Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
1
NIEUWE MYTHEN RONDOM HOMOSEKSUALITEIT
Dit is een symbool van de homobeweging. Definitie http://nl.wikipedia.org/wiki/Regenboogvlag Een regenboogvlag is een veelkleurige vlag bestaande uit strepen met de kleuren van de regenboog, maar dan meestal niet in elkaar overvloeiend, maar met zes of zeven egale stroken. Regenboogvlaggen werden en worden door de eeuwen heen gebruikt door zeer uiteenlopende groepen en gebieden verspreid over de hele wereld. De bekendste regenboogvlaggen zijn die van de homobeweging en de vredesbeweging.
Guido Biebaut 11 / 08 / 2014 Alle rechten voorbehouden ^^^^^^ In november 1987 verscheen deze studie als Manderloosfonds-cahier. Deze vereniging bestaat ondertussen al een tijd niet meer. De bedoeling was om vanuit een protestanstse visie de ethische en politieke kwesties aan te kaarten en te benaderen met een evangelische kijk. We hebben het ingescand met een nieuw apparaat met OCR-functie, gelezen met ABBYY-software en omgezet tot een Word document. We hebben zo trouwens, enkele fouten weggewerkt en enkele zinnen anders geformuleerd. Maar voor de rest staat alles zoals in het origineel, een oude brochure maar niet versleten. Onze bedoeling is het in de toekomst nog te bewerken, maar daar zal nog een lange tijd moeten overgaan. Er staat nog veel op het verlanglijstje dat we moeten afhandelen. Ondertussen veel plezier met deze uitgave, en neen onze visie is niet gewijzigd ondertussen. Hier is de NBG gebuikt voor de Bijbelteksten. (Illustraties nu toegevoegd.)
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
2
INHOUD Woord
-
vooraf
Literatuurlijst Hoofdstuk 1: 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Seks in het huidige wereldbeeld
Homoseksualiteiten (?) Vier drogredenen van de nieuwe seksualiteit Ideologische concurentie Pornografie Manipulatie Normen en waarden Seks-politiek programma van homoseksualen
1.8 Sociaal gedrag van de 1.9
homoseksueel
Goden en homoseksualiteit
1.10 Grieken en Romeinen Hoofdstuk 2
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
: Aangeboren of aangeleerd?
Tweelingen Afwijking, perversie of ziekte? Geslachtsrol (Gender) Hormonen Hormonen, gedrag en homoseksualiteit Geaardheid of levensstijl? Natuurvolkeren Allemaal beestjes
Hoofdstuk 3:
In een Bijbels perspectief
3.1 Nieuwe christelijke visie 3.2 Joodse visie 3.3 Minder heibel zonder Bijbel 3.4 Mens: beeld Gods in Christus 3.5 Wet en evangelie 3.6 J ezus was ook al zo (?) (!)
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
3.8
Genesis 19: 1-29 Richteren 19: 1-30
3.9
Leviticus 18: 22
3.10 3.11 3.12 3.13
Leviticus 20: 13 Romeinen 1: 26-27 1 Corinthiërs 6: 9,10 1 Timotheus 1: 8-11
3.7
Hoofdstuk
3
4 : Genezing is mogelijk
4.1 Homo en psychiater 4.2 Psychiatrische behandeling
psychiatrische behandeling
4.3 Wederom
4.4 Eenzaamheid 4.5 Toornig én bedroefd 4.6 All you need is love 4.7 Medicijn
of genotmiddel?
4.8 Vrijheid 4.9 Bevrijdingstheologie
4.10
Scheidt u af ( 2 Corinthi ë rs 6: 1 7 )
Slotbeschouwing ^^^^^^^^^^ WOORD VOORAF Dit is een boekje over seksualiteit en homoseksualiteit in het bijzonder. NIET als alleenstaand feit, maar vanuit een Bijbelse optiek, een protestantse visie. Leupold Lowenthal, voorzitter van de Weense Psychoanalytische vereniging zei eens: “Ziet u, het feit dat mensen vrijer over seks praten, dat zij in seksueel opzicht vrijer met elkaar omgaan, wil nog niet zeggen dat er minder taboes zijn. De groepsdwang bestaat nog, maar is veranderd. In de Victoriaanse tijd was het van groot belang je maagdelijkheid te bewaren. Nu heb je het taboe van het binnen een bepaalde groep met iedereen naar bed gaan - een taboe om je niet in te houden. Dat soort dwang kan dus neurotisch gedrag bewerkstelligen, neurotische reactie.” (Uit Psychologen over Psychologie, David Cohen, Van Loghum Slaterus, 1979, blz.250) Een bekeerde homoseksueel schreef enkele jaren geleden onder pseudoniem zijn verhaal en zegt volgende rake woorden in zijn voorwoord: “In de razendsnel veranderde wereld van de laatste tien jaar zijn er nieuwe mythen over homoseksualiteit onstaan, nog voor de oude mythen definitief
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
4
konden worden weggevaagd. Wat weten en begrijpen de meeste mensen toch weinig van de homowereld en wat zijn ze grif bereid propaganda als “eenmaal homo altijd homo” als juist te aanvaarden.” (Uit Het kan toch, W. Aaron, Zuid-Hollandsche Uitg. 1974, blz.9,10) Over de oude mythen zeggen we hier weinig. De nieuwe mythen herleiden we tot vier, tevens volgorde der hoofdstukken: 1. Alle seks is goed, ook homoseksualiteit. Een verdediger van deze stelling zegt: “Er is meer seksualiteit in de openbaarheid gekomen. Tegelijkertijd is seksualiteit ook meer in de privé-sfeer gekomen. Er is minder overeenstemming over waarden en normen. Er bestaan veel verschillende moralen naast elkaar; je kunt kiezen.” (Liefde, lust, leven, Uitg. Kok 1982, blz.14) 2. Homoseksualiteit is aangeboren, je bent “gewoon anders.” Laat ons wel even duidelijk stellen dat tot zelfs in de Schorerstichting, de grootste homoseksuele hulpverleningsorganisatie in Nederland, dit nog niet is uitgemaakt. De discussie tussen aangeboren (essentialisten) of aangeleerd (constructivisten) is er nog steeds levendig. (Zie o.a. Homologie 93e jaargang nr. 3, 1987, blz.21-23) 3. De Bijbel spreekt niet over homoseksualiteit. Een verdediger van deze stelling geeft als antwoord op de vraag: Wat zegt de Bijbel over homofilie? “Het is, goedbeschouwd, een bijzonder ondankbare taak om een heel hoofdstuk te moeten schrijven over bovenstaande vraag, terwijl je, al studerende op die vraag, ontdekt hebt dat het antwoord kort en bondig zal moeten luiden: niets.” (Uit Een mens hoeft niet alleen te blijven, Uitg. Ten Have, 1977, blz.90) 4. Homoseksualiteit is niet te genezen. Het is het niet door psychiatrie en niet door bidden. A. van Heusden zegt: “Voor verwijzing naar de psychiater gelden dezelfde regels als bij verwijzing van de heterofiele mens, homofilie als zodanig is geen reden.” (Uit Een mens hoeft niet alleen te blijven, blz.157) Rudolph Bultmann heeft eens gezegd dat voor een mens die in eenknopomdraai de electriciteit uitschakelt, het onmogelijk is in een mythologie te geloven. In zekere zin waar, maar veeleer is nu de almacht van de wetenschap tot een geloof, een mythologie geworden. Jesaja's klacht kan principieel de klacht zijn van elke gelovige vandaag. “Een rund kent zijn eigenaar en een ezel de krib van zijn meester, maar Israël heeft geen begrip, maar mijn volk heeft geen inzicht.” (Jesaja 1:3). De mens, op eeneeuwige vlucht voor God, heeft andere goden: een modernere mythologie. Even ongeloofwaardig als een mythologie uit vroeger jaren. Tot een echt bolwerk zijn ondertussen de vier mythen uitgegroeid, die we hebben aangehaald. Alles “pure” wetenschap, die niet meer is dan mensenwerk. De mens is echter méér dan een som van resultaten van wetenschappers. Een gelovige in Christus oneindig meer. Dat kan de
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
5
wetenschap niet begrijpen. Kierkegaard doorzag dit al: “Het begrijpen komt pas na het gehoorzamen, niet ervoor.” Want uiteindelijk gaat het hierover: laat ik God door middel van Zijn openbarend Woord, mij nog iets gezeggen? Aan al dezen die de mond vol hebben over vrijheid een gedachte van Luther: “Christelijke of evangelische vrijheid is de vrijheid van het geweten, door de welke het geweten bevrijdt wordt van werken, niet dat er geen werken gedaan worden, maar zo dat men er niet zou op vertrouwen. Want het geweten is niet de kracht die ons gedrag schept, maar de kracht die gedrag oordeelt.” (WA, 20, 579, 20-26) LITERATUUR We beperken ons hier tot de literatuur die betrekking heeft op hoofdstuk drie. De gelovige zal hier het meest aan hebben. We geven twee lijsten: dezen die homoseksuaal gedrag zien als zondig, vervolgens de nieuwe homovriendelijke uitleggers. Groep 1: Coleman P., Christian attitudes to homosexuality. S.P.C.K. 1980. Davies B., Homofilie en de Bijbel - kanttekeningen, Stichting Onze Weg 1983. Douma J., Homofilie, Uitg. Van den Berg 1984. Field D., The homosexual way a christian option?, Inter-Varsity Press, 1979. Famler R., (en House W. ) The christian confronts his culture, Moody Press, 1983. Keyser Ch. (Ed.), What you should know about homosexuality, Zondervan, 1979. Thévenot X., Homosexualités masculines et morale chrétienne, Cerf, 1985. Van den Aardweg G. (en Bonda J.), Een netelig vraagstuk, Callenbach 1981. Verhaegh R., En sommigen uwer zijn dat geweest, Stichting E.H.A.H.,1982 (Onze Weg stichting) Zondag J., Confrontatie met homofielen in evangelisatie en zielzorg, Uitg. Pieters Groede 1979. Groep 2: Een mens hoeft niet alleen te blijven, Ten Have 1977. Bailey D., Homsexuality and the Western christian tradition, Longmans, Green and Co, 1955. Boswell J., Christianisme, tolérance sociale et homsexualité, Gallimard, 1985. Ménard G. De Sodome à l'exode, Uitg. Guy Saint Jean 1983(in België Editions Vander). Mc Neill J., L'Eglise et l'homosexuel: un plaidoyer, Labor et Fides 1982. Nelson J., Embodiment, SPCK 1979. Pittinger N., Time for consent, S.C.M. 1970. Scanzoni L., (en V. Mollenkott) Is the homosexual my neighbour? S.C.M. 1978. Van Gennep F., Mensen hebben mensen nodig, Ten Have 1979 (4de druk). Korte artikelen in Zonder Pardon, Brussels Homoblad, Mei 1985, Juni 1987, september 1987.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
6
Hoofdstuk 1 SEKS IN HET HUIDIGE WERELDBEELD. 1.1: HOMOSEKSUALITEITEN (?) In het Kinsey rapport over vrouwelijke en mannelijke homoseksualiteit geven A. Bell en M. Weinberg te kennen dat er niet zo iets bestaat als “de” homoseksueel en dat we alleen maar kunnen praten over homoseksualitei ten. Dus een meervoudsvorm, gezien er zovele varianten zijn (Elsevier 1979, blz.25). Enkele voorbeelden maken dit duidelijk. Er zijn openlijke en heimelijke homo's (Braaten en Darrling 1965) hebben voorkeur voor anale gemeenschap of fellatie (De Luca 1966) hebben hun homo-zijn geaccepteerd of niet (Nacht 1956) pathologisch getekend of niet (Roth en Ball 1964) getrouwd of ongetrouwd (Dickey 1961) enz... M.a.w. onderverdelingen naar gelang gedrag, gevoelens of levenswijze. Voor ons heeft het echter weinig zin dit aan te houden. Zo wees een onderzoek van Mexicaanse mannelijke homoseksuelen uit dat anaal contact bij hen veelvuldiger was dan in de U.S.A., ook wat betreft actief of passief gedrag (Carrier 1971). Voorkeur, afkeur en gedrag hebben soms een plaatselijk karakter. We zullen daarmee ook meerdere termen door elkaar gebruiken: homofilie, homoseks(ualiteit) en afgekort homo, soms ook gay. Waarover we het niet hebben is tussentijdse vormen van homoseksueel gedrag zoals in de internaten en gevangenissen. Hoewel die er welig tiert. Een Amerikaans onderzoek in de jaren 60 wees in één gevangenis 37% en in een ander 74% aan voor homoseksuele gevangenen. Ook zullen we niet schrijven over de homoseksualiteit onder de jeugd, deel van een groeiproces. Waarover schrijven we dan? In Het grote seksuele flaterboek lezen we volgend verhaal onder de hoofding De meest homseksuele delegatie (In de Toren 1985): “Vijftig leden van het Gay liberation Front en de Campaign for Sexual Equality drongen een congres over seksuele problemen van de British Medical Association binnen om te protesteren tegen het feit dat zij niet waren uitgenodigd om deel te nemen. We hebben de ervaring dat wij steeds gepest worden zei de Gay lib-zegsman uit Bradford, Dan Milligan, die gekleed was in een lange, blauwe fluwelen jurk met split en lovertjes,
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
7
maillot en oogschaduwen, nagellak en muiltjes. We houden er niet van dat u over ons praat als afwijzend.” Dit soort homoseksuelen stelt zich echter maar enkele procenten voor van de totaliteit. Meestal zijn zij onherkenbaar een gewone man of vrouw, onherkenbaar en veelal anoniem. Over dezen gaat dit boek. Het zal nooit mogelijk zijn te zeggen hoeveel mensen nu echt homoseksueel zijn. Volgens M. Gijselen gaat het cm één op honderd, dat is de titel van zijn boek. Andere schattingen lopen tussen 3 a 4% en zelfs 1 op 20. Duidelijk is ondertussen wel dat behalve de echte homofiel er veel mode-homofilie is. Lesbische feministische homo's zijn dit uit sociale overwegingen. Hun argument is: “je kan niet naaien met de onderdrukker.” (Uitspraak van Rita Mae Brown). (Hierover schreef ook Betsy Ettore, Lesbians, Women and Society, Routledge and Kegan Paul, 1980, hoofdstukken 3 en 4) 1.2: VIER DROGREDENEN VAN DE NIEUWE SEKSUALITEIT. 1°. Seks is plezierig en het leven is zo kort, je moet er maar zoveel mogelijk van genieten. Indien deze stelling waar is, dan hebben we in zekere mate een situatie als van een dier dat zijn biologische verlangens achternaloopt. Dat seks op deze wijze verlaagd wordt is evident. Seksualiteit in het huwelijk is zeker niet vies. Een prachtige tekst uit de Talmoed zegt eens dat een echtpaar in elk geval betrekkingen moet hebben op de sabbathsavond. Dit wordt later tweevoudig uitgelegd: de sabbath is een dag van vreugde en de sabbath is een heilige aangelegenheid. 2°. Seks is een natuurlijke behoefte als eten en drinken. Dit is een simplistische stelling. Dit is zeker waar. Alleen moeten we de lijn even doortrekken. Er zijn vele mensen die omwille van hun gezondheid een of ander niet mogen eten of drinken. Een A.A.-patient schuwt elke vorm van alcohol en terecht. Je hoeft niet anti-seksueel te zijn om te weten dat niet alles kan genoten worden. Seks als natuurlijke behoefte is als seks zonder schaamtegevoel, zonder remmen. Dan loop je uiteindelijk ergens figuurlijk te pletter in je relatie tot God. En letterlijk misschien door Aids. Indien we onze instincten niet kunnen bedwingen zijn we nog ver van het Christen-ideaal. 3°. Alles is toegestaan wanneer je van elkaar houdt. Dit grijpt men aan als voorwendsel voor alles en nog wat. Maar bij nader toezicht kom je niemand tegen die seksueel alles en nog wat doet. Een exibitionist is géén verkrachter. Ieder heeft een persoonlijke voor- of afkeur. Seksuele allesvreters bestaan er niet. Deze stelling zou dus eigenlijk moeten luiden: “il est interdit d'interdire” (= het is verboden te verbieden), volgens de uitspraak van Bellot. Maar dit kan niet wettelijk waar verkrachting, incest enz... nog steeds strafbaar zijn. Vanuit de Bijbel valt er nog meer te verbieden. 4°. Seks is een prive-aangelegenheid en gaat niemand aan. Deze stelling is beroemd geworden ná het verschijnen van het Wolf enden report (stelling nr 62) en daar gaat het speciaal om homoseksuele handelingen onder volwassenen. Wat men ondertussen
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
8
wel vergeten is, is deel twee van hetzelfde rapport: prostitutie is niet meer strafbaar (stelling nr 224). Het is triest te moeten bedenken dat vanuit een juridisch rapport nu ongeveer alles goed gepraat wordt. Groepsseks kan, het is privé, buitenechtelijk verkeer kan, het is privé, enz. . Zeker, er zullen hoeren in het koninkrijk komen, maar dan alleen de bekeerde (Matthéüs 2:31) en bekeerde homoseksuelen, enz... Deze vier stellingen propageren seksualiteit dus als een consumptieartikel. Een hedonistische visie die vanuit de Schrift als zondigheid en wereldsheid bestempeld wordt. We moeten ons niet aan de wereld vergelijken maar de geest hervormen. De playboy- (playgirl-)filosofie verkoopt zichzelf als een goedkope ersatz van wat echte liefde en trouw is. Extreme vormen van vrouwenemancipatie propageren hun lesbisch ideaal (vb. L. Faderman noemt dit groter dan liefde voor mannen). En de homofielen willen vrij. Drie groepen die elkaar gevonden hebben op de gemeenschappelijke grond van eigen voorkeur. 4°. Seks is een prive-aangelegenheid en gaat niemand aan. Deze stelling is beroemd geworden na het verschijnen van het Wolf enden report (stelling nr 62) en daar gaat het speciaal om homoseksuele handelingen onder volwassenen. Wat men ondertussen wel vergeten is, is deel twee van hetzelfde rapport: prostitutie is niet meer strafbaar (stelling nr 224) Het is triest te moeten bedenken dat vanuit een juridisch rapport nu ongeveer alles goed gepraat wordt. Groepsseks kan, het is privé, buitenechtelijk verkeer kan, het is privé, enz. . Zeker, er zullen hoeren in het koninkrijk komen, maar dan alleen de bekeerde (Matthéüs 2:31) en bekeerde homoseksuelen, enz. Deze vier stellingen propageren seksualiteit dus als een consumptieartikel. Een hedonistische visie die vanuit de Schrift als zondigheid en wereldsheid bestempeld wordt. We moeten ons niet aan de wereld vergelijken maar de geest hervormen. De playboy- (playgirl-)filosofie verkoopt zichzelf als een goedkope ersatz van wat echte liefde en trouw is. Extreme vormen van vrouwenemancipatie propageren hun lesbisch ideaal (vb. L. Faderman noemt dit groter dan liefde voor mannen). En de homofielen willen vrij zijn. Drie groepen die elkaar gevonden hebben op de gemeenschappelijke grond van eigen voorkeur. 1.3: IDEOLOGISCHE CONCURENTIE Sinds geruime tijd kunnen we in het Westen niet meer spreken over het geloof in één wereldbeeld. Middenin de geestelijke marktsituatie leven diverse levensovertuigingen naast elkaar. De massamedia zorgen er wel voor dat alle denk- en levenswijzen aan bod komen. Alleen liggen de accenten voor christenen nu anders dan vroeger. We interpreteren de verschijnselen niet meer vanuit Joods-christelijk denken maar vanuit rationele of technische gronden. We vertalen niet meer naar God toe maar naar de mens toe. De kerk heeft ergens zijn greep op de mens verloren. De mens wil wél een greep op de kerk. Géén theocratie
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
9
maar wél democratie. Max Scheler schreef eens: “De mens heeft of een God of een afgod.” Dat is zeker waar. De goden zijn dichterbij dan ooit, zodat het wel hoog tijd wordt onze prioriteiten en waarden te herzien. Het heeft weinig zin te marchanderen tussen goed en kwaad. Veeleer zullen we onze toewijding aan God hernieuwen en beloften ééns gegeven waar maken. Indien we met elkaar willen groeien dan zal dit in “waarheid” en “liefde” tot elkaar dienen te gebeuren. (Ephese 4:15) Je hoort wel eens beweren dat er geen criterium is om waar van onwaar te onderscheiden, goed van kwaad, mooi van lelijk. Dergelijke opmerkingen van kritische leraren kunnen echter alleen waar zijn indien ons niet van buitenaf maatstaven geopenbaard zijn. En die vinden we als christenen in de Bijbel: een integraal-ethiek waar geen plaats is voor zonde en afgoderij. Vertaald naar de homo-wereld toe krijg je echter een ander beeld. Wat voor hen voorop staat is de vrije lustbeleving op humanistische basis. Soms staat dit bij de homologen in context van het individu (Hocquenghem) of de verhouding macht-seksualiteit (Foucault) of de heteroseksuele norm (Weeks). In al deze gevallen is er sprake van een hechte bondgenotenstrategie tegenover de buitenwereld, innerlijk zijn ze verscheurd op theoretische basis. Zo zijn ze als “broeders en zusters” verenigd in het Franse tijdschrift ILIA: “Het tijdschrift van de christenen behorende tot seksuele minderheden” waar: homo, lesbiennes, transseksuelen, travesties, sado-masochisten, pedofielen en biseksuelen het samen vinden. (Zie Gai pied hebdo nr 199, 200 blz.23). Gelovige homo's zien het als hun doelstelling een gelijkwaardige plaats te krijgen in de kerk. “Zij kunnen een wezenlijke bijdrage leveren om te breken met de bestaande rolpatronen. Zij kunnen inzichten en ervaringen over de belevenis van vriendschap verbreden. Homofielen kunnen vanuit hun geaardheid bijdragen aan menswaardige niet-huwelijkse seksuele relaties... Daarbij zal eerder de kerk moeten emanciperen dan de minderheidsgroep.” (De Gay krant, oktober 1987 blz.40). Maar zoals al opgemerkt, er is veel innerlijke verdeeldheid. N.a.v. de inhuldiging van het homomonument in Amsterdam schrijft de Haagse Post, 12 sept. 1987, blz.12: “en met name bij het C0C-Amsterdam, de stad waar tolerantie bloeit, heerst haat en nijd tussen “potten” en “flikkers”. Ze vormen aparte afdelingen in het COC-gebouw, die nauwelijks met elkaar wensen te spreken.” 1.4: PORNOGRAFIE Nancy Friday publiceerde in 1980 een verzameling brieven van mannen en hun erotische fantasieën. Chandler, docent in filosofie, 36 jaar, getrouwd en met godsdienstige achtergrond, zegt het volgende: “Vroeger walgde ik van het idee een ander te pijpen. Maar nu ik veel pornofilms heb gezien, geloof ik dat het verlangen daarnaar in me is opgekomen. Waarschijnlijk gezien de zinnelijke manier waarop pijpen en penisverering in pornofilms worden behandeld. Ik vraag me af of de recente biseksuele mode met dit verschijnsel in pronofilms verband houdt. Zelf zou ik graag een vriend seksueel liefhebben. Maar niet als er geen geven en nemen van genot bij is. Al mijn zesendertig jaar ben ik uitsluitend heteroseksueel geweest.” (uit Mannen en liefde Bruna 1981, blz.264).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
