor het einde van de tijd van onrust.” —Zion’s Watch Tower, July 15, 1894, blz.226 Dit zijn enkele regelingen van het NT hoe we naar profetie en profeten moeten kijken: Mattheüs 7:15 HSV: “Maar wees op uw hoede voor de valse profeten, die in schapenvacht naar u toe komen maar van binnen roofzuchtige wolven zijn.” Mattheüs 24:24 HSV: “want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zó dat zij – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen zouden misleiden.” Colossenzen 2:20-23 HSV: “20 Als u dan met Christus de grondbeginselen van de wereld bent afgestorven, waarom laat u zich dan, alsof u nog in de wereld leeft, bepalingen opleggen 21 als: Pak niet, proef niet en raak niet aan? 22 Dit zijn allemaal dingen die door het gebruik vergaan; ze zijn ingevoerd volgens de geboden en leringen van de mensen. 23 Deze dingen hebben wel een schijnreden van wijsheid, door eigenwillige godsdienst en nederigheid, en verachting van het lichaam, maar ze zijn zonder enige waarde en dienen tot verzadiging van het vlees.” 1 Johannes 4:1 HSV: “Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan.” Openbaring 22:18 HSV: “Want ik getuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand iets aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek geschreven zijn.” ^^^^
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
316
Een van de grote verschillen van de WT met de christelijke theologie is dat voor hen alles te maken heeft met 1914. Ze zeggen dat toen Mat.24:14 in vervulling ging: de prediking van het opgerichte koninkrijk begon dan. Maar reeds de apostelen en eerste discipelen predikten al het koninkrijk aan wie het wou horen. Ook deze boodschap van het koninkrijk: het was toen al opgericht. Dus enkele Bijbelteksten daarover kunnen geen kwaad. Hand.8;12 HSV: “12 Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk van God en van de Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, zowel mannen als vrouwen.” Hand.14:22 HSV: “22 en zij versterkten de zielen van de discipelen, spoorden hen aan in het geloof te blijven en zeiden dat wij door veel verdrukkingen in het Koninkrijk van God moeten ingaan.” Hand.19:8 HSV: “8 En hij ging de synagoge binnen en sprak er vrijmoedig; drie maanden lang sprak hij met hen en probeerde hen te overtuigen van de zaken van het Koninkrijk van God.” Hand.20:25 HSV: “ En nu, zie, ik weet dat u allen, bij wie ik rondgegaan ben en het Koninkrijk van God gepredikt heb, mijn gezicht niet meer zult zien.” Hand.28:23 HSV: “ En nadat zij voor hem een dag vastgesteld hadden, kwamen er velen naar de plaats waar hij verbleef. Hij legde het Koninkrijk van God aan hen uit en getuigde ervan, en hij probeerde hen, van 's morgens vroeg tot de avond toe, zowel uit de Wet van Mozes als uit de Profeten, te bewegen tot het geloof in Jezus.” Hand.28:31 HSV: “Hij predikte het Koninkrijk van God en gaf onderwijs over de Heere Jezus Christus, met alle vrijmoedigheid, ongehinderd.” ^^^^^ In een Wachttorenboek met de titel The Finished Mystery, is op pagina 31 van de 1917 editie dit gezegd: “De speciale boodschapper voor het laatste tijdperk van de Kerk was Charles T Russell, geboren 16 februari, 1852. Hij heeft persoonlijk toegegeven als zijn overtuiging, dat hij reeds voor zijn geboorte werd gekozen voor zijn geweldige werk.” [Origineel: “The special messenger to the last age of the Church was Charles T Russell, born February 16, 1852. He has privately admitted his belief that he was chosen for his great work from before his birth”.] Later in een poging om te vluchten uit het verleden en afstand te nemen van wat eerdere Wachttorens hadden geschreven over hem, zegt de Wachttoren van 1 mei 1989 dit: “In de eerste jaren van onze twintigste eeuw, vóór 1919, moesten de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen bekendstonden, bevrijd worden uit een vorm van geestelijke gevangenschap aan de denkbeelden en gebruiken van de valse religie. (…) SOMMIGEN verheerlijkten schepselen door zich over te geven aan EEN PERSOONLIJKHEIDSCULTUS RONDOM DE FIGUUR VAN CHARLES T. RUSSELL, de
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
317
eerste president van het Wachttorengenootschap. (…) Toen begon er in 1917, kort na de dood van Russell, een belangrijke verandering plaats te vinden.” - bladzijde 3 Men mag hierbij de volgende vraag stellen: heeft de WT op dezelfde wijze afstand genomen van diegenen die dat geschreven hadden? Want het was namelijk de LEIDING ZELF die dat geschreven had in dat boek “The Finished Mystery”. Dus contradictie troef????
BIBLIOGRAFIE Albers P., Handboek der algemene kerkgeschiedenis, Malmberg Nijmegen, 4 de uitgave 1917, 2 delen. Aldwincle R.F., More than Man, A study in Christology, Eerdmans, 1976. Een mooi werk over het besluit van het Concilie van Chalcedon = Jezus God én mens. Aldwincle R.F., Jesus-A savior or the Savior, Mercer Press 1982. Anderson M., The Trinity, An Appreciation of the Oneness of God with Reference to the Son of God and the Holy Spirit for Christians and Muslims, Copyright © 1996 by M. Anderson. Dit is een prachtig artikel terug te vinden op het internet. Arnold E., The early christians, reprint Baker, 1979. Engelse veel goedkopere vertaling van een Duits werk. Athanasius, Robert W. Thomson, trans., Contra Gentes and De Incarnatione, Oxford Clarendon Press, 1971. Baillie D. M., God Was in Christ, Charles Scribner’s Sons, 1948. Bakhuizen J.N., van den Brink en J. Lindeboom, Handboek der kerkgeschiedenis, Daamens uitgevermaatschappij, 3de druk 1946, 2 delen. Basil the Great, On the Holy Spirit, trans. David Anderson Crestwood, NY St. Vladimir’s Seminary Press, 1980. Baus Edit. K., Hubert Jedin & John Dolan, Handbook of Chrurch history, Herder en Burns & Oates, 1965, 5 delen. Beet J. A., Through Christ to God: A Study in Scientific Theology, Hodder and Staughton, 1898. Beisner E.C., God in three persons, Tyndale, 1984. Berkhof L., The History of Christian Doctrines, 7th ed., The Banner of Truth Trust, 1997. Bethune-Baker J.F., The meaning of Homoousios in the Constantinopolitan Creed, O.U.P.,1901. BethuneBaker J.F., An introduction to the early history of christian doctrine, Methuen 2 de ,1920. Bettenson H., The early christian Fathers, Oxford paperback n° 174. Bettenson H., The latter christian Fathers, Oxford paperback n° 293. Bonner Gerald, Augustine’s Conception of Deification, Journal of Theological Studies, n.s., 37 (Oct. 1986), blz.369-386. Borg M. J., Jesus: a New Vision: Spirit, Culture, and the Life of Discipleship, Harper, 1991. Jesus Seminar filosofie. Kan je geloof aantasten als een virus! Borg M. J., Meeting Jesus Again for the First Time: the Historical Jesus and the Heart of Contemporary Faith, Harper Collins, 1994. Jesus Seminar-filosofie. Kan je geloof aantasten! Bornkamm G., Jesus of Nazareth, Harper, 1960. Boularand E., L’Héresie d’Arius et la foi de Nicée, Letouzay et Ané, 1972. Onmisbaar. Bourgeois D., La sagesse des anciens dans la mystère du verbe, Téqui, 1981. Boyd G., Jesus Under Siege, Victor Books, 1995. Een degelijk antwoord aan de “Jesus Seminar.” Boyd G., God of the Possible: A Biblical Introduction to the Open View of God, Baker, 2000. Dit
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
318
is het enige boek van Gregory Boyd dat we niet aanbevelen. Er is de laatste jaren een hyperArminiaans system op poten gezet dat in het Engels de term kreeg van “open theism.” Het goede antwoord hierop schreef; Ware Bruce A., God’s Lesser Glory: The Diminished God of Open Theism, Crossway Books, 2000. Brauns M., Het geheim der goddelijke persoonlijkheden, Beyaert, 1958. Dit hebben we met veel aandacht gelezen omwille van de nieuwe termen van de schrijver, die verdergaan en Bijbelser klinken dan Karl Rahner en zijn latere volgelingen. Hij was ook een ongewone figuur, Jezuïet en Vlaming in hart en nieren, maar docent Nederlands aan de Notre Dame de la Paix in het franstalige Namen. Brown Raymond E., An Introduction to New Testament Christology Paulist Press, 1994. Brown Raymond E., The Birth of the Messiah A Commentary on the Infancy Narratives of Matthew and Luke Doubleday, 1977. Brown Raymond E., The Death of the Messiah A Commentary on the Passian Narratives of the Four Gospels Doubleday, 1994. Bruce S., Church History in Plain Language, 2nd Edition, Word Publishing, 1994. Brumback C., God in Three Persons, Pathway Press, 1959. Buell J.A. & O. Quentin Hyder, Jesus: God, Ghost or Guru?, Zondervan, 1978. Burns J. P. & Gerald M. Fagin, ed., The Holy Spirit, Message of the Fathers 3 Collegeville, MN Liturgical Press, 1984. Carcopino J., De Pythagore aux Apôtres, Flammarion, 1956. Cayré F., Patrologie et histoire de la theologie, 2 delen, 3 de uitgave, Desclée, 1938. Charlesworth J. H., Jesus Within Judaism New Light from Exciting Archeological Discoveries, Anchor Bible Reference Doubleday, 1988. Charlesworth J. H., ed., Jesus’ Jewishness Exploring the Place of Jesus within Early Judaism, Crossroad, 1991. Charlesworth J. H., Jesus and the Dead Sea Scrolls, Anchor Bible Reference, Doubleday, 1992. Chemnitz M., The two Natures in Christ, Concordia Publishing House, 1971. Voor de Lutherse Christologie, geschreven in 1578. Christologische perspectieven, Exegetische en hermeneutische studies