Tijdschrift israël en de kerk contra luther

Page 1

Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

1

Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther en hun Joodse visie

Studiedag: Hoe zijn wij onopgeefbaar verbonden met Israël? 19 September, 2011 - 10:00 Plaats: Nijkerk Hoe zijn wij onopgeefbaar verbonden met Israël?

Hier boven van deze site: http://www.ewv.nl/activity/onopgeefbaarverbonden+19+sep+2011 De term onopgeefbaar verbonden met Israël is niet meer weg te denken uit het verhaal van de verdedigers van Israël als staat en/of als toekomstige bekering van ALLE dan levende Joden. Iets voor de nabije toekomst zegt men dan. In het tijdschrift/kwartaalblad van ‘Israël en de Kerk’ is dat steeds met dwingender kracht naar voor geschoven. Wie het nog aandurft om dat te betwisten krijgt al vlug de stempel van “onwetende” of iets op het “ketterse” af. Daar horen we dan bij. En dat heeft zijn Bijbelse dwingende redenen, die niet te vinden zijn in dat modern verhaal van Israël. We willen vanuit 4 gedeelten uit de Schrift aan tonen: het Israël van na de dood van Jezus is vervangen door een gemeente = één kudde bestaande uit christen discipelen van de joodse kringen en heidenen die voordien God niet kenden. De term onopgeefbaar verbonden met Israël is op zijn minst een ongelukkige term! Want men wil daar bij aangeven: dat het om het huidige Israël gaat! En Bijbelse aanwijzingen dat we in die richting moeten denken zijn er niet. God handelt met de joden nu op dezelfde wijze als hij met de heidenen doet. Men kan een kind van God zijn door bekering. En met uitzondering van de Messiaanse joden, nauwelijks 1 % van dat volk, hebben ze geen toekomst. Gods plannen falen niet maar die zijn steeds op geloof van de mens gebaseerd.

Guido Biebaut, 23 december 2015

Alle rechten voorbehouden


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

2

INHOUD Hoofdstuk 1 WAT ZE LEREN!

Hoofdstuk 2 LUTHER EN DE JODEN

Hoofdstuk 3 JOHANNES 10: DE GOEDE HERDER

Hoofdstuk 4 1 PETRUS 2: DE LEVENDE STEEN EN HET HEILIGE VOLK

Hoofdstuk 5 ROMEINEN 11: BELOFTEN VOOR ISRAËL

Hoofdstuk 6 GALATEN 6:15,16: WAS IS DE BETEKENIS VAN HET ISRAËL GODS

Bijbelteksten niet nader genoemd komen van: http://herzienestatenvertaling.nl/bijbel.php of NBG van 1951 hier nog gratis te vinden http://www.holyhome.nl/bijbel-nbg-1951.pdf of Staten Vertaling 77 van ds. W. L. Tukker hier nog gratis te vinden http://bpkrandstad.nl/documentatie/Bijbel%20Statenvertaling%201977.pdf


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

3

P.H.R. van Houwelingen, emeritus van de theologische faculteit Broederweg Kampen schreef: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël’ zou moeten worden: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met de Messias van Israel’. (zie ZIJN ARTIKEL appendix 1 achteraan)

Hoofdstuk 1 WAT ZE LEREN! Er zijn meerdere verenigingen in Nederland met de/een titel in hun logo Israël en de kerk, maar we hebben deze in gedachten: http://christenenvoorisrael.nl We lezen er dit op hun site; in de folder van publicaties. We geven hier tevens aan hoe het begrip “antisemitisme” is ontstaan. Dat heeft een politieke achtergrond en niet een religieuze. “Is Israël & de Kerk erin geslaagd om een antwoord te geven op de vraag wat dan in de plaats van de vervangingstheologie moet komen? Kees zegt lachend: “Ik geloof dat we nog steeds niet aan de formulering van een antwoord zijn toegekomen. Je kunt wel zeggen dat je niet meer gelooft dat de Kerk in de plaats van Israël is gekomen, maar daarmee is niet meteen je hele theologisch denken gezuiverd. Het wegsnijden van de vervangingsleer uit de christelijke theologie is altijd een heel belangrijk punt gebleven. Daarnaast hebben we ons gericht op de Joodse wortels van het christendom. We hebben met name geprobeerd om het Nieuwe Testament meer vanuit een Joods oogpunt te gaan lezen. Ik ben zelf erg veel bezig met de betekenis van het orthodoxe Jodendom voor christenen. Dat het niet klopt als je zegt dat dat een weg van blindheid is. Als je die twee dingen serieus gaat toepassen, dan begint er van alles in de dogmatiek te rammelen… We hebben wel eens een nummer van Israël & de Kerk gehad over vermeende antisemitische teksten in het Nieuwe Testament en hoe we die nu moeten lezen. Door de geschiedenis heen zijn deze teksten vaak door christenen tegen het Joodse volk gebruikt. Daar hebben we wel een alternatief neergezet tegenover de gangbare denkwijze.” Welke ambities heb je voor Israël & de Kerk? “Mijn persoonlijke ambitie is om het een gewoon een kwalitatief goed blad te laten zijn. Dat echt iets in te brengen heeft in de discussie. We organiseren daarnaast ook themadagen voor predikanten en theologen.” We hebben het kwartaalblad Israël en de Kerk van september 2015 dat is jaargang 14 nummer 2 gelezen. Onze bloeddruk steeg met de minuut. Het aaneenregen van een groot aantal verdachtmakingen van theologen - die men niet echt aan het woord laat - maar gewoon kraakt zonder dat de gewone - niet ingelichte lezer - vanaf het voorwoord al op het verkeerde been gezet is. We zullen uit het blad grote delen citeren. Wil je het allemaal lezen koop het ergens of vraag het nummer aan bij de redactie. (Israël en de Kerk, postbus 1100 3860 BC Nijkerk) Maar vergeet niet te lezen wat onze kritiek hierop is.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

4

We citeren nu dus! ds. G. Hette Abma schrijft het hoofdartikel met de tweevoudige vraagstelling: ‘Waar staan we precies? Moet het niet anders?’ Hij geeft er ook deze ondertitel bij: ‘Een reflectie op de zwarte kanten van ons theologische verleden.’ Het artikel begint als volgt op bladzijde 4: “Loopt er een directe lijn van Luther naar Hitler? Het is nodig dat de grote reformator van zijn voetstuk wordt gestoten, betoogt ds. Abma. Als we daar niet aan willen wordt, onze reformatieherdenking een farce. Zijn we bereid in eigen vlees te snijden?” Op blz.5 (we laten wat vallen uit de tekst) lezen we: “Met dankbaarheid kunnen we denken aan alles wat Luther in zijn reformatie aan de kerk heeft geschonken. Over niet al te lange tijd zullen we erbij stilstaan dat hij de klaroenstoot liet horen, opdat de wantoestanden in de kerk bestreden zouden worden. In 2017 is het immers vijfhonderd jaar geleden dat de hervormer de 95 stellingen aan de deur van de slotkerk in Wittenberg heeft geslagen. Daarmee zette hij het licht van het evangelie op de kandelaar. Maar er zijn tegelijk ook zware slagschaduwen, die we niet mogen negeren. Hebben we ons van het funeste effect van de uitspraken tegen de Joden voldoende rekenschap gegeven? Gaan we niet ongemerkt in het oude spoor verder terwijl wij er uiteraard voor op de hoede zijn grove woorden te gebruiken? Een reflectie is nodig. Waar staan we precies? Moet het niet anders?” Op blz.6,7 (we laten wat vallen uit de tekst) lezen we: “VOETSTUK Ongetwijfeld is het moeilijk te erkennen dat Luther met zijn vergaande uitspraken over de Joden de fout is ingegaan. Velen verzetten zich ertegen dat zo'n groot man van zijn voetstuk wordt gestoten. Toch is de these in dit artikel dat het nodig is, naast de waardering voor de immense verdienste van de hervormer van Wittenberg, te erkennen dat hij op een wezenlijk punt verkeerd zat. Op meerdere punten trouwens. Zijn rol tijdens de Boerenoorlog verdient onze afkeuring. Wat hij zei over kinderen die met ernstige gebreken ter wereld komen is diep beschamend. Loopt er een directe lijn van de shockerende uitspraken van Luther naar de verschrikkingen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog? Exact zoals hij heeft voorgesteld in zijn pamflet Over de Joden en hun leugens (1543) kwam uitgerekend op de herdenking van zijn geboortedag (10 november 1483) de haat tegen de Joden tot uitbarsting in fysiek geweld. In de Kristallnacht 1938 werden synagogen in brand gestoken, de ruiten van Joodse winkels ingegooid en tientallen Joden door nazi's en hun sympathisanten gemolesteerd. De bisschop van de Evangelisch Lutherse Kerk van Thüringen bejubelde die aanpak. In zijn studie Hitlers gewillige heiden (1996) schrijft Daniel Jonah Goldhagen: 'Een vooraanstaande protestantse kerkleider, bisschop Martin Sasse, pibliceerde een compendium van Maarten Luthers antisemitische vitriool kort na de orgie van antisemitisch geweld in de Kristallnacht. In het woord vooraf juichte hij het verbranden van de synagogen toe, en de toepasselijkheid van juist die dag, op 10 november 1938, op Luthers geboortedag, brandden de synagogen in Duitsland. Hij spoorde de Duitse bevolking aan acht te slaan op de woorden van de grootste antisemiet van zijn tijd, die zijn volk waarschuwde tegen de Joden.'


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

5

De ideeën van Adolf Hitler stemden geheel overeen met de retoriek van Maarten Luther. In Mein Kampf (1925/26) stak hij de loftrompet voor Luther door hem de grootste van de hervormers te noemen.” En verder blz.7 (we laten wat vallen uit de tekst): “Het is schokkend te ontdekken dat neo-nazi's nog steeds citaten uit het boek van Luther aanhalen als bewijs voor hun overtuiging. HOLOCAUST Voor de hand ligt de lastig te beantwoorden vraag: zou de Holocaust ook hebben plaats gevonden als Luther zijn pamflet Over de Joden en hun leugens niet had geschreven? De racistische theorieën zijn er natuurlijk later pas bij gekomen. Daar vinden we geen spoor van in Luthers theologie. Maar met zijn onversneden antijudaïsme maakte Luther zijn volgelingen ontvankelijk voor de nationaalsocialistische propaganda. De Deutsche Christen vormen daarvoor het bewijs. Moeten we niet instemmen met de slotsom van de filosoof Karl Jaspers in 1945: 'Wat Hitler heeft gedaan, werd door Luther aanbevolen; behalve de gaskamers.' Steevast wijst men erop dat Luther niet de enige was die een negatief oordeel velde over de Joden. Het is inderdaad verbijsterend te ontdekken dat hij staat in een eeuwenoude traditie. Eigenlijk ligt de oorsprong van de antipathie tegen de Joden reeds bij de kerkvaders. Mogelijk dat die kennis ertoe brengt te ontdekken dat het niet zo eenvoudig is ons te distantiëren van de dubieuze uitspraken van Luther. In zijn eigen tijd stond de hervormer overigens ook niet alleen in zijn anti-Joodse houding. Ik herinner me nog hoe geschokt Feitse Boerwinkel reageerde op de resultaten van het onderzoek van Heiko A. Oberman, Wortels van het antisemitisme (1983): 'Ook Johannes Reuchlin en Desiderius Erasmus... Afschuwelijk!' Van Erasmus is bekend geworden dat hij te kennen gaf: Als het haten van Joden het kenmerk is van authentieke christenen, zijn wij allen uitstekende christenen.' Hij beschouwde het Jodendom als 'een verderfelijke pest'. Erasmus koesterde een diepe verachting voor de joodse godsdienst. Bij Luther speelde volgens Oberman vooral de beleving van de apocalyptische tijd een rol. Onder druk van de eindtijd werd hij uitgedaagd tot radicale vijandigheid. Vaak wordt een psychologische duiding gegeven van de felle uitspraken van Luther. Aanvankelijk stond hij sympathiek tegenover de Joden. In die tijd schreef hij zijn boek Dat Jezus een geboren Jood is (1523). Hij was ervan overtuigd dat Joden door de misstanden in de Rooms-Katholieke Kerk hun Messias niet konden erkennen. Na zijn reformatie zou dat anders worden. Toen dat niet het geval bleek te zijn raakte hij teleurgesteld.” Verder blz.8,9 (we laten wat vallen uit de tekst): “Nog in 1949 schreef Barth hoe het kwaad dat de Joden tijdens de Holocaust was overkomen het gevolg was van hun ongeloof. De Joodse staat van 1948 beschouwde hij als een schaduw van een natie, niet anders dan een weerspannige getuige van de Zoon van God, de Zoon des mensen. MOEILIJK ERKENNEN Friedrich-Wilhelm Marquardt verwonderde zich er in 1967 over dat zijn leermeester Barth zulke afschuwelijke dingen over de Joden had geschreven. In een brief biechtte Barth eerlijk op aan zijn


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

6

leerling dat hij bij persoonlijke ontmoetingen met levende Joden, ook wanneer deze beleden dat Jezus de beloofde Messias is, zolang hij zich kon herinneren 'een volstrekt irrationele aversie' heeft moeten wegslikken. 'Het kan zijn dat die irrationele afkeer retarderend heeft gewerkt op mijn hele theologie.' Opeens begrijp ik dat Barth ooit verzuchtte dat God hem gestraft had met Barthianen. De grote meester erkent zijn feilen, maar zijn volgelingen verdedigen hem fanatiek. Na een storm van kritiek op de vermetele Süss volgde een dodelijk stilzwijgen tot op de dag van vandaag. Het is kennelijk moeilijk te erkennen dat de kerkvader van de twintigste eeuw zich moeiteloos heeft gevoegd in de lijn van de klassieke anti-Joodse theologie.” En de schrijver gaat door met beschuldigingen (Luther alleen was hem niet genoeg): “Nog steeds staan de negen volumineuze delen van Kittel in mijn boekenkast. Wanneer ik alles wat niet helemaal zuiver op de graat is wegdoe, zou ik zo bitter weinig overhouden. Het is goed om met een kritisch oordeel theologische literatuur te lezen. Uiteindelijk bevat zo'n woordenboek ook een schat aan informatie. De Kirchliche Dogmatik heb ik ook niet van de hand gedaan. Karl Barth blijft een reus te midden van een landschap vol dwergen. Er staan in zijn geloofsleer ook positieve dingen over Gods uitverkoren volk. Bovendien zullen we nooit mogen vergeten hoe Barth zich ervoor heeft ingezet Joodse vluchtelingen onderdak te geven in Zwitserland. Het is echter lastig dit alles te rijmen met die kwalijke opmerkingen. Hetzelfde kunnen we ook zeggen van Maarten Luther. Hij heeft zich krachtig te weer gesteld tegen de dwingelandij van de Rooms-Katholieke Kerk. De schat van het evangelie heeft hij aan de kerk teruggegeven. Daarom is het zo ontstellend dat hij zo'n botte haat tegen de Joden ten toon heeft gespreid.” Tot slot nog wat van blz.10: “CHIRURGISCH MES De allesbeslissende vraag is of wij bereid zijn de blijvende verkiezing van het volk Israël te aanvaarden, de geldigheid van de landbelofte te erkennen en gewonnen te geven dat het Joodse volk recht heeft op een eigen staat. Snedig merkt Kant op dat er drie verschillende De alles beslissende vraag is of wij bereid zijn de blijvende verkiezing van het volk Israël te aanvaarden vertrekpunten kunnen zijn, maar uiteindelijk komen degenen die de beloften aan Israël niet serieus nemen op hetzelfde uit. 'Het is eigenlijk een driehoek. Je kunt bij elk van de drie punten je vertrekpunt nemen en je komt bijna vanzelf bij de andere twee uit. De christenen in de vroege kerk namen hun vertrekpunt bij het anti-judaïsme, de nazi's bij het antisemitisme en de Palestijnse christenen bij het antizionisme. Drie verschillende vertrekpunten, maar ze komen elkaar telkens weer tegen of trekken samen op.' Opnieuw is een chirurgisch mes op tafel gelegd. Zijn we bereid in het eigen kerkelijk vlees te snijden of niet? Als dat niet gebeurt wordt de herdenking van de reformatie een farce. Als we ontdekken waar we werkelijk staan, zullen we erkennen: het moet echt anders!”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

7

Er staat al jaren een veroordeling van ons op dat soort denken: op de sites SCRIBD en ISSUU, vooral met de dispensatieleer op de achtergrond. We geven u twee titels mee en die zijn ook gratis. Het kost alleen enkele megabites van je PC abonnement. Neem er de tijd voor? Het gaat om honderden bladzijden kritiek op dit soort reflecties. https://www.scribd.com/doc/64371650/Vinden-We-Israel-in-de-Apocalyps-2008 http://issuu.com/guidofran/docs/vinden_we_israel_in_de_apocalyps__2008/203 https://www.scribd.com/doc/63966394/De-Wederkomst-van-Jezus-2015 http://issuu.com/guidofran/docs/1-de-wederkomst-van-jezus-2007/8 http://issuu.com/guidofran/docs/2-de-wederkomst-van-jezus-2001/1 We zijn er fout om de invloed van Luther op het antisemitisme van Duitsland zo hoog in te schatten als deze schrijver en andere schrijvers van Israël en de Kerk doen. De zin van het woord/begrip “antisemitisme” werd voor het eerst gebruikt in 1860 door de Oostenrijkse Joodse geleerde Moritz Steinschneider in de zin “antisemitische vooroordelen.” Steinschneider gebruikte deze uitdrukking tegenover de Franse kritische theoloog Ernest Renan. Die had de idee dat “Semitische rassen” inferieur waren aan “Arische rassen.” Het is een feit dat gemakkelijk te bewijzen is uit de geschriften van filosofen en zelfs theologen van de 19e eeuw dat de pseudowetenschappelijke theorieën over het joodse ras in die richting gaan van Renan’s uitleg. Het kreeg door de Duitse historicus Heinrich von Treitschke, een Pruisische nationalist grote bekendheid en reclame. Hij bedacht bijvoorbeeld de term dat “de joden ons ongeluk” zijn. En die zinsnede zou later op grote schaal worden gebruikt door de nazi's. In Treitschke geschriften was “het Semitische” synoniem met het “joodse.” Maar het begrip “anti-semitisme” komt eigenlijk toe aan Wilhelm Marr. Het is tot in details beschreven in Moshe Zimmermann, die het boek schreef over Wilhelm Marr: The Patriarch of Anti-Semitism. In het jaar 1987 was dit het eerste deel in een nieuwe new Oxford series, Studies in Jewish History. De uitvinder (of hoe noem je zo iemand) van de term “anti-semitisme” heeft meer dan een eeuw geleden een keerpunt betekend in de geschiedenis van de Jodenhaat. Er was ineens een scheiding aangegeven tussen de klassieke, christelijke jodenhaat en het moderne, politiekgeworteld racistische houding tegenover de joden. De radicale schrijver en politicus Wilhelm Marr, heeft de eerste “anti-semitische League” opgericht. Marr (1819-1904) begon zijn politieke carrière als een democraat en revolutionair; vocht voor de emancipatie van alle onderdrukte groepen, waaronder ook de Joden. Maar na een totale desillusie met de toenmalige politiek, werden de Joden de focus van zijn aanval. Zimmermann geeft aan hoe en waarom een intellectuele radicaal als Marr een virulent antisemiet is geworden. Het gaat volgens de schrijver om de Duitse gedachte en verlichte kritische momenten in de opkomst van het Duitse Hitler-Rijk en niet om een Lutherse invloed. Het boek bevat ook Marr's verrassende, nooit eerder gepubliceerde “Testament of an Anti-Semite,” geschreven op het einde van zijn leven toen hij de beweging die hij hielp creëren had verlaten. Een stukje over hem uit de Wiki Nederlandse versie


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

8

“Marr was een werkloze journalist die vond dat hij zijn baan kwijt was geraakt door Joods toedoen. Als conservatief werd hij beïnvloed door de pan-Germaanse beweging, zoals werd uitgedragen door Johann Gottfried von Herder, die het idee van hetVolk aanhing, en de Burschenschaft beweging in de vroeg-negentiende eeuw, die voortkwam uit frustratie bij Duitse studenten over het falen van het Congres van Wenen om een eenheidsstaat te maken van alle gebieden die door het Volk bewoond werden. Ze verwierpen de deelname van joodse en andere niet-Duitse minderheden als lid, "behalve als ze aantoonden dat ze zich binnen een ChristelijkDuitse geest wilden ontwikkelen" (een beslissing van het Burschenschaft Congres van 1818"). Hoewel ze tegen de deelname van joden in hun beweging waren, zoals Heinrich von Treitschke later, stonden ze de mogelijkheid van de deelname van de joodse (en andere) minderheden in de Duitse staat toe als ze alle tekenen van hun etnische en religieuze onderscheid loslieten en volledig in het Germaanse Volk assimileerden.

Kaft van Der Weg zum Siege des Germanenthums über das Judenthumuit 1880 Marr trok deze ideeën een stap verder door en wees elke assimilatie af.” We verwijzen ook nog naar Daniel Jonah Goldhagen en zijn Hitler's Willing Executioners: Ordinary Germans and the Holocaust, uitgegeven bij Alfred A. Knopf (Joodse uitgever) in 1996. De schrijver gebruikt veel nieuwe documenten die voorheen onbekend waren. We vertalen enkele zaken! (Onze vette druk en kleuren, voetnoten weggelaten.)  Van blz.53 zonder de voetnoten: “De middeleeuwse Europese Jodenhaat was zo intens en zo vreemd aan de realiteit dat alle rampen in de samenleving zouden kunnen worden toegeschreven aan een misdrijf van de Joden. De Joden stonden waren verantwoordelijk voor alles wat er verkeerd ging; zodat de reflexieve reactie was om te kijken bij een natuurlijke of sociale ziekte naar zijn vermeende Joodse oorsprong. Martin Luther's antisemitisme was woest en invloedrijk genoeg om hem een plaats te hebben verdiend in het pantheon van antisemieten. Dit maakte niets uit voor de Kerk, dat Luther aan het vechten was, voor de Kerk was hij en zijn volgelingen als ketters en Joden. (12) De logica van de Europeanen en hun fantasierijke ideeën over joden was


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

9

zodanig dat, dat Jeremy Cohen concludeert: “Het was bijna onvermijdelijk dat Joden werden beschuldigd van de Zwarte Dood en veel van hun gemeenschappen in Duitsland volledig en permanent werden uitgeroeid.” (13) Aanvallen en uitwijzingen van joden waren als een nietje in de middeleeuwse geschiedenis, zo uitvergroot dat tegen het midden van de jaren 1500 de christenen het grootste deel van de West-Europa Joden met alle kracht hadden uitgewezen. (14)”

 Van blz.108,109 zonder de voetnoten: “De protestantse pers, natuurlijk, kon zich niet zo scheldend, Nazi-achtig, antisemitisch aanbieden aan de inwoners van Duitsland. Zo meedogenloos had de kerk als religieus leiderschap het niet goedgekeurd. Maar sterker nog, de protestantse leiding bedacht dat de joden bittere vijanden van de Duitsers en het christendom waren, voordat Hitler aan de macht kwam. (105) Een van de morele voorgangers van het land, bijvoorbeeld, de Algemene hoofdinspecteur van de Kurmark Bisdom van de Evangelische (Lutherse) Kerk in Pruisen, bisschop Otto Dibelius, verklaarde in een brief kort nadat het “Boycot” in april 1933 van kracht ging dat hij altijd al een antisemiet was geweest. Men kan niet nalaten te waarderen, vervolgde hij, dat in alle van de invretende uitingen van de moderne beschaving het Jodendom een leidende rol speelt. (106) In 1928, vijf jaar voordat Hitler aan de macht kwam, sprak Dibelius zelfs over de logica van de macht het antisemitisme te elimineren. Hij bood toen de eliminatie als volgende oplossing voor het Joodse Probleem: elke Joodse immigratie uit Oost-Europa moet worden verboden. Zodra dit verbod van kracht wordt, zou de daling van het Jodendom in te stellen. Het aantal kinderen van de joodse gezinnen is klein. Het proces van uitsterven zal dus verrassend snel gebeuren. (107) In tegenstelling tot Hitler, die de joden wilde doden, wenste de lutherse bisschop hen gewoon uit te laten sterven in vrede, zonder bloedvergieten.”

 Van blz.284 zonder de voetnoten: “In de tweede helft van de negentiende eeuw, was het thema van het Joodse parasitisme zo prominent dat bijna elke antisemitische uitspraak daarop betrekking had: exploitatie als de tegenstelling van productieve arbeid werd een begrip dat absoluut identiek was met de activiteit van de Joden. (8) De schrijver Friedrich Rühs anticipeerde op de nazi's door voor Joden gebruik te maken van arbeid als strafmaatregel, en beweerde in 1816 dat de joden alle arbeid als straf beschouwen. (9) Het thema van de joodse parasitisme was ook centraal in de maatschappelijke discussie over joden in Weimar en gedurende de nazi-periode. Uitspraken als Joden werken niet, of De Jood is de persoon die koopman is met het werk en de industrie van anderen. En dat kon worden gelezen of gehoord met grote regelmaat in Duitsland, voornamelijk tijdens de Nazi periode. (10)”

Neen, we voelen ons niet beter dan de joden! Dit is niet van toepassing op ons: “Het is hoogmoed om te stellen dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen.” Dat schreef dr. J. Hoek, docent aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) als een van zijn stellingen als schrijver van het boek ‘Hoop op God.’ Maar we weten met zekerheid dat Israël bij God NIET meer op de eerste plaats staat: dat is wel zo met de gemeente van Jezus. Onze en mijn Verlosser en van de Messiasbelijdende joden. We willen ook aangeven in welke richting ons verder betoog gaat. We gaan vooral de Schrift laten spreken en historische zaken achterwege laten. Het is niet omdat er enkele goede oorlogsstrategen zijn in het Joodse leger dat we hun overwinningen ook nog aan God mogen toeschrijven.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

10

Epheziers 4:1-6 is een uiterst belangrijke tekst om de verhouding kerk/Israël te verstaan en die tekst leest in de HSV vertaling als volgt: “1 Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, 2 in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen, 3 en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: 4 één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, 5 één Heere, één geloof, één doop 6 één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.” In Epheze 3:6,8 heeft Paulus ook opgemerkt dat de ON-vrede tussen volkeren er niet meer is als het om Gods goedkeuring gaat. Hij zegt met grote nadruk: “namelijk dat de heidenen medeerfgenamen zijn en tot hetzelfde lichaam behoren en mededeelgenoten zijn van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie, 8 Mij, de allerminste van alle heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen.” De vredesband, waar Paulus het al over had, namelijk dat Joden en heidenen geen verschillende roeping hebben – zoals men bijvoorbeeld nog leert in vele kringen (tweesporenbeleid van God!) die zien wij door hem beschreven als een 7-voudige eenheid:  Eén Lichaam [7 maal in Epheze als het lichaam = gemeente van Christus]  Eén Geest  Eén hoop van roeping  Eén Heere  Eén Geloof  Eén doop  Eén God en Vader van allen De samenhang van de vrede tussen gelovigen – bestaande uit vleselijke joden en heidenen allerhande - en hun God, bestaat uit zeven elementen van eenheidsbevorderende zaken. Wanneer we de zeven elementen nader bestuderen zien we dat we ze kunnen verdelen in drie groepen. Deze drie groepen karakteriseren de samengestelde eenheid van God, bestaande in Vader, Zoon en Geest.  4:3-4 zegt dat de Heilige Geest de garantie is voor ons bestaan is van één lichaam en één hoop.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

11

 4:5 zegt dat de Zoon = de Heer het fundament voor ons éne geloof en éne doop is.  4:6 zegt dat de Vader: “één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.” Al wie nog een aparte

- anders dan deze van

Epheze 4 - redding

heeft voor Israël trapt op de tenen van deze grote apostel. Scheur dan zondermeer maar enkele tientallen bladzijden uit wat hij ons heeft achtergelaten. Wat geïnspireerd is door God tussen haakjes! Zoek je God zelf te vergeten wat Hij heeft gedaan: verzoening van de wereld, niet slechts van de joden.

De stichting Israël & de Kerk – en veel anderen met hen - hebben geen Bijbels Israël op het oog voor de toekomst!

Welk Israël hebben wij op het oog?

In onze visie is de gemeente van

Christus het ware Israël! Dit is dus een persoonlijke vraag aan allen die zondermeer een herstel van het letterlijke Israël willen. Om welke van deze vier mogelijkheden gaat het dan? Waar is Gods hand te vinden in deze zaken? Eerste mogelijkheid


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

12

Het ontgaat velen in de leer van de moderne visie op Israël dat Paulus duidelijk aangeeft dat de wet van Mozes en het systeem van offeren daaraan verbonden tot geen echte vergeving kon leiden. En toch zien velen uit naar een totaal herstel van de tempel en opnieuw offers brengen op die plaats volgens die oude wetten. Niet hier beneden aan een muur, waar een rabbijn in gebed is. Deze muur die in werkelijkheid geen enkel deel was van de tempel van Herodes was, maar een ondersteuningwerk van het vergroten van de oppervlakte van het tempelterrein. In de visie van velen moet dat gebeuren op de plaats van de huidige moskee waar Islamieten komen aanbidden. Paulus (voor ons de schrijver van het boek aan de Hebreeën) is alles in Christus volbracht en slechts in Hem is, op geestelijke wijze, het teken van de echte vergeving volbracht. Van een herstel van énig aspect van het Joodse bestel weet Paulus niets. U leest hierbij Hand.13:39 / 15:1-21 / Rom.3:21-30 / 6:14 / 10:4-13 / Gal.2:11-21 / 3:23-25 / Phil.3:4-9. Want van een herstel kan geen sprake zijn, gezien alles wat vervuld moest worden is REEDS VERVULD; 1°) Christus kwam als Hogepriester tot ZIJN TEMPEL (Heb.9:11). 2°) Hij ging er binnen met Zijn eigen bloed (Heb.9:12). 3°) Hij verscheen in Gods tegenwoordigheid (Heb.9:24). 4°) Zijn bloed reinigde de zonden van Zijn volk OM God te dienen (Heb.9:14). 5°) De verzoening was volledig en hoefde géén supplementaire reiniging (Heb.10:11-14). 6°) Hij REINIGDE de AFBEELDINGEN VAN DE hemelse DINGEN (Heb.9:23). Hoe duidelijk het boek aan de Hebreeën wel is willen we door middel van enkele citaten uit het boek weergeven. Vergeet niet dat het in de eerste plaats aan de afstammelingen


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

13

van de aartsvaders is gegeven en niet aan de gelovigen uit de heidenen. Heb.7:11-28 zegt (gedeeltelijk) wat: Christus is een HOGER EN BETER priester dan Aäron: “11 Indien nu het Levitische priesterschap het volmaakte gebracht had, immers, daaronder heeft het volk de wet ontvangen – waarom was het dan nog nodig, dat een andere priester naar de ordening van Melchisedek opstond, van wie niet gezegd werd, dat hij naar de ordening van Aäron is? 12 Want uit een verandering van priesterschap volgt noodzakelijk ook een verandering van wet. 13 Want Hij, van wie aldus wordt gesproken, heeft behoord tot een andere stam, waaruit niemand met het altaar te doen had: 14 het is immers duidelijk, dat onze Here uit Juda is gesproten, ten aanzien van welke stam Mozes met geen woord van priesters gerept heeft. 15 En nog veel duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester opstaat, 16 die dit niet geworden is krachtens een wet met een voorschrift betreffende vleselijke (afkomst), maar krachtens een onvernietigbaar leven. 17 Want van Hem wordt getuigd: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek. 18 Want een vroeger voorschrift wordt wel afgeschaft, als het zonder kracht en nut is, (…) 24 doch Híj heeft, juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan. 25 Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. 26 Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven; 27 die niet, gelijk de hogepriesters, van dag tot dag eerst offers voor zijn eigen zonden behoeft te brengen en daarna voor die van het volk, want dit laatste heeft Hij eens voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf ten offer bracht. 28 Want de wet stelt als hogepriester mensen, die met zwakheid behept zijn, maar het plechtige woord van de eed, die ná de wet kwam, stelt de Zoon, die in eeuwigheid volmaakt is.” Heb.8:1,2 zegt wat?: We HEBBEN EEN BETERE TEMPEL: “De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen, 2 de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens.” Heb.8:13 zegt wat: Het Oude Verbond is NIET MEER GELDIG: “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Dit sluit uit dat er een heropleving zou kunnen zijn van dat verbond in een toekomende tijd!) Heb.9:6-10 zegt wat?: Offers op feestdagen gebracht ZIJN DOOR JEZUS VERVULD: “maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven. 8 Daarmede gaf de heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. 9 Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken, 10 daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel.” Heb.9:11-15 zegt wat?: We hebben in Jezus een BETER OFFER dan in het OT


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

14

We hebben in Jezus ECHT reinigend bloed voor ALLE eeuwigheden

We hebben in Jezus het NIEUW MIDDELAARSCHAP

Mozes heeft AFGEDAAN en de priesters ook “Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping, 12 en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf. 13 Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, 14 hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? 15 En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden. Heb.10:10 zegt wat?: WE ZIJN DOOR JEZUS GEHEILIGD, niet door diereno ffers: “10 Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.” Heb.10:14 zegt wat?: ÉÉN OFFER WAS VOLDOENDE, dat van Christus, voor alt ijd geldig: “Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.” Heb.10:18 zegt wat?: HET IS VOLBRACHT en iets anders is niet meer nodig: “Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer (nodig).”

Met de regelmaat van een klok kan je in het OT met betrekking tot de dienst van het volk of de priesters aan YaHWeH een formule vinden als; “in uw geslachten” of “voor uw geslachten” of “van geslacht tot geslacht” of “voor uw nageslacht.” Dat wijst dus allemaal op zaken die schijnbaar “eeuwig” zullen volbracht worden. In werkelijkheid zijn al die zaken niet meer toepasbaar; er is géén tent der samenkomst meer, géén tempel, géén hogepriester en géén Levieten. Dus gewoon vanuit de werkelijkheid is het thans onmogelijk na te leven, maar ook omdat ze vervuld zijn in het offer van Christus. Denk dan eens na over het volgende lijstje. TEKST

ONDERWERP

VERVULLLING


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

15

Ex.31:16,17

Wekelijkse sabbat

Col.2:16

Ex.31:13

Alle sabbatdagen

Col.2:16

Ex.12:17

Feest van ongezuurd brood

Wij zijn bevrijd in Christus Hand.7:35

Lev.6:15-18 / 23:13,14

Spijsoffer

Col.2:14

Ex.30:8

Reukoffer in de tent der samenkomst

2 Cor.5:21

Ex.29:39-42

Dagelijks offer

Col.2:14

Ex.30:10

Zondoffer

Heb.10:3-10

Ex.30:31

Heilige zalfolie

1 Joh.2:20 / Heb.1:9

Ex.30:10

Jaarlijks zoenoffer

Die wet is nu gewijzigd Heb.7:12

Lev.23:28-31

Verzoendag

Heb.9:11-15

Num.15:21

Offer van gerstemaal

Heb.8:13-9:4

Num.18:22,23

Dienst van de tent der samenkomst

Heb.10:19-23

Gen.17:10-14

Besnijdenis

Gal.5:1-4 / Rom.2:28,29

Lev.23:34-43

Loofhuttenfeest

Gal.4:9,10 / Col.2:16

Ex.12:14

Pasen

Gal.4:9,10 / Col.2:16

Ex.30:21

Priesterlijke wassingen

Want Christus is zondeloos Joh.1:29

Ex.28:30

Dragen van borstschild

Heb.7:11,12

Richt.2:1 / Jes.24:5

Oude Verbond

Jer.31:31-34 / Heb.8:7-13

Dit hier onder is een andere manier om aan te geven dat er een gelijkheid is tussen Joden (letterlijke afstammelingen) en heidenen (geestelijke Joden) vanaf het moment dat ze Christenen worden. Het zijn de Bijbelteksten die zeggen dat er een gelijkheid is wat betreft het onder de Koninklijke waardigheid te komen van God. ALLEN worden gezegend. ZE WORDEN ALS GELOVIGEN EEN VOLK. Genesis 22:18 (SV77): “En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, aangezien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

16

Psalm 22:27 (SV77): “De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen de HEERE prijzen, die Hem zoeken; uw hart zal in eeuwigheid leven.” Jesaja 49:6 (SV77): “Verder zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om terug te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.” Jesaja 55:5 (SV77): “Ziet, gij zult een volk roepen, dat gij niet kendet, en het volk, dat u niet kende, zal tot u lopen, om de HEERE uw God, en om de Heilige Israëls, want Hij heeft u verheerlijkt.” Jesaja 60:3 (SV77): “En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot de glans, die u is opgegaan.” Daniël 7:14 (SV77): “En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.” Hosea 1:10 (SV77): “Nochtans zal het getal van de kinderen Israëls zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden, dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gij zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen van de levende God.” Hosea 2:22 (SV77): “En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-Rucháma; en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!” De letterlijke vervulling geeft Paulus aan in Romeinen 9:26 (SV77): “En het zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gij zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen van de levende God genaamd worden.” En de bevestiging door Petrus in 1 Petrus 2:10 (SV77): “Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden.” Zodat we kunnen zeggen volgens Epheze 3:6 (SV77): “Namelijk dat de heidenen medeërfgenamen zijn, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie.” Hetzefde lichaam = HET ISRAEL VAN GOD. Dat is wat Galaten 6:16 ons wil leren. Vragen we onszelf eens af: heeft God iets niet vervuld van al die zaken die hij had beloofd aan Abraham? Want als alles al eens is vervuld waarom zou men na de talloze malen dat God hen straft omdat ze het verbond met Hem verbreken en opnieuw vergeeft dat willen doortrekken tot in de eeuwigheid. Voor het ganse volk wel te verstaan want er is toch steeds een “overblijfsel” dat God trouw is. Ons antwoord bestaat grotendeels uit een verzameling van Bijbelteksten, in dit geval de SV van 1977. De volgende bijna twintig bladzijden zijn voor 80% vertaling van iets dat we op Internet gevonden hadden. We weten niet meer waar gevonden, maar het origineel is in de Engelse taal. Dit is een buitengewoon prachtige argumentatie tegen wat men LEERT in SOMMIGE kringen.

Drie beloften aan Abraham: ze zijn lang geleden vervuld!

1. Belofte van een grote natie


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

17

2. Landbelofte 3. Zaadbelofte I. De belangrijkste teksten van de drie beloften

#2 LAND

#3 ZAAD

Gen.12:1-7

v 2: “En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen,”

v 2: “Aan uw zaad zal Ik dit land geven.”

v 3: “en in u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.”

Gen.13:14-17

v 16: “En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde,”

v 15: “al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.”

-

v17: “wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven.” Gen.15:5-21

v 5: “en tel de sterren… Zo zal uw zaad zijn!”

v 7: “En hij zeide: Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?

-

v 18: “Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven,” Gen.17:2-8

v 2: “Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen.” v 6: “En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, koningen zullen uit u voortkomen.”

Gen.18:18

“gewis tot een groot en machtig volk worden zal,”

v 8: “Ik zal u, en uw zaad na u, het land van uw vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting;”

-

-

“en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

18

Gen.22:17,18

v 17: “Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen,”

v 17: “en uw zaad zal de poort van zijn vijanden erfelijk bezitten.”

Gen.24:7

-

“Aan uw zaad zal Ik dit land geven!”

Gen.26:3,4

v 4: “Woon als vreemdeling in dit land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; en Ik zal de eed bevestigen, die Ik Abraham uw vader gezworen heb.”

v 3: “want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven,”

Gen.28:4

-

“opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, dat God aan Abraham gegeven heeft. “

-

Gen.28:13,14

v 14: “En uw zaad zal wezen als het stof der aarde,”

v 13: “dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad.”

v 14: “en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.”

Gen.35:12

v 18: “in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, aangezien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.”

v 4: “en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde.”

v 4: “en zal aan uw zaad al deze landen geven;”

“En dit land, dat Ik aan Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.”

Gen.46:3

“vrees niet om af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten.”

Gen.48:4

“Zie, Ik zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen,”

“en Ik zal aan uw zaad na u dit land tot een eeuwige bezitting geven.”

Ex.6:2-8

-

v 2: “En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, … En ook heb Ik Mijn verbond met

-


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther hen opgericht,” v 7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!” Ex.12:25

“En het zal geschieden, als gij in dat land komt, dat de HEERE u geven zal, gelijk Hij gesproken heeft, zo zult gij deze dienst onderhouden.”

Ex.13:5

“En het zal geschieden, als de HEERE u zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Hevieten, en der Jebusieten, dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing;”

Ex.23:31

“En Ik zal uw gebieden zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de inwoners van dat land in uw hand geven, dat gij hen voor uw aangezicht uitstoot.”

Exod 32:13

“Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uw knechten, aan wie Gij bij Uzelf gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw

“en dit gehele land, waarvan Ik gesproken heb, zal Ik aan uw zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid.”

19


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

20

zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels” Ex.33:1

D E

B E L O F T E N

THANS ALLEN

V E

“Ga heen, trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven.” Gen.46:3: “vrees niet om af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten.” Deut.10:22: “Uw vaderen trokken af naar Egypte met zeventig zielen; en nu heeft u de HEERE, uw God, gesteld als de sterren des hemels in menigte.”

Jozua 21:43: “Alzo gaf de HEERE aan Israël het ganse land, dat Hij gezworen had hun vaderen te geven, en zij beërfden het, en woonden daarin.” Deut.30:5 “En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.”

Gal.3:29: “En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.” Heb.6:11-13,19,20: “Maar wij begeren, dat een ieder van u dezelfde naarstigheid bewijze, tot de volle verzekerdheid der hoop, tot het einde toe; Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen, die door geloof en lankmoedigheid de beloftenissen beërven. (…) Waar de Voorloper voor ons is ingegaan” Hand.13:32,33,38: “En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat namelijk God deze vervuld heeft aan ons, hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt heeft (…) Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Deze u vergeving der zonden verkondigd wordt.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther R

21 Luc.24:44: “En Hij zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog met u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen.”

V U L D

II. Uitleg van Gen.15:1-21 & Hand.7:1-7 Abraham wist dat hij niet persoonlijk het land zou bezitten

Beschrijving

Gen.15:1-21

Hand.7:5-7

De Belofte

v 7: “om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.”

v 5: “dat Hij het hem tot een bezitting geven zou, en zijn zaad na hem”

De vraag van Abraham

v 8: “En hij zeide: Heere, HEERE! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?”

v 6: “En God sprak alzo,”

Oude verbondsritueel

v 9-11,17: “Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif. … en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegenover het andere; maar het gevogelte deelde hij niet.”

-

Zie ook Jer.34:18

God gaat tussen de twee halve


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

22

offerdieren door Aasdieren = Israël’s vijanden Weggejaagd = Abraham is de beschermer Visioen van duisternis v 12: “zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem” = v 13 “Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.” Het visioen

Abraham als persoon heeft op een bemiddelende wijze de slavernij van zijn volk ondergaan, door zijn zaad maar niet persoonlijk. Op dezelfde wijze ontvangt hij het land, niet persoonlijk maar door zijn zaad.

-

Egyptische slavernij

v 13: “Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.”

v 6: “En God sprak alzo, dat zijn zaad vreemdeling zijn zou in een vreemd land, en dat zij het dienstbaar zouden maken, en kwalijk behandelen, vierhonderd jaren.”

Abraham zou sterven

v 15: “En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goede ouderdom begraven worden.”

v 5: “En Hij gaf hem geen erfdeel daarin, ook niet een voetstap”

God’s antwoord

v 13,18: “Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren. … Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot

v 7: “en daarna zullen zij uitgaan en zij zullen Mij dienen in deze plaats.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

23

aan die grote rivier, de rivier Frath.” Vragen

Waar staat hier dat God antwoord geeft op een vraag van Abraham? Waar heeft God hier aan Abraham beloofd dat hij zelf persoonlijk het land zou erven?

Wat er niet in de tekst staat

Wat wil dat zeggen?

Noteer dit: “En God sprak alzo” = dit is wat God werkelijk zegt = het zaad zal dat beërven, maar Abraham zelf niet.

“Wanneer je opstaat uit de doden zal je het land beërven”

“Na Egypte, zal je terugkeren om het land te bezitten.”

“Bij het einde der tijden zal je het land erven.”

“Ergens op een andere plaats een tekst die dat zou beweren.”

Abraham wist dat hijzelf het land niet zou bezitten maar dat slechts zijn afstammelingen het zouden beërven.

Abraham zou niets persoonlijks erven, “ook niet een voetstap.”

III. God gaf het land aan de Vaderen door zijn zaad: 1. Gen.28:4: “opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, dat God aan Abraham gegeven heeft. “ 2. Gen.35:12: “En dit land, dat Ik aan Abraham en Izaak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit land geven.” 3. Deut.30:5: God zegt: “En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.”

Daarom: Saul en Abraham een gelijkenis vanuit 1 Sam.15:28 Wat zegt de tekst Saul

Hoe is het vervuld

“Toen zeide Samuël tot hem: De afstammelingen van Saul De HEERE heeft heden het verliezen het koningschap, koninkrijk van Israël van u maar Saul zelf niet. afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

Abraham

Gen.13:17: “wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven.”

24

Gegeven aan de afstammelingen van Abraham niet aan Abraham zelf.

Deze vragen zijn aan de orde: Moet God Saul uit het graf laten opstaan en zijn koninkrijk opnieuw opnemen om het dan aan David te geven om de profetie te vervullen? Ook voor Abraham zou zoiets moeten gebeuren?

IV. Is de “rivier van Egypte” in Gen.15:18, de Nijl of de beek Wadi Arish? We moeten ons met dit probleem bezighouden omdat men in sommige kringen van dispensationalisten zegt dat de landbelofte nog nooit is vervuld, omdat Israël nooit bezit heeft gehad van het land TOT AAN DE NIJL. Dat is niet waar! U ziet hier waarom! A. Gebruik van het woord voor rivier in het OT: Gen.15:18 heeft het Hebreeuwse “Nahar” (Strongs concordantie n° 5104) 1. Het Hebreeuwse “Nahar” (Strongs n° 5104) heeft 98 teksten met het begrip maar nooit als verwijzing naar de Nijl met uitzondering in Gen.15:18? 2. Het Hebreeuwse: “Ye’or” (Strongs n° 2975) is 57 gebruikt en is exclusief voor de Nijl gebruikt. 3. Het Hebreeuwse: “Nachal” (Strongs n° 5158) is gebruikt voor de beek van Egypte en de Euphraat in 2 Kon.24:7.

Term

Hebreeuws

Commentaar

Nijl

Ye’or misrayim

Egyptische term exclusief gebruikt voor de Nijl in de Bijbel

Beek van Egypte

NaHall misrayim

Wadi Arish: zuidelijke grens van het beloofde land

Rivier van Egypte (Gen.15:18)

Nahar misrayim

Indien God naar de Nijl verwijst waarom staat er dan het woord “Ye’or” niet in plaats van “Nahar”?

B. Tekstueel is in Gen.15:18 een contrast aangegeven voor de rivieren “van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath.” 1. De tekst zegt duidelijk dat de Euphraat groter is dan de rivier van Egypte 2. De Nijl is qua stroom op zijn minst zo groot als de Euphraat indien niet groter. Indien er in de tekst de Nijl, zou bedoeld zijn dan zou er staan,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

25

a. van de grote rivier de Nijl in Egypte tot aan de grote rivier, de rivier Euphraat; ofwel b. van de twee grote rivieren, de rivier van Egypte tot aan de rivier de Euphraat; ofwel c. van de rivier in Egypte tot aan de rivier Euphraat 3. Maar wanneer de Wadi Arish aan de orde was, dan zou de tekst exact lezen wat we er nu lezen. Begrijp je dit punt niet dan kun je ook de profetieën aan de aartsvaders niet echt verstaan. C. Indien de Nijl de grens was van het land dat Abraham, Izaak en Jacob of hun nazaten zouden beërven: 1. Dan leefden ze al in het land toen ze slaven waren in het land Goshen! a) Ex.3:17: “Daarom heb Ik gezegd: Ik zal u uit de verdrukking van Egypte opvoeren, tot het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten; tot het land, vloeiende van melk en honing.” b) Ex.33:1: “Voorts sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, trek op van hier, gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven.” c) Deut.6:22,23: “En de HEERE gaf tekenen, en grote en kwade wonderen, in Egypte, aan Faraö en aan zijn ganse huis, voor onze ogen; En Hij voerde ons van daar uit, opdat Hij ons inbracht, om ons het land te geven, dat Hij onze vaderen gezworen had.” d) Deut11:10,11: “Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, dat gij bezaaidet met uw zaad, en bewaterdet met uw gang, als een moestuin. Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; het drinkt water bij de regen des hemels.” 2. Dan leefden ze ook in het beloofde land 40 jaar in de wildernis van de Sinaï! Deut 1:35,36 a) Ex.13:5: “En het zal geschieden, als de HEERE u zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Hevieten, en der Jebusieten, dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing; zo zult gij deze dienst houden in deze maand.” b) Ex.13:11: “Het zal ook geschieden, wanneer u de HEERE in het land der Kanaänieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven hebben” c) Deut.1:6-8: “De HEERE, onze God, sprak tot ons aan Horeb, zeggende: Gij zijt lang genoeg bij deze berg gebleven. Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al hun naburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaänieten, en de Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier Frath. Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou.” d) Deut.1:35,36: “Zo iemand van deze mannen, van dit kwade geslacht, zal zien dat goede land, dat Ik gezworen heb uw vaderen te zullen geven! Behalve Kaleb, de zoon van Jefunne; die zal het


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

26

zien, en aan hem zal Ik het land geven, waarop hij getreden heeft, en aan zijn kinderen; omdat hij volhard heeft de HEERE te volgen.” e) Deut.6:10: “Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; gro- te en goede steden, die gij niet gebouwd hebt” f) Deut.10:11: “Maar de HEERE zeide tot mij: Sta op, ga op reis, voor het aangezicht van het volk, dat zij inkomen, en erven het land, dat Ik hun vaderen gezworen heb, hun te geven.” g) Deut.11:21: “Opdat uw dagen, en de dagen van uw kinderen, in het land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft hun te geven, vermenigvuldigen, gelijk de dagen des hemels op de aarde.” h) Deut.27:3: “En gij zult daarop schrijven alle woorden van deze wet, als gij overgegaan zult zijn; opdat gij komt in het land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, een land vloeiende van melk en honing, zoals de HEERE, de God uwer vaderen, tot u gesproken heeft.” i) Jozua 5:6: “Want de kinderen Israëls wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan was het ganse volk der krijgslieden, die uit Egypte gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam geweest waren, aan wie de HEERE gezworen had, dat Hij hun niet zou laten zien het land, dat de HEERE hun vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende van melk en honing.” D. De Shichor Rivier 1. Exact welke rivier met de term “Shichor” (soms gescheven als “Sichor”) bedoeld wordt is niet algemeen aangenomen. Sommigen zeggen: het is de oostelijke “Pelusiac” arm van de Nijl. Anderen zeggen: het is de beek van Egypte. 2. In elk geval is het een term die volgens het Hebreeuws parallellisme aan de Nijl gelijk gesteld is: Jes.23:3. “En wiens inkomst was het zaad van Sichor over de grote wateren, de oogst der rivier; en zij was de markt der heidenen.” 3. De termen rivier/beek van Egypte zijn uitwisselbaar met elkaar.