10
De Nederlandse seksuoloog C. van Emde Boas schreef in 1966 een brochure van de N.V.S.H.: “Persoonlijk ben ik van mening dat de vrijheid om te lezen wat hij wil tot de fundamentele democratische rechten van de burger behoort en dat de overheid zich tot een minimum moet beperken wat het ingrijpen in dit stuk geestelijke vrijheid betreft. Mutatis mutandis geldt dit ook voor de beeldende kunst.” Ondertussen is wel gebleken dat mannen door het zien van ver-krach tingscenes in pornofilms zelf potentiële verkrachters werden. Dit had N. Malamuth, een socioloog, als studie genomen aan de Universiteit van Manitoba (Canada). Het bleek dat 50% van enkele honderden mannelijke studenten, na het zien van dergelijke films niet uitsloten in bepaalde omstandigheden zelf tot verkrachting over te gaan en 35% achtte dit waarschijnlijk. Eenzelfde experiment is gedaan door T. Tiger aan de Stanford Universiteit met gelijksoortige resultaten. Hun conclusie is dat geweld en seksuele opwinding opgewekt worden door pornografische prikkels. Deze onderzoeken uit 1978 en 1979 zitten tussen de periode dat twee officiële rapporten verschenen in V.S.A. over de invloed van pornografie. Het eerste, verschenen in 1970, had als background vier studies waarvan twee niet aan wetenschappelijke criteria voldeden. Pornografie zou geen invloed hebben op gedrag. Maar zelfs indien er geen onmiddellijke beïnvloeding is door pornografie, de indirecte is niet uit te sluiten. En zeer zeker zal de jeugd hierin het eerste slachtoffer zijn. Zoals elke reclame is pornografie vooral tot hen gericht en zal de indirecte beïnvloeding merkbaar zijn. Psychologisch egoïsme op deze wijze aangekweekt, krijgt wortels en voedsel en is moeilijk te bestrijden. De “playmates” (met siliconen opgefokte poppen) blijven een apart leven leiden in de fantasie en hebben met het leven van alle dag nog weinig te maken. In 1986 verscheen het 2de officiële rapport van de Meese-commission waar pornografie wel als schadelijk gezien wordt. Genoeg om maandenlang stof te doen opwaaien in het imperium van Playboy en Penthouse. Aanslag op vrijheid en inquisitie waren constant aan de orde. Maar wat de mens zaait zal hij ook oogsten (Galaten 6:7) 1.5: MANIPULATIE Er zijn mensen die in zekere mate immuum zijn tegen reclamecampagnes; maar het zijn er niet veel. Meestal wil je na een tijd “het product” ook eens uitproberen of sta je er tegenover met een andere kijk. Iets dat zo aangeprezen wordt staat echter dicht bij de pressie van de propaganda. Een leugen die lang genoeg herhaald wordt, brengt velen tot andere gedachten. De beïnvloeding van steeds herhaalde elementen brengt meer dan eens twijfel. Jammer genoeg moet dit ook gezegd worden van de wijze waarop over seksualiteit gepraat wordt. En dan in het bijzonder over de nieuwe moraliteit. Er zijn natuurlijk minder buitenechtelijke kinderen sinds de uitvinding van de pil en het condoom. Maar dit heeft de mensen niet dichter bij God gebracht. Seksuele bevrijding is een schijndemocratisering. Want hoewel de seksroes het zelfbewustzijn vergroot, daar twijfelen we niet aan, heeft dit een nefaste uitwerking. Toen Kinsey in 1948 zijn boek over mannelijke seksualiteit publiceerde schreef hij dat “strikt vermeden wordt, de, feiten sociaal of moreel te waarderen.” (blz.5). Langs
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
11
statistische weg kwam hij tot bevinding dat X% wel eens homoseksuele handelingen had bedreven, dat Y% buitenechtelijke seks had gehad en Z% tot orgasme was gekomen bij dierlijke contacten. Wat Kinsey niet had voorzien was dat wie één of ander gedrag te verdedigen had, teruggreep naar zijn studie. En zie je wel, 3 a 4% mannen is exclusief homofiel, dan is het ook niet abnormaal of zondig. Zo hebben alle minoriteitsgroepen van seksueel afwijkend gedrag Kinsey of andere statistieken aangegrepen tot legitimatie. Een biologisch gedrag wordt vertaald in menselijk sociaal gedrag en een morele waarde toegekend. Deze nieuwe cultuur met lichte zeden werkt naderhand als pressiegroep in het maatschappelijke en kerkelijke gebeuren en de manipulatie is rond (Zie o.a. Montagu in About The Kinsey-Report 1948 blz.59-69). De manipulatie van het veelkoppig monster dat “publieke opinie” heet is enorm groot. Daar zorgen pressiegroepen wel voor. De kloof tussen de officiële norm (90% in het westen is christen op papier) en de werkelijkheid van het alledaagse zal alleen hierdoor al groter worden. Zo is de nieuwe moraal niet voor het algemeen belang of dat van God maar voor eigenbelang. Zo is de groepsmoraal uitgegroeid tot één egoistisch vrijheidsdogmatisme. En deze ersatzvoeding komt onze kamer binnen langs de geschreven pers, radio en televisie. Christen zijn is in alle tijden moeilijk geweest: een echte opgave. Onze continuïteit met God als kerk of individu ligt niet in wereldse theorieën over een nieuwe seksualiteit maar in de Schrift. Volharden wil niet zeggen vriend van de wereld zijn. Christus en de apostelen waren geen vrienden van de wereld. Wel was al hun energie erop gericht mensen tot bekering te brengen. EXvaasheid te ontmaskeren, ook dat is nog steeds opgave (zie o.a. Joh.17:15,16 / 2 Cor.6:14,15). Moeten we echt jeugdhotels oprichten voor onze vrijende paartjes? En condooms en drugspuiten in de automaten? Of zijn we gewoon ergens losgeslagen als een schip zonder stuur? 1.6: NORMEN EN WAARDEN Bij definitie heeft een christen achter zich een absolute waarde staan: de Bijbel. Zo is het dan noodzaak dat hij alle nieuwe waarden toetst aan de Schrift. Want dat er op de geestelijke markt pseudo-waarden verkocht worden is duidelijk. De ethiek-scheppende factor voor de gelovige en de kerk kan dan ook slechts vanuit een zicht op de Bijbel. Dat is het uitgangspunt. Er zijn theologen, predikanten en geestelijke leiders die geen genoegen nemen met “de Schrift alleen” en zich laten inspireren door allerlei resultaten van wetenschappen. Filosofie, sociologie en psychologie worden verweven met Bijbelteksten en als evenwaardige waarheden gepredikt. Wat heeft Jeruzalem met Athene te maken? Kiezen we voor Jezus of Freud? Laten we goed bedenken dat indien we in deze “totaalvisie” van de mens andere resultaten dan de Bijbelse inlassen we keuzegericht te werk gaan. Indien we kiezen voor Freud dan laten we Jung en Adler varen. Kies ik voor Plato dan doe ik onrecht aan Kierkegaard. We komen dan ergens terecht in de Richterentijd waar ieder voor zichzelf besliste wat goed en kwaad behelsde.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
12
We moeten geen valse argumentatie gebruiken zoals in het debat rond homoseksualiteit. Men vergelijkt linkshandigheid met rechtshandigheid en poneert een dergelijke variant voor homofilie en heterofilie. Men vergeet dat een biologische afwijking op zichzelf geen ethische of morele afwijking insluit. Een heterofiele dief of een homofiele dief maakt niets uit, zondig is het in beide gevallen. Uit biologische en sociale studies is o.a. gebleken dat mannen met een extra Y chromosoom (dus XYY in plaats van XY) voorbeschikt zijn misdadiger te worden. Maar dat is het niet in alle gevallen, opvoeding geeft hier de doorslag. (En... er zijn ook misdadigers die slechts het XY- ciiromosomenstelsel hebben). Evenzo heeft de biologische afwijking van de Japanners die het verschil tussen “1” en “r” niet horen geen morele betekenis. We vergeten wel eens dat vele waarden en normen cultuurgebonden zijn. De Karna Sutra van Vatsyana heeft voor een Indiër een bijna sacraal karakter. Wij, westerlingen, lezen het als een boek van “standjes”. Een wetenschappelijke waarheid zoals: “drie hoeken van een driehoek vormen 180°” is zowel waar voor de gelovige als voor de ongelovige. Een waarheid van het Bijbels geloof spreekt echter alleen de christen aan, de jood of de moslim. En ook daar is er nog gradueel verschil. Nu is de Bijbel géén wetenschappelijk boek, ook niet wanneer het om seksualiteit gaat. Wat de Schrift wel heeft is een prescriptief karakter, het schrijft bepaalde wetten en handelingen voor over het gedrag. En dit sociaal gedrag is daarom ook normatief voor de gelovige. Dan gaat het om zelfkennis, zelfrespect en zelfbeheersing. En... hieraan voorafgaande ... zelfverloochening. De theorie van de homo-mensura (de mens maat van alle dingen) is daarom zeer gevaarlijk te noemen. Dat is een Trojaans paard in de kerk halen. 1.7: SEKS-POLITIEK PROGRAMMA VAN HOMOSEKSUELEN We citeren de homo-socioloog J. De Wit en diens programma voor een komende generatie (Tijdschrift voor Seksuologie 8, 1984, blz.148-153) 1° Een kritiek op de sekscultivering in onze samenleving. 2° Het milderen van het romantisch ideaal. 3° Het maatschappelijk structureren van de partnerkeuze buiten het winstbeginsel om. 4° Een gelijkschakeling van alle seksuele leefvormen en het invoeren van een antidiscriminatiewet. 5° Een herwaardering van de prostitutie. 6° Gedegen seksuele opvoeding op school ter bewerkstelliging van een mentaliteitsverandering. 7° Een herdefiniëring van de relatie seks-procratie met een grotere staatsregulatie op dit gebied dan nu het geval is. Een ander programma vinden we in Fascisme en Homoseksualiteit (Uitg. De Woelrat 1985 blz.198) waaruit gedeelten. Het doorbreken van de vanzelfsprekende heteroseksualiteit door openlijk flikker te zijn.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
13
- Het ridiculiseren van uniformen door ze te gebruiken voor geile spelletjes en van het huwelijk door het mannetje en vrouwtje te spelen (tot voor de burgerlijke stand). Omsluiten van het publiek, bijvoorbeeld door het uitdelen van roze pillen tegen homohaat. Doorbreken van de scheiding privé-openbaar door elkaar op straat onzedelijk te betasten. - Het overschrijden van klassegrenzen door in kitten en parken met jan en alleman te rotzooien. Nog veel verder gaat het programma van J.R. Steuart in het homo- tijdschrift “One” (maart 1961). Hij wil overgaan tot het scheppen van een homo-superras. Lesbische vrouwen met een hoog IQ moeten artificieel bevrucht worden met sperma van mannelijke homo's. Het minimum IQ van deze moet 175 zijn. Wanneer de kinderen geboren worden zullen de meisjes opgroeien in lesbische kringen, jongens onder mannelijke homo's. Dit superras zou zich dan toeleggen op kunst, wetenschap, religie, enz... en zijn stempel kunnen drukken op de heteromaatschappij. Geen commentaar van onzentwege. Je bloeddruk blijft erdoor stijgen. 1.8: SOCIAAL GEDRAG VAN DE HOMOSEKSUEEL Er is zoveel te zeggen over het sociaal gedrag van de homoseksueel, dat we ons beperken tot het aanhalen van een statistiek, ooit verschenen in Journal of homosexuality, 1976 deel 1 blz.401-408. Het omschrijft voorkeur/afkeur gedrag uit 248 advertenties verschenen in het homoblad Advocate. Voorkeur in procenten 1. Ouderdom aangegeven 73 % 2. Trouw van de partner 53 % 3. Mannelijk uiterlijk 45 % 4. Bepaald uiterlijk (hoogte, gewicht) 42 % 5. Oprecht 48 % 6. Sociale activiteit of hobby 33 % 7. Aantrekkelijk karakter 31 % 8. Bepaald ras 23 % 9. Voorkeur voor seksrol (man/vrouw) 22 % 10. Goed uitzicht 20 % 11. Bepaalde karaktertrek 19 % 12. Geen druggebruiker 18 % 13. Geen sadisme of masochisme 18 % 14. Intelligent en goede opvoeding 16 % 15. Niet dik 16 % 16. Maat van penis (besneden of niet) 15 % 17. Discretie 14 % 18. Behaard of onbehaard 12 % 19. Sociale status 12 % 20. Géén bartype 10 % Enkele opmerkingen. Bij punt 1. Het is niet duidelijk uit de tabel welke ouderdomsleeftijd voorkeur heeft, maar de vraag van een vijftigjarige naar een vijftienjarige is normaal. Meer dan
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
14
vroeger, sinds de Aidsperiode, zoekt men naar stabiele relaties van het monogame type. In deze statistiek 53 % en uit een recenter onderzoek 71 %, (punt 2). Men zoekt voor 45 % naar een mannelijk uiterlijk (punt 3 ), maar wat betreft de seksrol heeft 22 % een bewuste voorkeur voor het mannelijk of vrouwelijk gedrag (punt 9). De socioloog W. Sage beschreef dit laatste in 1975 in Human Behaviour (Menselijk gedrag): “Gays hebben een ingewikkeld communicatiesysteem in de bars ontwikkeld om hun sexuele voorkeur aan te geven van actieve of passieve sekspartner. Het meest algemeen gekozen teken is de positie van de sleutelbos aan de broekriem. Wanneer de sleutels rechts gedragen worden, wil de betrokkene de passieve rol spelen, links wil zeggen actief. Er zijn echter vele homoseksuelen zonder sleutelbos, dit geeft hun wederkerige keuze weer.” De vlotte seksuele omgang van vele homoseksuelen blijkt o.a. uit de studie van Bell en Weinberg (1978). Ze vonden dat 80 % van de ondervraagden regelmatig sekscontacten hadden van één nacht. De studie van Spada (1979) waarin de vraag was opgenomen of deze eenmalige seks tot genoegdoening was, antwoordde 53 % ja, 30 % neen en 12 % soms. Een vraag van Bell en Weinberg (1978) was als volgt: “Indien er een magische pil bestond om je heteroseksueel te maken, zou je die nemen?” En slechts 14% van de mannen en 5% van de vrouwen zou die nemen. De meeste homo's zijn dus in hun normaal en psychisch milieu goed aangepast. 1.9: GODEN EN HOMOSEKSUALITEIT Waar het hier om gaat is de homoseksuele praktijk van de oude goden. Gekend is de legende van Zeus, die onder de vorm van een arend de mooie Ganymedes ontvoert, zodat hij zelf en andere goden van de Olympos gemeenschap met hem kunnen hebben. De Phrygische god Cotytto werd op sommige plaatsen als homoseksueel aanbeden, hier als man, daar als vrouw. Leo Africanus beschrijft dat de vrouwelijke Satacat een stam in Noord-Afrika hun goden op lesbische wijze eerden. De priesters van Cybele (zelf castraten) dienden de gelovigen op een homoseksuele manier. Op Tahiti was er een god voor de mannelijke homoseksuelen, Chin genaamd, de vrouwelijke tegenhanger waa Bona Dea. In de Egyptische mythologie is slechts één geval gekend van homoseksualiteit. Set, zoon van Isis en Osiris, wordt door zijn broeder Horus uitgenodigd. Set doet een poging zijn broer seksueel te misbruiken terwijl hij slaapt. Horus wordt echter wakker en brengt zijn broer voor de rechter en Set wordt veroordeeld. Plutarchus schrijft dat 2ijn teeltballen uitgerukt worden. Daarom was er onder de Egyptenaren een verbod op homoseksualiteit en werd dit alleen gedaan op hun overwonnen vijanden, (zie het Boek van de dood).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
15
In het Hindoeïsme waar seksualiteit werd gezien als goddelijk, was er weinig homoseksualiteit dan alleen onder de Hijras, mannelijke prostituees. Ook in bepaalde vormen van het Boeddhisme zijn homopraktijken aangewezen. Waar wij niet zouden aan denken in het zoeken naar vormen van homoseksualiteit is NoordAmerika, nl. onder de Indianen. Hun vele goden en godinnen waren o.a. biseksuele en hermafrodiete goden. In Midden- en Zuid-Amerika echter schijnt er verbod op deze zaak te zijn geweest en waren er ook geen biseksuele goden. Beter gekend was en gebruikt de gay-wereld nog steeds het argument van de homoseksualiteit onder Grieken en Romeinen. Het is de mening van velen wanneer R. Tannahill in zijn De tweede drijfveer (Spectrum, 1982) als oorzaken voor de val van Rome twee punten aanhaalt: ongeremde seks en materialisme. Over het eerste zegt hij i.v.m. de Bacchuscultus: “Alle emotionele en seksuele remmingen werden overboord gezet en de enige wet was dat alle wetten van het gewone leven overtreden werden.” (blz.105, zie ook blz.100). Er zijn meerdere aanknopingspunten te maken met onze tijd. 1.10: GRIEKEN EN ROMEINEN Eén van de belangrijkste studies over homoseksualiteit is zeker L'homosexualité initiatique dans l'Europe ancien, van Sergent (Payot 1986) Als conclusie van zijn eerste deel, homoseksualiteit onder de Grieken, zegt hij dat er minstens drie vormen te onderscheiden zijn: rituele (Khalkis, Thebe), initiatief (Thera, Kreta) en militair (Thebe, Sparta) (blz.148). De 200 erotische vazen, die gevonden zijn, hebben meestal een homo-erotisch karakter (blz.97). Echte homoseksualiteit van partners van eenzelfde ouderdom is er praktisch onbekend (blz.109). Het gaat steeds om een speciale vorm, nl. paedofilie of paiderastie, d.w.z. de opvoeding van kinderen tot volwassenheid, al dan niet seksueel. Deze verhouding stopt automatisch wanneer de baard van de jongeling begint te groeien (blz.107-112). De ernst van deze zaak blijkt wel uit de uitspraak van Aristophanes. Hij zegt: “Alleen jonge mannen, die zich met hart en ziel aan de mannenliefde verkocht hebben, worden later staatslieden.” Toch was dit in Hellas een latere ontwikkeling. In de geschriften van Homeros vinden we hiervoor geen aanwijzingen. En behalve één geval ook niet in het Godenepos van Hesiodus. Pas in de 6de eeuw v.C. vinden we de eerste aanwijzingen. Zoals duidelijk gaat het hier dan ook niet om echte homoseksualiteit, maar een doorgangsfase in de ontwikkeling van naar alle gegevens de betere klasse. Iets gelijkaardig voor vrouwen was er niet. Het ideaal van de Griek was heteroseksualiteit.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
16
De laatste studies van homologen hebben ook uitgewezen dat homoseksualiteit ook voorkwam onder jonge mannen van eenzelfde ouderdom. (Zie M. Foucault, Geschiedenis van de seksualiteit, deel 2, Uitg. SUN, 1984, blz.187-189 en Ch. Huppert in Homologie 9e jaargang nr 1, 1987, blz.3439) Het biseksuele ideaal van de Grieken werd in totaliteit overgenomen door de Romeinen. Van de eerste 16 keizers is bekend dat 15 biseksueel waren en één (Hadrianus) waarschijnlijk alleen homoseksueel. Na een affaire met koning Nioomedus II van Bithynia werd Julius Caesar als “koningin” van Bithynia beschreven. Een groot verschil tegenover de Grieken was dat Rome echte bordelen had voor homoseksuelen. Naar gelang zijn voorkeur kon men er terecht bij de pueri (jongeren zonder baard) of de exoleti (met baard). De decadentie van Rome is op meesterlijke manier beschreven in de Satyricon van Petronius. Paulus als tijdgenoot van Petronius geeft zijn visie hierop in het eerste hoofdstuk van de Romeinenbrief. Een ander verschil in pederastrie is dat volgens de Romeinse Lex Scantinia (149 v.C.) een boete kan opgelegd worden tot 10.000 sestertiën bij het misbruiken van een vrije knaap. Geslachtsgemeenschap roet mannelijke slaven was niet verboden. Zeer waarschijnlijk was deze wet niet meer in voege tegen ± 50 v.C. Trouwens ook Plato heeft in latere geschriften zijn vroeger homovriendelijk standpunt verworpen. In zijn Wetten (8,5) noemt hij het “volledig onnatuurlijk” en in zijn Staat (3,12) “bandeloze wellust”.