van en voor Prof. Dr. Heinrich Baarlink, Kok, 1992. Crossan J. D., The Historical Jesus: the Life of a Mediterranean Jewish Peasant, Harper Collins, 1992. Jesus Seminar filosofie. Kan/zal je geloof aantasten! Crossan J. D., Who Killed Jesus? Harper Collins, 1996. Volgens dit boek is het lichaam van Jezus niet begraven maar was gegeten van de vogels en de rest van het lichaam ging naar de vuilhoop van Jeruzalem. Crul B., Bestaat God als een persoonlijk wezen? Hypothesen over hoedanigheden van God, Tijdschrift GAMMA - jrg.6 nr. 4 (1999). Cunningham’s homepage, een internetsite heeft een mooi antwoord aan een Jehovah Getuige (Rick Stamp) over hoe de Kerkvaders moeten gelezen worden. Tevens een goede aanklacht van de patristische visie van criticus A. Harnack en zijn dogmenleer. Aanbevolen. Dalferth I. U., Der auferweckte Gekreuzigte. Zur Grammatik der Christologie, Verlag J. C. B. Mohr, 1994. Danièlou J., Message evangélique et culture hellenistique aux IIe et IIIe siècle, Desclée, 1958. Danièlou J., Les origines du christianisme latin, du Cerf, 1978. Davis L. D., The First Seven Ecumenical Councils 325-787, Their History and Theology, Collegeville, MN Liturgical Press. Demarest B A., Jesus Christ: The God-Man, Victor Books, 1978. Devries H., The Incarnate Son of God, Christian Publications, 1921. DiBerardino A. & Basil Studer, ed., History of Theology I, The Patristic Period, trans., Matthew J. O’Connell Collegeville Liturgical Press, 1996.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
319
Edinburgh T & T Clark, 1988. Dudley D., History of the first council of Nice, Reprint Health Research, Mokelumne Hill U.S.A., Reprint, 1975. Is een kritisch werk over Nicea vooreerst uitgegeven in 1886. Dulière W.L., De la Dyade à l’unité par la triade, Maisonneuve, 1965. Indien Jehovah Getuigen het aan het rechte eind hebben dan zou dit het ook kunnen hebben. En waar gaat het dan naartoe! Dunn J.D.G., Unity and Diversity in the New Testament, SCM, 1977. Stelling van de schrijver is dat in het primitieve christendom verscheidene theologische opvattingen zij aan zij floreerden maar deze stelling klopt niet. Zie o.a. C.H. Pinnock, The Scripture principle, Harper & Row, 1984, hoofdstuk drie en D. Guthrie ref. hier onder. Edersheim A., The life and times of Jesus the Messiah, permanent in herdruk door Eerdmans, eendelige uitgave van 1971, is een belangrijk boek over het leven van Christus ondanks zijn ouderdom. Farrington P., The Orthodox Christology of St Severus of Antioch, Quodlibet Journal: Volume 3 Number 3, Summer 2001, http://www.Quodlibet.net Fedwick P. J., ed., Basil of Caesarea Christian, Humanist, Ascetic, 2 volumes, Toronto Pontifical Institute of Medieval Studies, 1981. Filoramo G., A history of Gnosticism, Basil Blackwell, 1990. Fitzmyer J. A., A Christological Catechism: New Testament Answers, revised edition, Paulist Press, 1991. Florovsky G., Holy Scripture and Councils, Sobornost 7 (1984), blz.111-116. Florovsky G., Paradosis: the Orthodox Understanding of Tradition, Sobornost 4 (1982), blz.30-37. Foakes F.J. Edit. Jackson & Deighton, History of the Christian Church to A.D. 461, Bell en Co Ltd., 6e uitgave 1951. Fortman E., The Triune God, Hutchinson, 1972. Een belangrijk werk voor de dogmaontwikkeling. Gregory of Nazianzus, trans. Meehan Denis Molaise, Three Poems, Fathers of the Church #75 Washington Catholic University Press, 1987 Geisler N. L., Primitive Monotheism, Christian Apologetics Journal, Volume 1, No.1, Spring 1998. Een mooie inleiding tot het probleem. Gratis op internet. Grilmeier A. en Bacht, H., Das Konzil von Chalkedon, (3 delen) (2700 blz.), Echter-Verslag Würzberg, 1954. France R.., Jesus and the Old Testament: His appilication of Old Testament Passages to Himself and His Mission, Tyndale Press, 1971. Franks R. S., The Doctrine of the Trinity, Gerald Duckworth and Company, 1953. Geschiedenis van de Kerk, varia, Kok-Kampen, 1963, 10 delen. Green M., Evangelie-verkondiging in de eerste eeuwen, Buyten en Schippersheyn, 1979, een treffend en ongewoon boek. González J.L., A history of christian thought, 3 delen, Abingdon, 1970. González J. L., The Story of Christianity, Volume I: The Early Church to the Dawn of the Reformation, Harper Collins Publications, 1984. Goodspeed E.J., A history of early christian Litterature, Phoenix books n° P 220, University of Chicago. Gore C., The Incarnation of the Son of God, Scribner’s, 1894. Groothuis D., Searching for the Real Jesus in an Age of Controversy, Harvest House, 1996. Grillmeier A. en Bacht H., Das Konzil von Chalcedon, 3 delen, Echter Verlag, Würzberg, 1953. Grillmeier A., Le Christ dans la tradition chrétienne, Edit. du Cerf, 1973. Guthrie D., New Testament Introduction, Tyndale Press, 1970. Guthrie D., New Testament Theology, Tyndale Press, 1981. Grillmeier A., Christ in christian tradition, John Knox Press, 1975. Dit is een herwerkte uitgave.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
320
Gwatkin H.M., The Arian controversy, Longmans Green & Co, 1903. Halverson R. C., The Timelessness of Jesus Christ, Regal Books, 1982. Hanson R.P.C., The Search for the Christian Doctrine of God: the Arian Controversy, 318-381 AD, T & T Clark, 1988. Prijzig boek maar waar voor zijn geld. Hardy E., ed. Christology of the Later Fathers, Library of Christian Classics Philadelphia Westminster Press, 1954. Hare D. R. A., The Son of Man Tradition, Fortress, 1990. Gregg R. en Groh D., Pro Arians, Early Arianism, SCM Press, 1981. Hanson R.P.C., The Search for the Christian Doctrine of God the Arian Controversy, 318-381 AD Harnack A., History of Dogma, Dover Books, 1961, 7 delen. Hengel M., Acts and the history of earliest Christianity, SCM, 1979. Heick O., A History of Christian Thought, Fortress Press, 1965. Hugedé N., Saint Paul et la culture grecque, Labor et Fides, 1966. Janssens A., De H. Drievuldigheid, 3de uitgave Standaard, 1936. Waarschijnlijk de énige echte theoloog van de Missionarissen van Scheut. Johnson L. T., The Real Jesus the Misguided Quest for the Historical Jesus and the Truth of the Traditional Gospels, HarperCollins, 1995. Jones A.H.M., Constantine and the conversion of Europe, The English Universities Press, 4 de uitgave 1965 (Teach yourself books). Kannengiesser C., ed., Politique et Theologie chez Athanase d’Alexandre, Théologie historique 27 Paris Beauchesne, 1974. Kannengiesser C., Athanase d’Alexandre, Évêque et Écrivain: Une lecture des traités Contre les Ariens, Theologie historique 70, Beauchesne, 1983. Kawerau P., Geschichte der Alte Kirche, Elwert Verlag, Marburg, 1967. Kelly J.N.D., Early Christian Doctrines, 5th edition Harper Collins, 1978. Keay R., The Old Testament background of the firstborn: A PRELIMINARY STUDY FOR UNDERSTANDING, THE FIRSTBORN OF ALL CREATION, (COLOSSIANS 1:15), Christian Apologetics Journal, Volume 1, No.1, Spring 1998. Geschreven contra de WT. Gratis op internet. Aanbevolen. Kidd B.J., Documents Illustrative of the history of the church, (2 delen) S.P.C.K., 1920. Kieffer R. & Rybbeck L., Existence Païenne au debut du Christianisme, Cerf, 1983. Kleisen K., God als persoon, religieus gezien, Tijdschrift GAMMA - jrg. 6 - nr. 6 (1999). Klijn A.F.J., Na het Nieuwe Testament, Ten Have, 1973. Korff F.W.A., Christologie, de leer van het komen Gods, G.F. Callenbach N.V., 1940/ 41 (2 delen). Kuitert H.M., Jezus, nalatenschap van het christendom, Ten Have, 1998 . Kuitert H.M., Beek, A. van de, ea. Jezus bij hoog en bij laag. De christologie van Van de Beek en Kuitert, Kok, 1999. Labriolle P. De, La Reaction païnne, L’Artisan du livre, 1948. Lassiat H., Jeunesse de l’Eglise, la foi au 2è siècle, (2 delen) Mame, 1979. Latourette K., A History of Christianity, Harper and Row, 1953. Lebreton J., Histoire du dogme de la trinité, (2 delen), Gabiël Beachesne, 8ste uitgave, 1927 / 1928. Katholieke visie op de leer vanuit het allerhoogste niveau. Leidsche Lezingen, Jezus’ visie op Zichzelf – In discussie met de Jonge’s christologie, Callenbach, 1991. Liebaert J., L’incarnation, des origines au Concile de Chalcedoine, Edit. du Cerf, 1966. Lietzmann H., Histoire de l’Eglise Ancienne, Payot, Paris, 4 delen. Mackintosh H. R., The Doctrine of the Person of Jesus Christ, T. & T Clark, 1912. Mannermaa T., Der im Glauben gegenwaertige Christus. Rechtfertigung und Vergottung. Zum oekumenischen Dialog, (Arbeiten zur Geschichte und Theologie des Luthertums N. F., Bd. 8),
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
321