Jozua 13:2-5

Jozua 15:45-47

Shichor ten oosten van Egypte

Aan de beek van Egypte

Ekron

Ekron

Asdodiet

Asdod

Gazatiet

Gaza


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

27

4. Is gebruikt voor de zuidelijke grens van Israël samen met de Euphraat als bovenste grens Gen.15:18.

Gen.15:18

Jer.2:18

“Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af”

“met de weg van Egypte, om de wateren van Sihor te drinken”

“tot aan die grote rivier, de rivier Frath”

“de weg van Assur, om de wateren der rivier te drinken?”

5. Het was de zuiderse grens van het land dat Israël bezat: a) Jozua 13:1:3: “Jozua nu was oud, wel bedaagd; en de HEERE zeide tot hem: Gij zijt oud geworden, welbedaagd, en er is zeer veel land overgebleven, om dat erfelijk te bezitten. Dit is het land, dat overgebleven is; al de gebieden der Filistijnen en het ganse Gesuri. Van de Sichor, die voor aan Egypte is, tot aan het gebied van Ekron tegen het noorden, dat de Kanaänieten toegerekend wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten.” b) 1 Kron.13:5: “David dan vergaderde gans Israël van het Egyptische Sichor af, tot waar men komt te Hamath, om de ark Gods te brengen van Kirjath-Jeárim.” E. Rivier/beek van Egypte 1. Gebuikt als de zuidergrens van het beloofde land: Num.34:5 / Jozua 15:4 (“en komt uit aan de beek van Egypte; en de uitgangen van deze grens zullen naar de zee zijn. Dit zal uw grens tegen het zuiden zijn.”) ,47 / Ezech.47:19 / 48:28 2. Werd gebruikt als aanduiding van de noord/zuid grenzen Tekst

Noordelijke grens

Zuidelijke grens

Gen.15:18

de grote river, de rivier Eufraat

van de rivier van Egypte

1 Kon.8:65

van de ingang van Hamath

tot de beek van Egypte

2 Kon.24:7

om de rivier Eufraat

van de beek van Egypte

2 Kron.7:8

van de ingang van Hamath

tot de beek van Egypte

Jes.27:12

de vloeiende stroom van de Eufraat

tot de beek van Egypte

2 Kron.9:26

van de Eufraat rivier

tot aan de grens van Egypte

1 Kon.4:21

van de rivier

tot de grens van Egypte

Jer.2:18

de wateren van de Eufraat

om te drinken de wateren van de Shichor


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther Ex.23:31

tot aan de rivier Eufraat

28

van de wildernis

Besluiten met betrekking tot de “rivier van Egypte” in Gen 15:18 1. Deskundigen zijn verdeeld over de plaats die bedoeld is; de Nijl of de Wadi el Arish. Deze conclusies zijn meestal het resultaat van andere overwegingen dan de Bijbelse. Of van een theologisch oordeel dat er een toekomstig duizendjarig rijk is en het herstel van Israël. 2. God gebruikte niet de exclusieve naam voor de Nijl (Ye’or), maar enen term (Nahar) die nergens anders naar de Nijl verwijst. Wanneer God echt naar de Nijl verwees dan gebruikt Hij een ongewone en verwarrende term ervoor. 3. Nergens anders is de Nijl de grens maar we vinden wel in 11 plaatsen in de Schrift de beek/rivier van Egypte als een verwijzing naar de zuiderse grens van het rijk. Het tekstuele bewijs tegen de Nijl als grens is meer dan overtuigend. 4. Indien de Nijl de grens was dan leefden ze er al in de tijd toen ze in het Egyptische Goshen woonden! 5. Wat met de rivier “Shichor” gezegd wordt het is de zuidergrens van het beloofde land. 6. De Rivier van Egypte, de Shichor en de beek (Wadi el Arish) zijn verwijzingen naar dezelfde stroom.

De Beloften zijn vervuld! Hand.7:17: “Maar toen nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, naderde, nam het volk toe en vermenigvuldigde in Egypte.” V. Belofte van de grote natie vervuld A. Grote natiebelofte is fysiek letterlijk vervuld: 1. Gen.6:3: “Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met de mens, omdat hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd twintig jaren.” 2. Deut.1:10: “De HEERE, uw God, heeft u vermenigvuldigd, en ziet, gij zijt heden als de sterren des hemels in menigte.” 3. Deut10:22: “Uw vaderen trokken af naar Egypte met zeventig zielen; en nu heeft u de HEERE, uw God, gesteld als de sterren des hemels in menigte.” 4. Heb.11:11,12: “Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven de tijd van haar ouderdom heeft zij gebaard; aangezien zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had. Daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan de oever der zee is, dat ontelbaar is.” B. Grote natiebelofte is geestelijk vervuld:


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

29

1. Rom.4:16,17: “Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren;” 2. Gal.3:29: “En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.” 3. Gal.4:28: “Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izaak was.” VI. De Landbelofte is vervuld A. De Landbelofte is fysiek vervuld: Israël heeft al het land ingenomen dat God aan Abraham beloofd heeft: 1. Ex.6:7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE.” 2. Deut.19:7-9: “Daarom gebied ik u, zeggende: Gij zult u drie steden afzonderen. En indien de HEERE, uw God, uw gebied zal verwijden, zoals Hij uw vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, dat Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; (Wanneer gij heel dit gebod zult waarnemen, om dat te doen, wat ik u heden gebied, de HEERE, uw God, liefhebbende, en alle dagen in Zijn wegen wandelende) zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie” Ex 6:7: “En Ik zal u brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand op geheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het u geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!” 2. Het argument van de vrijsteden; wanneer God het land geeft moeten die ook deze zes steden bevatten: De vrijsteden zijn een onderdeel van de belofte: Num 35:9-15 Deut.19:7-9: “Daarom gebied ik u, zeggende: Gij zult u drie steden afzonderen. En indien de HEERE, uw God, uw gebied zal verwijden, zoals Hij uw vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, dat Hij uw vaderen te geven gesproken heeft; (Wanneer gij heel dit gebod zult waarnemen, om dat te doen, wat ik u heden gebied, de HEERE, uw God, liefhebbende, en alle dagen in Zijn wegen wandelende) zo zult gij u nog drie steden toedoen tot deze drie.” Jozua 20:7-9: “Toen heiligden zij Kedes in Galiléa, op het gebergte van Nafthali, en Sichem op het gebergte van Efraïm, en Kirjath-Arba, dat is Hebron, op het gebergte van Juda. En aan gene zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts, gaven zij Bezer in de woestijn, in het platte land, van de stam van Ruben; en Ramoth in Gilead, van de stam van Gad; en Golan in Bazan, van de stam van Manasse. Dit nu zijn de steden, die bestemd waren voor al de kinderen Israëls, en voor de vreemdeling, die in het midden van hen verkeert, opdat daarheen vluchte al wie een ziel per ongeluk slaat; opdat hij niet sterve door de hand van de bloedwreker, totdat hij voor het aangezicht van de vergadering gestaan zal hebben.”

Israël ontving alle landbeloften gedaan aan Abraham in de


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

30

dagen van Jozua. 3. Deut.1:7,8: “Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al hun naburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaänieten, en de Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier Frath. Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou.” 4. Deut.6:18: “En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen des HEEREN, opdat het u welga, en gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft.” 5. Deut.9:5: “Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten, komt gij er heen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid van deze volken, verdrijft de HEERE, uw God, hen voor uw aangezicht uit de bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob,gezworen heeft.” 6. Deut.30:5: “En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.” 7. Jozua 21:43-45: “Alzo gaf de HEERE aan Israël het ganse land, dat Hij gezworen had hun vaderen te geven, en zij beërfden het, en woonden daarin. En de HEERE gaf hun rust rondom, naar alles, wat Hij hun vaderen gezworen had; en er bestond niet één man van al hun vijanden voor hun aangezicht; al hun vijanden gaf de HEERE in hun hand. Er viel niet één woord van al de goede woorden, die de HEERE gesproken had tot het huis van Israël; het kwam allemaal.” 8. Jozua 24:28: “Toen zond Jozua het volk weg, een ieder naar zijn erfdeel.” 9. 2 Sam.7:10,11: “Ik heb aan mijn volk, Israël, een gebied toegewezen. Daar heb ik het geplant en daar kan het nu onbevreesd wonen. Het wordt niet langer door misdadige volken onderdrukt, zoals toen het er pas woonde en ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Jou heb ik rust gegeven door je van je vijanden te verlossen.” 10. 2 Sam.8:3: “Later versloeg hij Hadadezer, de zoon van Rechob, de koning van Soba, toen deze op weg was om zijn macht over het gebied langs de Eufraat te herstellen.” (Wij gebruiken hier de NBV die duidelijker het begrip “herstellen” gebruikt. 11. 1 Kon.4:21: “En Sálomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier tot het land der Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Sálomo al de dagen van zijn leven.” 12. 2 Kon.14:25: “Hij bracht ook terug het gebied van Israël van de ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, de God van Israël, dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn knecht Jona, de zoon van Amitthai, de profeet, die van Gath-Héfer was.” 13. 2 Kron.9:26: “En hij heerste over alle koningen, van de rivier tot aan het land der Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte.” 14. Neh.9:6-8: “En Gij hebt zijn hart getrouw gevonden voor Uw aangezicht, en hebt een verbond met hem gemaakt, dat Gij zoudt geven het land der Kanaänieten, der Hethieten, der Amorieten, en


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

31

der Ferezieten, en der Jebusieten, en der Girgasieten, dat Gij het zijn zaad zoudt geven; en Gij hebt Uw woorden bevestigd, omdat Gij rechtvaardig zijt.” 15. Ps.105:42-44: “Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht. Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten de arbeid der volken.” 16. Jer.11:5: “Opdat Ik de eed bevestigde, die Ik uw vaderen gezworen heb, hun te geven een land, vloeiende van melk en honing, als het is te dezen dage. Toen antwoordde ik en zeide: Amen, o HEERE!” 17. Ezech.20:42: “En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik u in het land Israëls gebracht zal hebben, in het land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, om het uw vaderen te geven.” 18. Hand.7:17: “Maar toen nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, naderde, nam het volk toe en vermenigvuldigde in Egypte.” 19. Hand.13:19: “En zeven volken uitgeroeid hebbende in het land Kanaän, heeft Hij hun door het lot het land van hen uitgedeeld.” 20. Rom.4:13: “Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid.” B. IS DAT VOOR EEUWIG? NEEN! Blijvend bezit van het land is afhankelijk van hun gehoorzaamheid! 1. Deut.6:10,15,18,19: “Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt, (…) Want de HEERE, uw God is een naijverig God in het midden van u; dat de toorn van de HEERE, uw God, tegen u niet ontsteke, en Hij u van de aardbodem verdelge. (…) En gij zult doen, wat recht en goed is in de ogen des HEEREN, opdat het u welga, en gij inkomt, en erft het goede land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft; Om al uw vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, zoals de HEERE gesproken heeft.” 2. Deut.8:19,20: “Maar indien het geschiedt, dat gij de HEERE, uw God, geheel vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en u voor hen buigt, zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker zult vergaan. Gelijk de heidenen, die de HEERE voor uw aangezicht verdelgd heeft, alzo zult gij vergaan, omdat gij de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam zult geweest zijn.” 3. Deut.9:5: “Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten, komt gij er heen in, om hun land te erven; maar om de goddeloosheid van deze volken, verdrijft de HEERE, uw God, hen voor uw aangezicht uit de bezitting: en om het woord te bevestigen, dat de HEERE, uw God, aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft.” 4. Deut.30:17,18: “Maar indien uw hart zich zal afwenden, en gij niet horen zult, en gij verleid zult worden, dat gij u voor andere goden buigt, en die dient; Zo verkondig ik u heden, dat gij voorzeker zult omkomen; gij zult de dagen niet verlengen op het land, waar gij over de Jordaan naar toe gaat, om daarin te komen, dat gij het erfelijk bezit.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

32

5. Jozua 23:12-16: “Want zo gij enigszins afkeert, en het overige van deze volken aanhangt, van deze, die bij u overgebleven zijn, en u met hen verzwagert, en gij tot hen zult ingaan, en zij tot u; Weet voorzeker, dat de HEERE, uw God, niet voortvaren zal deze volken van voor uw aangezicht te verdrijven; maar zij zullen u zijn tot een strik, en tot een net, en tot een gesel aan uw zijden, en tot doornen in uw ogen, totdat gij omkomt van dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. En ziet, ik ga heden in de weg der ganse aarde; en gij weet in uw ganse hart en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord gevallen is van al die goede woorden, welke de HEERE, uw God, over u gesproken heeft; zij zijn u alle overkomen; er is daarvan niet een enig woord gevallen. En het zal geschieden, zoals al die goede dingen over u gekomen zijn, die de HEERE, uw God, tot u gesproken heeft, alzo zal de HEERE over u komen laten al die kwade dingen, totdat Hij u verdelgt van dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. Wanneer gij het verbond van de HEERE, uw God, overtreedt, dat Hij u geboden heeft, en gij heengaat en andere goden dient, en u voor die neerbuigt, zo zal de toorn des HEEREN over u ontsteken, en gij zult haastig omkomen van het goede land, dat Hij u gegeven heeft.” 6. Jer.18:1-10: “Het woord, dat tot Jeremía geschied is van de HEERE, zeggende: Maak u op, en ga af in het huis van de pottenbakker, en aldaar zal Ik u Mijn woorden doen horen. Zo ging ik af in het huis van de pottenbakker; en ziet, hij maakte een werk op de schijven. En het vat, dat hij maakte, werd verdorven, als leem, in de hand van de pottenbakker; toen maakte hij daarvan weer een ander vat, zoals het recht was in de ogen van de pottenbakker te maken. Toen geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: Zal Ik u niet kunnen doen, gelijk deze pottenbakker, o huis Israëls? spreekt de HEERE; ziet, gelijk leem in de hand van de pottenbakker, alzo zijt gij in Mijn hand, o huis Israëls! In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken, en afbreken, en verdelgen; Maar indien dat volk, waarover Ik zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid bekeert, zo zal Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik het dacht te doen. Ook zal Ik in een ogenblik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal bouwen en planten; Maar indien het doet, wat kwaad is in Mijn ogen, dat het naar Mijn stem niet hoort, zo zal Ik berouw hebben over het goede, waarmee Ik gezegd had het te zullen weldoen.” 7. Jer.19:10,11: “Dan zult gij de kruik verbreken voor de ogen der mannen, die met u gegaan zijn; En gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE der heerscharen: Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken, zoals men een pottenbakkersvat verbreekt, dat niet weer geheeld kan worden; en zij zullen hen in Tofeth begraven, omdat er geen andere plaats zal zijn om te begraven.” C. De landbelofte is ook geestelijk vervuld 1. Rom 4:13,14: “Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want indien zij, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden, en de beloftenis te niet gedaan.” 2. Gal 3:18: “Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadig gegeven.” 3. Gal 4:23-28: “Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; hetwelk dingen zijn, die andere betekenis hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van de berg Sinaï, tot dienstbaarheid barende, hetwelk


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

33

is Agar; want dit, namelijk Agar, is Sinaï, een berg in Arabië, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan van haar, die de man heeft. Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was.” 4. Eph 1:10-14: “Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide wat in de hemel is, en wat op de aarde is; in Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil; Opdat wij zouden zijn tot prijs van Zijn heerlijkheid, wij, die eerst in Christus gehoopt hebben. In Wie ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Wie gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte; Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid.” Heb 4:3 en de parallelverzen wijzen op een vervulde profetie Deut.1:34,35

Ps. 95:11

Heb. 4:3 Heeft u een Bijbel met verwijsteksten dan merk je dat Ps.95:11 hier op wijst.

zo werd Hij zeer toornig, en zwoer, zeggende

Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen

Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn

van deze mannen, van dit kwade geslacht,

Zo zij

Indien zij

zo iemand

zullen ingaan

Zullen ingaan

zal zien dat goede land, dat Ik gezworen heb uw vaderen te zullen geven

in Mijn rust!

in Mijn rust!

Het is duidelijk dat het land een type was van de rust in de hemel waar David over sprak, het gaat om het spirituele (geestelijke) antitype van de beloften aan de vaderen gedaan. a) God sprak van een andere rust na Jozua, door David in Psalm 95 b) Jozua & Jezus zijn voorlopers van de belofte; Jozua van Palestina; Jezus van de hemel: Heb.6:11-13;19,20 spreekt van de volle verzekering ... van ontvangen van beloften ...van Gods beloften aan Abraham ... we hebben deze hoop ... iemand die de heilige plaats is doorgegaan waar Jezus als voorloper is ingegaan c) Jozua was voorloper naar het letterlijke beloofde land, Jezus naar het spirituele beloofde land. 1. Abraham zag naar wat uit tijdens zijn leven; niet naar Ur, niet naar het beloofde land,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

34

maar naar de hemel zelf (Heb.6:19 / 9:11,24). a) Heb.11:8-19: Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou. Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte; als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven de tijd van haar ouderdom heeft zij gebaard; aangezien zij Hem getrouw heeft geacht, die het beloofd had. Daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan de oever der zee is, dat ontelbaar is. Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben die van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Want die zulke dingen zeggen, betonen duidelijk, dat zij een vaderland zoeken. En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weer te keren; Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is, naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God voor hen niet, om hun God genaamd te worden; want Hij had hun een stad bereid. Door het geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izak geofferd, en hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd, (Tot wie gezegd was: In Izak zal u het zaad genaamd worden) overleggende, dat God machtig was, hem ook uit de doden te verwekken; waaruit hij hem ook bij gelijkenis wedergekregen heeft.” 2. De hemel is de echte plaats waar God aanwezig is, deze schepping, die we nu beleven is niet voor eeuwig. Deze schepping is van tijdelijke natuur en aard. Heb.11:1: “Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet.” 2 Cor.4:18: “ Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.” Col.1:16: “Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.” Heb.9:11,24: “Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door de meerdere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, (…)Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons.” Opb.20:11: “En ik zag een grote witte troon, en Hem, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvluchtten, en geen plaats is voor die gevonden.” Opb.21:4: “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

35

Opb.21:1,23 / 22:5: “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. (…) En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in haar zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars. (…) En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid.” Joh.13:36-14:6: “Simon Petrus zeide tot Hem: Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen; maar gij zult Mij later volgen. Petrus zeide tot Hem: Heere, waarom kan ik U nu niet volgen? Ik zal mijn leven voor U zetten. Jezus antwoordde hem: Zult gij uw leven voor Mij zetten? Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De haan zal niet kraaien, totdat gij Mij driemaal verloochend zult hebben. Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben. En waar Ik heenga, weet gij, en de weg weet gij. Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat; en hoe kunnen wij de weg weten? Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij.” 2 Pet.3:10: “Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden.” Heb.11:3: “Die, alzo Hij is het Afschijnsel van Zijn heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld van Zijn zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord van Zijn kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelf te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste hemelen” Heb.12:25-29: “Ziet toe, dat gij Hem, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die hem verwierpen, die op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Hem afkeren, Die van de hemelen is; wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook de hemel. En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn. Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, waardoor wij welbehagelijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur.” Joh.18:36: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.” 1 Pet.1:17: “En indien gij tot een Vader aanroept Hem, Die zonder aanneming des persoons oordeelt naar een ieders werk, zo wandelt in vreze de tijd van uw inwoning;” Heb.13:14: “Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.” 3. Onze opgewekte lichamen zijn niet van een fysieke natuur zoals we het nu kennen,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

36

we worden als God in natuur = geestelijk. 1 Cor.15:35-54: “Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden, en met wat voor lichaam zullen zij komen? Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is; en hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een naakt graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van een der andere granen. Maar God geeft het een lichaam, gelijk Hij wil, en aan ieder zaad zijn eigen lichaam. (…) Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam. Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakende Geest. Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke. (…) Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; in een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. En wanneer dit verderfelijke onverderfelijkheid zal aangedaan hebben, en dit sterfelijke onsterfelijkheid zal aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning.” 1 Joh.3:2: “ Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.” Met de opstanding zullen we op Jezus lijken. Phil.3:20,21: “Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus; die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelf kan onderwerpen.” Mat.13:44: “Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in de akker verborgen, die een mens gevonden hebbende, verborg die, en van blijdschap erover, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt die akker.” We hebben een verborgen schat = ons leven dat verborgen is in Christus = Col.3:1-4: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.” 1 Cor.15:49,50: “En gelijk wij het beeld van de aardse gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld van de hemelse dragen. Doch dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet beërven kunnen, en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet.” Wij zijn in de opstanding geen gewone mensen meer als het vlees en bloed dat we nu hebben. 1 Cor.6:13: “De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen; maar God zal beide deze en die te niet doen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor de Heere en de Heere voor het lichaam.” Het opstandingslichaam zal geen copie zijn van wat we waren om te eten en te drinken zoals voordien. 4. Het begrip erven en erfdeel is in het Nieuw Testament niet een stuk land


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

37

maar is steeds iets hemels. Goddelijke zegen – Eph.1:3: “Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.” Eeuwig leven - Mat.19:29: “En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beërven.” Luc.10:25: “En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven?” Luc.18:18: “En een zeker overste vroeg Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven?” Koninkrijk van God & Christus - Mat.25:34: “Alsdan zal de Koning zeggen tot hen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld.” Eph.5:5: “Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.” Het koninkrijk - 1 Cor.15:50 (NBV): “Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dit: wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid.” Redding - Heb.1:14: “Zijn zij niet allen dienende geesten, uitgezonden om hen bij te staan die deel zullen krijgen aan de redding?” De beloften - Heb.6:12: “Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen, die door geloof en lankmoedigheid de beloftenissen beërven.” Een zegening - 1 Pet.3:9: “Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegening zoudt beërven.” Een erfenis in de hemelen - 1 Pet.1:4: “Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor.” Zoonschap - Opb.21:6,7: “Die overwint, zal alles beërven; en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn. Maar de vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al de leugenaars, hun deel is in de poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.” Een erfdeel - Eph.1:11: “In Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.” Een onderpand - Eph.1:14: “Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

38

We zijn overgezet in het Koninkrijk - Col.1:12-14: “Dankende de Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht; die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde; in Wie wij de verlossing hebben.” Heb.9:15: “En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen spreken.” 5. Het dispensationalisme wekt vragen op als, waar zegt het Nieuw Testament dat Abraham zal in een letterlijk lichaam opgewekt worden? Abraham zal wanneer hij opstaat bezit nemen van het land Kanaän? Onze hoop is op deze zelfde planeet aarde te wonen? Wat wil dat zeggen: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde? VII. HET ZAAD ONTVANGT DE BELOFTEN OP EEN GEESTELIJKE WIJZE en de letterlijke vervullingen zijn gestopt. Hand.3:25,26: “Gij zijt kinderen van de profeten, en van het verbond, dat God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. God, opgewekt hebbende Zijn Kind Jezus, heeft Hem eerst tot u gezonden, dat Hij u zegenen zou, daarin dat Hij een ieder van u afkere van uw boosheden. Hand.13:32,33,38: “Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven: “Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt. (…) U moet dus weten, broeders en zusters, dat het dankzij hem is dat aan u de vergeving van de zonden verkondigd wordt; iedereen die op grond van de wet van Mozes geen vrijspraak kon krijgen.” Gal.3:8,9: “En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met de gelovige Abraham.” Gal.3:17: “En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren door God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis te niet te doen.” Gal.3:18: “Immers, als de erfenis afhankelijk van de wet zou zijn, zou ze niet afhankelijk zijn van de belofte, maar het is nu juist door zijn belofte dat God zijn genade aan Abraham heeft geschonken.” Gal.3:28,29: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

39

Dan wordt het ook duidelijk dat er in het Nieuwe Testament géén nadruk gelegd wordt op een herstel in het land Kanaän na de komst van Christus. Paulus zegt in Rom.4:13-18: “Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want indien zij, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden, en de beloftenis te niet gedaan. Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: alzo zal uw zaad wezen.” (Einde samenvatting) In verband met de verovering van Kanaän, willen we nog drie belangrijke dingen zeggen, omdat het verkeerd begrijpen van dat feit tot verkeerde theologische conclusies aanleiding geeft: 1°) Israël heeft het bevel van God gekregen tot die overrompeling. Het is Zijn land en heeft het aan de kinderen van Abraham beloofd (Gen.12:5-7). God zou de Kanaïnieten LANGZAAM LATEN VEROVEREN (Ex.23:29,30 / Deut.7:22). Enkele Hevitische stammen hebben getracht door een list vrede te sluiten met Israël. Vijf koningen gaan Israël aanvallen maar worden verslagen door God; o.a. door grote hagelstenen (Jozua 9:17,24,25 / 10:1-27). Uit vergelijking van Jozua 11:21-23 en 14:6,12 / 15:13-17 blijkt dat de Kanaïnieten soms eens opnieuw een gedeelte veroverden terwijl Israël ergens anders oorlog voerde. Na Jozua 13 zijn alle stammen verslagen maar er zijn nog enkele verzetsgroepen overgebleven. Deze worden voor het grootste deel overwonnen en worden verplicht tot dwangarbeid (Jozua 15:13-15 / 16:10 / 17:11-13,16-18 / Richt.1:17-21,27-36) De Bijbel zegt dat de Kanaïnieten volledig vernietigd werden (Num.21:1-3 / Jozua 6:20,21 / 8:2127 / 10:26-40). Tijdens de verovering begon Jozua al aan de verdeling aan de verscheidene stammen (Jozua 13:7 / 14:1,2,6). De nederlagen die Israël geleden heeft waren de fout van henzelf en niet van God die Zijn belofte gehouden heeft (Jozua 17:16-18 / Richt.4:13). Het heeft de maken met de ONTROUW van Israël volgens Num.14:44,45 / Jozua 7:1-12. Uiteindelijk heeft Israël alles ontvangen wat God aan de aartsvaders en dezen in de woestijn beloofd had (Joz.21:43-45).


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

40

2°) Israël heeft niet alles gedaan wat God van hen vroeg: de Kanaïnieten ofwel doden of verjagen. Het was van tevoren voorspeld dat ze het zouden doen en ook dat ze ervoor gestraft zouden worden (Num.33:35,36 / Richt.2:1-3,11-23 / Ps.106:34-43). 3°) Als straf zullen de overgebleven van de Kanaïnieten een doorn zijn voor Israël (Num.33:55 / Recht.4:1,2). Ze verliezen bijvoorbeeld de strijd tegen Aï omdat Achan iets heeft achtergehouden van de buit van een vroegere strijd en dat mocht niet (Jozua 7:1-8:29). Ze zullen een proef vormen op het geloof van het volk want die volkeren hebben een verdorven religie en mooie beschilderde vrouwen (Recht.2:20-22 / 2 Kon.9:30). Wanneer Israël later “verdragen” zal sluiten met de overgebleven Kanaïnieten zal dat een schande zijn (Recht.4:2,3). David zal de Jebusieten verdrijven uit Jeruzalem (2 Sam.5:6-9). Salomo zal de overgebleven Kanaïnieten (geen stammen, maar enkelingen) dwangarbeid laten verrichten. Dus drie dingen zijn duidelijk uitgelijnd in deze teksten: 1°) GOD HEEFT ZIJN BELOFTE GEHOUDEN. 2°) ISRAEL DOET NIET ALTIJD WAT GOD VRAAGT. 3°) UITEINDELIJK ZULLEN DE OVERGEBLEVEN KANAINIETEN GESTRAFT WORDEN VIERHONDERD JAAR LATER.

Dan wordt het ook duidelijk dat er in het Nieuwe Testament géén nadruk gelegd wordt op een herstel in het land Kanaän voor of na de Wederkomst van Christus. Paulus zegt in Rom.4:13-18 immers:

“ Want DE B E L O F T E i s N I E T DO O R D E WET A b r ah a m o f z i j n z aad ge s c h i ed, namelijk, dat

aan hij

een

erfgenaam der wereld zou zijn, maar doo r de rechtvaardigheid des geloofs. Want INDIEN ZIJ, DIE UIT DE WET ZIJN, ERFGENAMEN ZIJN, ZO IS HET GELOOF IJDEL GEWORDEN, en de beloftenis te niet gedaan. Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: alzo zal uw zaad wezen.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

41

SLOTCONCLUSIE: Wie een wederopbouw leert van de tempel en het offeren - dus een religieus herstel - doet de Schrift geweld aan. Alle beloften aan Abraham, en die overtreffen alles wat in de wet van Mozes staat zijn vervuld in de gemeente van Christus. Een verzameling van gelovigen uit joodse afkomst een heidense afkomst die Jezus als verlosser hebben aanvaard; dat is het ENIGE antwoord dat YaHWeH gegeven heeft. Tweede mogelijkheid

David Ben-Gurion, geflankeerd door zijn leden van de voorlopige regering, leest de Declaration of Independence in de Tel Aviv Museum Hall op 14 mei 1948 (photo credit: Israel Government Press Office). Voor velen het begin van het herstel van Israël in een totaal nieuwe versie. Ik zelf geloof niet dat het iets te maken heeft met een herstel van Godswege. Die nieuwe staat is mensenwerk; het werk van het Zionistisch streven. Het merendeel van de leden van de Zionistische partij zijn/waren ongelovigen. Waarom willen kerken meewerken aan de verwezenlijking van een ongelovig Israël? Vervulling van een of andere profetie zie ik hier niet! Hall Lindsey gaat nog veel verder: hij heeft de onzichtbare Wederkomst = de opname van de gemeente voorspeld voor het jaar 1988. Op 14 mei 1948 is Israël opnieuw een staat geworden. Dan zegt H. Lindsey; zoals het volk 40 jaar in de woestijn was, zo zou Israël zijn nieuwe status van God ontvangen 40 jaar later = 1988. Zie The late Great Planet earth, Engelse uitgave blz.43 en 54. Van een “imminent return” was er voor hem dus geen sprake: want er moet vooreerst herstel zijn van Israël. De Heer zou dus niet in 1940 hebben kunnen terugkeren of in 1946! Hij was niet de énige in deze euforie. Billy Graham zei in dat verband in 1950: “nog twee jaar en alles is voorbij” (‘U.S. NEWS AND WORLD REPORT, december 19 1994, blz.67). Een andere theoloog van de dispensationalisten Whisenant gaf 88 redenen waarom het zou geschieden in 1988. Hij verkocht één miljoen exemplaren van zijn boek. Van zijn tweede boek dat verwees naar


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

42

1989, want hij was een jaar fout, verkocht hij er tienduizend. Harold Camping, van Family Radio, had later uitgecijferd dat het in 1994 zou gebeuren. Het jaar kwam en ging zonder de noemenswaardige gebeurtenissen voorbij. Er was niets nieuws onder de zon dat jaar! We mogen van twee zaken zeker zijn. Ten eerste dat veel van de door ons hierboven aangehaalde teksten hun vervulling hebben gekregen toen een groot aantal Joden uit de Babylonische gevangenschap naar huis terug kwamen na een 70jarige ballingschap. En ééns vervuld wil nog niet zeggen: er komt nog een vervulling voor de tweede (derde, vierde) maal. Ten tweede is het dat vanuit het NT duidelijk wordt gemaakt dat het begrip Israël uitgebreid is naar een geestelijke betekenis. De gelovige heiden draagt óók de titel van geestelijk Israëliet. En zo kunnen één of meerdere van de voornoemde profetieën over herstel in de vorige paragraaf over zo een herstel spreken: geestelijk en niet letterlijk. We nodigen u uit dit zelf te onderzoeken na een beschouwing over dat principe in het Nieuw Testament. HAND.2:17-21 = JOËL 2:2832.

DE KOMST VAN DE HEILIGE GEEST OVER DE GEMEENTE.

DE GEMEENTE VAN HET NT = (NIEUWE / VERNIEUWDE) ISRAËL.

Gal.3:16 = Gen.12:7 / 13:15 / 24:7.

De beloften aan Abraham zijn vervuld in Christus.

In Hem (door Hem) zijn ook de Heidenen gered. De gemeente van het NT = Israël.

2 Cor.6:16 = Lev.26:12 / Jer.32:38 / Eze.37:27.

De Kerk (gemeente) is de tempel van God.

De gemeente van het NT = Israël.

Rom.9:25 = Hosea 2:23.

God noemt de Kerk (gemeente) MIJN VOLK.

De gemeente van het

Christus is een licht voor de Heidenen.

De gemeente van het NT =

Hand.13:34 = Jes.55:3.

God heeft Jezus uit de dood opgewekt. Christus zit op de troon van David.

De gemeente van het NT = Israël.

Mat.2:15 = Hos.11:1.

God heeft zijn zoon uit Egypte geroepen.

Christus van het NT = Israël.

Hand.15:16,17 = Amos 9:11,12.

De vervallen tent van David is wederom opgericht.

De gemeente van het NT = Israël.

Rom.11:26,27 = Jer 31:31,34.

Het ganse Israël wordt gered.

De gemeente van het NT = Israël.

Eph.2:16,17 = Jes.57:19.

Christus heeft aan het kruis vrede gebracht aan gelovige Joden en gelovige Heidenen.

De gemeente van het NT = Israël = Gelovige Joden en Heidenen.

Eph.2:11-13.

Het nieuwe verbond is er ook

De gemeente van het NT =

Hand.13:47 = Jesaja 49:6.

NT = Israël.

Israël plus Christus = Israël.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther voor Heidenen.

43

Israël.

Een nota: Zijn joden een superras? Ik hoor - en jullie ook want men schrijft dat en zegt het nadruk - dat er beweerd wordt dat Joden een superras zijn van geleerden. Ze zouden de meeste Nobelprijzen in de wacht gesleept hebben. Kan wel zijn maar ik heb een andere visie! Ik heb namelijk drie ongelovigen joden op het oog en voor hen was religieus denken een foutief antwoord op wat de mens kan weten. Drie atheïsten van Joodse afkomst die de wereld op zijn kop gezet hebben en het nog steeds doen. Die zowel het wetenschappelijk beeld van de Bijbel ondermijnen als de visie op de mens als een schepping van God negeren. Drie anti-joden die er ook nog prat op gingen van Joodse afkomst te zijn. We hebben in de citaten de voetnoten weggelaten. Albert Einstein Uit https://nl.wikipedia.org/wiki/Albert_Einstein#Godsdienstige_opvattingen Godsdienstige opvattingen De kwestie van determinisme in de wetenschap leidde tot vragen over Einsteins opvatting over theologisch determinisme en of hij geloofde in (een) God. In 1929 zei Einstein tegen Rabbi Herbert S. Goldstein: “Ik geloof in Spinoza’s God, die zich openbaart in de harmonieuze ordening van de wereld, niet in een God die zich bezighoudt met het lot en de activiteiten van de mensen.” [40] In een brief uit 1954 schreef hij “Ik geloof niet in een persoonlijke God. Dat heb ik nooit ontkend maar altijd duidelijk aangegeven.”[41] In een brief aan de filosoof Erik Gutkind merkte Einstein op: “Het woord God is voor mij een uiting en voortvloeisel van menselijke zwakheid. De Bijbel is een verzameling van eerbiedwaardige maar toch primitieve legenden die nogal kinderachtig zijn.”.[42] Einstein noemde zich een agnost.[43][44] In een interview met Time Magazine legde hij uit dat de mens het wezen van God niet kan kennen: “Ik ben geen atheïst en ik kan me, geloof ik, geen pantheïst noemen. We zijn als een klein kind dat een enorme bibliotheek binnenstapt met boeken in vele verschillende talen. Het kind beseft dat iemand die boeken moet hebben geschreven, maar weet niet hoe. Het vermoedt vagelijk een geheimzinnige orde in de rangschikking van de boeken maar weet niet welke. Dit lijkt me de houding van zelfs de intelligentste mens ten opzichte van God.” Wat hij wel enkele malen zei is dat “het heelal als God is.” Wat niet wegneemt dat hij fier was Jood te zijn. In het voetspoor van de stellingen van Einstein werkten in zowel Duitsland als de Verenigde Staten van Amerika geleerden aan de bouw van de atoombom. Einstein zelf was er tegen gekant en dacht dat er een totale smelting van de aardkorst zou gebeuren. In een artikel op een Amerikaanse site is aangegeven dat de voornaamste medewerkers die aan het project werkten: voor 85 % joden waren. En gezien ze allen vrienden en medewerkers waren van Einstein zeer waarschijnlijk ook atheïstische Joden. Nog een geluk dat ze gevlucht waren want waren ze in Duitsland gebleven en


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

44

gewerkt aan het Duitse project dan was de wereldgeschiedenis op een andere wijze herschreven. Zie: http://www.americanthinker.com/articles/2015/02/jewish_scientists_helped_america_build_the_at om_bomb.html Sigmund Freud Uit de Engelse versie http://www.jewishmag.com/71mag/freud/freud.htm een Engelse Joodse site vertalen we: “Het is niet de bedoeling van dit artikel ons te verdiepen in het aspect van Freuds ontwikkeling van zijn werk in de psychoanalyse en zijn openbaringen, maar eerder om een schets te geven van Freud, de Jood. Hoewel Freud nooit bekend was voor zijn deelname aan de religieuze aspecten van het jodendom, hij heeft zich nooit gedistantieerd van zijn Joodse afkomst. Het is een feit dat de meeste van zijn medewerkers Joden waren. (...) Freud, de psychoanalyticus, analyseerde het Bijbelse verslag van Mozes en de Joden, alsof het werd geschreven door mensen die net als alle mensen, proberen om hun levensverhaal te verfraaien. Freud ging met mensen die de ware bron van hun acties bedekten om als met een facade. Om mensen te begrijpen, moest Freud deze externe voorstelling die een mens geschapen had om zijn zwakheden te beschermen ten volle ontbloten. Ver van een afwijzing van de geldigheid van de Bijbel, aanvaard Freud, het boek alleen als een externe manifestatie van het innerlijke trauma van de Joodse natie. Zijn interpretatie was hierop gebaseerd: de Bijbel werdt geschreven door mensen, niet zoals we weten, gedicteerd door God.”  Over Sigmund Freud schreef Peter Gay het boek Een goddeloze jood: Freud, het atheïsme en het ontstaan van de psychoanalyse (Houten, De Haan, 1988). Karl Marx Citeren van https://nl.wikipedia.org/wiki/Karl_Marx Marx' ouders waren oorspronkelijk joods en stamden beiden uit rabbijnengeslachten. Heinrich Marx heette voorheen Hirschel Mardochai, maar bekeerde zich tot het protestantisme en veranderde zijn naam omdat het, nadat het voordien tot Napoleons keizerrijk behorende Trier in 1815 bij het reactionaire Pruisen kwam, als jood voor Heinrich onmogelijk werd in staatsdienst te blijven werken. De bekering was voor vader Marx geen grote stap; hij was liberaal, beïnvloed door de Franse Revolutie, geen belijdend jood en achteraf waarschijnlijk ook geen belijdend christen.[8] (…) Marx heeft bij de ontwikkeling van zijn filosofische denkbeelden onder meer invloed ondergaan van de dialectiek van Georg Hegel, de economische inzichten van Adam Smith, de atheïstische denkbeelden van Ludwig Feuerbach en de ideeën van de Franse socialisten van de eerste helft van de 19e eeuw, zoals Proudhon en Saint-Simon, welke door Marx, die weinig respect had voor mensen die met hem van mening verschilden, overigens geringschattend “utopische socialisten” werden genoemd” Het boek A Lethal Obsession: Antisemitism from Antiquity to the Global Jihad, van Robert S. Wistrich, Random House, 2010 heeft enkele oogopeners van de invloed van Marx op het moderne Jodendom. Drie titels van hoofdstukken zijn: Revolutionary Jews from Marx to Trotsky / Trotsky: Fate of a Revolutionary Theories of Fascism / The Postcommunist Trauma. Warm aanbevolen.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

45

Op deze site staan enkele belangrijke documenten van het Marxistisch Leninistisch denken. https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels Gewoon als geschiedenis te lezen en niet als een ondersteuning van je eigen christelijk geloof. Vergeeet niet dat Marx dit erover zei: “De religie is de zucht van de in benauwenis verkerende creatuur, het gemoed van een harteloze wereld, zoals zij de geest van de geestloze toestanden is. Zij is de opium van het volk.” De schrijver van het artikel https://nl.wikipedia.org/wiki/Opium_van_het_volk zegt hierbij: “Het opium van het volk, iets dat door het volk zelf is gecreëerd. Marx vond dat de mens religie zelf in het leven heeft geroepen als middel om zichzelf in een roes te helpen nu het aardse leven zo ondraaglijk was geworden. Religie helpt de arbeidersklasse dom te houden en verdedigt de uitbuiting.” Het vorige moet iedereen tot nadenken stemmen! Ja, voor het Oude Testament dat joods is van oorsprong, maar goed afwegen met welke jood je te doen hebt. Deze drie atheïsten hebben al lang het straatbeeld getekend.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

46

Hier boven is een voorbeeld van verdedigers die in de zaken die nu geschieden in Israël zien als de vervulling van de beloften van God. Wat God vooraf voorspelde krijgt volgens ds van Barneveld en vele anderen de vervulling in een grotendeels “ongelovige staat.” Dit is een citaat uit de scan: “Wat is het sterkste argument tegen de vervangingsleer?“Dat is God zelf. Hij maakt zelf een einde aan de vervangingsleer. In de eerste plaats doordat Hij eeuwenoude profetieën over het herstel van het land Israël en de terugkeer van het volk Israël, op onmiskenbare wijze vervult. De Heere verandert niet. Hij was en is en blijft de God van Abraham, Isaak en Israël.” Ds van Barneveld minimaliseert een hoop zaken en veegt een deel ander de mat, zodat de gewone man/vrouw die niet verder zoekt een verkeerd beeld heeft. Er zijn in Israël bijvoorbeeld een groep van tussen de 5% en 7 % orthodoxe joden die niet geloven in de huidige staat Israël als iets dat God bewerkt heeft. Ze leren dat de echte staat er maar komt nadat de Messias gekomen zal zijn. Op een site vonden we nog een statistiek over de religiositeit van het huidige Israël, er is beterschap wat betreft het aantal “gelovigen” maar om welk soort geloof het is kan je er niet uit opmaken. http://mijn-kijk-op.infonu.nl/mens-en-samenleving/91554-opinie-israel-21-peilingisraelischejoden-religieuzer-2012.html Toename van het percentage religieuze Joden in Israël Identiteit

1999

2011

religieus (dati)

11%

15%

ultra-orthodox (charedi)

5%

7%

traditioneel (mesorati)

32%

32%

seculier (chiloni)

46%

43%

anti-religieus

6%

3%

totaal gelovigen

48%

54%

totaal ongelovigen

52%

46%

(bron: Israël Democratie Instituut (IDI) in samenwerking met de Avi Chai Stichting)

Dus bruisend van geloof is Israël’s bevolking niet, maar we gaan verder met ons eigen betoog. De hiernavolgende tabel kan u ook duidelijk maken dat men zich niet moet verliezen in


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

47

het gebruik van één of ander beeld of gedachte in verband met de gemeente en met Israël. Er lopen in de Bijbel vele beelden door elkaar die aantonen dat het echte Israël uit gelovige christenen bestaat. Zeker geen politieke staat! Eén beeld geeft aan dat een bepaald aspect van de gemeente zo beschreven is. Een ander beeld geeft iets anders te kennen. De conclusie is echter zonder dat we eraan moeten twijfelen: het ware Israël = de kerk = de gemeente = de synagoge van het OT is = deze uit het NT, want ze hebben dezelfde namen en titels. In deze gemeente van het Nieuwe Testament oorspronkelijk bestaande uit Joden krijgen gelovigen uit de Heidenen dezelfde rechten (ook aangepaste plichten!) als de gelovigen uit Israël. Daarom ziet men ook dat de termen die gebruikt zijn voor het Israël uit de oudheid toegepast worden op de gemeente van Christus waarin ook heidenen die titels dragen evenals de gelovige Joden. BESCHRIJVING “Gods tempel” “kinderen der belofte”

OUD TESTAMENT Ex.29:45 Jer.31:31-33

“zaad van Abraham” Gen.17:7,8 “erfgenamen naar de Deut.29:12,13 belofte” “Gods uitverkorenen” Lev.20:24,26 “wij zijn de besnijdenis” Gen.17:12 “erfgenamen van het Jes.62:12 koninkrijk” “een eigen volk” Deut.4:20 “het volk van God” Ex.19:5 “een uitverkoren geslacht” Ex.19:5 “een koninklijk Ex.19:6 priesterschap” “een heilige natie” Ex.19:6 “een volk Gode ten Ezech.37:23 eigendom” “de berg Sion” Ps.2:6 “de Stad van de levendePs.48:2 God” “het hemelse Jeruzalem” Joël 2:32 “de heilige Stad” Ps.125:1 “en Hij heeft ons tot eenEx.19:5,6 koninkrijk, tot priesters voor Zijn God en Vader gemaakt”

NIEUW TESTAMENT 1 Cor.3:16 Rom.9:8 (Joden) / Gal.4:28 (Heidenen) Gal.3:29 Gal.3:29 Col.3:12 Phil.3:3 Jac.2:5 Tit.2:14 Heb.4:9 1 Pet.2:9 1 Pet.2:9 1 Pet.2:9 1 Pet.2:9 Heb.12:22 Heb.12:22 Heb.12:22 Opb.21:2 Opb.1:6

Ja, Gods profetie en beloften gedaan aan Israël en de aartsvaders zijn vervuld in de Gemeente van de Heer.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

48

SLOTCONCLUSIE: David Ben-Gurion heeft op14 mei 1948 geen enkele profetie vervuld. Dat was al gedaan door Jezus. Die is aan het kruis gegaan om zowel joden als heidenen te verzoenen. En zodoende de mensheid met God in het reine te brengen. De staat Israël is een menselijke ervaring, de soevereine God weet ervan, maar Hij is er niet de auteur van. Derde mogelijkheid U krijgt een lijst van mij met een duidelijk omschreven bedoeling, mensen uit Israël hebben zich tegenover Jezus en de apostelen opgesteld op twee manieren: als vijanden of als vrienden en daarna discipelen van Jezus. Wie nu voordat de Heer terugkomt zich zal bekeren is als het ware opnieuw in de Olijf geënt. En de rest zal zijn straf niet ontlopen! Daar zijn de gelijkenissen van de Heer onloochenbaar begrijpelijk in. Een bijvraag: zie je in de huidige situatie van het land veel geloof in Jezus als de enige Verlosser en Heer van Israël? Ik niet! Ja het klopt dat er nogal wat Messiasbelijdende Joden leven in Israël. Maar zelfs daar heb ik enige twijfels. We hebben ooit een lijst van het Internet gehaald waar een verwijzing was naar een 110 sites van Messiasbelijdende. We zijn de ene na de ander gaan nakijken en tot onze verbazing zien we dat wel een derde van hen geen geloof hecht aan een drie-enige God! Jezus is een schepel en de Heilige Geest maar de benaming van de kracht van God. Wel, ik weet dat God moet oordelen. Doch voor mezelf is het duidelijk: de drie-eenheid uit de Bijbel wegdenken is een onmogelijkheid. Terug naar het onderwerp. Waarom leren jullie dan in Israël en de kerk : hier is God aan het werk? Het Israël uit de dagen van de eerste prediking door de apostelen, is ofwel een EXTREEM VIJANDIG Israël (zoals blijkt uit de eerste serie teksten hieronder) ofwel een Israël dat de Messias Jezus omhelst als zijn enige REDDER EN HEILAND (de tweede serie teksten hieronder). EERSTE SERIE: Joden als vijanden van God of van de discipelen •

Hand.9:29 SV77: “En vrijmoedig sprekende in de Naam van de Heere Jezus, sprak hij ook, en handelde tegen de Griekse Joden; maar deze t rachtten hem te doden.” •

Hand.10:39 SV77: “En wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het

Joodse land en te Jeruzalem; aan een hout.”

DIE ZIJ GEDOOD HEBBEN, Hem hangende

Hand.13:50 SV77: “Maar de Joden ruiden op de godsdienstige en achtbare vrouwen, en de voornaamsten van de stad, en verwekten vervolging tegen Paulus en Bárnabas, en wierpen ze uit hun gebied.”

Hand.14:2 SV77: “Maar de Joden, die ongehoorzaam verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.”

Hand 14,5 SV77: “En toen er een oploop geschiedde, beiden van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen, en hen te stenigen.”

Hand.17:1,5,13 SV77: “En door Amfípolis en Apollónia hun weg genomen hebbende, kwamen zij te Thessaloníca, alwaar een synagoge der Joden was. Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, dit benijdende, namen tot zich enige boze mannen uit de marktboeven, en maakten, dat het volk te hoop liep, en beroerden de stad; en op het huis

waren,

verwekten

en


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

49

van Jason aanvallende, zochten zij hen tot het volk te brengen. Maar toen de Joden van Thessaloníca verstonden, dat het Woord Gods ook te Beréa door Paulus verkondigd werd, kwamen zij ook daar en bewogen de scharen.” Of vers 13 NBG: “kwamen zij ook daar de scharen opzetten en verontrusten.” Of vers 13 NBV: “het volk opruien en in verwarring brengen.” •

Hand.20:3,19 SV77: “En toen hij aldaar drie maanden doorgebracht had, en hem van de Joden lagen gelegd werden, toen hij naar Syrië zou varen, zo werd hij van zin weer te keren door Macedónië. (…) Dienende de Heere met alle ootmoedigheid, en vele tranen, en verzoekingen, die mij overkomen zijn door de lagen der Joden.”

Hand.21:27,28 SV77: “Toen nu de zeven dagen zouden voleindigd worden, zagen hem de Joden van Azië in de tempel, en beroerden al het volk, en sloegen de handen aan hem roepende: Gij Israëlietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats iedereen overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in de tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd.”

Hand.23:12,13 SV77: “En toen het dag geworden was, maakten sommigen van de Joden een samenrotting, en vervloekten zichzelf, zeggende, dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat zij Paulus zouden gedood hebben. En zij waren meer dan veertig, die deze eed tesamen gedaan hadden.”

Hand.24:9 SV77: “En ook de Joden stemden het toe, zeggende, dat deze dingen alzo waren.”

Hand.25:2,15,24 SV77: “En de hogepriester, en de voornaamsten der Joden, verschenen voor hem tegen Paulus en baden hem, (…) Om wiens wil, toen ik te Jeruzalem was, de overpriesters en de ouderlingen der Joden verschenen, begerende een vonnis tegen hem; (…) En Festus zeide: Koning Agrippa, en gij mannen allen, die met ons hier tegenwoordig zijt, gij ziet deze, over wie mij de ganse menigte der Joden heeft aangesproken, beide te Jeruzalem en hier, roepende, dat hij niet meer behoort te leven.”

Hand.26:2,21 SV77: “Ik acht mijzelf gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden over alles, waarvan ik door de Joden beschuldigd word; (…) Om deze zaken hebben mij de Joden in de tempel gegrepen en gepoogd om te brengen.”

Jer.9:25,26 SV77: “Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik bezoekingen zal doen over alle besnedenen, met hen, die de voorhuid hebben; over Egypte, en over Juda, en over Edom, en over de kinderen Ammons, en over Moab, en over allen, die aan de hoeken afgekort zijn, die in de woestijn wonen; want al de heidenen hebben de voorhuid, maar het ganse huis Israëls heeft de voorhuid des harten.” TWEEDE SERIE: Joden als vrienden van God en die zijn lid van de Gemeente van Christus

In Romeinen 1:8 SV77: “Eerst dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat uw geloof verkondigd wordt in de gehele wereld.”

Hand.4:36,37: “En Joses, door de apostelen toegenaamd Barnábas (dat is, overgezet zijnde, een zoon der vertroosting), een Leviet, van geboorte uit Cyprus, alzo hij een akker had, verkocht die, en bracht het geld, en legde het aan de voeten der apostelen.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther •

50

Hand.6:7 NBG: “En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.” •

Hand.12:24 SV77: “En het Woord Gods wies, en vermenigvuldigde.”