Teletubbie Tinky Winky, homo volgens vrienden!?
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
17
Hoofdstuk 2 AANGEBOREN OF AANGELEERD? 2.1: TWEELINGEN Een van de “bewijzen” dat homoseksualiteit overgeërfd zou zijn en daarom een biologische entiteit, zou blijken uit de studie, die F.J. Kallman gedaan heeft met eeneiige tweelingen. Nog steeds wordt deze theorie als bewijs in de boeken over seksuologie en homoseksualiteit als evangelie aan de man gebracht. Dit ondanks alle onwetenschappelijkheid van het onderzoek. De theorie van Kallman is nog nooit door een tweede onderzoek bevestigd, wel het tegendeel is bewezen. Een studie van Klimmer (1965) gaf wel een hoge graad van gelijkheid maar zonder definitief bewijs. Verder zijn er tientallen onderzoeken van ongelijkheid beschreven door D.J. West in Homosexuality re-examined, (University of Minesota 1977, blz.79-84). Wat Kallman wou bewijzen is dat bepaalde ziekten zoals tuberculose, schizofrenie en homoseksualiteit aangeboren zijn. Daarvoor gebruikte hij in zijn onderzoek vooral tweelingen. Zijn drie onderzoeken blijken ondertussen alle achterhaald als fictie en géén wetenschap. Aan de theorie van Kallman ontbreekt één en ander. Vooreerst zou in het geval van aangeboren homoseksualiteit een zekere aantoonbaarheid moeten gevonden worden in de vaders. Ook de vaders moesten in zekere mate homoseksueel zijn en dat was niet het geval. Biologisch erf je namelijk als zoon van je vader een “y” chromosoom dat grotendeels de seksualiteit bepaalt. Vervolgens waren bijna alle tweelingen geesteszieken en hadden schizofrene en (of) persoonlijkheidsproblemen. Ze waren dus geen normale vertegenwoordiging van een bevolkingsgroep. Ten derde waren deze tweelingen samen opgevoed. Dat wil zeggen dat de omstandigheden van hun biologische én geestelijke ontwikkeling dezelfde waren. Indien de seksuele keuze aangeleerd is zou Kallman's theorie dan ook op gaan. Tweelingen die meestal een zelfde temperament hebben, reageren op omstandigheden ook op een zelfde wijze. Ten vierde: gezien het hier ging om personen van geestelijk labiele aard zou dit wel eens kunnen bewijzen dat labiliteit en homoseksualiteit samengaan. Ten vijfde: Het is niet onwaarschijnlijk dat Kallman “bewust” alleen die gevallen beschreven heeft waar enige gelijkenis in gedrag was. Kallmann heeft dus zeker niet bewezen dat homoseksualiteit overgeërfd en aangeboren is. Het zou wel kunnen bewijzen dat in bepaalde omstandigheden mensen eenzelfde gedrag ontwikkelen.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
18
Zonen lijken uiterlijk en in gedrag veel op vader en meisjes op moeder. Daarom zegt E.0. Wilson ook: “We kunnen dan ook zeggen dat indien er echt homoseksuele genen bestaan, ze zeker onvoldoende zijn in doordringendheid en variabel in hun uitdrukking.” (Sociobiology The New Synthesis, Harvard Univ. Press, 1975, blz.553) 2.2: AFWIJKING, PERVERSIE OF ZIEKTE? Het is niet gemakkelijk te bepalen wat normaal en afwijkend is. Een voorbeeld. In een westerse samenleving heeft ongeveer 2.5% een intelligentiequotiënt tussen 50 à 70. Ongeveer 2.5% tussen 130 à 160. En het overschot ligt hiertussen. Tussen debiel en superbegaafd. In menswetenschappen, zoals de studie van homoseksualiteit, zijn wetenschappelijke verklaringen soms zo verweven met bijgeloof en subjectieve interpretatie dat het wel eens moeilijk lijkt. Verontrustend is wel dat velen onwetendheid verkiezen wanneer het om homoseksualiteit gaat. Zo bijvoorbeeld: “Neem nou die zgn verklaringen, hoe het komt dat iemand homo of esbies is. Die zijn totaal oninteressant, we maken ons daar helemaal niet druk over... We hebben er recht op onze eigen levens te leiden.” (uit Ook zo! Schorerstichting 1981 blz.31). Marion, een briefschrijfster uit Nancy Friday's boek “Diepe gronden”, zegt: “Je houdt van sla en ik van appels. Jij houdt van mannen en ik van vrouwen, Wat dan nog? Wat is daar misdadigs aan?” (Bruna 1975 blz.78). Zo interpreteren de meeste psychologen seksueel gedrag piet meer als perversiteit, maar als “preferentie”. Een voorkeur voor een of ander. Dit kan dan homoseksualiteit zijn of fetisjisme of exhibitionisme. Wat betreft dat laatste zal de psychiatrie moeten helpen gezien dit wettelijk niet kan. Een exhibitionist zal dus een nieuw gedragspatroon moeten aanleren. In het geval van homoseksualiteit echter heeft men ên de wet en de wetenschappelijke theorie aangepast als reactie op de druk vanuit de samenleving zelf. Uit het onderzoek van Kooy (1974) bleek dat bijna 20% van de mannelijke respondenten ooit handelingen gepleegd hadden van homo-seksuale aard. Volgens Kinsey's studie van 1948 was dat 37%. Een verschil van bijna de helft: toeval, andere vraagstelling, verschillende achtergrond (U.S.A. en Nederland) enz. . Opmerkenswaardig is ook dat de aanvaardbaarheid van homoseksualiteit met grote sprongen omhoog gaat. Een andere Nederlandse studie (in 1968) geeft hiervoor 28,8%. Bij Kooy is dit al 49%. Het lijkt alsof een afwijkend gedrag tot een deugd uitgeroepen wordt. Een en ander heeft te maken met de pressie van de homoseksuele belangengroepen. De zaak is echter complex. Getuige hiervan enkele aanhalingen uit het artikel van R. Niesink: Biologische basis homoseksueel gedrag? (Homojaarboek 3, Van Gennep 1985, blz.159-175): “Volgens mij heeft NIEMAND TOT NU TOE overtuigend aangetoond welke de biologische basis van homoseksualiteit is en welke factoren daarbij een rol spelen (blz.161). Dierproeven zullen ons WEINIG kunnen leren over gevoelens (blz.161). Zo er al sprake is van erfelijke factoren dan spelen andere (psychosociale) factoren OOK ZEKER een rol bij het ontstaan van homoseksualiteit.” (blz.173, onze hoofdletters.)
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
19
Het boek Le couple masculin, geschreven door twee samenwonende homo's, D. Mc Whister (socioloog) en A. Mattison (seksuoloog), geeft in dit verband volgende cijfers hoe homo's hun “oorsprong” bekijken. Genetische oorsprong 7%, psychische oorzaak 10%, aangeleerd gedrag tijdens de jeugdjaren 18%, combinatie van oorzaken 65% (Uitg. Le Jour Canada 1985 blz.246) Toen Sheila Kitzinger haar boek publiceerde Woman's experience of sex vroeg ze haar dochter Celia of zij het gedeelte over lesbianisme wou schrijven en dit gebeurde. Celia is lesbisch en psycholoog, we veronderstellen dan ook dat haar uitspaken iets betekenen. Er staat: “Wij leven ons leven niet blindelings gedreven door biologische impulsen, gedwongen door genen, hormonen of donkere machten van ons onderbewustzijn langs vooraf beschikte wegen. We MAKEN KEUZEN, we scheppen nieuwe mogelijkheden voor onszelf, WIJ BEPALEN WAT WU ZIJN, en maken beslissingen over wat we zullen zijn” (G.P. Putnam's Sons 1983, blz.99) (Hoofdletters van ons). Een gekend Nederlands seksuoloog zegt in Moderne opvattingen over homoseksualiteit: “Voor zover ik kan zien zijn wij in de tachtiger jaren nog STEEDS NIET in staat aan te geven wat precies de genetische factoren zijn en ÜBERHAUPT OF ZIJ ER ZIJN, die homoseksueel gedrag in de volwassenheid bepalen. Wel moet men rekening houden met de mogelijkheid dat er genetische factoren werkzaam zijn, die de kans op het ontstaan van homoseksueel gedrag in de volwassenheid beïnvloeden. Dit kan men tevens zeggen van tal van andere factoren als hormonale en psychosociale... vele factoren werken hierin samen.” (Van Loghum Slaterus 1981 blz.10) (hoofdletters van ons) In een hoewel kleinschalig onderzoek bleek dat de genetische visie op homoseksualiteit niet opgaat. De gedragingen van 37 kinderen werden nagegaan, allen opgegroeid in een homohuishouden. Geen enkele van de kinderen bleek echter een homoseksuele gerichtheid te hebben. Een afwijking of speling (variant) van de natuur kon in deze kinderen niet aangewezen worden. In perversie of geestelijke ziekte geloven én de homo's én vele psychiaters niet. Als voorbeeld uit Heerlijk, over mannelijke homoseksualiteit, volgende geschiedenis: “Een jongen van 16, smoorverliefd op een andere wordt na een zelfmoordpoging opgenomen in een psychiatrische kliniek. Tussen zijn 16 en 18 komt hij in zes instellingen voor periodes van 7 a 10 weken. Er is wel medische therapie maar “met psychiaters praten heb ik nooit veel gedaan, het was een kwestie van hooguit een paar minuten.” “Echte psychiatrische of sociale hulp, de goede babbel zal ik maar zeggen, heb ik nooit gekregen”. “Als ik over progressieve psychiaters hoor praten word ik hoe dan ook cynisch. Ik kan daar niet objectief of rationeel over spreken, emotioneel vind ik de psychiater een gevaar.” (Kritak 1982, blz.22-28). Triestig verhaal over een trieste vorm van hulpverlenen. Het is echter maar één voorbeeld uit tientallen die we gelezen hebben. Maar zoals al opgemerkt: homofilie en de daaraan verbonden seksualiteit heeft te maken met kiezen. Waarom dan niet kiezen voor God in plaats van theoretische bespiegelingen te volgen? 2.3: GESLACHTSROL (Gender)
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
20
Mag ik de lezer inleiden in wat op science-fiction lijkt? In ±1845 werd in Domenica een zekere Amaranta Ternera geboren. Aan deze vrouw was blijkbaar niets aan de hand, alleen zullen enkele van haar nakomelingen de zeer eigenaardige fase doormaken van vrouw naar man. De 38 gevallen verdeeld over 23 families spelen zich af volgens hetzelfde scenario. Er wordt een meisje geboren dat genetisch echter een jongen is. Bij de geboorte vertonen ze allen de vrouwelijke kenmerken maar tegen de puberteit ontwikkelt de clitoris zich tot een penis, de teeltballen verborgen in de buikholte zakken in de schaamlippen om een scrotum te vormen. De wetenschappelijke verklaring is dat de totale ontwikkeling tijdens de zwangerschap is tegengehouden doordat het mannelijke hormoon testosterone niet is gewijzigd tot dihydrotesterone. Meer nog dan deze genetische afwijking is dat tijdens de biologische ontwikkeling een psychische vrouwelijke fase zonder veel problemen overgaat in een mannelijke fase. Het jonge meisje dat met poppen speelt, moeder helpt in de huishouding gaat over tot de echt ruwe mannelijke spelletjes. Een aanpassing dus van de culturele rol van man (zie Science, 186, 1213, 1974) Uit deze studie bleek dat het om echte mannen ging met vrouw en gezin, geen transseksuelen of homoseksuelen. In 1945 bescheef de Amerikaanse seksuoloog Ellis het gedrag van 84 interseksuelen, dezen die terzelfdertijd mannelijke en vrouwelijke lichaamskenmerken hebben. Nu bleek dat ze allen dat seksuele gedrag vertoonden waarin ze opgevoed waren. Wie als man was opgevoed, speelde de rol van man en omgekeerd zo de vrouwen. In 1957 publiceerde J. Money een gelijkaardige studie van 100 gevallen met dezelfde conclusies. Dit zou een sterke aanwijzing zijn dat zowel homoseksueel als heteroseksueel gedrag een psychologische conditie is en dus een aangeleerd gedrag. Belangrijk zijn ook de statistische gegevens uit Sexual prefe-rence, een studie van A. Bell, M. Weinberg, S. Hammerssmith (Indiana University Press 1981). Veel méér dan heteroseksuelen hebben de homomannen in de kinderjaren interesse voor vrouwelijke en meisjesspelen. We geven het weer in % voor HOMO, GEVOLGD DOOR HETERO (zie blz.75,76,80 van Sexual preference) Verkleedspelletjes 37% homo / 10% hetero Ruwe spelen (o.a. voetbal) 11% homo / 70% hetero Tekenen en lezen, geen cijfers maar minstens dubbele Huishoudelijke spelletjes 46% homo / 11% hetero Alléén spelen 68% homo / 34% hetero Zeer passief 22% homo / 8% hetero Zeer onderdanig 20* homo / 3% hetero Gevoel van mannelijkheid 18% homo / 67% hetero Sterk karakter als kind 25% homo / 41% hetero
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
21
Het besluit van deze drie onderzoekers is deze: “Eén van de belangrijkste conclusies van deze studie is dat jongens en meisjes die niet conform zijn aan de stereotype regels van wat mannelijk en vrouwelijk is, zeer waarschijnlijk homoseksueel zullen worden” (blz.221). Wetenschappers zijn het erover eens dat deze rolpatronen al voor het vijfde levensjaar vastgelegd worden. En dat gedrag is aangeleerd en niet aangeboren. 2.4: HORMONEN Proeven met dieren en hormonenbehandeling zijn soms zeer mysterieus. Een proef. Je spuit een vrouwelijke apenfoetus enkele dagen voor de geboorte een mannelijk hormoon in en je hebt een vrouwtje met een typisch mannelijk agressief gedrag. Hoe belangrijk hormonen zijn, bleek ook uit het onderzoek van Nottebohm (1976) met kanaries. Bij deze vogels is het alleen het mannetje dat zingt, dus was de redenering, het heeft te maken met mannelijk hormoon. Dit bleek ook het geval. Na inspuiting bleken de wijfjes te zingen. Maar wat heeft homoseksualiteit met hormonen te maken? Uit een onderzoek van Kolodny e.a. (1971) blijkt dat homoseksuelen gemiddeld minder mannelijke hormonen hebben in de bloedspiegel. De waarde is gegeven in nanogrammen per 100 ml. : Heteroseksuele controlegroep 689 (± 26) Voornamelijk heteroseksueel 775 (± 51) Biseksueel 681 (± 126) Voornamelijk homoseksueel maar ook hetero 569 (± 65) Voornamelijk homoseksueel, een enkele maal hetero 372 (± 22) Uitsluitend homoseksueel 264 (± 15) Hiermee zou het onderzoek van Bell (1974) gelijklopen, die vondt dat 18% van de homoseksuelen in de loop van de dag nauwelijk aan seks dachten. De super-seksuele activiteit van homoseksuelen blijkt trouwens een mythe over de ganste lijn. Bij lesbischen ligt dit zelfs onder het gemiddelde. Een homoseksueel die 1000 partners heeft gehad is uitzonderlijk zoals G. Simenon (schrijver van de dedectives) met zijn 10.000 vrouwen (het merendeel hoeren). (Zie ook Homosexuality Reexamined, D.-J. West, University of Minesota, 1977, blz.68,69.) Hoe groot de invloed van hormonen is op gedrag blijkt uit de studie van één jongen gedaan door Harold Lief van Tulane University. Tussen zijn elfde en drieëntwintigste kreeg de jongen met tussentijden van drie of vier dagen, periodes van mannelijke en vrouwelijke gerichtheid. Tijdens de vrouwelijke fase was hij passief, depressief, niet aangetrokken tot mannen, artistiek creatief en gebruikte zijn vrouwelijke naam Evelyn Charles. Tijdens de mannelijke periode was hij agressief, prikkelbaar, sarcastisch, aangetrokken tot vrouwen met grote interesse voor exacte wetenschappen. Een andere verklaring dan variaties in de hormonenbalans kan dit onderzoek niet aantonen. 2.5: HORMONEN, GEDRAG EN HOMOSEKSUALTEIT
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
22
“De seksuele opwinding van een man is niet geprogrammeerd door de genen noch door een of andere voorbeschikking. De seksuele voorkeur van de hetero's is zo dat hij niet op alle typen vrouwen valt. Elke man heeft een eigen specifieke smaak en voorkeur... Homoseksuelen en transseksuelen van het mannelijk geslacht kunnen hun seksuele voorkeur meestal herinneren vanuit hun kindertijd. In plaats van als vierjarige verliefd te worden op een meisje, herinneren ze zich zoiets niet, ofwel een verliefdheid op een jongen (...) Tijdens de latente jaren, zes tot twaalf, hebben ze weinig of geen vrienden. Hun spel was meestal met meisjes, terwijl de jongens hen angstvallig vermeden. Met de hormonale uitbarsting van de puberteit, voelen ze zich aangetrokken tot andere jongens, een natte droom is een droom over een jongen en ze fantaseren een seksueel spel met een jongen bij de masturbatie.” Zo beschrijft S. Silber, seksuoloog, het gedrag en de groei van een homoseksueel. (The Male, Charles Scribner’s Sons, 1981, blz.165-166) Maar men wordt niet zo geboren, zegt hij, daarvoor is geen hard wetenschappelijke verklaring. “Seksuele voorkeur is door de sociale omgeving ontstaan waar een kind aan is blootgesteld tijdens de eerste maanden van zijn leven.” (blz.170). Het brein is het belangrijkste seks-orgaan (blz.7) (contra de homozienswijze van o.a. Homofilie: zo maar, Federatie werkgroepen homofilie blz.9.) Het ontstaan van de seksuele voorkeur heeft dan ook weinig te maken met hormonen. Niet een teveel of t^weinig aan mannelijk hormoon bepaalt de voorkeur maar de keuze die men maakt. Het zit in het brein en niet in het lichamelijke. Het enige wat het mannelijke hormoon doet, zowel in de man als in de vrouw, is seksualiteit stimuleren. Opwinding en hormonen gaan samen. Voorkeur van één of ander gedrag wordt door de psyche bepaald. Een man heeft ongeveer 90% mannelijke hormonen en 10% vrouwelijke. Een vrouw ongeveer 90% vrouwelijke hormonen en 10% mannelijke. Maar ook indien mannen een tekort hebben aan hun specifieke hormonen, dus teveel vrouwelijke, is daarom nog geen oorzaak van een homoseksueel gedrag. Onder hoge stress of ondervoeding (verkeerde voeding) kan dit drastisch wijzigen ook bij de hetero. Het gedrag en seksuele voorkeur wijzigen door hormonenbehandeling van ofwel een hetero of homo is in de praktijk onmogelijk gebleken. Hij/zij die tekort heeft aan lustgevoelens (libido) kan deze aanwakkeren door inspuitingen van mannelijk hormoon. Het is ook mogelijk elke seksuele impuls te elimineren door het neutraliseren van een hormoon. Dergelijke studies zijn jaren geleden gedaan aan de Universiteit van Baltimore (John Hopkins University) en Galveston (University of Texas). Inspuitingen van Depo-Provera; 400 mg per week over een periode van 6 maand, elimineert elke seksuele drang. Deze methode in combinatie met psychotherapie heeft ook goede resultaten bij de behandeling van homogedrag naar heterogedrag. (Zie hoofdstuk 4). Zonder psychotherapie wanneer het neutraliserend effect is uitgewerkt, na enkele jaren, keert het vroegere gedrag én voorkeur terug. 2.6: GEAARDHEID OF LEVENSSTIJL? S. Kierkegaard zegt eens: “Mijn voornaamste gedachte was, dat men in deze tijd door het vele weten heeft vergeten wat existeren en innerlijkheid betekenen... als men vergeten heeft religieus te existeren, heeft men ook vergeten wat menselijk existeren betekent.” (Dagboeknotities).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