Lutherisches Verlagshaus, 1989. Marquardt F.-W., Das christliche Bekenntnis zu Jesus dem Juden. Eine Christologie, Bd. 1+2, Chr. Kaiser Verlag, 1990 en 1991. Marshall I. H., The Origins of New Testament Christology, InterVarsity Press, 1976. Martin W. J., The Deity of Christ, Moody Press, 1964. McDonald H. D., Jesus: Human and Divine, Zondervan, 1968. McDowell J., More Than a Carpenter, Tyndale House, 1977. McGregor Wright R. K., The Deity of Christ and the essence of the gospel, op de internetsite van, AQUILA AND PRISCILLA STUDY CENTER, 2002. De schrijver gaat in op de vraag of het geloof in de godheid van Jezus hoofdzaak is of bijzaak. Een aanrader. Meier John P., A Marginal Jew: Rethinking the Historical Jesus, Doubleday, 2 volumes 1991-1994. Meredith A., The Cappadocians Crestwood, NY St. Vladimir’s Seminary Press 1996. Meredith A., Gregory of Nyssa, Early Church Fathers Series, Routledge, 1999. Meyendorff J., Christ in Eastern Christian Thought Crestwood, NY St. Vladimir’s Seminary Press, 1987. Moltmann J., Der Weg Jesu Christi. Christologie in messianischen Dimensionen, Chr. Kaiser Verlag, 1989. Mûller J.P., Geschiedenis der ontwikkeling van het christologische dogma, Privé uitg., 1865. Nestorius, First Sermon Against the Theotokos, The Christological Controversy, ed. Richard A. Norris, Jr., Fortress Press, 1980. Newman J.H., Arians of the fourth century, Pickering, 1876. Nolan A., Jesus Before Christianity, rev. ed., Orbis Books, 1992. Noll M., Turning Points: Decisive Moments in Christian History, Baker Books, 1997. Norris R. A., Manhood and Christ A Study in the Christology of Theodore of Mopsuestia Oxford Clarendon Press. Norris R. A., ed., The Christological Controversy, Sources of Early Christian Thought, Fortress Press, 1980. Ohlig Karl-Heinz (Hg.), Christologie I. Von den Anfaengen bis zur Spaetantike; II. Vom Mittelalter bis zur Gegenwart, Styria Verlag, Graz 1989. Ortiz de Urbina I., Nicée et Constantinople, Ed. de l’Orante, 1963. Passantino R., The Nature and Attributes of God, CARIS, 1980. Pelikan J., Jesus Through the Centuries, Yale University Press, 1985. Pelikan J., The christian tradition, The University of Chicago Press, meerdere delen, vanaf 1971. Pelikan J., Christianity and Classical Culture The Metamorphosis of Natural Theology, in the Christian Encounter with Hellenism, New Haven Yale University Press, 1993. Perry J., Dissolving the Inerrancy Debate: How Modern Philosophy Shaped the Evangelical View of Scripture, Quodlibet Journal: Volume 3 Number 4, Fall 2001, http://www.Quodlibet.net Perry Matt, Athanasius and his Influence at the Council of Nicaea, Quodlibet Journal: Volume 5, Number 2-3, July 2003, http://www.Quodlibet.net Peters F.E., The harvest of Hellenism, G. Allen and Unwin, 1970 (vooral hoofdstuk 19). Pettersen A., Athanasius, Harrisburg, PA: Morehouse Publishing, 1995. Pinnock C.H., The Scripture principle, Harper & Row, 1984. Over de inspriratie van de Schrift. Platinga C.Jr., artikel Trinity in The International Standard Bible Encyclopedia, Reprint Eerdmans 1988. Poulsen F., Glimpses of Roman culture, E.J. Brill, 1950 (hoofdstuk 8). Powell, J. P. The Principle of the Incarnation, Longmans, Green, and Co., 1896. Prestige G.L., Fathers and Heretics: Six Studies in Dogmatic Faith, SPCK, 1940. Quasten J., Patrology, 3 delen, 4de uitgave, Spectrum, 1966.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
322
Rahner K., artikel, “Triniteit” en “ Triniteitstheologie” in Sacramentum Mundi, deel 12, blz.74- 100, Paul Brand, 1971. Een voorbeeld van moderne (toen nog gematigde) opvattingen over de Drie-eenheid van een Katholiek theoloog. Ramsay W.M., The cities of Saint Paul, their influence on his Life and thought, Reprint James Family, Minneapolis 1978 (of Baker, 1979). Rauser R. Is the Trinity a True Contradiction?, Quodlibet Journal: Volume 4 Number 4, November 2002, http://www.Quodlibet.net Robertson A. T., The Divinity of Christ in the Gospel of John, Baker Book House, 1916. Robinson Perry, schreef een artikel over ‘Augustine and the Pnuematomachi’ en nog enkele andere Kerkvaders aan een Jehovah Getuige, Rick Stamp, over diens misbruik van teksten van de Kerkvaders. U kunt het vinden op Cunningham’s Homepage. Een van de mooiere artikelen. Roessler A., Steht Gottes Himmel allen offen? Zum Symbol des kosmischen Christus, Quell Verlag, Stuttgart 1990. Roldanus J., Le Christ et l’homme dans la théologie d’Athanase d’Alexandre, Studies in the History of Christian Thought 4, Leiden E.J. Brill, 1977. Runciman S., De goddelijke keizers, Fibula-Van Dishoeck, 1979. Sanders E.P., Jesus and Judaism, Fortress Press, 1985. Sanders E.P., The Historical Figure of Jesus, Allan Lane / Penguin Books, 1993. Schonenberg P., Het geloof van ons doopsel, deel 3 = De mensgeworden Zoon van God, L.C.G. Malmberg, 1958. Deze Jezuit schreef toen een mooi boek als u de Katholieke eigenheden weglaat, over o.a. Maria en is dan ook nog een aanrader. Wat hij later op papier heeft gezet tart wel alle Bijbelse leer over God en Christus. Schoeps P., The Theology of the Apostle in the Light of Jewish Religious History, Westminster, 1961. Servetus M., On the Errors of the Trinity (1531) and Dialogues on the Trinity (1532), rpt. in James Ropes and Kirsopp Lake (eds.), The Two Treatises of Servetus on the Trinity, Earl Morse Wilburn, trans. 1932; rpt, Kraus Reprint, 1969. Staat ook ergens op Internet. Simonetti M., La crisi ariana nel iv secolo, Studia Ephemerides, Augustianum, 1975. Skarsaune O., The Proof from Prophecy. A Study in Justin Martyr’s Proof-Text Tradition, (NovTestSup 56), Brill, 1987. Skarsaune O., Incarnation: Myth of Fact, St Louis, 1991. Skarsaune O., Is Christianity Monotheïstic?, in E. Livingstone (ed.) ‘Studia Patristica XXIX, Leuven, Peeters, 1997, blz.340-363. Sloyan G., Jesus in Focus A Life in its Setting Mystic, CN Twenty-Third Publications, 1983. Stead C., Divine Substance, O.U.P., 1977. Voor het begrip “homoousios” enz. Steenberg M.C., A World Full of Arians, A study of the Arian debate and the Trinitarian Controversy from AD 360-380. Op http://www.monachos.net/ Studer B., Trinity and Incarnation The Faith of the Early Church, ed. Andrew Louth Collegeville Liturgical Press, 1994. Timothy H.B., The early christian apologists and greek philosophy, Van Gorum, 1973. Torrance T.F., Theology in Reconciliation, Chapman, 1975 (hoofdstuk 5). Turner D., The Darkness of God Negativity in Christian Mysticism Cambridge, 1995. Turner H.E.W., Pattern of Christian Truth, A.R. Mowbary, 1954. Dit zijn de Bampton Lectures voor het jaar 1954. Zeer goed is zijn kritiek op Bauer van wien hier enkele zwakke punten uit de doeken gedaan worden. Bauer’s trinitarische visie loopt echter mank. Van Bakel H.A., Circa Sacra, Tjeenk, Willink & Zoon, Haarlem, 1935 (hoofdstukken 2 en 3). Van der Heide G.J., Christendom en politiek in de tijd van Keizer Constantijn de Grote, Kok, Kampen, 1980. Van Roey A, La controverse trithéite jusqu’a l’excommunication de Conon et d’Eugène (557-569), Orientalia Lovaniensia Periodica n°16/1985, blz.141-165. Echte driegoden-
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
323
aanhangers zijn er slechts met mondjesmaat geweest. Dezen die in dit artikel besproken zijn (op prachtige wijze) worden getoetst aan wat de leer van de orthodoxie was in die dagen. Vermes Geza, The Religion of Jesus the Jew, Fortress Press, 1993. Een Joodse visie. Vermes Geza, Jesus the Jew: a Historians Reading of the Gospels, Fortress Press, 1981. Vogsland R., Rediscovering the Trinity, The Biblical Basis for Proclaiming the Deity of the Father, Son, and Holy Spirit. Een mooi verhaal, resultaat van gesprekken met een Jehovah Getuige. © Copyright 1996 & 2002 Gratis op http://www.swcp.com/~vogs/trinity.html Walvoord J. F., Jesus Christ Our Lord, Moody Press, 1969. Wells P.R., James Barr and the Bible, critique of New Liberalism, Presbytarian and Reformed, 1974. Paul Wells blijft een boeiend dogmaticus. Wenham J.W., Christ and the Bible, Tyndale Press, 1972. White J., Historical Dishonesty and the Watchtower Society. A Review of the Watchtower’s Comments Concerning the View of Ignatius of Antioch and the Deity of Christ, Internet: Alpha and Omega Ministries. Wickham L. R., ed., Cyril of Alexandria: Selected Letters, Oxford: Clarendon Press, 1983. Widdicombe P., The Fatherhood of God from Origen to Athanasius, Oxford Theological Monographs, Clarendon Press / Oxford U. Press, 1994. Wilken Robert., The Christians as the Romans Saw Them, Yale U. Press, 1984. Wilkins M. J., and Moreland James P., editors, Jesus Under Fire: Modern Scholarship Reinvents the Historical Jesus, Zondervan Publishing House, 1996. Williams I.P., “The Cappadocians,” The Cambridge History of Late Greek and Early Medieval Philosophy, ed. A.H. Armstrong Cambridge Cambridge University Press, 1967, blz.432-456. Williams R., “Macrina’s Deathbed Revisited Gregory of Nyssa on Mind and Passion,” in L. Wickham and C. Bammel, Christian Faith and Greek Philosophy in Late Antiquity, Supplement to Vigiliae Christianae 19 Leiden Brill, 1993. Winslow D. F., The Dynamics of Salvation A Study in Gregory of Nazianzus, Patristic Monograph Series Cambridge, MA Philadelphia Patristic Foundation, 1979. Wolfson H.A., The Philosophy of the Church Fathers, Harvard University Press, 1970. Wright N.T., Jesus and the Victory of God, Vol 2 of Christian Origins and the Question of God Minneapolis Fortress Press, 1997. Te lezen voordat (bij voorkeur) men de Jesus Seminar bestudeerd. Yamauchi E., Pre-christian Gnosticism, Eerdmans, 1973. Young F., The Making of the Creeds, Trinity Press, 1991. De Nederlandse versie verscheen bij Ten Have in hetzelfde jaar. We gaan niet steeds akkoord met de conclusies van de schrijfster, maar het in niettemin een van de beste inleidende werkjes tot de vroegere Kerkvaders op de markt. Young F., The Making of the Creeds Philadelphia Trinity Press, 1991. Young F., From Nicaea to Chalcedon London SCM, 1983. Zodhiates S., Was Christ God?, Eerdmans, 1966.