Hand.13:43 SV77: “En toen de synagoge uitgegaan was, volgden velen van de Joden en van de godsdienstige Jodengenoten Paulus en Bárnabas; die tot hen spraken, en hen vermaanden te blijven bij de genade Gods.”

In Hand.13:49 SV77: “En het Woord des Heeren werd door het gehele land uitgebreid.”

Hand.14:1 SV77: “En het geschiedde te Ikónium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde.”

Hand.15:5 NBG: “Maar er stonden uit de partij des Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren. “

In Hand.19:10 SV77: “En dit geschiedde twee jaren lang, alzo dat allen, die in Azië woonden, het Woord van de Heere Jezus hoorden, beiden Joden en Grieken.”

Hand.19:17,18,20: “En dit werd allen bekend, beiden Joden en Grieken, die te Éfeze woonden; en er viel een vrees over hen allen, en de Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt. En velen van hen, die geloofden, kwamen, belijdende en verkondigende hun daden. (…) Alzo wies het Woord des Heeren met macht, en nam de overhand.”

Hand.21:20 NBG: “En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn ijveraars voor de wet.” Volgens Mat.28:20 stopt de prediking van het evangelie met het einde der dagen. De tijd van genade stopt met de tweede komst volgens 2 Pet.1:19 / 1 Cor.11:26. Met de Wederkomst is het aantal van gelovigen/heiligen/verlosten compleet (Joh.17:2,24 / Joh.6:39,44 / 1 Cor.15:23). En alle goddelozen worden bij die zelfde komst veroordeeld (2 Thes.1:7-9 / 2 Pet.3:9,10 / Judas 14,15 / Opb.1:7). Dat oordeel is gelijk aan het einde van deze wereld volgens Mat.13:40,41,49. Om die redenen worden gelovigen aangespoord om te volharden tot die dag (1 Pet.4:12,13 / Luc.12:35-37 / 19:13 / 1 Cor.1:7,8 / Phil.1:16 / 1:9,10 / 1 Thes.5:9,10 / Col.3:4,5 / Phil.3:20 / 1 Cor.11:26 / 1 Pet.1:13. En anders bekeken ook dit nog! God heeft een Eeuwig verbond met Abraham en dus ook met het volk Israël: Gen.12:7: “Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven.” Gen.26:3: “Ik zal den eed gestand doen, dien ik uw vader Abraham gezworen heb.” 2 Sam.7:24: “Gij hebt U uw volk Israël voor altijd bevestigd tot uw volk.” 1 Kron.17:22: “Gij hebt uw volk Israël voor altijd U tot een volk gemaakt.” Jes.44:7: “daar Ik toch het overoude volk in het aanzijn riep.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

51

Maar wat indien het volk op zo een wijze ontrouw is aan de princiepen van vader Abraham en aan Abraham’s God, hoe staat de zaak er dan voor? Dat gaan we even na. Indien we toch van een verbond met Abraham willen spreken dan kan dat slechts in termen gelijk er in Gen.18:17-19 gebruikt zijn. Daar staat: “En de HERE dacht: Zou ik voor Abraham verbergen wat ik ga doen? Abraham immers zal voorzeker tot een groot en machtig volk worden en met hem zullen alle volken der aarde gezegend worden; want Ik heb hem gekend, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem de weg des HEREN zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen, opdat de HERE aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft” (wij onderlijnen). Twee opmerkingen hierover. 1°) De zonen van Abraham moeten de weg des HEREN bewandelen willen ze gezegend worden, het is een voorwaardelijke belofte aan zijn nakroost en geen automatisme dat ze allen gered en gezegend worden. Want er staat: “opdat hij gebieden zou, (...) opdat de HERE aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft.” Tweemaal “opdat”: éénmaal

vanuit Abraham en zijn nakomelingen en éénmaal vanuit God . Dezelfde duidelijke bewoordingen komen we tegen in de gelijkenis van de enge poort. De Heer maakt hierbij de volgende opmerking: “Daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer gij Abraham en Izaäk en Jakob zult zien en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar uzelf buitengeworpen. En ze zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods. En zie, er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn” (Luc.13:28-30). Ook voor de toekomst kan God hierop gezien uitzonderingen maken, omdat dat een universele regeling is die dan zou ongedaan worden. Ook God houdt zich aan Zijn vooropgestelde princiepen. 2°) Alle volkeren der aarde worden in Abraham gezegend. Dat wil zeggen dat een zegen op hen zal overgebracht worden. Ook hier, maar dat staat niet in deze tekst maar wel in andere, moet geloof als voorwaarde ingerekend worden. Want niet elk individu in elk van die volkeren zal gezegend worden. Géén universalisme in de zin dat iedereen uiteindelijk dezelfde zegen zal ontvangen. En wat betreft de belofte van God aan Abraham dat hij de Vader van een “grote natie” zal zijn! Ook dat is al vervuld! Zie die uitdrukking in Gen.12:2 / 46:3 / Deut.2:25 / 4:6,7 / Jozua 2:9-11 / 1 Kron.17:21. In dezelfde zin ook de betekenis dat zijn zaad als “het zand der zee” zal zijn. Het is vervuld en hoeft niet nog eens een vervulling te krijgen in een duizendjarige regering. Dat is duidelijk in Gal.3:8,14 waar we lezen (wij onderlijnen): “En de Schrift die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: IN U ZULLEN ALLE VOLKEREN GEZEGEND WORDEN (...)

Abraham tot de heidenen gekomen

Zo is de zegen van

in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door geloof.” Met ander woorden; sinds Pinksteren en de bekering van Cornelius bestaat Gods gemeente uit Joden en Heidenen. Abraham is vader van een grote geestelijke natie geworden, een volk bestaande uit personen uit meerdere volkeren. Hij hoeft echt niet te wachten op een duizendjarige regering wil dat in vervulling gaan. Zie ook nog Gen.13:16 / 2 Kron.1:9 / 1 Kon.4:20 / Heb.11:12.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

52

SLOTCONCLUSIE: Waarom tracht Israël en de kerk zo een duidelijke woorden te ontkrachten? Er is maar 1 toekomst voor Israël: aanvaarden dat Jezus Messias is en dat de wet van Mozes zijn geldigheid heeft verloren doordat de Nazarener aan het kruis hing en aldus de wet annuleerde. Vierde mogelijkheid Israël zou het centrum van aanbidding moeten zijn en worden voor velen die het herstel van Israël een warm hart toe bijdragen. Dan gaat men nogal vlug naar het begrip “eeuwig” grijpen om dat te bevestigen. Maar dat concept “eeuwig” past niet in wat men er dan bijhaalt als ondersteuning. Men wil nog wel geloven dat het Levitische priesterschap waarbij dat begrip “eeuwig” werd gebruikt, opgehouden zou zijn. Maar als het om de landbelofte gaat dan ineens is “eeuwig” echt zonder een einde. Maar dat klopt niet, het ene was met het andere verbonden in gelijklopende beloften. En veel hiervan heeft zoals hierboven uitgelegd een geestelijke betekenis gekregen.

Kijken we eerst naar enkele dingen die “eeuwig” genoemd zijn in de Schrift.

Drie betekenissen van “eeuwig” in de Bijbel 1°) Eeuwig: zonder begin en zonder einde = eindeloos. Heeft slechts betrekking op: a) YaHWeH: Ps.90:2 / 93:2 / Jes.40:28 b) Logos: Jes.9:5 / Joh.8:24,58 / Col.2:9 / Joh.1:1 c) Heilige Geest: Heb.9:14 / Mat.28:19 / Hand.9:31

2°) Eeuwig: met begin maar zonder einde. a) Engelen: Luc.20:36 b) Demonen: Mat.25:41 c) Gelovigen: Mat.25:46 / 1 Cor.15:42,49,52 d) Ongelovigen: Mat.25:46

3°) Eeuwig: met een begin en met een einde. Ex.21:1-6: Een knecht zal zijn meester “eeuwig” dienen, dat is, zolang de knecht blijft leven. Spr.29-14: Een koning regeert “eeuwig”, wat wil zeggen, tot aan zijn dood.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

53

1 Sam.1:22: Samuël zal “eeuwig” in de tempel blijven dat is, zolang Samuël leeft. Jona 2:1-7: Jona zat een “eeuwigheid” in de vis, maar in werkelijkheid niet méér dan drie dagen. Ps.1:4: De aarde staat “eeuwig” maar ze gaat toch eens “voorbij” (Mat.24:35).

Laat ons dat even toepassen op wat men beweert. Velen zeggen: er komt een nieuw verbond voor de duizendjarige regering. Maar het NT zegt zondermeer dat met Pinksteren het nieuwe verbond al is begonnen (Mat.26:28 / Hand.2:36-40). En het eeuwige priesterschap der Levieten is vervangen door dat aan alle christengelovigen te geven (1 Pet.1:2 / 1 Pet.2:9 / Opb.1:6). En het eeuwige priesterschap van Aaron is vervangen door dat van het priesterschap van Melchisedek en berust exclusief in de persoon van Jezus (Heb.7:15-28). De theologie van het nieuwe - om welke reden ook - verzetten naar een duizendjarig rijk is verkeerde theologie. Er is natuurlijk verzoening nodig - ook volgens het NT - alleen niet meer door een veelheid van offers. Er is één totaaloffer gebracht, dat alles wat het OT erover zegt vervangt. Hoe krijgt men vrijheid van die straffen die op zonde staan? Door Jezus Christus onze Heer! “En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld” (1 Joh. 2:1,2). De weg tot God is door niets anders bewerkt dan door het bloed van Jezus Christus. “Want ook Christus is éénmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest” (1 Petrus 3:18). Een slaaf van de zonde, is in de macht der duisternis. Christenen hebben echter DE BEVRIJDING ontvangen. “Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden” (Col.2:13,14). Ik ben dus THANS al opgenomen in Gods rijk.

U weet het wel men denkt er hard over na om ooit de tempel te herstellen, al een lange tijd zelfs. Bijbels gezien een onmogelijkheid. We citeren iets in die aard uit deze site: https://mail.telenet.be/zimbra/mail?client=advanced&null=#42 (August 5, 2015 1:07 PM) “Terwijl de Kohanim de opdracht hadden van opofferende taken te verrichten voor de Levieten, waren ze geen nakomelingen van Aaron die belast waren met de zorg voor de tempel evenals zijn vaten en meubilering. Het is bijna 95 jaar geleden dat vanuit Jeruzalem werd gemeld - in een Britse publicatie - dat opperrabbijn Kook een Torat Kohaniem had ingesteld, een yeshiva (school voor orthodoxe rabbijnse studies) ontworpen voor de opleiding van de Levieten, om te dienen in een herbouwde tempel. Van de opleiding in de school van Kook werd gezegd dat men deelnam aan de Tempeloffers zoals in de Eerste en Tweede Tempel.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

54

Wanneer ondervraagd door een in Jeruzalem zionistische uitvoerende macht, antwoordde de opperrabbijn dat hij in wezen een Torah academie beheerde, maar hij erkende dat de recente oprichting van een Palestijns mandaat om de Joden een thuisland te geven in het oude land van Israël dit bleek alsof een goddelijke voorzienigheid had toegestaan dat het onwaarschijnlijke waarschijnlijk was geworden.” (einde citaat.) Hier onder: Rabbijn Kook

Jezus kwam niet om de wet en de profeten te ontbinden, maar om de profetie van de wet (en ook de profeten) te vervullen. De tien geboden zijn vervallen, want in de leer van Christus worden ze ver overtroffen. In de Bergrede waarin vraagt Jezus nog veel meer van ons dan de tien geboden: “Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Mat.5:20). De apostel Paulus schreef dat de tien geboden door iets veel beters vervangen zijn: “Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? Want indien de bediening, die veroordeling brengt, heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid. Immers, zelfs hetgeen verheerlijkt was, is in zoverre niet verheerlijkt, als déze heerlijkheid het te boven gaat. Want als het verdwijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid” (2 Korintiërs 3:7-11). De tien geboden, op stenen gegrift, waren een bediening die géén leven bracht en dat moest verdwijnen. Christus bracht het betere. “Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft” (Romeinen 10:4). We moeten zonder tegenstribbelen dit aannemen: “Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft” (Epheziërs 2:14,15). En dit: “Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet” (Galaten 5:18).


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

55

Zo ziet het eruit in Bijbelteksten als we naar de beloften van God gaan kijken; 1°) aan de eerste mensen na hun zondeval (Gen.3:15 SV77 = “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.” = ECHTE verwijzing naar het kruis.) 2°) is er het ontstaan van het volk met Abraham doorlopend (Gen.12:1-3 SV77 = “De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten van het aardrijk gezegend worden.”) 3°) tot aan het kruisigen ((Joh.19:15,16 SV77 = “Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan de keizer. Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruisigd zou worden. En zij namen Jezus, en leidden Hem weg.”) 4°) met hen die Jezus aannemen gaat God gewoon verder (Hand.2:37b-39 SV77 = “Wat zullen wij doen, mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.”) 5°) en INCORPOREERT DE BEKEERDE HEIDENEN ALS GEESTELIJKE JODEN (Gal.3:26-29 SV77 = “Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus. En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloften is erfgenamen.”) EXTRA, EXTRA, EXTRA. Jos Strengholt is een Anglicaans priester in Heliopolis, Egypte en werkt er al jaren. In moeilijke omstandigheden en in het midden van de strijd der machten in die regio. We zijn het niet altijd eens met zijn conclusies maar hij schreef in 2012 een artikel dat laat nazinderen, ook nu nog – voo mij zeker - na zoveel jaren. Hij beschrijft er een plan tot nadenken/introspectie en we geven u de laatste twee opmerkingen mee. Wat hij er schreef is warm aanbevolen: dat is 10 minuten echt vuurwerk waar je met verbazing naar kijkt. Dus uit http://strengholt.blogspot.be/2012/09/open-brief-over-israel-aan-nederlandse.html 9. Het recht van welke etnische of godsdienstige groep dan ook op een bepaald gebied in het Midden-Oosten kan niet worden ontleend aan de Schrift. De speciale landbeloften aan Israël in het Oude Testament werden in feite vervuld onder Jozua. Het Nieuwe Testament spreekt duidelijk en profetisch over de vernietiging van de tweede tempel in AD 70. Geen enkele schrijver in het Nieuwe Testament voorziet een opnieuw bijeenkomen van etnisch Israël in het land, zoals de profeten van het Oude Testament hadden voorzien na de vernietiging van de eerste tempel in 586 vC. Bovendien worden de landbeloften van het Oude Testament al in het Oude Testament zelf en in het Nieuw Testament voortdurend en doelbewust uitgebreid om de universele


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

56

heerschappij van de Messias te tonen. Hij regeert vanuit de hemel op de troon van David en Hij nodigt alle volken door het Evangelie van genade om deel te nemen aan zijn universele en eeuwige heerschappij. 10. Ondeugdelijke Christelijke theologie betreffende het ‘Heilige Land’ heeft bijgedragen aan tragische wreedheid gedurende de Kruistochten in de Middeleeuwen. Het is beklagenswaardig dat vandaag ondeugdelijke Christelijke theologie aan seculier Israël een goddelijk mandaat geeft om niet-Israëlisch ‘Palestina’ blijvend in bezit te houden, waardoor Palestijnse mensen worden gemarginaliseerd en beschouwd als eigenlijk ‘Kanaänieten’. Dit Israël-dogma gaat in tegen de leer van het Nieuwe Testament en doet de opdracht van het Evangelie geweld aan. Bovendien, Christenen die gewelddadige confiscatie en bezetting van Palestijns land aanmoedigen met hun theologie, lopen het risico mede schuldig te zijn aan bloedvergieten. Zijn wij als Christenen niet geroepen om te bidden en te werken voor vrede en om beide partijen te waarschuwen dat zij die leven bij het zwaard, ook zullen omkomen door het zwaard? Alleen het Evangelie van Jezus Christus kan verzoening brengen tussen Israëliers en Palestijnen en hoop geven op een eeuwige en volmaakte erfenis. Slechts door Jezus Christus kun je weet hebben van werkelijke vrede op aarde.” En ook dit! De grote kerken ontsnappen niet aan de spanning die er is over Israël als staat en wat het betekend. In het Reformatorisch Daglad van einde september/oktober 2013 staan enkele discussies over het land Israël die gevoerd werden in de Gereformeerde Bond. En met ontslagen van enkelen en diepe wonden.

SLOTCONCLUSIE: Van de ongeveer dertig maal dat het begrip “uitverkorene(n)” in het NT is gebruikt heeft geen enkele betrekking op de natie Israël maar wel op de KERK, op de GEMEENTE en meestal op enkelingen. Dit zijn enkele van die teksten en kijk vooral naar Romeinen 11:7: Handelingen 13:17: “De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitverkoren en het volk verhoogd toen zij vreemdelingen waren in het land Egypte, en Hij heeft hen met een machtige arm daaruit geleid.” Romeinen 8:33: “Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt.” (Het gaat om gelovige joden!) Romeinen 11:7: “Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen en de anderen zijn verhard,” Romeinen 16:13: “Groet Rufus, de uitverkorene in de Heere, en zijn moeder en de mijne.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

57

1 Korinthe 1:27: “Maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen.” (De grote strijde tussen het goede en het kwade!) 1 Korinthe 1:28: “En het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is teniet te doen,” (Heidenen zijn uitverkoren!) Efeziërs 1:4: “omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.” Kolossenzen 3:12: “Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld.” 1 Timotheüs 5:21: “Ik bezweer u, ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus en de uitverkoren engelen, dat u deze dingen in acht neemt zonder vooroordeel en zonder iets uit partijdigheid te doen.” 2 Timotheüs 2:10: “Daarom verdraag ik alles ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid in Christus Jezus zouden verkrijgen, met eeuwige heerlijkheid.” Titus 1:1: “Paulus, een dienstknecht van God en een apostel van Jezus Christus, overeenkomstig het geloof van de uitverkorenen van God en de kennis van de waarheid, die in overeenstemming met de godsvrucht is,” Jakobus 2:5: “Luister, mijn geliefde broeders, heeft God de armen van deze wereld niet uitverkoren om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen te zijn van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben?” 1 Petrus 1:2: “uitverkoren overeenkomstig de voorkennis van God de Vader, door de heiliging van de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus: moge genade en vrede voor u vermeerderd worden.” 1 Petrus 2:4: “en kom naar Hem toe als naar een levende steen, die wel door de mensen verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar,” 1 Petrus 2:6: “Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” 1 Petrus 2:9: “Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

58

zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht,” (Messiasbelijdende joden en Messiasbelijdende heidenen zijn uitverkoren door God!) 1 Petrus 5:13: “U groet de mede-uitverkoren gemeente die in Babylon is, en Markus, mijn zoon.” 2 Johannes 1:1: “De ouderling aan de uitverkoren vrouw en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb – en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid hebben leren kennen –” 2 Johannes 1:13: “U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen. Openbaring 17:14: “Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam – want Heere der heren is Hij en Koning der koningen – zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen.” (Ongelovige joden en ongelovige heidenen zijn er dus niet bij!)

De Mughrabi Gate, de enige manier voor Christenen en joden om op het vroegere tempelcomplex te komen, is gelegen aan de klaagmuur. Dat is het overdekte gedeelte vooraan. Maar wat moeten Christenen er gaan bezichtigen? Er is niets overgebleven van die prachtige tempel van Herodes! Niets van al die luister die kon mededingen met grote tempelcomplexen van valse goden. Wat moeten joden daar gaan doen? Bedenken hoe ze de moskee kunnen verwijderen en er een nieuwe tempel oprichten? Maar de wetten van Mozes niet meer geldend voor hen! Ze willen wat maar zonder Jezus Christus en dan kan niet meer in Gods huidige bestel!


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

59

P.H.R. van Houwelingen, emeritus van de theologische faculteit Broederweg Kampen schreef: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël’ zou moeten worden: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met de Messias van Israel’.

Hoofdstuk 2 LUTHER EN DE JODEN René Süss de Hervormde dominee die geen dominee meer wou zijn is jaren geleden teruggegaan naar zijn roots: het Jood-zijn. Donderdag 10 november 2005 (geboortedag van Luther (in 1483) én de dag volgend op de Kristallnacht (1938) in Duitsland), promoveerde deze theoloog aan de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel op een onderzoek naar het antisemitisme van Maarten Luther. Dat gaat over de beruchte brochure van Luther uit 1543: ’Over de Joden en hun leugens.’ Men zegt dat hij oud en verbitterd was toen hij het schreef. Maar we hebben die indruk zelf niet gehad toen we het jaren geleden lazen. René Süss zegt in een dagblad van die dagen: “En ik pik het niet dat er vergoelijkend over Luther wordt gesproken.” [Dagblad Trouw van 07-11-2005, katern deVerdieping ’Antisemiet stond aan wieg van Reformatie’ door Lodewijk Dros] Een aanpak als deze van Süss geeft een vertekend beeld van de kerkhervormer. Bagatelliserende uitspraken verduisteren de waarheid. Het is een fout om iets uit 1543 te vergelijken met een visie van de jaren 1900 en daarna. We blijven dus bij het verhaal van die dagen om een evenwichtig beeld te krijgen. SCHETS VAN DE TIJDSGEEST IN DE 16DE EEUW Luther, leefde in een periode van de Duitse geschiedenis die de Joden niet welgezind was en dat was al honderden jaren zo. Maar die gedachte leefde overal. Alleen in Spanje was het voor een tijdje goed geweest! Joden werden gediscrimineerd, ze leefden in een afgesloten omgeving en hun invloed was niet groot of werd nog sterk ingeperkt. De landsheren legden hen naar eigen believen extra belasting op. Voordien (vooral vanaf de vijfde eeuw) werden op gezette tijden alle Joden uit hun huizen verdreven en werd alles wat ze niet hadden meegenomen zondermeer aangeslagen. Het Joodse volk leefde bij de gratie van de heersende macht maar hadden zelf weinig verweer wanneer ze naar andere gebieden moesten vluchten. In hun nieuwe omgeving werd alles opnieuw van nul af aan opgestart. Zolang, totdat ze ook daar weer verdreven werden. Joden waren meestal gedegen kooplieden, handelaars en het bankierswezen hoorde tot hun specialisatie. Intolerant was men in die dagen in al zijn onderdelen en de “fijne” periode die men in de middeleeuwen in Spanje had met zowel joden als moslims was al lang vervlogen. WEDERZIJDSE BEELDVORMING Gaat men aan de oostzijde van de kerk in Wittenberg (15 de eeuw, de Lutherstad bij uitstek) voorbij dan is boven de uiterste zuidelijke pilaar, bijna ter hoogte van de dakrand, een stenen reliëf zichtbaar. Het is de anti-Joodse voorstelling van de zogenaamde “Judensau” een christelijke spot ontstaan in de 13de eeuw.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

60

Het onderstaande reliëf in steen uitgehouwen is het zogenaamde “Judensau” = Jodenzwijn. Een voor iedereen zichtbare spotprent. Deze “onreine” varkens, waren in de Middeleeuwen in Europa als voorstelling van de Joden wijd verbreid. De inscriptie “Schem Ha Mphoras” verwijst naar de Joodse mystiek der Kabbalisten. Dat is een Joodse denkrichting die uitspraken over het wezen van God formuleerde uit getallen en woordcombinaties in de Tora. Zo is de zangeres Madonna recent overgegaan tot de leer van de Kaballa, maar haar levenswijze is ver van wat Kabbalisten leren. Onder de Judensau-illustratie is ondertussen in de grond een gedachtenisplaat aangebracht om mensen te vermanen het verleden niet te vergeten en begane fouten niet te herhalen. [http://de.wikipedia.org/wiki/Judensau]

Luther keurde de bijgelovige praktijken van vooral de Joodse Kabbalisten scherp af. Naar zijn mening, hadden ze de Bijbelse geloofsschatten uit het OT verworpen en was het maar prietpraat die ze uitkraamden. Bekijk verder eens wat de gelovige Jood in die dagen had geleerd van zijn rabbijn die de mondelinge tradities uit de Talmoed even hoog geschat had – en nu nog doet - als wat God aan Mozes geopenbaard had: 1. Een Jood moet een christen niet groeten = Gittin (62a) 2. Een Jood hoeft een groetende heiden niet terug te groeten = Iore Dea (148, 10) 3. Een Jood mag geen beroep doen op een heidense rechter = Choschen Hammischpat (26,1) 4. Een Christen mag geen getuige zijn voor een Jood = Choschen Ham. (34, 19) 5. Een Jood mag geen voedsel tot zich nemen dat een heiden bereid heeft, hij mag zelfs geen melk drinken die door een “goi” is gemolken = Iore Dea (112, 1) en Abhodah arah (35b). 6. Een Jood mag op geen enkele wijze handelen als een christen = Iore Dea (178, 1) En dat is slechts een glimp uit die tradities van Joden. Neem daar ook nog dit bij: we leven in de tijd van Luther ook met de boekdrukkunst en daar werd het christendom aangevallen in al zijn voegen. Want leren Joden niet dat Jezus de zoon is van een hoer, dat Jezus de zoon is van een Romeinse soldaat, dat Jezus in de tempel en het Heilige der Heiligen is binnen gedrongen en er de ware uitspraak van de godsnaam is gaan stelen en dat die Jezus met die uitspraak wonderen


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

61

verricht? Hebben de Joodse rechters niet vóór zijn dood mensen opgeroepen of er door getuigen verzachtende omstandigheden waren om hem niet te veroordelen als ketter? U begrijpt wel dat dergelijke zaken de verhoudingen joden-christenen geen goed gedaan hebben. We gaan er wat dieper op in. Al wie Luthers protest gelezen heeft vergelijk dat a.u.b. eens met wat joden toen en veel vroeger al over christenen vertelden. Hoe zwart is hun ketel niet! We citeren zaken uit de Talmoed en ik hoop dat al de verdedigers van Israël niet denken dat de leerlingen ervan – dat het grootste deel uitmaakt van de gelovigen – dezen zien als de vervullers van Bijbelse profetie. Dat zal Luther niet bevallen hebben al die nadruk op seksuele toestanden. In termen van het modernistische denken was Luther een preuts man, maar daar mogen we geen problemen mee hebben. Hij denkt allen wat de Bijbel er over zegt dus een pluspunt. Vlieg a.u.b. niet van deze bladzijde naar bladzijde 66: dan mist u hoe de theologische oorlog was van de joden tegen de volgelingen van Jezus. In wat nu volgt kunt u dat zelf aanvoelen. De kloof tussen het Rabbinisme van de Talmoed en het christendom van het Nieuwe Testament is enorm diep. ^^^^^^ These verbatim quotations from the countless other similar quotations which you will find in the official unabridged Soncino Edition of the Talmud in the English language. (Met een beetje zoekwerk kan je de Soncino gratis op het net vinden. Alles is dus gewoon te controleren.) (Book) SANHEDRIN, 55b: “A maiden three years and a day may be acquired in marriage by coition, and if her deceased husband's brother cohabits with her, she becomes his. The penalty of adultery may be incurred through her; (if a niddah) she defiles him who has connection with her, so that he in turn defiles that upon which he lies, as a garment which has lain upon (a person afflicted with gonorrhea).” (emphasis in original text of Soncino Edition, Ed.) (footnotes) “(2) His wife derives no pleasure from this, and hence there is no cleaving. (3) A variant reading of this passage is: Is there anything permitted to a Jew which is forbidden to a heathen. Unnatural connection is permitted to a Jew. (4) By taking the two in conjunction, the latter as illustrating the former, we learn that the guilt of violating the injunction `to his wife but not to his neighbor's wife' is incurred only for natural but not for unnatural intercourse.” (emphasis in original, Ed.) (Book) KETHUBOTH, 11a-11b. “Rab Judah said that Rab said: A small boy who has intercourse with a grown up woman makes her (as though she were ) injured by a piece of wood (1). Although the intercourse of a small boy is not regarded as a sexual act, nevertheless the woman is injured by it as by a piece of wood.” (footnotes) “(1) Although the intercourse of a small boy is not regarded as a sexual act, nevertheless the woman is injured by it as by a piece of wood.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

62

(Book) YEBAMOTH, 103a-103b. “When the serpent copulated with Eve (14) with lust. The lust of the Israelites who stood at Mount Sinai (16) came to an end, the lust of idolators who did not stand at Mount Sinai did not come to an end.” (footnotes) “(14) In the Garden of Eden, according to tradition. (15) i.e., the human species. (16) And experienced the purifying influence of divine Revelation.” (Book) YEBAMOTH, 63a. “R. Eleazar further stated: What is meant by the Scriptural text, This is now bone of my bones, and flesh of my flesh (5)? This teaches that Adam had intercourse with every beast and animal but found no satisfaction until he cohabited with Eve. (footnotes) “(5) Gen. II, 23. emphasis on This is now.” (emphasis appears in original Sonsino Edition, Ed.) (Book) YEBAMOTH, 60b. “As R. Joshua b. Levi related: `There was a certain town in the Land of Israel the legitimacy of whose inhabitants was disputed, and Rabbi sent R. Ramanos who conducted an inquiry and found in it the daughter of a proselyte who was under the age of three years and one day (14), and Rabbi declared her eligible to live with a priest (15).” (footnotes) “(13) A proselyte under the age of three years and one day may be married by a priest. (14) And was married to a priest. (15) i.e., permitted to continue to live with her husband.” (Book) YEBAMOTH, 59b. “R. Shimi b. Hiyya stated: A woman who had intercourse with a beast is eligible to marry a priest (4). Likewise it was taught: A woman who had intercourse with that which is no human being (5), though she is in consequence subject to the penalty of stoning (6), is nevertheless permitted to marry a priest (7). (footnotes) “(4) Even a High Priest. The result of such intercourse being regarded as a mere wound, and the opinion that does not regard an accidentally injured hymen as a disqualification does not so regard such an intercourse either. (5) A beast. (6) If the offense was committed in the presence of witnesses after due warning. (7) In the absence of witnesses and warning.” (Book)


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

63

YEBAMOTH, 12b “R. Bebai recited before R. Naham: Three (categories of) woman may (7) use an absorbent (8) in their marital intercourse (9), a minor, a pregnant woman and a nursing woman. The minor (10) because (otherwise) she might (11) become pregnant, and as a result (11) might die...And what is the age of such a minor? (14). From the age of eleven years and one day until the age of twelve years and one day. One who is under (15), or over this age (16) must carry on her marital intercourse in the usual manner.” (footnotes) “(7) (so Rashi. R. Tam; Should use, v.Tosaf s.v.) (8) Hackled wool or flax (9) To prevent conception (10) May use an absorbent. (11) Lit., `perhaps'. (14) Who is capable of conception but exposed thereby to the danger of death. (15) When no conception is possible. (16) When pregnancy involves no fatal consequences.” (Book) YEBAMOTH, 59b. “When R. Dimi came (8) he related: It once happened at Haitalu (9) that while a young woman was sweeping the floor (10) a village dog (11) covered her from the rear (12) and Rabbi permitted her to marry a priest. Samuel said: Even a High Priest. (footnotes) “(8) From Palestine to Babylon (9) (Babylonian form for Aitulu, modern Aiterun N.W. of Kadesh, v. S. Klein, Beitrage, p. 47). (10) Lit., `house'. (11) Or `big hunting dog' (Rashi), `ferocious dog' (Jast.), `small wild dog' (Aruk). (12) A case of unnatural intercourse. (Book) KETHUBOTH, 6b. “Said he to him: Not like those Babylonians who are not skilled in moving aside. (7), but there are some who are skilled in moving aside (8). If so, why (give the reason of) `anxious.? (10)- for one who is not skilled. (Then) let the[m] say: One who is skilled is allowed (to perform the first intercourse on Sabbath), one who is not skilled is forbidden? -Most (people) are skilled (11). Said Raba the son of R. Hanan to Abaye' If this were so, then why (have) groomsmen (12) why (have) a sheet? (13)- He (Abaye) said to him: There (the groomsmen and the sheet are necessary) perhaps he will see and destroy (the tokens of her virginity) (14). (footnotes) “(7) i.e., having intercourse with a virgin without causing a bleeding. (8) Thus no blood need come out, and `Let his head be cut off and let him not die!' does not apply. (9) If the bridegroom is skilled in `moving sideways'. (10) He need not be anxious about the intercourse and should not be free from reading Shema' on account of such anxiety. (11) Therefor the principle regarding `Let his head be cut off and let him not die!' does not, as a


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

64

rule, apply. (12) The groomsmen testify in case of need to the virginity of the bride. V. infra 12a. If the bridegroom will act in a manner that will cause no bleeding, the groomsmen will not be able to testify on the question of virginity. (13) To provide evidence of the virginity of the bride. Cf. Deut. XXII,17. (14) It may happen that he will act in the normal manner and cause bleeding but he will destroy the tokens and maintain that the bride was not a virgin; for this reason the above mentioned provisions are necessary. Where however he moved aside and made a false charge as to her virginity, the bride can plead that she is still a virgin (Rashi).” ^^^^^^^ Uit deze site citeren we hoe de Jood kijkt naar de christenen en naar Jezus. Geen fraai beeld en dan zou men er geen opmerkingen bij mogen maken. Neen, we moeten de waarheid niet in de wastafel gieten en doorspoelen. Als je die zaken gaat lezen dan zal je enkele keren zien dat het gaat om “miniem” (‘Birkat ha miniem’) en daar horen alle afvalligen bij, in de ogen van de rabbijnen ook de christenen. Uit deze site http://www.biblebelievers.org.au/facts2.htm#FACTS%20ARE%20FACTS%20%20III Hilkhoth Maakhaloth Christians are idolaters, must not associate. Abhodah Zarah (22a) Don't associate with gentiles, they shed blood Iore Dea (153, 2). Must not associate with Christians, shed blood Abhodah Zarah (25b). Beware of Christians when walking with them. Orach Chaiim (20, 2). Christians disguise themselves to kill Jews. Abhodah Zarah (15b) Christians have sex relations with animals. Abhodah Zarah (22a) Suspect Christians of intercourse with animals. Schabbath (145b) Christians unclean because they eat accordingly Abhodah Zarah (22b) Christians unclean because not at Mount Sinai. Iore Dea (198, 48). Clean female Jews contaminated by Christians. Kerithuth (6b p. 78) Jews called men, Christians not called men. Makkoth (7b) Innocent of murder if intent to kill Christian. Orach Chaiim (225, 10) Christians and animals grouped. Midrasch Talpioth 225 Christians created to minister to Jews. Orach Chaiim 57, 6a Christians to be pitied more than sick pigs. Zohar II (64b) Christian idolaters likened to cows and asses. Kethuboth (110b). Psalmist compares Christians to unclean beasts. Sanhedrin (74b). Tos. Sexual intercourse of Christian like beast. Kethuboth (3b) The seed of Christian is valued as seed of beast. Kidduschim (68a) Christians like the people of an ass. Eben Haezar (44,8) Marriages between Christian and Jews null. Zohar (II, 64b) Christian birth rate to be diminished materially. Zohar (I, 28b) Christian idolaters children of Eve's serpent. Zohar (I, 131a) Idolatrous people (Christians) befoul the world. Emek Haschanach (17a) Non-Jews' souls come from death and its shadow. Zohar (I, 46b, 47a) Souls of gentiles have unclean divine origins.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

65

Rosch Haschanach (17a) Non-Jews souls go down to hell. Iore Dea (337, 1). Replace dead Christians like lost cow or ass. Iebhammoth (61a) Jews called men, but not Christians called men. Abhodah Zarah (14b) T. Not to sell religious works to Christians. Abhodah Zarah (78) Christian churches are places of idolatry. Iore Dea (142, 10) Must keep far away physically from churches. Iore Dea (142, 15) Do not listen to church music or look at idols. Iore Dea (143, 1) Must not rebuild homes destroyed near churches. Hilkoth Abh. Zar. (10b) Jews must nor resell broken chalices to Christians. Schabbath (116a) Tos. Gospels called volumes of iniquity, heretical books. Schabbath (116a). Talmudists agree that books of Christians to be burned. Abhodah Zarah (2a). Festivals of Christians called days of calamity. Abhodah Zarah (78c). Christian feast days despicable, vain and evil. Abhodah Zarah (6a). Forbidden to observe Christian Christmas day. Hikoth Akum (ch.IX). Forbidden to celebrate Easter and Christmas. Chullin (91b) Jews possess dignity even angels cannot share. Sanhedrin, 58b To strike Israelite like slapping face of God. Chagigah, 15b A Jew considered good in spite of sins he commits. Gittin (62a) Jew stay away from Christian homes on holidays. Choschen Ham. (26,1) Jew not sue before a Christian judge or laws. Choschen Ham (34,19) Christian or servant cannot become witnesses. Iore Dea (112, 1). Eating with Christians, breeds familiarity. Abhodah Zarah (35b) Not drink milk from cow milked by Christian. Iore Dea (178, 1) Not imitate Christian customs, even hair-comb. Abhodah Zarah (72b) Discard wine touched by Christians. Iore Dea (120, 1) Bought-dishes from Christians to be well-washed. Abhodah Zarah (2a) Avoid all, for 3 days before Christian festivals. Abhodah Zarah (78c) Christian festivals regarded as idolatry. Iore Dea (139, 1) Avoid things used in Christian worship. Abhodah Zarah (14b) Don't sell Christians articles for worship. Iore Dea (151, 1) H. Don't sell water to Christians for baptisms. Abhodah Zarah (2a, 1) No trade with Christians on feast days. Abhodah Zarah (1, 2) Now such trade permitted. Abhodah Zarah (2aT) Trade because they have money to pay. Iore Dea (148, 5) If Christian not devout, send him gifts. Hilkoth Akum (IX, 2) Send gifts to Christians only if irreligious. Iore Dea (81, 7 Ha) Christian wet-nurses dangerous. Iore Dea (153, 1 H) Christian nurse will lead children to heresy. Iore Dea (155, 1). Avoid unknown Christian doctors. Peaschim (25a) Avoid medical help from idolaters (Christians). Iore Dea (156, 1) Avoid Christian barbers unless escorted by Jews. Abhodah Zarah (26a). Christian midwives dangerous when alone. Zohar (1, 25b) Those good to Christians never rise when dead. Hilkoth Akum (X, 6) Help needy Christians if it will promote peace. Iore Dea (148, 12H) Hide hatred for Christians at celebrations.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

66

Abhodah Zarah (20a) Never praise Christians lest it be believed. Iore Dea (151, 14) Don't praise Christians to add to glory. Hilkoth Akum (V, 12) Quote Scriptures to stop mention of their god Iore Dea (146, 15) Christian religious articles contemptible. Iore Dea (147, 5) Deride Christian religious articles. Hilkoth Akum (X, 5) No gifts to Christians, gifts to converts. Iore Dea (151, 11) No gifts to Christians, encourages friendship. Iore Dea (335, 43) Exile for that Jew who sells farm to Christian. Iore Dea (154, 2) Forbidden to teach a trade to a Christian. Baba Bathra (54b) Christian property belongs to first claimant. Choschen Ham (183, 7) Keep what Christian overpays in error. Choschen Ham (226, 1) Jew may keep lost property of Christian. Baba Kama (113b) It is permitted to deceive Christians. Choschen Ham (183, 7) Jews divide what they overcharge Christians. Choschen Ham (156, 5) Must not take Christian customers from Jews. Iore Dea (157, 2) H May deceive all who believe Christian tenets. Abhodah Zarah (54a) Usury practiced on Christians or apostates. Iore Dea (159, 1) Usury permitted now for any reason to Christians. Baba Kama (113a) Jew may lie and perjure to condemn a Christian. Baba Kama (113b) Name of God unprofaned when lying to Christians. Kallah (1b, p.18) Jew may perjure himself with a clear conscience. Schabbouth Hag. (6d). Jews may swear Hilkhoth Maakhaloth Christians are idolaters, must not associate. Abhodah Zarah (22a) Don't associate with gentiles, they shed blood Iore Dea (153, 2). Must not associate with Christians, shed blood Abhodah Zarah (25b). Beware of Christians when walking with them. Orach Chaiim (20, 2). Christians disguise themselves to kill Jews. Abhodah Zarah (15b) Christians have sex relations with animals. Abhodah Zarah (22a) Suspect Christians of intercourse with animals. Schabbath (145b) Christians unclean because they eat accordingly Abhodah Zarah (22b) Christians unclean because not at Mount Sinai. Iore Dea (198, 48). Clean female Jews contaminated by Christians. Kerithuth (6b p. 78) Jews called men, Christians not called men. Makkoth (7b) Innocent of murder if intent to kill Christian. Orach Chaiim (225, 10) Christians and animals grouped. Midrasch Talpioth 225 Christians created to minister to Jews. Orach Chaiim 57, 6a Christians to be pitied more than sick pigs. Zohar II (64b) Christian idolaters likened to cows and asses. Kethuboth (110b). Psalmist compares Christians to unclean beasts. Sanhedrin (74b). Tos. Sexual intercourse of Christian like beast. Kethuboth (3b) The seed of Christian is valued as seed of beast. Kidduschim (68a) Christians like the people of an ass. Eben Haezar (44,8) Marriages between Christian and Jews null. Zohar (II, 64b) Christian birth rate to be diminished materially. Zohar (I, 28b) Christian idolaters children of Eve's serpent.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

67

Zohar (I, 131a) Idolatrous people (Christians) befoul the world. Emek Haschanach (17a) Non-Jews' souls come from death and its shadow. Zohar (I, 46b, 47a) Souls of gentiles have unclean divine origins. Rosch Haschanach (17a) Non-Jews souls go down to hell. Iore Dea (337, 1). Replace dead Christians like lost cow or ass. Iebhammoth (61a) Jews called men, but not Christians called men. Abhodah Zarah (14b) T. Not to sell religious works to Christians. Abhodah Zarah (78) Christian churches are places of idolatry. Iore Dea (142, 10) Must keep far away physically from churches. Iore Dea (142, 15) Do not listen to church music or look at idols. Iore Dea (143, 1) Must not rebuild homes destroyed near churches. Hilkoth Abh. Zar. (10b) Jews must nor resell broken chalices to Christians. Schabbath (116a) Tos. Gospels called volumes of iniquity, heretical books. Schabbath (116a). Talmudists agree that books of Christians to be burned. Abhodah Zarah (2a). Festivals of Christians called days of calamity. Abhodah Zarah (78c). Christian feast days despicable, vain and evil. Abhodah Zarah (6a). Forbidden to observe Christian Christmas day. Hikoth Akum (ch.IX). Forbidden to celebrate Easter and Christmas. Chullin (91b) Jews possess dignity even angels cannot share. Sanhedrin, 58b To strike Israelite like slapping face of God. Chagigah, 15b A Jew considered good in spite of sins he commits. Gittin (62a) Jew stay away from Christian homes on holidays. Choschen Ham. (26,1) Jew not sue before a Christian judge or laws. Choschen Ham (34,19) Christian or servant cannot become witnesses. Iore Dea (112, 1). Eating with Christians, breeds familiarity. Abhodah Zarah (35b) Not drink milk from cow milked by Christian. Iore Dea (178, 1) Not imitate Christian customs, even hair-comb. Abhodah Zarah (72b) Discard wine touched by Christians. Iore Dea (120, 1) Bought-dishes from Christians to be well-washed. Abhodah Zarah (2a) Avoid all, for 3 days before Christian festivals. Abhodah Zarah (78c) Christian festivals regarded as idolatry. Iore Dea (139, 1) Avoid things used in Christian worship. Abhodah Zarah (14b) Don't sell Christians articles for worship. Iore Dea (151, 1) H. Don't sell water to Christians for baptisms. Abhodah Zarah (2a, 1) No trade with Christians on feast days. Abhodah Zarah (1, 2) Now such trade permitted. Abhodah Zarah (2aT) Trade because they have money to pay. Iore Dea (148, 5) If Christian not devout, send him gifts. Hilkoth Akum (IX, 2) Send gifts to Christians only if irreligious. Iore Dea (81, 7 Ha) Christian wet-nurses dangerous. Iore Dea (153, 1 H) Christian nurse will lead children to heresy. Iore Dea (155, 1). Avoid unknown Christian doctors. Peaschim (25a) Avoid medical help from idolaters (Christians). Iore Dea (156, 1) Avoid Christian barbers unless escorted by Jews. Abhodah Zarah (26a). Christian midwives dangerous when alone.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther Zohar (1, 25b) Those good to Christians never rise when dead. Hilkoth Akum (X, 6) Help needy Christians if it will promote peace. Iore Dea (148, 12H) Hide hatred for Christians at celebrations. Abhodah Zarah (20a) Never praise Christians lest it be believed. Iore Dea (151, 14) Don't praise Christians to add to glory. Hilkoth Akum (V, 12) Quote Scriptures to stop mention of their god Iore Dea (146, 15) Christian religious articles contemptible. Iore Dea (147, 5) Deride Christian religious articles. Hilkoth Akum (X, 5) No gifts to Christians, gifts to converts. Iore Dea (151, 11) No gifts to Christians, encourages friendship. Iore Dea (335, 43) Exile for that Jew who sells farm to Christian. Iore Dea (154, 2) Forbidden to teach a trade to a Christian. Baba Bathra (54b) Christian property belongs to first claimant. Choschen Ham (183, 7) Keep what Christian overpays in error. Choschen Ham (226, 1) Jew may keep lost property of Christian. Baba Kama (113b) It is permitted to deceive Christians. Choschen Ham (183, 7) Jews divide what they overcharge Christians. Choschen Ham (156, 5) Must not take Christian customers from Jews. Iore Dea (157, 2) H May deceive all who believe Christian tenets. Abhodah Zarah (54a) Usury practiced on Christians or apostates. Iore Dea (159, 1) Usury permitted now for any reason to Christians. Baba Kama (113a) Jew may lie and perjure to condemn a Christian. Baba Kama (113b) Name of God unprofaned when lying to Christians. Kallah (1b, p.18) Jew may perjure himself with a clear conscience. Schabbouth Hag. (6d). Jews may swear falsely by use of subterfuge. Zohar (1, 160a). Jews must always try to deceive Christians. Iore Dea (158, 1) Do not cure Christians unless it makes enemies. Orach Cahiim (330, 2) Not assist Christian's childbirth on Saturday Choschen Ham.(425, 5) Unless Torah believer, don't prevent death. Iore Dea (158, 1) Christians not enemies must not be saved either. Hilkkoth Akum (X, 1) Do not save Christians in danger of death. Choschen Ham (386, 10) A spy may be killed even before he confesses. Abhodah Zarah (26b) Apostates to be cast into well, not rescued. Choschen Ham (388,15) Kill all who give Jews' money to Christians. Sanhedrin (59a) "Prying into Jews' "Law" to get death penalty. Hilkhoth Akum (X, 2) Baptized Jews are to be put to death. Iore Dea (158, 2) Hag. Kill renegades who turn to Christian rituals. Choschen Ham (425, 5) Those who do not believe in Torah to be killed Hilkhoth tesch.III, 8 Christians deny the "Law" of the Torah. Zohar (I, 25a) Christians to be destroyed as idolaters. Zohar (II, 19a) Captivity of Jews end when Christian princes die. Zohar (I, 219b) Princes of Christians are idolaters, must die. Obadiam When Rome is destroyed, Israel will be redeemed. Abhodah Zarah (26b) T. Even the best of the Goim should be killed. Sepher Or Israel 177b If Jew kills Christian commits no sin.