23
Maar is het homoseksuele existeren geaardheid of levensstijl? En wat heeft het met geloof te maken? Afgezien van een keuze tussen beide mogelijkheden als illustratie het volgende: In het denken van een orthodoxe Jood heeft varkensvlees geen al te goede naam. Het is verboden, niet kosjher, uitgesloten, taboe. En daar zou een eventuele theorie van een maag-darmfysioloog niets kunnen aan veranderen. Beiden zitten namelijk op een andere golflengte. Wat de dokter ook mag beweren in zijn “arrogante zekerheid”, het maakt niets uit. Meer dan dit is over seks praten over ethiek praten. Voor wie de Bijbel als openbaring aanneemt is wat de Schrift zegt doorslaggevend. Zo bewijst de Bijbel niet dat homoseksualiteit een geaardheid is of een levensstijl. Het gaat gewoon tot een hoger niveau en bestempelt het als zondig. De gelovige bekijkt het niet vanuit de data van één of ander biologisch of sociologisch onderzoek. Geloof heeft geen nood aan een “logisch” bewijs. De Schrift legt grenzen van taboe en losbandigheid. De geaardheid vanuit de Bijbel benaderen heeft dan ook te maken met een benaderen “tegen” de tijdsgeest in. Dan spreken we ons ook niet uit voor de sleutelwoorden van de moderne seksuologen: ik, genieten, vrij zijn, enz... Alternatieven bedenken of aangepaste samenlevingsvormen die tegen-Bijbelse opvattingen verkondigen hebben dan ook geen waarde. Geaardheid of levensstijl? We citeren A. Montagu: “In werkelijkheid bestaat er geen seksueel instinct... Een drift is iets heel anders dan een instinct.” (blz.60). Het individu moet leren wat het met zijn sekuele gevoelens of impulsen moet doen, want in zijn lichaam, zijn hersenen of zijn geest zit NIETS dat hem of haar automatisch tot de seksuele daad brengt... Maar om bijvoorbeeld de seksuele daad met succes te kunnen verrichten, vraagt zulk seksueel gedrag het voorbereidende effect van een LEERPROCES... Natuurlijk is het waar dat hormonen een rol spelen om seksuele impulsen “op te laden”, maar de voor de seksuele praktijk nodige kennis moeten we ons DOOR LEREN eigen maken.” (Agressie: aangeboren of aangeleerd? Bruna 1978, blz.60,67) (wij plaatsen de hoofdletters). Nog scherper geformuleerd, zegt P. Schnabel het: “Mensen die niet ademen zijn dood. Mensen die niet eten gaan dood. Mensen die niet slapen worden gek. Mensen die niet vrijen hebben misschien pech maar ze gaan er zeker niet dood aan en ze worden meestal ook niet gek. Mensen kunnen het heel goed stellen zonder seksualiteit. Seksueel gedrag is een reflex, komt niet voort uit een instinct en is geen uiting van een onweerstaanbare drift. Of mensen seksueel gedrag zullen gaan vertonen of niet is in eerste instantie afhankelijk van hun vrije wil... De invulling van de mogelijkheid is zowel sociaal bepaald als sociaal van aard.” (Seksuologie red J. Franken. Van Loghum Slaterus 1980 blz.13). Homo of hetero is dus géén geaardheid maar een levensstijl: een keuze. 2.7: NATUURVOLKEREN
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
24
Verdedigers van de homoseksuele levensopvatting weten ons te vertellen dat volkendeskundigen (ethnologen) deze praktijk onder diverse vormen en onder vele volkeren hebben beschreven. Het gaat in vele gevallen om een soort rituele homoseksualiteit zoals onder de sjamanen van Siberië. Deze personen treden op tussen de mens en de geestenwereld en zijn ofwel homo- of biseksueel. En hoewel homoseksualiteit sterk afgekeurd wordt, is dit onder de sjamanen toegelaten uit schrik voor hun macht over de geesten. Ook onder Germaanse stammen, vóór de kerstening, kwam biseksualiteit voor als een normale zaak. Het heeft echter weinig zin te herhalen wat men in elke stadsbibliotheek kan terugvinden. We bedoelen de belangrijke studie van CS. Ford en F.A. Beach: Vormen van seksueel gedrag (Ned. uitg. Aula nr 1001, Spectrum 1972). In 49 (64%) van 76 onderzochte volkeren was er sprake van een of andere homoseksuele activiteit. We citeren uit de conclusies het volgende: “Tegelijkertijd hebben we gezien dat homoseksueel gedrag NOOIT het overheersende type seksueel gedrag is voor volwassenen IN ENIGE SAMENLEVING of voor ENIGE diersoort” (blz.179,180). En verder naar het slot toe: “Homoseksueel gedrag is NOOIT het overheersende type seksuele activiteit voor volwassenen IN EEN van de samenlevingen die voor dit boek zijn bestudeerd.” (blz.317) (hoofdletters van ons). Deze conclusies zijn nu anno 1987 nog geldig. (Zie ook Facetten van Seksualiteit, Samson Stafleu 1984, blz.48,49.) Zonder tegenstellingen op de spits te willen drijven, willen we nog opmerken: 1°) B. Malinowski en M. Mead hebben een jarenlange studie gemaakt van een Melanesisch volkje, de Trolinanders. Op seksueel gebied kon alles onder hen behalve homoseksualiteit. Ze kenden het bestaan ervan vanuit naburige volkeren, maar dat leek hun belachelijk en onnatuurlijk. 2°) Dat wetenschapsbeoefenaars zeker niet vrij zijn in het interpreteren van menselijke gedragingen. Ook onder hen hebben emoties, persoonlijke voor- of afkeur van een levenswijze invloed op hun rapportage van feiten. Malinowski als Freudiaan en atheïst ziet de dingen anders dan een christen anthropoloog. 3°) Een wetenschap als ethnologie beschrijft meestal op een neutrale manier gebruiken en levenswijzen van volkeren. In die optiek is zij niet moreel of immoreel bezig dan alleen beschrijvend. Wat je ook aan verbeeldingskracht mocht hebben, sommige feiten in dit vak gaat het nog te boven. Maar laten we dit niet als norm gaan stellen. Sommige kleurenblinden “zien” rood als groen en groen als rood. Niet hun “zien” is norm, maar het normale zien. G.P. Murdock publiceerde in 1949 zijn studie over Social Structu-re. Slechts 10% van de 250 onderzochte stammen keurde overspel goed. (Macmillan 1949, blz.263,254). Eén van de grote verboden bij alle volkeren is incest. Uitzonderlijk is dat een vader-dochter relatie ritueel is
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
25
toegestaan zoals ter voorbereiding van een grote jacht onder de Thonga in Afrika. Gaan we ook dit als norm aannemen? Een zeer interessante opmerking geeft C.A. Tripp in zijn The Homosexual matrix over het verbreiden van homoseksualiteit onder primitieve of andere volkeren. “Er zijn groepen waarin homoseksualiteit als relatief ongewoon soms zeer vreemd gekend is (of was), en toch indien een handig homoseksueel vreemdeling zou langs komen en “de praktijk” ervan zou introduceren aan enige mannen, tieners of twens, zou dit om zich heen grijpen als een lopend vuurtje ofwel wat meestal het geval is, het zal gewoonweg in stilte en vlug aangenomen worden door bijna alle mannen. ... In Malaya, Birma en Thailand bijvoorbeeld is het nogal onwaarschijnlijk dat de jonge volwassen mannen seksueel contact hebben onder elkander EN TOCH ZIJN VREEMDE MANNEN, VOORAL DEZE VAN HET KAUKASISCHE RAS VOOR HEN ONWEERSTAANBAAR. Dit kan zelfs niet vergeleken worden met de Japanse (homoseksuele) escalatie zowel in aantal als vorm (waaronder duurzame relaties onder mannen van dezelfde status) die heef_ plaatsgevonden sinds de Amerikaanse bezetting (na 1945).” New American Library 1987, 2e uitgave blz.69,70. (Wij plaatsen de hoofdletters. In de eerste uitgave was er deze opmerking nog niet.) 2.8: ALLEMAAL BEESTJES J.H. Fabre, een bioloog uit de 19e eeuw, beschrijft eens het gedrag van een vrouwelijke bidsprinkhaan (mantes religiosa). Na haar seksuele bevrediging met zeven mannetjes heeft ze de zeven verslonden. Voorbeelden van “onmenselijk” gedrag onder dieren zijn legio. Alleen dit voorbeeld om er op te wijzen dat dierlijk gedrag niet zomaar gebruikt mag worden ter illustratie van menselijk gedrag. Wel enkele voorbeelden van homoseksueel gedrag in de dierenwereld omdat de homo-literatuur ons weet te vertellen dat “de beesten” het ook doen. Bepaalde conclusies van sommige onderzoekers zijn ondertussen niet meer geldig en gebaseerd op verkeerde interpetatie. Deze stammen uit een tijd toen men nog niets afwist van dierlijk sociaal gedrag. Het onderzoek van G. Hamilton, een studie van bavianen en andere apen, valt hieronder. Hij zegt dat de onvolwassen mannelijke aap een periode doormaakt van openlijk en bijna uitsluitend homoseksuele activiteit. Ook de studie van Zuckerman kunnen we vergeten, die vooral jonge baviaanwijfjes homoseksueel bevondt. Het merendeel van de vroegere studies zijn alle gedaan met dieren in gevangenschap. Seksueel afwijkend gedrag dat zelden in de vrije natuur voorkomt is in een dierentuin de gewoonste zaak van de wereld. Zo ook homoseksualiteit en incest. Bij de jongere dieren is er homoseksualiteit als ontwikkelingsverschijnsel. Bij volwassen dieren is er de noodseksualiteit wanneer enkele dominante dieren andere mannetjes verhinderen tot de wijfjes te naderen. Zoals gezegd heerst er onder apen een sociaal gedrag. Bepaalde apen zijn superieur ten overstaan van andere en schermen hun gebied en wijfjes af voor elke andere indringer. Zo komt het tot hevige gevechten. De verliezer toont in dat geval zijn achterdelen en neemt de positie van een vrouwtje aan. Deze houding betekent ook het einde van het gevecht. Waarbij het wel eens gebeurt dat de overwinnaar ook de verliezer als “wijfje” gebruikt. (Tinbergen 1964)
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
26
In andere gevallen, die niet zo dikwijls voorkomen, kan een mannelijk dier dat onbevredigd seksueel contact heeft gehad, onmiddellijk verdergaan met de in zijn omgeving zijnde partner. Dat hij in zijn seksuele opwinding een ander mannetje heeft, doet er dan weinig toe. Dat heeft men enkele malen kunnen opmerken bij opgesloten ratten. Beesten en mensen vergelijken is instincten vergelijken met vrije wil. Wat trouwens in de beestenwereld kan, kan niet in de mensenwereld. Een permanente homoseksuele relatie is ook nog nooit waargenomen in de dierenwereld. Wij wijzen ten slotte de lezer naar een degelijk artikel van K. Slob in Moderne opvattingen over homoseksualiteit, red. H. Musaph, Loghurn Slaterus 1981, blz.92-104)
GroenLinks wil 'homo-zebrapad' in Utrecht
Foto: DeOndernemer Gepubliceerd: 8 maart 2013 15:37
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
27
Hoofdstuk 3 IN EEN BIJBELS PERSPECTIEF 3.1: NIEUWE CHRISTELIJKE NORMEN Charles E. Curran, moraaltheoloog, S.J., ondertussen uitgesloten uit zijn orde, beschrijft de problematiek rond homoseksualiteit als volgt: “We kunnen over homseksualiteit slechts praten met betrekking tot de conclusies van de psychologie. Homohandelingen zijn in bepaalde omstandigheden goed. Een aangeboren homoseksualiteit kan en mag niet gewijzigd worden. “De individuele persoon heeft geen persoonlijke morele schuld aan zijn toestand. Evenals privaat bezit gerechtvaardigd is in deze wereld als resultaat van zonde, zo ook rechtvaardig ik homoseksuele handelingen van een onomkeerbare homoseksueel in de context van een liefdevolle relatie die streeft naar duurzaamheid. Dit is geen ideaal en deze die geen onomkeerbare homoseksuelen zijn hebben de morele plicht te streven naar een liefdevolle heteroseksuele relatie.” (Transition and tradition in moral theology, Notre Dame Press 1979, blz.69,73,76,77) Toen Mensen hebben mensen nodig van F.C. van Gennep verscheen, schokte mij volgende opmerking: “Het is duidelijk, dat vanuit ethisch oogpunt alles wat in dit hoofdstuk gezegd wordt over heteroseksuele relaties evenzeer geldt voor homoseksuele relaties. Ik meen, dat ook de homoseksueel de vrijheid heeft al dan niet kortstondige relaties aan te gaan en dat de regels voor het seksuele verkeer... mutatis mutandis evenzeer van toepassing zijn op homoseksuele contacten.” (Baarn 1972, blz.143). Het consequente van deze visie lijkt uit het volgende getuigenis: “Ik heb ook wel eens tegen haar gezegd, zoals nu nog bij de E.O., bidden, bidden, bidden. Maar daar heeft de dominee me wel vanaf gebracht. Hij heeft ons er werkelijk heel goed doorheen geholpen. Hij heeft ons gerustgesteld op het punt van de Bijbel, dat bepaalde teksten toch niet zo uitgelegd moeten worden als men dacht. Hij zei ook niet “bid maar net zo lang tot het kind veranderd is, “maar” aanvaard dit biddend.” (Uit Homoseksuele jongeren en hun ouders door R. van der Feen en G. Sanders, Van Loghum Slaterus 1980, blz.74) Maar al in 1911 schreef J.A. Schorer van de nu nog bestaande belangenvereniging voor homoseksuelen over de kerk: “de haar eigene onverdraagzaamheid alles wat niet met haar beginselen strookt, eenvoudig willen uitroeien, alles in naam van de christelijke Godsdienst, die een Godsdienst van liefde heet te zijn, maar die door toedoen van kerkelijke heerszucht en fanatisme verworden is tot een bron van tweedracht, tot een demper op het onschuldige levensgenot, tot een rem op alle wetenschappelijke vooruitgang. Overal waar kerkelijke invloed zich doet gelden is het met een ruimere, vrijere levensopvatting gedaan.” (Uit Homo jaarboek 1, Van Gennep 1981, blz.109,110).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
28
De vier conclusies van de nieuwe homo-moraliteit zijn dus: 1°) Het is niet ideaal, maar het mag. (Curran) 2°) Hetero's falen, dus mogen ook homo’s falen. (van Gennep) 3°) We moeten niet meer bidden voor verandering. (van der Feen). 4 °) De Kerk moet ruimere opvattingen prediken in naam van de liefde. (Schorer) 3.2: JOODSE VISIE In de Mishnah wordt geleerd dat Rabbi Judah aan twee vrijgezellen verbood onder hetzelfde deken te slapen uit vrees dat zij homseksuele verleidingen zouden krijgen (Kid 4:14). Maar de Vaderen leerden dat homoseksualiteit onder Joden zo zelden was en keurden dit goed. (Kid 82a). Deze gedachte is later opgenomen als Halakhah (gedrag, leer) door Maimonides. Maar vierhonderd jaar later schrijft Rabbi Joseph Caro dat vrijgezellen niet alleen onder elkaar mogen zijn, gezien de verdorvenheid van de tijd. Rabbi Joel Sirkes zegt echter dat dit niet nodig is, want onder Poolse Joden komt het niet voor. Rabbi Solomon Luria gaat zover dat men niet mag verbieden twee mannen onder één deken te laten slapen, het is dan ofwel een religieus snobisme of een zelfrechtvaardigende trots. Over lesbianisme zegt de Rabbijnse literatuur dat het een praktijk was van de Egyptenaren en de Kanaanieten en dat het Joodse volk hiervoor gewaarschuwd moest worden. Men ziet het ook niet als een seksuele zonde maar als religieuse zonde. Volgens Maimonides is er namelijk geen geslachtelijke omgang en verspilling van zaad. Rabbi Huna zegt wel dat een lesbische vrouw niet mag trouwen met een priester, gezien haar daad deze van een hoer is. De Halakhah zegt dat ze dit wél mag indien ze de daad niet meer stelt. In de Rabbijnse exegese worden slechts enkele gevallen genoemd van homoseksualiteit. Over de geschiedenis van Cham en Noach in Gen.9:22 zijn twee uitleggingen gangbaar, hij zou Noach ofwel gecastreerd hebben ofwel homoseksuele betrekkingen hebben gehad. Volgens de Talmoed zou Jozef als slaaf gekocht zijn door Potiphar voor seksuele doeleinden, maar God had de engel Gabrièl gezonden om Potiphar te castreren. (Sot. 13b). De verhalen van Sodom en Gibeah worden verder behandeld. 3.3: MINDER HEIBEL ZONDER BIJBEL Het bovenstaande is de titel van hoofdstuk 9 in het boekje van Mink van Rijswijk: Twintig rode rozen en één rose, Kok, 1986. Dat klinkt echter meer als slogan voor één of ander antichristelijk manifest. De seksuoloog E. Haeberle begreep de situatie beter ondanks zijn vrijere opvatting op seksueel gebied. Hij zegt: “De wetenschap alléén kan ons niet zeggen hoe wij ons als seksuele wezens dienen te gedragen. De wetenschap kan ons hoogstens alert en kritisch maken, maar kan niet geheel alleen een ethische seksuele gedragscode opstellen. Waardeoordelen zijn van nature onwetenschappelijk. Er is geen objectieve manier om een ethische keuze te doen. In zaken van goed en kwaad zullen we altijd afhankelijk zijn van gevoelens opvattingen en tradities.” (Sex Atlas, Spectrum 1981, blz.363).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
29