Contra de stelling dat het evangelie vervalst zou zijn door de Griekse filosofie zie vooral: De Vogel C.J., De grondslag van onze zekerheid, Van Gorcum, 1977. Een zeer belangrijk boek dat consequent de lijnen doortrekt naar de moderne theologie. De schrijfster (R.K.) heeft een dodelijke kritiek op o.a. E. Schillebeeckx en H. Kung. Ook de Reformatie in haar huidige vorm heeft ze onder de loep genomen en te licht bevonden. Ze was in haar dagen een vermaard specialist op de filosoof Plato. Een man die steeds opduikt in de litteratuur van Jehovah’s Getuigen is Alexander Gibbon en zijn geschiedenis over de val van het Romeinse Rijk. Deze historicus (18 e eeuw) is echter
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
324
onbetrouwbaar als bron. Zie Mc Cloy Shelly T., Gibbons antagonism to christianity, Burt Franklin Reprint, rond 1970. Voor de nieuwere christologische terminologie en triniteitstheologie in de RKK zie o.a.: Tijdschrift voor theologie, 6e jaargang 1966, blz.238-306 / 8e jaargang blz.243-259 / 9e jaargang blz. 375-405 enz… de jaren nadien. Persoonlijk willen we wel onze distantie behouden bij deze artikelen. Zij zijn geschreven vanuit een kritische visie zowel op de Bijbel, Kerkvaders en kerkgeschiedenis. Positief is er weinig nieuw bijgedragen. In 1984 en 1985 verscheen ook een Nederlandse vertaling van de studie van de Katholieke Prof. J.A. Fitzmyer, ‘Nieuw Testament en christologie. Actuele vragen’ in ‘Collationes, Vlaams tijdschrift vaan Theologie en Pastoraal.’ Dit is één pot nat met E. Schillebeeckx en H. Kung. En dus contra E. Schillebeeckx (en zijn vrienden) zie vooral: Duchemin A., L’Affaire des trois théologiens, Téqui, 1981. Duquoc C., God anders. De betekenis van de Drieëenheid, Gooi en Sticht, 1980. Steltenpool Th., De Jezus van Prof. Schillebeeckx, uitg. van Spijk, Venlo, 1977. Van de Beek A., De menselijke persoon van Christus, Callenbach, 1980. Van Dijk M.P., Edward Schillebeeckx, hoofdlijnen in de christologie van zijn Jezus boeken, Kok, Kampen, 1980. Geschiedenis van de WT Beckford J.A., The trumpet of Prophecy, Basil Blacwell, 1975. HET boek bij uitstek voor de sociologie van de vereniging. Hellmund D., Geschichte der Zeugen Jehovas, wellicht nog verkrijgbaar bij Bruderdienst, 22 Elmshorn Itzehoe, Duitsland. Dit was de doctorale scriptie van de schrijver en een zeer goede inleiding op de geschiedenis van de WT als organisatie. Munters Q.J., Rekrutering als roeping, Boom Meppel, 1970. De Getuigen als sociale groep. Rogerson A., Miljoenen die nu leven zullen nooit sterven, Bosch & Keuning, 1971. Stevenson W.C., Year of doom 1975, Hutchinson, 1967. Het begrip “God” uit Vine Vine W.E., An expository Dictionary of New Testament Words, (de uitgave van 1940) gevonden op http://www.menfak.no/bibel/vines.html
“<1,,2316,theos> (I) in the polytheism of the Greeks, denoted “a god or deity,” e.g., Acts 14:11; 19:26; 28:6; 1 Cor. 8:5; Gal. 4:8. (II) (a) Hence the word was appropriated by Jews and retained by Christians to denote “the one true God.” In the Sept. theos translates (with few exceptions) the Hebrew words Elohim and Jehovah, the former indicating His power and preeminence, the latter His unoriginated, immutable, eternal and self-sustained existence. In the NT, these and all the other Divine attributes are predicated of Him. To Him are ascribed, e.g., His unity, or monism, e.g., Mark 12:29; 1 Tim. 2:5; self-existence, John 5:26; immutability, Jas. 1:17; eternity, Rom. 1:20; universality, Matt. 10:29; Acts 17:26-28; almighty power, Matt. 19:26; infinite knowledge, Acts 2:23; 15:18; Rom. 11:33; creative power, Rom. 11:36; 1 Cor. 8:6; Eph. 3:9; Rev. 4:11; 10:6; absolute holiness, 1 Pet. 1:15; 1 John 1:5; righteousness, John 17:25;
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
325
faithfulness, 1 Cor. 1:9; 10:13; 1 Thess. 5:24; 2 Thess. 3:3; 1 John 1:9; love, 1 John 4:8,16; mercy, Rom. 9:15,18; truthfulness, Titus 1:2; Heb. 6:18. See GOOD, No. 1 (b). (b) The Divine attributes are likewise indicated or definitely predicated of Christ, e.g., Matt. 20:18,19; John 1:1-3; 1:18, RV, marg.; 5:22-29; 8:58; 14:6; 17:22-24; 20:28; Rom. 1:4; 9:5; Phil. 3:21; Col. 1:15; 2:3; Titus 2:13, RV; Heb. 1:3; 13:8; 1 John 5:20; Rev. 22:12,13. (c) Also of the Holy Spirit, e.g., Matt. 28:19; Luke 1:35; John 14:16; 15:26; 16:7-14; Rom. 8:9,26; 1 Cor. 12:11; 2 Cor. 13:14. (d) Theos is used (1) with the definite article, (2) without (i.e., as an anarthrous noun). “The English may or may not have need of the article in translation. But that point cuts no figure in the Greek idiom. Thus in Acts 27:23 (‘the God whose I am,’ RV) the article points out the special God whose Paul is, and is to be preserved in English. In the very next verse (ho theos) we in English do not need the articles” (A. T. Robertson, Gram. of Greek, NT, p. 758). As to this latter it is usual to employ the article with a proper name, when mentioned a second time. There are, of course, exceptions to this, as when the absence of the article serves to lay stress upon, or give precision to, the character or nature of what is expressed in the noun. A notable instance of this is in John 1:1, “and the Word was God;” here a double stress is on theos, by the absence of the article and by the emphatic position. To translate it literally, “a god was the Word,” is entirely misleading. Moreover, that “the Word” is the subject of the sentence, exemplifies the rule that the subject is to be determined by its having the article when the predicate is anarthrous (without the article). In Rom. 7:22, in the phrase “the law of God,” both nouns have the article; in ver. 25, neither has the article. This is in accordance with a general rule that if two nouns are united by the genitive case (the “of” case), either both have the article, or both are without. Here, in the first instance, both nouns, “God” and “the law” are definite, whereas in ver. 25 the word “God” is not simply titular; the absence of the article stresses His character as lawgiver. Where two or more epithets are applied to the same person or thing, one article usually serves for both (the exceptions being when a second article lays stress upon different aspects of the same person or subject, e.g., Rev. 1:17). In Titus 2:13 the RV correctly has “our great God and Savior Jesus Christ.” Moulton (Prol., p.84) shows, from papyri writings of the early Christian era, that among Greek-speaking Christians this was “a current formula” as applied to Christ. So in 2 Pet. 1:1 (cp. 1:11; 3:18). In the following titles God is described by certain of His attributes; the God of glory, Acts 7:2; of peace, Rom. 15:33; 16:20; Phil. 4:9; 1 Thess. 5:23; Heb. 13:20; of love and peace, 2 Cor. 13:11; of patience and comfort, Rom. 15:5; of all comfort, 2 Cor. 1:3; of hope, Rom. 15:13; of all grace, 1 Pet. 5:10. These describe Him, not as in distinction from other persons, but as the source of all these blessings; hence the employment of the definite article. In such phrases as “the God of a person,” e.g., Matt. 22:32, the expression marks the relationship in which the person stands to God and God to him.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
326
(e) In the following the nominative case is used for the vocative, and always with the article; Mark 15:34; Luke 18:11,13; John 20:28; (Acts 4:24 in some mss.); Heb. 1:8; 10:7. (f) The phrase “the things of God” (translated literally or otherwise) stands for (1) His interests, Matt. 16:23; Mark 8:33; (2) His counsels, 1 Cor. 2:11; (3) things which are due to Him, Matt. 22:21; Mark 12:17; Luke 20:25. The phrase “things pertaining to God,” Rom. 15:17; Heb. 2:17; 5:1, describes, in the Heb. passages, the sacrificial service of the priest; in the Rom. passage the Gospel ministry as an offering to God. (III) The word is used of Divinely appointed judges in Israel, as representing God in His authority, John 10:34, quoted from Ps. 82:6, which indicates that God Himself sits in judgment on those whom He has appointed. The application of the term to the Devil, 2 Cor. 4:4, and the belly, Phil. 3:19, virtually places these instances under (I).” ^^^^^^ APPENDIX 14: Over de betekenis van de godstitel “Eyeh asher Eyeh” in Exodus 3:14.
De manier waarop sommige unitaristen naar Exodus 3:14 kijken is dat ze het begrip “eyeh” niet willen vertalen als “Ik ben” maar als “Ik zal zijn.” Hun argument staat hier onder, maar het is duidelijk dat men niet oprecht bezig is met een antwoord te geven aan wie in de betekenis geloofd: “IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL!” (Statenvertaling) of “Ik ben, die Ik ben” (NBG). Wat ze doen is naar 1woord kijken uit de ganse titel “eyeh” want er staat diuidelijk meer dan dat, namelijk: “Eyeh asher Eyeh” http://debatingchristianity.com/forum/viewtopic.php? t=19592&postdays=0&postorder=asc&start=0 All the places where ehyeh is used in the writings of Moses are listed below. I believe you will find they all mean "I will be" not "I am," particularly when it is Jehovah speaking about his relationship to his people (as also in Ex. 3:14) Exodus 3:14: Verse in question - see above. Now look up all the other scriptures which use ehyeh in the rest of Moses’ writings and see how they are translated:
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
327
Genesis 26:3 (Jehovah: "I will be with you" NRSV) Genesis 31:3 (Jehovah: "I will be with you" NRSV) Exodus 3:12 (Jehovah: I will be with you" NRSV) Exodus 4:12 (Jehovah: "I will be with your mouth" NRSV) Exodus 4:15 (Jehovah: "I will be with your mouth" NRSV) Deuteronomy 31:23 (Moses: "I will be with you" NRSV) Exodus 3:14 is incorrectly rendered as “I am” in many trinitarian translations. ^^^^^^^ Hoe oprecht is men een deel van een zin gelijk te stellen met een titel die YaHWeH zich geeft?