68


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

69

Ialkut Simoni (245c) Shedding blood of impious sacrifice to God. Zohar (II,43a). Extermination of Christian necessary sacrifice. Zohar (L, 28b, 39a) High place in heaven for all who kill idolaters. Hilkhoth Akum (X, 1) Make no agreement, show no mercy to Christians Hilkhoth Akum (X, 1) Turn them away from their idols or kill. Hilkhoth Akum (X, 7). Allow no idolators to remain where Jews are strong. Choschen Ham (388,16) All contribute to cost of killing traitor. Pesachim (49b) No need of prayers while beheading on Sabbath. Schabbath (118a). Prayers save from punishment of coming Messiah.alsely by use of subterfuge. Zohar (1, 160a). Jews must always try to deceive Christians. Iore Dea (158, 1) Do not cure Christians unless it makes enemies. Orach Cahiim (330, 2) Not assist Christian's childbirth on Saturday Choschen Ham.(425, 5) Unless Torah believer, don't prevent death. Iore Dea (158, 1) Christians not enemies must not be saved either. Hilkkoth Akum (X, 1) Do not save Christians in danger of death. Choschen Ham (386, 10) A spy may be killed even before he confesses. Abhodah Zarah (26b) Apostates to be cast into well, not rescued. Choschen Ham (388,15) Kill all who give Jews' money to Christians. Sanhedrin (59a) "Prying into Jews' "Law" to get death penalty. Hilkhoth Akum (X, 2) Baptized Jews are to be put to death. Iore Dea (158, 2) Hag. Kill renegades who turn to Christian rituals. Choschen Ham (425, 5) Those who do not believe in Torah to be killed Hilkhoth tesch.III, 8 Christians deny the "Law" of the Torah. Zohar (I, 25a) Christians to be destroyed as idolaters. Zohar (II, 19a) Captivity of Jews end when Christian princes die. Zohar (I, 219b) Princes of Christians are idolaters, must die. Obadiam When Rome is destroyed, Israel will be redeemed. Abhodah Zarah (26b) T. Even the best of the Goim should be killed. Sepher Or Israel 177b If Jew kills Christian commits no sin. Ialkut Simoni (245c) Shedding blood of impious sacrifice to God. Zohar (II,43a). Extermination of Christian necessary sacrifice. Zohar (L, 28b, 39a) High place in heaven for all who kill idolaters. Hilkhoth Akum (X, 1) Make no agreement, show no mercy to Christians Hilkhoth Akum (X, 1) Turn them away from their idols or kill. Hilkhoth Akum (X, 7). Allow no idolators to remain where Jews are strong. Choschen Ham (388,16) All contribute to cost of killing traitor. Pesachim (49b) No need of prayers while beheading on Sabbath. Schabbath (118a). Prayers save from punishment of coming Messiah. LUTHERS ZENDINGSIJVER René Süss beschreef de visie van de hervormer als volgt: “Luther schetste hen als de prototypen van de werkheilige, de mens die vergeefs door het doen van goede werken Gods genade wil verwerven. Ik wíl helemaal geen prototype zijn.” Wanneer de heer Süss geen prototype wil zijn van de orthodoxe Joden waar Luther over schrijft dan is dat zijn volste recht. Maar je kunt toch de visie van een moderne Jood niet als uitgangspunt nemen voor datgene waar Luther moeite mee


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

70

heeft. Men kan evenmin een degelijk vergelijk maken tussen de visie van Luther over de vrouw en wat de feministische theologie erover zegt. Het ontstaan van een uitgesproken polemisch geschrift als ’Over de Joden en hun leugens’ heeft in het debat van onze dagen een andere kleur dan toen. [Voor de Duiste tekst van Martin Luther, Von den Juden und ihren Lügen, Erstmals gedruckt zu Wittenberg Durch Hans Lufft, 1543. Ga naar: unglaublichkeiten.com / De Engelse vertaling Martin Luther, On the Jews and Their Lies, translation Paul Halsall, February 21, 2001. Ga naar: http://www.fordham.edu/halsall/basis/1543-Luther-JewsandLies-full.html] We zijn ervan overtuigd dat Luther het thans anders zou beschrijven. Maar hij zou géén duimbreed afgeweken zijn van het belangrijkste in die zaak: alleen bekering tot Christus is de juiste weg voor de Joden. Waar Jezus niet centraal staat daar is geen viesi op Gods werk. En ook geen visie op wat het Nieuwe Testament en het Oude Testament betekenen voor elkaar. De laatste preek die Luther gaf voor zijn dood, in Eisleben is doorspekt met een oproep tot de Joden zich voor het christelijke geloof uit te spreken. Doen ze het niet dan is een uitwijzing niet uitgesloten. In de middeleeuwse begrippen is zo iets een betrekkelijk milde reactie. Herhaaldelijk spreekt Luther zich in die preek uit tegen bepaalde lichamelijke gewelddaden tegen de Joden. Geweld is volgens hem niet te verenigen met het christelijke geloof. Herhaaldelijk en desondanks zijn terughoudendheid zijn verschillende van de agressieve uitspraken van Luther door theologen en nationaalsocialisten misbruikt. Om hun antisemitische hetze te voeden zijn allerhande uitspraken verkeerd geciteerd en als koek aan de man gebracht. Martin Luthers, leven en leer geeft weer, dat veel van zijn menslievendheid, liberaliteit en tolerantie gemeten moet worden vanuit wat het evangelie zegt: Christus praat zonde niet goed en Luther doet evenzo. De hervormer gaat dus nogal heftig optreden wanneer hij een aanval doet tegen de tradities van de Joden. Hij doet toch hetzelfde met de Rooms Katholieke Kerk, ook die krijgt de volle lading van afvalligheid over zich omwille van menselijke tradities! Luther volgt na wat Jezus in het verhaal van de “handenwassing” daarover heeft geleerd. Luther toonde zich aanvankelijk niet als een onverbeterlijke vijand van de Joden. In 1523 verscheen zijn geschrift ’Dat Jezus Christus een geboren Jood is’ en wijst daar op de oorsprong van het christendom. Zijn grote wens is steeds dezelfde de Joden tot het geloof bekeren, waartoe hij zelf door jarenlang te zoeken gekomen is. Het “ware geloof” is het christelijke geloof en ook Joden dienen het te erkennen en te belijden. Iets anders voorstellen zou voor Luther vaandelvlucht zijn. De lutherse emeritus hoogleraar liturgiek Prof. J.P. Boendermaker heeft terecht de volgende kritiek op de methode van denken van de ex-dominee [1]: “René Süss is eenzijdig. Jawel, Luther liet zich door frustratie over het geringe succes bij het bekeren van Joden én door zijn angst dat de wel bekeerden zouden terugvallen in ’joods wetticisme’ verleiden tot uitspraken die we nu betreuren. In 1983 heeft de Lutherse Wereldfederatie er terecht afstand van genomen. Maar Luther wilde géén Kristallnacht en geen holocaust. In zijn vroege tijd was Luther Joden wel degelijk goedgezind. Alleen al te zeggen dat Jezus een Jood was, was toen ongehoord. Hij respecteerde de rabbijnen, en zijn tegenstanders noemden hem een ’halve jood’. Als Süss stelt dat Luther de Tora ’vertaald noch uitgelegd’ heeft, dan doet hij


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

71

Luther onrecht. Voor Luther draaide alles om Christus. Voor mij ook. Süss en ik blijven het vrolijk oneens.” Daar ben ik verplicht “Amen” op te zeggen! We moeten een zekere oprechtheid aan de dag leven in wie of wat we citeren. Stel je voor dat ik Gerd Ludemann, lutheraan en hoogleraar in het Nieuwe Testament als basis neem om wat te zeggen over de Bijbel. Ludemann schrijft in de meest sceptische zin over het NT. Hij gelooft niet in de maagdelijke geboorte van Jezus, een aanstaande wederkomst van Gods zoon is nutteloos te aanvaarden. De hoogleraar, want dat is zijn titel, heeft toch ook nog veel aanhangers, beschouwt Jezus als niets meer dan een soort handoplegger. Maar je hoeft niet te geloven dat hij ooit iemand uit de doden tot leven heeft gewekt. Hij vermenigvuldigde het brood niet en over het water lopen was ook zijn ding niet. Voor hem is het Nieuwe Testament pure zwendel, geschreven door mannen waarvan geen van allen leefde in de dagen van Jezus. Dat is een zekerheid: als je zo iemand citeert dan is dat niet de weergave van de lutherse geloofsbeleving. En ja, we kunnen honderden citaten vinden op het internet van mensen die beweren dat er een link is tussen Luther en de Nazi-partij. En al die ze optekende faalt in het begrijpen van wat er toen in de 16de eeuw aan de hand was. DE KRISTALNACHT IN HET DUITSLAND VAN 1938 We willen ook wat schrijven over de Kristalnacht in het Duitsland van 1938. Als een moment van overdenking voor wat mensen andere mensen kunnen aandoen in naam van een politiek statement. En als Luther in die zaak misbruikt werd dan is dat niet op zijn conto te schrijven. “Kristalnacht: Na een aanslag op de tweede ambassadesecretaris in Parijs besluit Goebbels (1938) tot een actie tegen de Joden in Duitsland. Joodse winkels worden geplunderd en synagogen in brand gestoken. De joden moeten zelfs nog 1 miljard Rijksmark boete betalen.” Deze definitie komt van www.blikopdewereld.nl/Geschiedenis/K__historische_termen

Uitgebrande synagoge in DUITSLAND, na de Kristalnacht.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

72

De nazi’s vernietigden in twee dagen, 195 synagogen en 7.500 joodse winkels. Meer dan 26.000 Joden werden gearresteerd en opgesloten. Velen worden in hun woningen overvallen en mishandeld. De naam Kristalnacht symboliseert het glas waarmee de straten in Duitse steden bezaaid waren vanwege de vele gesneuvelde winkelruiten. De Kristalnacht is waarschijnlijk de grootste gebeurtenis in de aanloop naar de Shoah, de vernietiging van enkele miljoenen Joden uit ons recent verleden. Hoe kwam het zover? Eind oktober 1938 probeerde nazi-Duitsland ruim 12 duizend in Duitsland verblijvende Poolse Joden, naar Polen te deporteren. De Poolse regering weigerde ze het land. Die Joden konden ook niet meer terug. Ze werden gedwongen te balanceren op de grens tussen beide landen. Er waren geen voorzieningen voor hen en ze waren aan de natuurelementen blootgesteld. Het was een lang regenseizoen. Velen werden in elkaar geslagen en vermoord. Een in Parijs wonende Herschel Grynszpan had familie onder de 12 duizend Joden. Via de Duitse ambassadeur in Parijs wilde hij de situatie van zijn familie verbeteren. Maar die wilde niets doen waarop Grynszpan hem neerschoot. De ambassadeur overleed op 9 november. Nog geen twee uur na zijn dood nam de Kristalnacht een aanvang. De echte reden was echter wat daaraan voorafging: Hitler en zijn boek “Mijn kamp.” In dat boek was zijn haat tegenover de joden al uitgestippeld. De Neurenberger wetten van 1935, waar in feite de weg vrijgemaakt is voor de latere Endlösung van de Joden is ook duidelijk voor wat betreft de bekering van een jood tot het christendom: dat zal die persoon niet vrijstellen van vervolging en deportatie. De gerechtelijke termen van die wetten waren klaar en duidelijk vanaf het begin: het gaat om het “ras”, niet wat ze zijn of denken als persoon. LUTHER EN HET NAZISME Luther ging nogal tekeer tegen de Joden in zijn smaadschrift ‘Over de Joden en hun leugens’ uit het jaar 1543. Daarin noemt Luther de Joden onder meer: “Gods- en profetenmoordenaars”, “bloedhonden”, “duivelskinderen”, “rondlummelende schooiers”, “leugenaars”, “adderengebroed”, “volksverleiders”, “woekeraars”, “weerzinwekkend uitvaagsel” en “schimmelig soepzootje”. Joden zouden: “verblind” zijn, “vervloekt”, “boosaardig”, “wraakzuchtig”, “gierig”, “begerig”, “lasterlijk”, “afgunstig”, “hoogmoedig”, “bezeten”, “halsstarrrig” en “onverbeterlijk”. Het lijkt soms alsof Luther er met grof geschut tegenaan gaat. We moeten zijn verhouding naar Joden toe toch wel genuanceerder lezen. Want Luther heeft bij zijn vertaling van het Oud Testament de hulp gehad van een rabbijn? En zijn kritiek is voor een groot deel overgenomen uit de opmerkingen van Jezus en de apostelen aan het adres van de Joden. Matthéüs 23 liegt er niet om. Neen, ik heb de Bijbel niet verkeerd gelezen. Het NT is op sommige punten inderdaad behoorlijk antisemitisch. Maar Luther heeft uit frustratie, omdat Joden zich niet wilden bekeren, sommige van zijn uitspraken wel wat overdreven. Alles wat Luther zegt is niet zomaar goed te keuren. Ja, het is ook waar dat de kerkhervormer een pogrombeleid voorstelde tegen Joden. Maar die hebben het in zijn dagen niet zo nauw genomen, zijn Jezus met allerhande onheuse uitspraken te bekladden. Luther had geen blad voor de mond. Had hij dat gehad dan was er een sprake geweest van een “hervorming” in zijn dagen.

IS HET Nieuwe Testament TEGEN DE JODEN?


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

73

Vanuit het evangelie van Matthéüs, het meeste Joodse evangelie zegt men wel eens, willen we wat opmerkingen maken. Veel formuleringen van Luthers geschrift zijn er ook in terug te vinden. In het evangelie van Matthéüs zijn allerlei woorden gebruikt die min of meer wijzen op de verwerping van de Joden. We willen daar zicht op krijgen en wijzen daarom toch op het noodzakelijke onderscheid dat te maken is tussen de Joodse discipelen, de Joodse groeperingen en de Joodse scharen. We moeten ons géén illusies maken, sommigen krijgen er serieus van langs. We moeten bij het lezen van een tekst dus vragen: aan welk adres is deze uitspraak gericht? Ten tijde van Jezus’ prediking op aarde bestond het Jodendom uit vele groeperingen. Ze hadden elk een eigen leer, karakter en toekomstverwachting. Dit zijn ze opgesomd; de politiek gerichte Herodianen, de strenge Farizeeën, de afgescheiden Essenen, de Sadduceeën slechts marionetten van de Romeinen, de vrijheidsstrijders de Zeloten, enz. Beperken we ons tot de groep van de Farizeeën een invloedrijke groep waar het de theologie betreft. Bij Matthéüs is dit de meest in het oog springende groep. Vergeten we ook niet dat de Farizeeën ook hun onderlinge tegenstellingen hadden, het was niet één blok. Bij Matthéüs zijn de conflicten tussen Jezus en de Farizeeën zeer fel en die strijd gaat door tot en met de kruisiging (Mat.21:45 en 27:62). Het theologische conflict gaat meestal om het belang van de tempel en de gehoorzaamheid aan de Romeinse overheid. De tegenstelling tussen de opvattingen van Jezus hierover met de Farizeeën zijn zeer scherp geweest. Volgens Matthéüs spreekt Jezus in uitdrukkingen als: “dit verkeerd/boos en overspelig geslacht” (Mat.12:39, 45 / 16:4 / 23:36) of “huichelaar” (Mat.6:2,5,16 / 15:7 / 23:13-15,23-29). Jezus hekelde de levenswijze van de Farizeeën niet zozeer hun leer. Zij deden zelf niet naar wat zij leerden. Het zijn zeer negatieve termen en iets positiefs heeft Jezus volgens Matthéüs over hen niet gezegd. Ook Luther heeft dat gedaan. Als Jezus over de scharen spreekt dat is het in een andere taal, ze zijn als een kudde zonder herder (Mat.9:36 en 14:14). De scharen en Jezus is een verhaal van, nieuwsgierigheid en mensen belust op sensatie. Jezus hekelt ook de scharen. De reden is, dat ze weigeren voor Jezus te kiezen en met Hem na te volgen. Hun tweeslachtige houding is frappant. Lees eens wat in Mat.11:16-24 staat. De schare is onbeslist wanneer het op Jezus aankomt. De discipelen hebben de juiste keuze gedaan en hebben de roepstem van Jezus gehoord en opgevolgd. Bij de intocht in Jeruzalem (Mat.21:1-11) roept de schare nog ‘Hosanna de Zoon van David.’ Enkele dagen later, wellicht teleurgesteld in hun verwachtingen, want Jezus heeft hen niet opgeroepen tot de oorlog tegen Rome is hun gedrag anders. Dan roepen zij ‘Hij moet gekruisigd worden’ (Mat.27:23). Jezus heeft niet de verwachtingen ingelost en de vijandschap heeft het bij de scharen gewonnen. HOE HET NIET MOET! Op www.appelkerkenisrael.nl staat een bijdrage van Pieter W. van der Horst getiteld: ‘Omgaan met anti-joodse teksten in het Nieuwe Testament’ (September 2007). We gaan er niet uitdrukkelijk op in, lees het zelf maar, maar willen aantonen dat er ook een verkeerde manier is van omgaan met de Bijbel. De man wil perse alles wat ruikt naar kritiek op de Joden in de tijd van Jezus uit zijn Bijbel bannen. Hij (ds. Bert de Goede) pent een fictieve brief aan de apostel Johannes waarin hij uitleg vraagt naar de zin: “jullie vader is de duivel.” Dit schrijft hij: “Kunt u mij uitleggen wat u met die uitspraken over de Joden in hoofdstuk 8 van uw evangelie heeft bedoeld? Waarom heeft u het zo beschreven zoals u het heeft geschreven. En dat woord van Jezus over de duivel, komt dat


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

74

werkelijk van Jezus zelf?” Dit is een deel van het antwoord van de fictieve Johannes en dat past in wat de schrijver al had uitgelegd, dus echt buikspreken: “Natuurlijk zijn die woorden niet echt van Jezus zelf. Zeg ik nu. Want toen lag het wel een beetje anders. Ik was ervan overtuigd dat Jezus zelf die woorden gezegd zou kunnen hebben. Dat is misschien voor jullie, anno 2007, moeilijk te begrijpen, maar in mijn tijd was het heel gewoon om woorden en gedachten van jezelf te uiten alsof ze kwamen van je leermeester. Jullie zouden dat misschien wel vervalsing noemen. (…) Maar ik heb mij, zoals jullie nu doen, nooit afgevraagd wat zijn nu ‘echte’ woorden van Jezus en welke niet!” Zo heeft Luther nooit met de Bijbel omgesprongen. Daar had hij teveel achting voor en als zijn woorden kwetsend zijn dan is het meestal omdat hij zaken herhaald die Jezus en de apostelen al hadden benoemd. TERUG NAAR LUTHER René Süss, een uit de kerk gestapte dominee beweerde in 2005 dat Luther ‘antisemiet’ was. De man die aan de wieg van de Reformatie stond zou onrechtstreeks ook verantwoordelijk zijn voor de idealen van de Nazi’s. Luthers ‘theologisch testament’ (zegt men) uit 1543, ‘Over de Joden en hun leugens' zou aan de grondslag liggen van de Kristalnacht en de Shoah, de vernietiging van het Jodendom tijdens de tweede wereldoorlog in Nazi-Duitsland. De Lutherse Wereldfederatie (LWF) heeft sinds de jaren 80 nadrukkelijk stelling genomen tegen antisemitisme in elke vorm. Men weigert, ons inziens terecht, om Luthers medeverantwoordelijkheid voor de Jodenvervolging door de nazi’s te belijden. Want het op één hoopje gooien van alle problemen uit de dagen van het Naziregime en het in de schoenen schuiven van de Reformator gaat veel te ver. Dat is onoprecht omgaan met de feiten uit de geschiedenis. We moeten de geschiedenis niet herschrijven alleen maar lezen in de context van toen. We vertalen van https://en.wikipedia.org/wiki/Martin_Luther_and_antisemitism (bestaat niet in een Nederlandse versie) Debat over de invloed op de nazi's In het hart van het debat over de Lutherse invloed moeten we ons afvragen of het een verkeerde beoordeling is van zijn werk, hier te spreken als voorloper van het raciale antisemitisme van de nazi’s of niet. Sommige geleerden zien Luthers invloed als beperkt, maar dat de nazi's van zijn werk gebruik maakten als opportunisten is duidelijk. De heersende wetenschappelijke visie is sinds de Tweede Wereldoorlog dat de verhandeling een grote en blijvende invloed op de Duitse houding ten opzichte van haar joodse burgers in de eeuwen tussen de Reformatie en de Holocaust heeft uitgeoefend. Vierhonderd jaar nadat het werd geschreven, is “De Joden en hun leugens” door de nazipartij weergegeven gedurende de Neurenberg samenkomsten. En de stad Neurenberg presenteerde een eerste editie aan Julius Streicher, uitgever van de nazi-krant Der Stürmer, de krant die het beschreef als het meest radicale antisemitische tractaat ooit gepubliceerd. Tegen deze visie, schrijft theoloog Johannes Wallmann dat de verhandeling geen continuïteit van invloed had in Duitsland, en het werd in feite grotendeels genegeerd in de 18e en 19e eeuw. Hans Hillerbrand stelt dat om zich te concentreren op de rol van Luther


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

75

bij de ontwikkeling van het Duitse antisemitisme het volgende niet te onderschatten dat er “Grotere eigenaardigheden van de Duitse geschiedenis” waren. (De voetnoten zijn weggelaten.) We weten niet uit zijn eigen aantekeningen waarom Luther het grootste deel van zijn leven een “vriend” van de joden was geweest, en op een bepaald moment zulke kritische zaken op papier zet. Wel, enkele kenners van Luther en dat tijdsperk waarin hij leefde zeggen dat het zeer waarschijnlijk komt omdat Luther toen enkele zaken had gelezen in de Talmoed. En daarin zag hij dat joden anti- Christelijk van de rabbijnen. Daarom zou de reformator uit morele zin en verontwaardiging zo fel zijn brochure tegen de joden formuleren. We geven enkele voorbeelden hiervan en als u wil nagaan wat er in de Talmoed staat dan zijn er meerdere versies: maar in alle moderne versies is er geknipt. Deze van Rodkinson die men in Tamoed-kringen niet zal aanvaarden daar is het minst in geknipt. Doe maar eens zelf je onderzoek naar deze zaken op het net. Dus deze staaltjes van exegese door de rabbijnen en vergelijk dat eens met de Bijbel. (https://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/Judaism/FullTalmud.pdf)

De Roomse encycliek NOSTRA AETATE aanhalen is zand in onze ogen strooien! In hetzelfde nummer van het tijdschrift dat we bespreken gaat ds Jeroen Bol een verdediging maken van een document uit het tweede Vaticaans concilie. Een gedeelte haalt hij daaruit aan van de schuld die de Katholieke kerk op zich neemt van de Holocaust door de Nazibeweging. Terecht maar ver gaat men niet: de heer Adolf Hitler was een roomse berger dus die veroordeling mocht wel wat zwaarder geformuleerd worden. We hebben ook geen problemen met dat gedeelte en kunnen dat ook onderschrijven. Maar die handelswijze stoort me danig. Waarom iets aanhalen waar Luther jaren tegen gevochten heeft en J. Bol wil er wat mee bewijzen dat er eigenlijk niet staat. Hij negeert de context en wat de Roomse kerk ook leert. Neen, ik heb niets te leren van de Roomse kerk en dan als tussendoortje een encycliekje aanhalen is tegen mijn benen geschopt. Luther draait zich (figuurlijk nietwaar) om in zijn graf, leerlingen van hem die de Roomse kerk de hand toereiken. Die kerk leer ook nog dat wij geen echte band hebben met God. Willen we dat; dan terug naar die kerk. En vergeet Maria niet: zij is Medeverlosseres in wat Jezus heeft gedaan aan het kruis. Dus enkele citaten zonder verder commentaar van mij. Neen, de Roomse kerk is niet mijn ding en zeker ook niet Gods gemeente waar we naar toe moeten. Ik ben er ook overgevoelig voor: ik kom uit die kerk. Het is door de studie van Herman Bavinck en Ethelbert Warfield dat voor mij de enige goede aanpak in de uitleg van de Schriften uit de gereformeerde hoek komt. Kijken we eerst wat Het Concilie van Trente leerde over de joden en dat is nog steeds de goede uitleg als men oprecht naar de Schriften gaat kijken. Ze zijn onder de macht van de duivel als ze zich niet bekeren en worden met gelovige heidenen aangenomen als de echte kinderen van God. Hier te zoeken: http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=650&dos=21 Zesde Sessie, 13 januari 1547 SESSIO VI - DECRETUM DE IUSTIFICATIONE DS 793 / DS 1521


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

76

Ten eerste verklaart de heilige Synode, dat tot het juiste en oprechte begrijpen van de rechtvaardiging behoort, dat éénieder erkent (…) en onder de macht van de duivel en de dood, dat niet alleen de heidenen door de kracht van de natuur, maar dat ook de joden zelfs door de letter van de wet van Mozes, daarvan bevrijd konden worden, of konden opstaan, ofschoon in hen niet in het minst de vrije wil, door krachten zwakker gemaakt en kromgebogen, was uitgeblust. (7 Synode van Orange, Over de genade, Canon 8, DS 378) DS 794 / DS 1522 Zo gebeurde het, dat de hemelse Vader, “de Vader van barmhartigheid en de God van alle vertroosting” (2 Kor 1, 3) Christus Jezus (1 Canon 1) , Zijn Zoon, voor de wet en ten tijde van de wet, aan vele heilige vaders aangekondigd en beloofd (2 Vgl. Gen 49, 10) toen “de volheid van de tijd gekomen was” (Ef 1, 10; Gal 4,4) tot de mensen heeft gezonden, zodat de Joden, die “onder de wet waren, verlost zouden worden” (Gal 4, 5) en de “heidenen die niet waren afgesneden van de gerechtigheid, de gerechtigheid zouden kunnen grijpen” (Rom 9, 30) en dat allen de “aanname tot zonen zouden ontvangen” (Gal 4, 5). Hem, “zette God als Verzoener in door het geloof in zijn 64 Bloed” (Rom 3, 25) “voor onze zonden, niet alleen voor de onze, maar zelfs voor die van de gehele wereld.” (1 Joh 2, 2). ^^^^^^^ En nu Vaticanus 2 en wat ze werkelijk leren! (Kleuring en onderstrepen komen van onszelf. De voetnoten geven we niet mee.) Hier te zoeken: http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=650&dos=42 Verklaring van 28 okt.1965 NOSTRA AETATE Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten 4. Zich verdiepend in het mysterie van de Kerk, is deze heilige kerkvergadering de band indachtig waardoor het volk van het Nieuwe Verbond geestelijk verbonden is met de stam van Abraham. DE KERK VAN CHRISTUS ERKENT IMMERS, DAT HAAR GELOOF EN HAAR UITVERKIEZING, OVEREENKOMSTIG HET HEILSMYSTERIE VAN GOD, REEDS EEN AANVANG NAMEN BIJ DE AARTSVADER, MOSES EN DE PROFETEN. Zij belijdt, dat alle christengelovigen, zonen van Abraham naar het geloof,6 besloten liggen in de roeping van deze aartsvader en dat het heil van de Kerk op geheimnisvolle wijze voorafgebeeld wordt in de uittocht van het uitverkoren volk uit het land van de slavernij. Daarom kan de Kerk niet vergeten, dat zij door dat volk waarmee God zich in zijn onuitsprekelijke barmhartigheid heeft verwaardigd het Oude Verbond aan te gaan de openbaring van het Oude Testament heeft ontvangen en dat zij gevoed wordt vanuit de wortel van de goede olijfboom, waarop de wilde olijftakken, de heidenen, zijn geënt.7 Want de Kerk gelooft, dat Christus, onze Vrede, joden en heidenen door het kruis tot verzoening heeft gebracht en beiden één heeft gemaakt in zichzelf. (…) Hoewel de gezagsdragers van de joden met hun aanhangers de dood van Christus hebben doorgedreven,13 kan toch datgene wat tijdens zijn lijden werd bedreven noch alle toen levende joden zonder onderscheid noch de joden van onze tijd worden aangerekend. Alhoewel de Kerk het nieuwe volk van God is, mogen de joden toch niet als door God verworpen noch als vervloekt worden voorgesteld, alsof dit uit de Heilige Schrift zou volgen. Laten daarom allen ertegen waken


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

77

in de catechese en in de verkondiging van het woord van God ook maar iets te leren wat niet met de evangelische waarheid en met de geest van Christus overeenstemt. [Mijn opmerking hierbij: dan ook weg laten wat Jezus en zijn apostelen daarover predikten. Ik zou het niet aandurven.] (…) Overigens heeft Christus, zoals de Kerk altijd heeft gehouden en nog houdt, om de zonden van alle mensen zijn lijden en dood vrijwillig met een oneindige liefde ondergaan, opdat allen het heil zouden verwerven. Het is daarom de taak van de Kerk in haar prediking het kruis van Christus te verkondigen als het teken van de universele liefde van God en de bron van alle genade. Het mysterie van de Kerk bestuderend, denkt dit heilig Concilie aan de band, waardoor het volk van het Nieuwe Testament geestelijk verbonden is met de nakomelingen van Abraham. De Kerk van Christus erkent immers dat, volgens Gods heilmysterie, haar geloof en haar uitverkiezing reeds zijn begonnen bij de Aartsvaders, Mozes... ^^^^^^^ Decreet van 28 okt. 1965 CHRISTUS DOMINUS Decreet over het herderlijke ambt van de bisschoppen in de kerk HOOFDSTUK I “3. In de ene en enige Kerk van God zijn reeds vanaf het eerste begin enige scheuringen ontstaan, 15 die de apostel ernstig afkeurt.16 In latere eeuwen hebben zich echter grotere onenigheden voorgedaan. Omvangrijke gemeenschappen hebben zich afgescheiden van de volle gemeenschap van de katholieke Kerk en dit soms niet zonder schuld aan beide zijden. Maar degenen die nu in zulke gemeenschappen worden geboren en er het geloof in Christus in zich opnemen, kan men de zonde van de afscheiding niet toerekenen. (…) Immers, alleen door de katholieke Kerk van Christus, als het algemene heilsmiddel, kan men toegang hebben tot de gehele volheid van de heilsmiddelen. Wij geloven namelijk, dat de Heer aan het ene apostelencollege, waarvan Petrus het hoofd is, alle goederen van het Nieuwe Verbond heeft toevertrouwd, en wel om op aarde één lichaam van Christus te vormen, waarbij allen die reeds op enigerlei wijze tot het volk van God behoren volledig moeten worden ingelijfd. HOOFDSTUK III Deze heilige kerkvergadering (…) verklaart bovendien zich ervan bewust te zijn, dat dit heilige voornemen alle christenen te verzoenen in de eenheid van de ene en enige Kerk van Christus de menselijke krachten en gaven te boven gaat.” ^^^^^^^ Constitutie 21 nov. 1964 LUMEN GENTIUM Dogmatische Constitutie over de Kerk 8 De Heilige Maagd en Moeder Gods Maria in het mysterie van Christus en de Kerk

53 Maria is ‘ten volle moeder van de ledematen (van Christus) ... omdat zij door haar liefde heeft meegewerkt aan het ter wereld brengen in de Kerk van de gelovigen, die van dit Hoofd de ledematen zijn’. Daarom ook wordt zij begroet als een boven allen uitmuntend en heel


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

78

uitzonderlijk lid van de Kerk, als haar type en voortreffelijk voorbeeld in het geloof en de liefde; en de Kerk, door de Heilige Geest onderwezen, omringt haar met kinderlijke en vrome gehechtheid als een zeer liefhebbende moeder. 62 Met moederlijke liefde draagt zij zorg voor de broeders van haar Zoon die nog op pelgrimstocht zijn en in gevaren en angsten verkeren, totdat zij het gezegend vaderland bereiken. Daarom wordt de heilige maagd door de Kerk aangeroepen onder de titels van voorspreekster, helpster, toevlucht, middelares. Dit wordt echter zo verstaan dat daardoor aan de waardigheid en werkdadigheid van Christus, de enige Middelaar, niets wordt afgedaan, niets wordt toegevoegd. Geen enkel schepsel immers kan met het mensgeworden Woord en de Verlosser ooit op één lijn worden gesteld. 63 Door de gave en de taak van het goddelijk moederschap dat haar met haar Zoon, de Verlosser, verenigt, en door haar heel bijzondere genaden en opdrachten is de heilige maagd ook met de Kerk innig verbonden: de moeder van God is het model van de Kerk, zoals de heilige Ambrosius reeds leerde, met name in de orde van het geloof, de liefde en de volmaakte eenheid met Christus. 64 Nu echter wordt de Kerk, die de verborgen heiligheid van Maria beschouwt, haar liefde navolgt en de wil van de Vader getrouw volbrengt, ook zelf moeder door het woord van God met getrouwheid op te nemen: door de prediking en het doopsel immers brengt zij zonen ter wereld, van de Heilige Geest ontvangen en uit God geboren, voor een nieuw en onsterfelijk leven. Ook zij is maagd: zij behoudt haar trouw aan de bruidegom gaaf en zuiver en in navolging van de moeder van haar Heer bewaart zij op maagdelijke wijze, door de kracht van de Heilige Geest, het ongerept geloof, de standvastige hoop en de oprechte liefde. 69 Laten alle gelovigen de moeder van God en de moeder van de mensen dringend erom smeken, dat zij, die de beginnende Kerk met haar gebed heeft bijgestaan, ook nu zij in de hemel boven alle gelukzaligen en engelen verheven is, in de gemeenschap van alle heiligen bij haar Zoon ten beste zal spreken, totdat alle volkerenfamilies, zowel zij die de erenaam van christenen dragen als zij die hun Verlosser nog niet kennen, in vrede en eensgezindheid tot een enkel volk van God gelukkig verenigd worden, tot glorie van de allerheiligste en onverdeelde Drievuldigheid.

^^^^^^^ Constitutie 4 dec. 1963 Sacrosanctum Concilium Over de heilige liturgie 2. Door de liturgie wordt immers ‘het werk van onze verlossing voltrokken’, 1 vooral in het heilig offer van de eucharistie. Zij draagt er in de hoogste mate toe bij, dat het leven van de gelovigen uitdrukking en openbaring wordt van het Christusmysterie en van de eigenlijke, aard van de ware Kerk, aan welke het eigen is tegelijk menselijk en goddelijk te zijn, zichtbaar en vervuld van onzichtbare werkelijkheden, opgaande in het werk en vrij voor de beschouwing, in de wereld aanwezig en toch op pelgrimstocht; en wel zo dat in haar het menselijke in ondergeschiktheid gericht is op het goddelijke, het zichtbare op het onzichtbare, het werken op het beschouwen, het heden op de toekomstige stad waarnaar wij zoeken. 2 Vandaar dat de liturgie de huisgenoten dagelijks opbouwt tot een heilige tempel in de Heer, tot een woonstede van God in de Geest, 3 tot aan de maat die de volheid van de Christus past. 4 Tegelijk versterkt zij op treffende wijze hun krachten voor de verkondiging van de Christus en zo toont zij aan hen die buiten staan de Kerk als


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

79

een teken dat onder de volkeren is opgericht, 5 want onder dit teken moeten de verstrooide kinderen van God worden samengebracht,6 totdat het wordt: één kudde, één herder.7 WIE WAS HITLER, BEHALVE DAT HIJ OOK MOORDENAAR WAS? Laten we Hitler niet verkeerd voorstellen hij was tot op een zekere hoogte een diep religieus mens. Hij had een grote afkeer van atheïstische “joodse” partijen, waar de communisten het grote voorbeeld van was. VERGETEN WE TOCH NIET DAT Karl Marx van joodse komaf was. Hitler zegt in Mein Kampf: “ons tegenwoordige politieke Christendom acht het niet beneden zijn waardigheid om bij de verkiezingen te bedelen om Joodse stemmen, en om later te trachten met atheïstische Jodenpartijen politieke zwendelzaken op touw te zetten.” “Mein Kampf” dat Hitler schreef in 1923 schreef: “De natuur, die eeuwig is, wreekt onverbiddelijk iedere inbreuk op haar geboden. Daarom is het mijn overtuiging, dat ik werk in de geest van de almachtige Schepper: Want door mij te verweren tegen de Jood strijd ik voor het werk van de Heer.” Over raszuiverheid, een ander stokpaardje van de Nazileider is: “Het gevolg van iedere rasvermenging is dus, in het kort, altijd het volgende:….. er treedt een lichamelijke en geestelijke achteruitgang op, en daarmee het begin van een langzaam, maar zeker verkwijnen. Indien men zo een ontwikkeling tot stand brengt, doet men niets anders dan inbreuk maken op de wil van de eeuwige Schepper.” (Citaat uit Mein Kampf) “Men zift niet, dat men zondigt tegen de wil van de Schepper, wanneer men honderdduizenden en nogmaals honderdduizenden van zijn meest begaafde schepselen in het proletarische moeras onzer dagen laat ondergaan.” (Citaat uit Mein Kampf) “Almachtige God, zegen straks onze wapenen; wees even rechtvaardig als Gij altijd waart; oordeel nu opnieuw, of wij onze vrijheid nu waardig zijn, en veroordeel ons niet; Heer, zegen onzen strijd!” (Citaat uit Mein Kampf) Hitler was dus een Rooms Katholiek (maar het was grotendeels maar een façade). Dit schrijft/vertaald Norman H. Baynes (red.), The speeches of Adolf Hitler 1922/1939, Oxford University Press: “Mijn gevoel als christen wijst mij op mijn Heer en Heiland als een vechter. Het wijst mij op de man die ooit in eenzaamheid, omringd door maar enkele volgelingen, de ware aard van de joden doorzag en mensen opriep om tegen hen te strijden en die - Gods waarheid! - niet het grootst was als lijder maar als vechter. Als christen en als mens heb ik met een grenzeloze liefde de passage gelezen waarin Hij ons vertelt hoe de Heer zich tenslotte in al zijn macht verhief en de gesel greep om het addergebroed uit Zijn tempel te verdrijven. Wat een indrukwekkende strijd heeft Hij gevoerd tegen het joodse vergif! Nu, na 2.000 jaar, versta ik met de diepste emotie vollediger dan ooit tevoren dat het hierom was dat Hij aan het kruis Zijn leven moest laten.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

80

Als christen heb ik de plicht me niet te laten bedriegen, maar om een vechter te zijn voor waarheid en gerechtigheid. En als mens heb ik de plicht om erop toe te zien dat de menselijke beschaving niet op dezelfde rampzalige manier instort als de beschaving van de antieke wereld 2.000 jaar geleden - een beschaving die door dezelfde joden naar zijn ondergang is geleid.”

Hier boven: Kardinaal Eugenio Pacelli, later Paus Pius XII, sloot een concordaat met NaziDuitsland, dat moest de katholieken bevoordelen/beschermen tegenover de protestanten. Wat we erbij moeten aan toevoegen is dat Hitler dat contract regelmatig met de voeten trede.

Hier boven: Hitler's bruine leger tijdens een kerddienst en bij het verlaten Foto’s van Heinrich Hoffmann, officiële fotograaf van Hitler. Titel van het boek: Das braune Heer. 100 Bilddokumente:


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

81

Leben, Kampf und Sieg der SA und SS. Mit einern Geleitwort von Adolf Hitler. Bildzusarnrnenstellung Heinrich Hoffmann. - Ber1in: Zeitgeschichte (1934) .

Een Nazi vlag aan de Keulse Kathedraal, in 1937

Toen Hitler in België was tijdens de 2de WO schilderde hij veel kerken, dit is er één van.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

82

Hier boven: niemand heeft Der Stürmer een partijblad van de Nazi’s ooit beschuldigd van subtiliteit in zijn antisemitische aanvallen. De krant van Julius Streicher Der

Sturmer gebruikte regelmatig cartoons om joden te portretteren als minder dan menselijk. Hierboven, in een nummer uit 1934, de cartoon die het Nazi Ministerie van

Cultuur prijst voor het verwijderen van Joodse studenten en docenten van Duitse klaslokalen. Deze Julius Streicher werd veroordeeld in Neurenberg voor misdaden tegen de menselijkheid en opgehangen in 1946. Vergeten we hier ook niet, Hij kwam uit een streng katholiek gezin zoals zijn Führer.

Hier een degelijk artikel over het concordaat http://www.heise.de/tp/artikel/33/33999/1.html Deze site heeft een enorm aantal illustraties over het Nazi-Duitsland, de site is niet door een volgeling van het regime beheerd naar zijn eigen verklaring http://users.skynet.be/vonweyersberg/ In het boek Handelingen, leggen de christenen (en apostelen) voortdurend de schuld voor de dood van Jezus aan de Joden (Handelingen 2:23 / 3: 13-14 / 5:30 / 10:39, en nog vele meer). Joden zijn sinds de eerste eeuw als “Christus-doders” bestempeld. En dat zal een hoofdargument bij Luther geweest zijn. De straf van God over die zaak ligt voor ons persoonlijk in wat gebeurde in de dagen van de val van Jeruzalem en het vernietigen van de tempel in 70 na Christus. Voor ons Gods manier om te tonen: ze zijn echt te ver gegaan. Maar straf van God nadien nog aan de joden aanrekenen lijkt ons dan niet meer BIJBELS TE ZIJN. Bovendien komt ons niet toe wat God als straf oplegt aan Zijn opstandig volk. Dan is ook de vervolging van joden door christenen een zaak die God zal oordelen met zware straffen. WAAR HALEN THEOLOGEN DE BIJBELSE GRONDEN VOOR EEN DERGELIJKE AANPAK? Waar zou Jezus ooit zoiets gezegd hebben of gesuggereerd? Elke vervolging van joden is dus werk van mensen en niet Gods straf. En Joden uitmoorden is ook moord en zal door God als zware overtreding regerend worden. We baseren dat op Lucas 21: “20 Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is. 21 Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen en wie in het midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op de velden zijn, er niet in gaan. 22 Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat geschreven staat, vervuld wordt. 23 Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk. 24 En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn.” Joden aangeven als dezen die de belangrijkste aanklagers waren in het proces van Jezus is in het NT duidelijke taal. Zo dacht men zeker ook in de 16de eeuw. We citeren wat over Erasmus, een tijdgenoot en bijna “kameraad” van Luther en dat geeft goed aan hoe men dacht over joden in die dagen. Vergeet niet dat die periode “het humanisme” is genoemd door vriend en vijand. (http://www.humanistischverbond.nl/geschiedenis-humanisme).


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

83

ERASMUS : EEN BETWIST HUMANIST, Fred Neerhoff Elektrotechnisch ingenieur en toegepast wiskundige Den Haag, 15 januari 2010, blz.7. (Internet artikel onze inkleuring) Omstreeks de tijd van de Europese Reformatie - juist toen Erasmus op het hoogtepunt was van zijn roem - ging zoals we zagen, het christelijke bastion barsten vertonen. Ook de relatie tussen christenen en Europese joden werd navenant op scherp gezet. Naar algemeen oordeel is het Westerse christendom van voor 1500 een van de meest intolerante godsdiensten in de wereldgeschiedenis. En als man van zijn tijd had Erasmus zoals de meeste geletterde christenen ten tijde van de Renaissance sowieso al een grondige hekel aan het jodendom. En, bang als hij was dat de broze eenheid van het laat-middeleeuwse christendom ondermijnd zou worden, verzette Erasmus zich fel tegen elke joodse inmenging. Zijn prominente positie als Europa’s christelijke geweten verplichtte Erasmus redelijkerwijs tot een evenredige verantwoordelijkheid ter zake. Maar in plaats van de gespannen relatie tussen christenen en joden te matigen, gooide Erasmus olie op het vuur. Getuige het volgende, samenvattende citaat: ”Desiderius Erasmus gaf met zijn opvallende jodenhaat het voorbeeld aan allen die zich in Europa tot de intellectuele voorhoede rekenden” [1]. En inderdaad, talrijk zijn de bewaard gebleven anti-joodse uitlatingen door de prominente katholiek Erasmus. Ter illustratie eerst zijn uitspraak: ”Ik zie de joden als een volk vervuld van de langdradigste verzinsels die alles met een soort mist toedekken: Talmoed, kabbala, tetragrammaton, poorten van licht - niets dan woorden. Ik zag Christus liever vermengd met Scotus dan met die rommel van hen” [1]. (Erasmus beschouwde de vroeg-middeleeuwse christelijke theoloog Scotus als een obscurantist.) Dan: als een van de redenen waarom hij herhaalde uitnodigingen naar Spanje afsloeg, voerde hij aan dat ”het er krioelde van joden” [1]. (Alsof hij geen groter gevaar te duchten had van de Spaanse inquisitie [17].) En, over de door Erasmus gewantrouwde, tot het christendom bekeerde Duitse jood Pfefferkorn: ”Als je hem opensnijdt, springen er zeshonderd joden uit” [1]. En alsof dat nog niet genoeg is: ”Als jodenhaat de echte christen legitimeert, dan zijn wij allen voortreffelijke christenen” [25]. Verder was Erasmus het met Luther eens toen die de joodse Thora (wet van Mozes) wilde vervangen door het christelijke evangelie. Trouwens, na de waterscheiding tussen Erasmus en Luther in 1520, dacht Luther aanvankelijk dat hij de joden iets nieuws te bieden had, en hoopte hen alsnog te bekeren tot zijn gereformeerde christelijke geloof. Maar toen hij tot zijn bittere teleurstelling merkte dat zijn aanbod werd afgewezen, sloeg zijn eerdere toenaderingsgezindheid om in blinde haat. Getuige zijn beruchte boek uit 1543 Van de Joden en hun leugens [26], dat leest als een blauwdruk voor de Kristallnacht van de nazi’s in 1938 [1, 27]. Tenslotte nog een citaat uit een andere bron dat Erasmus’ positie mbt. het Europese jodendom samenvat: ”Maar de absolute exponent van het christelijk-humanistische anti-semitisme was Erasmus zelf. Erasmus kan zelfs worden beschouwd als een voorloper van zowel Luther als het pausdom in het formuleren van het nieuwe, meer ideologisch getinte antisemitisme van de 16de eeuw” [27]. [18] Sole,´ Richard and Brian Goodwin, ”Signs of Live. How complexity pervades biology”, Publ. Basic Books, 2000. [19] Spinoza, ”Ethica”, Uitg. Wereldbibliotheek, 1979 (1677). [20] NRC Handelsblad, ”Calvijn haalde zijn benepen zuinigheid niet uit de Bijbel”, 10/07/2009. Zie http://archief.nrc.nl. [21] Erasmus, Desiderius, ”De Turkenkrijg”, Uitg. Ad. Donker, 2005 (ca.1530). [22] ”Kanttekeningen bij Erasmus’ pacifisme”. Zie www.erasmus.org . [23] Meinsma, K.O., ”Spinoza en zijn kring”, Uitg. Martinus Nijhoff, 1896. [24] More, Thomas, ”Utopia”, Uitg. Athenaeum, 2008 (ca.1516). [25] NRC Handelsblad, ”De heilige Erasmus”, 27/08/1995. Zie http://archief.nrc.nl. [26] Suss, ¨ Rene,´ ”Luthers theologische testament”, Uitg. VU University Press, 2006. [27] Israel, ¨ Jonathan, I., ”De Joden in Europa,1550-1750”, Uitg. Van Wijnen, 2003 (1985). [28] Een gezamenlijk initiatief van de Erasmus Universiteit Rotterdam en


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

84

de Bibliotheek Rotterdam. Zie www.erasmus.org. [29] Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU), ”De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Principes van goed wetenschappelijk onderwijs en onderzoek”, 2004. [30] Zie www.huisvanerasmus.nl. [31] Molenaar, Leo, ”Wat is het beeld van Erasmus”, Reboot # 6, 25/03/2009. Zie www.basvanvlijmen.com/reboot. [32] ”De Humanistische Canon”. Zie www.humanistischecanon.nl [33] Humanistisch Verbond, ”De erfenis van Erasmus onder humanisten”. Zie www.humanistischverbond.nl/nieuws/archief/2008 [34] Constandse, A. L., ”Geschiedenis van het Humanisme in Nederland”, Uitg. Kruseman, 1980 (1978). [35] Huizinga, Johan, ”Erasmus”, Uitg. Ad.Donker, 2001 (1924). [36] De Montaigne, Michael, ”De Essays”, Uitg. Athenaeum, 2004 (ca.1585)

Dus schiet niet alleen op Luther! Niet selectief verontwaardigd zijn a.u.b. We geven u na onze eigen beschouwingen ook dit nog mee uit: http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/er_loopt_directe_lijn_van_luther_naar_kristallnacht_1 _143491 KERK & RELIGIE „Er loopt directe lijn van Luther naar Kristallnacht” 09-11-2005 10:22 | ANP Het felle antisemitisme van kerkhervormer Maarten Luther (1483-1546) was mede bepalend voor het klimaat waarin de nazi’s 6 miljoen Joden konden vermoorden, vindt de Joodse theoloog drs. René Süss. Anti-Joodse uitingen van de Duitse voorman van de Reformatie waren geen incidenten maar maakten deel uit van een „scherpe en consistente anti-Joodse visie.” Süss schrijft dit in zijn proefschrift “Daarom nu en voor altijd: weg met hen!”, waarop hij morgen aan de universitaire faculteit voor protestantse godgeleerdheid in Brussel promoveert. Het is de dag waarop Luther 522 jaar geleden werd geboren én de dag na de “Kristallnacht” in 1938, waarop de nazi’s overal in Duitsland synagogen in brand staken. Van Luther naar de Kristallnacht loopt volgens Süss een directe lijn. „Men moet hun synagogen of scholen in brand steken en wat niet wil branden, moet men met aarde overdekken, zodat geen mens er een steen of sintel meer van ziet, voor eeuwig niet”, citeert Süss uit het door hem vertaalde geschrift van Luther “Over de Joden en hun leugens” (1543). Theologen en kerkhistorici hebben dat volgens hem ten onrechte vergoelijkt als een „incidentele uitbarsting van een verbitterd en ziekelijk man.” Het is een wijdverbreid misverstand dat de nazi’s Luther misbruikten, stelt Süss. Ze hoefden volgens hem Luthers „systematische demonisering” van de Joden niet aan te dikken om er dankbaar gebruik van te kunnen maken. Hij haalt de protestantse bisschop van Thüringen aan, die


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

85

in de dagen na de Kristallnacht juichend schreef dat Luther zich geen mooier verjaardagsgeschenk had kunnen wensen. De gepensioneerde Amsterdamse theoloog Süss was jarenlang hervormd predikant, totdat hij in 1999 terugkeerde naar het jodendom. Dr. K. Zwanepol, luthers kerkelijk hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht, vindt dat Süss overdrijft. „Zonder iets af te doen aan de waarheid dat wat Luther in dat ene geschrift over de Joden zegt, niet kan, vind ik dat je dat niet zo in het hart van zijn denken kunt verankeren.” Hij wijst erop dat Luther aanvankelijk sympathie voor het jodendom had en erkende dat Jezus een Jood was. „Die sympathie slaat later om in teleurstelling over het feit dat de Joden zich na de doorbraak van het protestantisme niet tot het christendom bekeerden. Dan spreekt de onderbuik. Maar je kunt niet zeggen dat zijn hele theologie uit die onderbuik is voortgekomen.” Dr. Zwanepol vindt het ook gevaarlijk om zo’n directe lijn te trekken van Luther naar de nazi’s als Süss doet. „Dat is een oud verhaal dat al buitengewoon krachtig weersproken is.” Hij vindt dat de nazi’s Luther wel degelijk hebben misbruikt.”

SLOTCONCLUSIE: We maken een enorme fout om ons verhaal van vandaag uit te stippelen aan de hand van iets dat bijna vijfhonderd jaar geleden is geschreven. Ja, ik geloof zeker dat Luther na gehoord te hebben van de Holocaust het anders zou geschreven hebben. Maar ook van iets anders ben ik overtuigd met de volle zekerheid. Hij zou nog steeds de grootste nadruk gelegd hebben op: joden bekeer u voor het te laat is. En dat zie ik niet in kringen als Israël en de kerk en is ook niet Bijbels goed te praten. Ik mag Matthéüs 28:19 niet onder de mat schuiven: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.” Als we apostolisch willen bezig zijn dan is dat een hoofdopdracht! Niet het aanvallen van Luther’s gedachtegoed! Aan allen die het evangelie preken in Israël en Joden tot mijn Heer willen brengen: mijn hoedje af! De enige toekomst voor dat volk en Jeruzalem ligt in bekering! Al de rest berust op wensdromen.

Foto: Het 2e congres van leiders van Wereldreligies in 2009 te Kazachstan. Tot het congres van wel 30 soorten deelnemers behoorden: de Islam, Boedhisme, Judaisme, Mag ik dit hier links ter illustratie Taoisme, Wereldraad van Kerken, Zoroastrisme en ook twee gebruiken van iets dat ik nooit heb begrepen. In zowel evangelische rabbijnen op de voorgrond. als protestantse kringen heeft


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

86

men nog weinig kritiek op de theologie van de “ander.” Heeft Paulus niet elke soort afwijking aan de kaak gesteld die niet aan de regels van de apostelen kon voldoen? Wat heeft Gods licht met al die religieuze duisternis van de wereld te maken? Er zijn geen “vele” wegen tot God. Ik ken er maar één en die is langs Jezus om!

Israëli eerste Minister Benjamin Netanyahu met Paus Franciscus in Vaticaanstad in december 2013. (Photo Amos Ben Gershom)


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

87

P.H.R. van Houwelingen, emeritus van de theologische faculteit Broederweg Kampen schreef: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël’ zou moeten worden: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met de Messias van Israel’.

Hoofdstuk 3 De goede Herder

Johannes 10 in de Herziene Statenvertaling De goede Herder 1 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie de schaapskooi niet door de deur binnengaat, maar van elders naar binnen klimt, die is een dief en een rover. 2 Maar wie door de deur naar binnen gaat, die is herder van de schapen. 3 Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen zijn stem, en hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. 4 En wanneer hij zijn eigen schapen naar buiten gedreven heeft, gaat hij voor hen uit, en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen. 5 Maar een vreemde zullen zij beslist niet volgen, maar zij zullen van hem wegvluchten, omdat zij de stem van vreemden niet kennen. 6 Deze gelijkenis sprak Jezus tot hen, maar zij begrepen niet wat datgene wat Hij tot hen sprak, betekende. 7 Jezus dan zei opnieuw tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de Deur voor de schapen. 8 Allen die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

geluisterd. 9 Ik ben de Deur; als iemand door Mij naar binnen gaat, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. 10 De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben. 11 Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen. 12 Maar de huurling en wie geen herder is, die de schapen niet tot eigendom heeft, ziet de wolf komen en laat de schapen in de steek en vlucht; en de wolf grijpt ze en drijft de schapen uiteen. 13 En de huurling vlucht, omdat hij een huurling is en zich niet om de schapen bekommert. 14 Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en word door de Mijnen gekend, 15 zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; en Ik geef Mijn leven voor de schapen. 16 Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één Herder. 17 Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik Mijn leven geef om het opnieuw te nemen. 18 Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf; Ik heb macht het te geven, en heb macht het opnieuw te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen. 19 Er ontstond dan opnieuw verdeeldheid onder de Joden vanwege deze woorden.

88


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

89

20 En velen van hen zeiden: Hij is door een demon bezeten en is buiten zinnen, waarom luistert u naar Hem? 21 Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden van een bezetene; kan een demon soms ogen van blinden openen?

We geven u ook de verwijzingen weer bij vers 11:  Jes.40:11: “Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammetjes in Zijn arm en bijeenbrengen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.”  Ezech.34:23: “Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden: Mijn Knecht David. Híj zal ze weiden en Híj zal een Herder voor ze zijn.”  Hebr.13:20: “De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond,”  1 Petr.5:4: “En als de Opperherder verschijnt, dan zult u de onverwelkbare krans van de heerlijkheid verkrijgen.” Wat leert ons deze tekst?