Dat veel homoseksuelen, ook de gelovige, het liefst zonder Bijbel “gelovig” willen zijn j.s duidelijk na de controverse rond bisschop Simonis. Hier enkele uitspraken van Rooms-katholieke gays: “uit zijn (Simons') radiointerview is mij gebleken dat zijn tendentieus en onwetenschappelijk betoog louter berust op homofobie.” Een ander zegt: “Ieder mens werd door God geschapen, dan is het redelijk om aan te nemen dat de liefdegevoelens die hij aan mensen meegaf ook goed zijn. Wie de liefde voelt voor iemand van zijn of haar eigen geslacht voelt dat dan (als katholiek) toch ook als een Godsgeschenk. Liefde is goddelijk.” (De Gay krant, maart 1987, blz.3). Een Roomskatholieke pastor schrijft: “Ook de bisschoppen onderling hier in Nederland, dat is nu weer eens bewezen, zitten lang niet altijd op één lijn. Daarom is het fijn dat mensen, ondanks hun geaardheid toch in de kerk willen blijven. Zij horen er ook bij, mede door hun geboorte en doop.” En als laatste citaat van een vierde: “Hun kennis (van de bisschoppen) omtrent homoseksualiteit wordt hun aangereikt door psychologen als Van den Aardweg, de E.0. of het Katholiek Nieuwsblad.” (De Gay krant april 1987, blz.3) Een Vlaamse lezer schreef naar aanleiding van de in oktober 1986 verschenen verklaring over homoseksualiteit, goedgekeurd door de paus en kardinaal Ratzinger: “Met deze stelling heeft de rooms-katholieke kerk de grootste blunder van deze eeuw begaan.” (Zonder pardon, Brussels Homo maandblad, dec. 1986, blz.27.) Het is niet onze bedoeling hierop in te gaan in detail. Laten we even veronderstellen dat de homo nu toch zo geboren is. Laat ons dan ook de andere “conclusies” van de wetenschap “serieus” nemen. Er zijn namelijk ± 5% kernhomofielen, ± 5% kernheteroseksuelen en ± 90% biseksuelen. Dat zijn conclusies van Kinsey, Pomeroy, Martin en andere seksuologen. Indien 90% van de mensheid biseksueel geboren wordt, mogen ze ook dat “geschenk van God” dan niet beleven? (15% mannen en 10% vrouwen in de V.S.A. zijn praktiserend biseksueel). Trouwens met een beetje kunst- en vliegwerk in Bijbelteksten zou het sommigen ook nog waar kunnen lijken. Het dunkt mij dat Haeber-le realistischer denkt dan de critici op Simonis en de paus. Goed en kwaad is géén zaak voor wetenschappers. Het is niet in de Bijbel waar de heibel zit, maar in de interpretatie: in de nieuwe ''homo-vriendelijke” Bijbelexegese. 3.4: MENS: BEELD GODS IN CHRISTUS Ondanks het feit dat in de theologie van het Nieuwe Testament het al of niet bezitten van het beeld Gods afhankelijk staat van de positie tegenover Christus, hebben theologen dit uitgebreid tot alle mensen. In de Schrift is alleen de gelovige in Christus drager van het beeld Gods (Romeinen 8:29 / 1 Corinthiërs 15:49 / 2 Corinthiërs 3:18 / Colossenzen 3:10). Deze titel staat in verband met een ander begrip “heerlijkheid” (doxa). Een heerlijkheid die God alleen deelt met de gelovige (2 Corinthiërs 3:18 / Romeinen 8:30). Deze heerlijkheid heeft de mens niet vanaf zijn geboorte, maar is slechts genadevol ontvangen door diegene die gelooft. Ook is dit “beeld Gods” als begrip, zoals enkele andere Nieuw-Testamentische begrippen, iets van het nu én van de toekomst. Zo spreekt 2 Corinthiërs 3:18 en Colossenzen 3:10 over het nu en 1 Corinthiërs 15:49 en Romeinen 8:29 over de toekomst. -(Zie bv. het commentaar van Calvijn bij Efeziërs 4:24).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
30
Het moet voor de lezer duidelijk zijn dat we ook niet kunnen spreken van overblijfselen van enig beeld Gods in de mens van alle dag, de ongelovige. Het Nieuwe Testament spreekt niet over een herstelling van het beeld Gods maar integendeel over een nieuwe schepping (Colossenzen 3:10 / 2 Corinthiërs 3:18). Nergens is gezegd dat elk mens een wezencontinuïteit heeft met God vanuit een “beeld Gods” begrip. Een homofiele jongen schrijft in een brief het volgende: “Een homofiele jongen of meisje mag dan een andere gesteldheid hebben dan de meeste mensen, maar hij of zij blijft een mens, een GEHEEL EIGEN BEELDDRAGER van God, een door de zonde aangetast mens zoals ieder ander. Homofilie is niet erger dan wat ook. Het is anders, moeilijker...” (Jeugd en Seksualiteit, P.C. van Wijk en D. van der Molen, Uitgave Gereformeerd Landelijk Jeugdcomité, maart 1978, blz.58). Dergelijke verklaringen en getuigenissen zijn echter afhankelijk van twee voorwaarden. De eerste is deze van algemene aard dat dit niet kan leiden tot een theorie dat “ieder geheel naar eigen goeddunken” handelt. (Deuteronomium 12:8). Het einde van een dergelijke weg is de dood. (Spreuken 14:12). Want in géén enkel geval, welk moreel probleem het ook aangaat, kan wat wij denken (of bedenken) strijdig zijn met wat van de gelovige gevraagd wordt. Mijn persoonlijke gevoelens kunnen God slechts behagen indien het ook Zijn gevoelens zijn. Vervolgens kan iemand slechts beeld Gods zijn in relatie tot Christus. In Christus is het vlees met de hartstochten en begeerten gekruisigd (Galaten 5:24). In Christus zijn we geen dienstknechten van de zonde (Romeinen 6:6). In Christus doden we de werkingen van het lichaam (Romeinen 8:13). In Christus voeren we een eeuwige strijd tegen vleselijke begeerten (1 Petrus 2:11). In Christus zijn we van de wet der zonde en des doods vrij gemaakt en niet in de veroordeling (Romeinen 8:1,2). Een ongeveinsd geloof is dat geloof dat vermaning aanneemt (1 Timotheus 1:5). De ervaringstheologie, zoals de homofiele jongen hierboven, maakt niet Christus groot, maar verheft elke vorm van zonde tot een deugd. We degraderen God tot iemand die alles toelaat, ongeacht goed of kwaad. En daar bovenop een al—verzoeningsleer gaat wel wat ver. 3.5: WET EN EVANGELIE Het spanningsveld tussen Gods wet en het evangelie is zeker niet van vandaag. Sommige theologen vinden het al in de controverse Paulus - Jacobus. Een spanning die we ook nog terugvinden onder Luther en Calvijn. De volle nadruk ligt voor een Lutheraan op het geloof alléén, de wet heeft voor hem weinig didactische waarde. Een Calvinist echter ziet in de wet de actie die voortvloeit uit het geloof en heeft zodanig een opvoedkundig aspect. Zie onder andere de Confessie van Augsburg nr 51 en de Heidelberger vraag 86. De ondertitel van een boek van R.F. Beerling: Wijsgerig schaatsen op godgeleerd ijs is zeer toepasselijk op ons probleem. (Niet te geloven, 1979). Waar zowel Luther als Calvijn bang voor waren is dat de wet een abstractie wordt in plaats van de uitdrukking van de wil van God. Zo was
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
31
het in het rabbinistische ideaal ten tijde van Jezus en in de Rooms-katholieke kerk van de reformatorentijd. De wet kan alleen innerlijk tot gehoorzaamheid bewegen en mag niet van buiten af opgelegd worden. Gods wet geeft ons de richtlijnen en motieven voor het handelen in de concrete situatie van het “nu”. En daar moet ieder voor zichzelf voor instaan. De spanning blijft echter ook bij deze uitleg. Indien we ons vanuit ons gelovig handelen bovan de wet plaatsen, moeten we erop letten niet anti-wet te worden. Dit hangt wellicht samen met de crisis van het zondebesef. De Schrift zegt duidelijk dat we vrij zijn van de macht van de zonde (Romeinen 6:18-23), van de macht van de wet (Romeinen 7:3 / 8:2 / Galaten 2:4 / 4:21-31) en van de macht van de dood (Romeinen 6:21 / 8:21) Geloof is echter vooral een dynamisch proces. Wedergeboorte en bekering gaan samen met vrij zijn “van” bepaalde dingen. Maar de vrijheid van de gelovige veronderstelt gezag van Christus zoals zo duidelijk is in andere teksten. Want het doel van de vrijheid “van” is een vrijheid “tot” het goede doen (1 Petrus 2:15), “tot” liefde (Galaten 5:13), “tot” dienstbaarheid (Romeinen 6:18,23). Vrijheid is in Bijbels begrip niet over jezelf beschikken maar een prijsgeven aan Gods almacht. Dat is het ook wat Luther zegt in zijn Vrijheid van de christenmens. “Een christen is in vrijheid heer van alle dingen en niemands onderdaan, een christen is in dienstbaarheid knecht van alle dingen en ieders onderdaan.” (zie ook Calvijns Institutie boek 3 par 19). Meestal heeft men het over het eerste waar Luther het over heeft, “de vrijheid”, en vergeet het tweede, “de dienstbaarheid”. Daarom heeft het herderlijk schrijven van de Nederlandse Hervormde Kerk van 20 juni 1972 over Liefde en seksualiteit (Boekencentrum) géén juiste kijk op de zaak van de homo's. Men zegt: “Men mag niet iets eisen van iemand die dat innerlijk niet kan opbrengen. Van een nog kruipend klein kind mag men niet vergen dat het rechtop loopt” (blz.22). Maar houden we de homo dan niet bewust “klein”? Moeten we niet eerder de volheid blijven prediken van het evangelie en mensen ertoe aansporen geloofsgehoorzaamheid op te brengen? 3.6: JEZUS WAS OOK ZO (?) (!) Dat de naam Jezus en zijn ideaal voor elke kar gespannen wordt, is geen truc van gisteren of vandaag. Dat Jezus “gay” was, is de lering van vele “gelovige” homoseksuelen. In Salt Lake City heeft een Mormoon, Elder Harris, een kerkgenootschap gesticht van 144.000 uitverkoren gays. Zij zijn deze die volgens hem in het boek Openbaring beschreven worden. Hij heeft die opdracht door de engel Michaël gekregen in naam van Jezus. En Harris zal dit uitverkoren volk leiden in de komende wereldcatastrofe. (Zie States of Desire, E. White, uitgave 1983, blz.115-117) Al in de 16de eeuw insinueerde Christopher Marlowe dat de lievelingsapostel Johannes meer deed dan aan de borst van Jezus liggen. Een suggestie, die langzamerhand voor velen een “zekerheid” is geworden.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
32
Zowat overal zijn ondertussen groepen en kerkjes ontstaan onder de gay-banier. De USA spant de kroon. Men vindt er Dignity (Rooms-katholieke kerk), Presbyterians for Gay Concerns, Lutherans Concer-ned, Friends for Lesbian and Gay Concern (Quaker), Church of the Beloved Disciple (Eucharistisch katholiek), de Gay-synagogue, Integrity (Episcopaals), de Metropolitan Community Church, enz.... De totaliteit omvat echter slechts een fraktie van de naar schatting 24 miljoen gays in de USA. Wel hebben ze alle gemeen, behalve de Gay-synagogue, dat Christus waarschijnlijk “homo” was. Zo zegt Troy Perry, geestelijk leider van de Metropolitan Community Church of Los Angeles: “In zekere zin zou Jezus, indien hij in onze eeuw en tijd leefde, als een homoseksueel beschreven worden. Let wel op, ik zeg niet dat hij homo was, ik wijs alleen op het feit... vele anderen zullen dit wel toegeven.” (We citeren uit Chris-tian attitudes to homosexuality van P. Coleman S.P.C.K. 1980, blz.256) Maar, zoals al opgemerkt: over Jezus gaan de meest wilde theorieën. Homo voor de een, alles behalve dit voor de ander. Wat Jezus zelf zei is: géén enkel woord voor of contra gays. Wanneer we beseffen dat dit in Israël zo weinig of helemaal niet voorkwam, spreekt dit stilzwijgen voor zichzelf. Waar Christus het wel over had, waren twee mogelijkheden: ofwel seksuele zuiverheid ofwel trouwen (wat een andere vorm van seksuele zuiverheid was en is.) En dat mogen we niet zo maar lichtvaardig nemen. Een theoloog zegt wel eens dat het Nieuw-testamentisch gegeven vastzit aan een “gevreesde” scheppingsorde; maar dat is ze voor Jezus en zijn leerlingen ook. God schiep de mensheid als ofwel man ofwel vrouw. Er is niet zoiets als een derde of vierde geslacht. Echtscheiding kan niet, overspel evenmin en in al die toestanden blijft weerklinken: “zondig niet meer.” (Zie onder andere: Matthéüs 5:27-32 / 19:1-12 / Johannes 8:1-11 / Romeinen 13:9 / Jacobus 2:11 / 1 Corinthiërs 7:1-40). Het Nieuwe Testament stelt volmaaktheid als ideaal, in welke toestand we ons ook bevinden. (Matthéüs 5:48). Maar... wie in de verdoving zit van losbandigheid, wil uit zijn verdorvenheid ook nog winst slaan (Spreuken 4:19) Beseffen ze niet in de gay-wereld dat een Jezus-homotheorie nog verder polariserend zal werken? 3.7: GENESIS 19:1-29 Enkele verzen voorafgaande aan dit gedeelte zegt de Heer dat de zonde van Sodom en Gomorra “zeer groot” is (Genesis 18:20). En uit andere teksten blijkt wel hoe groot. Ze waren trots, verwaarloosden armen en ellendig en, ze waren echtbrekers, overspelers, leugenaars, immoreel, losbandig. In één woord: ze weigeren zich te bekeren. (Ezechiël 16:49,50 / Jeremia 23:14 / 2 Petrus 2:7 / Judas 7)
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
33
Uit deze teksten is waarschijnlijk de enige aanwijzing naar een homoseksueel gedrag het begrip “gruwel” in Ezechiël 16:50, want dit is hetzelfde woord als in Leviticus 20:13. Ook Judas 7 kan hierop slaan, waar we vernemen dat dezen in Sodom “ander vlees” achternalopen. De homovriendlijke uitleg wil hier echter niets van weten. In hun argumentatie kunnen we slechts twee dingen aannemen. Ten eerste dat homoseksueel gedrag niet de onrniddelijke oorzaak was van de vernietiging van Sodom. Ten tweede dat de inwoners van Sodom nergens homoseksuelen genoemd worden. Homo's als sodemieters beschrijven is dus ondermaats. Maar dat neemt niet weg dat de mannen in Sodom “zeer slecht en zondig tegenover de Heer” waren. (Genesis 13:13). En dat schijnt in de homovriendelijke uitleg verdoezeld te worden. Hun verklaring van Genesis 19 is deze, dat hier geen sprake is van seksueel vergrijp, maar dat men gewoonweg de vreemdelingen die bij Lot vertoeven wil “leren kennen.” Dat zou de betekenis zijn van Genesis 19:5 en “gemeenschap hebben” zoals in onze NBG-vertaling staat is foutief. Volgens D.S. Bailey's studie is het werkwoord “yadah” slechts een tiental maal gebruikt in de betekenis van seksuele gemeenschap, in de 900 andere gevallen gaat het om kennen of begrijpen. Zo zou men ook dit vers 5 moeten verstaan: de mannen in Sodom willen kennismaken met de engelen (de vreemdelingen). Maar dan klopt één en ander niet in het verhaal. Zoals Bailey zelf moet toegeven, heeft “yadah” in vers 8 wél een seksuele betekenis. De mannen van Sodom komen niet gewoon op theevisite bij Lot. Indien Lot de bedoeling van deze mensen niet naar hun ware aard begreep, zou hij zeker zijn dochters niet hebben aangeboden als zoenoffer. In ruil voor het niet schenden van de gastvrijheid, die hij verleend had aan de engelen. Lot zegt vooraf dat hun bedoelingen kwaad zijn (vers 7). En nadat ze met blindheid geslagen zijn, willen ze nog steeds de ingang tot zijn woning vinden (vers 11). Waarom doet Lot zo raar? Voordat hij onderhandelt met de mannen van Sodom, doet hij nog eerst zijn deur op de grendel (vers 6). Een deur, die ze willen openbreken (vers 9). Alleen indien we vers 5 in een andere bedoeling lezen dan “even kennismaken”, heeft dit allemaal zin. De homoseksuele bedoeling van de mannen van Sodom is dus overduidelijk. Dat het niet echt om kernhomofielen gaat, willen we best aannemen. Biseksuelen kan beter passen als beschrijving. Mollenkott en Scanzoni, hoewel homovriendelijke uitlegsters, geven toe dat hier een “gang rape” (groepsverkrachting) beschreven wordt. (Daughters of Sarah, Vol. 3, Nov.- Dec. 1977, blz.6) 3.8: RICHTEREN 19:1-30 De gelijkenissen met Genesis 19 zijn in dit gedeelte zeer groot. In beide gevallen betreft het de schending van het gastrecht met seksueel aspect. Eén verschil is wel dat Sodom een heidense stad was en Gibea een stad in Israël. Een schanddaad zoals Israël er weinig gekend heeft. Echt een dieptepunt. In Hosea 9:9; 10:9 klinkt dit nog door als een schandelijke geschiedenis. Ook vinden we hier hetzelfde terug “yadah”. En zoals in Genesis 19 is de betekenis seksueel. Bailey heeft opnieuw de uitleg van de kennismaking. Andere homo-vriendelijke uitleggers volgen dit echter niet.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
34
Van Veen zegt dat deze mannen: “van twee walletjes eten” (blz.104). In de tekst is het duidelijk dat het vergrijp aan de bijvrouw en haar dood gans Israël in totale oorlog brengt. Slechts na de dood van enkele duizenden komt er een zekere vrede. De smet over de Benja-minieten blijft naklinken. Maar of het schenden van het gastrecht hier mee te maken heeft, is niet zo duidelijk. Het dunkt me dat het seksuele zondigen voor een Israëliet belangrijker was dan een ongeschreven wet op gastvrijheid. Op seksueel vergrijp stond onder de Wet achttien maal de doodstraf. Ook op homoseksualiteit en in dit geval biseksualiteit. 3.9: LEVITICUS 18:22 Homovriendelijke uitleggers weten te zeggen dat dit vers voor Christenen niet meer bindend is vanwege het cultisch karakter. (Van Gennep blz.65; Van Veen in “Een mens”, blz.112). Dit is echter een overhaaste conclusie. Dan zou op zijn minst het begrip “qadesh” gebruikt worden. We vinden het onder andere in 1 Koningen 14:24 / 15:2 / 22:47 / 2 Koningen 23:7 / Hosea 4:14 waar het vertaald wordt als “aan ontucht gewijden.” Er zijn praktijken van “sacrale” homoseksuelen aan te wijzen in vele volkeren rondom Israël. Dit zou ook de gedachte zijn achter Leviticus 18:22 (en 20:13). Deze vorm van homoseksualiteit zou tegen de verbondsgedachte zijn en dus verboden. Dat is echter niet op te maken uit de tekst dan door voorafgaand het ethisch karakter uit te sluiten. Deze gekunstelde nieuwe uitleg tracht ook de evidente conclusie te ontwijken, dat dit gedeelte over verboden vormen van seksualiteit spreekt. Seksualiteit is bij wijze van spreken een “goddelijk ontwerp”, wanneer het aan zijn voorwaarden voldoet. En die zijn: man-vrouw in levenslange verbintenis (verbond). Een verhouding die Gods zegen niet meedraagt is elke vorm van incest, bloedschande, huwelijksafbrekende (overspel, hoererij) en gezinsontwrichtende toestanden (groepsseks, kinderen dwingen tot seksualiteit). Al dit vinden we terug in dat ene hoofdstuk van Leviticus 18. Schijnbaar zijn hierop de verzen 19 en 20 een uitzondering. Sommigen zien dit als een latere toevoeging, alsook de verzen 21-23. Een “cultisch” gedeelte tussengevoegd in een ethisch gedeelte. Maar dit is slechts een voorwendsel om het krachtig verbod van seksualiteit onder mannen te omzeilen. (Over vrouwelijke seksualiteit spreekt deze tekst niet.) Hoe begrijpen we dan de verzen 19-20? Ze leren dat de man niet alle kanten op kan met zijn seksualiteit. Tijdens de maandelijkse “onreinheid” zal hij de schaamte van zijn vrouw niet ontbloten. Bloed is voor God het symbool van leven en daar moet de Israëliet leren respect voor opbrengen. Eten (vb. cunilingus) van bloed zou tijdens de gemeenschap verontreiniging meebrengen. Daarom geen seks tijdens de maandstonden. (Deuteroncmium 12:33 / Leviticus 17:11,12,14.) Evenmin is vers 21 een toevoegsel. Kinderen van Israël zullen niet aan Moloch geofferd worden. Douma legt het als volgt uit: “Leviticus spreekt over 'de overspelige verering van Moloch1 en we