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
328
In Exodus 3 vers 12 staat “= ” maar in vers 14 “ ” We willen slechts zeggen dat unitariqten overal wat zoeken, maar nooit de volle waarheid vertellen. ^^^^^^^ SEPTUAGINT(LXX): “και ειπεν ο θεος προς μωυσην εγω ειμι ο ων και ειπεν ουτως ερεις τοις υιοις ισραηλ ο ων απεσταλκεν με προς υμας” LATIJNSE VULGAAT VAN HIËRONYMUS: “dixit Deus ad Mosen ego sum qui sumait sic dices filiis Israhel qui est misit me ad vos” ENKELE NEDERLANDSE EN SUID-AFRIKAANSE VERTALINGEN VAN DE TEKST STATENVERTALING: “En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden!” NAARDENSE BIJBEL: “Dan zegt God tot Mozes: ik zal er zijn, zoals ik er ben!Hij zegt: zo zul je tot de zonen Israëls zeggen: heeft mij tot u gezonden!” NEDERLANDS BIJBELGENOOTSCHAP 1951: “Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.” BIJBEL IN GEWONE TAAL: “Toen zei God: ’Ik ben degene die er altijd is.Je moet tegen de Israëlieten zeggen dat ‘Ik ben er altijd’ je gestuurd heeft.” GROOT NIEUWS VERTALING: “Toen zei God tegen Mozes: ‘Ik ben degene die er altijd is. Je moet tegen de Israëlieten zeggen: ‘‘Ik ben er’’ heeft mij gestuurd.” NIEUWE LUTHER BIJBEL: “En God sprak tot Mozes: IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL; en Hij sprak: Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden.” WILLIBRORDVERTALING: “Toen sprak God tot Mozes: ‘Ik ben die er is.’ En Hij zei: ‘Dit moet u de Israëlieten zeggen: “Hij die er is zendt mij naar u.”” VERTALING PETRUS CANISIUS: “God sprak tot Moses: Ik ben: "Ik ben!" En Hij vervolgde: Dit moet ge aan de Israëlieten antwoorden: "Ik ben" zendt mij tot u!” HET BOEK: “Zijn naam is: Ik ben die Ik ben,’ was het antwoord. ‘Zeg maar tegen hen: “Ik Ben” heeft mij gestuurd!” OBBINK VERTALING: “En God zeide: Ik ben die ik ben. Gij zult aldus tot de kinderen Israëls zeggen: IK BEN heeft mij tot u gezonden.” LEIDSE STUDIEBIJBEL (2013): “Toen zeide God tot Mozes: Ik ben die ik ben.Voorts zeide hij: Zo moetgij tot de Israelieten zeggen: Ik-ben heeft mij tot u gezonden.” ONDERWIJZER-PENTATEUCH: “Hierop zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik zal zijn; en Hij zeide: zo zult gij zeggen tot de kinderen Israëls: Hij, die altijd dezelfde zal zijn, heeft mij tot u gezonden.”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
329
NIJE FRYSKE BIBELOERSETTING: “God sei tsjin Mozes: Ik bin dy’t Ik wêze sil. Hy sei: Dit moatsto tsjin ’e Israeliten sizze: Ik-bin hat my nei jimme tastjoerd.” BIJBEL IN AFRIKAANS 1953: “En God sê vir Moses: EK IS WAT EK IS. Ook sê Hy: So moet jy die kinders van Israel antwoord: EK IS het my na julle gestuur.” BIJBEL IN AFRIKAANS 1988: “Toe sê God vir Moses: “EK IS WAT EK IS. Jy moet vir die Israeliete sê: ‘Ek is’ het my na julle toe gestuur.” AFRIKAANS DIE BYBEL VIR ALMAL: “Toe sê God vir Moses: “My Naam is: ‘EK IS WAT EK IS.’ Jy moet vir die Israeliete sê: ‘Ek Is’ het my na julle toe gestuur.” ENKELE FRANSE VERTALINGEN VAN DE TEKST LA BIBLE LOUIS SEGOND: “Dieu dit à Moïse: Je suis celui qui suis. Et il ajouta: C’est ainsi que tu répondras aux enfants d’Israël: Celui qui s’appelle "je suis" m’a envoyé vers vous.” LA BIBLE MARTIN: “Et Dieu dit à Moïse: JE SUIS CELUI QUI SUIS. Il dit aussi:tu diras ainsi aux enfants d’Israël: celui qui s’appelleJE SUIS, m’a envoyé vers vous.” LA BIBLE (F. GODET): “Et Dieu dit à Moïse: Je suis Celui qui suis. Puis il dit: Tu parleras ainsi aux fils d’Israël: JE SUIS m’a envoyé vers vous.” LA BIBLE OSTERVALD 1996: “Alors Dieu dit à Moïse: JE SUIS CELUI QUI SUIS. Puis il dit: Tu diras ainsi aux enfants d’Israël: Celui qui s’appelle JE SUIS, m’a envoyé vers vous.” LA BIBLE DARBY 1991: “Et Dieu dit à Moïse, JE SUIS CELUI QUI SUIS. Et il dit, Tu diras ainsi aux fils d’Israël, JE SUIS m’a envoyé vers vous” ENKELE DUITSE VERTALINGEN VAN DE TEKST LUTHER BIBEL: “Gott sprach zu Mose: ICH WERDE SEIN, der ICH SEIN WERDE. Und sprach: Also sollst du den Kindern Israel sagen: ICH WERDE SEIN hat mich zu euch gesandt.” 1951 REVIDIERTE SCHLACHTER BIBEL: “Gott sprach zu Mose: «Ich bin, der ich bin!» Und er sprach: Also sollstdu zu den Kindern Israel sagen: «Ich bin», der hat mich zu euch gesandt.” 1904 EMIL KAUTSCH TEXTBIBEL: “Da erwiderte Gott Mose: Der "Ich bin, der ich bin"; dann sprach er: So sollst du den Israeliten sagen: Der "Ich bin" hat mich zu euch gesandt!” ZUERCHER BIBEL 1931: “Gott sprach zu Mose: "Ich bin, der ichbin." Und er fuhr fort: So sollst du zu den Israeliten sagen: Der "Ich bin" {der biblische Erzähler hörte in dem Gottesnamen Jahweeinen Anklang an das hebr. Zeitwort "sein"} hat mich zu euch gesandt.” Enkele varianten: allen recente vertalingen. Die Menge Bibel van 1939 vertaald: “14 Gott sprach zu Mose: Ich werde sein, der ich sein werde. Und sprach: So sollst du zu den Israeliten sagen: »Ich werde sein«, der hat mich zu euch gesandt.” Die Zürcher Bibel (Ausgabe 2007): “14 Da sprach Gott zu Mose: Ich werde sein, der ich sein werde. Und er sprach: So sollst du zu den Israeliten sprechen: Ich-werde-sein hat mich zu euch gesandt.” Die Neue evangelistische Übersetzung (van Karl-Heinz Vanheiden ): “14 Da sagte Gott zu Mose: "Ich bin der, der ist und immer sein wird. Sag den Israeliten: Der 'Ich-bin' (a) hat mich zu euch geschickt."
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
330
(a) Das Hebräische (Ehje = Ich bin) klingt an den Gottesnamen Jahwe an. Die Juden verstehen Ehje jedoch als zusätzlichen Gottesnamen. Zie http://www.bibleserver.com/text/Ne%C3%9C/2.Mose3 ^^^^^^^ DEZE LIJST ENGELSE VERTALINGEN KOMT UIT: https://www.biblegateway.com/verse/en/Exodus%203%3A14 Exodus 3:14 (KJ21) And God said unto Moses, “I AM THAT I AM.” And He said, “Thus shalt thou say unto the children of Israel, ‘I AM hath sent me unto you.’” 14
Exodus 3:14 (ASV) And God said unto Moses, I AM THAT I AM: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you. 14
Exodus 3:14 (AMP) And God said to Moses, I AM WHO I AM and WHAT I AM, and I WILL BE WHAT I WILL BE; and He said, You shall say this to the Israelites: I AM has sent me to you! 14
Exodus 3:14 (CEB) 14
God said to Moses, “I Am Who I Am. So say to the Israelites, ‘I Am has sent me to you.’”
Exodus 3:14 (CJB) God said to Moshe, “Ehyeh Asher Ehyeh [I am/will be what I am/will be],” and added, “Here is what to say to the people of Isra’el: ‘Ehyeh [I Am or I Will Be] has sent me to you.’” 14
Exodus 3:14-15 (CEV) God said to Moses: I am the eternal God. So tell them that the LORD, whose name is “I Am,” has sent you. This is my name forever, and it is the name that people must use from now on. 14-15
Exodus 3:14 (DARBY) And God said to Moses, I AM THAT I AM. And he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel: I AM hath sent me unto you. 14
Exodus 3:14 (DRA) God said to Moses: I AM WHO AM. He said: Thus shalt thou say to the children of Israel: HE WHO IS, hath sent me to you. 14
Exodus 3:14 (ERV) Then God said to Moses, “Tell them, ‘I AM WHO I AM.’ When you go to the Israelites, tell them, ‘I AM’ sent me to you.” 14
Exodus 3:14 (ESV) God said to Moses, “I sent me to you.’” 14
AM WHO
I
AM.”
And he said, “Say this to the people of Israel, ‘I
AM
has
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
331
Exodus 3:14 (ESVUK) God said to Moses, “I sent me to you.’” 14
AM WHO
I
AM.”
And he said, “Say this to the people of Israel, ‘I
AM
has
Exodus 3:14 (EXB) Then God said to Moses, “I AM WHO I AM” [ These Hebrew words are related to the name Yahweh, usually translated “LORD,” and suggest that God eternally lives and is always with his people]. When you go to the people of Israel, tell them, ‘I AM sent me to you.’” 14
C
Exodus 3:14 (GNV) And God answered Moses, I AM THAT I AM. Also he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you. 14
Exodus 3:14 (GW) God answered Moses, “I Am Who I Am. This is what you must say to the people of Israel: ‘I Am has sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (GNT) God said, “I am who I am. You must tell them: ‘The one who is called I AM has sent me to you.’ 14
Exodus 3:14 (HCSB) God replied to Moses, “I AM WHO I AM. This is what you are to say to the Israelites: I AM has sent me to you.” 14
Exodus 3:14 (ISV) God replied to Moses, “I AM WHO I AM,” and then said, “Tell the Israelis: ‘I AM sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (JUB) And God answered unto Moses, I AM THAT I AM. And he said, Thus shalt thou say unto the sons of Israel: I AM (YHWH) has sent me unto you. 14
Exodus 3:14 (KJV) And God said unto Moses, I AM THAT I AM: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you. 14
Exodus 3:14 (AKJV) And God said unto Moses, I AM THAT I AM: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you. 14
Exodus 3:14 (LEB) And God said to Moses, “I am that I am.” And he said, “So you must say to the Israelites, ‘I am sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (TLB) 14
“‘The Sovereign God,’” was the reply. “Just say, ‘I Am has sent me!’
Exodus 3:14 (MSG) 14
God said to Moses, “I-AM-WHO-I-AM. Tell the People of Israel, ‘I-AM sent me to you.’”