Even herhalen: ÉÉN KUDDE, ÉÉN HERDER ZEGT JEZUS, IN VERS 16, EN HIJ WEET WAAROVER HIJ HET HEEFT! Dat is ook wat Paulus leert, die opmerkt dat de scheidingmuur tussen Joden en heidenen door Christus is afgebroken (Epheze 2:11-22 H S V wij onderlijnen):

Jood en heiden één in Christus 11 Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, 12 dat u IN DIE TIJD zonder Christus was, VERVREEMD VAN HET BURGERSCHAP VAN ISRAËL EN VREEMDELINGEN WAT BETREFT DE VERBONDEN VAN DE


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

BELOFTE. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. 13 Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. 14 Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, 15 heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, 16 en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. 17 En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren. 18 Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. 19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.

90


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

91

Met welk recht gaat men daar nog iets aan wijzigen! De scheidingsmaar = de wet van Mozes is afgedaan en vervuld door Jezus en Zijn offer aan het kruis. Zijn we niet samen = één in Christus?

De gemeente van Christus is nu de kerk: voor alle gelovigen van alle volkeren, Joden incluis

De attributen van het letterlijke volk Israël zijn nu deze van de gemeente van Christus geworden, alle gelovigen die Jezus als Messias aannemen beërven wat aan Israël was voorzegd. BESCHRIJVING ALS… (NBG EN SV77) DE JODEN Israëlieten zijn Judeeërs of Joden Ezra 5:1: “Maar de profeet Haggai, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en Jeruzalem woonden, als profeten op in de naam van de God van Israël.”

AFVALLIG ISRAËL = NIET GODS VOLK

GEESTELIJK ISRAËL = GEMEENTE VAN CHRISTUS

Ongelovige Israëlieten zijn geen echte Judeeërs of Joden meer

Christenen zijn geestelijke Joden

Rom.2:28: “Want niet híj is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt.”

Rom.2:29: “maar híj is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.”

Opb.2:9 / Opb.3:9

Jer.34:8,9 / Zach.8:22,23 ISRAEL Israël is Israël Rom.9:6: “Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël.” Eph.2:12,19: “dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht

Verbondbrekende Joden zijn geen echte Israëlieten Num.15:30,31: “Maar wie iets met voorbedachten rade doet, hetzij geboren Israëliet, hetzij vreemdeling, die zal een lasteraar van de HERE zijn, die zal uit zijn volk worden uitgeroeid, want hij heeft het woord des HEREN veracht en zijn

Christenen zijn nu Israël Joh.11:50-52: “en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat. Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet alleen voor het volk,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. …Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.”

gebod geschonden; die zal zeker uitgeroeid worden, zijn ongerechtigheid is op hem.” Volgens Deut.18:19 zal zo iemand zijn burgerschap met het volk Israël verliezen. Num.15:31 / Hand. 3:23

DE GELIEFDEN VAN GOD Israël is de geliefde van God Ex.15:13-16: “Gij leiddet in uw goedertierenheid het volk dat Gij verlost hebt; Gij leiddet het door uw kracht naar uw heilige woonstede. Volkeren hoorlden het, zij sidderden; beving greep de bewoners van Filistea aan. Toen verschrikten Edoms stamhoofden, huivering greep Moabs machtigen aan; alle bewoners van Kanaän sidderden. Ontzetting en schrik overviel hen, door uw geweldige arm verstarden zij als een steen, terwijl uw volk, HERE, doortrok, uw volk, dat Gij U hebt verworven, doortrok.” Deut.33:1-4 / Ezra 3:10,11 JERUZALEM Jeruzalem is de stad en moeder van Israël Ps.149:2: “Israël verheuge zich in zijn Maker, laten de kinderen Sions juichen over hun Koning.” Jesaja 51:17,18: “Ontwaak, ontwaak, sta op, Jeruzalem; gij,

Ongelovige Israëlieten zijn niet de geliefden van God Lev.26:28,30: “dan zal Ik Mij met grimmigheid tegen u verzetten en Ik, ja Ik, zal u zevenmaal tuchtigen over uw zonden, En uw hoogten zal Ik verwoesten en uw wierookaltaren uitroeien; Ik zal uw lijken werpen op de lijken uwer afgoden en Ik zal een afkeer van u hebben.” Jer.12:8: “Mijn erfdeel was Mij geworden als een leeuw in het woud, het had tegen Mij gebruld; daarom ben Ik het gaan haten.” Jer.16:5 / Hos.9:15 / Amos 9:7 / Mat.3:7 / Phil.3:2 / 1 Thes.2:14-16 / Titus 1:10 Het letterlijke Jeruzalem (Israël) was meerdere malen ontrouw = een hoer

Ezech.16:15,35-41: “Maar gij hebt op uw schoonheid vertrouwd en ontucht gepleegd, trots op uw faam, en gij hebt aan iedere

92

maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen.” 1 Cor.10:1 / Gal.6:15,16 / Het ware “Israël van God” zijn al dezen die tot de Messias komen en Hem belijden. Een echte besnijdenis is minder van tel dan de geestelijke. De Christenen zijn de geliefden van God Rom.9:25: “gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de nietgeliefde: geliefde.” Eph.5:1: “Weest dan navolgers Gods, als geliefde kinderen.” Col.3:12: “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.” 1 Joh.3:1: “Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het (ook). Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.” Het hemelse Jeruzalem is de stad en moeder van de geestelijke Israëlieten = de christenen Gal.4:26: “Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.”

Heb.12:22: “Maar gij zijt


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther die uit de hand des HEREN de beker zijner grimmigheid hebt gedronken, de kelk der bedwelming hebt leeggedronken. Van al de zonen die zij gebaard heeft, was er niemand die haar geleidde; en van al de zonen die zij grootgebracht heeft, was er niemand die haar bij de hand greep.”

voorbijganger uw ontucht opgedrongen: het zou voor hem zijn… Daarom, hoer, hoor het woord des HEREN. Zo zegt de Here HERE: Omdat uw eer prijsgegeven en uw schaamte ontbloot werd bij uw ontucht met uw minnaars en met al uw gruwelijke afgoden, en om het bloed uwer zonen die gij Jesaja 12:6: “Juicht en jubelt, hun gegeven hebt – daarom inwoners van Sion, want groot zie, Ik ga al de minnaars die in uw midden is de Heilige gij behaagd hebt, Israëls.” bijeenbrengen, allen die gij Klaagliederen 4:2: “De kinderen hebt liefgehad zowel als allen van wie gij een afkeer van Sion, zo kostbaar, eens opwegend tegen gelouterd goud, gekregen hebt: Ik zal hen van alle kanten tegen u hoe zijn zij geacht als aarden bijeenbrengen en Ik zal uw kruiken, het werk van schaamte voor hen pottenbakkershanden!” ontbloten, zodat zij heel uw Jesaja 49:18,20,22: “Hef uw schaamte zien. Ik zal u ogen op naar rondom en zie hen richten naar wat men met allen; zij vergaderen, zij komen overspeelsters en tot u. Zo waar Ik leef, luidt het bloedvergietsters pleegt te woord des HEREN, gij zult hen doen; Ik zal u maken tot een allen aandoen als een sieraad, en voorwerp van bloedige hen ombinden, zoals een grimmigheid en naijver. Ik bruid…Ook zullen de kinderen, zal u in hun macht van welke gij beroofd waart, te overgeven, zij zullen uw uwen aanhoren zeggen: De verhoging neerhalen en uw plaats is mij te eng, maak mij verheven plaatsen slechten, ruimte, dat ik wonen kan… Zo zij zullen u uw klederen zegt de Here HERE: Zie, Ik zal uittrekken, uw sieraden mijn hand opheffen tot de wegnemen en u naakt en volken en mijn banier omhoog bloot doen staan. Zij zullen heffen voor de natiën; in hun een menigte tegen u doen armen zullen zij uw zonen optrekken, die u zal stenigen brengen, en uw dochters zullen en met zwaarden op de schouder gedragen neerhouwen, en ook uw worden.” huizen met vuur zal verbranden en gerichten aan u voltrekken ten

93

genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen.”

Opb.3:12 SV77: “Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods, en de naam van de stad Mijns Gods, namelijk van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwe Naam.”

Opb.21:2 SV77: “En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is.”

Opb.21:10: “En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, neerdalende uit de hemel van God.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

94

aanschouwen van vele vrouwen. Ik zal u met de ontucht doen ophouden, en ook het loon van een hoer zult gij niet meer geven.” DE KINDEREN VAN GOD Israëlieten zijn de kinderen van God Ex.4:22: “Dan zult gij tot Farao zeggen: Zo zegt de HERE: Israël is mijn eerstgeboren zoon.” Deut.14:1: “Gij zijt kinderen van de HERE, uw God; gij zult uzelf om een dode geen insnijdingen toebrengen, noch het haar boven uw voorhoofd wegscheren.”

Christenen zijn de kinderen van God Verbondbrekende Joden zijn geen echte kinderen van God Deut.32:5: “Verderfelijk hebben tegen Hem gehandeld, die zijn zonen niet zijn, maar een schandvlek, een verkeerd en vals geslacht.” Joh.8:39,42,44

Israël is de kudde van God en van de Messias

Rom.8:14,16: “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods... Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.” Joh.11:52 / 2 Cor.6:18 / Gal.3:26 / Gal.4:5-7 / Phil.2:15 / 1 Joh.3:1

Jesaja 1:2,4 / Jesaja 63:8 / Jer.31:9 / Hos.11:1 DE KUDDE VAN GOD EN VAN DE MESSIAS

Joh.1:12: “Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven.”

Israël was overspoeld van de valse herders

Ezechiël 34:2-7: Ps.78:52: “Hij liet zijn volk als “Mensenkind, profeteer schapen optrekken, leidde hen tegen de herders van Israël, als een kudde door de woestijn.” pro-feteer en zeg tot hen, tot die herders: zo zegt de Here Jer.31:10: “Hoort het woord des HERE: wee de herders van HEREN, o volken, verkondigt Israël, die zichzelf weiden! het in verre kustlanden en zegt: Moeten de herders niet de Hij, die Israël verstrooide, zal schapen weiden? Het vet eet het verzamelen en het behoeden gij, met de wol kleedt gij u, als een herder zijn kudde.” het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij niet; Ezech.34:12,15,16: “zoals een zwakke versterkt gij niet, herder naar zijn kudde omziet, zieke geneest gij niet, wanneer hij te midden van zijn gewonde verbindt gij niet, verspreide schapen is, zo zal Ik naar mijn schapen omzien en ze afgedwaalde haalt gij niet redden uit alle plaatsen waar zij terug, verlorene zoekt gij

Christenen zijn de kudde van God en van de Messias Joh.10:14,16: “Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij … Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder.” Heb.13:20: “De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden.” 1 Pet.2:25: “Want gij waart dwalende als schapen, maar thans hebt gij u bekeerd tot de


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther niet, maar gij heerst over verstrooid zijn geraakt op de dag hen met hardheid en van wolken en duisternis…. Ik geweldenarij. Zij raken zelf zal mijn schapen weiden, Ik verstrooid, omdat er geen zelf zal ze doen neerliggen, luidt herder is, en worden tot het woord van de Here HERE; voedsel voor al het gedierte … de verlorene zal Ik zoeken en des velds; zo raken zij de afgedwaalde terughalen; de verstrooid. Mijn schapen gewonde zal Ik verbinden en de dwalen rond op alle bergen zieke versterken, maar de vette en op elke hoge heuvel; en krachtige zal Ik verdelgen. Ik over de gehele aarde zijn zal ze weiden zoals het mijn schapen verstrooid behoort.” zonder dat er iemand is die naar hen vraagt of ze zoekt. Ps.80:1 / Jesaja 40:11 / Jer.23:13 / Zach.10:3 / Mic.5:4 Daarom, gij herders, hoort het woord des HEREN.” HET LAND VAN GOD

Num.12:7: “Niet aldus met mijn knecht Mozes, vertrouwd als hij is in geheel mijn huis.”

1 Pet.5:2,3: “hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde.”

1 Cor.3:9: “Want Gods medearbeiders zijn wij; Gods akker, Gods bouwwerk zijt gij.”

Jer.12:10: “Vele herders hebben mijn wijngaard verwoest, mijn akker vertrapt, mijn kostelijke akker gemaakt tot een woeste steppe.”

Israël is het huis van God

herder en hoeder van uw zielen.”

Christenen zijn het land van God

Israël is het land van God

HET HUIS VAN GOD

95

Het afvallige Israël is geen huis van God meer

Jer.5:11: “Want volslagen trouweloos handelen tegen Mij het huis van Israël en het huis van Juda, luidt het woord des HEREN. ”

Joh.8:35: “En de slaaf blijft niet eeuwig in het huis, de zoon blijft er eeuwig.”

Christenen zijn nu het huis van God 1 Tim.3:15: “Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.” Heb.3:2,5,6: “die getrouw is jegens Hem, die Hem heeft aangesteld, evenals ook Mozes getrouw was in [geheel] zijn huis… Nu was Mozes wel getrouw in geheel zijn huis als dienaar om te getuigen van hetgeen gesproken zou worden, … maar Christus als Zoon over zijn huis. Zijn huis zijn wij,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

96

indien wij de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, [tot het einde onverwrikt] vasthouden.” Heb.10:21 / 1 Pet.4:17

HET KONINKRIJK VAN GOD Israël is het koninkrijk van God Ex.19:6: “En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult.” 1 Kro.17:14 / 1Kro.28:5

Ongelovige Israëlieten zijn niet het koninkrijk van God Mat.8:11,12: “Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen; maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.”

Christenen zijn het koninkrijk van God Rom.14:17: “Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest.” 1 Pet.2:9 a: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap.” 1 Cor.4:20 / Col.1:13 / Col.4:11 / Opb.1:6

Mat 21:43 HET UITVERKOREN VOLK Verbondbrekende Israëlieten zijn niet Gods De Israëlieten zijn Gods uitverkorenen uitverkorenen Deut.31:17: “Te dien dage Deut.7:7: “Niet, omdat gij zal mijn toorn tegen hen talrijker waart dan enig ander ontbranden, Ik zal hen volk, heeft de HERE Zich aan u verlaten en mijn aangezicht verbonden en u uitverkoren; voor hen verbergen, zodat veeleer zijt gij het kleinste van zij verteerd worden en vele alle volken.” rampen en benauwdheden hen treffen. Dan zullen zij te Deut.10:15: “alleen aan uw dien dage zeggen: Hebben vaderen heeft de HERE Zich die rampen ons niet daarom verbonden en alleen hen heeft getroffen, omdat onze God Hij liefgehad, en u, hun niet in ons midden is?” nakroost, heeft Hij uit alle volken uitverkoren, zoals dit heden het geval is.” Deut.14:2 / Jesaja 43:20,21

Christenen zijn nu Gods uitverkorenen Col.3:12: “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.” 1 Pet.2:9: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.”

2 Kon.17:20 / 2 Kro.25:7 / Ps.78:59 / Jer.6:30 / Jer.7:29 Eph.4:12: “om de heiligen toe te / Jer.14:10 rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

97

Christus.” Verbondbrekende Joden zijn als niet besnedenen DE BESNEDENEN De Israëlieten zijn de besnedenen Gen.17:10,13: “Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; Wie in uw huis geboren is en wie door u voor geld gekocht is, moet voorzeker besneden worden; zo zal mijn verbond in uw vlees zijn tot een eeuwig verbond.” Richt.15:18: “Toen hij hevige dorst kreeg, riep hij tot de HERE: Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing geschonken, en nu moet ik van dorst sterven en zal ik in handen vallen van de onbesnedenen!”

Jer.9:25,26: “Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik bezoeking zal doen over alle besnedenen die toch de voorhuid hebben; over Egypte en Juda, Edom en de Ammonieten, Moab en allen, die zich het haar rondom wegscheren, die in de woestijn wonen; want alle volkeren zijn onbesneden, maar het gehele huis van Israël bestaat uit onbesnedenen van hart.” Rom.2:25,28: “Want besneden te zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt, maar indien gij een overtreder van de wet zijt, is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden. …Want niet híj is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt.”

Christenen zijn nu de geestelijk besnedenen

Rom.2:29: “maar híj is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.”

Phil.3:3: “Want wíj zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.” Col.2:11: “In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus.”

Phil.3:2 HET VOLK VAN GOD De Israëlieten zijn het Volk van God Ex.6:7: “En Ik zal u brengen naar het land, waarvan Ik gezworen heb het aan Abraham, Isaak en Jakob te zullen geven, en Ik zal het u geven tot een bezitting, Ik, de HERE.”

Verbondbrekende Israëlieten zijn niet het Volk van God Hos.1:9: “Toen zeide Hij: Noem hem Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.” Jer.5:7-10: “Waarom zou Ik u vergeven? Uw kinderen

Christenen zijn nu Volk van God Rom.9:25: “gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de nietgeliefde: geliefde.” 2 Cor.6:16: “Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

Deut.27:9: “Ook spraken Mozes en de levitische priesters tot geheel Israël: Zwijg, Israël, en luister. Heden zijt gij geworden tot het volk van de HERE, uw God.” 2 Sam.7:23 / Jer.11:4

DE PRIESTERS VAN GOD De Israëlieten zijn de priesters van God Exodus 19:6: “En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult.” Deut.14:22 SV77: “Want gij zijt de HEERE, uw God, een heilig volk; en u heeft de HEERE verkoren, om Hem tot een volk ten eigendom te zijn, uit al de volken, die op de aardbodem zijn.” Deut.26:18: “En de Heere heeft u heden doen zeggen, dat gij Hem tot een volk ten eigendom zult zijn, zoals Hij u gesproken heeft, en dat gij al Zijn geboden zult houden.”

verlaten Mij en zweren bij niet-goden. Toen Ik hen verzadigd had, pleegden zij echtbreuk, ja, in het hoerenhuis zijn zij thuis. Geile, rondzwervende hengsten zijn het, zij hinniken ieder naar de vrouw van zijn naaste. Zou Ik hierover geen bezoeking doen, luidt het woord des HEREN, of zou Ik aan een volk als dit Mij niet wreken?” Verbondbrekende Israëlieten zijn GEEN Priesters van God

98

afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.” Eph.4:12 / Eph.5:3 / 2 Thes.1:10 / Titus 2:14

Christenen zijn nu de priesters van God

1 Pet.2:5,9: “en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken 1 Sam.2:28,30: “En Ik heb voor de bouw van een geestelijk hem uit alle stammen Israëls huis, om een heilig priesterschap Mij tot priester verkoren om te vormen, tot het brengen van mijn altaar te beklimmen, geestelijke offers, die Gode reukwerk te ontsteken en de welgevallig zijn door Jezus efod te dragen voor mijn Christus. … Gij echter zijt een aangezicht; aan het huis uws uitverkoren geslacht, een vaders heb Ik alle vuuroffers koninklijk priesterschap, een der Israëlieten gegeven. … heilige natie, een volk (Gode) Daarom, luidt het woord ten eigendom, om de grote van de HERE, de God van daden te verkondigen van Hem, Israël, Ik heb duidelijk die u uit de duisternis geroepen gezegd: uw huis en uws heeft tot zijn wonderbaar licht.” vaders huis zullen voor Opb.1:6: “en Hij heeft ons tot altijd voor mijn aangezicht wandelen, maar nu luidt het een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt – woord des HEREN: dit zij Hem zij de heerlijkheid en de verre van Mij! Want wie kracht tot in alle eeuwigheden! Mij eren, zal Ik eren, maar Amen.” wie Mij versmaden, zullen gering geacht worden.” Klaagliederen 4:13,16 / Ezech.44:10,13 / Hos.4:6 / Mal.2:2,4,8-9

Opb.5:10: “en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther Verbondbrekende Israëlieten zijn niet de HET UITVERKOREN VOLK uitverkorenen van God De Israëlieten zijn de uitverkorenen van God Deut.7:7: “Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de HERE Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken.” Deut.10:15: “alleen aan uw vaderen heeft de HERE Zich verbonden en alleen hen heeft Hij liefgehad, en u, hun nakroost, heeft Hij uit alle volken uitverkoren, zoals dit heden het geval is.” Deut.14:2: “want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is, en u heeft de HERE uitverkoren om Hem een eigen volk te zijn uit al de volken, die op de aardbodem wonen.” Jesaja 43:20,21

DE VROUW (OF BRUID) VAN GOD Israël is DE VROUW (BRUID) van God Jesaja 54:5,6: “Want uw man is uw Maker, HERE der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige Israëls, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden. Want als een verlaten en diep bedroefde vrouw heeft u de HERE geroepen, als een vrouw uit de jeugdtijd, nadat zij

Deut.31:17: “Te dien dage zal mijn toorn tegen hen ontbranden, Ik zal hen verlaten en mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij verteerd worden en vele rampen en benauwdheden hen treffen. Dan zullen zij te dien dage zeggen: Hebben die rampen ons niet daarom getroffen, omdat onze God niet in ons midden is?” 2 Kon.17:20 SV77: “Zo verwierp de HEERE het ganse zaad van Israël, en drukte hen terneder, en gaf ze in de hand der rovers, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had.” 2 Kro.25:7 / Ps.78:59 / Jer.6:30 / Jer.7:29 / Jer.14:10

Verbondbrekende Israëlieten zijn geen echte VROUW (BRUID) van God Jer.3:8: “Maar Ik zag, toen Ik Afkerigheid, Israël, ter oorzake van haar echtbreuk, verstoten en haar de scheidbrief gegeven had, dat haar zuster, Trouweloze, Juda, zich niet liet afschrikken, maar heenging en eveneens ontucht

99

Christenen zijn de uitverkorenen van God Col.3:12: “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.” 1 Pet.2:9 a: “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom.” Wanner we een reeks christenen vragen wie volgens de Bijbel het uitverkoren volk is zullen velen antwoorden: het zijn de Joden. Maar dat is heden niet meer het goede antwoord. Gods volk is vanaf Pinksteren, iedereen die in de Messias Jezus zijn geloof bouwt. De huidige staat Israël is géén teken dat het anders zou moeten zijn. In deze tijd is niet het OT geldend of de traditie en interpretatie van de Talmud de norm, maar de norm is het Nieuwe Testament. Christenen zijn DE VROUW (BRUID) van God 2 Cor.11:2: “Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen.” Eph.5:31,32: “Daarom zal een man [zijn] vader en [zijn] moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

versmaad werd – zegt uw God. ” pleegde.” Jer.2:2 / Ezech.16:32 / Hos.1:2

Hos.2:2

KINDEREN VAN

Verbondbrekende Israëlieten zijn geen KINDEREN van Abraham

ABRAHAM De Israëlieten zijn KINDEREN van Abraham 2 Kro.20:7: “Zijt Gij niet onze God, die voor het aangezicht van uw volk Israël verdreven hebt de inwoners van dit land en dit voor altijd hebt gegeven aan het nakroost van Abraham, uw vriend?”

Rom 9:6,7: “Maar het is niet mogelijk, dat het woord Gods zou vervallen zijn. Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël, en zij zijn ook niet allen kinderen, omdat zij nageslacht van Abraham zijn, maar: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken.” Psalm105:6: “gij nakroost van Abraham, zijn knecht, gij kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen.” Jesaja 41:8: “Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham.”

Joh.8:33,34: “Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams nageslacht en zijn nooit iemands slaven geweest; hoe zegt Gij dan: gij zult vrij worden? Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde.” Joh.8:39: “Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Onze vader is Abraham. Jezus zeide tot hen: Indien gij kinderen van Abraham zijt, doet dan de werken van Abraham.”

100

spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente.” YaHWeH is geen bigamist dus heeft Israël afgedaan wegens echtbreuk. Christenen zijn KINDEREN van Abraham Dat de afstammelingen van de Joden als de kinderen van Abraham mogen genoemd worden betwist Paulus niet. Dat is echter niet het belangrijkste want in Gen.16:16 leren we dat Abraham nog een andere zoon had bij Hagar, en nog zes zonen volgens Gen.25:1,2, bij Keturah. Maar Isaak, is het kind naar Gods belofte en uit hem zal ook de Messias later geboren worden. Niet elke zoon van Abraham is een kind van de belofte. Rom.4:11,16: “En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun [de] gerechtigheid zou worden toegerekend, … Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte zou gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar ook voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons allen is.” Gal.3:7,29: “Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn… Indien gij nu van Christus zijt,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

101

dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” Gal.4:23,28,31 HET NIEUWE VERBOND Het Nieuwe Verbond zal met Israël aangegaan worden Jer.31:31,33: “Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. … Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.” Ezech.37:26: “Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten, een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen.”

Verbondbrekende Israëlieten zijn geen KINDEREN van het nieuwe verbond Omdat God die verbondsbreuk al voorzag zien we al zeer vroeg in de Schrift aanwijzingen van een nieuw verbond, maar vooral de profeet Jeremia.

Deut.30:6 SV77: “En de HEERE, uw God, zal uw hart besnijden, en het hart van uw zaad, om de HEERE, uw God, lief te hebben met uw ganse hart en met uw ganse ziel, opdat gij leeft.”

Het Nieuwe Verbond is met de Christenen aangegaan Lucas 22:20: “Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.” 1 Cor.11:25: “Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis.”

Heb.8:6,8,10: “Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. … Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Heb.8:8 SV77: “Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw Ziet, de dagen komen, verbond tot stand zal brengen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en over … Want dit is het verbond, het huis van Juda een nieuw waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, verbond oprichten.” spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten Jer.24:7 SV77: “En Ik zal schrijven, en Ik zal hun tot een hun een hart geven om Mij God zijn en zij zullen Mij tot een te kennen, dat Ik de HEERE volk zijn.” ben; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun 2 Cor.3:6 tot een God zijn; want zij zullen zich tot Mij met hun ganse hart bekeren.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

102

Jer.30:22 SV77: “En gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn.” EEN OLIJFBOOM Israël is EEN OLIJFBOOOM Jer.11:16: “Een groene olijf, schoon van prachtige vrucht, heeft de HERE u genoemd; onder geluid van groot gedruis heeft een vuur zijn loof aangestoken en zijn zijn takken verbrand.” Hos.14:6,7: “Ik zal zijn als de dauw voor Israël, hij zal bloeien als een lelie, en zijn wortelen uitstrekken als de Libanon. Zijn loten zullen uitlopen; zijn pracht zal zijn als die van een olijfboom en zijn geur als die van de Libanon.” DE WIJNGAARD VAN GOD Israël is de Wijngaard van God

Verbondbrekende Joden zijn geen vruchtdragende olijfboom

Hab.3:17: “Al zou de vijgeboom niet bloeien, en er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn, de vrucht van de olijfboom teleurstellen; al zouden de akkers geen spijs opleveren, de schapen uit de kooi verdreven zijn en er geen runderen in de stallingen zijn.”

Afvallig Israël is geen Wijngaard van God

Jes.5:7: “ Welnu, de wijngaard van de HERE der Jes.1:8: “En de dochter van Sion heerscharen is het huis is achtergebleven als een hut in Israëls, en de mannen van een wijngaard, als een nachthut Juda zijn de planten waarin in een komkommerveld, als een Hij vreugde heeft; Hij belegerde stad.” verwachtte goed bestuur, maar zie, het was Jesaja 5:3-5,7: “Nu dan, bloedbestuur; inwoners van Jeruzalem en rechtsbetrachting, maar zie, mannen van Juda, spreekt toch het was rechtsverkrachting.” recht tussen Mij en mijn wijngaard. Wat was er nog aan mijn wijngaard te doen, dat Ik er niet aan gedaan heb? Waarom In deze tekst is er sprake verwachtte Ik, dat hij goede van zowel Israël als Juda. Is druiven zou voortbrengen, en het hier een Bijbels bracht hij wilde druiven voort? parallelisme of gaat het om Nu dan, Ik wil u doen weten, de 2 stammen en de 10

Christenen zijn EEN DEEL VAN DE OLIJFBOOOM Rom.11:24: “Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt, hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt worden.” Joden die géén geloof hebben in Jezus zijn géén deel meer van de edele olijf. Rom 11:20: “Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees!” Christenen zijn de Wijngaard van God Lucas 20:16: “Hij zal komen en die pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven. Maar toen zij dat hoorden, zeiden zij: Dat nooit!”

Jezus leert dat het volk Israël “de zoon van de bezitter van de wijngaard” (Jezus) zal gedood worden door de onderhouders van de wijngaard “(de Joden)”. En de bezitter van de wijngaard geeft het onderhoud van zijn wijngaard gewoon in handen van anderen die rechtvaardig genoeg zijn om het te doen = de gelovige Joden en de gelovige


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

wat Ik met mijn wijngaard ga doen: zijn doornhaag wegnemen, opdat hij verwoest worde; zijn muur doorbreken, opdat hij vertrapt worde… Welnu, de wijngaard van de HERE der heerscharen is het huis Israëls, en de mannen van Juda zijn de planten waarin Hij vreugde heeft; Hij verwachtte goed bestuur, maar zie, het was bloedbestuur; rechtsbetrachting, maar zie, het was rechtsverkrachting.” Jer.12:10

stammen apart? Indien dat laatste het geval is dan is wat rechts hierneven staat de vervulling van Romeinen 9:25,26: zowel Israël = de heidenen als de Joden = de twee stammen kunnen redding ontvangen door geloof in Christus.

Jer.5:10: “Beklimt zijn wijnbergen en richt verwoesting aan, doch rekent niet voorgoed af; verwijdert zijn ranken, want zij behoren de HERE niet toe.”

103

heidenen. Dat wil zegggen dat de wijngaard zijn Israëlitsche status verloren heeft, het is niet meer het volk dat er de baas in is, maar alle gelovigen uit alle volkeren.

Zie wat schrijvers van het Nieuw Testament zeggen en schrijven in de onderstaande lijst over de christelijke gemeente Gods waarin vertegenwoordigers zijn van alle rassen, inclusief de Joden: Woorden van Paulus:  “kinderen Gods” Rom.8:16  “erfgenamen van God” Rom.8:17  “mede-erfgenamen van Christus” Rom.8:17  “kinderen der belofte” voor Joden Rom.9:8  “kinderen der belofte” voor Heidenen Gal.4:28  “de tempel van God” 1 Cor.3:16  “volk van God” 2 Cor.6:16-18 (vergelijk Lev.26:12)  “kinderen van Abraham” Gal.3:7  “zaad van Abraham” Gal.3:29  “erfgenamen van de belofte” Gal.3:29  “het Israël van God” Gal.6:16  “heiligen met een erfenis” Eph.1:18 (verg. Deut.4:20)  “huisgenoten Gods” Eph.2:19


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

104

 “de besnijdenis” Phil.3:3  “door God uitverkoren heiligen” Col.3:12  “door God uitverkoren geliefden” Col.3:12  “een eigen volk” Titus 2:14 Woorden van Petrus:  “een uitverkoren geslacht” 1 Pet.2:9  “een heilige natie” 1 Pet.2:9  “een volk (Gode) ten eigendom” 1 Pet.2:9 Woorden van Jacobus:  “erfgenamen van het koninkrijk” Jac.2:5 Woorden van Johannes:  “kinderen Gods” Joh.1:12  “een koninkrijk en priesters voor God” Opb.1:6  “het nieuwe Jeruzalem” Opb.3:12  “de heilige Stad” Opb.21:2 Woorden van de schrijver aan de Hebreeën:  “volk van God” Heb.4:9  “de berg Sion” Heb.12:22  “de stad van de levende God” Heb.12:22  “het hemelse Jeruzalem” Heb.12:22

SLOTCONCLUSIE: De apostelen geven in duidelijke taal aan dat ALLE christenen kinderen van God zijn en samen de ene kudde vormen van Christus. Aan de joden nog een andere bestemming geven nadat God de wet van Mozes heeft afgeschaft: waar zou dat in het OT of NT zijn aangegeven? Even herhalen: ÉÉN KUDDE, ÉÉN HERDER ZEGT JEZUS, IN VERS JOHANNES 10:16, EN HIJ WEET WAAROVER HIJ HET HEEFT! BUITEN DEZE KUDDE IS ER GEEN APART VERHAAL VOOR VLESELIJKE JODEN!


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

105

EXTRA NOTA OVER PROFETISCHE VERVULLINGEN Velen gaan uit van het principe dat alles wat is voorzegd steeds letterlijk moet vervuld worden! Maar niet alles moet letterlijk in vervulling gaan. Er zijn voorbeelden van “aanpassing” en geestelijke vervulling. Daarom uw volle aandacht voor het volgende. Deze lijst streeft hoegenaamd niet naar een volledigheid. 1°) De eerste Messiaanse profetie uit de Schrift staat in Gen.3:15 en deze zal niet letterlijk vervuld worden. Het zaad van de vrouw, de Verlosser, zal de slang niet letterlijk het hoofd indrukken, maar wel figuurlijk. 2°) Adam en Eva zijn een beeld van Christus en zijn gemeente, maar de gelijkenis is er slechts tot op zekere hoogte en overstijgt het letterlijke beeld (Gen.2:23,24 / Eph.5:31,32). 3°) Wat met Jona is geschied zal ook aan Jezus geschieden; drie dagen dood zijn. De betekenis is echter niet dezelfde (Mat.12:40 / Jona 1:17). Jezus was werkelijk dood, Jona was niet dood maar zat levend in de vis. Jona was slechts in geestelijke zin dood voor Gods werk. 4°) In een opstandige bui krijgt Israël als straf van God een plaag van slangen te verduren. De slang die op een paal wordt gehangen zal in het tegenbeeld de Heer voorstellen die sterft aan het kruis (Num.21:8,9 / Joh.3:14,15). 5°) Als de Heer sterft aan het kruis worden zijn beenderen niet gebroken “opdat het Scriftwoord vervuld zou worden.” Maar dat Scriftwoord spreekt over dieren, het is géén gelijkaardige vervulling (vergelijk Joh.19:36 met Ex.12:46). 6°) Over Juda, waarschijnlijk over de afstammeling van Juda die de Messias zal worden, staan dingen voorzegd die niet letterlijk zijn (Gen.49:11). Letterlijk is deze tekst niet te begrijpen en heeft geen echte inhoud. 7°) Voorafgaande aan de komst van de Messias zal iemand optreden als volgt; hij zal paden rechtmaken, kloven opvullen en heuvels slechten. Alle krommingen en oneffenheden zullen vlak gemaakt worden. Zo was het voorzegd en zo is het in vervulling gegaan bij het optreden van Johannes de Doper. Maar Johannes was géén letterlijke bouwondernemer en ook géén straatwerker. Zijn werk was geestelijk en de profetie is op een geestelijke wijze door hem vervuld (Jes.40:3-5 / Luc.3:3-6). 8°) Over dezelfde Johannes valt nog op te merken dat de Joden hem ooit vroegen of hij Elia was die moest terugkomen vóór de grote dag van YaHWeH aanbrak. Daarop zegt hij categoriek “neen” (Joh.1:21). Maar Jezus zegt dat hij wel degelijk Elia is (Mat.17:9-13). En hij is ook zo aangekondigd vanaf zijn geboorte (Luc.1:13-17). Dat is geen tegenstrijdigheid. Hij is géén letterlijke Wederkomst of reïncarnatie van de oude profeet. Maar in geestelijke zin heeft hij alles gedaan om de profetie te vervullen. 9°) Van de Messias is voorzegd dat Hij in het jaar van de verlossing, het jaar van het oordeel, alléén te werk gaat. Maar in het oordeel zullen miljarden engelen hem helpen en zelfs de gemeente zal meehelpen in het oordeel (Jes.63:2-6 / Mat.13:36-43 / 1 Cor.6:3).


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

106

10°) De gemeente zijn de schapen van de Heer, zowel in de voorspelling als in de uitspraken van Christus, maar toch zijn het geen echte schapen! (Zie Jes.40:11 / Joh.10:11-16). 11°) Jezus voorzegt dat wie zijn discipel wil worden het lichte juk van de Heer moet opnemen. Dat is toch geen letterlijk juk? (Zie Mat.11:28,29). 12°) Om deel te hebben aan het Koninkrijk van God telt niet de afstamming, of het aardse, maar het geestelijke. Wie niet is wedergeboren door de Heilige Geest komt er niet binnen (Joh.3:3-8). Ook het water dat de Heer beloofd te geven aan zijn discipelen is geen scheikundig zuiver water H2O - maar de belofte van de Heilige Geest (Joh.4: 14,24). 13°) De belangrijkste opstanding waarover Christus het heeft is niet een letterlijke, maar de geestelijke opstanding uit de dood der zondigheid (Joh.5:25). Zo ook nog Joh. 6:51 / 7:37 / 15:15 / 21:16,17. Wie dan persé de stelling wil aanhouden dat alles wat in het OT op Israël betrekking heeft letterlijk vervuld wordt en alles wat in het NT over de kerk gezegd wordt geestelijk, komt dus bedrogen uit. Zo zullen “armen van geest het koninkrijk der hemelen beërven” (Mat.5:3) en “zachtmoedigen de aarde beërven” (Mat.5:5). Dat is géén tegenstrijdigheid. Elke gelovige wordt nu opgenomen in het Koninkrijk der hemelen. Dat wil zeggen: een Koninkrijk geregeld vanuit de hemel t.t.z. door God. Maar uiteindelijk komt dat Rijk op aarde (Opb.21:1-8). Vergelijk ook Jes.49:10 met Opb.7:16. En een voorbeeld dat niet rechtstreeks op de Heer betrekking heeft. Van Abraham staan enkele dingen in het boek aan de Hebreeën die op het eerste zicht tegenstrijdig zijn. Zo staat er in Heb.6:13-15: “Want toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij, omdat Hij bij niemand hoger kon zweren, bij Zichzelf zeggende: Voorzeker zal ik u zegenen en zekerlijk vermeerderen. En zó door geduld te oefenen, heeft deze het beloofde verkregen.” Maar in Heb.11:13,39,40 staat er: “In (dat) geloof zijn allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde (...) Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.” De belofte ontvangen of niet verkregen? Oplossing: alle beloften slaan niet op hetzelfde letterlijk aspect! Een opmerking hierover maar vooraf nog een deel uit Rom.4:13-17: “Want niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belofte, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door gerechtigheid des geloofs (...) opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte zou gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar ook voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons allen is, gelijk geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik u gesteld die (...) het niet zijnde tot aanzijn roept.”

in Abraham én zijn afstammelingen is vervuld wat hém en hún is aangezegd. Niet slechts aan de letterlijke vleselijke afstammelingen, Met ander woorden:

maar ook aan allen die hetzelfde geloof hebben aan de dag gelegd als Abraham. Er is niets meer dat op een vervulling wacht. Abraham moet niet, zoals in kringen van de leer der duizend jaar wordt geleerd, nog eens regeren over een stukje land in Israël. Abraham zal toch niet de “erfgenaam der wereld” zijn? Zijn Zaad bij uitstek, de mens-geworden Zoon van God heeft voor Zijn voorvader alle gelovigen uit de volkeren één gemaakt. Niet Abraham maar zijn nazaat Jezus


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

107

van Nazaret zal over Israël regeren. En trouwens niet over dat land dat er nu is maar over een nieuwe Israël dat op een nieuwe aarde zal gelegen zijn. Het gaat ook niet om de letterlijke vervulling, maar om méér dan de voorspelling zegt. Alle gelovigen ontvangen zelfs “iets beters”, volgens de tekst uit de brief aan de Hebreeën. Allen zullen in een onsterfelijk, onverderfelijk en vernieuwd lichaam van deze dingen mogen genieten. God doet aan elk van de vaderen méér dan er ooit in een profetie uit het OT aan hen voorzegd was. De profetie gaat meestal dus niet zondermeer letterlijk in vervulling. En zo verder... Wanneer we aannemen dat God de echte auteur is van de Schriften en dat de profeten er aan meewerkten onder zijn leiding (en als instrumenten van Zijn wil) dan is dat de manier waarop we moeten denken. Maar dan is er ook een goede grond gelegd van het aanvaarden van de gevolgtrekking dat iets dat letterlijk lijkt in het OT niet steeds in die zin vervuld is. Vele zaken zijn in geestelijke zin verwerkelijkt. Zie o.a. 2 Pet.1:21 / Mat.15:4 / Marc.12:36 / Heb.3:7 / 9:8 / 10:15.

Foto - Het Laatste Nieuws 21/06/13

Is dit de weg naar vergeving voor het Joodse volk: de Klaagmuur? NEEN! WIJ moeten ZE LEREN en op het hart drukken dat Jezus, de Jood van Nazareth, de unieke verlosser is: voor hen en voor de heidenen.

P.H.R. van Houwelingen, emeritus van de theologische faculteit Broederweg Kampen schreef: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël’ zou moeten worden: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met de Messias van Israel’.

Hoofdstuk 4 1 Petrus 2: De levende steen en het heilige volk


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

1 Petrus 2 in de Herziene Statenvertaling

De levende steen en het heilige volk 1 Leg dan af alle slechtheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij. 2 En verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien, 3 indien u tenminste geproefd hebt dat de Heere goedertieren is, 4 en kom naar Hem toe als naar een levende steen, die wel doorde mensen verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar, 5 dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus. 6 Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. 7 Voor u dan, die gelooft, is Hij kostbaar; maar voor de ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers verworpen hebben, die is de hoeksteen geworden, en een steen des aanstoots en een struikelblok; 8 voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn.

108


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

109

9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, 10 u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent.

Een voorbeeld voor de heidenen 11 Geliefden, ik roep u op als bijwoners en vreemdelingen u te onthouden van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen de ziel. 12 Houd uw levenswandel onder de heidenen goed; opdat zij dienu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen omgezien wordt

Bij vers 9,”Maar u bent een uitverkoren geslacht” zijn deze verwijzingen aangegeven:  Ex.19:6: “U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.”  Deut.7:6: “Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is.”  Deut.14:2: “Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE heeft ú uit alle volken die op de aardbodem zijn, uitgekozen om voor Hem een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is.”  Deut.26:18: “En de HEERE heeft u heden verklaard dat u voor Hem een volk zult zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is, zoals Hij tot u gesproken heeft, en dat u al Zijn geboden in acht moet nemen,”  Efez.1:14: “Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

110

van Zijn heerlijkheid.” Bij vers 9,”een koninklijk priesterschap, een heilig volk” zijn deze verwijzingen aangegeven:  Efez.1:14: “Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid.”  Openb.1:6: “en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader, Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.”  Openb.5:10: “En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde.” We moeten enkele zaken recht zetten over de eerste brief van Petrus. Sommigen zeggen dat het hier gaat om een brief voor degenen die, het Joodse land verlaten hebben en van Joodse komaf zijn. Ze waren het geloof in Christus gevolgd en daarom door de ongelovige Joden verdreven. Dat zou in Hand.8:4, en Hand.11:19 vermeld zijn. En dat is ook zo: er zijn velen gewoon uit hun vaderland vertrokken vanwege vervolging of druk op henzelf en de familie. Waar zijn ze naartoe gegaan: in een zo korte tijd wellicht naar landen zo ver mogelijk van Juda maar waar er ook nog andere Joden wonen. Want ook een bekeerde Jood heeft nog wat uitstaans met zijn volk. Kijken we eens naar het Griekse woord voor verstrooiing = παρεπιδημοι Punt 1 Door middel van die term werden meestal vreemdelingen aangeduid die zonder burgerrechten waren. Of mensen die slechts voor een bepaalde tijd ergens zouden verblijven en dan verder trekken. Voor de Bijbel zijn sommigen van deze “vreemden” evenwel door God gekend en door Hem uitverkoren. Dat is duidelijk in: Gen.23:4: “Ik ben slechts een vreemdeling en bijwoner bij u, maar geef mij toch bij u een eigen graf zodat ik mijn dode kan uitdragen en begraven.” Het gaat over Abraham die deze uitspraak doet. Dat is een ongewone tekst. Sara zijn vrouw is gestorven en hij gaat onderhandelen met de Hethieten om een graf te bemachtigen zodat hij haar kan begraven. Zie ook die soort uitleg in Ps.39:12 LXX: “O Heer, hoor mijn gebed en mijn smeekbede: wonen om mijn tranen: zwijg niet, want ik ben een vreemdeling in het land, en een vreemdeling, als al mijn vaders [waren].” (onze vertaling van Brenton’s Septuaginta). De situatie van een vreemdeling in het OT laat zich dus vergelijken met die van een asielzoeker. Je bent te gast in een vreemd land. Zo heeft ook Abraham gereisd van Ur naar Haran en van Haran naar het beloofde land. En ook in het beloofde land bleef hij als ware hij een vreemdeling Heb.11:9-10 HSV zegt: “9 Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond, met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte. 10 Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is.” Dat beginsel klinkt ook nog door VANUIT het OT NAAR het NT


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

111

 Heb.11:13: “Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de vervulling van de beloften niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet, en zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren.”  1 Pet.2:11: “Geliefden, ik roep u op als bijwoners en vreemdelingen u te onthouden van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen de ziel.”. Punt 2 Verstrooiing = παρεπιδημοι kan ook nog een andere betekenis hebben. Als term voor een gedwongen verblijf van Joden buiten hun eigen land. Iets als een “verbanning” uit het eigen Israël.  Joh.7:35: “De Joden dan zeiden tegen elkaar: Waar zal Hij naartoe gaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Hij zal toch niet naar de Grieken in de verstrooiing gaan en de Grieken onderwijzen?”  Jac.1:1: “Jakobus, een dienstknecht van God en van de Heere Jezus Christus, aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn: wees verheugd!” Ik heb hier de visie genomen dat het om de letterlijke 12 stammen gaat, maar een geestelijke visie is niet onmogelijk. In dat geval de 12 geestelijke stammen van het Nieuwe Israël = de gemeente. Mozes heeft de verstrooiing (of de diaspora) van de Israëlieten voorzegd, maar ook hun terugkeer naar het eigen land:  Leviticus 26:33: “Ik zal u dan onder de heidenvolken verstrooien en Ik zal achter u een zwaard trekken. Uw land zal een woestenij worden en uw steden een puinhoop.”  Deuteronomium 30: 4 (LXX): “Als uw verstrooiing van het ene uiteinde van de hemel naar de andere is, daar zal de Heer, uw God, u vergaderen, en van daar zal de Heer, uw God, u aannemen.” We komen nu terug naar 1 Petrus. Wie zijn dit: deze in de verstrooiing in het eerste vers? Ze werden – en dat is duidelijk in de context – verstrooid over het toenmalige Romeinse rijk, we moeten ze niet zoeken in India of ergens anders. We moeten de Bijbel laten bepalen wie ze zijn en niet zomaar enkele vooropgestelde zaken neerschrijven. Dit is de lijst ervan en let op punt b want het is doorslaggevend om te zeggen aan wie de brief gericht is: ook de bekeerde heidenen.  a) Joden omdat geen enkele vroege kerk enkel heidenen zou bevatten. En daarom ook veel gebruikte uit het OT-isch taalgebruik. En de citaten uit het OT zijn dan ook regelmatig van toepassing op heidenen want met hun opname in het volk van God gaat dat ook aan hen in vervulling.  b) Heidenen (1 Pet.1:18: “in de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw ZINLOZE LEVENSWANDEL (kan slechts over heidenen gezegd worden), die u door de vaderen overgeleverd is,” / 1 Pet.2:10: “u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent.” / 1 Pet.4:3-4: “Want wij hebben de voorgaande tijd van ons leven lang genoeg de wil van de heidenen gedaan en gewandeld in uitingen van losbandigheid, begeerten, dronkenschap, zwelgpartijen, drinkgelagen en allerlei walgelijke afgoderij. Daarbij bevreemdt het hun dat u niet meeloopt in dezelfde uitbarsting van losbandigheid, en zij belasteren u.”)  c) Slaven, joods of Grieks (2:18)  d) Gewone burgers, maar geen slaven (2:13-17)


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

112

 e) het gaat om vrouwen (3:1) en mannen (3:7) Er is in de brieven van het NT dan, ook regelmatig sprake van toenemende christenvervolging en dat leidt tot verstrooiing. Waar men niet meer veilig is gaat men ergens anders wonen. Maar men kan van het ene probleem naar het andere lopen: het Romeinse Imperium is enorm groot en de keizerlijke besluiten zijn bijna overal dezelfde.  1 Pet.4:12: “Geliefden, laat de hitte van de verdrukking onder u, die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwam.”  1 Pet.5:8,9: “Wees nuchter en waakzaam; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden. Bied weerstand aan hem, vast in het geloof, in de wetenschap dat hetzelfde lijden ook aan al uw broeders in de wereld opgelegd wordt.” Dan kunnen we de brief dateren rond ongeveer 62-64 na Christus. De Bijbel is dus duidelijk: we zijn als gelovigen vreemdelingen en bijwoners op aarde. En van daaruit ook de vervolgingen meestal van overheidswege: sanhedrin of de Romeinse keizers.  Matthéüs 13:21: “Hij heeft echter geen wortel in zichzelf, maar hij is iemand van het ogenblik; en als er verdrukking of vervolging komt omwille van het Woord, struikelt hij meteen.”  Markus 4:17: “en geen wortel in zichzelf hebben, maar zij zijn mensen van het ogenblik; als er later verdrukking of vervolging komt omwille van het Woord, struikelen zij meteen.”  Markus 10:30: “of hij ontvangt honderdvoudig, nu in deze tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de wereld die komt, het eeuwige leven.”  Handelingen 8:1: “En Saulus stemde in met zijn dood. En er ontstond op die dag een grote vervolging tegen de gemeente die in Jeruzalem was; en zij werden allen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria, behalve de apostelen.”  Handelingen 13:50: “Maar de Joden stookten de godvrezende en aanzienlijke vrouwen en de voornaamsten van de stad op en ontketenden een vervolging tegen Paulus en Barnabas, en zij verdreven hen uit hun gebied.”  Romeinen 8:35: “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?  2 Korinthe 12:10: “Daarom heb ik een behagen in zwakheden: in smadelijke behandelingen, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus' wil. Want wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig.”  2 Thessalonicenzen 1:4: “zodat wij zelf over u roemen in de gemeenten van God vanwege uw volharding en geloof in al uw vervolgingen en in de verdrukkingen die u verdraagt:”  2 Timotheüs 3:11: “in mijn vervolgingen en lijden zoals die mij overkomen zijn in Antiochië, in Ikonium en in Lystre. Wat heb ik al niet aan vervolgingen doorstaan, en uit die alle heeft de Heere mij verlost.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