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
35
kunnen dan ook een verband zien tussen seksualiteit en de Molochdienst.” (Homofilie, Uitg. Van den Berg, 1984, blz.59). Vlaardingerbroek zegt dat de dienst aan Moloch het gezin verwoest. (Over Mensen die homofiel zijn, Kerk informatie 1972, blz.16). Hoezeer ook homoseksualiteit veelvuldig voorkwam in de aan Israël omliggende landen, toch moet vers 22 niet onmiddellijk in die context gezien worden. Het is én moreel fout én afgoderij zich over te geven aan homoseks. Zo ook het vorige vers. Molochdienst is immoreel én afgoderij. Het volgende vers (over bestialiteit en zoofilie) is morele ethische zondigheid én na-apen wat in afgoderij aan de orde is. Leviticus 18 beschrijft nog steeds geldende normen: een anti— verontreinigingsprogramma (vers 24). 3.10: LEVITICUS 20:13 De nieuwe homovriendelijke uitleg van Derrick Bailey, blz.30 vv. en 50 vv., zegt dat de hier genoemde mannelijke prostituees géén homoseksuelen waren. Zijn voornaamste argument hierbij is, dat een mannelijke cultus als vruchtbaarheidsritus waardeloos is. Daarbij gaat hij wel ietwat onwetenschappelijk te werk. In de oosterse gedachte van die dagen was onder heidenen elke vorm van seksualiteit vruchtbaar (zo ook bestialiteit). Een coïtus, onder welke vorm dan ook, heeft “vruchtbaarheid”. Andere uitleggers zien hier echter wél een cultisch karakter. Dat kan bezwaarlijk, want deze tekst zit middenin een reeks ethische verboden. Seksuele omgang is verboden met de vrouw van de naaste, (vers 10), de vrouw van zijn vader (vers 11), zijn schoondochter (vers 12), andere vormen van bloedschande (vers 14), bestialiteit (verzen 15,16), enz.... God is heilig en zo ook moet zijn volk heilig zijn. Men kan dan gerust concluderen dat zowel om cultische als om ethische redenen e^'-e vorm van homoseksualiteit voor de kinderen van Israël verboden •/aren. Homoseksuelen kregen tussen alle andere seksuele zondaars een “gelijke behandeling”, namelijk: de doodstraf. Gelijke behandeling vandaag is algehele seksuele vrijheid. Tegenwoordig staat de lustbeleving centraal, over de heiligheid van Gods kinderen wordt nog weinig gedacht of gepreekt. Een laatste opmerking over Leviticus 18:22 en 20:13 betreft de uitdrukking “gruwel”. Dat begrip “to evah” (of “to-eba”) is ongeveer 125 maal gebruikt in cultische of ethische betekenis. Als grondgedachte is alles wat onrecht of onecht is met betrekking tot een menselijke of goddelijke orde een “gruwel”. Valse maten en gewichten zijn een “gruwel”. Eén kilogram is niet de éne dag 1.000 gr en de volgende dag slechts 900 gr (Spreuken 11:1 / 20:10,23). Onrecht aandoen is een grwuel (Spreuken 17:15). Verdere gruwel is bestialiteit (mens en dier aparte orde), overspel (want Gods huwelijksorde wordt geschonden), afgoden (we moeten God en afgoden als aparte orde uit elkaar houden.) Atheïsten en godsloochenaars doen daarom “gruwelijke en afschuwelijke misdaden (Psalm 14:1; 53:1 en vergelijk wat Paulus zegt in Romeinen 1.) Ook homoseksualiteit is een “gruwel”, want het onderscheid tussen man-vrouw wordt niet gezien. In huwelijksverhoudingen is géén plaats voor een man-man of voor een vrouw-vrouw relatie.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
36
Wanneer Van Veen opmerkt dat kernhomofilie toen niet bekend was, maakt dat vooral afbreuk aan Gods “orde” in de schepping, (blz.119). En dat doet onrecht aan de bedoeling van de Schrift. Ze is per definitie openbaring en kan elke “normaal-menselijke kennishorizon” overbruggen. De Schrift is veel meer dan alleen maar woorden en beelden, die ontleend waren aan hun eigen tijd”. Dat God zich in deze wereld “aanpast” aan onze menselijke begrippen en kennisvermogen is natuurlijk waar. Maar profetie en wonder valt buiten ons vermogen. Godopenbaring is bovennatuurlijk. Een werkschema opstellen dat homofilie onweerstaanbaar en onveranderlijk is, kan de beide teksten in Leviticus niet krachteloos maken. Het was en is nog steeds een gruwel, zoals de andere zaken in de context van dit vers (Leviticus 18:24-30). 3.11: ROMEINEN 1 :26,27 De belangrijkste uitdrukking in dit Bijbelgedeelte is wel het “contra naturam”. Met betrekking tot homoseks vinden we het onder andere in Plato (Phedre 251b); Wetten 636 cd); Philo (Wetten 111,39); Clemens Alexandrinus (De paedagoog II, X, 87); Augustinus (Belijdenissen III, 8); enz.... De onmiddellijke context van Romeinen 1 is de natuur, de schepping, (zie de verzen 20, 23, 25, 26). Dat wil zeggen dat we moeten denken in termen van man-vrouw of van mannelijkheidvrouwelijkheid. Er is niet zoiets als een “derde sekse” zoals sommigen beweren. (Marcus 10:6). De tweede contaxt van Romeinen 1 is het menselijk falen, de zonde. En daarvan geeft Paulus (onder andere) homoseksualiteit als voorbeeld. Het is een gewilde perversiteit. Wanneer de mens God verwerpt, gaat het van kwaad tot erger. Een mens die leeft zonder God, denkt niet aan een vrees Gods, maar: ik ga mijn plezier achterna. God staat ook toe dat hij zijn “begeerten” uitleeft. Kwaad noemt die mens goed, en waarheid is hem een leugen, (zie verzen 24,26,28). Homovriendelijke uitleggers zeggen “dat Paulus hier een theologische verklaring tracht te geven voor het verschijnsel, zoals zich dat toen en daar manifesteerde.” (Van Veen, blz.119; zie ook Van Gennep, blz 45.), Dat is wel een rare denkwijze. Indien Paulus hier een afgodische vorm van homoseks beschrijft, waarom dan ineens concluderen dat er ook een aan Gode welgevallige vorm zou bestaan? Zijn er dan ook Gode welgevallige vormen van ongerechtigheid, boosheid, hebzucht, slechtheid, enz... zoals hij beschrijft in de verzen 28-32 ? We moeten hier niet cultisch denken, maar zuiver vanuit de ethiek. Men zegt dat het hier gaat om mensen, die hun heteroseksualiteit “vervangen” door een homoseksuele. Dit “vervangen” vinden we ook nog terug in vers 23, de majesteit van God vervangt men door beeldendienst. In vers 25: “zij hebben de waarheid Gods vervangen door de leugen.” Deze teksten zeggen niet dat de goddelozen eerst God aanbaden en dit later hebben “vervangen” door afgodendienst of dat zij eerst in waarheid aanbaden en dit hebben “vervangen” door leugen. In vers 23, 25 heeft “vervangen” niet de betekenis van een omwisseling, een inruilen van het ene voor iets anders. Het gaat hier wel om mensen die surrogaten verkiezen in plaats van het ware. Afgoden in plaats van God, leugen in plaats van waarheid en homoseksualiteit in plaats van heteroseksualiteit. Van Veen leest dan ook niet wat er staat (blz.121).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
37
We moeten in Romeinen 1 niet denken aan “een bepaalde vorm” van homogedrag. Er is geen enkele aanwijzing uit de Schrift zelf dat mensen als homo geboren worden. Alleen wie het er in leest, kan dat mits een homovriendelijke bril wordt opgezet. Men kan echt niet kwaad goed noemen. Op homo-monogame verhoudingen plakt Van Gennep het etiket verbond (blz.105), maar het mag eventueel ook een verhouding zijn van één nacht (blz.143,144). Dat is van kwaad tot erger. Een redenering als deze van Van Gennep staat haaks tegenover de Schrift en alles wat met reformatie in zijn ruimste betekenis te maken heeft. Calvijn zegt in zijn Commentaar van Romeinen 6:12: “Hoewel de zonde in ons woont, zo is het nochtans zeer ongerijmd dat zij kracht zou hebben om te heersen, want de kracht van de heiligmaking moet boven de zonde uitgaan, opdat ons leven getuigt dat wij waarlijk leden van Christus zijn.” En bij Micha 7:4: “Het grootste deel van de wereld verlangt steeds te worden bedrogen.” Een homo-predikant schrijft in Wie ben ik dat ik dit niet doen mag? (Kok 1987, blz 34): “dat de kerk waarachtig wel wat beters te doen heeft dan te discussiëren over homo's.” Moeten we dan zwijgen wanneer Gods waarheid door leugen verbasterd wordt? Is het niet in algemeen én kerkelijk belang, dat geloof en vergeving blijft gepredikt worden? Moeten we een al of niet aangeboren lustgevoelen in ons leven de leermeester laten zijn of staan we nog open voor wat God ons hierover zegt? Paulus zegt: homoseksualiteit is contra naturam, tegen de natuur in. “Wij weten meer dan Paulus”, zegt iemand in het laatst aangehaalde boekje (blz.116). Het was G. Th. Rothuizen die deze slogan jaren terug de wereld inslingerde. Paulus zou niet geweten hebben wat homofilie was of dat de oorzaak een aangeboren iets was. (Scanzoni, blz.63,64). Paulus heeft heteroseksuelen in gedachten, die homoseksueel handelen, een hetero die homohandelingen pleegt is tegen zijn natuur. (Een mens, blz.121, 122). Hier lopen enkele valse argumentaties en axioma's door elkaar. Want indien homoseksualiteit aangeboren is, dan zal dat verschijnsel gekend zijn in Paulus' dagen. In het Symposium van Plato was dit al verondersteld en duidelijk geleerd in de opmerkingen van Aristopha-nes. Dat is de 4de eeuw v.C! Homovriendelijke uitleggers hebben geen harde bewijzen om Paulus te beschuldigen van onwetendheid. Trouwens heeft het aangeboren of aangeleerde gedrag van de beleving van homoseksualiteit bij Paulus slechts één grond: het niet erkennen van God. Het is zondig! Of de persoon altijd homoseksueel gehandeld heeft of het een hetero is, die wel eens homo is. En het laatste is wellicht nog een groter kwaad, indien we over gradatie in het kwaad' kunnen spreken. Kwaad is het echter zowel in het ene als in het andere geval. Een cultische achtergrond of onwetendheid van Paulus in Romeinen 1 zoeken, is zoeken wat er niet staat. Men mag wat hij als zonde beschrijft, dan ook niet verbloemen. Opiniemakers, die vrijheid propageren, zijn consumptiegericht: seks is goed, voor iedereen in elke situatie. Met een christelijke levenshouding heeft het weinig te maken.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
38
Karl Barth schrijft in de inleiding van zijn dogmatiek dat Paulus stond tegenover het “krank geworden heidendom” (Erster Band, Zweiter Halbband, 1938, blz.345). Waar het allemaal om gaat beschrijft J.H. Bavink in zijn Alzo wies het woord (Bosch en Keunig 1960). In het GrieksRomeinse rijk van Paulus' dagen gaat het om “kosmopolitisme, politisisme, liberalisme, moralisme, synkretisme en mysticisme.” Dus... niet zo vreemd aan onze huidige tijd. 3.12: 1 CORINTHIERS 6:9,10 Bij wijze van illustratie geeft Paulus wel eens een lijst van wereldse en antichristelijke levenswijzen. In deze lijst staat ook homoseksualiteit vernoemd. Wie het praktiseert, zal het koninkrijk Gods niet beërven. Harde taal is dat. Te hard voor honvovriendelijke uitleggers. Alleen homoseksuele “perversie” zou hier aan de orde zijn, zo vertaalt het onder andere de Good News Bible. Van Veen zegt (blz.123 Een Mens) dat we de Bijbel niet mogen gebruiken als handgranaten. Maar hij geeft wel toe dat we de Schrift kunnen aanwenden bij verkondiging en bevrijding. Dat de Schrift in de eerste plaats een bevrijdend woord is, spreekt voor zichzelf; het zou anders geen goed nieuws zijn. Er is echter ook slecht nieuws voor ongelovigen en voor wie zijn hart verhardt. Dat preekte Johannes de Doper, Jezus en al zijn volgelingen. Wie het evangelie aangeboden krijgt, staat voor een persoonlijke keuze. Er is geen middenweg, ook geen “gulden”. Het is niet én in de wereld met één been en met het andere in het godsrijk. Totale en volledige kinderlijke afhankelijkheid is het, die ons voorgesteld wordt. Een keuze voor God en tegen wereld en zonde. Daarom is Paulus hier hard, ook al lijkt het als handgranaten. We moeten het niet beter willen weten dan de kerk van de eerste eeuw of Paulus, alhoewel G. Th. Rothuizen het graag zou willen. (Over mensen die homofiel zijn, blz.21). Wel kan ik hem volgen, wanneer hij de “seksuele smeerlapperij” aanklaagt. En dat doet Paulus in zijn Romeinenbrief en hier in 1 Corinthiers. Zeer zeker mogen we na exegese een pastorale bril opzetten. Maar laat ons toch Paulus geen onwetendheid in de schoenen schuiven. Exegetisch zijn de dingen hier dan ook scherp gesteld: of zwart of wit. Zeer waarschijnlijk gebruikt Paulus daarom ook twee Griekse woorden om zijn bedoelingen duidelijk te maken: “arsenokoitès en mala-kos.” Het eerste woord vinden we onder andere in de Sibilla en bij Diogenes Laertius (dat is de periode van Paulus). Sommige hcnovriende-lijke exegeten wijzen er op dat homoseksualiteit eerder door “arreno-koitès” zou weergegeven worden. Dit verschil van één letter maakt echter niets uit. Arren en Arsen zijn hetzelfde woord. Het eerste woord is oud-Grieks, het tweede is nieuw-Grieks. Letterlijk vertaald wil het zeggen: “een man in bed”. Dat het een seksuele betekenis heeft, blijkt uit dat gebruik van “bed” in onder andere Romeinen 9:19 / 13:13 / Hebreeën 13:4, enz. ... Het andere woord “malakos”, wijst op iets zacht zoals in Matthe-us 11:8 en Lucas 7:25. Het was ook het woord om de “vrouwelijke” homoseksuelen te omschrijven. (Onder andere in Hibele Papyrus, Dioni-sius van Halicanassus, Dio Chrysostomas, Diogenes Laertius, enz.) Om deze reden hebben we in onze vertalingen: schandjongens en knapenschenders (N.B.G.), ontuchtigen en die bij mannen liggen (Staten), ontuchtigen en die ontucht met mannen bedrijven (Luther).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
39
Paulus' oordeel is dus een veroordeling van zowel actief als passief gedrag bij homoseksuelen. Wanneer Mc Neill beweerd dat Paulus, indien hij echt homoseksueel gedrag had willen beschrijven, hij nog vijf andere woorden ter beschikking had. Die dan - volgens hem - nog duidelijker waren. Maar dan zoekt hij alleen spijkers op laag water. (blz.55 in l'Eglise et l'homosexuel: un plaidoyer, Labor Fides, 1982) (Zie ook Boswell appendix 1 en Menard blz.81). Waarom Paulus dit woord gebruikt en niet een ander, weet niemand. Alleen weten we met zekerheid dat zowel “malakos” als “arsenokoités” voor die tijd en na zijn tijd woorden waren om homoseksuelen aan te duiden. Wat verlangt een gewone Bijbellezer dan nog meer? Toch niet een wetenschappelijke verhandeling van Paulus, waarom hij deze woorden gebruikt en niet de andere? Ik krijg wel eens de indruk dat flikkertheologen vergeten wat het hierop volgende vers zegt (vers 11): “Sommigen uwer zijn dat geweest”. Dat wil zeggen: er waren onder u, vroeger, voor hun bekering, ook homo's. “Gij hebt u laten afwassen” Door een macht buiten uzelf gereinigd van zonden, niet door eigen werken. “Gij zijt geheiligd”. Apart gezet voor God om Zijn naam te heiligen. Niet om onszelf goed te praten. “Gij zijt gerechtvaardigd”. De consequenties van het vorige is een heilige levenswandel. 3.13: 1 TI MOTHEUS 1:8-11 In dit gedeelte heeft Paulus de Tien gebeden in gedachten. Tien geboden, samengevat in 4 verzen. Zijn verwerping van homoseksueel gedrag is hetzelfde als in 1 Corinthiërs 6:9,10. In één adem genoemd met ongerechtigheid, goddeloosheid, doodslagers, hoereerders, enz... Néén, zeggen homovriendelijke uitleggers. Voor Boswell is de knapenschender geen echte homoseksueel (blz.155 en 425). Het zijn misschien pederasten, zegt Van Veen (Een Mens, blz.127). Maar indien Paulus dat had willen zeggen, zou hij twee zeer specifieke woorden hebben gebruikt om dit aan te duiden. Dat is ofwel “paiderastes” (liefhebber van jongens), ofwel “paidophteros” (verderver van jongens) Het woord dat Paulus gebruikt, omvat dezen én kernhomofielen én occasionele homofielen. Het mensbeeld van Paulus, trouwens in gans de Bijbel, is relatief simpel. Er zijn gelovigen en ongelovigen, gerechtvaardigden en zondaars. En in de gelovige wordt het beeld Gods hersteld, opnieuw geschapen. De wereld ligt in het boze (den boze) en kent God niet. Mensen in de wereld hebben géén “natuurlijke” gevoelens (2 Timotheus 3:1). God is niet de veroorzaker van homofiele, pedofiele en andere parafiele gevoelens, dat leren mensen zichzelf aan. En deze liefdes uit onszelf geven ons niet het recht ze aan Gods scheppende kracht toe te schrijven. Gods vergevende liefde, die tal van zonden bedekt, geeft ons niet het recht om langs allerlei theologische constructies zonden goed te praten (1 Petrus 4:8; Romeinen 5:8). En God laat ons geen bovenmenselijke beproeving doorstaan en zal met de verzoeking ook de uitkomst geven. (1 Corinthiërs 10:13). Homoseksueel gedrag splitsen in een onontkoombare vorm, vanaf de geboorte, en een occasionele is een drogreden. Men kan vanuit eenzelfde redenering zeggen dat elke vorm van dronkenschap zondig is, behalve deze die veroorzaakt wordt door pruimen jenever. Men kan elke vorm van overspel en hoererij zondig noemen, behalve deze met partners die een diploma haalden van burgerlijk ingenieur. En vul de lijst maar verder in.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
40
De gedachte dat homofilie aangeboren wordt, is ook géén vinding van de seksuologen van het eind der 19de eeuw. Bereids Parmenides (5de eeuw voor Chr.) opperde dit reeds. “Ik ben nu eenmaal zo”, is een uitvlucht. Het lukt je er elk zondig gedrag mee goed te praten. We moeten niet zijn zoals we ons-zelf gemaakt hebben, maar zoals God wil dat we zouden moeten zijn. En zoals de meeste mensen, die zichzelf willen zijn, zij hebben God niet van node. Diegenen, die redeneren zoals Aristoteles (homoseksualiteit en nagelbijten staan bij hem op dezelfde lijn), doen onrecht aan de veroordeling ervan gezien vanuit de Schrift. Het is nog steeds zondig. Het verbod berust op het karakter van God en de heiligheid van de gelovige zowel in de Oud-testamentische als in de Nieuw-testamentische bedeling.