Exodus 3:14 (MEV) 14
And God said to Moses, “I
of Israel, ‘I
AM WHO I AM,” and He said, “You will say this to the children
AM has sent me to you.’ ”
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
332
Exodus 3:14 (NOG) Elohim answered Moses, “Ehyeh Who Ehyeh. This is what you must say to the people of Israel: ‘Ehyeh has sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (NABRE) God replied to Moses: I am who I am. Then he added: This is what you will tell the Israelites: I AM has sent me to you. 14
Exodus 3:14 (NASB) God said to Moses, “I AM WHO I AM”; and He said, “Thus you shall say to the sons of Israel, ‘I AM has sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (NCV) 14
Then God said to Moses, “I me to you.’”
I
AM WHO
AM.
When you go to the people of Israel, tell them, ‘I
AMsent
Exodus 3:14 (NET) 14
God said to Moses, “I AM that I has sent me to you.’”
AM.”
And he said, “You must say this to the Israelites, ‘I
AM
Exodus 3:14 (NIRV) God said to Moses, “I AM AMhas sent me to you.’ ”
WHO
I
AM.
Here is what you must say to the Israelites. Tell them, ‘I
AM WHO
I
AM.
This is what you are to say to the Israelites: ‘I
AM
has
I
AM.
This is what you are to say to the Israelites: “I
AM
has
14
Exodus 3:14 (NIV) God said to Moses, “I sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (NIVUK) God said to Moses, ‘I sent me to you.”’ 14
AM WHO
Exodus 3:14 (NKJV) And God said to Moses, “I AM WHO I AM.” And He said, “Thus you shall say to the children of Israel, ‘I AM has sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (NLV) And God said to Moses, “I AM WHO I AM.” And He said, “Say to the Israelites, ‘I AM has sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (NLT) God replied to Moses, “I you.” 14
AM WHO I AM.
Say this to the people of Israel: I
AM
has sent me to
Exodus 3:14 (NRSV) God said to Moses, “I AM WHO I ‘I AMhas sent me to you.’” 14
AM.”
He said further, “Thus you shall say to the Israelites,
Exodus 3:14 (NRSVA) God said to Moses, ‘I AM WHO I “I AMhas sent me to you.”’ 14
AM.’
He said further, ‘Thus you shall say to the Israelites,
AM.’
He said further, ‘Thus you shall say to the Israelites,
Exodus 3:14 (NRSVACE) God said to Moses, ‘I AM WHO I “I AMhas sent me to you.”’ 14
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
333
Exodus 3:14 (NRSVCE) God said to Moses, “I AM WHO I ‘I AMhas sent me to you.’” 14
AM.”
He said further, “Thus you shall say to the Israelites,
Shemot 3:14 (OJB) And Elohim said unto Moshe, Eh-heh-yeh ashair Ehheh- yeh (I AM WHO I AM); and He said, Thus shalt thou say unto the Bnei Yisroel, EHHEH-YEH (I AM) hath sent me unto you. 14
Exodus 3:14 (RSV) God said to Moses, “I sent me to you.’” 14
AM WHO
I
AM.”
And he said, “Say this to the people of Israel, ‘I
AM
has
I
AM.”
And he said, “Say this to the people of Israel, ‘I
AM
has
Exodus 3:14 (RSVCE) God said to Moses, “I sent me to you.’” 14
AM WHO
Exodus 3:14 (VOICE) Eternal One: 14 I AM WHO I AM. This is what you should tell the people of Israel: “I AM has sent me to rescue you.”
Exodus 3:14 (WEB) God said to Moses, “I AM WHO I AM,” and he said, “You shall tell the children of Israel this: ‘I AM has sent me to you.’” 14
Exodus 3:14 (WYC) The Lord said to Moses, I am that I am. (And) The Lord said, Thus thou shalt say to the sons of Israel, He that is, sent me to you. 14
Exodus 3:14 (YLT) And God saith unto Moses, `I AM THAT WHICH I AM;' He saith also, `Thus dost thou say to the sons of Israel, I AM hath sent me unto you.' 14
^^^^^^^ DEZE LIJST SPAANSE VERTALINGEN KOMT UIT: https://www.biblegateway.com/verse/es/Exodus%203:14 Éxodo 3:14 (LBLA) Y dijo Dios a Moisés: YO SOY EL QUE SOY. Y añadió: Así dirás a los hijos de Israel: “YO SOYme ha enviado a vosotros.” 14
Éxodo 3:14 (DHH) Y Dios le contestó: —YO SOY EL QUE SOY. Y dirás a los israelitas: “YO SOY me ha enviado a ustedes.” 14
Éxodo 3:14 (JBS) Y respondió Dios a Moisés: YO SOY El que Soy. Y dijo: Así dirás a los hijos de Israel: YO SOY(YHWH) me ha enviado a vosotros. 14
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
334
Éxodo 3:14 (NBD) —Yo soy el que soy —respondió Dios a Moisés—. Y esto es lo que tienes que decirles a los israelitas: “Yo soy me ha enviado a ustedes.” 14
Éxodo 3:14 (NBLH) Y dijo Dios a Moisés: “YO SOY EL QUE SOY,” y añadió: “Así dirás a los Israelitas: ‘YO SOY me ha enviado a ustedes.’” 14
Éxodo 3:14 (NTV) 14
—YO
SOY EL QUE SOY.
Dile esto al pueblo de Israel: “YO
SOY
me ha enviado a ustedes”.
Éxodo 3:14 (NVI) — YO SOY EL QUE SOY —respondió Dios a Moisés—. Y esto es lo que tienes que decirles a los israelitas: “ YO SOY me ha enviado a ustedes.” 14
Éxodo 3:14 (CST) —YO SOY EL QUE SOY —respondió Dios a Moisés—. Y esto es lo que tienes que decirles a los israelitas: “YO SOY me ha enviado a vosotros.” 14
Éxodo 3:14 (PDT) Dios le dijo: — YO SOY EL QUE 14
SOY.
Dile esto al pueblo de Israel: “ YO
SOY
me mandó a ustedes”.
Éxodo 3:14 (BLP) Dios dijo a Moisés: — Soy el que soy. Y añadió: — Esto responderás a los israelitas: “Yo soy” me envía a vosotros. 14
Éxodo 3:14 (BLPH) Dios dijo a Moisés: — Soy el que soy. Y añadió: — Esto responderás a los israelitas: “Yo soy” me envía a ustedes. 14
Éxodo 3:14 (RVC) Dios le respondió a Moisés: «YO SOY EL QUE SOY.» Y añadió: «A los hijos de Israel tú les dirás: “YO SOY me ha enviado a ustedes.”» 14
Éxodo 3:14 (RVR1960) Y respondió Dios a Moisés: YO SOY EL QUE SOY. Y dijo: Así dirás a los hijos de Israel: YO SOY me envió a vosotros. 14
Éxodo 3:14 (RVR1977) Y respondió Dios a Moisés: YO SOY EL QUE SOY. Y dijo: Así dirás a los hijos de Israel: El YO SOY me ha enviado a vosotros. 14
Éxodo 3:14 (RVR1995) Respondió Dios a Moisés: —“Yo soy el que soy.” Y añadió: —Así dirás a los hijos de Israel: “‘Yo soy’ me envió a vosotros.” 14
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
335
Éxodo 3:14 (RVA) Y respondió Dios á Moisés: YO SOY EL QUE SOY. Y dijo: Así dirás á los hijos de Israel: YO SOY me ha enviado á vosotros. 14
^^^^^^^ DEZE LIJST ONDER ANDERE SCANDINAVISCHE VERTALINGEN KOMT UIT: http://bjorkbloggen.com/2014/03/08/exodus-314-gods-name-i-am-septuagint-ego-eimi-indifferent-languages/ 2 Mos. 3:14 Gud sade till Mose: ”Jag är den Jag Är.” Och han sade vidare: ”Så skall du säga till Israels barn: Jag Är har sänt mig till er.” (SFB) 14 Gud sade till Mose: »Jag är den jag är.» Och han sade vidare: »Så skall du säga till Israels barn: ‘Jag är’ har sänt mig till eder. (1917) 14 Og Gud sa til Moses: Jeg er den jeg er ; og han sa: Så skal du si til Israels barn: ”Jeg er” har sendt mig til eder. (Det norsk bibelselskap 1930) 14 Þá sagði Guð við Móse: ”Ég er sá, sem ég er.” Og hann sagði: ”Svo skalt þú segja Ísraelsmönnum: ,Ég er` sendi mig til yðar.” Icelandic Bible 14 Alors Dieu dit à Moïse:—Je suis celui qui est. Puis il ajouta: Voici ce que tu diras aux Israélites: Je suis m’a envoyé vers vous. (La Bible du Semeur) 14 Dieu dit à Moïse: Je suis celui qui suis. Et il ajouta: C’est ainsi que tu répondras aux enfants d’Israël: Celui qui s’appelle «Je suis» m’a envoyé vers vous. Nouvelle Edition de Genève – NEG1979 14 Y respondió Dios a Moisés: YO SOY EL QUE SOY. Y dijo: Así dirás a los hijos de Israel: YO SOY me envió a vosotros. Reina-Valera 1960 14 Dios dijo a Moisés:— Soy el que soy.Y añadió:— Esto responderás a los israelitas: “Yo soy” me envía a ustedes. La Palabra (Hispanoamérica) 14 Gud svarede Moses: ”Jeg er den, jeg er!” Og han sagde: ”Således skal du sige til Israeliterne: JEG ER har sendt mig til eder!” (Dette er Biblen på dansk) 14 Dio disse a Mosè: «Io sono colui che sono!». Poi disse: «Dirai agli Israeliti: Io-Sono mi ha mandato a voi». (Conferenza Episcopale Italiana) 14 God said to Moses, “I am who I am.”And he said, “Say this to the people of Israel, ‘I am has sent me to you.’” (ESV) 14 And God answered Moses, I AM THAT I AM. Also he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you. (Geneva Bible) 14 And God said unto Moses, I Am That I Am: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I Am hath sent me unto you. (KJV) 14 God said to Moses, “I AM WHO I AM”; and He said, “Thus you shall say to the sons of Israel, [ ] ‘ c I AM has sent me to you.’” (NASB) 14 And Elohim said unto Moshe, Eh-heh-yeh ashair Ehheh- yeh (I AM WHO I AM); and He said, Thus shalt thou say unto the Bnei Yisroel, EHHEH-YEH (I AM) hath sent me unto you. (Orthodox Jewish Bible) 14 God said to Moses, “I am who I am.This is what you are to say to the Israelites: ‘I am has sent me to you.’” (NIV)
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
336
14 Gott sprach zu Mose: “Ich bin, der ich bin!“ Und er sprach: So sollst du zu den Kindern Israel sagen:“Ich bin“, der hat mich zu euch gesandt. (Schlachter 1951) 14 ”Zijn naam is: Ik ben Die Ik ben”, was het antwoord. ”Zeg maar tegen hen: ‘Ik Ben’ heeft mij gestuurd! (Het Boek, NL) 14 Respondeu Deus a Moisés: EU SOU O QUE SOU. Disse mais: Assim dirás aos olhos de Israel: EU SOU me enviou a vós. (João Ferreira de Almeida Atualizada) 14 God said to Moshe, “Ehyeh Asher Ehyeh [I am/will be what I am/will be],” and added, “Here is what to say to the people of Isra’el: ‘Ehyeh [I Am or I Will Be] has sent me to you.’ (Complete Jewish Bible) ^^^^^^^ De schrijver van het artikel http://4jehovah.org/exodus-314-and-john-858-the-great-i-am/ is warm aanbevolen. We geven het hier weer, maar lees de ganse brochure!