113

Een NOODZAKELIJKE OPMERKING.  We geloven dus niet wat de oude Statenvertaling hierbij zegt als uitleg: “2 Gr. van de verstrooiing. Sommigen verstaan hierdoor degenen die, omdat zij het geloof in Christus beleden, uit het Joodse land door de ongelovige Joden verdreven waren, gelijk Hand. 8:4; 11:19 te zien is. Doch het schijnt niet dat deze verdreven Christenen in zo korten tijd naar landen zo ver van Judea gelegen vertrokken zijn, maar dat die veeleer in de landen gelegen rondom Judea gebleven zijn. Daarom is het gevoelen dergenen gelofelijker die hierdoor verstaan de Joden die in die landen van Azië lang tevoren verstrooid geweest waren, door de wegvoering der Assyriërs en door de vervolging onder Antiochus tevoren geschied, gelijk het Griekse woord parepidemois medebrengt; die wel vreemdelingen waren, maar onder dezelve volken woonden, gelijk ook het Griekse woord diaspora, dat is, verstrooiing, alzo genomen wordt Joh. 7:35, uit welke ook velen op den pinksterdag te Jeruzalem gekomen zijnde, door de predicatie van Petrus en van andere apostelen bekeerd zijn, Hand. 2:10, die daarna tehuis zijn gekeerd en het geloof hebben verbreid, hoewel niet zonder grote zwarigheid van de andere hardnekkige Joden. Dit gevoelen wordt ook bevestigd met den titel dien Jakobus in zijn zendbrief denzelven Joden geeft, als hij hen noemt de verstrooiden uit de twaalf stammen, aan dewelke hij zijn zendbrief schrijft. Zie Jak. 1:1. Tot dezer versterking heeft dan Petrus, gelijk ook Jakobus, zijn zendbrief geschreven.” Maar er is ook de verstrooiing die van God uitgaat over Zijn volk: wanneer ze Zijn wetten niet meer navolgen en de vreemde goden in huis halen. Dit zijn enkele teksten die over de verstrooiing spreken van Israël (ook soms van de heidenen) spreken door YaHWeH.  Leviticus 26:33: “Ik zal u dan onder de heidenvolken verstrooien en Ik zal achter u een zwaard trekken. Uw land zal een woestenij worden en uw steden een puinhoop.”  1 Koningen 14:15: “De HEERE zal Israël treffen, zoals het riet in het water heen en weer zwiept, en Hij zal Israël wegrukken uit dit goede land, dat Hij hun vaderen heeft gegeven, en Hij zal hen verstrooien aan de overzijde van de rivier, omdat zij hun gewijde palen maakten om de HEERE tot toorn te verwekken.”  Esther 3:8: “Toen zei Haman tegen koning Ahasveros: Eén volk is er dat verstrooid en verspreid is onder de volken in alle gewesten van uw koninkrijk. Hun wetten zijn anders dan die van alle volken en er is niemand die de wetten van de koning uitvoert. Het past de koning niet hen met rust te laten.”  Jeremia 31:10: “Hij Die Israël verstrooid heeft, zal het weer bijeenbrengen”  Jeremia 49:32: “Ik zal hen naar alle wind streken verstrooien,”  Ezechiël 6:8: “Maar Ik zal er onder u laten overblijven, omdat er onder u zullen zijn die aan het zwaard ontkomen onder de heidenvolken, wanneer u over de landen verstrooid wordt.”  Ezechiël 12:14: “En allen die rondom hem zijn als zijn hulp, en al zijn troepen, zal Ik over alle wind streken verstrooien. Achter hen zal Ik het zwaard trekken.  Ezechiël 12:15: “Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik hen onder de heidenvolken verspreid en hen in die landen verstrooi.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

114

 Ezechiël 20:23: “Ik heb ook in de woestijn Mijn hand voor hen opgeheven om hen te verspreiden onder de heidenvolken en hen te verstrooien in de landen,  Ezechiël 22:15: “Ik zal u verspreiden onder de heidenvolken, Ik zal u verstrooien over de landen en Ik zal aan uw onreinheid onder u een einde maken. Ik voel me nog steeds goed bij wat Albert Barnes schreef in 1834 bij zijn Notes on the Bible, waar we een groot deel van vertalen, niet de vier andere mogelijke uitleggingen bij het begrip “verstrooiing” maar slechts de vijfde. “(5) een vijfde mening is dat bij de bedoelde personen christenen werden aangegeven, bekeerden uit zowel Joden als heidenen, zonder bijzondere aandacht voor de wijze van hun bekering; dat er mensen onder hen waren die kwamen uit het Jodendom, en zij die heidenen waren geweest, en dat de apostel hen als christenen aanspreekt, hoewel met het gebruik van de taal, zoals dat bij de Joden gewend was. Een spreken tot hen die uit hun eigen land verstrooid waren. Dit is de mening van Lardner, Estius, Whitby, Wolfius en Doddridge. Dat dit laatste advies de juiste is, lijkt mij duidelijk te zijn uit de brief zelf. Niets kan duidelijker zijn voor de apostel, terwijl hij zich in de hoofdzaak richt tot christenen als zodanig of ze Joden of heidense waren, maar soms maakt hij dergelijke verwijzingen en gebruikt een taal, waaruit blijkt dat hij zijn oog had, op sommige die ooit joden waren geweest, en opnieuw op sommigen die heidenen waren geweest. Dit is duidelijk, denk ik, uit de volgende overwegingen: 1) Het toespreken in de brief is algemeen, niet in het bijzonder gericht naar ofwel de Joden of de heidenen. Dus in 1 Peter 5:14, zegt hij, “Vrede zij met u allen, die in Christus Jezus zijn.” Hieruit lijkt het erop dat de brief was gericht aan alle ware christenen in de regio die hij heeft aangewezen 1 Peter 1:1. Maar niemand kan twijfelen dat er christenen zijn die waren Joden, en ook mensen die heidenen waren geweest. Hetzelfde blijkt ook uit de tweede brief. Want het is zeker, vanuit 2 Peter 3:2, dat de tweede brief was gericht aan dezelfde personen als de eerste. Maar het adresseren in de tweede brief is voor christenen die in Klein-Azië, zonder specifieke verwijzing naar hun oorsprong. Uit het adres van de tweede brief: “Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof ontvangen hebben als wij, door de gerechtigheid van onze God en Zaligmaker, Jezus Christus:” En in 1 Peter 1: 1, “Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen in de verstrooiing in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bithynië.” De term “uitverkorenen” is er één die zou gelden voor alle christenen die op die plaats waren. De uitdrukking “de vreemdelingen van de dispersie,” is dat wat voor iemand die opgeleid was als een Hebreeër waarschijnlijk van toepassing op degenen die hij beschouwd als het volk van God wonend in Palestina. De Joden werden gewend deze uitdrukking te gebruiken om hun eigen mensen, die werden verspreid onder de heidenen aan te duiden; en niets zou natuurlijker dan dat iemand die was opgeleid als Hebreeër, en vervolgens overgegaan tot het christendom, zoals Petrus zelf had gedaan, zou deze uitdrukking zonder onderscheid van toepassing zijn op christenen van Palestina. Deze overwegingen maken duidelijk dat in het schrijven van deze brief verwezen is naar de christenen als zodanig en dat hij, ermee bedoelde dat iedereen die christenwas in de delen van Klein-Azië, genoemd zijn in 1 Peter 1: 1 en moet men de brief beschouwen als aan hen gericht.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

115

2) maar er zijn een aantal verwijzingen in de brief die aangeven alsof een deel van hen ten minste Joden geweest waren vóór hun bekering, en een Jood zou dat beter begrijpen dan een heiden zou doen. Inderdaad, niets is waarschijnlijker dan dat er joodse bekeerlingen waren in die regio. We weten dat er veel joden in Klein-Azië waren; en, uit de Handelingen van de Apostelen, is het zeker dat meer dan een paar van hen zich bekeerd hadden tot het christelijk geloof in het kader van het werk van Paulus. Uit de toespelingen van de in de brief genoemde soort, kan het volgende worden genomen als voorbeeld: “Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht,” 1 Peter 2:9. Dit is zo’n taal zoals algemeen werd gebruikt door de Joden, de eigen landgenoten als het volk van God. MAAR HIER lijkt het te impliceren dat een aantal van hen aan wie de brief gericht was, op de hoogte van die taal zijn Zie ook 1 Petrus 2:6: “Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” Het moet echter, gezegd worden, dat deze passages niet positief bewijs zijn dat niemand onder hen Hebreeën waren. Hoewel het waar is dat het zo’n taal natuurlijk zou worden gebruikt in het aanspreken van degenen die het waren, en het een kennis veronderstelt onder hen met het Oude Testament. Maar het is ook waar dat zo’n taal als iemand die opgeleid was als een Hebreeër niet onnatuurlijk zou gebruikt worden bij de aanpak van iedereen wie hij beschouwd als het volk van God. 3) de passages in de brief waarin dat veel van degenen tot wie zij was gericht, heidenen of afgodendienaars geweest impliceren, die passages zijn nog steeds zeer duidelijk. Dergelijke passages zijn de volgende: “Word als gehoorzame kinderen niet gelijkvormig aan de begeerten die er vroeger in de tijd van uw onwetendheid waren.” 1 Peter 1:14. “Dit,” zegt Dr Lardner, “zou zeer pertinent kunnen worden gezegd over mannen die zijn omgezet van het Heidendom tot het christendom. Want zoiets is nooit gezegd door de apostelen met betrekking tot het Joodse volk. Ze zijn begunstigd met de Goddelijke openbaring, en hadden de kennis van de ware God.” Dus in 1 Peter 2:9, Peter spreekt over hen als “Maar u bent een uitverkoren geslacht, … opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht” Het woord “duisternis” is één van die zaken die van nature zou worden toegepast op degenen die heidenen waren geweest. Maar zou waarschijnlijk niet worden toegepast op degenen die de kennis van God hadden zoals onthuld in de Joodse Geschriften. Daarom is in 1 Peter 2:10, uitdrukkelijk gezegd van hen, “u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent.” Dat is een taal die niet zou worden toegepast op degenen die Joden waren geweest. Dus hier past ook 1 Peter 4:3, “Want wij hebben de voorgaande tijd van ons leven lang genoeg de wil van de heidenen gedaan en gewandeld in uitingen van losbandigheid, begeerten, dronkenschap, zwelgpartijen, drinkgelagen en allerlei walgelijke afgoderij.”

Laat u niet beetnemen door het argument dat het begrip “uitverkoren” hier van toepassing zou zijn op de bekeerde Joden. Dat zou men kunnen doen: hadden we ondertussen geen Nieuw Testament erbij gekregen. En dan nog! Vergeet niet dat een heidense koning Kores (Cyrus) een uitverkoren is van God volgens het slot van Jesaja 44 en lees er ook hoofdstuk 45 nog bij. Trouwens in het NT zijn bijna alle teksten van het begrip “uitverkoren” (zes


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

116

uitzonderingen) van toepassing op Joden en heidenen die zich hebben bekeerd tot het geloof in Jezus als hun enige verlosser.  Mattheüs 12:18: “Zie, Mijn Knecht, Die Ik uitverkoren heb, Mijn Geliefde, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal aan de heidenen het oordeel verkondigen.” = Jezus.  Mattheüs 20:16: “Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.” = Joden en heidenen.  Mattheüs 22:14: “Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.” = Joden en heidenen.  Mattheüs 24:22: “En als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden.” = Joden en heidenen.  Mattheüs 24:24: “want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zó dat zij – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen zouden misleiden.” = Joden en heidenen.  Mattheüs 24:31: “En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan.” = Joden en heidenen.  Markus 13:20: “En als de Heere die dagen niet ingekort had, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij die dagen ingekort.” = Joden en heidenen.  Markus 13:22: “Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen tekenen en wonderen doen om – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen te misleiden.” = Joden en heidenen.  Markus 13:27: “En dan zal Hij Zijn engelen uitzenden en Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het uiterste van de aarde tot het uiterste van de hemel.” = Joden en heidenen.  Lukas 18:7: “Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij hen soms lang laat wachten? = Joden en heidenen.  Lukas 23:35: “En het volk stond toe te kijken. En met hen beschimpten ook hun leiders Hem. Zij zeiden: Anderen heeft Hij verlost, laat Hij nu Zichzelf verlossen als Hij de Christus is, de Uitverkorene van God.”  Johannes 13:18: “Ik zeg dit niet van u allen; Ik weet wie Ik uitverkoren heb. Maar de Schrift moet vervuld worden: Wie Mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven.”  Johannes 15:16: “Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft.” = Joden = apostelen.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

117

 Johannes 15:19: “Als u van de wereld zou zijn, zou de wereld het hare liefhebben, maar omdat u niet van de wereld bent, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat de wereld u.” = Joden = apostelen.  Handelingen 9:15: “Maar de Heere zei tegen hem: Ga, want deze is voor Mij een uitverkoren instrument om Mijn Naam te brengen naar de heidenen en de koningen en de Israëlieten.”  Handelingen 13:17: “De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitverkoren en het volk verhoogd toen zij vreemdelingen waren in het land Egypte, en Hij heeft hen met een machtige arm daaruit geleid.” = Joden.  Romeinen 8:33: “Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt.”  Romeinen 11:7: “Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen en de anderen zijn verhard,” = bekeerde Joden  Romeinen 16:13: “Groet Rufus, de uitverkorene in de Heere, en zijn moeder en de mijne.”  1 Korinthe 1:27: “Maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen.”  1 Korinthe 1:28: “En het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is teniet te doen,” = Joden en heidenen.  Efeziërs 1:4: “omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.” = Joden en heidenen.  Kolossenzen 3:12: “Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld.” = Joden en heidenen.  1 Timotheüs 5:21: “Ik bezweer u, ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus en de uitverkoren engelen, dat u deze dingen in acht neemt zonder vooroordeel en zonder iets uit partijdigheid te doen.” = Joden en heidenen.  2 Timotheüs 2:10: “Daarom verdraag ik alles ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid in Christus Jezus zouden verkrijgen, met eeuwige heerlijkheid.” = Joden en heidenen.  Titus 1:1: “Paulus, een dienstknecht van God en een apostel van Jezus Christus, overeenkomstig het geloof van de uitverkorenen van God en de kennis van de waarheid, die in overeenstemming met de godsvrucht is,” = Joden en heidenen.

 Jakobus 2:5: “Luister, mijn geliefde broeders, heeft God de armen van deze wereld niet uitverkoren om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen te zijn van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben?” = Joden en heidenen. Als we dit exclusief gaan toepassen op bekeerde Joden, vertel me toch eens of bekeerde heidenen geen toegang hebben het Rijk Gods?


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

118

 1 Petrus 1:2: “uitverkoren overeenkomstig de voorkennis van God de Vader, door de heiliging van de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus: moge genade en vrede voor u vermeerderd worden.” = Joden en heidenen.  1 Petrus 2:4: “ en kom naar Hem toe als naar een levende steen, die wel door de mensen verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar,” = Joden en heidenen.  1 Petrus 2:6: “Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” = Joden en heidenen.

 1 Petrus 2:9: “Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht,” = Joden en heidenen.  1 Petrus 5:13: “U groet de mede-uitverkoren gemeente die in Babylon is, en Markus, mijn zoon.”  2 Johannes 1:1: “De ouderling aan de uitverkoren vrouw en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb – en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid hebben leren kennen –”  2 Johannes 1:13: “U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen.”

 Openbaring 17:14: “Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam – want Heere der heren is Hij en Koning der koningen – zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen.” = Joden en heidenen.

Mag ik u ook dit meegeven van Dr. M. Klaassen, gevonden op zijn site. (Tevens is hij voorzitter van de stichting In de Rechte Straat)

Israël en de kerk: één of twee volken van God? 22 september 2014 door M. Klaassen De Heidelbergse catechismus doet in zondag 21 een opmerkelijk bewering: de Zoon van God vergadert zich een gemeente vanaf het begin der wereld tot aan het einde. Vanaf het begin van de wereld tot nu is er één volk van God. In het oude verbond is dat Israël, in het nieuwe verbond zijn dat joden en heidenen die in Christus geloven. Dat is een visie die niet alle christenen zo overnemen. Er zijn stromingen die een sterk onderscheid aanbrengen tussen de kerk en Israel. Dat gebeurt meestal onder invloed van het zgn. dispensationalisme, ook wel de bedelingenleer genoemd. Deze visie – die in de 19e eeuw ontstond en vanuit met name Amerika de wereld overgewaaid is –maakt een sterk onderscheid tussen Israel en de kerk. Er is niet één volk van God, maar twee volken van God. God gaat met elk Zijn eigen weg. Feitelijk hebben ze niets met elkaar te maken. Ik meen dat deze visie onjuist is.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

119

Paulus gebruikt in de Romeinenbrief een verhelderend beeld: het beeld van de olijfboom (Rom. 11). Die olijfboom is het volk van God; de takken zijn de gelovigen. Eerst hoorden er alleen maar gelovige joden bij dat volk van God. Maar nu heeft God ook wilde takken ingelijfd: heidenen. Er zijn ook takken afgerukt: joden die Jezus niet als Messias erkennen. Gelukkig zal God Zich eens weer over deze afgevallen takken ontfermen. In elk geval: de boom bestaat nu uit gelovige joden en gelovige heidenen. Maar het is één boom. Is de gemeente dan in de plaats van Israel gekomen? Ja en nee. In de vervangingsgedachte heeft het etnische volk Israel afgedaan in het plan van God. Dat lijkt me onjuist. Ik geloof dat Israel nog steeds een plaats heeft in Gods hart. Israel is het volk van Gods eerste liefde – en ook in hun verwerping van het evangelie ‘geliefden vanwege de vaderen’ (Rom. 11: 28). Dat betekent dat God nog steeds een band heeft met het etnische Israel. Hoewel de kerk Israel niet vervangt, is het wel de vervulling van Israël. Die vervulling heeft alles te maken met Jezus. Want het is Jezus, de Zoon van God, die –als zoon van Israël – de roeping van het falende, ongehoorzame Israël – ook Zoon van God! (Ex. 4: 22) – op Zich neemt. Hij doet wat Israël had moeten doen. Hij is de vervulling en de belichaming van Israel. Dat betekent ook dat wie in Hem gelooft, deelt in Israël en de zegen van Israël. Wie in Hem gelooft naar wie Abraham verlangde (Joh. 8: 56) wordt ook een kind van Abraham, ook al woon je in Afrika en ben je geen jood: ‘…als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht’ (Gal. 3: 29). Oudtestamenticus Chris Wright schrijft: ‘…Gods volk Israël is uitgebreid (…) om mensen uit vreemde naties te omvatten die, voor zover ze in Christus zijn, nu ook gerekend worden als in Abraham. Waarom? Omdat Jezus de Christus is – de Messias, die het oudtestamentische Israel in Zijn eigen persoon belichaamt. Dus allen die in Hem zijn, zijn vanwege dat feit begrepen in het Israel van God in Christus’. Inderdaad: Paulus gaat zo ver dat hij in Galaten 6 de gemeente toespreekt als het ‘Israel van God’ (Gal. 6: 16). Dat is niet vreemd, maar past bij een breder patroon dat we in het Nieuwe Testament waarnemen: allerlei uitdrukkingen die in het OT op Israël van toepassing zijn, worden toegepast op de gemeente. Zo wordt de benaming ‘Koninkrijk van priesters, een heilige natie’ die God in Exodus 19: 6 aan Israël geeft, in de eerste Petrusbrief ook op de gemeente toegepast. ‘Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte, u die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent… (1 Petr.2: 9,10)’. En waar Israël in Numeri 16: 3 de ‘gemeente van de HEERE’ wordt genoemd, komen we dezelfde uitdrukking in het Nieuwe Testament tegen als het over de nieuwtestamentische gemeente gaat. Het heeft lang geduurd voordat ik met deze conclusies in kon stemmen, maar ik ben er langzamerhand steeds meer van overtuigd. Geen vervanging dus, wel vervulling en uitbreiding.” (onze inkleuring)

SLOTCONCLUSIE: Dus de apostel Petrus beschouwd ALLE christenen - VAN Joodse of heidense komaf - als het ware Israël. Het Israël van het OT was alleen het type ervan volgens 1 Petrus 2:9. Het is in niets uitzonderlijk dat de uitdrukking wordt toegepast op alle gelovigen zonder naar hun vleselijke afkomst te kijken. Wij zullen Petrus niet misbruiken om er wat anders in te leggen! Christenen zijn het volk van God, verspreid over wereld, maar als gevolg van hun verkiezing, dus vreemdelingen, die hun erfdeel en thuis in de hemel hebben.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

120

Dit moeten we ontwijken en bij de leer van de Schrift blijven!

P.H.R. van Houwelingen, emeritus van de theologische faculteit Broederweg Kampen schreef: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël’ zou moeten worden: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met de Messias van Israel’.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

121

Hoofdstuk 5 Romeinen 11: Beloften voor Israël

Romeinen 11 in de Herziene Statenvertaling Beloften voor Israël 1 Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers ook een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin. 2 God heeft Zijn volk, dat Hij van tevoren kende, niet verstoten. Of weet u niet wat de Schrift zegt in de geschiedenis van Elia, hoe hij God aanspreekt over Israël en zegt: 3 Heere, Uw profeten hebben zij gedood en Uw altaren afgebroken, en ik ben alleen overgebleven. Ook staan zij mij naar het leven. 4 Maar wat zegt het Goddelijk antwoord tegen hem? Ik heb voor Mijzelf nog zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben. 5 Zo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel ontstaan, overeenkomstig de verkiezing van de genade. 6 Maar als het door genade is, is het niet meer uit de werken, anders is genade geen genade meer. En als het uit de werken is, is het geen genade meer, anders is het werk geen werk meer. 7 Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen en de anderen zijn verhard, 8 zoals geschreven staat: God heeft hun een geest van diepe slaap gegeven, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot op de dag


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

van heden. 9 En David zegt: Laat hun tafel voor hen worden tot een strik, tot een valkuil, tot een struikelblok en tot vergelding. 10 Laat hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien en maak hun rug voor altijd krom. 11 Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden? Volstrekt niet! Door hun val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken. 12 Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en het feit dat zij achteropkomen rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid!

Wortel en takken 13 Want tegen u, de heidenen, zeg ik: Voor zover ik de apostel van de heidenen ben, maak ik mijn bediening heerlijk, 14 om daardoor zo mogelijk mijn verwanten wat betreft het vlees tot jaloersheid te verwekken en enigen uit hen te behouden. 15 Want als hun verwerping verzoening voor de wereld betekent, wat betekent dan hun aanneming anders dan leven uit de doden? 16 En als de eerstelingen heilig zijn, dan het deeg ook, en als de wortel heilig is, dan de takken ook. 17 Als nu enige van die takken afgerukt zijn, en u, die een wilde olijfboom bent, in hun plaats bent geënt en mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom,

122


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

18 beroem u dan niet tegenover de takken. En als u zich beroemt: U draagt de wortel niet, maar de wortel u. 19 U zult dan zeggen: De takken zijn afgerukt, opdat ik zou worden geënt. 20 Dat is waar. Door ongeloof zijn zij afgerukt en u staat door het geloof. Heb geen hoge dunk van uzelf, maar vrees. 21 Want als God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, dan is het ook mogelijk dat Hij u niet spaart. 22 Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God: strengheid over hen die gevallen zijn, over u echter goedertierenheid, als u in de goedertierenheid blijft. Anders zult ook u afgehouwen worden. 23 En ook zij zullen, als zij niet in het ongeloof blijven, geënt worden, want God is machtig hen opnieuw te enten. 24 Want als u afgehouwen bent uit de olijfboom die van nature wild was, en tegen de natuur in op de tamme olijfboom geënt bent, hoeveel te meer zullen zij die natuurlijke takken zijn, geënt worden op hun eigen boom. 25 Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan. 26 En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. 27 En dit is het verbond van Mij met hen,

123


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

124

wanneer Ik hun zonden zal wegnemen. 28 Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen. 29 Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk. 30 Zoals ook u immers voorheen God ongehoorzaam was, maar nu ontferming verkregen hebt door hun ongehoorzaamheid, 31 zo zijn ook zij nu ongehoorzaam geworden, opdat ook zij door de ontferming die u bewezen is, ontferming zouden verkrijgen. 32 Want God heeft hen allen in ongehoorzaamheid opgesloten om Zich over allen te ontfermen.

Aanbidding 33 O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! 34 Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? 35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven en het zal hem vergolden worden? 36 Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zijde heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen.

Dit zijn de verzen waarnaar een verwijzing is bij het vers 26:  Ps.14:7: “Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwam! Wanneer de HEERE de gevangenen van Zijn volk laat terugkeren, dan zal Jakob zich verheugen, Israël zal verblijd zijn.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

125

 Jes.27:9: “Daarom zal hierdoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden. Dit is de volle vrucht: dat Hij zijn zonde zal wegdoen, wanneer Hij alle altaarstenen zal maken als stukgeslagen kalksteen; geen gewijde paal of wierookaltaar zal blijven staan.”  Jes.59:20: “En naar Sion zal een Verlosser komen voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren, spreekt de HEERE.”  Jer.31:31: “Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,”  Jer.31:32: “niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE.”  Jer.31:33: “Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.”  Jer.31:34: “Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.”  2 Kor.3:16: “Maar wanneer het zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen.”  Hebr.8:8: “Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,”  Hebr.10:16: “Want na eerst gezegd te hebben: Dit is het verbond, dat Ik met hen na die dagen zal sluiten, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun verstand schrijven,” Wat leer je daaruit? Toch niet wat ondertussen een deel van de theologen en anderen beweren: dat eens gans Israël zich zal bekeren tot God. Wel te verstaan Jezus dan! Want zonder Jezus kan men geen verzoening met God bewerken. NA Zijn dood en de jaren daaropvolgend zijn dierlijke offers waardeloos. In het Nieuwe Testament is dat zo duidelijk als een klontje suiker. Handelingen 4:12 is toch duidelijk genoeg: “EN DE ZALIGHEID IS IN GEEN ANDER, WANT ER IS ONDER DE HEMEL GEEN ANDERE NAAM ONDER DE MENSEN GEGEVEN WAARDOOR WIJ ZALIG MOETEN WORDEN.” Er is geen heil zonder Jezus. Laat ons dat niet met minachting bekijken. DUS IS EEN ONBEKEERDE JOOD EEN JOOD DIE VERLOREN GAAT. FOUTIEF ZOU ZIJN HEM OMWILLE VAN EEN BELOFTE VAN GOD ZOMAAR HET KONINKRIJK LATEN INGAAN, ZONDER HET BELIJDEN VAN JEZUS!  Matt. 1:21: “en zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

126

 Hand. 10:43: “Van Hem getuigen al de profeten dat ieder die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangen zal door Zijn Naam.”  1 Tim. 2:5: “Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.” Mag ik een vraag stellen: waar zijn de teksten in het Oude Testament die zeggen dat op een bepaald moment alle Joden zich tot God bekeren? Ik ken er geen enkele! Maar dit wat we gaan opmerken in het volgende is van formidabel belang: elke Jood uit welke periode dan ook in de geschiedenis staat onder het “indien” van YaHWeH. Kracht van het begrip “INDIEN” Mensen die de leer van de bedelingen verkondigen - en ik merk ook dezen van het blad Kerk en Israël - geven meestal een vertekend beeld van hoe het volk Israël tegenover zijn God staat. Het is overduidelijk dat het God is die hen aanneemt onder alle andere volkeren.  Deut.4:20 SV77: “Maar u heeft de HEERE aangenomen, en uit de ijzeroven, uit Egypte, uitgevoerd; OPDAT GIJ HEM TOT EEN ERFVOLK ZOUDT ZIJN, gelijk het op deze dag is.”  Deut.7:6 SV77: “Want gij zijt de HEERE, uw God EEN HEILIG VOLK; u heeft de HEERE, uw God, verkoren, DAT GIJ HEM TOT EEN VOLK TEN EIGENDOM ZOUDT ZIJN UIT ALLE VOLKEN, die op de aardbodem zijn.” Maar het is ook duidelijk dat ze onder een contractuele verplichting staan alle wetten die God hen gaf na te volgen.  Ex.19:5 SV77: “Nu dan, INDIEN gij naarstig Mijn stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, ZO ZULT GIJ MIJN EIGENDOM ZIJN UIT ALLE VOLKEN, want de ganse aarde is van Mij.” Wanneer ze God ongehoorzaam zijn dan zullen een reeks straffen over hen komen die niet te onderschatten zijn; Gods zegen over het land zal ophouden en zelf zullen ze onder het bewind van anderen komen te staan en hun vrijheid verliezen. We noemen slechts enkele teksten van de nadruk die er ligt op het begrip “indien” want er zijn er nog veel meer te noemen. Het is een VOORWAARDELIJK VERBOND - dat verbond met God/Mozes en Israël - en dat vergeet men meestal er bij te vernoemen in kringen van de bedelingen.  Lev.4:13 SV77: “INDIEN nu de gehele vergadering van Israël afgedwaald zal zijn, en de zaak voor de ogen der gemeente verborgen is, EN ZIJ IETS GEDAAN ZULLEN HEBBEN TEGEN ENIGE VAN ALLE GEBODEN DES HEEREN, dat niet behoorde gedaan te worden, en schuldig geworden zijn; en die zonde, die zij daartegen gezondigd zullen hebben, bekend is geworden; ZO ZAL DE GEMEENTE EEN VAR, EEN JONG RUND, TOT EEN ZONDOFFER OFFEREN, en die voor de tent der samenkomst brengen.”  Lev.26:3,4 SV77: “INDIEN gij in Mijn inzettingen wandelen, en Mijn geboden houden, en die doen zult; ZO ZAL IK UW REGENS GEVEN OP HUN TIJD; en het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven.”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

127

 Lev.26:14-16 SV77: “Maar INDIEN GIJ MIJ NIET ZULT HOREN, en al deze geboden niet zult doen; en zo gij Mijn inzettingen smadelijk zult verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten zal walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, OM MIJN VERBOND TE VERNIETIGEN; dit zal Ik u ook doen, DAT IK OVER U STELLEN ZAL VERSCHRIKKING, TERING EN KOORTS, die de ogen verteren en de ziel pijnigen; GIJ ZULT OOK UW ZAAD TEVERGEEFS ZAAIEN, EN UW VIJANDEN ZULLEN DAT OPETEN.” Mag ik een andere vraag stellen: waar zijn de teksten in het Nieuwe Testament die zeggen dat op een bepaald moment alle Joden zich tot God bekeren? Zouden die in Romeinen 11 staan zonder andere Bijbelteksten geweld aan te doen? Ook hier is mijn antwoord: ik ken er geen enkele! Maar dit wat opmerkten: elke Jood uit welke periode dan ook in de geschiedenis staat onder het “indien” van YaHWeH. Ook in het Nieuw Testament komt het begrip “INDIEN” enkele malen voor, maar dan met een totaal andere betekenis. Hier zijn enkele van die teksten.  Gal.3:29 SV77: “En INDIEN gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.” Geldend voor zowel Jood als heiden.  Joh.18:36 SV77: “Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. INDIEN MIJN KONINKRIJK VAN DEZE WERELD WARE, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.” Er hoeft geen herstel van een AARDS koninkrijk te komen om Gods beloften te vervullen.  1 Pet.1:17 SV77: “En INDIEN gij tot een Vader aanroept Hem, DIE ZONDER AANNEMING DES PERSOONS OORDEELT NAAR EEN IEDERS WERK, zo wandelt in vreze de tijd van uw inwoning.” Alle onderscheid tussen Jood en heiden is weggevallen met betrekking tot de aanneming als kind van God.  Rom.4:13-18 SV77: “Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want INDIEN ZIJ, DIE UIT DE WET ZIJN, ERFGENAMEN ZIJN, ZO IS HET GELOOF IJDEL GEWORDEN, EN DE BELOFTENIS TE NIET GEDAAN. Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; opdat de belofte vast zij al het zaad, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen; (gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: alzo zal uw zaad wezen.” Omdat de verbondstheologen mijn geestelijke vaders zijn hebben we NOG een andere aanpak voor u. We hebben gezocht naar de term “Abraham” in het Nieuw Testament volgens de Herziene Statenvertaling (2010) en vonden 68 vindplaatsen ervan in 65 verzen. Kijk eens naar deze: Rom.4:16,17a: “Daarom is het uit het geloof, opdat het zou zijn naar genade, met als doel dat de belofte zeker zou zijn voor het hele nageslacht, niet voor dat wat uit de wet alleen is, maar


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

128

ook voor dat wat uit het geloof van Abraham is, DIE EEN VADER IS VAN ONS ALLEN, zoals geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gemaakt.” Dat is geestelijke taal: maar het zegt duidelijk dat wij: Joden en HEIDENEN DIE ZICH HEBBEN BEKEERD TOT JEZUS kinderen van Abraham zijn. Galaten 3:8: “En DE SCHRIFT, DIE VOORZAG dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden.” Hier eenzelfde opmerking als hier boven. Galaten 3:9: “Daarom worden zij [JODEN en HEIDENEN]die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham.” 1 Pet.3:6: “zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde. U bent kinderen van haar geworden, als u goeddoet en niet bevreesd bent voor enig ding dat u angst zou kunnen aanjagen.” Petrus gaat dus nog een stap verder: we zijn ook kinderen van Sara de vrouw van de aartsvader. Dat is ook geestelijke taal. Als wij KINDEREN VAN ABRAHAM GENOEMD MOGEN WORDEN en toch als heiden geboren zijn, dan is een term als “het Israël van God” toch niet veraf! Zijn we soms niet ingeënt in de Joodse olijfboom om daar een eenheid mee te vormen! We vormen toch samen de ene kudde van de Heer! Temeer daar – dat volgt later in punt twee – de wet van Mozes is afgeschaft en zelfs een Jood niet meer onder die WET (= ook deze van God genoemd) staat. De inhoud van het boek aan de Galaten laat dat niet alleen toe, het volgt uit de noodzaak van wat Paulus voorafgaande heeft opgemerkt. Ik voel me niets minder dan te behoren tot dat Israël van God, gelijk elke Messiasbelijdende Jood het is. Het ongelovige Israël zij is juist een klasse apart, maar zitten in de verkeerde richting. Ze hebben de Messias verworpen en kunnen maar opnieuw bij God horen als ze zich tot Hem bekeren. We bekijken eens de uitdrukking deze problematiek.

“kinderen

van

Abraham”,

uiterst

belangrijk

in

Van Thomas R. Schreiner, “The Church as the New Israel and the Future of Ethnic Israel in Paul”. Studia Biblica et Theologica 13. (1983), blz.17-38, citeren we, blz. 20,21 “Toch, door zich te concentreren op de enkelvoudige term “Israël”, kan men niet zien dat Paulus de Kerk wezenlijk gezien heeft als het nieuwe Israël, zelfs dat hij deze bewering niet expliciet maakt. Bijvoorbeeld, de bewering van Paulus dat de Kerk het zaad van Abraham is (Gal.3:29) lijkt bijna een verklaring dat de Kerk, het nieuwe Israël is. Robinson [een ander theoloog] merkt op dat een dergelijke toerekening niet bewijst dat de Kerk het nieuwe Israël is, want Abraham had veel “joodse” kinderen. Het is natuurlijk waar, dat Abraham zowel de vader van de besnedenen en de onbesnedenen was (Rom.4:9-12), maar bij Paulus is de overdracht van de uitdrukking “zaad van Abraham” aan gelovige heidenen niet alleen een bewering dat die heidenen via Abraham gezegend worden (Gal.3:8).” In de NT-ische tijd blijkt: dat een “zoon van Abraham” of “het zaad van Abraham” gelijk te zijn aan het begrip “Jood.” Dit wordt duidelijk in Mat.3:9 en Johannes 8:33,37,39. In Mattheüs, heeft Johannes de Doper kritiek op de Farizeeën en Sadduceeën, omdat ze dachten dat alleen afstamming van Abraham voldoende was om ze te beschermen van de toorn.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

129

Johannes waarschuwt hen dat het hebben van Abraham als fysieke vader niet per se in aanmerking komt om zijn kinderen (Grieks tekna) te zijn. In het Johannes evangelie is Jezus bezig in een vergelijkbaar debat met de Joden. De Joden konden niet begrijpen waarom Jezus zei dat ze moesten vrij worden van de zonde. Immers, ze waren geen heidenen, maar het zaad (sperma) van Abraham (Johannes 8:33,37). De “tekna” te zijn was gelijk aan dat van het “sperma” van Abraham te zijn. We zien het bij een vergelijking van Johannes 8:33,37 met Johannes 8:39. Het belang van deze passages voor onze huidige discussie is duidelijk. Zowel Mattheüs als Johannes laten zien dat de Joden in de dagen van Jezus de uitdrukkingen “kinderen van Abraham” en “zaad van Abraham” als synoniemen begrepen voor het begrip “Joods” zijn. Als aanwijzingen voor hun speciale verbondsrelatie met God. Paulus heeft die uitdrukkingen kennelijk in die zin begrepen en het op dezelfde manier toegepast. Volgens Paulus, werd het zaad van Abraham nauw verbonden met de belofte (Gal.3:16-18 / 3:29). Nu zijn niet alle nakomelingen van Abraham de ontvangers van de belofte. De belofte was beperkt tot het zaad van Isaac (Gal.4:30 / Gen.17:15-22 / 21:10). Dus, heeft Paulus toen hij de uitdrukking “zaad van Abraham” gebruikte in Galaten geen verwijzing naar alle kinderen van Abraham gedaan, maar aan het bevoorrechte zaad van Abraham, die de belofte hadden ontvangen, dat wil zeggen, de Joden.” Als ik dan gezien wat hierboven staat beweer “een geestelijk Jood” te zijn dan moet dat toch niet zo ketters klinken, maar gewoon een logisch besluit van die achterliggende zaken. Nog een volgend opmerking! Omdat volgens de norm en theologie van het N.T. “Israël” hersteld is vanaf 537 V.C. vinden we deze term daar ook steeds in gebruik en niet ”Judah” zoals te verwachten zou zijn. Jezus is de heerser van ”Israël” (Mat.2:6). Het land ⇒ Judah + Canaan = ”Israël” (Mat.2:20,21). De discipelen moeten prediken tot ”Israël” (Mat.10:23) en de inwoners ervan krijgen de naam ”volk van Israël” (Mat.2:6 / Luc.2:32 / Hand.4:10). Ze zijn de ”zonen van Israël” (Mat.27:9 / Luc.1:16 / Hand.5:21 / 7:23,37). En ze worden daadwerkelijk aangesproken als ”Israëlieten” (Hand.2:22 / 5:35 / 13:16). Het is niet in ”Israël” dat Jezus geloof vindt, lees de teksten maar eens hoe Hij dat weergeeft in woorden: maar bij een heidense honderdman (Mat.8:10 / Luc.5:9). ”Israël” moet niet hersteld worden en zijn ook niet volgens een andere leer van het BritsIsraël terug te vinden in het UK en/of de USA. Of volgens de Mormonen voor wie Israël terug is te vinden onder de Amerikaanse Indianen. Daarom nog het volgende citaat bij dit alles: ”Indien de uiteindelijke betekenis van het O.T. terug is te vinden in het Nieuwe, wat moeten we er dan van maken gezien daar niets terug te vinden is over het herstel van Israël. Rom. 9-11) heeft het slechts over de geestelijke aspecten van de beloften die aan de vaderen gedaan zijn. Volgens Paulus bestaat Israël’s redding daarin; dat ze opnieuw ingeënt worden in de Olijfboom waarin reeds Heidenen ingeënt zijn door hun geloof in Christus (Rom. 11:13-36). Het is dan ook de beste uitleg om de vele profetieën van het herstel in het land te verklaren met betrekking tot de terugkeer onder Ezra en Nehemia, wanneer de Tempel en de stad Jeruzalem herbouwd werden; en de uiteindelijke vervulling te zien als de hemelse geestelijke zegeningen in een hemels land dat is weggelegd voor het ganse volk van God, alle gelovigen in Christus” P. Jewett in ’The Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible’, edit. Merrill C. Tenney, deel 2, Zondervan, 1975, blz.344, 345.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

130

En bij wijze van formule van wat thans in vervulling gaat: het geestelijke Koninkrijk over alle Natieën inclusief de Joden is volgens Amos 9:11-15 = Hand.15:15-18. (nalezen a.u.b.) Hoor ik iemand in zijn achterhoofd redeneren: is dat Nieuwe Verbond wel al ingesteld in zijn volle zin van het woord? Ik kan er bladzijden over citeren van dezen die zulke leerstellingen verkondigen. Hoe durven jullie er aan te twijfelen? We geven u dit antwoord uit de Oude Statenvertaling met de kanttekeningen. Hebreeën acht: 8 Want 19hen 20berispende, zegt Hij tot hen: gZie, 21de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal22over het huis Israëls en over het huis van Juda een nieuw 23verbond 24oprichten; 19 Namelijk de Israëlieten; of: hetzelve, namelijk verbond. 20 Of: het gebrek hun aanwijzende; of: over hen klagende. Dat is, de zwakheid, die door hun verdorvenheid in hetzelve verbond was, aanwijzende en daarover klagende. g Jer. 31:31, 32, 33, 34. 21 Namelijk ten tijde van den Messias. 22 Hieronder worden ook alle uitverkorenen uit de heidenen verstaan, gelijk doorgaans bij de profeten is te zien, die door het geloof dezen olijfboom zouden worden ingelijfd. Zie Rom. 11:17, 25, 26. Gal. 4:26, enz. 23 Of: testament. 24 Gr. voleindigen. Zie de aant. op vers 10. 9 Niet naar het verbond dat Ik 25met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dat Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb26op hen niet geacht, zegt de Heere. 25 Namelijk door Mozes in de woestijn. 26 Of: Ik heb hen niet geacht. Bij den profeet staat: zou Ik met hen in huwelijk, of: als een heer, gebleven zijn? hetwelk één zin met deze woorden heeft. Doch de apostel heeft de Griekse overzetting willen behouden, omdat in de zaak geen verschil was. 10 Want dit is het verbond dat Ik met het huis Israëls 27maken zal na die dagen, zegt de Heere:hIk zal Mijn wetten 28in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; ien Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. 27 Dat is, ten volle openbaren en door de gehele wereld verbreiden. Want de belofte van dit verbond was door de wet van Mozes niet tenietgedaan, Gal. 3:17, maar is eerst door Christusvervuld, ten volle


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

131

geopenbaard, en in zijn volkomenheid opgericht. h Jer. 31:33. 28 Dat is, niet alleen in stenen tafelen of perkamenten. Zie 2 Kor. 3:3, enz. i Zach. 8:8. 11 kEn zij zullen 29niet leren een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken den Heere; want zij zullen Mij 30allen kennen, van den kleine onder hen tot den grote onder hen. k Joh. 6:45, 65. 1 Joh. 2:27. 29 Namelijk met woorden of met geschriften alleen, gelijk in het verbond der wet geschiedde, maar zij zullen voornamelijk van God (namelijk door Zijn Geest) geleerd zijn, gelijk Christusspreekt Joh. 6:45, 65, Die nochtans met Zijn eigen mond hun ook het Evangelie predikte en tot de kennis Gods vermaande. Dit wordt dan niet volkomenlijk of ganselijk ontkend, maar bij vergelijking van de manier van onderwijzing die in het Oude Testament geschiedde, gelijk zulke wijzen van spreken meermalen voorkomen. Zie voorbeelden daarvan Joh. 5:30, 45. 1 Thess. 4:9. 30 Namelijk die het van God zullen geleerd hebben, gelijk Christus getuigt in de voorgemelde plaats, Joh. 6:45. Want dat hier alleen gesproken wordt van de zaligmakende kennis en van het waarachtig geloof, blijkt uit het volgende vers, dewijl de zonden in het nieuwe verbond niemand worden vergeven dan door het waarachtig geloof, Rom. 3:30. Sommigen nemen dit van den stand des toekomenden levens, waar geen uitwendige onderwijzing meer van node zal wezen, wanneer wij Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht, 1 Kor. 13:12. 1 Joh. 3:2. Doch uit het gehele oogmerk des apostels blijkt dat deze beloften alle uitverkoren gelovigen des Nieuwen Testaments ook in dit leven aangaan. 12 Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik31geenszins meer gedenken. 31 Namelijk om die te straffen. Zo behoudt dan God in het nieuwe verbond geen straf meer, wanneer Hij de zonde eens heeft vergeven, gelijk enigen drijven. Hoewel Hij de Zijnen nog somwijlen uit Vaderlijke liefde kastijdt tot hun best. Zie Hebr. 12:6, 7. 13 32ALS HIJ ZEGT: EEN NIEUW VERBOND, ZO HEEFT HIJ HET EERSTE 33OUD GEMAAKT; DAT NU OUD GEMAAKT IS EN VEROUDERD, IS NABIJ 34DE VERDWIJNING.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

132

32 Dusverre zijn verhaald de woorden van den profeet; nu spreekt wederom de apostel. Gr. In het zeggen. 33 Of: doen verouden, dat is, verklaard oud te zijn. 34 Dat is, wegneming, zodat het uit het midden is geweerd, en niet meer gebruikt wordt. ^^^^^^ Nog een andere manier om het probleem te benaderen van de eenheid en geen verscheidenheid van en/of onder de christengelovigen: we zijn allen met dezelfde doop gedoopt en zo tot lichaam geworden.

EEN

 Matthéüs 28:19: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen DOPEND IN DE NAAM VAN DE VADER EN VAN DE ZOON EN VAN DE HEILIGE GEEST, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.”  Romeinen 6:3,4: “3 OF WEET U NIET DAT WIJ ALLEN DIE IN CHRISTUS JEZUS GEDOOPT ZIJN, IN ZIJN DOOD GEDOOPT ZIJN? 4 Wij zijn dan met H em begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen.”  1 Corinthiërs 12:13: “Ook wij allen immers zijn DOOR ÉÉN GEEST TOT ÉÉN LICHAAM GEDOOPT, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest doordrenkt.”  Galaten 3:26-28: “26 Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. 27 WANT U ALLEN DIE IN CHRISTUS GEDOOPT BENT, HEBT ZICH MET CHRISTUS BEKLEED. 28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.”  Col.2:12: “U bent immers MET HEM BEGRAVEN IN DE DOOP, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.”  1 Petrus 3:21: “HET TEGENBEELD DAARVAN, DE DOOP, BEHOUDT NU OOK ONS. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus.” EN NU MOETEN WE NOG EENS NAAR ROMEINEN11: 25-32 GAAN KIJKEN. En de verwijzingen geven we ook mee.

25 Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

133

heidenen is binnengegaan. Luk. 21:24

En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn.

26 En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. Ps. 14:7

Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwam! Wanneer de HEERE de gevangenen van Zijn volk laat terugkeren, dan zal Jakob zich verheugen, Israël zal verblijd zijn.

Jes. 27:9

Daarom zal hierdoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden. Dit is de volle vrucht: dat Hij zijn zonde zal wegdoen, wanneer Hij alle altaarstenen zal maken als stukgeslagen kalksteen; geen gewijde paal of wierookaltaar zal blijven staan.

Jes. 59:20

En naar Sion zal een Verlosser komen voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren, spreekt de HEERE.

Jer. 31:31

Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,

Jer. 31:32

niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

134

spreekt de HEERE. Jer. 31:33

Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.

Jer. 31:34

Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.

2 Kor. 3:16

Maar wanneer het zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen.

Hebr. 8:8

Want hen berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten,

Hebr. 10:16

Want na eerst gezegd te hebben: Dit is het verbond, dat Ik met hen na die dagen zal sluiten, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun verstand schrijven,

27 En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen. 28 Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen. 29 Want de genadegaven en de roeping van God


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

135

zijn onberouwelijk. 30 Zoals ook u immers voorheen God ongehoorzaam was, maar nu ontferming verkregen hebt door hun ongehoorzaamheid, 31 zo zijn ook zij nu ongehoorzaam geworden, opdat ook zij door de ontferming die u bewezen is, ontferming zouden verkrijgen. 32 Want God heeft hen allen in ongehoorzaamheid opgesloten om Zich over allen te ontfermen. Gal. 3:22

Maar de Schrift heeft alles onder de zonde opgesloten, opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zou worden door hetgeloof in Jezus Christus.

Laat ons e v e n kijken naar Luc.21:24 en het begrip de “ tijden der heidenen.” [Hier onder hebben we de NBG vertaling want we hebben dit al 30 jaren geleden geschreven.] We willen dat doen omdat er in Romeinen 11:25 iets staat over de volheid van de heidenen die eerst moeten ingaan voor iets moet/zal plaatsvinden. De Griekse tekst zegt “kairoi ethnon”, en beide begrippen staan hier zonder een lidwoord. Daardoor is te kennen gegeven dat de nadruk op de stad “Jeruzalem” en het werkwoord “vertreden” ligt. Het woord “kairos” (meervoud “kairoi”) wil steeds een bestemde tijd aangeven of een “tijdsperiode.” Afhankelijk van de definities die we gebruiken kunnen ze elkaar toch overlappen. Dat er sprake is van tijdsperioden in het meervoud, duidt op twee dingen. Ten eerste dat er een opvolging van periodes zal zijn, met betrekking tot d e v e r t r e d i n g v a n Jeruzalem. Ten tweede, dat deze overeenstemming vertoont met de natiën die elkaar opvolgen en dan ook daarom in het meervoud staat. Er is door Bijbelcommentators al veel geschreven waarom deze uitdrukking alléén te vinden is bij Lucas en ontbreekt bij de andere synoptische evangeliën. Soms nemen zij de koe bij de staart in plaats van bij de horens. Wanneer Matthéüs in 24:14 schrijft dat het evangelie aan alle natiën gepredikt moet worden spreekt hij dan ook niet over deze periode? Jazeker, want beiden verwijzen naar dezelfde eindtijden. Bij Lucas: vertreding van Jeruzalem tot de tijden der heidenen voltooid zijn. Bij Matthéüs: prediking tot de heidenen Gods woord gehoord hebben. En ook Mat.21:43 verwijst er naar, samen met Marc.12:9 en Mat.22:10. Want hieruit leert men dat het koninkrijk van de Joden wordt afgenomen (vanwege geestelijke vertreding = afvalligheid) en aan de werkelijke geestelijke natie van God gegeven. Die in den beginne EXCLUSIEF uit Joden bestaat, tot op een moment halfjoden en heidenen ze komen aanvullen (Handelingen 8 en 10). De drie evangelieschrijvers die over de profetie op de Olijfberg berichten stemmen dus wel met elkaar overeen. Soms wel niet in letterlijke woorden maar toch in gedachten.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

136

Hoe lang zijn de tijdsperioden der heidenen? Eerst en vooral zijn deze niet van 607 voor Chr. tot 1914 na Chr. zoals de Wachttoren (Jehovah Getuigen) het leert. Waarom is dit onmogelijk? Dat hier over een periode sprake is die een begin en een einde heeft zal niemand betwisten. Maar men mag niet vergeten dat zoals Christus het zegt; alle toekomstige “kairoi” en “chronoi” alléén voor God gekend zijn. Alle tijdsperioden (kairoi) en tijdsmomenten (chronoi) zijn in Gods handen. Zie Hand.1:7 / Marc.13:32,33. Deze perioden en tijden die God heeft weggelegd kennen we niet. We zullen we ook nooit kennen tot op het ogenblik dat ze in vervulling gaan. Wanneer start het begin van deze periode? Hier heeft men geen probleem. Het woord “vertreden” in het Grieks van Lucas 21:24 is “patoumène” en komt van “pãtos” (weg of pad) en “patèo” (stappen of treden). Het woord “patoumène” is een eerste naamval, enkelvoud, vrouwelijk, tegenwoordige, passieve vorm van “patèo” en géén aoristus. Indien het een aoristus zou geweest zijn was het mogelijk om dit vers te verklaren als een aanvang hebbende vóórdat de verdrukking en vertreding waarover Christus spreekt was begonnen. Maar het is in dit geval onmogelijk. De enige goede uitleg moet dus zijn dat de vertreding begint vanaf het ogenblik dat de Joden vallen door de scherpte van het zwaard, als gevangenen weggevoerd worden en de stad is gevallen in handen van de heidenen. Zo moet de samenhang van deze teksten begrepen worden, of woorden hebben hun betekenis verloren. Dat kan dus alléén betrekking hebben op de werkelijke val van Jeruzalem in 70 na Chr. en kan niet teruggebracht worden tot op 607 vóór Chr. zoals de WT doet (of Scofield blz.1106, een andere datum in de Revised Scofield). En vergelijk de uitdrukking “vertreden worden” in Luc.19:44. We kennen dus zowel het begin als het einde van deze periode dat de heidenen het letterlijke Jeruzalem vertreden. Het begon in 70 na Chr. en eindigt wanneer de Heer terug komt. Men kan nu nog geen datum vastleggen voor dit laatste totdat het vervuld zal zijn. Achtereenvolgens was het voor Jeruzalem; de tijden van de Romeinen, de Byzantijnen, de Mammelukken, de Kruisvaarders, de Ottomanen, de Turken en de Engelsen. En ondertussen is Jeruzalem nog steeds verdeeld in 4 districten: Joods, Arabisch, Armeens en Christelijk. De stad blijft vertreden worden tot aan de tweede komst van de Heer! Uit het ‘Kommentaar op het Nieuwe Testament’ Lukas, door S. Greijdanus, H.A. van Bottenburg, herdruk Wristers 1983, blz.997, 998. Citeren we een niet al te gemakkelijk citaat voor wie niet thuis is in het Grieks. Maar wie het niet te vlug doorneemt kan wel de teneur smaken van wat de tekst Luc.21:24 zegt volgens een deskundige van de Griekse taal: “..., en Jeruzalem zal zijn vertreden wordende door de heidenen of volken. “zal vertreden worden”, conj.