Foto: GPD
Over deze hersenonderzoeker en neurobioloog Dick Swaab gaan we enkele zaken doorgeven in het bewerkte nummer.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
41
Hoofdstuk 4 GENEZING IS MOGELIJK 4.1: HOMO EN PSYCHIATER Psychiaters waren het er tot ongeveer dertig jaar geleden bijna allemaal over eens dat homoseksualiteit een ontwikkelingsstoornis was. Voor de homo-man lag het bij een sterk dominerende moeder, narcistische trekken, angst en faal neurosen, broederrivaliteit, phallus fixatie, enz. ... Idem voor de homo-vrouw, waar de vederfiguur dominant was. Aan die grondslag ligt de visie op seksualiteit van Freud, die door vele psychiaters ondertussen overboord is geworpen. Evenmin zijn nog geldig de elf argumenten van Magnus Hirschfeld, ofschoon deze alle homo-vriendelijk zijn. (Zie Les minorités homosexuelles S. De Batselier en H. Laurence Ross, uitg. Duculot 1973, blz.21-44). Maar wat dan wel? Geringe kennis is gevaarlijk, denk maar aan de leerling-tovenaar. En toch moet men in alle eerlijkheid over homoseksualiteit zeggen, en ondanks alle onderzoeken: we weten nog niet zoveel. Sommige onderzoeken zijn tegenstrijdig, andere niet representatief. (Zoals deze van G. Sanders voor de Nederlandse situatie). Ook schrijft E. Bergler (1956) over de nieuwe manier van benadering van homoseksuele praktijken, dat deze een verkeerde interpretatie is. Hij illustreert als volgt: “Medisch gesproken is hoofdpijn alleen een symptoom, dat duidt op een verscheidenheid van mogelijkheden, van hersentumor tot sinus-infectie, van migraine-aanvallen tot uremie, van neurose tot hoge bloeddruk, van epilepsie tot onderdrukte woede”. Zo heeft een homoseksueel gedrag niet altijd eenzelfde oorzaak. Voor hem is dit altijd een geestelijke houding en géén lichamelijke constitutie. Eén van de problemen bij het evalueren van maatstaven en conclusies uit de psychiatrie, is dat de beoefenaars ervan buiten elke religieuze context handelen. Goed en kwaad vanuit Bijbelse gronden heeft voor hen géén waarde, daar staan ze neutraal tegenover. En nu is over seks praten ook over God praten. Er bestaat niet zoiets als neutrale seks. Vanuit Bijbelse gronden is deze dan ook zondig of niet zondig. Kinsey of Masters en Johnson erbij halen is dwaalwegen bewandelen. De wensdromen van enkelen kunnen daardoor geen werkelijkheid worden. Maar het is nog gecompliceerder dan dit. Masters en Johnson hebben een methode ontwikkeld om de homoseksuele oriëntatie om te buigen naar een heteroseksuele. Dat kan nu juist niet, zegt de homo en zijn kritiek op Masters en Johnson is dan ook niet mals. Hun methode is “bijzonder slap” en alleen een homo-psychiater of hulpverlener kan de begeleiding volgen van een hulpbehoevende homo-patiënt.” (Homostudies in Vlaanderen 1, 1985, blz.151-160). Aan de basis van deze gedachte ligt de theorie van de “gewaarwordingsfilosofie”. De lovende uitspraken van andere psychologen aan het adres van Masters en Johnson laten we in het midden. Wanneer het doel van de psychiatrie is: een tevreden kliënt en dat is één van de definities die we tegenkwamen, dan spreekt het voor zichzelf dat een homo-psychiater zijn klient “beter” kan begeleiden. Alleen is dit “beter” een aangepast sociale homo accepteren en niet een “bekeerde” homoseksueel.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
42
4.2: PSYCHIATRISCHE BEHANDELING In principe bestaat de behandeling van de homoseksueel, die wil overgaan tot heteroseksualiteit, uit twee delen: ten eerste een afkeurende houding van homo-praktijk, ten tweede opwekken van hetero-gevoelens. In de praktijk tracht men dit te bewerken door psycho-analyse, elec-trische schokken, hypnose, hormonen, enz. ... Nemen wij als voorbeeld de studie van Solyom en Miller ( 1965 ). Hier ging het om een electrische schoktherapie. De patiënt kreeg na het bekijken van een naakte man een electrische schok maar niet bij vrouwelijk naakt. Deze magere therapie gaf slechts weinig resultaat, gezien de therapie te weinig bij herhaling werd gedaan. Een variante beschreven Feldman en Mc Culloch (1965). Hier ging het om electrische schoktherapie gepaard met psycho-analyse. Twaalf van de zestien patiënten bleken heterogevoelens te hebben aangekweekt, waarvan enkele in het huwelijk traden. Uit deze studie bleek ook hoe moeilijk het was een ouder iemand andere gedachten bij te brengen. Slechts één patiënt van de vier boven de 40 jaar had baat bij de behandeling. E. Bergler (1959) heeft langs psycho-analytische weg echter tientallen resultaten geboekt. Voorwaarde was: de patiënt wil zelf de wijziging naar heterogedrag en moet er gedurende één à twee jaar elke week drie analyses voor ondergaan,. A. Ellis had een succes van 18 op 28 zoals uit zijn studie van 1956 blijkt. Als laatste voorbeeld van deze Amerikaanse psychiaters: I. Bieber. Van 76 patiënten, van wien het gedrag exclusief homoseksueel was, zijn 14 (19%) overgegaan tot exclusief hetero. Van 30 patiënten met biseksuele voorkeur zijn 15 (50%) exclusief hetero geworden. (Basic Books 1962). Nu zijn de jongste jaren de meningen van vele psychiaters nogal gewijzigd met betrekking tot homoseksualiteit. In 1973 schrapte de American Psychiatrie Association dit namelijk als lijst van de officiële geestesziekten. Tot 1978 bleef homoseksualiteit als “mental disorder” (geestelijke afwijking) in de lijst opgenomen. Dit ging echter niet zonder slag of stoot. Over de zaak werd gestemd op de algemene vergadering van april 1974. Van het totaal van 17.000 stemmen waren er 11.000 binnengekomen, 6.000 waren voor de nieuwe benaming en 4.000 tegen. Deze verdeeldheid vinden we ook terug in de literatuur ter zake. Er zijn trouwens weinig psychiaters die zich specialiseren in de behandeling van homo's. (Slechts een honderdtal van de 40.000 in de V.S.A.). Ondanks-' dit blijven sommige psychiaters naar nieuwe vormen van hulp aan homofielen zoeken. Een ervan is Arthur Janov. Deze zegt dat homofilie verschillende oorzaken kan hebben. (Een zwakke vader of een tyrannieke vader, geen vader, enz. ...). De belangrijkste oorzaak is deze van het ontbreken van een echte liefdesrelatie. Het gevolg is een neurose en kan zoals elke andere neurose behandeld worden. Soms met spectaculaire gevolgen en genezingen na 3 a. 4 behandelingen . (Zie The Primal scream, Abacus). Het neurotisch karakter van homofielen is onder andere aangetoond in de onderzoeken van Catell en Moroney (1962), Kenyon (1968) en Saphir (1970). (Zie Homoseksualiteit G. Sanders, Nisso cahier 1974, blz.39) 4.3: WEDEROM PSYCHIATRISCHE BEHANDELING
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
43
Het zal uit het voorgaande de lezer wel duidelijk zijn hoe moeilijk de behandeling van de homoseksueel is. Psychiatrie is trouwens een moeilijk vak. Er zijn vooreerst verschillende “scholen” en afhankelijk van de filosofie van de “meester” komt men wel tot andere diagnoses. H.J. Eysenenck schrijft in zijn boek Neurose (Aula nr 657, blz 22) dat Engelse psychiaters, die studeerden aan Amerikaanse Scholen, vijfmaal meer hun patiënten als schizofreen beschreven dan deze die de Engelse school hadden bezocht. Een onderzoek van Gauron en Dickenson (1966) ontdekte dat 12 psychiaters niet minder dan 6 van elkaar verschillende diagnose-methoden hadden. De diagnosticus heeft vanaf het eerste contact ook een verwachtingspatroon bepaald door wat hij weet en wenst. Psychiatrie is dan ook wel gedeeltelijk de weergave van de “wetenschap” van de dag. Velen geven niet om christelijke moraal of ethiek. En toch is alleen de theologische menskunde de ware menskunde. Echte psychiatrie en pastoraat of counseling hebben dan ook verscheidene raakpunten. De gewone psychiater is géén expert in ethische problematiek. Ook niet wanneer ze gespecialiseerd zijn in seksuologie. Voor Masters en Johnson zijn 2 mannen + 2 vrouwen = 4 koppels. Dat kan alleen door combinatie tegen alle regels van christelijke huwelijksmoraal. In sommige seksklinieken is het normaal dat prostituees gebruikt worden om de klanten “technieken” aan te leren. Of dat de begeleider het eventjes doet met de klant. In scherp contrast met deze platvloerse experimenten zijn er toch psychiaters die hun vak bedrijven in het licht van de eeuwigheid. Een psycho-pastoraat vanuit een christelijk perspectief. Eén van deze mensen is de Nederlandse psychiater G.J.M. van den Aardweg. Homoseksualiteit is voor hem te genezen, niet gemakkelijk, maar wel mogelijk. Voor hem is het een neurose en moet dus behandeld worden. Sommigen zullen na 1 à 300 uren behandeling “clean” zijn, anderen zal het nooit lukken. Er zijn namelijk enkele voorwaarden voor genezing. En drie dingen die in de weg staan moeten vermeden worden. In het kort zijn deze regels de volgende: ontgroeien van de homogerichtheid, zelfinzicht, andere interessen aankweken. Hij vat het samen als volgt: “Degene die wil strijden, moeite wil doen, kan alleen maar gelukkiger worden. Hij zal zich niet blind staren op de vraag of hij 100% haalt, maar tevreden zijn met elke verbetering. Zo iemand komt in ieder geval het dichtst bij de 100%.” (Zie Geaardheid of scheefgroei, G.J.M. van der Aardweg, Tabor Brugge 1984 of van dezelfde schrijver in Een netelig Vraagstuk, Callenbach 1981, blz.138-195). (Zie ook What you should know about homosexuality, Ch.Keyser Zondervan 1979, blz.164,165.) Wie hierover meer wil vernemen, kan kontakt opnemen met een vereniging van ex-homofielen: Stichting Onze Weg, Willemstraat 33 te 1015 HW Amsterdam (Nederland). Bestel er vooral het boekje van F. Worthen, Wat betekent het ex-gay te zijn? De lezer die Engels leest verwijzen we naar The courage to be chaste van B.J. Groeschel (een Rooms-katholiek psychiater) bij Paulist Press, 1985. Er zijn weinig boeken geschreven van dit kaliber en het mag gerust aan iedereen aanbevolen worden. Hij wijst nog naar vijf andere psychiaters, die succesvol homofielen behandeld hebben.
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
44
4.4: EENZAAMHEID Midden de jaren 60 hebben onderzoekers enkele dingen aan het licht gebracht over eenzaamheid. Men kwam tot de bevinding dat mannen, die ongetrouwd zijn, de meest ongelukkige en neurotische van aard zijn. Deze werden gevolgd door getrouwde vrouwen, daarop gevolgd door alleenstaande vrouwen. Getrouwde mannen bleken het zeer happy te hebben. Ondanks de mythe van de zeer vlotte omgang van homoseksuelen is er onder hen een grote eenzaamheid. En hier ligt een opdracht aan de pastores en de gemeente. In navolging van Christus dient onze visie hierop te zijn: “Zij die gezond zijn hebben geen geneesheer nodig, maar zij die ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering.” (Lucas 5:31,32). Eenzaamheid blijkt dan ook niets te maken te hebben met het aantal partners die men gehad heeft, dan zou de homo echt in de zevende hemel moeten zijn. Een vergelijking van twee Duitse studies geeft namelijk volgende conclusies. Giese en Schmidt geven voor 26 tot 30 jarige hetero's het aantal sekspartners weer: 83% tot 10 9% tot 20 7% meer dan 20. Een studie van R. Reiche en M. Dannecker geeft voor homo's: 11% tot 10 9% tot 20 80% meer dan 20. Wetenschappers in de psychiatrie zijn het er bijna allen over eens dat deze eenzaamheid, onder andere oorzaak is van vele stoornissen bij de homoseksueel. Komt daarbij nog een vijandige houding van maatschappij en kerk. Maar eenzaamheid is een relatief begrip. Een prachtig artikel van Ds. Bonda zegt onder andere: “Aan een vrouw die een lesbisch verleden had opgegeven om het geloof in Christus, vroeg ik eens of ze nu niet gekweld door eenzaamheid. Haar antwoord was: Toen was ik eenzamer dan nu.” (Een netelig vraagstuk, Callenbach, 1981, blz.53.). D. Wouters, een katholieke moraaltheoloog schrijft dat wanneer het gaat om de verschuivingen in de seksuele ethiek, we niet moeten zijn als een waakhond die vergeten heeft te blaffen. (Homo en Pastor, red. J. van Hooydonk, De Horstink 1983, blz.121). Eenzaamheid voor de gelovige homo zal steeds die spanning in zich houden: volg ik de mij opgedrongen geboden of de mij eigengemaakte zwakheden. Blijft de pastor en de gemeente ook de nodige reddende hand uitsteken? Ook wanneer er nog eens geblaft moet worden? 4.5: TOORNIG EN BEDROEFD
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
45
In het verhaal van de genezing door Christus in Marcus 3:1-6 wordt gezegd dat hij terzelfdertijd bedroefd en toornig was. (Vers 5). Luther sprak terecht over de “toornige liefde” van God. Pastoraat zal daarom ook zoals in het geval van Jezus toorn en liefde omvatten. God laat niet met zich spotten (Galaten 6:7) en God is liefde (1 Johannes 4:8) behoren bij elkaar. Waar de mens zonder liefde is of geloof is ook Gods liefde niet aanwezig. Gods mantel der liefde zal niet alles bedekken. God haat de zonde en waar de zonde de mens blijft overheersen zal zijn genade niet werkzaam zijn. Dat wil zeggen dat zonde serieus genomen moet worden. De eventuele vindingrijkheid in het kwaad (Romeinen 1:30) moet blijvend aan de kaak gesteld worden. Lichtzinnigheid is niets voor een christen, ook niet tegenover de zondigheid van anderen. Waar plichtsbewustzijn is, zal dan ook de grilligheid van menselijke driften aan banden moeten gelegd worden. Er zijn grenzen aan wat een liefdesobject is. Een kind wordt niet gevoed met wat het graag lust (ijsjes en snoepjes), maar met datgene wat noodzakelijk is voor de lichamelijke ontwikkeling. De volwassene, die psychische behoeften heeft die God haat, heeft als eerste opdracht met God in het reine te komen. Ook wanneer dit remmend, frustrerend en lastig is. Er zijn er die denken dat dit allemaal te hoog gegrepen is, dat bekoringen en neigingen onoverkomelijk zijn. Dat in het geval van de homoseksueel de spanning maanden en jaren zal aanblijven is zeker. Maar God weet dit en waar berouw is, zal genezing (in het Grieks hetzelfde woord als redding!) niet uitblijven. Het is de gestoorde psyche, die in de juiste balans gehouden moet worden. Ook de hetero is wel eens onweerstaanbaar getrokken naar een verkeerde handeling. Slechts een innerlijk verlangen tot het goede kan uitkomst geven. Het pastoraat aan de homoseksueel mag in niets verschillen van het pastoraat aan een andere zondaar. Indien hij of zij bedroefd, belast en beladen is door schuld, dan is de weg geopend naar opbouw en relatie met een levende God. Vruchtbaar pastoraat dat goddelijke goedkeuring heeft, is meelevend en begrijpend, maar niet door de vingers kijkend. Men mag dan ook de homoseksueel, indien hij deze gemeenschap met God wenst, verzekeren van de liefde Gods. (Hebreeën 12:15; 1 Thessalonicenzen 5:11,14,15). En de pastor zal dan ook begrip opbrengen voor wie de perfectie van abstinentie niet altijd lukt. Wie zonder zonde is, mag de eerste steen werpen en dat is niemand van ons. We moeten elkaar steeds weer Gods liefde en genade present stellen. Als zondaars zijn we voor God gelijkwaardig. Men moet echter “creatuurlijke ontaarding” zoals Douma homoseksualiteit noemt, niet verheffen tot een evenwaardige seksbeleving. Dwaalwegen van seksuologen en psychiaters hebben weinig met God te maken. We mogen liefde niet uitspelen tegen andere geboden en de uiteindelijke toorn van God afzwakken. 4.6: ALL YOU NEED IS LOVE (OVER LIEFDE).