Exodus 3:14 and John 8:58 – The Great “I Am” – Appendix – Yes, You Should Believe in the Trinity!
SHOULD EXODUS 3:14 AND JOHN 8:58 BE TRANSLATED AS “I AM” OR “I WILL PROVE TO BE” AND “I HAVE BEEN”? By Justin T. Alfred, MA 1.
NEW AMERICAN STANDARD NEW WORLD TRANSLATION EXODUS 3:14: “God said to Moses, ‘I AM EXODUS 3:14: “At this, God said to Moses: ‘I WHO I AM’; and He said, ‘Thus you shall say SHALL PROVE TO BE WHAT I SHALL to the sons of Israel, “I AM has sent me to you.” PROVE TO BE.’ And he added: ‘This is what ’” you re to say to the sons of Israel, “I SHALL PROVE TO BE has sent me to you.” ’ ”2. JOHN 8:58: “Jesus said to them, ‘Truly, truly, I JOHN 8:58: “Jesus said to them: ‘Most truly I say to you, before Abraham was born, I am.’ ” say to YOU, Before Abraham came into existence, I have been.’ ” The identity of Jesus’ statement in John 8:58 with God’s revelation of Himself to Moses in Exodus 3:14 is the primary issue of John 8:58. The argument presented by The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures is as follows: Attempting to identify Jesus with Jehovah, some say that ἐγὼ εἰμί (e-go’ ei-mi’) is the equivalent of the Hebrew expression ‘ani’ hu’, “I am he,” which is used by God. However, it is to be noted that this Hebrew expression is also used by man, as in 1 Chronicles 21:17.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
337
Further attempting to identify Jesus with Jehovah, some try to use Exodus 3:14 (LXX) which reads: ἐγώ εἰμι ὁ ὤν (E-go’ ei-mi’ ho on), which means “I am The Being,” or, “I am the Existing One.” This attempt cannot be sustained because the expression in Exodus 3:14 is different from the expression in John 8:58. Throughout the Christian Greek Scriptures Jehovah and Jesus are never identified as being the same person. – See App 2A, 2E.3. The first thing to do, therefore, is to actually look at the quote from Exodus 3:14, and then we will analyze its usage in the LXX and in I Chronicles 21:17, and as with the New Testament quotes, so too with the Old Testament, I will be quoting the text of the New World Translation of the Holy Scriptures. (1) Exodus 3:14: “At this, God said to Moses: ‘I SHALL PROVE TO BE WHAT I SHALL PROVE TO BE.’ And he added: ‘This is what you are to say to the sons of Israel, ‘I SHALL PROVE TO BE has sent me to you.’” Without any equivocation, this is one of the most nonlegitimate translations I have ever read of the Hebrew text of Exodus 3:14. The following is the actual Hebrew text of Exodus 3:14:
תמארַמל ֙ר בִלֵנְב ֵ ֣נמ י ֹּכֹת ה א ֹׁשֹת ה רֶמאְהֵֽנְֹת ה רֶ ֖מ יֹת ה שֲמא רֶ ׁ֣שר רֶמאְהֵֽנְֹת ה רֶ ֑מ יֹת ה רַורֶמא֗אֹּימארֶמר ֤ א ֶרַו֤אֹּימארֶמר לֱמאֹלבִֹת המ יל ֙ם רֶמאל־מ אֹ ֶא ה֔ ר ׁשַ֥חָל֥רַחנבִמ י שֲמאֵלמ י רֶ ְהֽכם׃ ְׂשַ֥חָרֶא הֵ֔מאל רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֖רֶמ יֹת ה ֵנ ְמ י בִ ֵנ The Hebrew that is translated in the New World Translation of the Holy Scriptures as “I SHALL PROVE TO BE WHAT I SHALL PROVE TO BE,” is ’( רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֖רֶמ יֹת ה שֲמא רֶ ׁ֣שר רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֑רֶמ יֹת הehyeh ’¦šer ’ehyeh), and the verb in this passage is ( ַ֥חָֹת הַ֥חָמ יֹת הhāyâ). The definition of this verb is “to fall out, to come to pass, to become, to be, to exist, to come into being, and to be in existence.”4. In the Theological Dictionary of the Old Testament, after a very lengthy analysis of the verb ( ַ֥חָֹת הַ֥חָמ יֹת הhāyâ) as a whole, and then an analysis of its use in Exodus 3:14, we read the following: This situation suggests that the correct translation of Ex. 3:14 should be “I will be who I will be.” The ancient versions of Aquila and Theodotion understood the Hebrew text in this sense (ésomai hós ésomai – “I will be who I will be” in Greek – my translation and note). Such an interpretation is also supported by the appearance of the expression “I will be with you” in Ex. 3:12 ( רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֣רֶמ יֹת ה ְך –’– בִעֶא הַ֥֔חָּמehyeh ‘immāk – “I will be with you” – my Hebrew insertion, transliteration, and translation). This’ehyeh ‘im, the fundamental promise in the election relationship between God and his people, would then be taken up in v. 14 to explain the name and nature of Yahweh. It is not possible, however, to be really certain of what the formula means. All that is sure is that the author of Ex. 3:14 sought to derive the name Yahweh from the root hāyāh.5. Thus, even though there may be some uncertainty as to just exactly how the translation of רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֖רֶמ יֹת ה ’(שֲמא רֶ ׁ֣שר רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֑רֶמ יֹת הehyeh ’¦šer ’ehyeh) should read, the consensus by all reputable scholars is that “I will be who I will be” is the best translation that can be given. When we look in the Hebrew for an equivalent verb for the English word “to prove” as the New World Translation of the Holy Scriptures uses it in Exodus 3:14 with the idea of God demonstrating to Moses that He is the God Who He says He is, we come up with the Hebrew verb (נַ֥חַָ֥חָסֹת הnāsâ), which means “to test, to try, to attempt, assay, to tempt, and to prove.”6. And if we try to find a Hebrew verb that expresses the idea of “showing” somebody something, as here in Exodus 3:14 with the idea of “showing proof” of something, then the Hebrew verb that is used with that sense of meaning is (ַ֥חָרָאֹת הrā’â), which means “to see” as its basic meaning, but in the Hiphil stem, it is translated as “to cause someone to
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
338
see something,” as in Exodus 9:16: “But, in fact, for this cause I have kept you in existence, for the sake of showing you ( – רַֹת הֵנְרמא אֵֹנְת֣ךhar’ōtkā) my power and in order to have my name declared in all the earth” (New World Translation of the Holy Scriptures). However, even though there is some discussion as to just how ’( רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֖רֶמ יֹת ה שֲמא רֶ ׁ֣שר רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֑רֶמ יֹת הehyeh ’¦šer ’ehyeh) should be translated, NO ONE WHO HAS ANY CREDIBLE UNDERSTANDING OF HEBREW WOULD THINK OF GIVING SUCH A TRANSLATION AS, “I SHALL PROVE TO BE WHAT I SHALL PROVE TO BE,” coming from the Hebrew verb ( ַ֥חָֹת הַ֥חָמ יֹת הhāyâ). Thus, the translation given in the New World Translation of the Holy Scriptures is a fallacious fabrication of what the Hebrew phrase, רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֖רֶמ יֹת ה שֲמא רֶ ׁ֣שר ’( רֶמאְהֵֽנְֹת ה ֑רֶמ יֹת הehyeh ’¦šer ’ehyeh) actually means. (2) Exodus 3:14 (LXX): “And God spoke to Moses, saying, I am THE BEING; and he said, Thus shall ye say to the children of Israel, THE BEING has sent me to you.” In Greek, the phrase, “I am THE BEING,” is written as, ἐγώ εἰμι ὁ ὤν (egō eimi ho ōn), and with personal pronoun, ἐγώ (egō), attached to the verb, εἰμι (eimi), it is an emphatic assertion of identity – literally, “I myself am.” However, the next phrase, ὁ ὤν (ho ōn), is a very interesting Greek, grammatical construction. The Greek word ὤν (ōn) is what is called a nominative, singular, masculine, present, active participle, from the verb εἰμι (eimi), which is the Greek verb that means “to be and to exist.” In addition, as has already been stated, “The present participle indicates action simultaneous with action of the main verb.”7. Thus, with εἰμι (eimi) being the first person singular, present active indicative of “to be” – literally, “I continually am” – the present active participle accentuates that ongoing, continuous action, and the definite article, ὁ (ho), is used to point out the specific identity of who “I am” actually is: “The purpose of the definite article is to identify, to limit, and, as the name implies, to make definite. Thus, when the article appears it emphasizes identity, and when it is absent the emphasis is usually quality and not specificity.”8. Therefore, the translation, “I am THE BEING,” may also be translated in an amplified manner, “I continually am THE CONTINUAL BEING,” and there is none other besides me! Therefore, when Jesus identified Himself in John 8:58 as ἐγώ εἰμι (egō eimi), and the context of this identification had to do with His statement, “Truly, truly, I say to you, before Abraham was born,” the Pharisees, who were not only familiar with the Hebrew text, but also the Greek Septuagint (LXX), clearly understood what He was saying, and that was, “I continually am THE CONTINUAL BEING,” and that is why in John 8:59 “they picked up stones to throw at Him” (John 8:59) . (3) 1 Chronicles 21:17 (New World Translation of the Holy Scriptures): “And David proceeded to say to the [true] God: ‘Was it not I that said to make a numbering of the people, and is it not I that have sinned and have unquestionably done bad? As for these sheep, what have they done? O Jehovah my God, let your hand, please, come to be upon me and my father’s house; but not upon your people, for a scourge.’” The point to be made in this verse by the translators of the New World Translation of the Holy Scriptures is that the Greek expression, ἐγώ εἰμι (egō eimi), is also used here by David, who was a mere man. The LXX translation, therefore follows with the usage of ἐγώ εἰμι (egō eimi): “And David said to God, Was it not I (ἐγώ εἰμι – egō eimi) that gave orders to number the people? and I am (ἐγώ εἰμι – egō eimi) the guilty one; I have greatly sinned: but these sheep, what have they done? O Lord God, let thy hand be upon me, and upon my father’s house, and not on thy people for destruction, O Lord!” As stated, ἐγώ εἰμι (egō eimi) is not an exclusive term that Jesus used to focus on Himself for whatever reason at the various times He
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
339
used it, but it was also used frequently throughout the New Testament by various people, as the examples above have demonstrated. Therefore, just the phrase, ἐγὼ εἰμί (egō eimi), by itself, does not signify deity, but the context in which it is used does, and that is what we have seen throughout this analysis. Thus, in I Chronicles 21:17, David is using ἐγώ εἰμι (egō eimi) to emphatically focus on his sin and failure, versus anything the people have done – he and he alone is responsible for the judgment falling upon his people, and he is begging God for deliverance for them.