Dus voortdurend. Jeruzalem zal haar heilig karakter als Godsstad geheel verliezen, en door heidenen, andere volken dan Gods oude volk, bewoond worden, ja vertreden. Dit laatste drukt verachting uit, en diepe onteering van Jeruzalem, Opb.11:2. totdat vervuld zullen zijn de tijden der heidenen. “totdat”, 1:20 / 4:13 / 17:27. “tot de tijd”, Hand.7:18 / 27:33 / Rom.11:25 e.a., scil. “tijden”, tot welken tijd, tot den tijd, dat; vgl. 1:20 / 12:27 e.a. A e.a. missen “zullen vervuld worden”, conj. aor. pass. als fut. exact., zullen vervuld zijn geworden. “vervulling”, 1:20 / 2:40 /3:5 periphrast. evenals “gij zult gehaat worden” in vs 17.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

137

/ 4:21. God heeft voor alles den tijd bepaald en vastgesteld, aanvang, duur, en eind. Ook van Jeruzalems verwoesting en vertreding door de volken, en van de verstrooiing der Joden, Rom.11:25, en van de tijden der heidenen, waarin zij kunnen en zullen heerschen, en waarin zij het Evangelie ontvangen om daarin te leeren gelooven en daardoor heil te verkrijgen, of anders, bij verwerping ervan, evenzeer door het oordeel getroffen te worden... , tijden van heidenen. Geen lidwoorden, om te sterker het karakter dezer tijden te karakteriseeren. Voor “tijden” zie bij vs 8. Het meervoud, omdat er ook het meervoud “heidenen” bij staat, en de heidenen niet allen denzelfden tijd ontvangen, noch tegelijkertijd hunnen gelegen tijd verkrijgen. Tot het eene volk komt het Evangelie eerder, tot het andere later. Het eene volk ontvangt de gelegenheid tot het eene, een ander tot wat anders. Zoo zijn hunne gelegenheden verschillend naar oogenblik en duur en karakter. Maar zij zijn alle door God bepaald in volkomen zin. En als zij vervuld, afgeloopen, voorbijgegaan, zijn, dan komt er ook een einde aan Jeruzalems vertreding door de heidenen, en aan der Joden verstrooiing. Hoe dat gaan zal, en wat er dan gebeuren zal, zegt de Heere hier niet uitdrukkelijk. Maar omdat Hij nu vervolgens gaat spreken over de teekenen, kort of vlak aan Zijne wederkomst voorafgaande, vss 25-27, komt als vanzelf de gedachte op, dat dan het einde der wereld intreedt.” Nog verdere aantekeningen over de “tijden der heidenen” in ons commentaar op de Apocalyps bij Opb.8:1,2 en 11:2. In de zaak van de tijden der natiën is één van de belangrijkste dingen het koningschap van God over allen; zowel over Joden als Heidenen. Zo ook doet men in de leer van de bedelingen. In 70 na Chr., bij de vernietiging van de tempel, zouden de tijden der heidenen begonnen zijn. Die zouden stoppen bij de opname of wederkomst van de Heer. Heeft YaHWeH Zijn macht over de wereld ooit verloren? In 607 voor Chr.? of 587 voor Chr.? of 70 na Chr.? Dat is niet zo want, zoniet hebben de volgende teksten hun zin en betekenis verloren. 1 Kron.16:31 “De hemel verheuge zich, de aarde juiche, en men zegge onder de volken: De HERE is Koning.” Ps.47:9 “God regeert over de volken.” Ps.91:1 “De HERE is koning. Met majesteit heeft Hij Zich bekleed; de HERE heeft zich bekleed. Hij heeft Zich met kracht omgord. Vast staat nu de wereld, zij wankelt niet.” Zie ook Ps.93:1. Ps.96:10 “Zegt tot de volken: De HERE is koning, vast staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt; Hij zal de volken richten in rechtmatigheid.” Ps.97:1 “De HERE is koning. Dat de aarde juiche, dat vele kustlanden zich verheugen.” En vergelijk Ps.99:1. Ps.98:4 “Juicht de HERE, gij ganse aarde.” De uitdrukking “de troon van David” krijgen we tweemaal te lezen in het Nieuw Testament. In Lucas 1:31,32 SV77 staat het een eerste maal in profetische zin: “En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam noemen JEZUS. Deze zal groot


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

138

zijn, en de Zoon van de Allerhoogste genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven.” In Handelingen 2:30,31 SV77 vinden we de vervulling van wat de engel zegt: “Alzo hij (DAVID) dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, de Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten; Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.” We mogen aan deze uitspraak van Petrus niets afdoen: wat hij zegt is EVANGELISCH EN ZIJN LEER IS DEZE VAN HET NIEUW TESTAMENT. Wat voor aspecten er nog mogen zijn aan het Koninkrijk in een nabije of verre toekomst dit is zeker; het is begonnen, lang geleden. “De laatste dagen” in het NT” In het Nieuwe Testament komt de term “laatste der dagen” en aanverwanten voor in o.a. Hand.2:16,17: “maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.” 1 Cor.10:11: “Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is.” 1 Tim.4:1: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen.” 2 Tim.3:1: “Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen.” Heb.1:1,2: “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.” Jac.5:3: “uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.” 1 Pet.1:5: “die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd.” 1 Pet.1:20: “Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u.” 2 Pet.3:3,4a: “Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst?” 1 Joh.2:18: “Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is.” Judas 17,18: “Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die vóór dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus, dat zij tot u hebben gezegd: Aan het


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

139

einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen.” We leven dus SINDS de tijd der apostelen, meer bepaald SINDS Pinksteren (volgens Hand.2) in:

“de laatste ure”, 1 Joh.2:17. “laatst der dagen”, Jac.5:3. “het einde der eeuwen”, 1 Pet.1:20. “het einde des tijds” Judas 17,18. Nader bepaald: sinds de dag van Pinksteren tot en met de Wederkomst leven we in de laatste ure of de laatste tijd. En daarom staat er ook in Mat.25:19 dat de Wederkomst van de Heer “na lange tijd” is. EN NU OPNIEUW voor enkele slotconclusies NAAR ROMEINEN 11 VERS 26! Erik Bouman, schreef het artikel BEN IK EEN DISPENSATIONALIST? Hier te vinden http://www.gold4life.org/wp-content/uploads/2012/03/Ben-ik-een-dispensationalist_ErikBouman.pdf We citeren er dit uit: “De vraag blijft staan of de eschatologische verlossing voor Israël in Romeinen 11:26 de vervulling van de Oud Testamentische beloften zijn of niet? Volgens mij is dat zeker zo. In de context direct volgend op Romeinen 11:26b-27 citeert Paulus het Oude Testament. Het zijn verwijzingen uit Jesaja 59:20-21; 27:9 (mogelijk ook Jeremia 31:31-34). Met andere woorden zal het volk Israël verlost worden aan het eind van onze tijd.”

We citeren uit: http://www.centrumvoorisraelstudies.nl/preken/JAvdVelden__Rom.11_26.php “Wanneer aan de eeuwenlange pelgrimage van de volken naar Jeruzalem een einde gekomen is. Wanneer de gelovigen uit de volken zijn toegebracht en de volle oogst is binnengehaald. En alzo zal geheel Israël zalig worden. De Heere handelt wonderlijk. De achterstand wordt ingehaald. Er vindt een ‘inhaalslag’ plaats. God begon met Abraham, Israël en zijn nakomelingen en Christus. Via de omweg van de volken keert Hij terug tot Israël (Rom. 11:22-25). Israël is een volk met toekomst!” Dit is echt een staaltje van inlegkunde! Men wil nadat de heidenen allen bekeerd zijn nog een extra-tijd inschakelen zodat ook alle joden in die periode zich kunnen bekeren. We hebben al van alles en nog wat gezien op dat punt: het zal geschieden in een periode van 7 jaar, 3 ½ jaar of 40 jaar. Maar wat staat er werkelijk: We citeren een tweede maal ds. J.A. van der Velden uit: Israël, teken van God in de geschiedenis.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

140

“Helaas heeft de kerk de eeuwen door Israël niet tot jaloersheid verwekt. Meestal het tegenovergestelde. Een blijvende schuld. Gelukkig zijn er ook uit uitzonderingen, zeker in de Nadere Reformatie in ons land.” Op de achtergrond van deze uitspraken zit meestal de gedachte: als de volheid van de heidenen is ingegaan dan zal God nog een “Totale bekering” van Israël bewerken.

Dat is echter een inlegkunde en een enorme blunder bij het nalezen van wat er in werkelijkheid staat. Als er iets echt en waarachtig is in deze teksten van Romeinen 11 is het toch dat tegelijkertijd dat de volheid van de heiden ingaat dan ook deze van Israël ingaat. Dat stopt op hetzelfde moment dat de Wederkomst van Jezus ingaat. Er is geen redding voor niemand na dat de Heer is teruggekomen, laat dat duidelijk zijn! Bekijk eens wat we in tabelvorm weergegeven. Het is compleet zinloos te redeneren dat wat in de verzen 27-29 staat verschoven moet worden naar de toekomst. Is de Schrift dan zo onduidelijk dat vanaf Handelingen twee - wanneer de Heilige Geest is uitgestort - Gods vergeving van de zonden van Israël begint. Neen toch! Dan zijn toch “de genadegaven en de roeping van God” aan het vleselijke Israël in werking getreden! En zijn op een goddelijke wijze - vanaf Handelingen 10 - de heidenen niet opgenomen in die “genadegaven en de roeping van God”! We leggen daarom nadruk op die laatste verzen ! Lees het maar hoe God tewerk gaat! Vanaf Handelingen 10 is de vleselijk afstamming van Abraham van geen primordiaal belang meer. Wie van af dan Jezus als zijn persoonlijke verlosser aanneemt die is een kind van God geworden. Hoe Romeinen 11 schematisch kan gezien worden: redding tot en met de wederkomst. Tegen die tijd zijn alle gelovigen

door God geroepen en in het

boek des levens geschreven: een volheid van heidenen en een volheid van Joden.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

141

Gary W. Burnett, schreef een mooie studie, Paul and the salvation of the individual, Brill, 2001. Zijn tweede deel geeft een commentaar op Romeinen 1 tot 8. Vergeet niet dat het vooraf gaat aan dat hoofdstuk 11! De titel geeft degelijk weer wat Paulus denkt over raciale zaken, het verschil tussen het rad en het individu in Gods plan van redding.

Romeinen 11: (nog eens, zodat er geen misverstand is) 27 En dit is nog eens het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

142

28 Zij zijn weliswaar wat het Evangelie betreft vijanden vanwege u, maar wat de verkiezing betreft geliefden vanwege de vaderen. 29 Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk.

SLOTCONCLUSIE: Men mag vanuit Rom.11:26 niet beweren dat er een volledig herstel komt van Israël! Of de bekering vooropstellen van alle levende natuurlijke Joden bij de Wederkomst des Heren. Doen we dat, dan moet ook geleerd worden dat alle heidenen op dat ogenblik gered worden, want Rom.11:25 spreekt van “de volheid der heidenen” die moet ingaan. Daarom ook een opmerking voor dispensationalisten. Omdat de volheid der heidenen “is” ingegaan bij de Wederkomst, hoeft er géén duizendjarig rijk meer te zijn waar Joden daarna “de heidenen” nog moeten bekeren. De éné onlogische bewering zou dus tot een andere leiden en daardoor de Schriften tegenstrijdige dingen laten zeggen. Romeinen 11 [30] Zoals u eertijds aan God ongehoorzaam bent geweest, maar NU, dankzij hun ongehoorzaamheid, ontferming hebt gevonden, [31] zo zijn zij op hun beurt NU ongehoorzaam geworden, ten gevolge van de u betoonde ontferming, opdat ook zij NU ontferming zouden vinden. [32] Zo heeft God allen in hun ongehoorzaamheid opgesloten, om allen in te sluiten in zijn ontferming. (Willibrordvertaling Romeinen 11 uitgave 1995.) Is dat niet duidelijk genoeg om aan te tonen dat het niet gaat om de toekomst van Israël maar om het NU in de dagen van Paulus tot en met de wederkomst. “Zo” is het Griekse “hina” en dat wijst op de manier waarop God te werk gaat in die verzameling van alle gelovigen.

Merkwaardige zaken over de olijfboom en wat wil dat betekenen in Romeinen 11 Over de olijfboom lezen we merkwaardige dingen in de diverse Bijbelwoordenboeken. We wijzen op de belangrijkste. De boom heeft een omvangrijke wortel(s) en men kan gerust stellen dat op die wortel(s) steeds meer dan één boom staat. Wanneer een boom geen vrucht meer geeft of bevriest dan hakt men hem af tot aan de wortel. Daar neven word de grond vrijgemaakt tot bij de wortel en men ent een nieuwe scheut in de wortel zelf. In het beeld is Israël vergeleken bij een olijfboom zoals vroeger in het OT; Jer.11:16 / Hos.14:7 en het beeld wordt opgeroepen van een wortel die vrucht zal voorbrengen volgens Jes.11:1,10 / 53:2. Men ent een vreemde loot nooit in op een


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

143

bestaande gave boom en dat is toch wat Paulus ook zegt. Maar deze wilde ent blijft levend omdat ze gevoed is dor de wortel. En dat is ook om de eenheid en verscheidenheid aan te duiden van de tamme olijf en de wilde olijf; beiden leven vanuit de ene wortel. Verkeerdelijk zegt men steeds dat de heidenen op de boom Israël zijn ingeënt maar dat is niet zo. De Statenvertaling had hierbij een verkeerde indruk gewekt door te zeggen dat wanneer een tak is afgebroken “in derzelver plaats ingeënt” wordt. Dat staat niet in de tekst. Men is als heiden rechtstreeks op de wortel ingeënt. Romeinen 11:17 is daar duidelijk genoeg in. Dat beeld van de olijfboom moet men dus niet verkeerd gaan uitleggen. Om die reden hebben enkele Kerkvaders en moderne theologen erop gewezen dat het beeld beter met betrekking tot Jezus zou uitgelegd worden. Volgens Theodorus van Mopsuestia en Thedoretus is Abraham de wortel. Voor Origenes is de wortel Christus. En ook Karl Barth gaat in die richting, gezien Hij de wortel Davids is (Opb5:5). Zo draagt Christus het volk Israël maar ook de bekeerde heidenen. A.F.N. Lekkerkerker zegt terecht dat Paulus in dit gedeelte “abrupt en gecompliceerd” is (Commentaar, deel 2, blz.91). In de onderstaande tabel willen we de lezer enig verder inzicht geven over de symbolische betekenis van wat er in Romeinen 11 staat. Want zoals te verwachten was zijn er ook hier verschillende interpretaties. We verwijzen in al de citaten naar het commentaar op de brief aan de Romeinen van de betrokken schrijvers. BOOM: Moeten we niet uitleggen want Paulus geeft ook geen uitleg: Lard blz.360 en Lard Quarterly Jan.1867 blz.1-21 / De Welt blz.183 / J. Allen blz.97 Boom van Gods beloften: W. Newell blz.421 Joodse natie: Vincent Word studies deel 3, blz.126 Ideale theocratie: Olshausen (U.K. uitgave) blz.368, 369 idem De Wette daar aangehaald. Natie Israël: Greydanus deel 2, blz.500-503 / Lekkerkerker blz.90 / J. Murray deel, 2 blz.85-88 / H. Liddon (U.K. uitgave) blz.208. WORTEL: Jodenchristenen: Lard blz.360 / De Welt blz.183 / J. Allen blz.97 Abraham: W. Newell blz.421 Patriarchen of Abraham alleen: Vincent Word studies deel 3, blz.126 Patriarchen: Olshausen (U.K. uitgave) blz.368, 369 idem De Wette daar aangehaald / Greydanus deel 2, blz.500-503 / J. Murray deel 2, blz.85-88 / H. Liddon (U.K.uitgave) blz.208. “De wortel van de tamme olijf staat voor Israël als eenheid van ’volk, Thora en plaats (Hand.21:28). En heidenen leren de God van Israël kennen via deze ’rest’, concreet vertegenwoordigd in de moedergemeente van Jeruzalem” zegt Ds. H. Vreekamp in ’Christenen voor Israël’, nr.140, april 2001, blz.24. Van Israël in dit beeld zowel de wortels als de takken maken kan natuurlijk niet zonder de Schrift groot geweld aan te doen.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

144

TAKKEN: Joden en Heidenen: Lard blz.360 / De Welt blz.183 / J. Allen blz.97 / H. Liddon (U.K. uitgave) blz.208. Individuele gelovigen: Vincent Word studies deel 3, blz.126 / Olshausen (U.K. uitgave) blz.368, 369 en ook De Wette daar aangehaald / Greydanus deel 2, blz.500-503 / Lekkerkerker blz.90, 91 / J. Murray deel 2, blz.85-88 In de Bijbel wordt het volk Israël soms vergeleken met een vijgenboom en een andere maal met een olijfboom. Wanneer het beeld van de vijgenboom gebruikt wordt is Israël als een volk, land of als natie aangeduid. In de betekenis van de olijfboom wordt Israël als geestelijke vruchtdrager beschreven. In de Bijbel is olie namelijk soms beeld van de Heilige Geest. In Hosea 9:10 bijvoorbeeld staat: “De Heer zegt: ‘Toen ik je lang geleden vond, Israël, was het als vond ik druiven in de woestijn. Toen ik je voorouders zag, was het als ontdekte ik een vroege vijg, de eerste vrucht aan de vijgenboom.” En in Jer.11:16 lezen we: “Ik noemde jullie wel eens: een mooie groene olijfboom vol met prachtige vruchten.” Israël heeft dus wel degelijk ééns in Gods gunst gestaan. Paulus, was zeer trots maakt over zijn afstamming van Abraham. Toch leert hij: het Jodendom is NIET HET WARE VOLK VAN GOD. HET WARE ISRAËL GODS DAT NAAR DE GEEST GODS IS WEDERGEBOREN HOORT AAN EEN KLEIN GROEPJE ISRAËLIERS EN EEN GROTE GROEP HEIDENEN DIE DOOR GOD WEDERGEBOREN GEESTELIJKE ZONEN GEWORDEN ZIJN. SAMEN HEBBEN ZE DEZELFDE TERMEN ZONDER ONDERSCHEID, WANT HET IS DE NIEUWE GEMEENTE WAAR GOD MEE SAMENWERKT.

EEN OLIJFBOOM

CHRISTENEN ZIJN EEN DEEL VAN DE OLIJFBOOOM

Verbondbrekende Joden zijn geen vruchtdragende Jer.11:16: “Een groene olijf, olijfboom Rom.11:24: “Want indien gij schoon van prachtige vrucht, uit de wilde olijf, waartoe gij heeft de HERE u genoemd; naar uw natuur behoort, onder geluid van groot gedruis Hab.3:17: “Al zou de weggekapt en tegen uw natuur heeft een vuur zijn loof op de edele olijf geënt zijt, aangestoken en zijn zijn vijgeboom niet bloeien, en hoeveel te meer zullen dezen, er geen opbrengst aan de takken verbrand.” naar hun natuur, op hun eigen wijnstokken zijn, de Hos.14:6,7: “Ik zal zijn als de vrucht van de olijfboom olijf geënt worden.” dauw voor Israël, hij zal teleurstellen; al zouden de Joden die géén geloof hebben in bloeien als een lelie, en zijn akkers geen spijs Jezus zijn géén deel meer van de wortelen uitstrekken als de opleveren, de schapen uit edele olijf. Libanon. Zijn loten zullen uitlopen; zijn pracht zal zijn de kooi verdreven zijn en Rom.11:20: “Goed! Zij zijn om als die van een olijfboom en er geen runderen in de hun ongeloof weggebroken en zijn geur als die van de stallingen zijn.” gij staat door het geloof. Wees Libanon.” niet hoogmoedig, maar vrees!” Israël is EEN OLIJFBOOOM


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

145

Het Nieuwe Israël gelijkt op het Oude Israël, maar is niet hetzelfde. Oude Israël bestaat uit vleselijke Nieuwe Israël bestaat uit geestelijke Joden van de 12 stammen Joden uit alle rassen van de wereld Heilige natie — Ex.19:5,6

Heilige natie — 1 Petrus 2:9 / Mat.21:43

Koninkrijk van priesters— Ex.19:5,6

Koninkrijk van priesters— 1 Petrus 2:5,9 / Opb.1:6 / Opb.4:4 / 5:10

Een speciaal volk — Ex.19:5,6

Een speciaal volk — 1 Petrus 2:9

Gods volk — Hosea 1:9,10 / Rom.9:6-8

Gods volk — 1 Petrus 2:9

Een heilig volk — Deut.7:6

Een heilig volk — 1 Petrus 1:15,16

Een volk met een erfenis— Deut.4:20

Een volk met een erfenis— Eph.1:18

Gods tabernakel in Israël — Lev.26:11

Gods tabernakel in Jezus — Joh.1:14

God wandelde met hen — Lev.26:12

God wandelde met hen — 2 Cor.6:16-18

Twaalf zonen van Jacob, allen Joden

Twaalf apostelen in de gemeente, in den beginne Joden maar later gaan ze heidenen tot Jezus brengen

Twaalf stammen verstrooid omdat ze Gods Twaalf stammen, bestaande uit Joden en wetten hebben overtreden en gestraft zijn heidenen worden verstrooid door de vervolging van de gemeente van Christus — Jacobus 1:1

YaHWeH getrouwd met Zijn volk — Christus getrouwd met Zijn gemeente — Jes.54:5 / Jer.3:14 / Hosea 2:19 / Jer.6:2 / Jacobus 4:4 / Eph.5:23-33 / 2 Cor.11:2 31:32 P.H.R. van Houwelingen, emeritus van de theologische faculteit Broederweg Kampen schreef: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël’ zou moeten worden: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met de Messias van Israel’.

Hoofdstuk 6 WAS IS DE BETEKENIS VAN: GALATEN 6:15,16, HET ISRAËL GODS

Galaten 6 in de Herziene Statenvertaling


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

146

Roem in Christus alleen. Zegenbede 11 Zie met wat een grote letters ik u met mijn eigen hand schrijf: 12 Allen die zich mooi willen voordoen naar het vlees, dwingen u zich te laten besnijden, alleen om niet vanwege het kruis van Christus vervolgd te worden. 13 Want ook zij die besneden worden, nemen zelf de wet niet in acht, maar zij willen dat u besneden wordt om zich te kunnen beroemen op uw vlees. 14 Maar ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders dan op het kruis van onze Heere Jezus Christus, door Wie de wereld voor mij gekruisigd is, en ik voor de wereld. 15 Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn. 16 En allen die overeenkomstig deze regel wandelen: vrede en barmhartigheid zij over hen en over het Israël van God. 17 Verder, laat niemand mij lastigvallen, want ik draag de littekens van de Heere Jezus in mijn lichaam. 18 De genade van onze Heere Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen.

BESTAAT: “HET ISRAEL VAN ZOALS

GOD” SLECHTS

UIT MENSEN VAN JOODSE AFKOMST,

DEZE MAN, ALS HIJ

MESSIAS?

ZICH

BEKEERD TOT JEZUS

ALS


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

147

OF ZIJN HET DEZE, UIT ALLE RASSEN, DIE “HET ISRAELVAN GOD” VORMEN INDIEN ZE JEZUS ALS VERLOSSER AANNEMEN?

Illustratie van http://kucaoh.blogspot.com/2011/03/diversity-of-tribes-of-man.html

We willen een en ander opmerken over de uitdrukking “het Israël Gods” uit Gal.6:15,16. Men zegt in bepaalde kringen dat hiermee slechts het vleselijke in Christus gelovende Israël omschreven wordt. Harry Bultema, ex-gereformeerde, doet het aan de hand van enkele vragen die wij hierbij beantwoorden. Ook J. Walvoord een latere collega dispensationalist doet dat. EN ALS DISPENSATIONALISTEN KUNNEN ZIJ NIET ANDERS. In Gal.6:16 zou “hen” niet slaan op de bekeerde heidenen. Men tracht dat te omzeilen. God heeft echter – voor al wie zijn Nieuw Testament zonder vooroordelen leest - alle gelovigen aangenomen en zowel de besnedene als onbesneden tot een “nieuwe schepping” gemaakt. Zien we dat niet duidelijk in wat vers 15 zegt: “Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn.” Het voegwoord “en” in vers 16 slaat dan ook niet op een andere groep maar heeft de betekenis van “en” als verklaring voor wat vooraf is gezegd. Wetenschappelijk is dít “en” een epexegetische “en” (Grieks “kai”). Zoals bij; “God en Vader” (Gal.1:14), “Heer en Messias” (Hand.3:36), “de alpha en omega” (Opb.1:8).


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

148

Een epexegetische “en” slaat niet op twee personen, maar wel op één en dezelfde. Veel verwarring ontstaat in dit verband zelf vanuit bepaalde vertalingen. Het Grieks kunnen we letterlijk vertalen als: “vrede op hen en genade, en op het Israël van God.” Wanneer de NBG zegt: “en ook over het Israël Gods” dan hebben ze “ook” toegevoegd. Daaruit ontstaat verwarring in de uitleg. Dezelfde toevoeging heeft ook de Leidse vertaling. Maar we vinden ze niet in de SV, Luther, Brouwer en Canisius. Zo tracht Brouwer het verklarende “en” weer te geven door te vertalen als: “zij toch zijn het Israël Gods.” Deze “zij” slaat zodoende op de gelovige Joden en de gelovige Heidenen uit vers 15. Voor alle Heidenen die de Messias Jezus van Nazaret hebben aangenomen vervuld zich wat 1 Pet.2:10 zegt: “gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt, en eertijds niet in genade waart, maar nu in genade zijt” (Luther vertaling). Terecht wijst de Statenvertaling bij deze tekst naar Hosea 1:20 / 2:22 / Rom.9:26. Johannes de Heer zet zijn lezers dan ook op het verkeerde pad wanneer hij over de Gemeente het volgende zegt: “De gemeente in dezen tijd wordt in allerlei beelden geschetst als schapen met een herder , als stenen op het fundament , als ranken aan een wijnstok, als leden van een lichaam, als priesters van het Heiligdom, als kandelaren in de duisternis, als bruid van den Bruidegom. Al deze beelden worden verwerkelijkt op deze aarde en tenslotte zal zich alles oplossen in Christus” (J. de Heer: J. de Heer, ‘Het duizendjarig vrederijk’, Uitgeverij Zoeklicht boekhandel, 1935. blz.187). Deze schrijver heeft geen enkel verband gevonden tussen het vleselijke Israël en het geestelijke Israël en toch is het dit beeld dat in het oog springt wanneer we het NT lezen. Mogen we o.a. wijzen op Hand.15:14 / Rom.2:28,29 / 9:6,17-24 / Gal.3:28,29. Het is hem ook niet opgevallen, bewust of onbewust, dat in het NT de titel “uitverkoren” gedragen is door A L de discipelen van Jezus. Of ze dan van Joodse origine zijn of Heidense doet er niet toe. Toch heeft J. de Heer het doorheen zijn boek steeds over Israël als de “uitverkorenen” van het NT. Maar zoals gezegd, dat doet het NT zelf nooit. Sinds de Heer is gestorven kan men die titel niet zondermeer terug op hen toepassen, slechts een discipel van Christus is “uitverkoren.” J. de Heer doet dus alsof de dood van Jezus niets zou gewijzigd hebben in Gods bestel! Raar maar waar! Zie Gal.3:18,29 / Col.1:24 / Tit.2:14 / 1 Pet.2:9. Let er op: dat zijn woorden van een dispensationalist maar ook velen die dat niet onderschrijven zullen in Galaten 6:16 slechts de Israëlieten zien. Wat C. Ryrie (volgeling van de leer van de bedelingen) beweerde heeft hij van zijn geestelijke vader C.I. Scofield mee gekregen. Die schreef ook nog dit in zijn ‘Rightly dividing the Word of Truth’, Loizeaux Brothers, 1888’: “Wanneer we de zaken vergelijken wat er is gezegd in de Schrift met betrekking tot Israël en de Kerk zal men (een nauwkeurig Bijbelstudent) dan dit vinden; dat in roeping, uitverkiezing, belofte, aanbidding, gedragsregels en uiteindelijke toekomst alles anders is.” Raar maar waar dat men dan in de Scofield-Bijbel die enkele jaren later verscheen, in zijn uitgave van 1917, er een verwijzing staat bij Galaten 6:16 naar Romeinen 4:12. Een prachtige tekst, hier in de NBG: “en een vader van de besnedenen, voor hen


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

149

namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat.” En in de SV 77: “En een vader der besnijdenis, hun namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen van het geloof van onze vader Abraham, dat in de voorhuid was.” Deze tekst is de gangbare om te zeggen dat het Israël van God = alle gelovige Joden en alle gelovige heidenen. In de nieuwe Scofield-Bible die in de jaren ‘60 een revisie kreeg is er géén verwijzing meer van Galaten 6:16 naar Romeinen 4:12. Men heeft ingezien dat dit fout is in hun leer en de mensen op een verkeerd spoor zet. Maar dat is niet oprecht, het gaat wel degelijk om allen die Jezus aannemen. Zowel Joden als heidenen die Jezus aannemen als hun verlosser zijn kinderen van Abraham er is geen sprake van een tweesporenbeleid. Ze leven vanuit dezelfde genade, vanuit dezelfde belofte want Paulus zou anders dit niet kunnen schrijven aan de Galaten 3:26-29 HSV:

26 Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. 28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. 29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen. Er is geen plaats meer voor twee volkeren apart en elk afzonderlijk zijn weg zoekend naar God. Ofwel is men gescheiden van Gods genade of men is het niet, tussenwegen zijn er niet. Een andere dispensationalist, Mal Couch heeft over wie in Galaten 6:16 en de uitdrukking “Israël van God” = “de kerk” ziet dit te vertellen:, het is een “horrendous mistake” = “een verschrikkelijke dwaling” want “de kerk is nooit Israël” genoemd. Hij zegt dat in zijn artikel met de titel ‘The rise of Anti-semitism: The rustling of the Leaves’ Conservative Theological Journal 6 (december 2002), blz.288,289. Voor hem is wie géén aparte privileges aanneemt voor de Joden na de dood van Christus een antisemiet. Volgens zijn norm en definitie zullen we dat ook zijn. Volgens de dispensationalisten van de oude stempel (Darby, Scofield en Chafer) zou er een herstel komen van de regelingen van de wet van Mozes wat betreft het offeren. Aan het einde der dagen zou Mozes opnieuw aan de orde zijn en een gelovige Jood moet er zich opnieuw aan houden. Maar andere dispensationalisten hebben de onhoudbaarheid van zo een leer toegegeven en leggen er geen nadruk meer op. Met betrekking tot Gal.6:16 zegt Charles Ryrie zelfs dat het “Israël van God” wijst op een speciale groep in de kerk die een speciale zegen ontvangen (‘Basic Theology’, Scripture Press,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

150

1986, blz.399). Maar welke kant men ook opgaat in het dispensationalisme, het gaat om een scheiding die men aanbrengt in wat door Jezus is verenigd. Een keuze als deze is een stap achteruit in het verlossingsplan van God. Het is tegen de opvattingen van Paulus te zeggen dat er een kerk (gemeente) is en daaraan toegevoegd een “Israël van God.” Nog erger is het wanneer er gesuggereerd word in dit laatste dat die Joden zelfs niet onmiddellijk bekeerlingen zijn tot Christus. Dat “Israël van God” zien als de nog toekomstige bekeerlingen in een toekomstig duizendjarig rijk kan eenvoudigweg niet waar zijn. Wanneer we dat zeggen brengen we in de leer van Paulus een storend en totaal vreemd element. We staan dan ook niet achter wat Ds. J. Schouten schrijft in ‘Het Zoeklicht’, 22 aug. 1998, blz.10: “Omdat de gemeente onder het Oude Verbond een verborgenheid was, een geheimenis (Efeze 3), wordt er in het Oude Testament niet over geschreven.” In het licht van wat we opgemerkt hebben is dat totale onkunde. Wat doet u dan met de belofte aan Abraham? Terecht zegt de Engelse vertaling van Gerrit Verkuyl bij Gal.6:16: “vrede en barmhartigheid kome over hen, zelf (Engels = “even”) het Israël van God.” Wanneer Paulus zijn eerste brief aan de Corinthiërs schrijft heeft hij het over het avondmaal. Niet over een avondmaal voor de Joden en een ander voor de gemeente van heidenen (eventueel met nog een groepje Joden erbij). Wat hij doet is verwijzen naar het Israël van het vlees en erover opmerken dat de gemeente van Christus wat kan leren over hun gedragingen. We lezen bijvoorbeeld in 1 Cor.10:18: “Ziet, hoe het gaat bij het Israël naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar?” Maar de gemeente is niet het vleselijke Israël maar het geestelijke bestaande uit Joden en heidenen. Wat zegt immers Rom.3:27-30: “mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet. Of is God alleen de God der Joden? Niet ook der heidenen? Zeker, ook der heidenen. Indien er namelijk één God is, die de besnedenen rechtvaardigen zal uit het geloof en de onbesnedenen door het geloof.” In de brief aan de Galaten is het duidelijk en dat is de brief waarin onze probleemtekst staat (Gal:6:16 Galaten 4:1-7 HSV zegt en wij onderlijnen:

Niet langer slaaf, maar kind (ondertitel van de vertalers) “1 Ik zeg echter: Zolang de erfgenaam een onmondig kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles; 2 maar hij staat onder voogden en beheerders, tot het tijdstip dat de vader van tevoren heeft bepaald. 3 Zo waren ook wij, toen wij nog onmondige kinderen waren, als slaven onderworpen aan de grondbeginselen van de wereld. 5 om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

151

ontvangen. 6 Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! 7 DUS NU BENT U GEEN SLAAF MEER, MAAR EEN ZOON; EN ALS U EEN ZOON BENT, DAN BENT U OOK ERFGENAAM VAN GOD DOOR CHRISTUS.” De Galaten aan wie hij schrijft zijn voor het merendeel heidenen die zich bekeerd hebben tot Jezus. Hij is hun verlosser, en ze hebben het zoonschap ontvangen zoals ook tot Christus bekeerde Joden dat ook ontvingen. Dat gaat dan om de echte WEDERGEBOORTE. BIJ DEZE TEKST EN ZOVEEL ANDEREN NIET DENKEN AAN EEN VLESELIJKE AFSTAMMING VAN EEN JOODS VOORVADER. DAT IS IN HET NIEUWE TESTAMENT VAN EEN ONDERGESCHIKT BELANG. De verwanten van Paulus naar het vlees zullen uiteindelijk Jezus moeten aannemen of verworpen worden. Rom.9:3 leert: “Want zelf zou ik wel wensen van Christus verbannen te zijn ten behoeve van mijn broeders, mijn verwanten naar het vlees.” Christus is zondermeer het einde der wet en dan is een Jood naar zijn gevoelen verloren, hij kan géén andere zaak bekenken om God welgevallig te zijn. God heeft echter een ander antwoord en een definitieve oplossing die Paulus beschrijft in Rom.10:4-13 HSV wij onderlijnen:

De gerechtigheid uit het geloof 4 Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft. 5 Want Mozes schrijft over de gerechtigheid die uit de wet is: De mens die deze dingen gedaan heeft, zal daardoor leven. 6 De gerechtigheid echter die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal naar de hemel opklimmen? Dat is Christus naar beneden brengen. 7 Of: Wie zal in de afgrond neerdalen? Dat is Christus uit de doden naar boven brengen. 8 Maar wat zegt zij? Dicht bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord van het geloof, dat wij prediken:


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

152

9 Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. 10 Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid. 11 Want de Schrift zegt: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. 12 Er is immers GEEN ENKEL ONDERSCHEID tussen Jood en Griek. Want Een en dezelfde is Heere van allen en Hij is rijk voor allen die Hem aanroepen. 13 Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden. De wet van Mozes opnieuw invoeren in zijn geheel of gedeeltelijk zou van Paulus zondermeer een valse profeet maken, zijn woorden zijn niet terug te schroeven of om te keren. Jezus heeft de wet van Mozes ééns en voor ALTIJD VERVULD EN AFGESCHREVEN ALS HET MIDDEL OM TOT GOD TE KOMEN. De leer van de dispensationalisten uit vorige tijden is niet naar het evangelie van de Bijbel. Een klein beetje invoeren met een nieuwe tempel in een duizendjarig rijk is om dezelfde reden onmogelijk te realiseren. Maar ook wat zo velen beweren/suggereren dat de jood met het navolgen van zijn Talmoed tot Jezus zal komen, ook dat heeft geen enkele Bijbelse grond. GOD HEEFT GÉÉN TWEESPORENBELEID: HET ENE SPOOR VOOR JODEN EN HET ANDER SPOOR VOOR HEIDENEN. Laat ons in dit verband vooraf een citaat aanhalen van P. Lapide, een Jood van geboorte en zonder tegenspraak een kenner van het NT. Wat niet noodzakelijk wil zeggen dat zijn gevolgtrekkingen steeds juist zijn. In P. Lapide en K. Rahner, ’Heil uit de Joden? een discussie’, Gooi en Sticht, 1984, blz.57-59 lezen we: “Het is merkwaardig, hoeveel definities voor de christenen uit de heidenen Paulus heeft geformuleerd, die allemaal met het voorvoegsel ’mede’ beginnen: medeerfgenamen, medeburgers, medehuisgenoten, medegeredden, medegenoten enzovoort. Woorden die er allemaal naar verwijzen, dat de olijfboom Israël met zijn oude wortel de kerk als later ’geënte takken’ nog altijd ’draagt’ (Rom. 11, 16-24) en deze nieuwe takken de voedende wortel niet kunnen ontberen zonder te verdorren. Beide zouden zichzelf echter als gelijkwaardige lidmaten van één en dezelfde boom van het geloof moeten zien, die elkaar juist vanwege hun onderling verschil organisch aanvullen. Aangezien er bij Paulus een nauw verband bestaat tussen Christus en de Tora (’Wet’), zouden we deze tweeheid in het licht van zijn hele werk opnieuw moeten overdenken. Gods ’heilige, rechtvaardige en goede Wet’ (Rom. 7, 12) waarin ook de apostel der heidenen zijn ’behagen schept’ (Rom. 7, 22), is volgens Paulus alleen en uitsluitend aan het volk Israël gegeven, nadat daaraan eerst het verbond en de belofte waren geschonken, die


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

153

het fundament en de bodem van de voortaan geldende Tora zijn en blijven. Maar zoals er onder verbond en belofte geen ’Wet’ bestaat, zo is het net zo zinloos aan de heidenchristenen ’die vreemd waren aan de verbonden der belofte’ (Ef. 2, 12), de Wet op te leggen, zoals het ook onzin zou zijn aan de joden, die immers ook na Pasen leden van het godsvolk, en verbondspartners van God blijven (Rom. 9, 4 en 11, 29), en die allen zeker zijn van het uiteindelijke heil (Rom. 11, 26), de Christus te willen opdringen (...) Dat Jezus de heiland van de heidenen is geworden, ook zonder dat hij de Messias van Israël is, hoeft helemaal niet iets tegenstrijdigs te zijn. Tenzij wij met alle geweld Gods ’veelkleurige wijsheid’ (Ef.3, 10) en zijn ’menigvuldige genade’ (1 Petr. 4, 10) in een bekrompen zwart-witschema willen persen, dat slechts één of-of kent: of gedoopt, of verdoemd. Zouden wij aan God nu eindelijk eens niet wat meer fantasie toekennen dan de exclusiviteit van één enkele straat met eenrichtingsverkeer, die dan naar zijn heil voert? (...) Het gaat er niet om of iemand besneden of onbesneden is, het gaat alleen om het onderhouden van Gods geboden (1 Kor. 7, 18). Dat de jood Jezus ons zowel met elkaar verbindt als scheidt, dat hij zowel brug als scheidsmuur is - die ambivalentie zou ons moeten aanzetten tot nadenken, om ons in een dialoog te verdiepen in de ondoorgrondelijkheid van Gods wegen” (wij onderstrepen).” P. Lapide en K. Rahner, een jood en een Rooms-katholiek theoloog hebben dus geen bezwaren een tweesporen-verhaal aan te nemem. God werkt zowel onder joden als heidenen. Alle wegen leiden niet naar Rome, maar naar God en Hij geeft die twee wegen uitgestippeld. Wij geloven dat ECHTER niet. [Zie verder APPENDIX 2] Zowel Joden als heidenen die Jezus aannemen als hun verlosser zijn kinderen van Abraham er is geen sprake van een tweesporenbeleid. Ze leven vanuit dezelfde genade en vanuit dezelfde belofte want Paulus zou anders dit niet kunnen schrijven aan de Galaten 3:26-29 (in de prachtige HSV): “26 Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. 28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. 29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.” Er is geen plaats meer voor twee volkeren apart levend en apart zijn weg zoekend naar God. Of men is gescheiden van Gods genade of men is het niet, tussenwegen zijn er niet. Dit zijn de vier verwijzingen die de HSV geeft bij vers 26.  Jes.56:5: “Ik zal hun in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan die van zonen en dan die van dochters; een eeuwige naam zal Ik ieder van hen geven, een naam die niet uitgewist zal worden.”  Joh.1:12: “Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;”  Rom.8:15: “Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!”


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

154

 Gal.4:5: “om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen.” Volgens de dispensationalisten van de oude stempel (Darby, Scofield en Chafer) zou er een herstel komen van de regelingen van de wet van Mozes wat betreft het offeren. [Of de vereniging Israël en de kerk die richting uitgaat is mij niet duidelijk. Maar ze leren zeker de “landbelofte” en dat is eveneens te verwerpen.] Aan het einde der dagen, in onze tijd zegt men dan, zou de wet van Mozes opnieuw aan de orde zijn en een gelovige Jood moet er zich opnieuw aan houden. Maar andere dispensationalisten hebben de onhoudbaarheid van zo een leer toegegeven en leggen er geen nadruk meer op. Met betrekking tot Gal.6:16 zegt Charles Ryrie zelfs dat het “Israël van God” wijst op een speciale groep in de kerk die een speciale zegen ontvangen ’Basis Theology’, Scripture Press, 1986, blz.399). Maar welke kant men ook opgaat in het dispensationalisme, het gaat om een scheiding die men aanbrengt in wat door Jezus is verenigd. Een keuze als deze is een stap achteruit in het verlossingsplan van God. Het is tegen de opvattingen van Paulus te zeggen dat er een kerk (gemeente) is en daaraan toegevoegd een “Israël van God.” Nog erger is het wanneer er gesuggereerd word in dit laatste dat die Joden zelfs niet onmiddellijk bekeerlingen zijn tot Christus. Dat “Israël van God” zien als de nog toekomstige bekeerlingen in een toekomstig duizendjarig rijk kan eenvoudigweg niet waar zijn. Wanneer we dat zeggen brengen we in de leer van Paulus een storend en totaal vreemd element. We staan dan ook niet achter wat Ds. J. Schouten schrijft in ’Het Zoeklicht’, 22 aug. 1998, blz.10: “Omdat de gemeente onder het Oude Verbond een verborgenheid was, een geheimenis (Efeze 3), wordt er in het Oude Testament niet over geschreven.” In het licht van wat we opgemerkt hebben is dat totale onkunde. Wat doet u met de

belofte aan Abraham? Terecht zegt de Engelse vertaling van Gerrit Verkuyl bij Gal.6:16: “vrede en barmhartigheid kome over hen, zelf (Engels = “even”) het Israël van God.” Wanneer Paulus zijn eerste brief aan de Corinthiërs schrijft heeft hij het over het avondmaal. Niet over een avondmaal voor de Joden en een ander voor de gemeente van heidenen (eventueel met nog een groepje Joden erbij). Wat hij doet is verwijzen naar het Israël van het vlees en erover opmerken dat de gemeente van Christus wat kan leren over hun gedragingen. We lezen bijvoorbeeld in 1 Cor.10:18 NBG: ”Ziet, hoe het gaat bij het Israël naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar?” Maar de gemeente is niet het vleselijke Israël maar het geestelijke bestaande uit Joden en heidenen. Het lichaam van Christus is als het ware op een bovennatuurlijke wijze het in elkaar schuiven alle gelovigen uit alle volkeren en zo vervullen zich de profetieën. Al die voorspellingen waar we vroeger naar keken maar niet begrepen. God wist wat er zou gebeuren en als het NT dan iets wat spreekt over Israël toepast op de gemeente van de Heer dan is dat hoe/wat is beschreven en het vervuld werd. We mogen hier zeker aan Calvijn denken in zijn commentaar op 2 Tim.3:17. Daar spreekt Calvijn van het NT als een “accessio” = aanhangsel bij het evangelie van het OT. In deze dubbele zin: namelijk van 1) uitleg en 2) bekrachtiging. Wat zegt immers Rom.3:27-30: “27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door welke wet? Van de werken? Nee, maar door de wet van het geloof. 28 Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet. 29 Of is God alleen de God van Joden? En niet ook van heidenen? Ja, ook van heidenen. 30 Het is toch immers één en dezelfde God, Die besnedenen rechtvaardigen zal uit het geloof en onbesnedenen door het geloof.” In de brief aan de Galaten is het duidelijk en dat is de brief


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

155

waarin onze probleemtekst staat (Gal.6:16 HSV): “1Ik zeg echter: Zolang de erfgenaam een onmondig kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles; 2 maar hij staat onder voogden en beheerders, tot het tijdstip dat de vader van tevoren heeft bepaald. 3 Zo waren ook wij, toen wij nog onmondige kinderen waren, als slaven onderworpen aan de grondbeginselen van de wereld. 4 Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen. 6 Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! 7 Dus nu bent u geen slaaf meer, maar een zoon; en als u een zoon bent, dan bent u ook erfgenaam van God door Christus.” (Galaten 4:1-7, wij onderstrepen). De verwanten van Paulus naar het vlees zullen uiteindelijk Jezus moeten aannemen of verworpen worden. Rom.9:3 leert: ”Want zelf zou ik wel wensen van Christus verbannen te zijn ten behoeve van mijn broeders, mijn verwanten naar het vlees.” Christus is zondermeer het einde der wet en dan is een Jood naar zijn gevoelen verloren, hij kan géén andere zaak bekenken om God welgevallig te zijn. God heeft echter een ander antwoord en een definitieve oplossing die Paulus beschrijft in Rom.10:4-13 (wij onderstrepen): ”Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken. Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. Immers het Schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, één en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.” De wet van Mozes opnieuw invoeren in zijn geheel of gedeeltelijk zou van Paulus zondermeer een valse profeet maken, zijn woorden zijn niet terug te schroeven of om te keren. Jezus heeft de wet van Mozes ééns en voor ALTIJD VERVULD EN AFGESCHREVEN ALS HET MIDDEL OM TOT GOD TE KOMEN. De leer van de dispensationalisten uit vorige tijden is niet naar het evangelie van de Bijbel. Een klein beetje invoeren met een nieuwe tempel in een duizendjarig rijk is om dezelfde reden onmogelijk te realiseren. De genade en de waarheid van Gods evangelie is in werking gesteld op basis van het offer van Jezus. Daarom is er ook een afknippen van de takken van de olijfboom wanneer er geen productie meer aan vast zit. Wie niet hoort tot het ware Israël omwille van zijn ongeloof zal afgesneden worden van de gemeenschap met God. Heidenen die tot geloof komen worden op de boom ingeënt zodat we van één boom kunnen spreken, van één soort geloof in de én Jezus. ÉÉN WORTEL GEEFT BEIDEN LEVEN IN EEN ENIGE GEMEENSCHAP. Van een tweesporenbeleid heeft Paulus geen weet. ER IS GÉÉN TWEESPOREN-BAAN NAAR GOD, GÉÉN TWÉÉ DOELEN VAN GOD IN ZIJN SCHEPPING, GÉÉN NIEUWE SCHEIDINGSMUUR, LANGS EEN ACHTERDEUR.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

156

De Kerk is één zoals de God van Abraham, Izaak en Jacob één is. Daarom moet men definitief zeggen aan Darby, Scofield en Chafer: neen er komt géén herstel van Israël, dat is begonnen met Pinksteren. En in Zijn grote goedheid en Zijn besluit heeft God ook heidenen verkozen om deel te hebben aan dat herstel, ze worden geestelijke Joden. Een Amerikaanse theoloog beschreef dit allemaal als volgt: ”Het herkennen van een apart volk dat Gods reddende zegeningen ontvangt maar toch een apart bestaan heeft buiten de kerk van Jezus Christus schept onoverkomelijke problemen. Jezus heeft slechts één lichaam, en slechts één bruid, één volk dat zijn volk is en dat is het ware Israël van God. Dit éne volk is gemaakt uit heidenen en Joden die geloven dat Jezus de beloofde Messias is.” Dat zegt O. Palmer Robertson terecht in zijn The Israël of God: Yesterday, Today and Tomorrow, Presbytarian and Reformed Publishing Co, 2000, blz.49. Daarom zeggen we onomwonden dat “het Israël Gods” in Gal.6:16 spreekt over zowel heidenen als Joden die geestelijk een “nieuwe” schepping = een “nieuw” Israël vormen. J. S. Vos zegt in dit verband eens het volgende: “Als Israël heeft het deel aan de heilsgaven Gods - Paulus aarzelt niet die heilsgaven te noemen die hij op andere plaatsen als erfdeel van de gelovigen beschouwt - , als ongelovig deel van Israël staat het echter onder de banvloek.” De schrijver geeft in voetnota de bijzondere gaven aan die gelovige Joden én tot de Messias bekeerde Heidenen gemeenschappelijk hebben. Het zijn: “Het zoonschap: Rom.8:14-17; de heerlijkheid: Rom.5:2; 8:18vv; 2 Cor.3:7vv.; de verbonden: Gal.3:15vv.; 4:21vv.; 2 Cor.3:4vv.; de eredienst Filp.3:3; Rom.12:1; de beloften en de vaderen: Gal.3:6vv.; Rom.4:13-25.” Paulus en de andere Joden, edit. T. Baarda, H. Jansen, S.J. Noorda, J.S. Vos, Meimema Delft, 1984; het artikel van J. S. Vos staat op blz.114-145 (wij citeren blz.117, 141). W. Hendriksen zegt over de betekenis van het voegwoord “en” (Grieks “kai”) in Gal.6:16 het volgende. “Afhankelijk van de specifieke context waar het voegwoord kai gebruikt is kan het betekenen; en, en zo, alzo, op dezelfde wijze, evenals, niettegenstaande, en dan, maar, enz... Soms laten we dit best onvertaald. Wanneer dan hier in Gal.6:16 dit voegwoord vertaald wordt als “en” (King James, American Revised Version and New English Bible) dan is daaruit de gevolgtrekking; dat nadat Gods zegen is uitgesproken over alle mensen die hun hoop gesteld hebben op de gekruisigde Christus, de apostel nog een aanvullende zegen uitspreekt over het Israël Gods. Dat moet dan zo uitgelegd worden dat het wijst op “de Joden” of “alle Joden die in een toekomstige tijd nog tot Christus zullen bekeerd worden” enz... Ik kan deze vertaling niet accepteren. Het geeft de indruk dat Paulus de wijze van redenering in dit epistel dan tegenspreekt. Ik toon u dat in detail in mijn Nieuw Testament, Commentaar op de brief aan de Galaten (in het Engels) (...) Deze vertaling volgens dewelke kai is weergegeven als “zelfs” (“even” in origineel) of niet is vertaald vinden we bij de volgenden: The Amplified New Testament, Berkeley Version, Calvijn, Erdman, Lenski, Lightfoot, Philips, Rendall, Revised Standard Version en Williams. John Murray zegt terecht in zijn (New International) Commentary on Romans (deel II, blz.9 en 10) dat in Gal.6:16 de uitdrukking “het Israël van God” wijst op “het volk Gods” uit alle natieën.” (’Israël in prophecy’, Baker Book House, 1968, blz.33,34). Om deze redenen heeft H. M. Matter een opmerking over het begrip “Jodenchristen” dat sinds enkele tijd niet meer weg te denken is uit de theologie van de volgelingen van Darby, Scofield e.a. Hij zegt: “Nu is het begrip “Jood” in Paulus’ spraakgebruik niet zo een onschuldig begrip. In 2 Cor.11:22 legitimeert Paulus zich, allereerst als een “Hebreeër”, voorts als een “Israëliet” en tenslotte als een nakomeling van Abraham. Het eerste herinnert aan zijn taal: hij is nog niet