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
46
In de mcderne interpetatie van het begrip liefde zijn de “poorten opengezet tot libertinisme en verzwakking van het radicale zedelijke oordeel” schreef de ethicus H. van Oyen in 1959. De Rooms-katholieke theoloog H. Van der Meer zegt in een brochure over “Liefde en seksualiteit” (Tabor 1984): “hoe fundamenteel fout zitten wij in onze samenleving met onze euthanasie (4de gebod), met abortus (5de gebod) en met de echtscheidingen (6de gebod).” Al deze dingen worden bedreven onder het mom van liefde. Het Amerikaanse blad Cosmopolitan heeft in 1979 een enquête gehouden onder zijn vrouwelijke lezers en krijgen 106.000 antwoorden. Enkele conclusies: 92% geeft voorkeur aan seks met verbintenis, maar 55% heeft wel eens seks in de lunchpauze met een andere partner. 68% van de lezers wil al overgaan op seks vanaf de eerste afspraak. Een christen kan zich hier niet mee inlaten en moet dus tegen de stroom van de algemene opinie invaren. Ook wanneer bepaalde waarheden niet welkom zijn. Sommigen praten zo ongenuanceerd over liefde dat alles is toegelaten. Dat is eigenlijk een verontschuldigings-ethiek. Vele christelijke ethici willen een monogame homoseksuele verhouding goedkeuren, hoewel het een noodoplossing is. (S.J. Ridderbos en P.J. Roscam Abbing). Volgens G. Th. Rothuizen heeft ook deze zijn moraal, vreest libertinisme en mijdt ontucht. Maar het blijft voor ons een verontschuldigingsethiek. In naam van liefde kan niet alles geaccepteerd worden (1 Thessalonicenzen 4:3). Homoseksualiteit is méér dan een chemische of psychologische reactie. Er het etiket opplakken van liefde zegt niets. Er is zoveel liefde voor seks, geld, macht die allemaal niets te maken heeft met echt christendom. Men wil meestal niet horen over de verhouding liefde - geboden, maar de Schrift staat er vol van. (bijvoorbeeld: Johannes 14:15,21,23 / 15:10,14 / Galaten 5:14 / 1 Johannes 2:5; 5:3.) Iemands zondigheid goedpraten is een van de grootste vormen van onliefde. Dé of een bepaalde situatie kan dit niet goedpraten. De situatieethiek a la Robinson en Fletcher, de twee theologen die het hebben gepromoot, waar liefde de enige norm is en het hoogste goed heeft dan ook niets meer gedaan dan ingespeeld op wereldse normen. In naam van liefde zou elk gedrag in elke situatie goed te praten zijn. In welke situatie dan ook is liefde absoluut volgens deze leer. Alleen ontbreekt het aan één primordiaal punt en dat is dat Bijbelse liefde aan de wet van God nooit ontkoppeld mag worden. Liefde van God is vervulling van de wet en totaliteit van de wet. (Romeinen 13:8,9). Situatieethiek maakt van liefde wat elk individueel ervan maakt. Dat zullen ze gemeen hebben met bepaalde strekkingen in de bevrijdingstheologie. Men wil véél liefde en véél vrijheid zonder enige vorm van binding aan Gods geboden. Bijbelse liefde maakt juist plaats voor God en de mens. Niet alleen het gay-zijn wordt goedgekeurd als er maar liefde is, zo ook pedofilie. Eén van hen schrijft: “Met pijn kan men leven, zonder liefde is géén leven mogelijk” (Uit: Kom op verhaal, Th. Weerstra, Boekencentrum 1983, blz.72). Zo ontdekte de socioloog B. Buunk dat onder mensen die aan partnerruil doen 84% van de mannen en 88% van de vrouwen vinden dat dit niet in het geheim kan. Met onderling overleg mag je ook nog een andere partner hebben (Samson 1980, blz.72). Vrije liefde is godloze liefde. 4.7: MEDICIJN OF GENOTMIDDEL?
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
47
Eén van de stellingen van moderne seksuologen is deze: seksuele liefde is niet immoreel, dus op zichzelf niet goed of kwaad. Het doet er ook niet toe of het een partner is van hetzelfde of het andere geslacht. Het kan voor, tijdens en in het huwelijk met één of meer partners terzelfdertijd. Alles kan en alles mag. Van het Bijbelse ideaal, huwelijk, trouw en voortplanting wil men niets horen. Die visie is kortzichtig en frustrerend voor de mens die van “nature” polygaam pervers is (volgens Freud). Waar het bij seks om gaat is veel plezier maken. Pleidooien voor zelfbevrediging, homoseksualiteit, biseksualiteit, pedofilie worden afgewisseld met “bevredigende” theorieën over huwelijksontrouw, sadomasochisme, exhibitionisme en groepsseksualiteit. De seksuele revolutie, dat is pas leven. Gaat er wel eens iets fout, komt er een kindje, dan is er nog altijd abortus. Onder al deze vormen gaat het om gelijkheid, niet om minderwaardigheid of meerderwaardigheid. Krijgen we dit niet, dan protesteren we. “Ik protesteer, dus ik ben” is een moderne versie van de uitspraak van Descartes. Géén begrippen meer als kuisheid, trouw, tederheid, maar plezier, seksuele impuls, meervoudige orgasmen en biologische noodzaak. Elk mens wordt in zijn eigen waarde gelaten, twee vrije mensen die van eikaars bedoelingen afweten kunnen gewoon lekker van eikaars lichamen genieten. Hedendaags cultuuroptimisme vertaald in seksuele ontboezemingen. Denken in termen wat is goed voor mij, niet wat is de essentie van het goede. Mogen we de lezer er op wijzen dat de grondleggers (hogepriesters en profeten) van deze moderne sekstheorie zich in hatelijke woorden hebben uitgelaten over het christendom? Freud zegt: “christenen zijn onder een dun laagje vernis barbaarse polythelsten” (Mozes en het monotheïsme). Verder nog: “De godsdienstige leer is een illusie en kan leiden tot intellectuele en morele zwakheid.” (The future of an illusion). E. Chesser, beroemd seksuoloog uit de middenjaren van de vorige eeuw, (van o.a. Liefde zonder vrees) noemt Paulus “de apostel van de infantiele liefde” (Sexual Behaviour, hoofdstuk 2). M. Hirschfeld, fervent verdediger van homoseksuelen, verwijt het christendom sadistische massapsychose (Sexual anomalies and perversions). Nu zijn het de uitspraken van deze mensen welke onze christelijke ethici preferen boven wat een Paulus of Petrus schrijft. Hier klopt toch iets niet? En zeker het hart van het evangelie niet! Wat weet de psycholoog of de seksuoloog af van de verhouding Ik - Gij, mijn persoon en Gods zijn? Niets! En zij zijn het die we laten bepalen wat goed of fout is. Ook dat klopt niet. Wat heeft psychologie met God te maken? 4.8: VRIJHEID “Een ding en dat alléén is nodig tot het christelijk leven, tot de gerechtigheid en tot de christelijke vrijheid. En dat is: het heilige woord van God, het evangelie van Christus zoals Johannes 11:25
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
48
zegt: “Ik ben de Opstanding en het Leven, wie in Mij gelooft zal niet sterven in eeuwigheid”. Luther in De vrijheid van een christen (par. 5). We kunnen ons ten volle achter deze definitie scharen. Deze staat in scherp contrast met Sartre (o.a.) waar vrijheid “leeg” is. Vrijheid is voor Sartre voorbijgaan aan de keuze-vrijheid en voor jezelf bestaan, existeren. De invloed var. deze filosoof klinkt door in vele opmerkingen van seksuologen. Homofilie en de daaraan verbonden seks moet mogelijk zijn. Ook geen belerrmering voor de ontplooiing van de pedofiel. Men belooft aan ieder zijn eigen sprookjeswereld. Voor de één een Tristan-liefde, de ander Don Juan. Zo vrij dat het beklemmend werkt. Voor de christen waar de Bijbel maatstaf is, hebben de daarin oude waarden en normen een echt formeel karakter. Voor de christen is vrijheid nog steeds een gebondenheid. Vrijheid is zeer zeker bewust» wording, maar zooit zonder de Schrift. Dat de humanist ook Bijbelse termen gebruikt zegt niet zoveel. Want Bijbelse vrijheid stemt niet overeen met wat filosofen hierover zeggen. Autonome vrijheid is contradi ctorisch en paradoxaal. In een maatschappij waar meerderen met en naast elkaar leven is elke vrijheid aan iets gebonden. Een christen ziet in de Tien geboden dan eigenlijk waarden van bevrijding. Niet de morele norm van de meerderheid telt voor hem, maar Gods woord. Bijbelmoraal is géén wereldmoraal. De libertijnse opvatting van de hedendaagse doorsnee Nederlander kan als voorbeeld gelden. Een statistisch onderzoek van de NIPO (in 1971) gaf 47% voor het legaliseren van abortus. De studie van Buik-huisen, Drost en Schilt gaf vijf jaar later alreeds 76% aan. In datzelfde onderzoek dacht 79% dat prostitutie vrij moest zijn. De wereld parafraseert Paulus en leert: de meeste is de vrijheid. Niettegenstaande een libertijnse opvatting altijd samengaat met vrijheid voor iedereen. Zo stond W. Reich, een grote seksuoloog van jaren terug, zeer afwijzend tegenover homoseksualiteit. Het enige dat er volgens hem door kon was een opeenvolging van monogame verhoudingen met het andere geslacht. En hier sprak een ongelovig Freudiaan en Marxist. Vrijheid met betrekking tot homo's wordt in “Gezondheidsgids voor homosexuelen” als volgt omschreven: “De Vrijheid moét voor alle landen en voor de individuen doel blijven! Dus ook voor homo's... Het is dus geen wonder, dat nu de vrijheid zich aan de horizon aftekent, vele homo's in allerlei extreme toestanden vervallen, met de daarbij gepaard gaande excessen en uitspattingen” (Uitg. Tiebösch 1979, blz.7,8) Kees Waaldijk zegt in Homojaarboek 1 blz 229: “Terecht omdat de homobeweging - hoe paradoxaal het ook klinkt - een vrijheidsnorm aan anderen wil opleggen.” Ook het christelijk vrijheidsbegrip willen ze ombuigen en als pressiegroep blijven optreden. 4.9: BEVRIJDINGSTHEOLOGIE Bestaat er zo iets als “theologie van het wielrennen”, of “theologie van de kookkunst”? Zeker niet en ook de bevrijdingstheologie is een hybriede term. De Bijbelse boodschap heeft immers steeds een bevrijdend karakter gehad: van zonde, ik-cultuur en dood. Bevrijding heeft recent een andere inhoud gekregen. Onder die noemer heeft men ongeveer alles geplaatst: politiek, vrouwenrechten, mensenrechten, seksuele voorkeur, enz... De theorie is op zichzelf gaan bestaan met alle gevolgen
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
49
vandien. Van politieke vrijheid heeft men christelijke vrijheid gemaakt. Van vrouwenemancipatie heeft men vrouwen naar het beeld Gods gemaakt. Van flikkertheologie heeft men een gelijkwaardige liefdestheologie gemaakt zoals in het heteroseksuele huwelijk. Het grote gevaar van de bevrijdingstheologen is dat ze God hebben opgesloten in een kastje. Bevrijding komt vanuit de medemens, zeggen ze. God blijft afzijdig. Het grote probleem hierbij is dat God en mens tot een andere categorie behoren. Waarom is mensenwerk, ook het christelijke, persé Gods werk in ons of door ons? Bevrijdingstheologie is niet wetenschappelijk en niet systematisch (En de Kerk is volk geworden, L. Boff, Blz.166). Flikkertheologie is ondertussen een gangbare term geworden sinds in 1976 door S.C.M. het boek “Naar een theologie van Homobevrijding” verscheen (in het Engels). Door G. Menard in 1980 overgenomen voor zijn Van Sodom naar de Exodus (Frans) en F.J. Hirs en R.R. Brouwer in De Verlossing van ons lichaam (Boekencentrum 1985) (We verwijzen slechts naar enkele publicaties). Maar het is ook duidelijk, zegt één van de grondleggers van de bevrijdingstheologie dat politieke bexTrijding niet opgaat zonder bevrijding van zonde en gemeenschap met God. (G. Gutierrez, Theology of Liberation, Orbis Books 1973, blz.175, 176). Ter illustratie een aanhaling uit Trouw van 17 mei 1986: “Toen onlangs één van de vaders van de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie, Gustavo Gutierrez, in het land was, kon men hem met veel geduld wel iets over de bevrijdingstheologie van vrouwen en homo's uitleggen, maar hij zag er voor hem thuis niets in. “Daar kunnen wij niet mee uitpakken” had de Peruaanse theoloog tegen zijn Vlaamse collega (Schillebeeckx) gezegd en hij voorspelde zelfs dat het daar voor de armen juist verder onderdrukkend zou werken.” (blz.26) (Vergelijk Peubla document nr 26). Bevrijdingstheologie hangt als een zwaard van Damocles boven ons hoofd. Wie erover praat heeft veelal iets te verdedigen dat niet meer door de beugel kan. Zo heeft G. Weinberg, een verdediger van vrije homoseksualiteit in zijn boek De mens is vrij, de stelling verdedigd dat elke mens vrij is, niets mag verdringen, en niemand ziek mag genoemd worden. (Ambo 1982). Over de vrijheid van de homoseksueel schreef hij: “Een homoseksueel is gelukkig (gay) als hij zichzelf uitgerust weet met alle capaciteiten om andere mensen op een romantische manier mooi te maken. Dit betekent: vrij zijn van schaamte, schuld en spijt over het feit dat hij een homoseksueel is.” (Moet ik er uit? G. Weinberg. De Nederlandse boekhandel 1973, blz.79) Dat is puur libertinisme, anti-god, anti-maatschappij en 100% “IK”-cultuur. Het heeft niets te maken met Bijbelse bevrijding. 4.10: SCHEIDT U AF (2 CORINTHIERS 6:17) Paulus was geen gemakkelijke jongen. Leest u eens 2 Corinthièrs 6:11-18. In niets is het in onze tijd er beter op geworden. We zitten zoals de Corinthièrs in een poel van zonde, afvalligheid, secularisatie, pluriformiteit en noem maar op. Het verstand (de grote hoer, zegt Luther) heeft sommigen ingeblazen dat “eens homo, altijd homo” een waarheid is als een koe. Daar is echter
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
50
weinig Bijbelse waarheid aan. Er zijn theologen die beweren dat homoseksualiteit een door God ingegeven waarde is, er hoeft daar niets aan gewijzigd te worden. 3at is een trieste zaak. Ze lopen met hen exegese en ethiek alleen achter actualiteiten van de dag aan. Het is niet de psychiatrie die bepaalt of iets waar is of onecht. Zo legt men Gods reddende hand aan menselijke banden. Wat in seksklinieken van het type Masters en Johnsen mogelijk is (omkeren van de homoseksuele geaardheid) is voor God zeker mogelijk. De zaak en de verpakking van de nieuwe visie op homoseksualiteit is dan ook zeer onduidelijk. Eigenlijk gaat het slechts cm een oude dwaling die weer de kop heeft opgestoken. Ook Paulus zal de argumenten gehoord hebben “het zit in mijn lijf, zo is mijn natuur.” Onder het mes van de Bijbelse kritiek is het zondig, Paul Tournier (arts en psychiater) zegt hierover: “Hij die aan zijn homoseksuele neigingen toegeeft - zij het slechts in gedachten - begaat een zonde. Want het is zonde om aan God ongehoorzaam te zijn; dit wil zeggen buiten Gods plan om aan zijn geslachtsdrift, van welke aard die moge zijn, toe te geven, alleen om aan zijn lusten te voldoen. Daarom zijn homoseksuelen geen aparte wezens in het mensdom; zij lijden niet onder een seksueel probleem, dat essentieel van dat der overige mensen verschilt, van ongehuwden, van weduwnaars of van getrouwde mensen. Voor allen bestaat hetzelfde probleem, namelijk dat der absolute gehoorzaamheid aan Gods plan, zowel op seksueel als op elk ander gebied... Een onder Gods leiding staand geslachtsleven houdt in: volstrekte gehoorzaamheid aan God... Daar staat tegenover dat hij (de homoseksueel) alleen maar genezen wordt, als hij zich evenzeer als een heteroseksueel volkomen verantwoordelijk gevoeld tegenover God om zijn instinct uitsluitend naar Gods plan te gebruiken, dit wil zeggen zijn geslachtsleven onder Gods leiding te stellen.” (Radicale Therapie, Ten Have, 9de druk, blz.188,189). Een lang citaat, maar een beter slot konden we niet bedenken. Het is aan allen de taaie, hetero en homo, die in het messiaans lijkende seksimperium verzeild zijn geraakt: scheidt u af. SLOTBESCHOUWING Zoals wij het beschouwen, ligt aan de moderne visie op homoseksualiteit, binnen en buiten kerkverband, een fundamentele onvrede tegenover Bijbels denken. Mensen hebben in hun godsbeleving traditionele waarheden overboord gegooid. De vrijheidskick heeft als basis een antiBijbel en antimoraal. Dogmatische uitspraken doen het niet meer. Ieder is zijn eigen autoriteit en waaraan nog niet is gedacht, brengt men onder in een nieuwe theologie. J. Douma zei bij de aanvaarding van het ambt als hoogleraar ethiek aan de Theologische Hogeschool in Kampen: “Wat is werkelijk humaan? Is het roepen om humaniteit, een kreet, waarin ieder zijn eigen inhoud geeft, of heeft dit woord een diepe, door de heilige Schrift bepaalde, inhoud? Die vraag moet men niet na z'n sociale ethiek stellen, maar daarvoor reeds beantwoorden.” (De onmisbaarheid van de personele ethiek, J. Douma. De vuurbaak, 1971). Deze opmerking is zeer terecht, gezien het probleem van de eenzijdige acsententheologieën. Jean Anouilh zei eens: “Je moet een opvatting telkens herhalen, zo maak je een waarheid.” Dat is wat ook de flikkertheologie groot gemaakt heeft. Niet de Schriftuurlijke basis, niet de evidentie van de argumenten maar gewoon de herhaling van enkele axiomata die zonder grond zijn. Met het oog op eigenbelang als doel hebben theologen (al dan niet flikkers) de Bijbelse ethiek ofwel verworpen of
Nieuwe mythen rondom homoseksualiteit
51
gewoon omzeild. Negatieve informatie ons gebracht door protesterende aktiegroepen kunnen echter géén jota afdoen aan de waarheid. “Een ieder, die uit de Waarheid is, hoort mijn stem.” zei de Heer (Johannes 18:37). En het heeft dan alleen zin wanneer we die waarheid belijden, beleven en verkondigen. Die betekenis heeft zowel een Oud-testamentische als een Nieuw-testamentische achtergrond. Góds waarheid is cognitief (een kennen) én een daad (het vraagt om een ethische beslissing). Daarom is de toelaatbaarheid van homoseksualiteit vanuit christelijk standpunt fout. Gods uitspraken zeggen dat het niet mag en dat zou door geen enkel argument doorbroken mogen worden. De waarheid van Christus is nooit een compromis geweest. Die boodschap brengen zal dan ook nooit eenvoudig zijn. Maar aan zijn inhoud valt niets te wijzigen. Homoseksuelen zeggen dat ze zich slechts goed voelen indien ze ongefrustreerd hun gang kunnen gaan. Maar “de mens is voor zichzelf een onbekende” zegt Augustinus (Confessiones X 5,7). Daarom zal ook Gods verlossend Woord zowel de homo als hetero tot waarachtig mens maken. We hebben in de controverse die onze kerk heeft meegemaakt wel eens gehoord dat “de mens” centraal staat. Welke mens? De gelovige of de ongelovige, de zondaar of de heilige. Wat ons antwoord ook zijn mag: er is geen “echt” mens die heiliging bespottelijk maakt. Het heeft weinig zin te leven voor het hier en nu maar vanuit het huidige naar het eeuwige. Leven met een zin voor een eeuwige toekomst. ^^^^^^^^