THE PROGRESSIVE PRESENT AND JOHN 8:58 The following quote is taken from The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, 1985 Edition: The action expressed in John 8:58 started “before Abraham came into existence” and is still in progress. In such situation εἰμί (ei-mi’), which is the first-person singular present indicative, is properly translated by the perfect indicative. Examples of the same syntax are found in Luke 2:48; 13:7; 15:29; John 5:6; 14:9; 15:27; Acts 15:21; 2 Corinthians 12:19; 1 John 3:8. Concerning this construction, A Grammar of the Idiom of the New Testament, by G. B. Winer, seventh ed., Andover, 1897, p. 267, says: “Sometimes the Present includes also a past tense (Mdv. 108), viz. when the verb expresses a state which commenced at an earlier period but still continues, – a state in its duration; as Jno. xv. 27 ἀπ᾽ ἀρχῆς μετ᾽ ἐμοῦ ἐστε [ap’ ar-khes’ met’ emou’ e-ste’], viii. 58 πρὶν Ἀβραὰμ γενέσθαι ἐγὼ εἰμι [prin A-bra-am’ ge-ne’sthai e-go’ ei-mi].” Likewise, A Grammar of New Testament Greek, by J. H. Moulton, Vol. III, by Nigel Turner, Edinburgh, 1963, p. 62, says: “The Present which indicates the continuance of an action during the past and up to the moment of speaking is virtually the same as Perfective, the only difference being that the action is conceived as still in progress . . . It is frequent in the N[ew] T[estament]: Lk 2:48 13:7 . . . 15:29 . . . Jn 5:6 8:58 . . .” What we now do is look at the comments made by the publisher in the above section in order to either verify his correctness, or to expose the errors contained therein. (1) With reference to the quote from Winer, the present tense verb in Greek is used to indicate a continuous, ongoing action. Thus, in John 15:27, we read in the Greek: καὶ ὑμεῖς δὲ μαρτυρεῖτε, ὅτι ἀπ᾽ ἀρχῆς μετ᾽ ἐμοῦ ἐστε (kai humeis de martureite, hoti ap’ archēs met’ emou este), and the literal, English translation is: “And you all also are continuing to bear witness, that from the beginning you are with Me.” When a native, reading Greek would read this, this is how he would read and understand it, and he would know that the phrase, ἀπ᾽ ἀρχῆς μετ᾽ ἐμοῦ ἐστε (ap’ archēs met’ emou este) meant that from the beginning of Jesus’ calling them to follow Him, from that moment until the time He is making this statement, “they are continually with Him – from the past up to the very moment He is speaking.” However, when translating this grammatical truth into English, the phrase, “have been with Me” is used to simply express for the English reader what is actually being expressed in the Greek verb tense. The following quote comes from A. T. Robertson, who is the unquestioned, recognized, and pre-eminent New Testament Greek Scholar, and from whose research, writings, and studies, a plethora of New Testament Greek Grammars have come: The Progressive Present. This is a poor name in lieu of a better one for the present of past action still in progress. …Often it has to be translated into English by a sort of “progressive perfect” (‘have been’), though, of course, that is the fault of the English. “So in modern Greek, ἑξῆντα
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
340
μῆνας σʼ ἀγαπῶ (Abbott, Joh. Gr., p. 222 – “I continually love/have loved to the sixtieth month” – my translation). The durative present in such cases gathers up past and present time into one phrase” (Moulton, Prol., p. 119). …(Jo. 5:6 – “he continually has a long time/he had a long time” –my translation); τοσοῦτον χρόνον μεθʼ ὑμῶν εἰμί (14:9 – “I am continually with you so long a time/I have been with you so long a time” – my translation); …(2 Tim. 3:15 – “from childhood you have known” – my translation). … In Jo. 8:58 εἰμί is really absolute.9. So what is the above quote stating? First of all, in the 2 Timothy 3:15 quote, the Greek verb οἶδας (oidas) is actually a perfect tense verb, but it is used quite often to translate a present reality because that is what the perfect tense does –it expresses a completed action with an ongoing, continuous result. … when Robertson says “In Jo. 8:58 εἰμί is really absolute,” what he is saying is the following: There is an important distinction between absolute and relative time. An indicative verb indicatesabsolute time. For example, if an indicative verb is present tense, then it usually indicates an action occurring in the present.10. Thus, what Robertson is stating about John 8:58 in that the grammatical construction of that sentence, Jesus is unequivocally stating that He is presently God, the great “I AM” of Exodus 3:14, and that is exactly what the Jews understood Him to be saying, as we see their response in the following verse: “Therefore they picked up stones to throw at Him; but Jesus hid Himself, and went out of the temple” (John 8:59). The word “indicative” that Mounce is referring to in the above quote is one of the Greek moods, and the Greek moods describe the level of reality that is being described. That is, it describes something actually happening – indicative mood; the probability that something will occur – subjunctive mood; the possibility that something may or may not occur – optative mood; and finally, the least of reality is the mood of commanding someone to do something, in which there is no certainty that a person will follow through with such a command – imperative mood. Thus, the indicative mood indicates actual reality, and here in John 8:58, Jesus is saying, in no uncertain terms of actual reality, THAT HE IS THE ETERNAL GOD OF EXODUS 3:14, and the Jews clearly understood exactly what He was saying. The following quote also deals with the present tense in helping those who are not familiar with Greek to understand what it is actually conveying: The present tense approaches its kindred tense, the perfect, when used to denote the continuation of existing results. Here it refers to a fact which has come to be in the past, but is emphasized as a present reality, as we say, “I learn that you have moved” (that is, information has come to me in the past which I now possess.) . . . Sometimes the progressive present is retroactive in its application, denoting that which has begun in the past and continues into the present. For want of a better name, we may call it the present ofduration. This use is generally associated with an adverb of time, and may best be rendered by the English perfect. ἀπ᾽ ἀρχῆς μετ᾽ ἐμοῦ ἐστε (John 15:27) “You have been (literally, “You are”) with me from the beginning.”11. What is being said, therefore, is that even when a present tense verb is given an English perfect translation, that is merely for the purpose of enabling English readers to better understand what is being said, but THE PERFECT FORM OF TRANSLATION IN NO WAY negates the continuous, ongoing action contained in the present tense.
Jehovah’s Getuigen over DE DRIE EENHEID – 2015 PART 2
341
(2) With regard to the reference made to Moulton’s grammar, it is exactly as has been discussed above with Winer – the present tense does not lose any of its continuous, ongoing action, but it is merely given a perfect form of translation to help English readers understand the text. (3) The third area to analyze has to do with the initial Scripture references that were given that, according to the translator of The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures, 1985 Edition, indicate that: The action expressed in John 8:58 started “before Abraham came into existence” and is still in progress. In such situation εἰμί (ei-mi’), which is the first-person singular present indicative, is properly translated by the perfect indicative. Examples of the same syntax are found in Luke 2:48; 13:7; 15:29; John 5:6; 14:9; 15:27; Acts 15:21; 2 Corinthians 12:19; 1 John 3:8.”12. What we have seen, therefore, is that there is NO SITUATION EVER when a present tense verb “is properly translated by a perfect indicative,”13. but rather, a perfect form of translation may be given simply to help English readers understand what is being said. But the present tense retains its present tense action of continuous, ongoing movement, regardless of how the translation may be given. ======
1. Justin Alfred holds a Masters in Near Eastern Languages and Cultures from the University of California, Los Angeles and is an Adjunct Professor at the Haggard Graduate School of Theology in San Diego, CA. He is also the president of Word in Life Ministries (www.wordinlife.com). This is an excerpt from his thesis,An Exegetical Analysis of John 8:58 (Word in Life Ministries, 2014). Republished with permission. 2. New World Translation of the Holy Scriptures (Brooklyn, NY: Watchtower Bible And Tract Society of New York, Inc., 1984). NOTE: The 2013 edition of the New World Translation of the Holy Scriptureschanged this questionable phrase of Exodus 3:14 to: “I Will Become What I Choose to Become.” This is still a fallacious rendering of the Hebrew text. 3. The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures (Brooklyn, NY: Watchtower Bible And Tract Society of New York, Inc., 1985), 1145-1146. 4. Francis Brown, The New Brown-Driver-Briggs-Gesenius Hebrew and English Lexicon (Peabody, MA: Hendrickson Publishers, 1979), 224-227. 5. G. Johannes Botterwick and Helmer Ringgren, eds., Theological Dictionary of the Old Testament, Vol. III, trans. John T. Willis, Geoffrey W. Bromiley, and David E. Greene (Grand Rapids: William B. Eerdmans Publishing Company, 1978), 381. 6. Francis Brown, 650. 7. Ray Summers and Thomas Sawyer, Essentials of New Testament Greek, rev. ed. (Nashville: Broadman & Holman, 1995), 97. 8. Ibid., 151. 9. A. T. Robertson , A Grammar of the Greek New Testament in the Light of Historical Research (Nashville, TN: Broadman Press, 1934), 879–880. 10. William D. Mounce, Basics of Biblical Greek (Grand Rapids: Zondervan Publishing House, 1993), 249. 11. H. E. Dana and Julius R. Mantey, A Manual Grammar of the Greek New Testament (Toronto: The Macmillan Company, 1957), 182-183. 12. The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures (Brooklyn, NY: Watchtower Bible And Tract Society of New York, Inc., 1985), 1145. 13. Ibid., 451.