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

157

vergriekst, maar kent nog Hebreeuws. Het tweede is vooral religieus: de beloften aan Israël zijn ook voor hem verzegeld. Het laatste is uiteraard “biologisch”; hij is geen proseliet, maar Israëliet van den bloede. Het woord Jood komen we hier niet tegen. Dat bewaart Paulus voor vs 24: “Van de Joden heb ik vijf maal de veertig-min-één-slagen ontvangen.” Nergens durft Paulus het aan zichzelf “Jood” te noemen. (Voetnoot: Ook niet in Gal.2:15. Men lette daar op het “van nature.”) En de term “Joden-christen” is dan ook niet door Paulus uitgevonden. En hier bedoelt hij zonder twijfel, dat de Jood, wanneer hij zich met Christus “bekleed” heeft (vs 27), ophoudt “Jood” te zijn! Hij kan “Hebreeër” blijven en Hebreeuws blijven spreken, “Israëliet” doordat hij zijn geloof in het Oude Testament heeft verbonden, “Zaad van Abraham” op biologische gronden. Maar hij blijft geen “Jood.” En de gemeente heeft toch inderdaad wèl definitief de plaats van Israël ingenomen” (’De toekomst van Israël’, Bosch & Keuning, 1953, blz.162). In dezelfde zin moet men ook het volgende verhaal lezen: “Enkele jaren geleden verliet ik de Verenigde Staten voor een studieverlof in Israël. Tijdens de vlucht zat ik naast een Orthodoxe Jood, professor aan de Yeschiva Universiteit in New York. Toen hij hoorde dat ik een Hebreeuws Christen was zei hij zondermeer dat ik géén Jood meer was. Wanneer ik hem naar de definitie vroeg van wat een Jood in werkelijkheid is, was zijn antwoord dat Jood (Joods) zijn een zuiver godsdienstige aangelegenheid was. Waarop ik hem vroeg of een Reform Jood (een modern religieuze Jood) dan eigenlijk nog een Jood was. Zijn antwoord daarop was ja, want een Reform Jood had toch nog steeds enkele regels van het Jodendom die hij onderhield. Toen vroeg ik hem of een atheïstische Jood en een communistische Jood volgens zijn opvatting nog Joods was. Ook daarop was zijn antwoord nog positief. Daarop vroeg ik hem tot slot; hoe hij een atheïstische Jood of een communistische Jood die geen enkele binding had met het Jodendom steeds Jood bleef beschouwen en mijzelf die veel meer gemeen had met de Orthodoxe of Reform Joden de titel van Jood weigerde. Hij had daarop geen antwoord maar bleef beweren dat een atheïstische Jood nog Joods was en ik geen Jood meer was.” Dat is het verhaal van een Hebreeuws-Christen (hij noemt zich niet Christen-Jood!) A.G. Fruchtenbaum in Hebrew Christianity. Its theology, history and Philosophy, Canon Press, 1974, blz.2. EEN NABESCHOUWING OVER DE DISPENSATIELEER HET VERSCHIL TUSSEN ISRAEL EN DE KERK VAN JEZUS IS ONBESTAANDE De dispensatieleer wil ons ervan overtuigen dat we de Bijbel van Genesis tot Openbaring moeten lezen volgens de visie van bijvoorbeeld Charles Ryrie. Hij is dispensationalist van de tweede generatie en heeft gedetailleerd en nadrukkelijk het verschil tussen Israël en de Kerk beschreven: “(1) De Kerk vervuld in geen enkele zin de beloften aan Israël. (2) Het gebruik van het woord kerk in het Nieuwe Testament omvat nooit onbekeerde Israëlieten. (3) De kerkelijke tijd kunt u niet zien in het programma van God voor Israël. Het is een tussenvoeging. (4) De Kerk is een mysterie in de zin dat het niet volledig werd onthuld in het Oude Testament en nu geopenbaard is in het Nieuwe Testament. (5) De Kerk begon pas op de dag van Pinksteren en zal worden verwijderd uit deze wereld bij de opname die voorafgaat aan de wederkomst van Christus.” (Charles Ryrie, ‘Basis of the Premillennial Faith’, Loizeaux, 1953, blz.136) Oudere dispensationalisten beweren met sterke nadruk dat: “de Schrift de term Israël nooit gebruik dan om te verwijzen naar een natuurlijke afstammelingen van Jacob” (Charles Feinberg,


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

158

‘Millennialism: The Two Major Views’, Moody Press, 1980, blz.230). ‘The New Scofield Reference Bible’ (Oxford University Press, 1967 revision, blz.1223), die ook nog de oudere dispensationaleer verkondigen zeggen bondig: “De term Israël wordt nergens gebruikt in de Schrift, dan voor de fysieke afstammelingen van Abraham.” Als we deze nieuwe openbaring aannemen dan behouden we de naam “Israël” niet alleen voor het raciale Israël maar ook voor de ingeënte heidenen. Verdwijnt dat argument in de loop van de gesprekken, zoals met oudere dispensationalisten het geval is, dan doen we onrecht aan de nieuwe terminologie die aan bekeerde heidenen gegeven is. Dat heeft ook wat te maken met de manier waarop we moeten omgaan met de uitleg van het boek Openbaring: daar staat niet het vleselijke Israël centraal, daar staat de gemeente van Christus centraal die bestaat uit zowel Joden als heidenen die Jezus als verlosser heeft. De gedachte dat het laatste boek van de Bijbel slechts met Israël te maken heeft is niet te ondersteunen vanuit de rest van het NT. We hebben deze gedachten ooit in andere publicaties in tabel gezet en nemen die hier over. De beschrijvingen/titels die het vleselijke Israël had in het OT, zijn ook deze die de gemeente van Christus heeft gekregen in het NT. BESCHRIJVING

OUD TESTAMENT

NIEUW TESTAMENT

“Gods tempel”

Ex.29:45

1 Cor.3:16

“kinderen der belofte”

Jer.31:31-33

Rom.9:8 (= Joden) Gal.4:28 (= Heidenen)

“zaad van Abraham” “erfgenamen belofte”

Gen.17:7,8

naar

de Deut.29:12,13

Gal.3:29 Gal.3:29

“Gods uitverkorenen”

Lev.20:24,26

Col.3:12

“wij zijn de besnijdenis”

Gen.17:12

Phil.3:3

“erfgenamen koninkrijk”

van

het Jes.62:12

Jac.2:5

“een eigen volk”

Deut.4:20

Tit.2:14

“het volk van God”

Ex.19:5

Heb.4:9

“een uitverkoren geslacht”

Ex.19:5

1 Pet.2:9

koninklijk Ex.19:6

1 Pet.2:9

Ex.19:6

1 Pet.2:9

ten Ezech.37:23

1 Pet.2:9

“een priesterschap” “een heilige natie” “een volk eigendom” “de berg Sion”

Gode

Ps.2:6

Heb.12:22


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

159

“de Stad van de levende Ps.48:2 God”

Heb.12:22

“het hemelse Jeruzalem”

Joël 2:32

Heb.12:22

“de heilige Stad”

Ps.125:1

Opb.21:2

“en Hij heeft ons tot een Ex.19:5,6 koninkrijk, tot priesters voor Zijn God en Vader gemaakt”

Opb.1:6

In tegenstelling tot het dispensationalisme - of wie geen enkele vorm van vervanging kan of wil aannemen - moeten dit leren! Dat het Israël van het Oude Testament nu de gemeente van Christus is in deze eeuw. Het Oude Testamentische Israël is de voorloper van het Nieuwe Verbond en in continuïteit in deze fase van de kerk, allen die in Christus zijn. De oude theologen van deze visie zeggen dat dit niet kan/mag geleerd worden. De progressieve onder hen leren dat dit slechts waar is in een bepaalde “een zin” of “gedeeltelijk.” Maar dan doet men onrecht aan wat de Schrift leert. De theologische werkelijkheid die we leren in het Nieuwe Testament is deze: in het Nieuwe Testament zijn ALLE christenen - of ze Joods of heidens in oorsprong zijn – opgeroepen om Abraham “Onze Vader” te noemen (Rom.4:16). Ook voor de heiden die Jezus heeft aangenomen zijn de vaderen van het Oude Verbond ook onze “vaders” (1 Cor.10:1). Deze uitspraken getuigen van een geestelijke relatie met de mensen. Die uitleg van Paulus is natuurlijk niet deze van de oudere dispensationele theologen waar er een absoluut verschil moet zijn tussen Israël en de heidenen. Ook als ze beiden in dezelfde kerk en in dezelfde stoelen zitten en samen aanbidden. Dat leert de Bijbel absoluut NIET en als uitleg is het zelfs schadelijk voor de verhoudingen Messiasbelijdende Joden/Messiasbelijdende heidenen. Het progressieve dispensationalisme geeft aan dat er niet zoveel nadruk moet liggen op de genealogische achtergrond van de gelovige. Als we een illustratie van Paulus bekijken, dan gaat het erom dat wij – de heidenen – geënt zijn in het ware geestelijke Israël (Romeinen 11:16-19). Wij worden EEN met haar en WIJ hebben deel aan haar beloften (Epheziërs 2:11-20). De progressieve onder de dispensationalisme zeggen dat we mee-genieten van de beloften aan Israël, maar Paulus zelf gaat veel verder: hij bevestigt dat heidenen in absolute zin en DEFINITIEF een eenheid maken met het Israël van de oudheid. We zijn het eens met Paulus maar niet met de visie van Darby, of ze in haar oude klederen gepresenteerd wordt of de nieuwe. Dat heeft te maken met “vervullingtheologie.” Laten we er nog een andere aanpak bij nemen. De profeet Ezechiël, heeft uitgedrukt dat er een nieuw verbond des vredes zal komen: “Ja, ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.” Ezechiël 37:26,27. Op twee plaatsen in Hebreeën (8:6-13 / 10:16,17), zijn deze profetieën genoemd als met betrekking op het nieuwe geestelijke Israël, het ware Israël van God. Deze verzen laten zien dat dit “beter” verbond al werd aangegaan in de eerste eeuw, en dat het ook toen was vervallen: en oud en klaar was om te verdwijnen. Niet lang na dit schrijven van Hebreeën, is de trots van het oude verbond, de tempel waarin de rituelen en offers moesten plaats maken om tot God te komen. Alle kenmerken van een vroegere band van God en Israël verdwenen volledig, als de stad Jeruzalem en de tempel worden verwoest door de Romeinen.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

160

Volgens 2 Corinthiërs, is het Oude Verbond gemaakt met de Joden, maar ze konden die niet houden, en daarom ook genaamd: een bediening van de dood, geschreven en gegraveerd in stenen, de bediening van de veroordeling (3:7,9). Daar tegenover is het Nieuwe Verbond: “De bediening van de Geest” (3:6). De heerlijkheid van het Oude Verbond, eenmaal tot uiting gebracht in het aangezicht van Mozes was weg (3:7) en moest worden vervangen door het Nieuwe Verbond dat meer heerlijkheid brengt (3:9). We trekken deze conclusie: het Nieuwe Verbond had altijd de plaats boven het oude verbond met deze woorden: “Want als het verdwijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid.” (3:11). Het punt dat we willen maken is dit: alle leerstellingen die een vernieuwd oud verbond prediken, in het begin van een zogenaamde 70ste week of een millennium, doen onrecht aan de werkelijkheid dat het God was die dat oude verbond heeft laten vallen. Het nieuwe verbond was toen al begonnen en heeft een blijvende heerlijkheid. God komt niet meer terug op zo een besluit. Er is in het boek Openbaring dan ook geen plaats voor zo een herstel, je kunt het er slechts in vinden door geweld te plegen op de Bijbelteksten. Sinds Golgotha, en voor altijd in de toekomende eeuwen is het nieuwe verbond, Gods enige verbond met de mens, zowel Jood als heiden. Het is uniek en onvervangbaar, want het is gebaseerd op de “betere” beloften van de gekruisigde, opgestane en verheven Heer Jezus Christus. De inhuldiging werd al aangekondigd door Christus in de nacht waarin Hij werd verraden (Mat.26:27,28). ^^^^^^ APPENDIX 1 We geven u een buitengewoon goed geschreven en Bijbels te verantwoorden tekst mee van een emeritus hoogleraar Nieuw Testamenticus en verbonden aan de Theologische Universiteit Kampen, Broederweg Kampen. We hebben zijn tekst in een groter lettertype gescand en enkele zaken ingekleurd. Van http://www.centrumvoorisraelstudies.nl/pdf/Houwelingen_Israelmodellen.pdf blz. 1

Drie modellen voor de relatie tussen Israël en de kerk P.H.R. van Houwelingen Introductie Hoe zijn wij als christelijke gemeente verbonden met Israël? De relatie tussen Israël en de kerk is een thema dat op veel punten uiterst actueel blijkt te zijn. Zeker nu op 14 mei 2008 het 60-jarig bestaan van de staat Israël gevierd wordt, is bezinning op deze relatie noodzakelijk. Aan een fundamentele bezinning zijn wij in de gereformeerde traditie waarin ik ben opgegroeid echter nauwelijks toegekomen. Er is onder vrijgemaakt-gereformeerden wel veel nagedacht over en geleefd vanuit Gods verbond met ons1, maar wij hebben eigenlijk niet zoveel met Israël. Ik heb dat eerlijk gezegd altijd een merkwaardige tegenstrijdigheid gevonden, want juist vanuit het verbond gezien kan niemand om Israël heen. Het fascinerende boek van A. van de Beek, De kring om de Messias, geeft tal van stimulansen om de relatie tussen Israël en de kerk verder te doordenken.2


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

161

In dit artikel schets ik een drietal theologische modellen om deze relatie te bepalen: ik noem ze achtereenvolgens het vervangingsmodel, het inlijvingsmodel en het vervullingsmodel. Natuurlijk zijn bij alle modellen nuanceringen mogelijk en zelfs noodzakelijk, maar het is ter wille van de voortgaande bezinning ook belangrijk om verschillende benaderingen helder van elkaar te onderscheiden. Ik laat daarom de nuanceringen achterwege om een schetsmatig overzicht te kunnen bieden van de belangrijkste benaderingen die binnen de gereformeerde traditie circuleren. 1. Het vervangingsmodel: de christelijke kerk is in de plaats van Israël gekomen Volgens het Oude Testament was het volk Israël door de heilige God uitverkoren. Het is een heilig volk. Daarmee heeft het een aparte status gekregen in de wereld, anders dan welk ander volk ook. Dit voorrecht zou sinds de uitstorting van de Geest op Pinksteren zijn overgegaan op de nieuwtestamentische gemeente. Israël – dat Jezus Christus, Gods eniggeboren zoon, als de Messias heeft afgewezen – is vervangen door een nieuw Godsvolk, de christelijke kerk. Positief bij deze benadering is dat veel nadruk wordt gelegd op het feit dat Israël na de komst van Jezus de Messias in deze wereld niet op de oude voet kan doorgaan, alsof er niets gebeurd is. Door zijn dood en opstanding is inderdaad alles veranderd. Maar er zijn ook drie belangrijke bezwaren: - Teveel wordt gesuggereerd dat Israël voorgoed heeft afgedaan. Maar de christelijke kerk heeft nooit het Oude Testament willen laten vallen. God verstoot zijn volk niet (Rom.11,1). Gods verbond is een eenheid, met zowel de oude als de nieuwe bedeling. - Waartoe behoren de joodse christenen, zoals de gemeente van Jeruzalem? Van Jakobus de broer van de Heer, ook wel Jakobus de Rechtvaardige genoemd, is bekend dat hij tot vlak voor zijn dood als wetsgetrouwe jood de tempel heeft bezocht. - Alle exclusivistische aanspraken van Gods volk (het enige ware volk) kunnen nu simpelweg op de kerk worden toegepast. Maar dat werkt alleen via Jezus Christus: de eretitels uit 1 Petrus 2,9-10 staan na de oproep om te komen tot de levende Steen! Wat aan het vervangingsmodel teveel ontbreekt is de notie van de vervulling van wet en profeten met de komst van de Messias in deze wereld. Tegelijkertijd blijkt de Messias ook de vervulling te zijn van Israël als falende ‘zoon van God’. Men zou dan beter kunnen zeggen dat Jezus Christus in de plaats van Israël gekomen is, namelijk door zijn plaatsvervangend lijden en sterven. blz.2 Een variant van het vervangingsmodel dat aan deze bezwaren gedeeltelijk tegemoet komt is het voortzettings- of groeimodel: Gods kerk groeit van de jeugd naar de volwassenheid.3 Maar ook in deze benadering wordt gesuggereerd dat de ‘Israëlperiode’ min of meer achter ons ligt als een voorbije fase in de kerkgeschiedenis. Kortom, in deze benaderingen is naar mijn mening te weinig aandacht voor de continuïteit van Gods verbond met mensen. 2. Het inlijvingsmodel: de christelijke kerk is in Israël ingelijfd God blijft zijn uitverkoren volk trouw vanwege zijn verbond. Ook al heeft het grootste deel van Israël de Messias afgewezen, de Heilige zal zich in de toekomst over heel zijn volk ontfermen. Die


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

162

ontferming toont God nu al aan veel niet-joden: door hun geloof en doop op naam van Jezus Christus worden zij in het verbond met Israël opgenomen. Zoals wilde takken op de edele olijfboom geënt worden, zou de christelijke kerk in Israël zijn ingelijfd. Positief bij deze benadering4 is dat aan het adagium van Paulus recht wordt gedaan: ‘Eerst de jood en óók de Griek’. Het evangelie is niet bij ons begonnen. De apostel Paulus ging met opzet altijd eerst naar de synagoge om met de daar aanwezige joden te disputeren. Maar ook hier zijn drie belangrijke bezwaren: - Vaak wordt dit model gekoppeld aan het beeld van de olijfboom uit Romeinen 11, maar Paulus ontwikkelt daar geen compleet model. Hij ziet twee bomen voor zich, de wilde en de edele olijf. Het gaat Paulus vooral om de takken die op de edele olijf geënt c.q. eruit weggebroken worden. Vers 16-17 noemt de saprijke wortel waaraan men deel heeft gekregen (sunkoinoonos), dat is de messiaanse belofte. Wat is die wortel van Israël? Abraham en de andere vaderen, zoals meestal gezegd wordt? Maar dat kan niet los worden gezien van Abrahams zoon die de boom heiligt. “Niet u draagt de wortel, maar de wortel u”. Opmerkelijk is dat de verheerlijkte Christus in het boek Openbaring de wortel van David genoemd wordt (Op.5,6; 22,16). Hij is niet alleen afkomstig uit de joden, maar Hij was altijd al de bron en de kracht van het volk. Hij gaat zelfs aan Abraham vooraf (verg. Joh.8,58). In ieder geval kan niet gezegd worden dat Israël of het joodse volk de wortel is die ons draagt. - Leidt dit model niet tot een verkapte vorm van tweewegenleer? Is Christus alleen voor de niet-joden gekomen? Zijn wij als de proselieten, slechts toetreders tot Israël? Maar ook de jood Paulus moest gedoopt worden op de naam van Jezus Christus (Hnd.9,18). - De uitdrukking “hen tellen als bij Israël ingelijfd” komt alleen in onze psalmberijming voor (87:4). In de onberijmde Psalm 87 staat dat de HEER de volken opschrijft, bij elkaar telt en ermee rekent dat ze in Sion geboren zijn. Huisgenoten van God! Kortom, er wordt mijns inziens juist teveel continuïteit gesuggereerd als de christelijke kerk bij Israël zou zijn ingelijfd. Men kan dan beter zeggen dat de kerk bij Jezus Christus is ingelijfd: namelijk via de doop, dat wil zeggen doordat wij worden ondergedompeld in zijn dood en opstanding (Rom.6). De paulinische uitdrukking ‘in Christus’ geeft prachtig weer hoe intensief voor alle christenen de geloofsverbondenheid is met onze Heer. 3. Het vervullingsmodel: Jezus Christus, de Messias van Israël, is de Redder van de wereld Een positie die beide lijnen van hun eenzijdigheid ontdoet en samenvoegt is die van wat ik betitel als het vervullingsmodel. Jezus Christus was niet gekomen om wet en profeten te ontbinden, maar om die te vervullen. Zijn liefde is de vervulling van de thora. Zo kwam Hij ook om Israël te vervullen. In plaats van en namens het volk ging Hij de weg van de 3 gerechtigheid. Tot en met de kruisdood, het ondergaan van Gods vloek over ieder die niet doet wat in het boek der wet geschreven staat. Alle toetreders zijn welkom bij God, die zich ook over niet-joden ontfermt en wiens naam ook over de volken is uitgeroepen. Rondom de centrale figuur van Jezus Christus groepeert zich een compleet Godsvolk.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

163

God concentreerde het volk Israël in een persoon die wel de weg van de gerechtigheid gaat en tevens voor de schuld van anderen betaalt (zoals de lijdende knecht bij Jesaja, de mensenzoon bij Daniël). Dat schept ruimte voor alle mensen die zich bekeren en zich laten dopen op de naam van Jezus Christus. Hij is namelijk wel uit de joden, maar niet van de joden. De eerste dopelingen waren joods, maar daarbij is het goddank niet gebleven! Zo kan die ene persoon weer uitgroeien tot een compleet Godsvolk, bestaande uit joden en niet-joden, volgens de regel: eerst de jood maar óók de Griek (dit kan zelfs Gods bedoeling genoemd worden, zie Hnd.13,46). Tekstgegevens bij het vervullingsmodel Johannes 10: Ik heb nog andere schapen, zegt de goede Herder, niet afkomstig uit de stal van het orthodoxe jodendom. Ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. Beslissend is het luisteren naar de stem van Jezus Christus. Romeinen 11: De groei van het aantal niet-joodse gelovigen is volgens Paulus vervlochten met de toekomst van Israël. Vers 13: ‘Ik spreek tot jullie, uit de volken, als apostel voor de volken’. Dat is blijkbaar het perspectief van waaruit Paulus spreekt over het geheim van Israëls toekomst. Gods ontferming was eerst over Israël, nu blijkbaar over de volken en waarom dan straks niet opnieuw over Israël? Mogelijk verwachtte Paulus dat God de bekeerde heidenen als een middel ging gebruiken om Israël tot bekering te brengen. Dat wil zeggen door hun voorbede en hun christelijk gedrag5. Maar Sion is het centrum van Gods heilswerk! Efeziërs 2,19: Niet-joodse gelovigen zijn medeburgers van de heiligen (=de gelovigen uit Israël), en zo huisgenoten van God: de christelijke familie. Samen vormen joden en niet-joden een gebouw op christelijke grondslag, de nieuwtestamentische tempelwoning van God. Efeziërs 6,2: De bijbelse belofte van lang leven in het land [OT: dat de HEER u geeft], verbonden aan het vijfde gebod, wordt door Paulus uitgebreid tot een lang leven op aarde. De christelijke kerk heeft dus een geheel eigensoortige landbelofte meegekregen. Hebreeën: Land, tempel en stad zijn niet beneden maar boven én voor ons toekomstig. Zie vooral Hebreeën 12,14: Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige6. Het nieuwe Jeruzalem daalt volgens het boek Openbaring dan ook van bovenaf op aarde neer. Concretisering van het vervullingsmodel Van ieder mens wordt een complete ommekeer gevraagd. Allereerst voor de joden: een heroriëntatie van hun geloof in God, namelijk door de erkenning dat Jezus de Messias de enige weg naar de Vader is. Maar dan ook voor de niet-joden: een nieuwe geloofsoriëntatie op de God van Israël, via Jezus de Messias die de Redder van de wereld is. Zo begint een nieuw Godsvolk met Jezus Christus als hart, bron en wortel. Het gelovige Israël is de binnenste ‘kring om de Messias’; daaromheen komen de Arabische christenen; en daaromheen de nietjoodse gelovigen (naar A.v.d. Beek). Iedere kring wordt gevoed door en is gericht op de verwante achterblijvers. Daarom kan misschien de evangelieverkondiging aan het joodse volk het beste worden uitgevoerd door hun Messiasbelijdende volksgenoten. Wat we in ieder geval met orthodoxe joden kunnen uitwisselen is de uitleg van de heilige Schrift, hoewel de apostel Paulus erop wijst dat er bij het lezen van de thora een sluier over hun hart ligt, zolang zij zich niet tot de Heer wenden (2 Kor.3,15-16).


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

164

blz.4 Wat te zeggen van de Messiasbelijdende gemeente Beth-Yeshua te Amsterdam, die o.a. de sabbat, de spijswetten en de besnijdenis praktiseert? Dit lijkt me niet noodzakelijk, maar wel geoorloofd zolang het behulpzaam is om als jood de Messias van Israël te belijden als Redder van de wereld. Zie vooral wat de jood Paulus schrijft in Galaten 5,6: Want bij Christus Jezus legt besnijdenis geen enkel gewicht in de schaal en evenmin onbesneden zijn: bij Hem telt geloof dat gevoed wordt door liefde (namelijk de onderlinge liefde tussen besnedenen en onbesnedenen). In Christus wordt de joodse identiteit niet genegeerd maar gerelativeerd. Zo kunnen zelfs de grootste verschillen tussen mensen overstegen worden. De bijbelse verwachting van een hemels Jeruzalem op aarde begrenst enerzijds de betekenis van het aardse Jeruzalem maar sluit die betekenis anderzijds niet uit. Toch zou juist een stad als Jeruzalem, gezien de naam, het wereldcentrum van bijbelse sjaloom moeten zijn. De politiek van de staat Israël krijgt hiermee een lastige opgave7. Geen joods exclusivisme. Geen onrechtvaardige landhonger. Geen pesterijen van Palestijnen, hetzij christen hetzij moslim! Messiasbelijdende joden en Arabische christenen (de twee binnenste kringen om de Messias) zouden naar mijn overtuiging gezamenlijke voortrekkers kunnen zijn van kerkelijke eenheid op wereldniveau, in de belijdenis van Jezus de Messias als Redder van de wereld. Afsluiting In het licht van het door mij bepleite vervullingsmodel, wil ik tenslotte nog een aanpassing van twee bekende oneliners in overweging geven. Ten eerste: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met Israël’ zou moeten worden: ‘Onopgeefbare verbondenheid van de kerk met de Messias van Israel’. Ten tweede: ‘Jeruzalem als de ongedeelde hoofdstad van Israël’ zou moeten worden: ‘Het nieuwe Jeruzalem als de gedeelde hoofdstad van Gods koninkrijk’. Prof.dr. P.H.R. van Houwelingen is hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit te Kampen, Nederland. De inhoud van dit artikel verscheen in De Reformatie 83 (2008): 357-359. Een Engelse versie is onder de titel ‘Israel and the church. Three models for the relationship’ gepubliceerd in Lux Mundi 27.1 (2008): 1619. ________________________ Noten: 1 Zie voor een bijbels-theologische bezinning rond dit thema: H. de Jong, Van oud naar nieuw. De ontwikkelingsgang van het Oude naar het Nieuwe Testament. Kampen: Kok, 2002. Op 4 december 2007 organiseerde het Nederlands Dagblad een publiek debat naar aanleiding van een tamelijk kritische krantenrecensie door De Jong van het boek Hoop voor Israël (zie noot 4). Dit artikel is ontstaan als bijdrage aan het ND-debat. 2 A. van de Beek, De kring om de Messias. Israël als volk van de lijdende Heer. Zoetermeer: Meinema, 2002. Zie ook ook J. Douma, ‘De plaats van Israël in Romeinen 9-11’, in: H.J. Boiten (eindred.), Er staat geschreven…


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

165

Er is geschied. Groningen: Bond van Mannenverenigingen op Gereformeerde Grondslag, 1986, p. 164-169; G.C. den Hertog, Gedeelde hoop. Israël en de kerk op de weg der verwachting (Reformatorische Stemmen). Enschede: Willem de Zwijgerstichting, 2003. 3 R. Th. de Boer, Israël niet te vergeten. Joodse volk en kerk in bijbels licht. Goes: Oosterbaan & Le Cointre, 1988, p.138-142, onder verwijzing naar J.A. van Delden, Israël is Gods volk! Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1985. 4 Het inlijvingsmodel, zoals ik dat noem, wordt recent bepleit in: M.C. Mulder & A. Noordegraaf (red.), Hoop voor Israël. Perspectieven uit Handelingen. Zoetermeer: Boekencentrum, 2007. Een publicatie van het Centrum voor Israëlstudies (CIS), door mij besproken in De Reformatie 82 (2008): 341-343. blz.5 5 Het veelbesproken vers 25 stelt een (onbuigzaam) deel van Israël tegenover heel Israël. In beide gevallen moet hetzelfde Israël bedoeld zijn. Zoals er hopelijk een volheid van de heidenen komt (verg. Lc.21,24), zo valt ook een volheid van Israël te verwachten (zie vers 12). Met volheid is het volle getal bedoeld, het grote geheel van Israël en van de heidenvolken, niet iedereen hoofd voor hoofd. Het maakt dan per saldo niet zoveel verschil meer of vers 26a temporeel (dan zal Israël behouden worden) dan wel modaal (zo zal Israël behouden worden) wordt opgevat. Wanneer aan de voorwaarde van het ingaan van de heidenen is voldaan, zal heel Israël behouden worden. Vers 26b-27 citeert een Jesaja-profetie: de Redder van de volken keert zich om naar Sion. “Niets is noodzakelijker dan dat de heidenen door de Messias Jezus binnenstromen in Israël en dat zij hoopvol gaan bidden voor de ontferming over het verharde deel van Israël en dit deel afgunstig proberen te maken” (J. van Bruggen, Romeinen. Christenen tussen stad en synagoge (CNT). Kampen: Kok, 2006, p.174). In plaats van ‘door de Messias binnenstromen in Israël’ zou ik liever zeggen: ‘in geloof toestromen naar Jezus Christus, de Messias van Israël, die de Redder van de wereld is’. Volgens een bekende Jesajaprofetie wordt de wortel van Isaï immers als een vaandel voor de volken (Js.11,10). 6 P.H.R. van Houwelingen, ‘Wij hebben hier geen blijvende stad’, in: De Reformatie 79 (2003): 49-52. 7 Zie Gary M. Burge, Whose Land? Whose Promise? What Christians Are Not being Told about Israel and the Palestinians. Cleveland: Pilgrim Press, 2003.

^^^^^^ APPENDIX 2 TWEE WEGENLEER: EEN KATHOLIEKE KRITIEK EN EEN PROTESTANTS JA, ZONDERMEER. Een mooi stuk theologie staat hier http://www.dep-israel.nl/files/Diversen/isra-l-en-de-kerk.pdf en het draagt de titel “Israël en de kerk.” [1] Op http://theo.kuleuven.be/pollefeyt/IT/IT061.pdf staat De kerk en de Joden van twee Roomse theologen MARIANNE MOYAERT & Didier Pollefeyt Het is een commentaar op J.R. RATZINGER, Many Religions – One Covenant: Israel, the Church, and the World, San Francisco, 1999. Een kort citaat zonder de voetnoten: “Het Sinaï


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

166

verbond wordt inderdaad vervangen. Maar eenmaal dat wat er provisoir aan was, weggeveegd is, zullen we zien wat er werkelijk definitief aan is. Het Nieuwe verbond, dat duidelijker en duidelijker wordt naarmate de geschiedenis van Israël zich ontvouwt, voltooit [onze cursivering] de dynamische verwachting van het Sinaï verbond.36 Dit citaat maakt duidelijk dat ‘voltooien’ voor Ratzinger eigenlijk ook ‘vervangen’, ja zelfs ‘wegvegen’ betekent of minstens met zich meebrengt. Verschillende theologische kwesties vragen in dit perspectief om een antwoord: Wat is de rol en betekenis dan nog van het eerste verbond in Gods heilsplan? Volstaat het verbond dat God met Israël heeft gesloten dan niet meer voor de redding van het Joodse volk? Om het scherp te stellen, wordt het Joodse volk door Christus gered of in en doorheen ‘het nooit herroepen verbond’ (Johannes Paulus II) dat God met hen op de Sinaï heeft gesloten? Moeten Joden zich tot Christus bekeren om binnen te gaan in Gods uiteindelijke koninkrijk? Ratzinger erkent dat zijn theologische analyse eindigt met een paradoxale conclusie die volgens hem enkel een oplossing kan krijgen in een eschatologisch perspectief. Het volgt, daarom, dat de figuur van Christus Israël en de kerk zowel verbindt als scheidt. Het ligt niet binnen ons vermogen om deze scheiding op te lossen, maar het houdt ons allebei op het pad dat leidt naar Diegene die zal komen. In die zin moet onze relatie er geen zijn van vijandigheid.37” (Einde citaat. Voetnoten weggelaten.) [Vergeet niet dat deze Joseph Aloysius Ratzinger = Paus Benedict XVI.)] [De Leuvense Prof Didier Pollefeyt zelf leert een twee-wegenleer, zie zijn omvangrijk schrijven daarover op zijn site.] [2] De VPKB België heeft jaren geleden een document aangenomen op synode waar de tweewegenleer is aangenomen. Het document heeft deze titel: 17 stellingen over het verband tussen de christelijke kerk en het jodendom. Het staat hier: http://vpkb.be/new/images/uploads/com_siteVPKB_3.pdf We citeren een stukje: 16. Door Jezus hebben de niet-joodse volkeren, als Kerk, de God van de Bijbel leren kennen en zijn Verbond met hen (dat van Noach!) evenals de erbij horende wetten. Dit verbindt hen thans op een eigen wijze met het Joodse volk. Het Sinai-verbond is bestemd voor Israël, het joodse volk. Het Noach-verbond is bestemd voor de volkeren der aarde en het is in dit raam dat men het Christendom moet situeren. Zo hebben de Christenen met de Joden, dezelfde God en een verbond gemeenschappelijk, alhoewel dit laatste niet identiek is. Op deze logica baseert zich het Concilie der Apostelen te Jeruzalem uit Handelingen 15. Dit is een soort twee-wegenleer die naar onze mening niet al te populair mag gemaakt worden en dat heeft zijn reden. De wet is nadat Jezus die vervulde ook afgeschaft. God heeft Zijn beschermende handen van dat gedeelte van de wereldgeschiedenis weg genomen. Trouwens aan de grondslag van dit document van de VPKB gaat het om de Talmoed-joden die natuurlijk niet kunnen gelijk gesteld worden met het Sinai-verbond. De Talmoed-joden en hun leer gelijkstellen aan wat de Schrift werkelijk leert is uit den boze. Dus appels met citroenen vergelijken kan niet. De geboden van Handelingen 15 komen grotendeels overeen met die een rabbijnse synode in Lydda (120 n.Chr.). Maar men kan er niets mee bewijzen want Handelingen is jaren voordien geschreven. Dus in Lydda zou men wel eens kunnen afgeschreven hebben wat er in Handelingen 15 staat! Maar dan zonder enig bewijs ervoor!


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

167

Echter wat men “Noachitische geboden” noemt, komt eenvoudigweg niet overeen met deze geboden van Handelingen 15. Het zijn 7 wetten in Genesis 9 en 4 in Handelingen 15. Bovendien deze geboden van na de zondvloed zijn voor alle volkeren bestemd zowel toekomstige joden als heidenen. Dus vervalt die combinatie als uitleg. Wat staat er? Hier de Statenvertaling met kanttekeningen: 20 Maar hun zal aanschrijven, dat zij zich onthouden van de dingen, die door de afgoden43 besmet zijn, en van hoererij, en44 van het verstikte, en45 van bloed.46

43) die door de afgoden Grieks besmettingen der afgoden; dat is, van spijs of drank den afgoden opgeofferd, en die daardoor besmet zijn, gelijk Hand. 15:29 verklaard wordt.

44) hoererij, en Dit verstaan sommigen van de lichamelijke hoererij, die wel in zichzelve niet middelmatig is, Exod. 20:14; maar van de heidenen voor gene zonde en voor middelmatig gehouden werd; 1 Cor. 6:13,14,15; anderen, van de geestelijke hoererij, dat is, afgoderij, die doorgaans van de profeten hoererij genaamd wordt, Exod. 34:16; Lev. 20:5; Richt. 2:17; Ps. 106:39; Jes. 23:17; Jer. 3:6,8; Ezech. 16:15,16; en namelijk van die soort van afgoderij, die sommigen uit de heidenen, bekeerd zijnde, bedreven, etende in de tempels der afgoden hetgeen dezen was opgeofferd; waarvan de apostel spreekt 1 Cor. 8:9,10, en 1 Cor. 10:14,21; hetwelk zij meenden, hun door de Christelijke vrijheid geoorloofd te zijn, en zij dikwijls deden met groten aanstoot der zwakken.

45) verstikte, en Dat is, van beesten, die gestorven waren zonder bloed te laten, dat den Joden een gruwel was. Zie Gen. 9:4; Lev. 3:17; Deut. 12:23.

46) bloed. Namelijk van het beest afgezonderd, hetzij geronnen gegeten, of ongeronnen gedronken, hetwelk God verboden had, om de mensen van alle wreedheid en bloedstorting af te schrikken; Gen. 9:4.

Deze geboden van de apostelsynode hebben hier en daar gelijkenis met wat in Leviticus 17 staat. Die geboden van het OT worden ook aan de vreemdeling die onder de joden woont gevraagd ze te onderhouden. Zou dat een voorafschaduwing van de nieuw-gelovigen heidenen zijn? Ik weet het niet. Messiasbelijdende joden gaan hier zeer ver en verwijzen naar Lev.24:22: “Voor u geldt één recht, zowel voor de vreemdeling als voor de ingezetene, want Ik ben de HEERE, uw God.” Maar


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

168

als dat de uitleg zou zijn dan had men in Jeruzalem gewoon gezegd dat de wet bleef gelden voor iedereen: zowel joden als bekeerde heidenen. En dat kan natuurlijk niet. De beperkende bepaling waaraan de niet-joden zich moesten houden was opgenomen in Leviticus, de hoofdstukken 17 en 18. Hoofdstuk 17: 8,9 en 12, 13 en 15, en hoofdstuk 18:26, wijzen op de noodzaak de vreemdelingen (eventueel gasten) die in Israel verblijven zich moesten houden aan deze drie zaken: 1°) het onthouden van bloed, 2°) offeren aan afgoden 3°) seksuele immoraliteit. Maar men mag daar niet te vroeg een gelijkteken tussen zetten want andere teksten geven aan dat de vreemdeling nog meer zaken moet onderhouden dan dat. Dus diegenen die deze aantekeningen maken zijn niet oprecht.

Wat we persoonlijk denken is dit. Er wordt hier op de synode verder gebouwd aan verzoening tussen Messiasbelijdende Joden en Messiasbelijdende heidenen. Want de spanningen waren toen al erg opgelopen. Vergeten we ook niet dat er geen enkele VERPLICHTING STAAT IN HET NKIEUW TESTAMENT DAT EEN BEKEERDE JOOD ZICH NOG STRIKT AAN DE WET MOET HOUDEN. Als men dat doet gaat het eerder om een gewoonte die men heeft aangeleerd en verder zet. Het is in Handelingen 10 toch duidelijk dat de reinheidswetten niet meer gelden. Hoe zou YaHWeH een visioen aan Petrus doorgegeven dat niet zonder werkelijke betekenis zou zijn? Simon Schoon schreef hier over De noachidische geboden – een uitdaging voor christenen en wij zijn niet steeds akkoord met zijn uitleg. Lijkt ons zelfs tegenstrijdig op enkele plaatsen. Hier te vinden en door ons http://www.simonschoon.nl/51denoachidische.html Te

weinig

ingekort

en

ingekleurd

ruimte

Naar orthodox-joodse opvatting levert de theorie van de noachidische geboden de enig juiste joodse visie op niet-joden. Er zijn echter ook neo-orthodoxe joodse denkers, die de aan andersgelovigen geboden ruimte van de noachidische geboden vanuit het jodendom te weinig achten en daarom een ander benadering voorstaan. Zo maakt bijvoorbeeld de Jeruzalemse filosoof David Hartman[3] onderscheid tussen twee verbonden, het verbond van de schepping (inclusief dat van Noach) enerzijds, dat bestemd is voor alle mensen, en het verbond van de Sinaï anderzijds, dat uitsluitend bestemd is voor het volk Israël. Op grond van die verbonden ziet hij een pluraliteit


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

169

aan openbaringen van Godswege, waarin de Eeuwige specifieke verbintenissen aangaat met verschillende volken. Elk volk mag op die manier de eigen particulariteit vieren binnen de ruimte van de schepping, terwijl Israël gebonden blijft aan de Tora van de Sinaï. De Oxfordse geleerde Norman Solomon[4] pleit er voor om niet langer te discussiëren over de theologische status van andere volken en religies maar alle energie te investeren in de pogingen harmonieus samen te leven in één wereld. Nog één stem uit de hoek van de neo-orthodoxie: rabbijn Irving Greenberg[5] wil in zijn visie op christenen niet uitgaan van de noachidische geboden maar hen graag zien als medewerkers op weg naar het 'herstel' of de 'verlossing' van de wereld. Handelingen

15

Er zijn zowel joodse als christelijke onderzoekers, die van mening zijn dat er een bijzondere reden is om christenen aan de zeven noachidische geboden te herinneren. Zij gaan daarbij uit van de overtuiging, dat de drie (of meer) verboden, die de niet-joden door het zogenaamde 'apostelconvent' (Handelingen 15) werden opgelegd, een vroege versie vormden van de later uitgewerkte leer van de noachidische geboden.[6] In zijn eerder genoemde artikel[7] spreekt Süss over 'het aposteldecreet van het eerste en enige canonieke binnen-bijbelse concilie'. Of het verhaal van Handelingen 15 belast kan worden met historisch zo zwaar beladen termen als 'aposteldecreet', 'canoniek' en 'concilie' staat nog te bezien. Soms wordt uit deze tekst meer geconcludeerd dan deze kan dragen. (Onze persoonlijke aantekening, de schrijver vergeet al te lichtzinnig dat het ook het besluit is van “DE GEEST, DE HEILIGE” zoals het letterlijk in het Grieks staat.) Het contextueel bepaalde en historisch beperkte compromis uit Handelingen 15 wordt dan via de aanduiding 'canoniek concilie' verheven tot een gebod voor alle tijden. Wat staat er eigenlijk en wat is er mogelijk gebeurd? Die reconstructie is bepaald niet eenvoudig, vooral niet wanneer de weergave van Paulus van zijn bezoeken aan Jeruzalem en van het conflict in Antiochië (Galaten 1:18 - 2:14) er bij wordt betrokken. Het was in Antiochië, dat tot geloof gekomen heidenen zich voor het eerst duidelijk als groep hadden onderscheiden van de joden die in Jezus als messias geloofden. Daar werden Jezus-gelovigen voor het eerst 'christenen', letterlijk'Christianen', genoemd (Hand. 11:20-26). Er ontstonden hevige spanningen tussen groepen Jezus-gelovigen uit de joden en uit de heidenen. Welke geboden van de Tora waren verplichtend voor de 'Christianen' uit de heidenen? Moesten zij besneden worden, als ze tot geloof in Jezus als messias kwamen? Welke geboden van de Tora waren ook voor gelovigen uit de volken onopgeefbaar en welke golden uitsluitend voor joden? Deze discussies bedreigden de eenheid van de gemeente en leidden tenslotte tot een overlegsituatie in Jeruzalem. Daar werd een soort compromis gevonden. Er werd besloten te schrijven aan "hen die zich uit de heidenen tot God bekeren", "dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed" (Hand. 15: 20). (…) Compromis Historisch-exegetisch blijft er onduidelijkheid over het gezag van het in Handelingen 15 geformuleerde compromis. Het besluit zal in de eerste eeuw praktisch moeilijk uitvoerbaar geweest zijn. Ook de in Galaten 2: 7-10 vermelde strikte boedelscheiding tussen de missie van


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

170

Paulus aan de heidenen en die van Petrus aan de joden lijkt nogal kunstmatig. In de praktijk was die scheiding niet zo eenvoudig te handhaven. In de door missionering ontstane 'gemengde' gemeenten van joden en niet-joden moest dit dan ook tot conflicten leiden, zoals dat bijvoorbeeld in Antiochië het geval is geweest. De vurige verdediging door Paulus van de vrijheid van de heiden-christenen heeft uiteindelijk de vrijheid van Jezus-gelovigen uit de joden om hun eigen joodse levenswijze te blijven volgen ernstig aangetast. (Onze persoonlijke aantekening, de laatste zinsnede is niet Bijbele te ondersteunen en geeft niet weer wat Paulus zegt.) Dit heeft Paulus niet voorzien en niet beoogd. Hij zelf trachtte zich terwille van de eenheid van zijn gemeenten zoveel mogelijk aan te passen en sloot compromissen door 'voor de joden als een jood' te worden en voor 'hun die zonder wet zijn' als iemand zonder wet te worden (vgl. 1 Kor. 9: 19-23). Zijn diepste overtuiging was, dat binnen de gemeente niet meer het jood of niet-jood zijn beslissend was maar het één zijn in Jezus Christus (vgl. Gal. 3:28). Deze overtuiging werkte na zijn dood en vooral na de Joodse Opstand als dynamiet in de verhouding tussen joden en christenen en droeg bij tot het voortgaande proces van het uiteengaan van de wegen. Waarschijnlijk vormen de drie of vier apostolische voorschriften van Handelingen 15 inderdaad één van de eerste vermeldingen van de latere tot zeven uitgegroeide noachidische geboden. Het is echter de vraag of dit betekent dat christenen zich vandaag in een totaal andere context aan de drie of vier apostolische voorschriften zouden moeten conformeren of zich zelfs aan de latere zeven noachidische ge/ver/boden gebonden zouden moeten achten. In elk geval betekent de historische verbinding tussen Handelingen 15 en de latere noachidische geboden een uitnodiging aan het adres van christenen om zich te bezinnen op hun verhouding tot de aan Israël geschonken Tora. Wanneer dit zou leiden tot het verbod op het eten van bloedworst of zelfs tot het weigeren van bloedtransfusie, zoals dat bij de Jehova Getuigen het geval is, is de grens naar het fundamentalisme overschreden. Overigens - liberale christenen, die zich aangetrokken voelen tot de noachidische geboden, zijn meestal niet zo gecharmeerd over het daarin vervatte verbod op de praxis van homosexualiteit.[9] (…) [1] Interpretatie 8/4 (1996). [2] Zie bijvoorbeeld: Y. Schwartz, A Light Unto The Nations, Jerusalem 1988. [3] D. Hartman, Conflicting Values. Spiritual Possibilities of Modern Israel, New York 1990, 254-270. [4] N. Solomon, Judaism and World Religion, London 1991, 240-244. [5] I. Greenberg, 'Judaism and Christianity: Their Respective Roles in the Strategy of Redemption', in: E.J. Fisher (ed.), Visions of the Other. Jewish and Christian Theologians Assess the Dialogue, New York 1994, 7-27. [6] Zie met name D. Flusser, S. Safrai, 'Das Aposteldekret und die Noachitische Gebote', in: E. Brocke, H.-J. Barkenings (Hg.), "Wer Tora vermehrt, mehrt Leben". FS Heinz Kremers, Neukirchen-Vluyn 1986,173-192. [7] 'De wereld is maakbaar', in: Interpretatie 6/8 (1998), 9-13.


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

171

[8] Zie uitvoerig P.J. Tomson, Paul and the Jewish Law. Halakha in the Letters of the Apostle to the Gentiles, Assen/Mineapolis 1990, 177-186. [9] Vgl. W. Zuidema, J. op't Root, En God sprak tot Noach en zijn zonen. Een joodse code voor niet-joden?, Baarn 1991, 112-125; F. Marquardt, Was dürfen wir hoffen, wenn wir hoffen dürften? Eine Eschatologie, Band 1, Gütersloh 1993, 295-305; R.R. Reeling Brouwer, 'Niet het laatste woord', in: Ophef 4/96, 15-20. [10] Zo Zuidema, Op't Root, 9-23, 169-184. [11] Vgl. vooral K. Müller, Tora für die Völker, Berlin 1994. [12] Zo F.-W. Marquardt, a.w., 220-335.

NAWOORD Mijn lieve vrouw zegt me wel eens dat ik soms nogal tekeer ga of als ik iets schrijf en dat ik nogal een streng opzicht heb als ik iemand wat uileg. Natuurlijk is ze beter geschikt om over deze dingen wat te zeggen dan ikzelf. Maar ik weet het: ik ga er steeds vanuit dat er maar één echte waarheid is. Een pluriformiteit zit niet in mijn enveloppe. Voor mijzelf is er maar één waarheid en is het niet als een muziekstuk waar je variaties op een thema tegenkomt naar gelang het de muziek verder gaat. Ik heb mezelf de vraag gesteld nadat alles te boek stond of God bij machte is alle joden te bekeren voordat de Heer een tweede maal terugkeert. Mijn antwoord is daar zonder enige twijfel: ja zeker. Als gereformeerde jongen (oudere man) kan ik niet anders dan de soevereiniteit van God te preken in alle aangelegenheden van het leven. In het leven van de enkeling en het ras. Maar… Twee teksten uit het OT (uit velen): Psalm 14:3: “Zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven; er is niemand die goeddoet, zelfs niet één.” Job 35:10-12: “10 Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, Die psalmen geeft in de nacht? 11 Die ons meer wijsheid bijbrengt dan de dieren op de aarde, en ons wijzer maakt dan de vogels in de lucht? 12 Daar roepen zij, maar Hij antwoordt niet, vanwege de hoogmoed van de kwaaddoeners.” Twee teksten uit het NT (uit velen): Lucas 13:34: “Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt die naar u toe gezonden zijn, hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar


Tijdschrift “Israël en de Kerk” contra Luther

172

kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels, maar u hebt niet gewild!” Lees het niet verkeerd en stop hier even! “Niet gewild” staat er. Dan is het toch de fout niet van de HEERE! Phil.2:12,13: “Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.” Dus terug de vraag; zou God dat kunnen, alle joden van de laatste dagen van de eindtijd tot zich brengen. Ja, maar waar zijn de teksten die het moeten bewijzen. Ik ken er geen en slechts met het aanpassen en verdraaien van wat er in sommige teksten staat lukt het bepaalde personen de waarheid geweld aan te doen. Daar mag ik in eer en geweten niet aan meedoen. We zijn nu enkele dagen voor de viering van de eerste komst van de Heer: de vredevorst die Joden en heidenen die zich tot Hem richten voor vergeving opgenomen heeft in één lichaam. Bijgevolg vormen ze één kudde waar Hij opperherder over is. Dat is wat we blijven preken. Soli Deo gloria (“Alleen aan God de eer)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.